• No results found

Het verband tussen stress reactiviteit en middelengebruik

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verband tussen stress reactiviteit en middelengebruik"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Verband tussen Stress Reactiviteit en Middelengebruik

Gwen Grimbergen

Studentnummer: 10770577

Begeleid door: Annemarie Eigenhuis Aantal woorden: 3428

(2)

Abstract

In dit onderzoek is gekeken of een verband bestaat tussen de persoonlijkheidstrek stress reactiviteit en middelengebruik bij een groep van 255 eerstejaars psychologiestudenten. Deze persoonlijkheidstrek werd gemeten met behulp van de stress reactiviteit schaal van de Nederlandse verkorte versie van de Multidimensional Personality Questionnaire (MPQ-BF-NL). Daarnaast is een vragenlijst afgenomen met nieuw geformuleerde items om

middelengebruik in kaart te brengen. Tegen de verwachtingen in bleek uit de resultaten dat alcohol geen verband vertoonde met stress reactiviteit en dat roken, wiet/hasj en XTC een negatief verband vertoonden met stress reactiviteit. Cocaïne vertoonde een positief verband, zoals verwacht. Hieruit werd geconcludeerd dat er een verband bestaat tussen stress

reactiviteit en verschillende middelen, maar dat vervolgonderzoek nodig is om stellige uitspraken te kunnen doen.

(3)

Het Verband tussen Stress Reactiviteit en Middelengebruik

Persoonlijkheid is een lastig begrip. In de huidige wetenschap wordt gebruik gemaakt van veel verschillende testen en vragenlijsten om persoonlijkheid te meten, maar wat zeggen de scores hierop eigenlijk over ons als persoon? In de praktijk wordt gebruik gemaakt van scores op persoonlijkheidsvragenlijsten om zo meer inzicht te krijgen in de kwaliteiten en

kwetsbaarheden van een persoon. Denk hierbij bijvoorbeeld aan sollicitaties. Er wordt dan vanuit gegaan dat de scores zullen voorspellen hoe een persoon zich zal gedragen op de werkvloer. De vraag is of deze aanname wel klopt. Zijn de scores op

persoonlijkheidsvragenlijsten wel nuttig en kan een eenmalige meting van de persoonlijkheid ook echt toekomstig gedrag voorspellen?

Huidig onderzoek in de persoonlijkheidspsychologie geeft weinig aandacht aan gedrag en de dingen die mensen doen (Baumeister, Vohs & Funder, 2007). Gedrag is echter wel

belangrijk, want dit is waar cognitieve, affectieve en motivationele gebeurtenissen samenkomen, concreet worden en het leven van een individu direct beïnvloeden. Het rapporteren van recent gedrag is dan ook een sterke maat voor het echte gedrag dat een individu in zijn of haar dagelijkse leven vertoond (Furr, 2009). Wanneer we uitgaan van de eerder genoemde aanname, dan zou dit echte gedrag overeen moeten komen met de

persoonlijkheid van een individu, die weer gemeten zou kunnen worden met behulp van een vragenlijst of test.

Er zijn in de loop der jaren verschillende testen ontwikkeld om persoonlijkheid in kaart te brengen. Uit een vergelijking van 11 verschillende persoonlijkheidstesten bleek dat de

Multidimensional Personality Questionnaire (Tellegan & Waller, 2008) het specifiek goed deed op klinische indicatoren (Gruzca & Goldberg, 2007). In dit onderzoek wordt daarom gebruik gemaakt van de Nederlandse verkorte versie van deze vragenlijst, de MPQ-BF-NL (Eigenhuis, Kamphuis & Noordhof, 2013).

(4)

De MPQ-BF-NL meet 11 verschillende persoonlijkheidstrekken, waarvan er in dit onderzoek één wordt uitgelicht, namelijk stress reactiviteit. Hoogscoorders op stress

reactiviteit zijn gespannen, nerveus, gevoelig en voelen zich kwetsbaar. Ze tobben veel, zijn snel angstig, prikkelbaar en snel van slag. Ook hebben ze wisselende stemmingen, ze kunnen zich ellendig voelen zonder reden en gekweld worden door gevoelens van schuld of

waardeloosheid. Laagscoorders op stress reactiviteit voelen zich niet kwetsbaar en kunnen angsten en zorgen gemakkelijk opzij zetten. Daarnaast komen laagscoorders gemakkelijk over onplezierige gebeurtenissen heen en worden niet gekweld door schuldgevoelens (Tellegen & Waller, 2008).

Deze persoonlijkheidstrek heeft een sterke positieve relatie met neuroticisme

(Eigenhuis, Kamphuis & Noordhof, 2012). Uit onderzoek is gebleken dat individuen die hoog scoren op neuroticisme gevoeliger zijn voor stress en dus een verhoogde stress reactiviteit hebben (Gunthert, Cohen & Armeli, 1999). Stress speelt een belangrijke rol in het ontstaan en de instandhouding van fysieke en mentale stoornissen. Hoge scores op neuroticisme worden dan ook beschouwd als een belangrijke marker van genetische kwetsbaarheid voor

psychopathologie (Kotov, Gamez, Schmidt & Watson, 2010; Mohiyeddini, Bauer & Semple, 2015). Om deze reden is stress reactiviteit een belangrijke persoonlijkheidstrek om naar te kijken.

Daarnaast is aangetoond dat stress reactiviteit gelinkt is aan middelengebruik. Scores op een hogere orde schaal van de MPQ, namelijk negatieve emotionaliteit, zijn een

voorspeller van middelenafhankelijkheid in de toekomst (Krueger, Caspi & Moffit, 2000). De persoonlijkheidstrek stress reactiviteit valt onder deze hogere orde schaal en daarmee is stress reactiviteit ook gelinkt aan middelenafhankelijkheid. Uit verder onderzoek blijkt dat

alcoholmisbruik positief gerelateerd is aan neuroticisme (Martin & Sher, 1994). De oorzaak hiervan zou kunnen liggen in het feit dat individuen die hoog scoren op neuroticisme zelf

(5)

slecht met stress om kunnen gaan en daarom alcohol drinken als een maladaptieve

copingstrategie (Kuntsche, von Fischer & Gmel, 2008). Ook rokers blijken hoger te scoren op neuroticisme (Terracciano & Costa, 2004). Niet alleen alcohol en roken zijn gerelateerd aan een hoge score op neuroticisme, maar ook cocaïne gebruik (Sutin, Evans & Zonderman, 2013) en (in mindere mate) marijuana gebruik (Terracciano, Löckenhoff, Crum, Bienvenu & Costa Jr, 2008). Als laatste gebruiken studenten die hoog scoren op neuroticisme ook meer XTC dan studenten die laag scoren op neuroticisme (Cauchi & DeGiovanni, 2015).

In dit onderzoek wordt daarom het verband tussen middelengebruik en stress reactiviteit nader onderzocht. Middelengebruik wordt gemeten met behulp van een nieuw ontwikkelde vragenlijst waarin gevraagd wordt naar of iemand een middel gebruikt en zo ja, hoeveel en hoe vaak. Deze vragenlijst bestaat uit zelf geformuleerde items, omdat het doel was concreet en recent gedrag te meten en dat in eerder onderzoek nog niet op deze manier gedaan is. Naar aanleiding van eerder onderzoek wordt verwacht dat stress reactiviteit een positieve relatie vertoont met het gebruik van verschillende middelen. Tussen alcoholgebruik en stress reactiviteit wordt een groot verband verwacht (correlatie van ongeveer .5). Bij roken, XTC- en cocaïnegebruik wordt een middelgroot verband verwacht (correlatie van ongeveer .3) en bij marijuana gebruik een klein verband (correlatie van ongeveer .2).

Methode Deelnemers

Aan dit onderzoek namen 255 eerstejaars psychologiestudenten van de Universiteit van Amsterdam deel. Hiervan waren 177 vrouw (69.4%), 73 man (28.6%) en van 5

(6)

jaar. Data werd verzameld in een aantal door de Universiteit van Amsterdam georganiseerde testzittingen die onderdeel waren van het curriculum.

Materiaal

In het huidige onderzoek werd gebruik gemaakt van de stress reactiviteit schaal van de Nederlandse verkorte versie van de Multidimensional Personality Questionnaire (MPQ-BF-NL). Deze schaal heeft een interne consistentie (Cronbach’s α) van .84, dit wijst op een goede betrouwbaarheid. Daarnaast wijst een hoge correlatie tussen stress reactiviteit in de MPQ-BF-NL en de originele MPQ erop dat de korte schaal een goede benadering geeft van wat er gemeten wordt met de originele schaal (r = 0.95) (Eigenhuis, Kamphuis & Noordhof, 2013). Deze stress reactiviteit schaal is onderdeel van een bredere vragenlijst, die 11 zogenaamde persoonlijkheidstrekken meet. Deze vallen weer onder drie hogere orde schalen: positieve emotionaliteit wordt gevormd door welzijn, dominantie, ambitie en sociale affiliatie;

negatieve emotionaliteit wordt gevormd door stress reactiviteit, agressie en vervreemding en geremdheid wordt gevormd door controle, voorzichtigheid en conventionalisme. De

vragenlijst bestaat uit 135 items die als ‘juist’ of ‘onjuist’ ervaren kunnen worden. In dit onderzoek zijn alleen de items meegenomen die de persoonlijkheidstrek stress reactiviteit meten (zie Appendix A). Een voorbeelditem is: ‘Ik maak me vaak ergens zorgen over’. Voor deze vragenlijst zijn genormeerde t-scores gebruikt. Deze zijn genormeerd op basis van een representatieve steekproef met een gemiddelde van 50 en een standaardafwijking van 10.

Middelengebruik werd gemeten aan de hand van een nieuw geformuleerde vragenlijst die het eventuele gebruik van verschillende middelen in de afgelopen 6 maanden in kaart brengt (zie Appendix B). De middelen die in deze vragenlijst aan bod komen zijn: sigaretten

(7)

(roken), alcohol, wiet/hasj, XTC en cocaïne. Voor elk van de middelen zijn de schalen aangepast naar wat een realistische hoeveelheid is om te gebruiken.

Voor roken wordt gevraagd naar of men ooit gerookt heeft, hoeveel men gemiddeld rookt, variërend van 0 tot meer dan 17 sigaretten per dag en hoeveel sigaretten er in de afgelopen week gerookt zijn, variërend van 0 tot oneindig.

Vervolgens werd voor alcohol gevraagd of men alcohol drinkt, variërend van nooit tot 4 of meer keer per week, hoeveel glazen men op een typische dag drinkt en hoeveel glazen men op een uitgaansavond drinkt, variërend van 1 tot 8 of meer en hoeveel glazen men afgelopen week heeft gedronken, variërend van 0 tot 12 of meer.

Daarna werd voor wiet/hasj gebruik gevraagd of men wel eens wiet/hasj heeft

gebruikt, op hoeveel dagen in de afgelopen 6 maanden men wiet/hasj heeft gebruikt, variërend van maandelijks of minder tot vaker dan 4 keer per week, hoeveel wiet/hasj men in een

gemiddelde joint gebruikt, variërend van minder dan 0.20 gram tot 0.75 gram of meer en hoeveel joints men op een typische dag rookt, variërend van 1 tot 5 of meer.

Als vierde werd bij XTC gebruik gevraagd naar hoe vaak men in de afgelopen 6 maanden XTC heeft gebruikt, variërend van nooit tot wekelijks en hoeveel pillen men dan gebruikt, variërend van minder dan 1 pil tot meer dan 2 pillen.

Als laatste werd naar cocaïne gebruik gevraagd. Hierbij werd gevraagd naar hoe vaak men in de afgelopen 6 maanden cocaïne heeft gebruikt, variërend van nooit tot wekelijks en hoeveel gram cocaïne men gemiddeld gebruikt, variërend van een kwart gram of minder tot 1,5 gram of meer.

Bij alcohol, wiet/hasj, XTC en cocaïne werd ook gevraagd naar de voornaamste reden dat men dit middel gebruikt, dit was een open vraag.

(8)

Resultaten

De analyses zijn voor mannen en vrouwen apart uitgevoerd, omdat deze verschillen in stress reactiviteit en het daarom geen goed vergelijkbare groepen zijn. De 5 deelnemers waarvan het geslacht niet bekend was, zijn daarom niet meegenomen in de analyses. Hierdoor zijn uiteindelijk 250 deelnemers meegenomen.

In Tabel 1 is het verschil tussen mannen en vrouwen op stress reactiviteit te zien. Zo is te zien dat de vrouwen in deze steekproef relatief hoog scoren op stress reactiviteit (M = 56.1), namelijk meer dan een halve standaarddeviatie van het gemiddelde.

Tabel 1

Aantal Vrouwelijke en Mannelijke Deelnemers en hun Gemiddelde Genormeerde Stress Reactiviteit Score en Bijbehorende Standaarddeviaties

N M SD

Vrouwen 177 56.1 8.9

Mannen 73 51.9 9.7

In Tabel 2 is een overzicht te vinden van het middelengebruik van vrouwen en mannen apart. Zo is te zien dat meer dan de helft van de vrouwen in deze steekproef rookt, 161 van de 177 vrouwen alcohol drinkt, meer dan 60% wiet/hasj gebruikt, slechts 40 vrouwen wel eens XTC gebruikt hebben en slechts 18 wel eens cocaïne gebruikt hebben. Ook is te zien dat meer dan de helft van de mannen in deze steekproef rookt, 68 van de 73 mannen alcohol drinkt, meer dan 70% wiet/hasj gebruikt en slechts 16 mannen wel eens XTC en/of cocaïne gebruikt hebben.

(9)

Tabel 2

Beschrijvende Statistieken per Item over Middelengebruik voor Vrouwen (V) En Mannen (M)

N %Ja Mediaan

Item V M V M Min. Max. V M

Ooit gerookt 177 73 53.1 56.2 - - - -

Gem. #sigaretten

p/dag als rookte 94 41 - - 1-3 > 17 1-3 1-3 #Sigaretten

afgelopen week 85 40 - - 1-4 405-409 1-4 5-9 Hoe vaak drinkt u

alcohol 177 73 - - Nooit ≥ 4 keer p/week 2-4 keer p/maand 2-4 keer p/maand #Glazen op typische dag 161 68 - - 1-2 ≥ 8 3-4 3-4 #Glazen op uitgaansavond 161 68 - - 1-2 ≥ 8 5-8 5-8 #Glazen afgelopen week 161 68 - - 0-3 ≥ 12 0-3 4-8 Wiet/hasj gebruikt 176 73 61.9 71.2 - - - - #Dagen afgelopen 6 maanden wiet/hasj 109 52 - - ≤ Maandelijks > 4 keer p/week ≤ Maandelijks ≤ Maandelijks #Gram wiet/hasj in gem. joint 109 52 - - < 0.20 ≥ 0.75 0.20-0.33 0.20-0.33 #Joints op typische dag 109 52 - - 1-2 ≥ 5 1-2 1-2 #Keer XTC afgelopen 6 maanden

176 73 - - Niet Wekelijks Niet Niet #Pillen wanneer

XTC gebruikt 40 16 - - < 1 > 2 1 1

#Keer cocaïne afgelopen 6 maanden

176 73 - - Niet Wekelijks Niet Niet Gem. #gram cocaïne

wanneer gebruikt 18 16 - - ≤ Een kwart ≥ 1.5 ≤ Een kwart ≤ Een kwart Noot. N = aantal deelnemers die de vraag hebben ingevuld, %Ja = percentage deelnemers dat ‘Ja’ geantwoord heeft op de dichotome items, Min. = kleinst mogelijke antwoord, Max. = hoogst mogelijke antwoord.

Vervolgens is gekeken naar de correlaties tussen stress reactiviteit en middelengebruik op itemniveau voor vrouwen en mannen apart. Dit is gedaan met behulp van Spearmans

(10)

correlatie coëfficiënt, omdat alle items, op twee na, ordinaal waren. Voor de items “Heeft u ooit gerookt” en “Heeft u wel eens wiet/hasj gebruikt” is Kendall’s tau gebruikt, omdat dit dichotome items waren.

In Tabel 3 is te zien dat de correlaties voor mannen en vrouwen verschillen. Van deze correlaties zullen er vier besproken worden. De rest van de gevonden correlaties waren namelijk verwaarloosbaar klein.

Voor vrouwen werd slechts één significante correlatie gevonden. Tussen het aantal sigaretten dat vrouwen in de afgelopen week gerookt hadden en de score op stress reactiviteit was een significante relatie, rs = -.25, p <.05. Dit is een middelgroot en negatief verband. Naarmate vrouwen hoger scoren op stress reactiviteit, geven zij aan minder sigaretten gerookt te hebben in de afgelopen week, dit was tegen de verwachtingen in.

Bij mannen werden daarentegen meerdere correlaties gevonden die een middelgroot verband aantoonden. Als eerste werd een significante relatie gevonden tussen de hoeveelheid wiet/hasj die mannen in een gemiddelde joint gebruiken en de score op stress reactiviteit, rs = -.28, p <.05. Dit is een middelgroot en negatief verband. Naarmate mannen hoger scoren op stress reactiviteit, geven zij aan minder wiet/hasj te gebruiken in een gemiddelde joint, dit was weer tegen de verwachtingen in.

Daarnaast werd een verband gevonden tussen de hoeveelheid pillen die mannen gebruiken wanneer zij XTC gebruiken en hun score op stress reactiviteit (rs = -.30). Dit is weer een middelgroot en negatief verband. Naarmate mannen hoger scoren op stress reactiviteit, geven zij aan minder pillen XTC te gebruiken, wanneer zij gebruiken. Dit gevonden negatieve verband kwam weer niet overeen met de eerdere verwachtingen.

Als laatste werd ook een middelgroot verband gevonden tussen hoeveel gram cocaïne mannen gemiddeld gebruiken wanneer zij cocaïne gebruiken en hun score op stress

(11)

reactiviteit (rs = .34). Hoe hoger mannen scoren op stress reactiviteit, des te meer gram cocaïne zij gebruiken, wanneer zij gebruiken. Dit laatste gevonden verband is positief en was wel in overeenstemming met de eerdere verwachtingen.

Tabel 3

Correlaties tussen Stress Reactiviteit en Items over Middelengebruik voor Vrouwen en Mannen Item Correlatie Vrouwen Correlatie Mannen

Heeft u ooit gerookt? .08 .12

Hoeveel sigaretten rookt(e) u gemiddeld per dag als u rookte? -.09 -.03 Hoeveel sigaretten heeft u in de afgelopen week gerookt? -.25* -.03

Hoe vaak drinkt u alcohol? -.01 .15

Hoeveel glazen alcohol drinkt u op een typische dag dat u drinkt? -.03 .04 Hoeveel glazen alcohol drinkt u op een uitgaansavond? -.03 .12 Hoeveel glazen heeft u de afgelopen week gedronken? .07 .10

Heeft u wel eens wiet/hasj gebruikt? .09 .06

Op hoeveel dagen in de afgelopen 6 maanden heeft u wiet/hasj gerookt? -.02 -.14 Hoeveel wiet/hasj gebruikt u in een gemiddelde joint? .10 -.28* Hoeveel joints rookt u op een typische dag dat u wiet/hasj rookt? .15 -.06 Hoe vaak heeft u in de afgelopen 6 maanden XTC gebruikt? .02 -.04

Hoeveel pillen neemt u wanneer u XTC gebruikt? .05 -.30

Hoe vaak heeft u de afgelopen 6 maanden cocaïne gebruikt? -.10 .15

Hoeveel gram cocaïne gebruikt u gemiddeld? -.11 .34

(12)

Discussie

In deze studie werd onderzocht in hoeverre persoonlijkheidstrekken in verband staan met middelengebruik. Specifiek werd hier gekeken naar de persoonlijkheidstrek stress reactiviteit. Uit de resultaten blijkt dat er een verband is tussen stress reactiviteit en middelengebruik, maar dat er geen stellige uitspraken gedaan kunnen worden over deze verbanden. Op basis van eerder onderzoek werden positieve verbanden verwacht tussen de verschillende middelen en stress reactiviteit, echter werden in dit onderzoek een aantal negatieve verbanden gevonden. Daarnaast bleek niet elk middel even sterk samen te hangen met stress reactiviteit, slechts enkele items leverde verbanden op.

Voor roken bleek er alleen voor vrouwen een verband te zijn. Hoe hoger vrouwen scoren op stress reactiviteit, des te minder zij aangeven in de afgelopen week gerookt te hebben. Verwacht werd dat deelnemers meer zouden roken naarmate zij hoger zouden scoren op stress reactiviteit. Dit was nu niet het geval en dit zou verklaart kunnen worden doordat deelnemers wellicht een andere motivatie hebben om te roken.

Verder zijn er voor de items over roken geen verbanden gevonden met stress

reactiviteit. Dit zou kunnen liggen aan de vragenlijst over middelengebruik. Het eerste item over roken, dat met ‘Ja’ of ‘Nee’ beantwoord moest worden was: ‘Heeft u ooit gerookt?’ Meer dan de helft van de deelnemers geeft hier ‘Ja’ als antwoord, zowel mannen als vrouwen. Een probleem hierbij is dat veel van deze deelnemers wellicht ooit een keer gerookt hebben om het uit te proberen, maar nooit echt een tijd vast gerookt hebben. Toch is het mogelijk dat ook de deelnemers die wellicht maar één keer een trekje genomen hebben hier ook ja in vullen. Vervolgens kregen zij daardoor ook de vraag over roken te zien waarbij gevraagd werd hoeveel ze gemiddeld per dag roken. Hier was het laagste antwoord dat zij konden kiezen ‘1-3 sigaretten per dag’. Dit antwoord moesten ze vervolgens wel aanvinken, omdat dit de laagste antwoordoptie was. Zo zou verklaart kunnen worden waarom deze antwoorden het

(13)

vaakst gegeven werden en waarom er wellicht geen verbanden gevonden werden tussen deze items over roken en stress reactiviteit. In vervolgonderzoek zou een antwoordoptie moeten worden toegevoegd waarbij deelnemers ook aan kunnen geven wel eens gerookt te hebben om het uit te proberen, zodat deze deelnemers de daaropvolgende items over roken niet te zien krijgen. Zo kan vertekening van de resultaten voorkomen worden.

Voor alcohol zijn voor zowel mannen als vrouwen geen verbanden gevonden met stress reactiviteit. Dit zou kunnen liggen aan de steekproef die gebruikt is in dit onderzoek. De deelnemers gaven bij de open vraag over de voornaamste reden om te drinken aan dat ze dit voor de gezelligheid deden. De deelnemers waren eerstejaarsstudenten en zij hebben dus over het algemeen een andere motivatie om te drinken, namelijk voor de gezelligheid in plaats van om stress te verminderen.

Voor wiet/hasj gebruik werd gevonden dat mannen gemiddeld minder wiet/hasj in een joint gebruiken, wanneer zij hoger scoren op stress reactiviteit. Dit negatieve verband zou ook verklaart kunnen worden aan de hand van de antwoorden op de open vraag over de

voornaamste reden om wiet/hasj te gebruiken. De meerderheid gaf hier aan wiet/hasj te gebruiken voor de gezelligheid en/of met vrienden. Zij gebruiken dus niet de wiet/hasj als manier om de stress te verlagen.

Als laatste werd gevonden dat naarmate mannen hoger scoren op stress reactiviteit zij minder XTC pillen gebruiken en juist meer gram cocaïne gebruiken. Deze verbanden zijn gevonden op basis van de gegevens van erg weinig mannen. Van de mannen gaven er namelijk slechts 16 van de 73 aan wel eens XTC en/of cocaïne gebruikt te hebben. De gevonden verbanden bij XTC en cocaïne zijn daarom ook niet significant en niet erg

(14)

Een beperking van dit onderzoek is dat het berust op zelfrapportage. Over het

algemeen is het lastig voor individuen om zichzelf objectief te bekijken en hun eigen gedrag te beoordelen. Voor vervolgonderzoek zou hier rekening mee gehouden kunnen worden door eerst te meten hoe mensen denken dat ze zich gedragen door middel van vragenlijsten. Vervolgens zou dit dan ook daadwerkelijk gemeten moeten worden in het dagelijks leven.

Een andere beperking is dat de deelnemers in dit onderzoek allemaal eerstejaars psychologie studenten zijn. De deelnemers zijn dus vrij jong (M = 19.8 jaar) en hebben allemaal hetzelfde opleidingsniveau. Het middelengebruik onder studenten zou kunnen verschillen met dat van andere bevolkingsgroepen. Daarnaast is de motivatie om middelen te gebruiken bij studenten voornamelijk voor de gezelligheid en/of op feestjes en/of met

vrienden. Hierdoor zijn de resultaten van dit onderzoek niet te generaliseren tot de algemene populatie. In vervolgonderzoek zou het daarom beter zijn verschillende opleidingsniveaus en leeftijden mee te nemen.

Een ander belangrijk punt is dat de relatie tussen persoonlijkheid en middelengebruik correlationeel is. Hierdoor kunnen er geen conclusies worden getrokken over causaliteit en is het bijvoorbeeld ook mogelijk dat middelengebruik een invloed uitoefent op de

persoonlijkheid, in dit geval stress reactiviteit. Om hiervoor te kunnen controleren zouden in het vervolg longitudinale onderzoeken moeten worden opgezet waarbij persoonlijkheid en middelengebruik op meerdere punten door de tijd heen worden gemeten. Zo zou kunnen blijken of persoonlijkheid in verloop van tijd verandert, wanneer middelengebruik verandert.

De conclusie is dat er een verband bestaat tussen stress reactiviteit en verschillende middelen, waaronder roken, wiet/hasj, XTC en cocaïne en dat deze verbanden voor mannen en vrouwen verschillen. Deze gevonden verbanden liggen niet in lijn met de eerdere

verwachtingen. Op basis van eerder onderzoek werd tussen alcohol en stress reactiviteit een sterk positief verband verwacht, welke in dit onderzoek niet is gevonden. Ook werd een

(15)

positief verband verwacht bij roken, wiet/hasj en XTC, waar hier negatieve verbanden werden gevonden. Het enige verband dat wel overeenkwam met de verwachtingen was het positieve verband tussen cocaïne en stress reactiviteit. Dit verband was echter gebaseerd op een te kleine steekproef, waardoor deze niet betrouwbaar was. Over de precieze richting van de verbanden kan dus geen stellige uitspraak gedaan worden. Deze verbanden moeten allen nader worden onderzocht, met een grotere steekproef uit een meer diverse populatie en wellicht in longitudinaal onderzoek waar niet alleen gebruik wordt gemaakt van

(16)

Literatuurlijst

Baumeister, R. F., Vohs, K. D., & Funder, D. C. (2007). Psychology as the science of self- reports and finger movements: Whatever happened to actual behavior? Perspectives on Psychological Science, 2, 396-403.

Cauchi, C., & DeGiovanni, K. (2015). The influence of personality traits on the wellbeing of Maltese university students: a quantitative study. Malta Journal of Health Sciences, 55.

Eigenhuis, A., Kamphuis, J. H., & Noordhof, A. (2013). Development and validation of the Dutch brief form of the Multidimensional Personality Questionnaire (MPQ- BF-NL). Assessment, 20(5), 565-575.

Furr, R. M. (2009). Personality psychology as a truly behavioural science. European Journal of Personality, 23, 369-401

Grucza, R. A., & Goldberg, L. R. (2007). The comparative validity of 11 modern personality inventories: Predictions of behavioral acts, informant reports, and clinical

indicators. Journal of Personality Assessment, 89(2), 167-187.

Gunthert, K. C., Cohen, L. H., & Armeli, S. (1999). The role of neuroticism in daily stress and coping. Journal of personality and social psychology, 77(5), 1087.

Kotov, R., Gamez, W., Schimdt, F., & Watson, D. (2010). Linking ‘’big’’ personality traits to anxiety, depressive, and substance use disorders: a meta-analysis. Psychological Bulletin, 136(5), 768- 821.

Krueger, R. F., Caspi, A., & Moffit, T. E. (2000). Epidemiological personology: The unifying role of personality in population-based research on problem behaviors. Journal of Personality, 68(6), 967-998.

Kuntsche, E., von Fischer, M., & Gmel, G. (2008). Personality factors and alcohol use: A mediator analysis of drinking motives. Personality and Individual Differences, 45,

(17)

796-800.

Martin, E. D., & Sher, K. J. (1994). Family history of alcoholism, alcohol use disorders and the Five-Factor model of personality. Journal of Studies on Alcohol, 55(1), 81-90. Mohiyeddini, C., Bauer, S., & Semple, S. (2015). Neuroticism and stress: The role of

Displacement behavior. Anxiety, Stress, & Coping, 28(4), 391-407.

Sutin, A. R., Evans, M. K., & Zonderman A. B. (2013). Personality traits and illicit

substances: the moderating role of poverty. Drug and Alcohol Dependence, 131(3), 247-251.

Tellegen, A., & Waller, N. G. (2008). Exploring personality through test construction: Development of the Multidimensional Personality Questionnaire. In The SAGE handbook of personality theory and assessment, Vol 2: Personality measurement and testing (pp. 261-292). Thousand Oaks, CA: Sage Publications, Inc; US.

Terracciano, A., & Costa, P. T. (2004). Smoking and the five-factor model of personality. Addiction,99, 472-481.

Terracciano, A., Löckenhoff, C. E., Crum, R. M., Bienvenu, O. J., & Costa Jr, P. T. (2008). Five-factor model personality profiles of drug users. BMC Psychiatry, 8(22).

(18)

Appendix A

Items MPQ-BF-NL Stress Reactiviteit

De stellingen kunnen beantwoord worden met juist/onjuist. 1. Ik maak me vaak ergens zorgen over.

2. Ik voel me vrij gauw gekwetst.

3. Vaak kunnen kleinigheden me irriteren.

4. Zo nu en dan heb ik sterke emoties (zoals angst of boosheid) zonder echt te weten waarom. 5. Onverwachte dingen doen me vaak schrikken.

6. Ik raak soms erg van streek en gespannen wanneer ik aan de gebeurtenissen van de dag denk.

7. Ik heb vaak last van schuldgevoelens.

8. Kleine tegenvallers ergeren me soms te zeer. 9. Mijn zorgen houden me vaak uit de slaap.

10. Er zijn dagen dat ik voortdurend gespannen ben. 11. Ik ben gevoeliger dan goed voor me is.

12. Mijn stemming wisselt soms van gelukkig naar verdrietig of van verdrietig naar gelukkig, zonder duidelijke reden.

(19)

Appendix B

Vragenlijst Middelengebruik in Qualtrics

Wanneer deze vraag met ‘Nee’ beantwoord werd, werden de volgende 2 vragen over roken niet vertoond.

(20)

Wanneer de vraag ‘Hoe vaak drinkt u alcohol?’ met ‘Nooit’ werd beantwoord, werden de volgende 4 vragen over alcohol niet vertoond.

Wanneer de vraag ‘Heeft u wel eens wiet/hasj gebruikt?’ met ‘Nee’ werd beantwoord, werden de volgende 4 vragen niet vertoond.

(21)

Wanneer bovenstaande vraag met ‘Niet’ werd beantwoord, werden de volgende 2 vragen niet vertoond.

(22)

Wanneer de vraag ‘Hoe vaak heft u de afgelopen 6 maanden cocaïne gebruikt?’ met ‘Niet’ werd beantwoord, werden de volgende 2 vragen niet vertoond.

(23)

Appendix C

(24)

Appendix D

Debriefing Stress Reactiviteit en Middelengebruik

Voor deze studie is er een nieuw geformuleerde vragenlijst over middelengebruik afgenomen. Eerder is een gedeelte van de Nederlandse verkorte versie van de Multidimensional

personality questionaire (MPQ-BF-NL) afgenomen. De MPQ-BF-NL in zijn geheel meet 11 persoonlijkheidstrekken, waarvan er in deze studie één nader onderzocht is in relatie tot middelengebruik, namelijk stress reactiviteit. We vermoeden dat middelengebruik verband houdt met bepaalde persoonlijkheidskenmerken, zoals stress reactiviteit. De scores op deze vragenlijsten worden aan elkaar gekoppeld om beter inzicht te krijgen in

persoonlijkheidskenmerken die eventueel middelengebruik voorspellen. Voor vragen kunt u contact opnemen met de begeleider van dit onderzoek, Annemarie Eigenhuis

(A.eigenhuis@uva.nl) en de onderzoeker Gwen Grimbergen (gwengrimbergen@hotmail.com).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De relatie tussen humusvormen en vegetatietypen hebben we onderzocht door per humusvorm aan te geven welke vegetatietypen voor komen.. Een belangrijk uitgangspunt bij de

[r]

Different boundary conditions for the temperature at the outside walls are tested and their influence on the tempera- ture distribution inside of the combustion chamber is explored..

face recognition methodology, which is based on the combination of the texture operator, namely Multi-scale Local Binary Pattern (MSLBP), face image filtering and feature

During embryonic development, Fstl1 mRNA is detected in different organs, but the highest expression is found in the lung, predominantly in mesenchymal cells, including vascular

Werkloosheidsduur volgens de leeftijd van de om sociale en familiale redenen vrijgestelde volledig werklozen (in relatieve cijfers), mannen en vrouwen, Land - Mei 2002..

o Based on the computational modelling of applying interstitial fluid flow through individual building blocks,we can pattern and guide cell alignment hence the vasculature

This dissertation serves as a report of a qualitative exploration of the experience of adolescents with physical disabilities during therapeutic horse- riding. The aim of the study