• No results found

Evaluating books by their covers: De invloed van realisme en complexiteit in fotografiegebruik op de waardering van tweens

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Evaluating books by their covers: De invloed van realisme en complexiteit in fotografiegebruik op de waardering van tweens"

Copied!
23
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Lysette Hartman, Vanessa Okken & Thomas van Rompay*

Evaluating books by their covers

De invloed van realisme en complexiteit in fotografiegebruik op

de waardering van tweens

Dit onderzoek richt zich op effecten van realisme en complexiteit in fotografie-gebruik op waardering van kinderboekomslagen door tweens en volwassenen. De resultaten laten zien dat tweens de voorkeur geven aan realistische foto’s. Daarnaast bieden resultaten met betrekking tot complexiteit aanknopingspunten voor toekom-stig onderzoek. Tot slot suggereren de resultaten dat het inlevingsvermogen van vol-wassenen afhangt van de ontwikkelingsfase van de tween.

Inleiding

Een omslag van een boek is hét visitekaartje van de inhoud. Voor een uitgever is het boekomslag zelfs een van de belangrijkste marketingcommunicatie-instrumenten (Yampell, 2005). Recentelijk onderzoek door Piters (2008) wijst uit dat de titel, de afbeelding en de flaptekst de belangrijkste onderdelen zijn waar kinderen van 7 tot en met 12 jaar naar kijken wanneer ze een boek zoeken. Een boekomslag speelt dus een belangrijke rol in het keuzeproces van kinderen.

Het is aannemelijk dat een boekomslag die kinderen als aantrekkelijk ervaren de aandacht trekt en de voorkeur van kinderen geniet. Maar hoe moet een aantrekke-lijke kinderboekomslag eruitzien? Op omslagen worden uiteenlopende soorten afbeeldingen gebruikt. Zo komen getekende illustraties of foto’s vaak voor, maar bij-voorbeeld ook combinaties in de vorm van collages zijn terug te zien op boekomsla-gen. Onderzoek van Piters (2008) naar afbeeldingen op kinderboekomslagen laat zien dat kinderen van 7 tot en met 12 jaar over het algemeen de voorkeur geven aan foto’s op een omslag boven getekende illustraties. Een interessante bevinding, aan-gezien op veel huidige kinderboekomslagen illustraties te zien zijn. Er is echter nog

* Lysette Hartman is in 2012 aan de Universiteit Twente afgestudeerd als master in de Communica-tion Studies. info@lysettehartman.nl.

Vanessa Okken (MSc), is promovendus bij de afdeling Communicatiewetenschap – Corporate en Marketingcommunicatie van de Universiteit Twente. Contactgegevens: tel.: +31 53 489 3287. v.s.okken@utwente.nl.

Thomas van Rompay (PhD) is universitair docent aan de afdeling Industrieel Ontwerpen van de Uni-versiteit Twente. Contactgegevens: tel.: +31 53 4892921. t.j.l.vanrompay@utwente.nl.

(2)

geen onderzoek verricht naar hoe fotografie kan worden ingezet om kinderboek-omslagen aantrekkelijker te maken. Het huidige onderzoek zet daarom een eerste stap door te kijken naar de waardering van specifieke fotografiekenmerken (com-plexiteit en realisme) op kinderboekomslagen. Er is voor deze aspecten van fotogra-fie gekozen, omdat kinderen tijdens hun ontwikkeling een belangrijke verschuiving maken in voorkeur voor fantasierijke media naar meer realiteit in speelgoed, boeken en entertainmentprogramma’s (Valkenburg, 2008). Daarnaast blijkt uit onderzoek naar tijdschriftomslagen dat kinderen de voorkeur geven aan drukkere omslagen met meer coveritems (Van der Linden, 2008), wat kan worden gezien als een aan-knopingspunt voor onderzoek naar de waardering van complexiteit op boekomsla-gen. Alvorens in te gaan op het onderzoek, wordt eerst nader ingegaan op de geko-zen doelgroep en daarnaast een overzicht gegeven van de literatuur op het gebied van realisme en complexiteit in fotografiegebruik.

Tweens

Aansluitend bij het onderzoek van Piters (2008) betreft de doelgroep van dit onder-zoek tweens, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen jongere en oudere tweens (8-10 jaar, dan wel 11-12 jaar). De term ‘tween’ is een samenvoeging van de woorden ‘teen’ (i.e. teenager) en ‘between’ en wordt gebruikt om kinderen aan te dui-den die in de tussenfase zitten van kind naar tiener (Siegel, Coffey & Livingston, 2001). De meeste marketeers zien tweens als kinderen in de leeftijd van 8 tot en met 12 jaar (Siegel et al., 2001). Siegel et al. (2001) stellen echter dat er binnen de categorie tweens een onderscheid gemaakt moet worden tussen jongere en oudere tweens, aangezien volgens hen een kind van 12 jaar al 50% meer levenservaring heeft dan een 8-jarige. Daarnaast zijn oudere tweens mogelijk al begonnen met puberen, wat onder andere invloed heeft op hun intellectuele vermogens (Delfos, 2004). Jongere en oudere tweens verschillen daardoor in ervaring en cognitieve vaardigheden.

Tweens hebben zich in de loop van hun levensjaren ontwikkeld tot belangrijke con-sumenten. Met name oudere tweens zijn volgens Valkenburg en Cantor (2001) al erg uitgesproken op dit gebied. Ze hebben duidelijke voorkeuren en weten wat ze willen, gaan op zoek naar manieren om deze behoeften te bevredigen, maken keu-zes, doen aankopen, evalueren producten en vergelijken alternatieven (Valkenburg & Cantor, 2001). Onderzoeken wat een boekomslag aantrekkelijk maakt voor tweens is niet alleen relevant voor marketingdoeleinden, maar ook om zo voor kin-deren het lezen van boeken te stimuleren. Uit onderzoek blijkt namelijk dat het leesplezier van kinderen daalt naarmate ze ouder worden (Heesters, Van Berkel, Van der Sloot & Hemker, 2007). Het is aannemelijk dat een mooie boekomslag meer interesse wekt en dat dit bijdraagt aan de bereidheid om dat boek te gaan lezen. Zo laat onderzoek naar productverpakkingen namelijk zien dat verpakkingen met bijvoorbeeld heldere kleuren en gratis cadeautjes invloed hebben op de product-voorkeur van kinderen (Ogba & Johnson, 2010).

(3)

Tweens zijn echter niet altijd zelf verantwoordelijk voor hun aankopen, deze beslis-singen worden vaak door hun ouders genomen. Daarom is het interessant om te kij-ken of er een discrepantie bestaat tussen de esthetische voorkeur voor bepaalde boekomslagen van tweens en de inschatting van volwassenen over de esthetische voorkeur van tweens. Oftewel: kunnen volwassenen zich goed inleven in de voor-keuren van tweens? Tweens zitten namelijk nog in hun esthetische ontwikkeling, wat invloed heeft op de manier waarmee zij naar fotografie kijken en fotografie beoordelen (Sharples, Davison, Thomas & Rudman, 2003; Van Loon, 2007). Vol-wassenen daarentegen zijn esthetisch verder ontwikkeld, wat van invloed is op hun esthetische voorkeuren. Zo blijkt uit onderzoek van Liben en Szechter (2006) dat jonge tweens andere voorkeuren hebben voor fotografie dan volwassenen. Volwas-senen proberen natuurlijk wel rekening te houden met de voorkeuren van kinderen bij het aanschaffen van producten. Zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek dat moeders eerder duurdere yoghurt kopen in een vrolijke verpakking dan iets goedkopere yo-ghurt in een neutrale verpakking, aangezien zij veronderstellen dat hun kinderen eerder bereid zijn de vrolijk verpakte yoghurt te consumeren (Gelperowic & Behar-rell, 1994). Het blijft echter de vraag in hoeverre volwassenen een goede inschatting maken van de voorkeuren van tweens, zeker ook omdat differentiatie van en afzet-ten tegen ouders (kenmerkend voor de pubertijd) reeds in de oudere tween-fase hun intrede doen. Daarom worden in dit onderzoek naast jonge tweens en oude tweens, ook volwassenen meegenomen.

Realisme

Zoals eerder genoemd staat op veel kinderboekomslagen een illustratie, terwijl uit onderzoek blijkt dat tweens de voorkeur geven aan foto’s. Piters’ (2008) onderzoek laat zien dat een foto op een boekomslag tweens nieuwsgieriger maakt dan een gete-kende illustratie. Als reden hiervoor geven tweens aan dat ze het boek met een foto ‘echter’ vinden lijken (Piters, 2008). Deze bevinding wordt onderschreven door eer-der oneer-derzoek. Zo blijkt uit oneer-derzoek van Myatt en Carter (1979) dat kineer-deren (5 tot 17 jaar) de voorkeur geven aan foto’s boven andere afbeeldingen zoals een lijn-tekening, geschilderde afbeelding, cartoon of collage. Ramsey (1989) vond dat kin-deren (6 tot 9 jaar) cartoons en foto’s prefereren op boeken en dat foto’s werden geprefereerd omdat deze realistisch werden bevonden. Ook bleek uit zijn studie dat de voorkeur voor realisme stijgt met de leeftijd. Deze bevindingen zijn niet verwon-derlijk aangezien tweens een verschuiving meemaken van fantasie naar realiteit en zich meer willen identificeren met volwassenen.

Op jonge leeftijd hebben kinderen nog onvoldoende kennis van de werkelijkheid; zij vullen dit gemis daarom aan met fantasie (Weijenberg, 1994). Vanaf het achtste levensjaar, dus het begin van de tweenage-fase, gaan kinderen zich echter identifice-ren met volwassenen en de realiteit. Hierdoor wordt het verschil tussen fantasie en realiteit steeds duidelijker (Valkenburg, 2008). In deze periode verliezen tweens hun interesse in (fantasierijk) speelgoed en gaan ze zich meer richten op producten

(4)

voor volwassenen (Valkenburg, 2008; Valkenburg & Cantor, 2001). Zij zoeken vol-gens Valkenburg (2008) ‘de realiteit in speelgoed, boeken en entertainment-programma’s’ (p. 49). Merken en producten die op kinderen gericht zijn scoren daarom minder goed bij tweens. Gebruik maken van foto’s in plaats van illustraties sluit aan bij de focus van tweens op de realiteit aangezien een foto volgens Van den Boom (2006) de situatie vastlegt en realistisch is. Daarnaast is een foto direct, zit vaak vol emotie en is uit het leven gegrepen.

Kortom, omdat tweens zich vanaf het begin van hun tween-fase (8 jaar) meer begin-nen te identificeren met de realiteit, valt te verwachten dat zowel jongere als oudere tweens de voorkeur geven aan een meer realistische boekomslag. Dit effect is naar verwachting sterker voor oudere tweens, aangezien oudere tweens niet alleen intel-lectueel meer ontwikkeld zijn (Siegel et al., 2001), maar ook verder zijn in de ver-schuiving in oriëntatie van fantasie naar realiteit. Met andere woorden:

H1a: Zowel jongere als oudere tweens waarderen een kinderboekomslag met een realis-tische foto positiever dan een kinderboekomslag met een onrealisrealis-tische foto.

H1b: Dit effect is sterker voor oudere tweens dan voor jongere tweens. Complexiteit

Onderzoek naar omslagen van jeugdtijdschriften wijst uit dat tweens de voorkeur geven aan een drukke omslag met veel items boven een rustigere omslag met wei-nig items (Van der Linden, 2008). Hierbij blijken oudere tweens een grotere voor-keur te hebben voor veel items dan jongere tweens. Bovendien laten de resultaten zien dat omslagen met meerdere referenten als hoofdbeeld (drie of vijf) significant positiever beoordeeld worden door tweens dan omslagen waarbij het hoofdbeeld slechts een enkele referent kent. Onderzoek naar hoe en wat kinderen fotograferen biedt een mogelijke verklaring voor deze bevindingen. Zo wijst een studie van Sharples et al. (2003) uit dat wanneer jonge kinderen (ca. 7 jaar) een leeftijdsgenoot fotograferen, dit vaak een enkel individu betreft, terwijl oudere kinderen (15 jaar) vaker groepen leeftijdsgenoten op de foto zetten.

De voorkeur van met name oudere tweens voor drukke omslagen strookt echter niet met theorie op het gebied van ‘processing fluency’ (Reber, Schwarz & Winkielman, 2004). Reber et al. (2004) stellen namelijk dat hoe eenvoudiger een ontvanger een object kan verwerken, hoe positiever de stimulus gewaardeerd wordt. Drukke omslagen met veel items en referenten zijn complexere stimuli dan minder drukke omslagen en zouden volgens deze theorie minder soepel verwerkt worden. Een drukke omslag zou daardoor juist resulteren in een negatievere waardering. Reber et al. (2004) erkennen deze tegenstelling en geven een aantal verklaringen voor het feit dat personen in sommige situaties complexe stimuli prefereren boven simpele stimuli. Een van de belangrijkste redenen is gebaseerd op de welbekende omge-keerde U-curve van opwinding (i.e. ‘arousal’; Berlyne, 1971), welke stelt dat mensen

(5)

een gemiddelde mate van opwinding prefereren boven zowel een hele hoge mate als een hele lage mate van opwinding (Hunt, 1960). Onderzoek van Vitz (1966a, 1966b) naar visuele stimuli laat bijvoorbeeld zien dat een toename in complexiteit de preferentie verhoogt. Echter, vanaf een matige hoeveelheid complexiteit neemt bij verdere toename van complexiteit de preferentie af (Vitz, 1966a, 1966b). Met andere woorden, te weinig complexiteit wordt als te weinig prikkelend ervaren ter-wijl te veel complexiteit een soepele cognitieve verwerking in de weg staat. Op basis van het bovenstaande wordt aangenomen dat vooral oudere tweens (die in vergelij-king tot jongere tweens meer complexiteit aankunnen en dus ook eerder simpele omslagen als saai zullen ervaren) te weinig gestimuleerd worden door simpele omslagen, een voorspelling die ook aansluit bij het onderzoek van Van der Linden (2008).

H2: Oudere tweens waarderen een kinderboekomslag met een foto met meerdere refe-renten positiever dan jongere tweens.

Discrepantie tweens en volwassenen

Uit de literatuur op het gebied van de esthetische ontwikkeling van kinderen blijkt dat tweens nog niet volledig esthetisch ontwikkeld zijn. Een afbeelding, of tweedi-mensionale kunst zoals fotografie en schilderijen, vereist een duale interpretatie (Van Loon, 2007). ‘Enerzijds is een afbeelding een representatie van een (concreet of abstract) concept uit de wereld om ons heen. Anderzijds is een afbeelding een object op zich, met eigen kenmerken zoals compositie en kleurgebruik’ (Van Loon, 2007, p. 7). De mate waarin een kind in staat is om deze twee interpretaties te onderscheiden is afhankelijk van de fase van de esthetische ontwikkeling waarin het kind zich bevindt. Ondanks dat kinderen vanaf 11 jaar al wel in staat zijn om afbeel-dingspecifieke eigenschappen (bijv. kleur, compositie, stijl en techniek) te herken-nen in foto’s (Sharples et al., 2003), focussen oudere kinderen (7-13 jaar) in hun waardering nog steeds op de referent (Szechter & Liben, 2007). Volgens de fasethe-orie van Parsons (1987) is er veel ervaring nodig in het beoordelen van kunst om de laatste fase van de esthetische ontwikkeling te bereiken. Zowel jongere als oudere tweens hebben deze fase nog niet bereikt. Hun ouders hebben echter deze laatste fase wellicht wel bereikt, aangezien zij meer kunstervaring hebben kunnen opdoen gedurende de jaren. Met andere woorden, het is aannemelijk dat tweens in tegen-stelling tot hun ouders nog niet volledig esthetisch ontwikkeld zijn en daardoor afbeeldingen op basis van andere afbeeldingeigenschappen beoordelen. Zo blijkt uit onderzoek van Liben en Szechter (2006) dat kinderen (8-10 jaar) andere voorkeuren hebben voor fotografie dan volwassenen.

Ook literatuur op het gebied van processing fluency ondersteunt de bewering dat erva-ring invloed heeft op de waardeerva-ring van kunst. Reber et al. (2004) veronderstellen namelijk dat kunstervaring een positief effect heeft op het gemak waarmee com-plexe stimuli verwerkt worden. Het gemak van verwerking (= processing fluency)

(6)

heeft vervolgens weer een positieve invloed op de waardering. Deze redenering wordt ondersteund door onderzoek van Vitz (1966b) waaruit blijkt dat meer bloot-stelling aan visueel complexe stimuli leidt tot een voorkeur voor complexere stimuli. Daarnaast toont een literatuurstudie van McWhinnie (1968) aan dat over het alge-meen mensen zonder training in kunst simpele en symmetrische vormen prefere-ren, terwijl mensen met training in kunst de voorkeur geven aan complexe en asym-metrische kunst.

Samenvattend blijkt dus dat tweens en volwassenen zowel wat betreft de esthetische voorkeur als de mate van kunstervaring van elkaar verschillen. Aangezien mensen redeneren vanuit hun eigen referentiekader, wordt er verwacht dat de esthetische ervaring en voorkeuren van volwassenen van invloed zijn op hun inlevingsvermo-gen in de voorkeuren van tweens. Op basis hiervan is de volinlevingsvermo-gende (exploratieve) hypothese opgesteld:

H3: Er is een discrepantie in de voorkeur voor de verschillende boekomslagen van tweens en wat volwassenen denken waaraan tweens de voorkeur geven.

Methode Participanten

De groep respondenten van het onderzoek bestond uit 94 basisschoolkinderen en 143 volwassenen. Bij de kinderen is één vragenlijst verwijderd, aangezien de respon-dent buiten de leeftijdscategorie van tweens viel. Bij de volwassenen zijn er 18 vra-genlijsten verwijderd op basis van te veel ‘missing respons’. Aangezien het onderzoek een 2 (realistisch vs. onrealistisch) × 2 (complex vs. niet complex) × 3 (jonge tweens vs. oude tweens vs. volwassenen) design heeft, is er onderscheid gemaakt in jongere tweens, oudere tweens en volwassenen. Zie tabel 1. De meerderheid van de volwas-senen heeft hbo (n = 56, 45.2%) als hoogst genoten opleiding, gevolgd door wo (n = 38, 30.6%), mbo (n = 14, 11.3%), vwo (n = 7, 5.6%) en havo (n = 5, 4.0%). De kinde-ren zijn geworven via twee basisscholen en kregen een brief mee naar huis waarin hun ouder/verzorger werd verzocht om aan de studie mee te werken. Alle respon-denten participeerden vrijwillig in het onderzoek.

Stimulusmateriaal en procedure

Om de waardering van complexiteit en realisme in fotografiegebruik op kinderboek-omslagen te meten, zijn er drie sets van elk vier kinderboekkinderboek-omslagen ontwikkeld op basis van een 2 (realistisch vs. onrealistisch) × 2 (complex vs. niet complex) design (zie figuur 1). Deze boekomslagen zijn gemaakt met behulp van het fotobewerkingspro-gramma Adobe Photoshop CS5. In de eerste set is de mate van complexiteit gemani-puleerd middels het aantal voeten, in set twee middels het aantal silhouetten en in set drie middels het aantal figuranten op de achtergrond. Realisme is in alle drie de

(7)

sets gemanipuleerd middels de achtergrond. In de eerste set staan de voeten op zand (realistisch) versus in een dal met een weg (onrealistisch). In de tweede set staan de silhouetten op een stenen straat met een kleine maan (realistisch) versus op water met een grote maan (onrealistisch). Tot slot lopen de personen in de derde set op gras (realistisch) versus op water (onrealistisch).

Het stimulusmateriaal is in een pilot gecontroleerd op de beoogde manipulaties en waar nodig aangepast. De pilot bestond uit korte interviews met zes kinderen (1 jon-gen en 5 meisjes, M = 9.33 jaar, SD = 0.52) en vijf volwassenen (2 mannen en 3 vrouwen, M = 29.2 jaar, SD = 14.53), waarin het stimulusmateriaal op A5-formaat is getoond. Daarnaast is de vragenlijst getest op begrijpelijkheid met een tween (jon-gen, 9 jaar).

Elke participant van de hoofdstudie is gevraagd zelfstandig een vragenlijst in te vul-len. De kinderen hebben de vragenlijst schriftelijk in de klas ingevuld. (Zie appen-dix I voor een van de gebruikte vragenlijsten.) Voor volwassenen is een online versie gebruikt, die nagenoeg gelijk was aan de vragenlijst voor de kinderen. In beide vra-genlijsten is het stimulusmateriaal getoond op nagenoeg A6-formaat. Het belang-rijkste verschil is dat in de vragenlijst voor volwassenen niet gevraagd is naar hun eigen mening, maar naar wat de volwassene dacht wat de mening van kinderen in de leeftijd van 8 tot en met 12 jaar zou zijn. Het ging hierbij niet om dat een ouder de mening van zijn of haar kind inschatte, maar dat een volwassene, ongeacht of deze een ouder is, de mening van tweens zou inschatten. Beide vragenlijsten zijn uitgewerkt in drie versies, waarin de volgorde van de drie sets boekomslagen ver-schilt. Alle participanten zijn willekeurig verdeeld over de verschillende versies.

Metingen

Voor elke boekomslag is de waardering gemeten middels een vijfpuntsschaal (1 = heel stom en 5 = heel leuk). Daarnaast zijn drie variabelen meegenomen ter controle

Tabel 1. Overzicht participanten

Respondenten Aantal Leeftijd

Jongens/mannen Meisjes/vrouwen Totaal M SD

Tweens (niet onderverdeeld) 36 57 93 10.51 1.06

Jongere tweens 19 30 49 9.65 .56

Oudere tweens 17 27 44 11.45 .55

Volwassenen 52 71 125* 34.50 13.32

(8)

van de manipulatie. Realisme is gemeten op een vijfpuntsschaal (1 = heel nep en 5 = heel echt) en ook de ervaren complexiteit (1 = heel rustig en 5 = heel druk). Tot slot werd van elke set gevraagd wat waarschijnlijk het genre van het boek was middels een meerkeuzevraag (een spannend boek, een grappig boek, een boek met een schoolver-haal en een geschiedenisboek). De genres zijn gekozen op basis van de meest voorko-mende kinderboekengenres. Hiervoor is een handmatige analyse uitgevoerd van het aantal voorkomende kinderboeken in het Centraal Bestand Kinderboeken (Picarta, 2012) per genre in de leeftijdscategorie 8 tot en met 12 jaar.

Resultaten

Eerst worden de resultaten van de controlevariabelen in de vragenlijsten besproken. Omdat de designfactoren (i.e. kleur, lay-out en soort afbeelding) in de sets boek-omslagen verschillen, worden vervolgens voor elke set afzonderlijk de resultaten besproken met betrekking tot de designfactoren. Voor elke set is middels een drie-factor-ANOVA getest in hoeverre de onafhankelijke variabelen complexiteit, rea-lisme en leeftijd (in de categorieën jongere tweens, oudere tweens en volwassenen) invloed hebben op de waardering van het stimulusmateriaal.

Controlevariabelen

Uit onafhankelijke t-toetsen blijkt dat de manipulaties voor realisme en complexiteit in het stimulusmateriaal effectief zijn. De realistische varianten worden namelijk bij zowel de set met de voeten (t(826) = -33.87, p < .001), als de set met de detectives (t(837) = -17.18, p < .001), als de set met de springende persoon (t(843) = -22.30, p < .001) significant realistischer bevonden dan de onrealistische varianten. De com-plexe omslagen worden bij zowel de set met de voeten (t(836) = -13.89, p < .001), als de set met de detectives (t(833.341) = -16.08, p < .001), als de set met de springende persoon (t(835.273) = -22.36, p < .001) complexer beoordeeld dan de niet-complexe varianten (zie tabel 2 voor de gemiddelde scores op realisme en complexiteit per set). Wat betreft de inschatting van het genre, werden alle drie de sets omslagen door de grote meerderheid beoordeeld als spannende boeken. Enkel bij de set met een springende persoon zag 40,4% van de jongere tweens dit als een spannend boek en ook 40,4% dit als een schoolverhaal.

(9)
(10)

Tabel 2. Gemiddelde scores op de variabelen realisme en complexiteit per set

Set Realisme Complexiteit

Onrealistisch Realistisch Niet complex Complex

M SD M SD M SD M SD Met voeten 1.87* 1.05 4.23* .95 2.45* 1.19 3.56* 1.12 Met detectives 2.32* 1.13 3.65* 1.10 2.25* 1.00 3.42* 1.10 Met springende persoon 2.14* 1.12 3.92* 1.21 2.04* .99 3.61* 1.05

* Significant verschillend met de andere variant in dezelfde set (p < .001).

Set met voeten Realisme

Er is een significant hoofdeffect gevonden voor realisme (F(1, 834) = 61.56, p < .001). In lijn met hypothese 1a werden de realistische omslagvarianten (M = 3.18, SD = 1.12) significant hoger gewaardeerd dan de onrealistische varianten (M = 2.62, SD = 1.20).

Complexiteit

Er is een geen significant hoofdeffect gevonden voor complexiteit (F(1, 834) = 3.66, p = .056).

Leeftijd

Er is een significant hoofdeffect gevonden voor leeftijd (F(2, 834) = 3.20, p = .041). Uit een post hoc-test LSD bleek de discrepantie tussen de waardering door jongere tweens (M = 2.98, SD = 1.38) en wat volwassenen denken hoe tweens zouden waar-deren (M = 2.93, SD = 1.08) gering (p = .606). De discrepantie tussen de waarde-ring door oudere tweens (M = 2.71, SD = 1.27) en volwassenen bleek veel groter (p = .026).

Er is een significante interactie gevonden tussen leeftijd en realisme (F(2, 834) = 5.77, p = .003) (figuur 2). Analyse van de simple main-effecten laat zien dat de gemid-delde waardering van de onrealistische varianten significant verschilt voor de leef-tijdsgroepen (F(2, 840) = 7.75, p < .001), terwijl de gemiddelde waardering van de realistische varianten niet verschilt per leeftijdscategorie (F(2, 840) = 1.04, p = .354). In lijn met hypothese 1b blijkt dat oudere tweens (M = 2.19, SD = 1.14) de onrealisti-sche varianten gemiddeld lager waarderen dan jongere tweens (M = 2.66, SD = 1.36, p = .006). Ook blijkt er hier, in lijn met hypothese 3, een discrepantie te zitten

(11)

in de waardering van tweens volgens volwassenen (M = 2.76, SD = 1.13) en de daad-werkelijke waardering door oudere tweens (p < .001). Daarnaast blijkt dat, in lijn met hypothese 1a, zowel jongere tweens (F(1, 840) = 15.22, p < .001), als oudere tweens (F(1, 840) = 35.36, p < .001), als volwassenen (F(1, 840) = 11.42, p = .001) de realistische varianten significant hoger waarderen dan de onrealistische varianten.

Daarnaast is er een significante interactie gevonden tussen de leeftijdscategorieën en complexiteit (F(2, 834) = 3.18, p = .042) (figuur 3). Analyse van de simple main-effecten laat zien dat de gemiddelde waardering van alleen de complexe varianten significant verschillen tussen leeftijdsgroepen (F(2, 840) = 3.72, p = .025). Zo blijkt er, in lijn met hypothese 3, een discrepantie te zijn in de waardering volgens volwas-senen en de waardering van oudere tweens. Volwasvolwas-senen (M = 3.15, SD = 1.12) den-ken namelijk dat tweens de complexe varianten hoger waarderen dan dat oudere tweens (M = 2.75, SD = 1.26, p = .007) daadwerkelijk blijken te doen.

Onrealistisch Realistisch

Jongere tweens udere tweens Volwassenen 0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 O

(12)

Niet complex Complex

Jongere tweens udere tweens Volwassenen 2,4 2,6 2,5 2,7 2,8 2,9 3 3,1 3,2 O

Figuur 3. Interactie-effect leeftijdscategorieën en complexiteit op waardering van de set met voeten

Set met detectives Realisme

Er is een significant effect gevonden voor realisme (F(1, 838) = 13.92, p < .001). In tegenstelling tot hypothese 1a blijkt dat de onrealistische varianten (M = 3.34, SD = 1.23) gemiddeld hoger worden gewaardeerd dan de realistische omslagen (M = 3.08, SD = 1.15).

Complexiteit

Er is geen significant hoofdeffect gevonden voor complexiteit (F(1, 838) = .13, p = .720).

Leeftijd

Er is geen significant hoofdeffect gevonden voor leeftijd (F(2, 838) = .12, p = .891).

Er is een interactie-effect gevonden tussen realisme en de leeftijdscategorieën (F(2, 838) = 4.77, p = .009) (figuur 4). Analyse van de simple main-effecten laat zien dat, in tegenstelling tot hypothese 1a, alleen jonge tweens het onrealistische en realisti-sche stimulusmateriaal gemiddeld significant verschillend beoordelen (F(1, 844) = 17.91, p < .001). Zij waarderen de onrealistische varianten (M = 3.59, SD = 1.37) hoger dan de realistische varianten (M = 2.87, SD = 1.32). Daarnaast blijkt dat, in

(13)

tegenstelling tot hypothese 1b, de gemiddelde waardering van zowel de realistische varianten (F(2, 844) = 2.15, p = .118) als de onrealistische varianten (F(2, 844) = 2.74, p = .065) niet significant verschilt tussen de leeftijdsgroepen.

Daarnaast is er een significante interactie gevonden tussen leeftijd en complexiteit (F(2, 838) = 3.42, p = .033). Meest in het oog springend hier is de suggestie dat jon-gere tweens de complexe varianten hoger waarderen dan de niet-complexe varian-ten, terwijl volwassenen denken dat tweens de niet-complexe varianten hoger waar-deren (figuur 5).

Onrealistisch Realistisch

Jongere tweens udere tweens Volwassenen 0 1 0,5 1,5 2 2,5 3 3,5 4 O

Figuur 4. Interactie-effect leeftijdscategorieën en realisme op waardering van de set met detectives

(14)

Niet complex Complex

Jongere tweens udere tweens Volwassenen 2,8 3 2,9 3,1 3,2 3,3 3,4 3,5 O

Figuur 5. Interactie-effect leeftijdscategorieën en complexiteit op waardering van de set met detectives

Set met springende persoon Realisme

Er is een significant hoofdeffect gevonden voor realisme (F(1, 838) = 26.99, p < .001). In lijn met hypothese 1a werden de realistische varianten (M = 3.17, SD = 1.23) gemiddeld hoger gewaardeerd dan de onrealistische varianten (M = 2.78, SD = 1.20).

Complexiteit

Er is geen hoofdeffect gevonden voor complexiteit (F(1, 383) = 2.18, p = .141).

Leeftijd

Wel blijkt er een significant hoofdeffect aanwezig te zijn voor leeftijd (F(2, 838) = 5.99, p = .003). In lijn met hypothese 3 laat een post hoc-test LSD zien dat oudere tweens (M = 2.74, SD = 1.33) de omslagen significant lager waarderen dan dat vol-wassenen denken hoe tweens de omslagen waarderen (M = 3.09, SD = 1.12, p = .001). Verder zijn er geen significantie interactie-effecten met leeftijd gevonden. Er is een interactie-effect gevonden tussen realisme en complexiteit (F(1, 838) = 5.41, p = .020) (figuur 6). Analyse van de simple main-effecten laat zien dat de gemiddelde waardering van de onrealistische varianten hoger is bij de complexe varianten (M =

(15)

2.96, SD = 1.22) dan bij de niet-complexe varianten (M = 2.59, SD = 1.15) (F(1, 846) = 9.86, p = .002). De gemiddelde waardering van de realistische varianten is daar-entegen niet afhankelijk van de complexiteit (F(1, 846) = .06, p = .815).

Niet complex Complex nrealistisch Realistisch 0 1 0,5 1,5 2 2,5 3 3,5 O

Figuur 6. Interactie-effect realisme en complexiteit op waardering van de set met springende persoon

Discussie

De resultaten laten zien dat zowel jongere als oudere tweens een voorkeur hebben voor realistische boekomslagen boven vergelijkbare maar onrealistische varianten. Voor twee van de drie sets werd de realistische variant positiever beoordeeld. Dit is in lijn met de resultaten van het onderzoek van Piters (2008). Zijn studie laat name-lijk zien dat kinderen een foto verkiezen boven een getekende illustratie op een boekomslag, omdat het boek met een foto volgens de ondervraagde tweens ‘echter’ lijkt. Generalisatie op basis van de gevonden effecten is echter (nog) niet mogelijk. Voor een van de drie sets, de set met de detectives, werd voor jonge tweens namelijk in strijd met de verwachtingen een voorkeur gevonden voor de onrealistische vari-ant. Een mogelijke verklaring hiervoor kan liggen bij andere designfactoren, zoals kleur, compositie en beweging. Ondanks dat deze factoren binnen de sets constant zijn gehouden, verschillen deze factoren enorm per set. Zo is de set met detectives bijvoorbeeld heel donker, terwijl de overige sets lichter van kleur zijn. Daarnaast lijkt bijvoorbeeld de set met de springende persoon heel dynamisch, terwijl de omslagen met de voeten minder beweging impliceren.

(16)

Bovendien is het aannemelijk dat de designfactoren van invloed zijn op de algehele sfeer van de omslagen, wat vervolgens weer van invloed is op het soort genre dat de omslagen uitstralen. Zo wijst onderzoek van Piters (2000, 2001) namelijk uit dat boeken voor volwassenen (in de genres literatuur en spannend) het juiste genre kunnen communiceren via de omslagen. Wanneer een boek vervolgens het genre communiceert dat de voorkeur heeft van de consument, wordt het boek door de consument geprefereerd (Piters, 2000, 2001; Piters & Stokmans, 2000). Een min-der recente studie van Ramsey (1982) wijst ook uit dat de voorkeur van kinmin-deren voor het soort afbeelding (in relatie met een boek, maar niet expliciet als omslag) afhangt van tekst (informatief versus fictief). Zo vond hij dat kinderen (ca. 6 tot 9 jaar) een significante voorkeur hadden voor een cartoon bij een fictieve tekst en vond hij een indicatie dat bij een informatieve tekst, kinderen de voorkeur hebben voor een foto. Ondanks dat alle drie de sets boekomslagen in het huidige onderzoek als spannend getypeerd zijn door de respondenten, bestaan er binnen het genre ‘spannend’ weer verschillende soorten spannende boeken, bijvoorbeeld detectives, griezelverhalen, sciencefictionverhalen, et cetera (Koninklijke Bibliotheek, 2010; NBD Biblion, n.d.). Het is dus goed mogelijk dat de sets verschillende soorten span-nende boeken weerspiegelen en dat de mate van realisme van foto’s invloed heeft op genreherkenning. Oftewel: realistische foto’s weerspiegelen het ene genre beter dan het andere genre. Een andere verklaring kan zijn dat de genres wel goed worden herkend, maar dat de verschillende genres niet even graag gelezen worden door tweens. Het kan dus zijn dat de set met detectives een genre weerspiegelt dat niet de voorkeur van tweens heeft, waardoor de omslagen minder positief beoordeeld wor-den. Dit zou betekenen dat genrevoorkeur een grotere invloed heeft op de waarde-ring van omslagen dan de voorkeur voor een bepaalde mate van realisme. Het is daarom interessant om genreherkenning en genrevoorkeur mee te nemen in verder onderzoek naar de toepassing van realisme in fotografiegebruik op kinderboekom-slagen.

Daarnaast is er amper tot geen bewijs gevonden voor de verwachting dat oudere tweens een kinderboekomslag met een realistische foto positiever waarderen dan jongere tweens. Slechts bij een van de drie sets (i.e. de set met voeten) hadden oudere tweens een voorkeur voor de realistische set ten opzichte van de onrealisti-sche set. Ook hier kunnen genreherkenning en genrevoorkeur mogelijk een verkla-ring bieden voor de gevonden resultaten. Wellicht hebben oudere tweens wel een grotere voorkeur voor realisme dan jongere tweens, maar heeft genrevoorkeur een grotere invloed op de waardering dan de voorkeur voor realisme. Het kan best zijn dat de beide groepen tweens niet verschillen in genreherkenning, maar wel in genre-voorkeur. Oftewel: wellicht zit er geen verschil in welke genres jongere en oudere tweens de verschillende sets toekennen op basis van de omslag, maar verschillen zij wel in de mate waarop ze een bepaald genre graag lezen. Mogelijk hebben oudere tweens een grotere voorkeur voor het genre van de set met voeten dan jongere tweens en waarderen zij daarom deze set positiever. Op basis van dit onderzoek kan

(17)

hier echter geen uitsluitsel worden gegeven. Uit vervolgonderzoek zal moeten blij-ken of deze verklaring opgaat.

Wat betreft het construct complexiteit bieden de resultaten van dit onderzoek geen ondersteuning voor de verwachtingen. Er is geen bewijs gevonden voor de hypo-these dat oudere tweens een kinderboekomslag met een foto met meerdere referen-ten positiever waarderen dan jongere tweens. Een verklaring hiervoor kan liggen in het gebruikte stimulusmateriaal. Zoals in de inleiding is beschreven, prefereren mensen een optimale mate van opwinding (Hunt, 1960; Vitz, 1966a, 1966b). Wel-licht zijn de complexe varianten van het stimulusmateriaal te complex bevonden, waardoor de optimale mate van complexiteit (en dus van opwinding) is voorbijge-streefd. Als gevolg hiervan worden zowel de complexe als niet-complexe variant van een set evenredig beoordeeld en worden er geen effecten gevonden. In vervolg-onderzoek kan men hier rekening mee houden door het construct complexiteit uit-voeriger te toetsen. Hierbij is het van belang om, naast het aantal referenten, ook rekening te houden met andere factoren die van invloed zijn op de complexiteit. Het is mogelijk dat factoren zoals beweging en het type referent van invloed zijn. Zo kan een foto met veel golven (veel beweging) complexer zijn dan een foto met vlak water (weinig beweging).

Verder zou het kunnen dat natuurlijke referenten als minder complex worden erva-ren dan artefacten, aangezien objecten uit de natuur wellicht eenvoudiger te herken-nen zijn dan objecten gemaakt door de mens. Zo kan bijvoorbeeld een foto met een groep mensen als minder complex worden ervaren dan een foto met één architecto-nisch bijzonder woonhuis. Literatuur op het gebied van cognitieve psychologie wijst uit dat prototypische stimuli beter verwerkt worden dan niet-prototypische stimuli (Reber et al., 2004). Een foto met een referent die als goed prototype fungeert van de categorie die zij weerspiegelt kan dus minder complex overkomen dan een foto met een referent die een minder duidelijke weerspiegeling is van de werkelijkheid.

De resultaten van dit onderzoek bieden gedeeltelijk bewijs voor de hypothese dat er een discrepantie is in de waardering van boekomslagen door tweens en wat volwas-senen denken waaraan tweens de voorkeur geven. Bij twee van de drie sets omsla-gen waarderen oudere tweens en volwassenen de boekomslaomsla-gen significant verschil-lend. Bovendien bleek bij de set met voeten dat volwassenen zowel de onrealistische varianten als de complexe varianten gemiddeld hoger waarderen dan oudere tweens. De gevonden effecten tonen dus aan dat volwassenen zich minder goed kunnen inleven in de voorkeuren van oudere tweens, dan in de voorkeuren van jongere tweens. Een mogelijke verklaring voor dit verschil is dat oudere tweens al verder zijn in hun ontwikkeling en mogelijk al zijn begonnen met puberen. Bij meisjes begint de pubertijd namelijk tussen het elfde en vijftiende levensjaar en bij jongens meestal rond het veertiende levensjaar (Zimbardo, Johnson & McCann, 2009). Vol-gens Westenberg (2007) is dit zelfs eerder, namelijk vanaf 10 jaar voor meisjes en

(18)

vanaf 11,5 jaar voor jongens. Tijdens de pubertijd neemt het intellectuele vermogen van kinderen sterk toe en dragen zij hun mening op een heftige, koppige en uitge-breid beargumenteerde manier uit (Delfos, 2004). Pubers zijn veelal overtuigd van hun gelijk (Delfos, 2004) en zijn daarnaast vaak onder andere brutaal, ongehoor-zaam en tegendraads (Westenberg, 2007). Het is goed mogelijk dat puberaal gedrag van tweens het volwassenen bemoeilijkt om zich te verplaatsen in oudere tweens. Daarnaast is het mogelijk dat oudere tweens hun tegendraadse, puberale gedrag hebben geuit tijdens het invullen van de vragenlijst. Het is denkbaar dat zij zich wil-len afzetten tegen kinderboeken en daarom de omslagen anders waarderen dan jon-gere tweens. Ook kan het zijn dat oudere tweens minder afwijken van de voorkeu-ren van volwassenen dan jongere tweens, omdat zij verder zijn in hun ontwikkeling. Wanneer volwassenen dan proberen te denken vanuit het referentiekader van een kind schatten zij de voorkeuren van oudere tweens verkeerd in. Om deze verklarin-gen verder te onderzoeken is het verstandig om in toekomstig onderzoek naar kin-derboekomslagen onder tweens waakzaam te zijn voor mogelijke invloeden van pubertijd en hiervoor te controleren.

Dit onderzoek is een eerste stap voor de wetenschappelijke kennis van de waarde-ring van fotografiegebruik op kinderboekomslagen. Zo biedt deze studie voor het eerst wetenschappelijk bewijs dat de verwachting ondersteunt dat tweens de voor-keur geven aan realistische boekomslagen. Echter, er is vervolgonderzoek vereist om inzicht te krijgen in hoe deze factoren in de praktijk worden geoperationaliseerd (bijv. het aantal referenten, zoals eerder is betoogd, is uiteraard niet de enige manier om complexiteit te manipuleren). Daarnaast erkennen we dat afhankelijk van het type complexiteit, effecten op voorkeuren kunnen verschillen. Is het bijvoorbeeld met name een toename in sociale complexiteit die door tweens wordt gewaardeerd?

Daarnaast zijn de resultaten van deze studie een basis voor verder onderzoek naar inlevingsvermogen van volwassenen. Ook al is het inlevingsvermogen van volwasse-nen goed bij jongere tweens, volwassevolwasse-nen schatten de voorkeuren van oudere tweens niet altijd goed in. Jongere en oudere tweens zijn dus daadwerkelijk twee verschillende doelgroepen en volwassenen moeten hier rekening mee houden wan-neer zij zich verplaatsen in tweens. Deze kennis biedt marketeers van kinderboek-omslagen de mogelijkheid om op de juiste manier in te spelen op volwassenen. Daarnaast kan het helpen om leerkrachten en ouders de boeken uit te laten kiezen die tweens het meest aantrekkelijk vinden, om zo mogelijk de leesmotivatie en het leesgedrag te bevorderen.

Een limitatie van dit onderzoek is dat de respondenten al het stimulusmateriaal hebben beoordeeld en dus niet elk slechts aan een conditie toegewezen zijn. Hier-door hebben de respondenten alle varianten binnen een set gezien en beoordeeld, wat enigszins ten koste gaat van de interne validiteit van dit onderzoek. Desalniette-min is hier bewust voor gekozen. Uit de pilot is namelijk gebleken dat de

(19)

verschil-len op de kaften met name goed worden opgemerkt wanneer de verschilverschil-lende vari-anten met elkaar vergeleken worden. Er is getracht om de respondenten kaften aan te bieden die ze normaal gesproken ook in een boekwinkel of bibliotheek tegen zou-den komen. Daarnaast was het van belang dat de varianten binnen een set niet te sterk zouden verschillen omdat verschillen in waardering dan niet meer toegere-kend kunnen worden aan de manipulaties, maar dat deze eerder veroorzaakt wor-den door andere (design)factoren. Bovendien worwor-den boeken in de bibliotheek en boekwinkel ook vaak gesorteerd op doelgroep en genre. Als consument krijg je dus vaker vergelijkbare omslagen onder ogen, welke je ook heel bewust moet vergelijken alvorens over te gaan tot aanschaf.

In het huidige onderzoek lag de focus uitsluitend op tweens. Er is echter ook nog geen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de waardering van fotografiegebruik op boekomslagen bij de allerjongsten, bij tieners of bij volwassenen. Het is bijvoor-beeld heel aannemelijk dat hele jonge kinderen de voorkeur geven aan veel fantasie-rijkere afbeeldingen in tegenstelling tot tweens. Jonge kinderen hebben, zoals ook in de inleiding is besproken, nog onvoldoende kennis van de werkelijkheid en vul-len dit gemis daarom aan met fantasie (Weijenberg, 1994). Pas vanaf het achtste levensjaar wordt het verschil tussen fantasie en realiteit steeds duidelijker (Valken-burg, 2008).

Daarnaast zou het geslacht ook een mogelijke rol kunnen spelen bij de waardering van fotografiegebruik op boekomslagen. In ogenschouw nemende dat de cognitieve ontwikkeling van meisjes voorloopt op die van jongens (en de pubertijd zich eerder aandient), zouden meisjes wellicht al in een vroeger stadium een toename in com-plexiteit kunnen waarderen. Om een compleet beeld te krijgen van de voorkeur voor boekomslagen van verschillende leeftijdsgroepen en per geslacht is meer onderzoek nodig, waarin ook andere leeftijdsgroepen dan tweens aan de orde komen.

Tot slot is het interessant om in een vervolgstudie te onderzoeken of er een verschil is tussen kinderen en volwassenen in het oordeel of iets realistisch is of niet. Er moet namelijk rekening mee gehouden worden dat een foto niet per definitie realis-tisch bevonden hoeft te worden. Zo blijkt uit onderzoek van Hall (2003) dat volwas-senen realisme op verschillende wijzen waarnemen. Zo kan bijvoorbeeld een sciencefictionfilm met vliegende auto’s als realistisch worden ervaren wanneer er een logische verklaring voor vliegende auto’s wordt gegeven. Daarentegen kan een film die er duidelijk ‘gemaakt’ uitziet als onrealistisch worden ervaren, terwijl de uitgebeelde gebeurtenissen wel in de realiteit kunnen plaatsvinden.

(20)

Literatuur

Berlyne, D.E. (1971). Aesthetics and psychobiology. New York: Appleton-Century-Crofts.

Delfos, M.F. (2004). Communiceren met pubers. Symposium in de abdij van Postel. Opgehaald van http:// www.mdelfos.nl/monografieen/puber.htm.

Gelperowic, R. & Beharrell, B. (1994). Healthy Food Products for Children: Packaging and Mothers’ Pur-chase Decisions. British Food Journal, 96(11), 4-8.

Hall, A. (2003). Reading Realism: Audience’s Evaluation of the Reality of Media Texts. Journal of Commu-nication, 624-641.

Heesters, K., Van Berkel, S., Van der Sloot, F. & Hemker, B. (2007). Balans van het leesonderwijs aan het einde van de basisschool 4: Uitkomsten van de vierde peiling in 2005 Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau (vol. 33). Arnhem.

Hunt, J. M. (1960). Experience and the Development of Motivation: Some Reinterpretations. Child Deve-lopment, 31, 489-504.

Koninklijke Bibliotheek. (2010). Genrethesaurus ten behoeve van de ontsluiting van bewaarcollecties kin-derboeken. Opgehaald op 13 maart 2012 van http://kb.nl/vak/kinderboeken/genrethesauruse-hoofd-deel.pdf.

Liben, L.S. & Szechter, L.E. (2006). Hoe kinderen naar foto’s kijken. Cultuur + Educatie 15. De beeldcul-tuur van kinderen: Internationale kinderkunst na het modernisme, 34-49.

McWhinnie, H.J. (1968). A review of research on aesthetic measure. Acta Psychologica, 28, 363-375. Myatt, B. & Carter, J. (1979). Picture preferences of children and young adults. Educational

Communica-tion & Technology, 27(1), 45-53.

NBD Biblion. (n.d.). MPS Overzichtsborden genres fictie/ jeugd. Opgehaald op 12 maart 2012 van http:// www.biblion.nl/?pagina=7037.

Ogba, I.-E. & Johnson, R. (2010). How packaging affects the product preferences of children and the buyer behaviour of their parents in the food industry. Young Consumers: Insight and Ideas for Responsi-ble Marketers, 11(1), 77-89.

Parsons, M.J. (1987). How we understand art: A cognitive developmental account of aesthetic experience. Cam-bridge: Cambridge University Press.

Picarta. (2012). Centraal Bestand Kinderboeken. Opgehaald op 13 maart 2012 van http://www.kb.nl/cbk Piters, A.M.P. (2000). Is dit boek wat voor mij? Genreherkenning en voorkeursvorming op basis van het

boek-omslag. Maastricht: Shaker Publishing.

Piters, A.M.P. (2001). Communicatie door boekomslagen: het onderscheid naar genre. Communicatie-wetenschap, 29(3), 209-222.

Piters, A.M.P. (2008). ‘Dan lijkt het echter’: Een onderzoek over (fotogebruik bij) kinderboekomslagen. Leesgoed, 7, 282-283.

Piters, A.M.P. & Stokmans, M.J.W. (2000). Genre Categorization and Its Effect on Preference for Fiction Books. Emperical Studies of The Arts, 18(2), 159-166.

Ramsey, I.L. (1982). Effect of Art Style on Children’s Picture Preferences. The Journal of Educational Research, 75(4), 237-240.

Ramsey, I.L. (1989). An Investigation of Children’s Verbal Responses to Selected Art Styles. The Journal of Educational Research, 83(1), 46-51.

Reber, R., Schwarz, N. & Winkielman, P. (2004). Processing Fluency and Aesthetic Pleasure: Is Beauty in the Perceiver’s Processing Experience? Personality and Social Psychology Review, 8(4), 364-382. Sharples, M., Davison, L., Thomas, G.V. & Rudman, P.D. (2003). Children as photographers: an analysis

of children’s photographic behaviour and intentons at three age levels. Visual Communication, 2(3), 303-330.

Siegel, D.L., Coffey, T.J. & Livingston, G. (2001). The Great Tween Buying Machine: Marketing to Today’s Tweens. New York: Paramount Market Publishing Inc.

Szechter, L.E. & Liben, L.S. (2007). Children’s aesthetic understanding of photographic art and the qua-lity of art-related parent-child interactions. Child Development, 78(3), 879-894.

(21)

Valkenburg, P.M. & Cantor, J. (2001). The development of a child into a consumer. Applied Developmental Psychology, 22, 61-72.

Van den Boom, S. (2006). Relatiemedia: Praktijkboek voor doelgroepgericht communiceren: Amsterdam, Pearson Education Benelux.

Van der Linden, A.J.M. (2008). A Cover Story: De invloed van een cover op de waardering en aankoopintentie van tijdschriften onder tweens (Master Communication Studies, Universiteit Twente, Enschede, Neder-land).

Van Loon, D. (2007). ‘Zijn steeltje valt flauw’: De esthetische ontwikkeling van jonge kinderen, toegepast op fotografie (Master Algemene Cultuurwetenschappen, Universiteit van Tilburg, Tilburg, Nederland). Vitz, P.C. (1966a). Affect as A Function of Stimulus Variation. Journal of Experimental Psychology, 71(1),

74-79.

Vitz, P.C. (1966b). Preference for Different Amounts of Visual Complexity. Behavioral science, 11(2), 105-114.

Weijenberg, J. (1994). Alledaagse opvoedingsvragen: een wegwijzer voor groepsopvoeders en ouders. Assen: Van Gorcum en Comp. B.V.

Westenberg, M. (2007). Wat bezielt mijn puber?, Scholengemeenschap De Breul, Zeist.

Winkielman, P., Halberstadt, J., Fazendeiro, T., & Catty, S. (2006). Prototypes Are Attractive Because They Are Easy on the Mind. Pshychological Science, 17(9), 799-806. doi: 10.1111/j. 1467-9280.2006.01785.x.

Yampell, C. (2005). Judging a Book by Its Cover: Publishing Trends in Young Adult Literature. The Lion and the Unicorn, 29(3), 348-372. doi: 10.1353/uni.2005.0049.

Zimbardo, P.G., Johnson, R.L. & McCann, V. (2009). Psychologie, een inleiding. Amsterdam: Pearson Edu-cation.

Appendix I

Op de volgende pagina’s zijn twee pagina’s uit de vragenlijst voor tweens op schaal weergegeven. De andere twee sets boekomslagen zijn op dezelfde manier geope-rationaliseerd. De vragenlijst was afgedrukt op A4-formaat.

(22)

Heel stom Heel leuk

VRAAG 4 Hoe leuk vind je de boekomslagen? (Kruis bij elk boek één vakje aan.)

Heel stom Heel leuk

Heel stom Heel leuk

Heel stom Heel leuk

(23)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De aanvragen voor metingen zijn afkomstig van de regionale directies van het Toezicht op het Welzijn op het Werk, van de eigen afdeling, van andere overheidsdiensten of van de

H e t is een volledige miskenning van een economische op­ leiding om te m enen, d at hier kooplieden w orden gevorm d in de zin van inkoop- en verkoopchefs;

Book Sales of All Time’ are classified as Young Adult books; another nine titles are... Similarly, in 2014, seven of the ten bestselling books

While keeping the user period ac- ceptable we can decrease the battery capacity for moderate and light users with 25%, reducing the worldwide energy needed to product

De gemiddelde PM10-emissie was lager maar wijkt niet significant af (P&gt;0,10) van de emissiefactor opgenomen in het overzicht “Emissiefactoren fijn stof voor de veehouderij”

Hier kunnen verschillende opdrachten bij horen maar die werken allemaal hetzelfde. MAAK ALTIJD EERST

What are the preferences of tweens regarding the evidence (anecdotal vs. statistical) and perspective (social vs. individual) in flyers for youth organizations?... R

Er is dus bewijs gevonden voor de hypothese dat zowel jongere als oudere tweens een kinderboekomslag met een realistische foto positiever waarderen dan een omslag met