• No results found

Herman Gorter in fragmenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Herman Gorter in fragmenten"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

-het !en ne-de iek vie te eid le-bij als le- fd- :>r-tist I en >or •ok :en de naf tit-1et aar ij ft m: g r -rd

Herman Gorter in

fragmenten

Hennie Buiting bespreekt: Herman de Liagre Böhl, Met al mijn bloed heb ik voor U

oeleifd. Herman Gorter 1864-1927,

Amsterdam: Uitgeverij Balans, 1996.

'En plotseling, kijkend naar die golf, die in dat kleine donkere vertrek, glinsterend op den vloer -stond en zacht en helder bruiste, wist ik (en zoo klonk het woord voor woord in mij): "Herman is dood, en dit is Herman"'. Beleeft Adriaan Roland Holst het sterven van Gorter in een gedroomde hallucinatie, Willem van Rave-steyn - ooit de politieke doods-vijand van Gorter - barst uit in tranen van verdriet. Herman Gorter, zo laat zich uit deze reac-ties begrijpen, betekende meer dan de literaire vernieuwer of de marxistische propagandist die in veel beschouwingen over zijn leven prevaleert. Inderdaad ver-haalt. biograaf Herman de Liagre Böhl van een man, beheerst door hartstocht voor de pozie, door een opofferende omhelzing van het marxistische socialisme, maar ook getekend door een leven, waarin de liefde voor drie vrou-wen centraal staat. Ofschoon te onderscheiden, smelten in de volle werkelijkheid van Gorters leven deze drie onderdelen samen tot één persoonlijkheid. De spil waarom de levensbe-schrijving van Gorter dan ook zou moeten draaien, is de speurtocht naar het verband tussen de 'drie Gorters' en hun synthese tot de (wellicht ambivalente) eenheid, die hij ongetwijfeld was.

BOEKEN

Böhl kondigt in de inleiding van zijn biografie aan te streven naar een gelijkwaardige belichting van Gorters dichterlijke en politieke activiteiten. Enkele regels eerder heet het daarentegen dat 'een biograaf die de bedoeling heeft om Gorters hele levensverhaal te schetsen, de kwestie van de zeg-gingskracht van het totale poëti-sche oeuvre, inclusief de socialis-tische verzen, beschouwt als het sleutelprobleem van zijn leven ( 13).' Inderdaad domineert het literaire aspect zodanig, dat het als causale determinant van Gorters politieke activiteit en persoonlijk leven figureert. Daarnaast lijdt de biografie onder een onuitroeibare drang tot psy-chologiseren, waarbij Gorters moederbinding en vaderverering met een dodelijke frequentie op de arme Gorter worden losgela-ten. Compositorisch toont de biografie een gefragmenteerd beeld, doordat persoonlijke, politieke en literaire aspecten vooral na en naast elkaar worden gepresenteerd. Ook de poging de studie te structureren door de presentatie van een vijftal zoge-zegde 'leermeesters' van Gorter, is weinig geslaagd. Gorter zélf refereert in zijn posthuum ver-schenen De Arbeidersraad ( 1 9 3 1)

slechts aan één van de vijf, Loclewijk van Deyssel, en het is hoogst twijfelachtig de invloed van de overige vier - Alphons Diepenbrock, Frank van der Goes, Kar] Kautsky en Anton Pannekoek - met het epitheton 'leermeesterschap' te duiden. Een dergelijke term is voorbe-houden aan diegenen, wier invloed volgens Gorter zélf beslissend is geweest: literatoren

als Shelley en Zola enerzijds en denkers als Marx, Spinoza en Dietzgen anderzijds. De compo-sitorische zwakte van de studie komt ook helder naar voren in het slotwoord, waar Gorter weder-om wordt gedraaid, gewogen en doorgelicht, zonder dat de portee van deze overbodigheid duidelijk wordt.

Het meest bevredigende van de biografie is ongetwijfeld weer-gave en analyse van Gorters poë-tische werk. Dit geldt in het bij-zonder de beschouwing over de 'Mei' uit 1889, die gekenmerkt wordt door een speurtocht naar opbouw en (symbolische) bedoe-ling van dit meesterwerk. Het-zelfde geldt Böhls analyse van andere, socialistische en eroti-sche, dichtwerken van Gorter. De auteur is daarbij overigens opmerkelijk veel verplicht aan het werk van eerdere exegeten, vooral Enno Endten Jan Brandt Corstius, die niet altijd de eer krijgen die hen toekomt. Fraai is ook Böhls interpretatie van Gorters literatuur-theoretische beschouwingen, met als terechte moraal dat ze eer Gorters literai-re voorkeur verraden dan dat ze een overtuigende proeve zijn van historisch-materialistische uitleg-kunst.

Anders is het gesteld met de delen gewijd aan Gorters politie-ke activiteiten en geschriften. Leunend op secundaire bronnen en op resterend materiaal van zijn dissertatieonderzoek uit 1 97 3

over Gorter - nieuw archiefon-derzoek heeft Böhl niet verricht -wordt een verhaal verteld vol contradicties, omissies en fouten. Zo slaagt Böhl er niet of nauwe-lijks in Gorters ommekeer van de

(2)

'burgerlijke' Beweging van Tach-tig via het Kantianisme en de Spinozistische filosofie naar het marxistische socialisme te verkla-ren. Het vage spreken van een

cultu~romslag ( 169), wordtafge-wisseld door de obligate factor van het dichtslibben van Gorters dichtader ( 1 8 1 ). De eigenlijke

verklaring wordt echter uitge-maakt door Gorters

gepostuleer-de hang naar 'een hecht

werelçl-beeld' en naar 'doctrinaire wijs-heid (179, 182).' Hoe weinig

overtuigend dit tamelijk

specula-tieve interpretatiekader is, blijkt uit tegenspraken die ermee

ver-bonden zijn. Heet Gorter

ener-zijds een dogmaticus die zichzelf

onafwendbaar in het politieke

isolement manoeuvreert, ander-zijds wordt gewag gemaakt van

zijn bereidheid 'op te zwemmen

tegen de stroom van de

geschie-denis zoals de marxistische ideo-logen die uitstippelden (245).'

Het is Böhl bij dit soort

uit-spraken klaarblijkelijk ontgaan,

dat Gorters positie binnen de arbeidersbeweging niet primair

op zijn (veronderstelde) psycho

-logische habitus valt terug te voe-ren, maar sterk bepaald is door de

ontwikkelingsgang der

sociaal-democratische

arbeidersbewe-ging. Gorter moge tenslotte deel

zijn gaan uitmaken van de

getals-matig bescheiden groep der

B O E K E N

raden-communisten, dit laat zijn

vaak terechte kritiek op het

ver-lies van het socialistische perspec-tief en op de oligarchisering van

de sociaal-democratische bewe

-ging onverlet. Böhls eenzijdige

kijk op Gorter verraadt de nega

-tie van die maatschappelijke en

partijorganisatorische

verhou-dingen, die het op waarde

schat-ten van Gorters kritische

'mo-raal' mogelijk zouden hebben

gemaakt. Hierbij aanknopend,

kan tevens gewezen worden op een andere merkwaardige omis-sie. Dit betreft de door Hans Goedkoop al in 1 991 beschreven botsing tussen Gorter en Heijer-mans rond het

sociaal-democrati-sche maandblad De Nieuwe Tijd.

Kern van dit conflict, dat einde

vorige eeuw speelt, is het

ver-zet van redacteur Gorter tegen het plaatsen van Heijermans' fel-realistische zedenschetsen.

Fraaier gelegenheid tot een

psychologische en sociologische

duiding van Gorter en de

sociaal-democratische 'rank and file' laat

zich nauwelijks vinden, maar bij

Böhl schittert de affaire door afwezigheid.

Behalve door merkwaardige

omissies wordt de studie tevens

gekenmerkt door vele historische

fouten. Hiervan een enkel

voor-beeld. Böhl beweert dat Trael

-stra na het partijcongres van

Utrecht ( 19o6) 'werd hersteld in

de positie van hoofdredacteur van Het Volk (29o).' ln werkelijkheid

wordt een zogenaamde

republik-einse (collectieve) redactie

gefor-meerd, waar Troelstra geen deel

van uitmaakt. Een tweede

voor-beeld betreft Böhls mededeling, dat Gorter 'weigerde [ ... ) zijn

naam te geven' aan het marxisti

-sche manifest tegen de partij

-scheuring van begin 1909 (3o1).

Het ontbreken van Gorters naam

is evenwel afgedwongen door

een gematigde marxistische

meerderheid, die weinig

werven-de uitstraling verwacht van de dicht bij de Tribunisten staande

Gorter.

Böhls studie is, concluderend,

waardevol met betrekking tot

weergave en interpretatie van

Gorters literaire werk en ze biedt

ook fraaie inkijkjes in de persoon

-lijke aspecten van diens leven. Dit weegt evenwel niet op tegen een gebrekkige weergave van

Gor-ters politieke leven, het negeren

van maatschappelijke en partijor

-ganisatorische factoren en de onevenwichtige compositie van

de studie als geheel.

HENNY BUITING

is als historicus verbonden aon de

Erosmus Universiteit Rotterdam

-De]

res~

Gall

KeesT Galbra Versla a 1995· Eens VOOfl neme is, n: econ1 sceps kwaa neen want enke de n kend 1929 inee1 de t van; wild ders· marl link~ - de ven lend OVel ness heef dacl taal< het onv• tisti verl het om vlm blijf

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Van morgenlicht werd, kwam ze dichter bij me, En knielde aan mijn knieën en ze lei me Het hoofd zoo zwaar van haar daar neer en toen, Terwijl mijn hand op hare lokken was, een

Als een bloeiende Engel in witte Bloemen en lelieen der dalen Kwam de zacht rood bloeiende Geest Haar Lichaam in Ideëen der Liefde.. Als een bloeiend lichaam eens Engels In

Goud in haar eigen afglans staat de maan, En gaat over in haar wijkenden gloed, En de nacht, diep blauw, rijst haar tegemoet, En doet zijn diep blauw in haar overgaan.. En 't

En toen zij opstond, stond ik ook naast haar - Nog fonkelde zij voor mij van heur haar En van haar oogen - lei ze nog haar hoofd Dicht aan het mijne en ik zag gedoofd Worden haar

Wanneer nu een kunstenaar, in de oude maatschappij geboren en opgevoed, door de een of andere oorzaak begint te bespeuren dat hij verzwakt - immers het kan zijn, en het is ook

En één verhief zich met een wit gelaat En eischte alles, en zijn oogen drongen Bij de vergad'ring in: zij konden niet Anders dan alles eischen, want zij waren Niets, niets, niets,

Niet eenvoudiger komt het klare licht Der morgen over de aarde geschoven, Niet eenvoudiger klinkt de klare roep Door de boschjes en door den stillen nevel Diep in de duinen

Zooals in het Hoofd van den Kunstenaar, Na langen strijd van bittre donkerheid, Alles klaar wordt, de Maatschappij één Beeld Van Schoonheid in het klaar stralend Heelal, Door het