• No results found

Beroepsverbod door de tuchtrechter : Een onderzoek naar de wenselijkheid van het opleggen van een algeheel beroepsverbod door de tuchtrechter

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Beroepsverbod door de tuchtrechter : Een onderzoek naar de wenselijkheid van het opleggen van een algeheel beroepsverbod door de tuchtrechter"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Beroepsverbod door de

tuchtrechter

Een onderzoek naar de wenselijkheid van het opleggen van een algeheel beroepsverbod door de tuchtrechter

Kim Ross 10349812

Master Publiekrecht: Gezondheidsrecht mr. dr. R.P. Wijne

(2)
(3)

Beroepsverbod door de tuchtrechter iii

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 1

Lijst van gebruikte afkortingen ... 3

Abstract ... 5

1. Inleiding ... 7

2. Huidige praktijk ... 11

2.1. Inleiding ... 11

2.2. Tuchtrecht ... 11

2.2.1. Doel van het tuchtrecht ... 11

2.2.2. Mogelijkheden bij misdragingen gepleegd in professionele sfeer ... 12

2.2.3. Sancties ... 13

2.2.4. Mogelijkheden bij misdragingen gepleegd in privésfeer ... 14

2.3. Strafrecht ... 16

2.3.1. Doel van het strafrecht ... 16

2.3.2. Mogelijkheden bij een delict gepleegd in de professionele sfeer ... 17

2.3.3. Sancties ... 19

2.3.4. Mogelijkheden bij delict gepleegd in de privésfeer ... 21

2.4. College van Medisch Toezicht ... 22

2.4.1. Doel van het College van Medisch Toezicht ... 22

2.4.2. Mogelijkheden van College van Medisch Toezicht bij misdraging ... 23

2.4.3. Sancties ... 23

2.5. Samenvatting ... 24

3. Mogelijke veranderingen ... 26

3.1. Inleiding ... 26

3.2. Motie Bruins Slot/Bouwmeester ... 26

3.2.1. Motie ... 26

3.2.2. Onderbouwing van de motie ... 27

3.2.3. Reactie van de minister van VWS ... 28

3.3. Voorgestelde veranderingen Wet BIG ... 29

3.3.1. Ambtelijk concept wetsvoorstel ... 29

3.3.2. Stand van zaken van het wetsvoorstel ... 31

(4)

Beroepsverbod door de tuchtrechter iv

4. Opvattingen uit de praktijk ... 33

4.1. Inleiding ... 33 4.2. Juristen ... 34 4.2.1. Beroepsverbod ... 34 4.2.2. Tuchtnorm ... 36 4.2.3. CMT ... 38 4.3. Artsen ... 39 4.3.1. Beroepsverbod ... 39 4.3.2. Tuchtnorm ... 43 4.3.2. CMT ... 44 4.4. Samenvatting ... 44 5. Slot ... 46 5.1. Conclusie ... 46 5.2. Aanbevelingen ... 48 Literatuurlijst ... 51 (Hand)Boeken ... 51 Officiële publicaties ... 51 Overig ... 52 Rechtspraak ... 53 Tijdschriften ... 54 Websites ... 54 Wet- en regeleving ... 55

(5)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 1

Voorwoord

Voor u ligt mijn onderzoek naar de wenselijkheid van de mogelijkheid van het opleggen van een algeheel beroepsverbod door de tuchtrechter binnen de gezondheidszorg. Naar aanleiding van het ambtelijk concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) ben ik deze scriptie gaan schrijven.

In het najaar van 2015 kwam ik nieuwsberichten tegen over de mogelijkheid van het opleggen van een algeheel beroepsverbod. Ik raakte geïnteresseerd in dit onderwerp en wilde er graag meer van weten. Het concept wetsvoorstel Wet modernisering tuchtrecht Wet BIG heeft van 23 september 2015 tot en met 5 november 2015 ter consultatie gelegen.1 In dit wetsvoorstel werd voorgesteld om de tuchtrechter de mogelijkheid te geven tot het opleggen van een algeheel beroepsverbod. Omdat een algeheel beroepsverbod een maatregel is met verstrekkende gevolgen was ik benieuwd naar de argumenten om dit verbod in te voeren en de kanttekeningen die bij het verbod geplaatst kunnen worden. Mijn interesse voor dit onderwerp was zodanig gewekt dat ik besloten heb mij hier verder in te willen verdiepen en mijn masterscriptie over dit onderwerp te schrijven.

Deze scriptie heb ik geschreven ter afsluiting van de master Publiekrecht track Gezondheidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Afgelopen jaar heb ik met heel veel plezier deze master gevolgd. Het leuke en interessante aan het gezondheidsrecht vind ik dat je te maken hebt met actuele vraagstukken, ethische vraagstukken en vraagstukken waarover de maatschappelijk consensus altijd blijft veranderen. Daarnaast vind ik ook dat het gezondheidsrecht gespecialiseerd maar toch heel breed is. Alles heeft te maken met de gezondheidszorg maar zowel op bestuursrechtelijk, strafrechtelijk als privaatrechtelijk vlak. Deze gespecialiseerde

1 Wet modernisering tuchtrecht Wet BIG, <www.internetconsultatie.nl>, laatst geraadpleegd op 19 april

(6)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 2 diversiteit maakt dat het gezondheidsrecht voor mij een uitdaging is waar ik veel plezier aan beleef.

Graag wil ik Rolinka Wijne bedanken voor het begeleiden van de scriptie waarbij zij mij altijd snel van nuttige feedback heeft voorzien. Daarnaast wil ik ook de overige docenten van de master gezondheidsrecht bedanken voor de colleges die ik het afgelopen jaar met veel plezier en belangstelling gevolgd heb. Tot slot bedank ik mijn vrienden en familie, en in het bijzonder mijn ouders, voor de onvoorwaardelijke steun en het altijd kunnen zorgen voor een lach op mijn gezicht.

Ik heb plezier beleefd aan mijn onderzoek en het schrijven van deze scriptie en ik hoop dat u deze scriptie daarom met veel belangstelling zult lezen.

(7)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 3

Lijst van gebruikte afkortingen

AMvB Algemene Maatregel van Bestuur Art. Artikel

Artt. Artikelen

BW Burgerlijk Wetboek

CMT College van Medisch Toezicht CTG Centraal Tuchtcollege

e.a. En anderen

GGZ Geestelijke Gezondheidszorg

Gw Grondwet

Hof Gerechtshof

HR Hoge Raad der Nederlanden IGZ Inspectie voor de gezondheidszorg

jo. Juncto

KNMG Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst LOBB Last tot onmiddellijke beëindiging van de beroepsuitoefening

MC Medisch Contact

MvT Memorie van Toelichting

NFU Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra NJB Nederlands Juristenblad

NTvG Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde OM Openbaar Ministerie

Ow Opiumwet

p. Pagina

(8)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 4 Rov. Rechtsoverweging

RTG Regionaal Tuchtcollege Sr Wetboek van Strafrecht T&C Tekst & Commentaar

TvGR Tijdschrift voor Gezondheidsrecht VOG Verklaring omtrent gedrag

VWS Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Wet BIG Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg Wkkgz Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg

(9)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 5

Abstract

In de Wet BIG is tuchtrecht binnen de gezondheidszorg geregeld. Met name na de tweede evaluatie werd duidelijk dat het tuchtrecht ‘in zijn huidige vorm niet toekomstbestendig’ is. Daarnaast is, er een motie ingediend door de Kamerleden Bruins Slot (CDA) en Bouwmeester (PvdA) om ‘foute artsen’ aan te pakken.

Het doel van dit onderzoek is om een antwoord te vinden op de volgende vraag: ‘Moet het

mogelijk gemaakt worden dat de tuchtrechter een algeheel beroepsverbod betrekking hebbend op elke vorm van hulpverlening kan opleggen, ongeacht in welke setting betrokkene zich heeft misdragen? En zo ja, in welke vorm?’

Het onderzoek is gedaan door middel van juridisch literatuur- en jurisprudentieonderzoek. Hierbij is allereerst uitgezocht wat er nu al mogelijk is met betrekking tot het opleggen van een beroepsverbod. Vervolgens is gekeken welke wijzigingen van het recht zijn voorgesteld met betrekking tot het opleggen van een algeheel beroepsverbod en het uitbreiden van de tweede tuchtnorm waardoor (meer) handelingen die gepleegd zijn in de privésfeer ook onder het verbod vallen. Daarna is bekeken hoe de praktijk heeft gereageerd op de voorgestelde wijzigingen. Tot slot is er met de bevindingen een conclusie getrokken en zijn er aanbevelingen geformuleerd.

Naar aanleiding van de evaluatie van de Wet BIG en de ingediende motie is het ambtelijk concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG opgesteld. De belangrijkste wijziging die in het wetsvoorstel naar voren komt is, gelet op het onderwerp van deze scriptie, dat binnen het tuchtrecht een mogelijkheid gecreëerd wordt om de tuchtrechter een beroepsbeoefenaar een algeheel beroepsverbod op te leggen. Door deze wijziging kan de tuchtrechter straks verbieden dat iemand patiënten of een categorie van patiënten mag behandelen of in opdracht en onder

(10)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 6 toezicht van een BIG-geregistreerde gaat werken. Een andere belangrijke wijziging, in het kader van dit onderzoek, is dat met dit wetsvoorstel de tweede tuchtnorm wordt uitgebreid. Een beroepsbeoefenaar handelt in strijd met de voorgestelde tweede tuchtnorm als hij zich niet gedraagt zoals een goed beroepsbeoefenaar betaamt.

Uit het onderzoek is gebleken dat de mogelijkheid tot het opleggen van een algeheel beroepsverbod door de tuchtrechter niet wenselijk is. Het algehele beroepsverbod hoort (meer) thuis in het strafrecht. Een algeheel beroepsverbod past beter bij het strafrecht gelet op de extra waarborgen die het strafprocesrecht biedt, de medewerkingsplicht van de artsen in een tuchtzaak en het doel van het tuchtrecht. De deskundigheid van de tuchtcolleges ligt ook met name in het beoordelen van beroepsmatig handelen en niet in het beoordelen van privé-gedragingen. Het algehele beroepsverbod is alleen rechtvaardig in gevallen waarin bewezen is dat betrokkene een zodanig gevaar voor de goede en veilige zorg en kwaliteit van de zorg oplevert dat het beroepsverbod onontkoombaar is. Als iemand, naast een eventueel strafrechtelijk vergrijp feitelijk ongeschikt is, hoort de beoordeling van de feitelijke ongeschiktheid thuis bij het College van Medisch Toezicht in plaats van bij de strafrechter omdat zij hier beter over kunnen oordelen. Verder zou het veranderen van de tweede tuchtnorm naar ‘hoe een goed hulpverlener betaamt’ leiden tot discussie en rechtsonzekerheid.

(11)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 7

1. Inleiding

Stelt u uzelf eens voor, u bent patiënt bij een chirurg. Deze chirurg vermoordt zijn vrouw omdat ze overspel heeft gepleegd. De moord heeft verder geen invloed op het werk van de chirurg. Zou u nog door deze chirurg behandeld willen worden?

Op grond van art. 22 Grondwet2 (hierna: Gw) is de overheid (eind)verantwoordelijk voor de kwaliteit van de gezondheidszorg.3 In het gezondheidsrecht kan het handelen van een hulpverlener worden getoetst volgens verschillende procedures. Zo kan een klacht worden ingediend bij een klachtencommissie, kan een tuchtprocedure gevolgd worden, kan een strafrechtelijke procedure gevolgd worden en kan daarnaast ook nog een civiele procedure gevolgd worden.4 Het ne bis in idem beginsel (niemand mag tweemaal lastig worden gevallen ter zake van hetzelfde feit binnen hetzelfde domein, art. 68 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr)5) geldt niet wanneer zowel een tuchtrechtelijk procedure, een strafrechtelijke procedure en/of een civiele procedure wordt aangespannen.6 Meerdere procedures kunnen dus gevolgd worden over dezelfde feiten. Dit is onder andere gebleken in de zaak Vencken.7 De heer Vencken was een arts die bij een terminale patiënt palliatieve sedatie en symptoombestrijding had toegepast maar werd beschuldigd van levensbeëindiging. Tegen de heer Vencken werden twee procedures gestart: een tuchtrechtelijke procedure en een strafrechtelijke procedure. In zowel de strafrechtelijke procedure als de tuchtrechtelijke procedure bleek de klacht over levensbeëindiging ongegrond.8 Je ziet terug dat wanneer meerdere procedures gevolgd worden, dat de instantie die pas in de

2 ‘De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid’. 3 Leenen e.a. 2014, p. 434.

4 Leenen e.a. 2014, p. 660.

5 Corstens 2011, p. 189 en Leenen e.a. 2014, p. 648.

6 Kalkman-Bogerd, T&C Gezondheidsrecht, commentaar op artikel 51 Wet BIG.

7 RTG Zwolle 10 maart 2005, MC 2005, 12, p. 499-501 en Hof Den Bosch 19 juli 2005, TvGR 2005/36. 8 Legemaate, NTvG 2006/150, p. 1689-1692.

(12)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 8 tweede (of derde) plaats een oordeel geeft over de feiten rekening houdt (bij bijvoorbeeld de strafmaat) met de uitkomst van de procedure waar in eerste instantie een uitspraak is geweest.9 De verschillende instanties kunnen verschillende sancties opleggen.

In 1997 is de Wet BIG in werking getreden. Met de invoering van de Wet BIG werd een geheel nieuw tuchtrecht binnen de gezondheidszorg geïntroduceerd.10 De Wet BIG is in 2002 en in 2013 geëvalueerd.11 Met name na de tweede evaluatie werd duidelijk dat het tuchtrecht ‘in zijn huidige vorm niet toekomstbestendig’ is.12

De vijf belangrijkste problemen van het huidige tuchtrecht zijn als volgt. Om te beginnen worden betrekkelijk weinig tuchtklachten ingediend (ongeveer 1500 per jaar op miljoenen handelingen in de zorg). Tussen deze klachten zitten ook klachten die niet binnen het tuchtrecht thuis horen en bijvoorbeeld beter met het klachtrecht opgelost kunnen worden.13 In de tweede plaats richt het tuchtrecht zich op het individu, dit zou niet meer passen bij de huidige zorg waarbij samenwerken centraal staat.14 Ten derde zou de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: IGZ) te weinig tuchtklachten indienen en te weinig gebruik maken van haar beroepsrecht. Ook is het onduidelijk wat de rol is van de IGZ met betrekking tot het toezicht op schorsing en doorhaling.15 Ten vierde blijkt dat het onduidelijk is tot hoe ver de tweede tuchtnorm dient te reiken, met name gelet op het feit dat de tuchtrechter deze ruimer lijkt te interpreteren (zie hierover ook hoofdstuk 2).16 Tot slot zou het tuchtrecht onder andere door het publicatiebeleid te veel verharden en te veel gaan lijken op het strafrecht.17

9 Leenen e.a. 2014, p. 658-659. 10 Dute, TvGR, 2015/08, p. 606. 11 Leenen e.a. 2014, p. 618. 12 Dute, TvGR, 2015/08, p. 607. 13 Dute, TvGR, 2015/08, p. 607. 14 Dute, TvGR, 2015/08, p. 608. 15 Dute, TvGR, 2015/08, p. 608. 16 Dute, TvGR, 2015/08, p. 608. 17 Dute, TvGR, 2015/08, p. 608.

(13)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 9 In de tweede wetsevaluatie van de Wet BIG is onder andere aanbevolen om een algeheel

beroepsverbod mogelijk te maken: ‘neem in de Wet BIG een bredere regeling op die niet beperkt is tot het beroep waarin het delict is begaan, ook niet beperkt tot de gezondheidszorg (maar betrekking

hebbend op elke vorm van hulpverlening), ongeacht of het delict in een al dan niet bezoldigde

dienstbetrekking is begaan, dus beroepsmatig of niet, direct of indirect, bijvoorbeeld in adviserende of faciliterende zin, ook niet in opdracht van een bevoegde BIG-geregistreerde.’18 Daarnaast is ook aanbevolen om de tweede tuchtnorm aan te passen naar: ‘enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten dat niet betaamt in een behoorlijke uitoefening van het beroep’.19 Een laatste aanbeveling die ik in het kader van dit onderzoek wil bespreken is de aanbeveling om ‘de taken van het CMT onder te brengen bij de tuchtcolleges.’20

Daarnaast is, naar aanleiding van de wetsevaluatie van de Wet BIG van 2013, vanuit de politiek een roep om artsen een algeheel beroepsverbod op te kunnen leggen wanneer zij zeer ernstige misdrijven plegen. Zo is er een motie ingediend door de Kamerleden Bruins Slot (CDA) en Bouwmeester (PvdA) om ‘foute artsen’ aan te pakken.21

Naar aanleiding van de evaluatie van de Wet BIG en de ingediende motie is het ambtelijk concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG opgesteld. In dit wetsvoorstel wordt onder andere voorgesteld om het opleggen van een algeheel beroepsverbod door de tuchtrechter mogelijk te maken. Tevens is er voorgesteld de tweede tuchtnorm uit te breiden waardoor handelingen die zijn verricht in de privésfeer ook (meer) onder het tuchtrecht vallen. Een laatste voorbeeld van de voorgestelde wijzigingen is om de taken van het College van Medisch Toezicht (hierna: CMT) onder te brengen bij de tuchtcolleges.

18 Sijmons e.a., Tweede evaluatie Wet op de beroepen in de individuele, Den Haag: ZonMw 2013, p. 291. 19 Sijmons e.a., Tweede evaluatie Wet op de beroepen in de individuele, Den Haag: ZonMw 2013, p. 289. 20 Sijmons e.a., Tweede evaluatie Wet op de beroepen in de individuele, Den Haag: ZonMw 2013, p. 289. 21 Kamerstukken II, 29 282, nr. 225.

(14)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 10 In dit onderzoek wordt de volgende onderzoeksvraag onderzocht: ‘Moet het mogelijk gemaakt

worden dat de tuchtrechter een algeheel beroepsverbod betrekking hebbend op elke vorm van hulpverlening kan opleggen, ongeacht in welke setting betrokkene zich heeft misdragen? En zo ja, in welke vorm?’

Het onderzoek is gedaan door middel van juridisch literatuur- en jurisprudentieonderzoek.

Om tot een antwoord op deze onderzoeksvraag te komen wordt in hoofdstuk 2 de huidige praktijk beschreven. Hierbij wordt ingegaan op de mogelijkheden van de tuchtrechter, de strafrechter en het CMT met betrekking tot misdragingen gepleegd door artsen of andere hulpverleners in de privésfeer en beroepsmatige sfeer. Het CMT heeft een andere insteek dan de straf- en tuchtrechter maar is relevant om te bespreken omdat het CMT ook artsen uit hun ambt kan zetten.

In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de mogelijke veranderingen die zijn voorgesteld ten aanzien van het tuchtrecht in het ambtelijk concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG. In dit hoofdstuk wordt tevens gekeken naar de motie die is ingediend door de Kamerleden Bruins Slot en Bouwmeester.

Nadat duidelijk is geworden welke veranderingen van de Wet BIG zijn voorgesteld, wordt in hoofdstuk 4 bekeken hoe de praktijk op deze voorgestelde veranderingen heeft gereageerd. Hierbij wordt ingegaan op de meningen die artsen en (gezondheidsrecht) juristen reeds gegeven hebben in diverse tijdschriften en overige literatuur.

Het onderzoek wordt afgesloten in hoofdstuk 5. In dit hoofdstuk wordt een conclusie getrokken en heb ik een viertal aanbevelingen geformuleerd.

(15)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 11

2. Huidige praktijk

2.1. Inleiding

Zoals reeds in de inleiding genoemd, kan binnen het gezondheidsrecht het handelen van een hulpverlener worden getoetst volgens verschillende procedures. Binnen deze procedures zijn verschillende sancties mogelijk.

In dit hoofdstuk wordt eerst in paragraaf 2.2. ingegaan op de huidige mogelijkheden van de tuchtrechter om een beroepsverbod op te leggen en het doel van het tuchtrecht. Vervolgens worden in paragraaf 2.3. ter vergelijking de mogelijkheden van de strafrechter om een beroepsverbod op te leggen en het doel van het strafrecht besproken. In paragraaf 2.4. worden de mogelijkheden van het opleggen van een beroepsverbod door het CMT en het doel van het CMT besproken. Tot slot wordt het hoofdstuk afgesloten met een samenvatting in paragraaf 2.5.

2.2. Tuchtrecht

2.2.1. Doel van het tuchtrecht

Op grond van art. 47 Wet BIG zijn de arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, fysiotherapeut, verloskundige en verpleegkundige onderworpen aan het tuchtrecht. Uitvoerders van deze beroepen moeten ingeschreven staan in het BIG-register (art. 3 Wet BIG) om hun titel te mogen voeren. Het gevolg is dat zij onderworpen worden aan het

(16)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 12 tuchtrecht.22 Het tuchtrecht ziet alleen op natuurlijke personen, niet op instellingen. Persoonlijke verwijtbaarheid ligt aan het tuchtrecht ten grondslag.23

Het tuchtrecht heeft als belangrijkste doelstelling het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening.24 Uit het feit dat de kwaliteit van de zorgverlening hier op de eerste plaats wordt gezet blijkt dat het tuchtrecht niet het belang van de klager dient. Een aangeklaagde hulpverlener legt dan ook verantwoording af aan het tuchtcollege en niet aan de klager.25

Het idee dat klachten de kwaliteit van de beroepsuitoefening ten goede kan komen, wordt ondersteund door onder andere de laagdrempeligheid en eenvoud van het indienen van een tuchtklacht. De klager loopt bijvoorbeeld geen enkel (financieel) risico en de klager krijgt over het algemeen de mogelijkheid om zijn klacht mondeling toe te lichten bij zowel het Regionaal Tuchtcollege (hierna: RTG) als in hoger beroep bij het Centraal Tuchtcollege (hierna: CTG).26 In het RTG hebben twee juristen en drie leden-beroepsgenoten zitting en in het CTG hebben drie juristen en twee leden-artsen zitting.27 Tot slot kan de procureur-generaal op grond van art. 75 Wet BIG cassatie in het belang der wet in te stellen, hierbij worden bijvoorbeeld algemene vragen over het tuchtrecht behandeld.28

2.2.2. Mogelijkheden bij misdragingen gepleegd in professionele sfeer

Het tuchtrecht is gericht op handelingen die gepleegd zijn in de hoedanigheid van hulpverlener zoals geregistreerd in het BIG-register, dit volgt uit art. 47 Wet BIG. Art. 47 Wet BIG kent twee normen waaraan de tuchtrechter kan toetsen:

22 Leenen e.a. 2014, p. 605.

23 Kalkman-Bogerd, T&C Gezondheidsrecht, commentaar op artikel 47 Wet BIG. 24 Leenen e.a. 2014, p. 606.

25 Leenen e.a. 2014, p. 606. 26 Leenen e.a. 2014, p. 606. 27 Wijne 2014, p. 59. 28 Wijne 2014, p. 59-60.

(17)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 13 a. Enig handelen of nalaten door een geregistreerd beroepsbeoefenaar in strijd met de zorg die hij in die hoedanigheid behoort te betrachten ten opzichte van de patiënt of diens naaste betrekkingen;

b. Enig ander handelen of nalaten door een geregistreerd beroepsbeoefenaar in strijd met het belang van een goede uitoefening van individuele gezondheidszorg.

De eerste norm richt zich op de verhouding tussen de hulpverlener en de patiënt en de tweede tuchtnorm heeft betrekking op het algemeen belang dat gelegen is in een goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg.29

Het tuchtcollege dient binnen twee maanden na afronding van het onderzoek ter zitting een eindbeslissing te geven. Er zijn drie mogelijke eindbeslissingen:

- De klager is niet-ontvankelijk; - De klacht wordt afgewezen; - Het opleggen van een maatregel.30

2.2.3. Sancties

De maatregelen die de tuchtrechter kan opleggen vanuit de Wet BIG zijn: - Waarschuwing;

- Berisping;

- Geldboete van ten hoogste € 4.500,00;

- Schorsing van de inschrijving in het register voor ten hoogste een jaar (eventueel in combinatie met een geldboete);

- Gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid, in het register staande, het betrokken beroep uit te oefenen;

29Leenen e.a. 2014, p. 613. 30Leenen e.a. 2014, p. 607.

(18)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 14 - Doorhaling van de inschrijving in het register (beroepsverbod).31

Wanneer de aangeklaagde reeds geschorst was of de inschrijving doorgehaald, kan als maatregel worden opgelegd dat de betrokkene zich niet opnieuw kan inschrijven in het BIG-register.32

2.2.4. Mogelijkheden bij misdragingen gepleegd in privésfeer

Zoals eerder gezegd zijn de tuchtnormen ruim geformuleerd. Hierdoor zouden misdragingen die buiten de professionele sfeer zijn gepleegd mogelijk ook onder het tuchtrecht kunnen vallen. Getoetst moet worden aan de tweede tuchtnorm, nu de eerste tuchtnorm zich richt op de arts-patiëntrelatie en dit juist het punt is wat ontbreekt bij misdragingen die gepleegd zijn in de privésfeer.

Handelingen die door een BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar gepleegd worden in privésfeer vallen volgens de Memorie van Toelichting (hierna: MvT) in beginsel niet onder de twee tuchtnormen.33 Er zijn echter uitspraken van het tuchtcollege waaruit het tegengestelde blijkt. Een voorbeeld is de uitspraak van het CTG op 12 februari 2012. In deze zaak heeft een arts twee drugverslaafden opdracht gegeven om, tegen betaling, brand te stichten in de woning van zijn ex-vrouw. Ook de kinderen en ouders van de vrouw waren in het huis aanwezig ten tijde van de brand. Het RTG heeft in eerste aanleg geoordeeld dat deze zaak niet onder het tuchtrecht viel.34 In hoger beroep oordeel het CTG echter anders. Het CTG was van oordeel dat het handelen van deze arts wel aan de tweede tuchtnorm getoetst kan worden, ik citeer:

“Het gaat hier om handelen van iemand die de hoedanigheid van arts bezit maar niet in die hoedanigheid handelde, welk handelen met opzet gericht was op het doden althans toebrengen van zwaar lichamelijk letsel van een ander. Dergelijk gedrag is flagrant in strijd met de algemene zorgplicht die iedereen ten aanzien van het leven en de gezondheid van zijn medemens in acht behoort te nemen. Aan een arts is uit

31 Leenen e.a. 2014, p. 614. 32 Leenen e.a. 2014, p. 615.

33 Kamerstukken II, 19522, nr. 3, p. 74.

34 Kalkman-Bogerd, T&C Gezondheidsrecht, commentaar op artikel 47 Wet BIG en RTG Zwolle 15

(19)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 15 hoofde van diens beroep bij uitstek die zorg toevertrouwd. Het vertrouwen dat de samenleving met het oog daarop in een arts stelt, wordt door een dergelijk handelen, dat de waarden van het beroep in de kern raakt, dan ook wezenlijk aangetast. Daarom kan dat handelen niet los worden gezien van de hoedanigheid van arts, ook al vond het niet in de uitoefening van die hoedanigheid plaats. De strekking van het wettelijke tuchtrecht is erop gericht het vertrouwen van de samenleving in de beroepsuitoefening van degenen die aan het tuchtrecht in de gezondheidszorg zijn onderworpen, te versterken en te borgen. In het onderhavige geval is, zoals hiervoor in is uiteengezet, door het handelen van de arts dat vertrouwen in zijn handelen in de hoedanigheid van arts wezenlijk aangetast. Daarom brengt een redelijke uitleg van de tweede tuchtnorm en met name van de woorden ‘in die hoedanigheid’ mee dat deze norm in dit geval waarin niet in de uitoefening van die hoedanigheid is gehandeld van overeenkomstige toepassing is, zodat de arts ook tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor dat handelen.”35 Hieruit blijkt dat de eerder genoemde maatregelen ook bij misdragingen gepleegd in

de privésfeer kunnen worden toegepast. In de onderhavige zaak heeft het CTG besloten de klacht gegrond te verklaren maar geen maatregel op te leggen, omdat het CTG het opleggen van een maatregel in de gegeven omstandigheden disproportioneel achtte.36

Een ander voorbeeld is een arts die in de privésfeer veelvuldig kinderporno downloadde en bewaarde. Het RTG Zwolle overwoog het volgende:

“Het vertrouwen dat de maatschappij moet kunnen stellen in BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg in het algemeen en in dit geval in verweerder als verlener van (psychiatrische) gezondheidszorg is wezenlijk aangetast door het gedrag waarvoor verweerder is veroordeeld (het downloaden van kinderporno). Tegen deze achtergrond is het handelen van verweerder niet los te zien van zijn hoedanigheid van BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaar en is er voorts sprake van voldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg. De IGZ is dus ontvankelijk in haar klacht.”37 In onderhavige zaak heeft het RTG besloten de klacht gegrond te verklaren en de arts te ontzeggen om nog individuele gezondheidszorg te verlenen aan minderjarigen.38

35 CTG 12 februari 2015, ECLI:NL:TGZCTG:2015:56, rov. 4.2 en 4.3. 36 CTG 12 februari 2015, ECLI:NL:TGZCTG:2015:56, rov. 4.6 en 5. 37 RTG Zwolle 20 maart 2015, ECLI:NL:TGZRZWO:2015:32. 38 RTG Zwolle 20 maart 2015, ECLI:NL:TGZRZWO:2015:32., rov. 6.

(20)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 16 Naar mijn mening hebben het CTG en de RTG’s met onder andere de bovengenoemde uitspraken een deur geopend om misdragingen die gepleegd worden in de privésfeer en zodanig ernstig zijn dat een beroepsverbod wellicht wenselijk zou zijn, tuchtrechtelijk te veroordelen en ook een beroepsverbod op te leggen. Zoals blijkt uit de laatstgenoemde zaak van het RTG wordt hier dus ook gebruik van gemaakt.

2.3. Strafrecht

2.3.1. Doel van het strafrecht

Iemand die een strafbaar feit begaat, kan daarvoor in een strafrechtelijke procedure persoonlijk aansprakelijk gesteld worden.39 Voor strafrechtelijke aansprakelijkheid moet zijn voldaan aan drie voorwaarden:

- Er moet sprake zijn van een handelen of nalaten dat valt binnen de wettelijke delictsomschrijving (art. 1 Sr);

- Het strafbare feit moet wederrechtelijk zijn gepleegd; - De dader moet schuld kunnen worden verweten.40

Binnen het strafrecht staat het optreden tegen ‘onrecht’ centraal. In het strafrecht gaat het om (negatief) sanctioneren van wederrechtelijk gedrag. Het strafrecht is dus in de voornaamste plaats sanctierecht. Het regelt wat mag gebeuren wanneer een rechtssubject een norm heeft overtreden.41 Het strafrecht straft, deze straf is niet gericht op herstel van onrecht. Met het straffen wordt beoogd om de burger terecht te wijzen en hem leed toe te voegen. Het aangedane leed wordt niet hersteld.42 Naast het hoofddoel van straffen heeft het strafrecht ook een aantal nevenfuncties. Zo is er sprake van speciale preventie. Dit houdt in dat de straf of enkel de

39 Leenen e.a. 2014, p. 644. 40 Leenen e.a. 2014, p. 644. 41 Corstens 2011, p. 1. 42 Corstens 2011, p. 2.

(21)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 17 dreiging van de straf kan zorgen dat de verdachte/dader zich in het vervolg onthoudt van dergelijke handelingen.43 Een ander neveneffect is de generale preventie. Door de vervolging zien anderen in de maatschappij welke gevolgen het heeft om een strafbaar feit te plegen. Dit zorgt ervoor dat anderen zich weerhouden om ook een strafbaar feit te plegen.44 Tevens wordt door het strafrecht voorkomen dat men aan eigenrichting doet doordat men ziet dat wordt opgetreden tegen de verdachte.45 Verder schept het strafrecht orde omdat maatschappelijke onrust gekanaliseerd kan worden.46 De laatste nevenfunctie van het strafrecht is genoegdoening voor het slachtoffer.47

2.3.2. Mogelijkheden bij een delict gepleegd in de professionele sfeer

De meest voor de hand liggende strafbepaling waar een arts binnen de professionele sfeer mee te maken kan krijgen is mishandeling (art. 300 Sr), omdat een arts opereert en dus in patiënten moet kunnen snijden. Andere delicten waarvoor een arts strafrechtelijk vervolgd kan worden zijn onder andere:

- Opzettelijk beletten lijkschouwing (art. 190 Sr);

- Uitoefenen geneeskunst, terwijl de bevoegdheid is ontzegd (art. 195 Sr);

- Valse verklaring afleggen over geboorte of ziekte (art. 228 Sr) of valse geneeskundige verklaring (art. 229 Sr);

- Ontucht met patiënt (art. 249 Sr);

- Euthanasie of hulp bij zelfdoding (artt. 293 en 294 Sr); - Afbreken zwangerschap (art. 296 Sr);

- Veroorzaken dood of lichamelijk letsel door schuld (artt. 307-309 Sr); - Onbevoegde uitoefening beroep (art. 436 Sr);

- Geen hulp verlenen bij levensgevaar (art. 450 Sr); - Buiten noodzaak schade veroorzaken (art. 96 Wet BIG); 43 Corstens 2011, p. 10. 44 Corstens 2011, p. 10. 45 Corstens 2011, p. 10. 46 Corstens 2011, p. 10. 47 Corstens 2011, p. 11.

(22)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 18 - Onbevoegd verrichten van voorbehouden handelingen (art. 97 Wet BIG);

- Ten onrechte specialistentitel voeren (artt. 99 en 100 Wet BIG);

- Het niet doen van een verplichte melding aan de IGZ (art.11 jo. 30 Wkkgz).

Over de relatie tussen medisch-professionele handelingen en mishandeling (art. 300 Sr) zijn verschillende theorieën verdedigd.48 De eerste theorie is dat het medisch-professionele handelen voortvloeit uit het feit dat de wet de hulpverlener de bevoegdheid heeft toegekend om medisch-professioneel handelen te verrichten.49 De tweede theorie geeft aan dat mishandeling geen medisch-professioneel handelen betreft in de ogen van de wetgever omdat medisch-professioneel handelen betrekking heeft op het herstel en niet op de verstoring. De derde theorie gaat uit van het ontbreken van opzet omdat de arts niet het letsel, de pijn of het leed beoogt. Deze theorie vindt steun bij de parlementaire geschiedenis van de totstandkoming van art. 300 Sr.50 De vierde theorie die gevolgd kan worden gaat uit van het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid. De arts had het recht om medisch-professioneel te handelen. De arts heeft dit recht door de toestemming van de patiënt, zijn bevoegdheid als arts, de medische indicatie en uitvoering van de handeling volgens de regelen van de kunst.51 Het gaat bij alle theorieën over de medische

exceptie, de arts mag dus wanneer hij wordt vervolgd voor het toebrengen van pijn of (zwaar)

lichamelijk letsel zich beroepen op zijn recht als medicus in het belang van zijn patiënt in het kader van de medische ingreep aldus te handelen.52 Voor een beroep op de medisch exceptie moet zijn voldaan aan drie vereisten:

- De handeling is medisch geïndiceerd met het oog op een concreet behandelingsdoel; - De handeling wordt volgens de regelen van de kunst verricht;

- De handeling wordt met toestemming van de betrokkene uitgevoerd.53

48 Leenen e.a. 2014, p. 645. 49 Leenen e.a. 2014, p. 645. 50 Leenen e.a. 2014, p. 645. 51 Leenen e.a. 2014, p. 645-646. 52 HR 21 oktober 1986, TvGR 1987/2. 53 Leenen e.a. 2014, p. 646.

(23)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 19 In de beroepsuitoefening van een arts kan, naast de medische exceptie, sprake zijn van strafuitsluitingsgronden zoals overmacht, noodweer(exces), uitvoering van een wettelijk voorschrift of ambtelijk bevel. De overmacht is bijvoorbeeld veel gebruikt voor de invoering van de Wet toetsing levensbeëindiging (hierna: Wtl) om euthanasie toch mogelijk te maken zonder dat de arts hiervoor gestraft zou worden.54

Het strafrecht kent diverse strafuitsluitingsgronden:

- Overmacht, art. 40 Sr (een dwang of drang waaraan met geen weerstand kan bieden);55 - Noodweer(exces), art. 41 Sr (noodzakelijke verdediging);56

- Handelen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift, art. 42 Sr;57 - Ambtelijk bevel, art. 43 Sr;58

- Ontoerekenbaarheid vanwege een psychische stoornis, art. 39 Sr;59

- Ontbreken van materiële wederrechtelijkheid (ontwikkeld in de jurisprudentie);60 - Afwezigheid van alle schuld (ontwikkeld in de jurisprudentie).61

2.3.3. Sancties

De strafrechter kan diverse sancties opleggen, namelijk: - (voorwaardelijke) Geldboete;

- Gevangenisstraf; - Taakstraf;

- Terbeschikkingstelling en plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.62

54 Leenen e.a. 2014, p. 647. 55 De Hullu 2012, p. 287. 56 De Hullu 2012, p. 304. 57 De Hullu 2012, p. 326. 58 De Hullu 2012, p. 330. 59 De Hullu 2012, p. 332. 60 De Hullu 2012, p. 341. 61 De Hullu 2012, p. 348. 62 Leenen e.a. 2014, p. 648.

(24)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 20 Tevens kent een aantal delicten de mogelijkheid tot ontzetting van het recht het beroep uit te oefenen. De ontzetting uit ambt of beroep is geregeld in artt. 28 en 29 Sr. Een voorbeeld van een misdrijf waarbij ontzetting uit ambt of beroep mogelijk is, is dood door schuld gepleegd in ambt of beroep, art. 307 jo. 309 Sr.63 Deze ontzetting kan maximaal voor een periode van vijf jaar worden opgelegd, behoudens het geval dat een levenslange gevangenisstraf wordt opgelegd.64 De duur van de ontzetting is geregeld in art. 31 Sr. De belangrijkste doelen van de ontzetting zijn bescherming en preventie.65 De ontzetting wordt maar weinig door de strafrechter opgelegd. Daarnaast spelen de Verklaring Omtrent Gedrag (hierna: VOG) en het tuchtrecht een grote rol om ‘foute’ hulpverleners aan te pakken.66

Wettelijk gezien zijn ontzetting uit beroep en ontzetting uit ambt niet hetzelfde. Voor ontzetting uit beroep moet het misdrijf ook gepleegd zijn in dat betreffende beroep. Bij ontzetting uit ambt moet sprake zijn van enige ambtsmisdrijf of enig misdrijf waardoor de schuldige een bijzondere ambtsplicht schond waarvoor hij gebruik maakte van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken.67 Een ander verschil is dat bij beroep enkel ontzet kan worden uit het beroep waarin het misdrijf is begaan en bij ambt uit alle ambten.68 Ontzettingen uit ambt of beroep door de strafrechter worden met name opgelegd in zedenzaken en fraudezaken. Bij de zedenzaken worden deze met name gepleegd door leraren, artsen, fysiotherapeuten en andersoortige therapeuten.69 De naleving van de opgelegde ontzetting leeft niet sterk bij het Openbaar Ministerie (hierna: OM). De reclassering heeft een wettelijk rol om hier op toe te zien en ook de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst (hierna: KNMG) geeft aan weinig bekend te zijn met strafrechtelijke ontzeggingen en ook geen (grote)

63 Zie ook de zaak betreffende de Utrechtse kindercardioloog: Rb. Utrecht 30 november 2004, TvGR

2005/35 en Hof Arnhem 12 oktober 20015, TvGR 2006/9.

64 Leenen e.a. 2014, p. 648. 65 Malsch e.a. 2009, p. 94. 66 Malsch e.a. 2009, p. 85 en 87. 67 Malsch e.a. 2009, p. 86 en art. 29 Sr. 68 Malsch e.a. 2009, p. 86.

(25)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 21 rol te spelen bij de naleving hiervan.70

Een voorbeeld van een zaak waarbij een arts door de strafrechter ontzet is uit zijn beroep is gewezen door de rechtbank Alkmaar op 24 september 2012. In deze zaak ging het om een gynaecoloog die nalatig heeft gehandeld door een keizersnede veel te laat uit te voeren. Hierdoor is de baby is overleden en heeft de moeder zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Dit terwijl er meerdere feiten en omstandigheden waren waaruit bleek dat de keizersnede veel eerder uitgevoerd had moeten worden. Deze gynaecoloog is door de rechtbank voor één jaar uit zijn beroep ontzet.71

Een ander voorbeeld is de uitspraak van de rechtbank Amsterdam gewezen op 20 april 2012 waarbij een arts zeven meisjes en jonge vrouwen die in zijn kliniek verbleven seksueel heeft misbruikt. De arts werd primair veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. Als bijkomende straf heeft de rechtbank bepaald dat de arts tien jaar niet als hulpverlener mag werken.72

2.3.4. Mogelijkheden bij delict gepleegd in de privésfeer

De strafrechter kijkt, of is voldaan aan een wettelijke strafbepaling zoals deze genoemd zijn in (met name) het Wetboek van Strafrecht. In de privésfeer is uiteraard de medische exceptie niet van toepassing. Een voorbeeld is de verpleegkundige uit de Groninger HIV-zaak. Deze verpleegkundige heeft tijdens seksfeesten anderen met HIV-besmet bloed geïnjecteerd.73 Op het moment van injecteren tijdens de feesten was de verpleegkundige niet bevoegd om anderen te injecteren en kon er geen beroep op de medische exceptie worden gedaan. Daarentegen is de verpleegkundige tijdens werktijd wel bevoegd om anderen te injecteren. De strafrechter maakt verder geen onderscheid tussen delicten die gepleegd zijn in de professionele- of de privésfeer.

70 Malsch e.a. 2009, p. 92.

71 Rb Alkmaar 24 september 2012, ECLI:NL:RBALK:2012:BX8124. 72 Rb Amsterdam 20 april 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BW3465. 73 HR 27 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT6362.

(26)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 22 Voor ontzetting uit beroep moet het misdrijf echter ook gepleegd zijn in dat desbetreffende beroep, dit is dus niet mogelijk bij gedragingen die gepleegd zijn in de privésfeer. Bij ontzetting uit ambt moet sprake zijn van enig ambtsmisdrijf of enig misdrijf waardoor de schuldige een bijzondere ambtsplicht schond waardoor hij gebruik maakte van macht, gelegenheid of middel hem door zijn ambt geschonken.74 Dit zou mogelijk wel aan de orde kunnen zijn in de privésfeer.

2.4. College van Medisch Toezicht

2.4.1. Doel van het College van Medisch Toezicht

Het CMT is door de Wet BIG ingesteld om desgevraagd te beoordelen of een arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, fysiotherapeut, verloskundige of verpleegkundige nog geschikt is om het desbetreffende beroep uit te oefenen.75 Hierbij gaat het niet over het feit of de betrokkene een tuchtnorm heeft overschreden, maar om de beoordeling of iemand feitelijk ongeschikt is om het beroep waar hij voor ingeschreven staat in het BIG-register nog uit te oefenen vanwege een geestelijke of lichamelijke ziekte, dan wel drankverbruik of misbruik van verdovende middelen.76 Dit volgt ook uit art. 79 Wet BIG.

De behandeling van de zaak wordt uitgevoerd door twee juristen en drie leden-artsen. Ook is een secretaris aanwezig die jurist is.77 Tegen de uitspraken van het CMT staat beroep open bij het CTG. De maatregelen die door het CMT zijn opgelegd en invloed hebben op de bevoegdheid van de beroepsbeoefenaar worden gepubliceerd in het BIG-register.78

74 Malsch e.a. 2009, p. 86 en art. 29 Sr. 75 Leenen e.a. 2014, p. 617.

76 Leenen e.a. 2014, p. 617.

77 art. 82 Wet BIG en ‘Over de tuchtcolleges’ <www.tuchtcollege-gezondheidszorg.nl>, laatst

geraadpleegd op 4 februari 2016.

78 ‘Over de tuchtcolleges’ <www.tuchtcollege-gezondheidszorg.nl>, laatst geraadpleegd op 4 februari

(27)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 23

2.4.2. Mogelijkheden van College van Medisch Toezicht bij misdraging

Omdat het CMT enkel kijkt naar de feitelijke geschiktheid om het beroep uit te oefenen wordt in deze paragraaf geen onderscheid gemaakt tussen misdragingen in de privésfeer en in de beroepsmatige sfeer.

Het CMT gaat over tot het opleggen van maatregelen wanneer vast is komen te staan dat de arts, tandarts, apotheker, gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, fysiotherapeut, verloskundige of verpleegkundige wegens zijn geestelijke of lichamelijke gesteldheid of wegens zijn gewoonte van drankmisbruik of misbruik van middelen (als bedoeld in 2 en 3 van de Opiumwet) de geschiktheid mist tot het uitoefenen van zijn beroep, al dan niet zonder waarborgen.79 Om dit vast te stellen kan het CMT de beroepsbeoefenaar opdragen mee te werken aan een geneeskundig onderzoek. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door één of meer artsen, welke door het CMT zullen worden aangewezen als deskundigen.80

Uit het bovenstaande blijkt dat het CMT louter kijkt naar de geschiktheid van het uitoefenen van het beroep op basis zijn geestelijke of lichamelijke gesteldheid of wegens zijn gewoonte van drankmisbruik of misbruik van middelen en dus niet op basis van het plegen van een strafbaar feit of andere misdraging. Het CMT kan dus enkel tegen de beroepsbeoefenaar die zich misdragen heeft optreden wanneer aan het plegen van dit wangedrag of strafbare feit een geestelijke of lichamelijke gesteldheid of wegens zijn gewoonte van drankmisbruik of misbruik van middelen ten grondslag ligt en dit invloed heeft op zijn functioneren als beroepsbeoefenaar.

2.4.3. Sancties

Het CMT kan, op grond van art. 80 Wet BIG drie mogelijke maatregelen opleggen:

79 art. 79 Wet BIG en ‘Over de tuchtcolleges’ <www.tuchtcollege-gezondheidszorg.nl>, laatst

geraadpleegd op 4 februari 2016.

80 ‘Over de tuchtcolleges’ <www.tuchtcollege-gezondheidszorg.nl>, laatst geraadpleegd op 4 februari

(28)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 24 - Binding van de bevoegdheid het betrokken beroep uit te oefenen aan bijzondere

voorwaarden;

- Gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid het betrokken beroep uit te oefenen; - Doorhaling van inschrijving in het register.81

Na een veroordeling van het CMT is het hier, in tegenstelling tot bij het tuchtrecht, wel mogelijk om, wanneer de omstandigheden dit toelaten, de maatregel weer op te heffen (art. 81 Wet

BIG).82

2.5. Samenvatting

Het tuchtrecht richt zich op het beroepsmatig handelen. De tuchtnormen zijn echter ruim geformuleerd, hierdoor kunnen delicten die buiten de professionele sfeer gepleegd zijn soms ook onder het tuchtrecht vallen. Indien er een tuchtnorm is overtreden kan de arts (onder andere) een gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid, in het register staande, het betrokken beroep uit te oefenen en doorhaling van de inschrijving in het register worden opgelegd.

Het strafrecht maakt vrijwel geen onderscheid tussen delicten gepleegd in de privésfeer en delicten gepleegd in de professionele sfeer. Een arts kan bij een delict gepleegd in ambt of beroep bij sommige misdrijven door de strafrechter (tijdelijk) uit zijn ambt of beroep gezet worden.

Het CMT maakt geen onderscheid tussen de privésfeer en de professionele sfeer omdat gekeken wordt naar de feitelijke (on)geschiktheid. Het CMT kan drie maatregelen opleggen: binding van de bevoegdheid het betrokken beroep uit te oefenen aan bijzondere voorwaarden, gedeeltelijke

81 Leenen e.a. 2014, p. 617, 618. 82Leenen e.a. 2014, p. 618.

(29)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 25 ontzegging van de bevoegdheid het betrokken beroep uit te oefenen en doorhaling van inschrijving in het register.

De tuchtrechter, strafrechter en het CMT hebben dus reeds mogelijkheden om een beroepsverbod op te leggen. De mogelijkheid tot een algeheel beroepsverbod, waarbij het verboden wordt om patiënten of een categorie van patiënten te behandelen, is (nog) niet mogelijk. Bovendien kan binnen het strafrecht enkel een beroepsverbod voor een bepaalde periode worden opgelegd en zijn de mogelijkheden om privégedrag door de tuchtrechter te laten beoordelen beperkt.

(30)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 26

3. Mogelijke veranderingen

3.1. Inleiding

Na de tweede evaluatie van de Wet BIG is duidelijk geworden dat het tuchtrecht ‘in zijn huidige vorm niet toekomstbestendig’ is. Naar aanleiding van deze evaluatie en de eerder genoemde motie Bruins Slot/Bouwmeester is het ambtelijk concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG opgesteld.83 In dit wetsvoorstel worden vele veranderingen met betrekking tot het tuchtrecht geformuleerd. In dit wetsvoorstel worden de mogelijkheden tot een beroepsverbod uitgebreid.84

Om tot een antwoord op de onderzoeksvraag te komen wordt bekeken welke veranderingen zijn voorgesteld op het gebied van het tuchtrecht binnen de gezondheidszorg. In dit hoofdstuk wordt in paragraaf 3.2. ingegaan op de motie Bruins Slot/Bouwmeester en vervolgens in paragraaf 3.3. op de voorgestelde wijzigingen van de Wet BIG. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een samenvatting in paragraaf 3.4.

3.2. Motie Bruins Slot/Bouwmeester

3.2.1. Motie

Op 21 april 2015 hebben de Kamerleden Bruins Slot en Bouwmeester de volgende motie ingediend, ik citeer:

83 Ambtelijk concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG. 84 Ambtelijk concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG, p. 30.

(31)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 27 “van mening dat zeer ernstige misdrijven zoals seksueel misbruik, begaan door artsen en andere zorgverleners, moeten kunnen leiden tot een beroepsverbod;

van mening dat de strafrechter een beroepsverbod zou moeten kunnen opleggen ongeacht in welke setting, onder werktijd dan wel in de privésfeer, betrokkene het delict heeft gepleegd; constaterende dat deze aanbeveling ook door de onderzoekers van de tweede evaluatie van de Wet BIG is gedaan;

verzoekt de regering, het mogelijk te maken dat de strafrechter een algeheel beroepsverbod betrekking hebbend op elke vorm van hulpverlening kan opleggen, ongeacht in welke setting betrokkene het delict heeft gepleegd, en de Kamer voor de zomer 2015 hierover te informeren,”85

De motie is aangenomen door de Tweede Kamer op 21 april 2015.86

3.2.2. Onderbouwing van de motie

Mevrouw Bruins Slot is van mening dat de strafrechter een algeheel beroepsverbod moet kunnen opleggen aan BIG-geregistreerden. Zij vindt dit omdat in het geval eerst een strafrechtelijke procedure gevolgd wordt en daarna een tuchtrechtelijke procedure, de tuchtrechter niet snel een beroepsverbod oplegt. De tuchtrechter doet dit volgens mevrouw Bruins Slot niet omdat de betrokkene dan al eerder gestraft is in de strafrechtelijke procedure.87 In die gevallen waarbij twee (of meer) procedures doorlopen kunnen worden is het van belang dat de strafrechter iemand in één keer kan veroordelen voor een ernstig strafbaar feit en daarnaast een beroepsverbod kan opleggen. Dit is met name van belang in de zorg, waarbij iemand die ongeschikt is zijn vak uit te oefenen en dus niet meer in staat is om voor mensen te zorgen maar deze mensen juist kwaad doet.88 Mevrouw Bruins Slot geeft tevens aan dat de strafrechter wel een beroepsverbod kan opleggen als een arts gedurende zijn werktijd bijvoorbeeld een zedenmisdrijf of moord begaat,

85 Kamerstukken II, 29 282, nr. 225. 86 Kamerstukken II, 29 282, nr. 78, item 22. 87 Kamerstukken II, 29 282, nr. 77, item 9. 88 Kamerstukken II, 29 282, nr. 77, item 9.

(32)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 28 maar niet als de arts in zijn privétijd een zedenmisdrijf of moord begaat.89 Het gaat bij de motie dus nadrukkelijk om de handelingen die de arts verricht in zijn privétijd. In de beroepsmatige sfeer kan de strafrechter al een beroepsverbod opleggen.90

3.2.3. Reactie van de minister van VWS

Minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS) diende te reageren op de motie. In dit kader heeft zij aangegeven dat, naar aanleiding van de motie en de evaluatie van de Wet BIG, twee wetswijzigingen worden voorbereid.91 In de volgende paragraaf wordt nader ingegaan op de voorgestelde wijzigingen en de stand van zaken van het wetsvoorstel.

De mogelijkheid tot een algeheel strafrechtelijk beroepsverbod, zoals benoemd in de motie, zit bij de eerste tranche van de wetswijziging.92 Hierbij worden een algeheel beroepsverbod door de tuchtrechter93 en uitbreiding van de tweede tuchtnorm bij de tuchtrechter mogelijk gemaakt.94 Minister Schippers heeft aangegeven dat zij het beroepsverbod bij de tuchtrechter vindt thuishoren in plaats van bij de strafrechter.95 Omdat Minister Schippers en mevrouw Bruins Slot hier verschillend over denken heeft de minister aangegeven het verdere oordeel over te laten aan de Kamer.96 Daarnaast heeft minister Schippers, in reactie op een opmerking van de PVV waarbij de PVV aangeeft zedendelicten enkel onder het strafrecht te willen laten vallen, nog aangegeven dat het bij zedendelicten gaat om ernstige situaties en dat het daarom in die gevallen zowel bij de tuchtrechter als de strafrechter past. Met het oog op het doel van het tuchtrecht waarbij het gaat om het bewaken van de kwaliteit van de beroepsuitoefening, de patiëntveiligheid en het vertrouwen in de beroepsuitoefening, hoort een arts die een zedendelict

89 Kamerstukken II, 29 282, nr. 77, item 9.

90 Kamerstukken II, 31 016, nr. 90, p. 8 en Kamerstukken II, 29 282, nr. 77, item 9. 91 Kamerstukken II, 31 016, nr. 90, p. 15.

92 Kamerstukken II, 31 016, nr. 90, p. 27.

93 Ambtelijk concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG, p. 30. 94 Ambtelijk concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG, p. 34. 95 Kamerstukken II, 29 282, nr. 77, item 9.

(33)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 29 gepleegd heeft juist ook via het tuchtrecht beoordeeld te worden. Hierbij wordt de mogelijkheid van de strafrechter om te oordelen niet weggenomen, het schept enkel een extra mogelijkheid.97

3.3. Voorgestelde veranderingen Wet BIG

3.3.1. Ambtelijk concept wetsvoorstel

De Kamer heeft aangegeven prioriteit te geven aan de cosmetische sector en het toekomstbestendig maken van het tuchtrecht. Deze zaken en de motie Bruins Slot/Bouwmeester, zullen in het eerste wetstraject aan de orde komen. In het tweede wetstraject zullen de punten uit de evaluatie rondom de beroepenregulering aan de orde komen.98

Vele veranderingen worden voorgesteld in het concept wetsvoorstel. In dit onderzoek worden enkel de belangrijkste wijzigingen voor dit onderzoek besproken.

De belangrijkste wijziging van de Wet BIG gelet op het onderwerp van dit onderzoek is dat binnen het tuchtrecht een mogelijkheid wordt gecreëerd om de tuchtrechter een beroepsbeoefenaar een algeheel beroepsverbod op te leggen. In het wetsvoorstel wordt voorgesteld om een nieuw art. 48 tweede lid Wet BIG in te voeren. De tekst van dit lid luidt als volgt: “bij de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het register kan het regionale tuchtcollege aan de beroepsbeoefenaar beperkingen opleggen met betrekking tot het beroepsmatig handelen op het gebied van de individuele gezondheidszorg.” Door deze wijziging kan de tuchtrechter straks verbieden dat iemand patiënten of een categorie van patiënten mag behandelen of in opdracht en onder toezicht van een BIG-geregistreerde gaat werken. De tuchtrechter kan dit bijvoorbeeld opleggen wanneer iemand ongeschikt is om het eigen beroep uit te oefenen, maar ook als die persoon niet geschikt is om een ander beroep in de zorg uit te oefenen waarbij betrokkene

97 Kamerstukken II, 31 016, nr. 90, p. 27. 98 Kamerstukken II, 31 016, nr. 90, p. 15.

(34)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 30 patiënten of een bepaalde categorie van patiënten behandelt.99 Dit is een andere maatregel dan de huidige maatregel waarbij een beroepsbeoefenaar wordt doorgehaald. Beroepsbeoefenaars die zijn doorgehaald in het BIG-register kunnen nog wel in opdracht en onder toezicht van anderen voorbehouden handelingen verrichten. Daarnaast mogen zij niet voorbehouden handelingen gewoon blijven uitoefenen. Verder kan de doorgehaalde beroepsbeoefenaar nog andere beroepen binnen de gezondheidszorg uitoefenen en dus nog altijd een gevaar vormen voor patiënten.100

Een tweede belangrijke wijziging van de Wet BIG in het kader van dit onderzoek is dat de tuchtnormen worden uitgebreid. Ten aanzien van misdragingen van een BIG-geregistreerde in de privésfeer heeft het CTG reeds bepaalddat zij van een zodanige aard en ernst kunnen zijn dat zij het vertrouwen in het handelen van betrokkene in de hoedanigheid van BIG-geregistreerde ernstig aantasten en daarom niet los kunnen worden gezien van het functioneren als BIG-geregistreerde. Met dit wetsvoorstel wordt de tweede tuchtnorm uitgebreid. Een beroepsbeoefenaar handelt in strijd met de voorgestelde tweede tuchtnorm als hij zich niet gedraagt zoals een goed beroepsbeoefenaar betaamt. Met deze wijziging wordt geregeld dat ook gedragingen die een beroepsbeoefenaar niet begaat in de hoedanigheid van geregistreerde toch onder het tuchtrecht kunnen vallen. Met deze wijziging wordt voorzien in de codificatie van de voornoemde door het CTG ontwikkelde jurisprudentie.101 De afhankelijke en kwetsbare positie van patiënten en de vertrouwensband tussen behandelaar en patiënt rechtvaardigen mede de brede reikwijdte van het tuchtrecht waaraan deze wetswijziging ruimte biedt.102 Door uitbreiding van de tweede tuchtnorm kan de tuchtrechter makkelijker oordelen over handelen in de privésfeer en zo nodig ook de maatregelen die voortvloeien uit de Wet BIG (waaronder ook het beroepsverbod) opleggen bij handelingen gepleegd in de privésfeer.

99 Ambtelijk concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG, p. 30. 100 Buijsen, MC 2015/13 (26 maart 2015), p. 606.

101 Zie paragraaf 2.3.4: CTG 12 februari 2015, ECLI:NL:TGZCTG:2015:56 en RTG Zwolle 20 maart

2015, ECLI:NL:TGZRZWO:2015:32.

(35)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 31 Momenteel worden maar weinig zaken aangebracht bij het CMT. Met het wetsvoorstel wordt daarom voorgesteld om deze taken onder te brengen bij de tuchtcolleges. De voorzitters van de tuchtcolleges kunnen een melding doen bij de IGZ wanneer zij vermoeden dat een beroepsbeoefenaar ongeschikt is om zijn werk nog naar behoren uit te oefenen. Ieder ander kan ook een melding doen bij de IGZ. Indien de IGZ vervolgens overgaat tot een zaak wegens ongeschiktheid wordt dit bij hetzelfde tuchtcollege, in een aparte kamer, behandelt.103 Door de CMT-zaken onder te brengen bij de tuchtcolleges hoeft er geen apart college meer in stand gehouden te worden voor slechts een aantal zaken per jaar.

Tot slot wordt de, in de jurisprudentie ontstane, mogelijkheid van ‘klacht gegrond, geen maatregel’ gecodificeerd.104

3.3.2. Stand van zaken van het wetsvoorstel

De aanpassing van de Wet BIG is opgesplitst in twee delen. Van het eerste traject is reeds in het najaar van 2015 een internetconsultatie geweest.105 Die zaken zitten nu in alle voorportalen van de ministerraad en de Raad van State. Dit deel komt in 2016 naar de Kamer. De internetconsultatie van het tweede traject volgt in 2016. Die wet wordt nu nog in concept gemaakt.106 Ten tijde van het schrijven van dit onderzoek was het eerste deel nog niet officieel als wetsvoorstel ingediend bij de Kamer en was de consultatie van het tweede deel nog niet aan de orde. Van het eerste deel is inmiddels wel een verslag over de resultaten van de consultatie gepubliceerd.107 Hieruit is gebleken dat er vraagtekens geplaatst worden bij de reikwijdte van het

103 Ambtelijk concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG, p. 35. 104 Ambtelijk concept wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG, p. 36.

105 Wet modernisering tuchtrecht Wet BIG, <www.internetconsultatie.nl>, laatst geraadpleegd op 19 april

2016.

106 Kamerstukken II, 31 016, nr. 90, p. 27 en Wet modernisering tuchtrecht Wet BIG,

<www.internetconsultatie.nl>, laatst geraadpleegd op 19 april 2016.

107 Wet modernisering tuchtrecht Wet BIG, <www.internetconsultatie.nl>, laatst geraadpleegd op 15 juni

(36)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 32 tuchtrecht door uitbreiding van de tuchtnormen. De MvT is op dit punt daarom aangepast. Het doel is om de patiëntveiligheid te vergroten.108

3.4. Samenvatting

De belangrijkste wijziging in het wetsvoorstel modernisering tuchtrecht Wet BIG, gelet op het onderwerp van dit onderzoek, is dat binnen het tuchtrecht een mogelijkheid wordt gecreëerd om de tuchtrechter een beroepsbeoefenaar een algeheel beroepsverbod op te leggen. Door deze wijziging kan de tuchtrechter straks verbieden dat een BIG-geregistreerde patiënten of een categorie van patiënten mag behandelen of in opdracht en onder toezicht van een BIG-geregistreerde gaat werken. Daarnaast wordt de tweede tuchtnorm uitgebreid. Een beroepsbeoefenaar handelt in strijd met de voorgestelde tweede tuchtnorm als hij zich niet gedraagt zoals een goed beroepsbeoefenaar betaamt. Met deze wijziging wordt geregeld dat ook gedragingen die een beroepsbeoefenaar in de privésfeer heeft begaan onder het tuchtrecht kunnen vallen. Deze twee wijzigingen zorgen dat een art. 3 BIG-geregistreerde dus ook een algeheel beroepsverbod opgelegd kan krijgen voor gedragingen die gepleegd zijn in de privésfeer. Tot slot zullen de taken van het CMT door het wetsvoorstel onder gebracht worden bij de tuchtcolleges.

108 Verslag over de resultaten van de consultatie, <www.internetconsultatie.nl>, laatst geraadpleegd op 11

(37)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 33

4. Opvattingen uit de praktijk

4.1. Inleiding

Binnen de gezondheidszorg is zelfregulering erg belangrijk. ‘Het veld’ stelt onder andere richtlijnen op die als belangrijke toetsstenen fungeren bij de beoordeling van het gedrag van een hulpverlener. Dit speelt met name in het tuchtrecht.109 Indien de overheid de invulling van wetten nadrukkelijk aan zelfregulering overlaat, is wel gezorgd voor een stok achter de deur waarbij de overheid een norm kan invullen indien het veld dit nagelaten heeft.110 Hieruit blijkt dat de mening van het veld belangrijk wordt geacht binnen de gezondheidszorg.

In dit hoofdstuk wordt met name gelet op de kanttekening en voordelen die worden aangehaald door de praktijk met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen van de Wet BIG. In dit hoofdstuk wordt eerst in paragraaf 4.2. ingegaan op de meningen van juristen en vervolgens in paragraaf 4.3. op de meningen van de artsen. Een reactie van een jurist namens een artsenorganisatie wordt in de paragraaf van de artsen behandeld. In iedere paragraaf wordt eerst de mogelijkheid van het beroepsverbod besproken en daarna de uitbreiding van de tweede tuchtnorm die het mogelijk maakt dat privégedrag vaker ook onder het tuchtrecht valt. Tevens wordt in iedere paragraaf nog het samenvoegen van het CMT met de tuchtcolleges besproken. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een samenvatting in paragraaf 4.4.

109 Leenen e.a. 2014, p. 41. 110 Leenen e.a. 2014, p. 42.

(38)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 34

4.2. Juristen

4.2.1. Beroepsverbod

Prof. mr. dr. M.A.J.M. Buijsen, hoogleraar gezondheidsrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, heeft aangegeven dat hij een beroepsverbod niet vindt thuishoren in het tuchtrecht maar in het strafrecht.111 Het algehele beroepsverbod zoals voorgesteld door minister Schippers is dan ook geen goed idee, zo meent hij.112 Buijsen benadrukt dat zorgverleners die doorgehaald zijn in het BIG-register nog wel in opdracht en onder toezicht van anderen voorbehouden handelingen kunnen verrichten en andere handelingen die niet zijn voorbehouden sowieso nog kunnen uitoefenen. Ook kunnen deze zorgverleners nog andere beroepen binnen de gezondheidszorg uitoefenen en dus nog altijd een gevaar vormen voor patiënten, dit kan de tuchtrechter op de basis van de huidige Wet BIG niet voorkomen.113 Tevens benadrukt Buijsen dat een algeheel beroepsverbod vragen oproept ‘Om wat voor delicten in de privésfeer gaat het? Wanneer is zo’n delict voldoende ernstig?’.114 Buijsen worstelt vooral met de vraag of delicten die gepleegd zijn in de privésfeer principieel wel bij de tuchtrechter thuis horen. Mag wel van het college worden gevraagd om de kwaliteit van de beroepsuitoefening te beoordelen van gedrag dat volledig buiten de behandelrelatie met de patiënt is vertoond? Kan het tuchtcollege dit ook? En is het wel juist dat het tuchtcollege dit doet? In tegenstelling tot de tuchtrechter is het volgens Buijsen wel principieel juist dat de strafrechter een algeheel beroepsverbod oplegt, wat momenteel ook al mogelijk is.115 Buijsen wijst er in dit kader op dat strafprocedures meer waarborgen bieden dan tuchtprocedures en dat de rechtsbescherming van het strafrecht veel beter is. Indien de strafrechter niet voldoende op de hoogte is van het nut en de noodzaak van een eventueel beroepsverbod kan informatie ingewonnen worden.116 Buijsen is van mening dat juist bij beroepsverboden de zorgvuldigheid niet uit het oog verloren mag worden. Tot slot wijst 111 Buijsen, MC 2015/13 (26 maart 2015), p. 606. 112 Buijsen, MC 2015/13 (26 maart 2015), p. 606. 113 Buijsen, MC 2015/13 (26 maart 2015), p. 606. 114 Buijsen, MC 2015/13 (26 maart 2015), p. 607. 115 Buijsen, MC 2015/13 (26 maart 2015), p. 607. 116 Buijsen, MC 2015/13 (26 maart 2015), p. 607.

(39)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 35 Buijsen nog op rechtsongelijkheid die wordt gecreëerd wanneer de medisch tuchtrechter een beroepsverbod kan opleggen doordat alleen zorgverleners met een beroepstitel onder het tuchtrecht vallen en andere zorgverleners niet. Dat zij beroepsmatig ter verantwoording geroepen kunnen worden door het tuchtcollege is niks mis mee maar volgens Buijsen is dit wel het geval indien zij zich tuchtrechtelijk moeten verantwoorden over feiten die zijn gepleegd in de privésfeer. Hierbij merkt Buijsen met name op dat het voor hen dus de tuchtrechter zou moeten zijn en voor de andere (niet BIG-geregistreerden) de strafrechter, het verschil valt niet goed in te zien.117

Mr. J. Geertsma, advocaat bij Jahae Raymakers, en mr. M.M.R. Slaghekke, advocaat bij Cleerdin & Hamer, hebben aangegeven dat een systeem gevonden moet worden waarbij voorkomen moet worden dat een beroepsbeoefenaar feitelijk dubbel wordt gestraft.118 Dit is in ieder geval in hun optiek aan de orde in het geval van een beroepsverbod, wat zij ook aanmerken als punitieve sanctie. Indien de tuchtrechter deze maatregel oplegt moet de strafrechtelijke weg geblokkeerd worden en visa versa.119 Geertsma en Slaghekke wijzen er dan ook op dat bij tucht- en strafzaken waarbij een beroepsverbod aan de orde is duidelijke afstemming moet plaatsvinden tussen het OM en de toezichthouder.120 Op deze manier wordt dubbele bestraffing voorkomen. In gevallen waarbij de zorgvuldigheid van de beroepsbeoefenaar centraal staat dient ook een keuze gemaakt te worden voor de strafrechtelijke dan wel de tuchtrechtelijke procedure. Geertsma en Slaghekke zijn echter wel van mening dat het primaat bij de tuchtrechter dient te liggen en dat het strafrecht slechts dient als een ultimum remedium.121

Mr. A.C. Hendriks, hoogleraar gezondheidsrecht aan de Universiteit Leiden, geeft aan dat bij het doel van het tuchtrecht het algemene belang van kwaliteitsbewaking voorop staat en niet het

117 Buijsen, MC 2015/13 (26 maart 2015), p. 607. 118 Geertsma & Slaghekke, NJB 2015/170, p. 3006. 119 Geertsma & Slaghekke, NJB 2015/170, p. 3006. 120 Geertsma & Slaghekke, NJB 2015/170, p. 3006. 121 Geertsma & Slaghekke, NJB 2015/170, p. 3006.

(40)

Beroepsverbod door de tuchtrechter 36 straffen van ‘foute’ artsen.122 Hendriks is van mening dat een algeheel beroepsverbod omstreden is mede omdat het niet past bij een systeem van kwaliteitsbewaking, gelet op de medewerkingsplicht van de aangeklaagden.123

Tot slot wijst prof. mr. J.C.J. Dute, hoogleraar gezondheidsrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen, er nog op dat het enigszins verwarrend is dat in het wetsvoorstel modernisering tuchtrecht gesproken wordt van een voorlopige voorziening indien de maatregel van het volledige beroepsverbod terstond van kracht kan worden.124

4.2.2. Tuchtnorm

Mr. J.G. Sijmons, hoogleraar gezondheidsrecht aan de Universiteit Utrecht, raadsheer plaatsvervanger en advocaat bij Nysingh advocaten-notarissen NV, en mr. J.H. Hubben, hoogleraar gezondheidsrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen, geven aan dat ze het belangrijk vinden dat de centrale tuchtnorm uit art. 47 Wet BIG wordt gewijzigd zodat er geen discussie meer kan bestaan dat klachten die betrekking hebben op organisatorische samenwerking en afstemming door BIG-geregistreerde beroepsbeoefenaren indien geen directe behandelrelatie met de patiënt aanwezig is.125 Hierdoor kan bijvoorbeeld een arts-bestuurder van een ziekenhuis tuchtrechtelijk ter verantwoording worden geroepen indien sprake is van veiligheidsrisico’s die het gevolg zijn van bestuurlijke tekortkomingen. De voorgestelde wijziging van de tuchtnorm maakt dit mogelijk.126 Tevens geven zij aan dat door de norm aan te passen naar ‘zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt’ wordt uitgesloten dat zaken zoals in de eerder genoemde uitspraak waarbij de arts het huis van zijn ex-echtgenote in brand liet steken niet-ontvankelijk verklaard kunnen worden doordat de norm ook uitstrekt tot dit privégedrag.127

122 Hendriks, NJB 2015/737, p. 1024. 123 Hendriks, NJB 2015/737, p. 1025. 124 Dute, TvGR, 2015/08, p. 612.

125 Sijmons & Hubben, NJB 2015/1903, p. 2676. 126 Sijmons & Hubben, NJB 2015/1903, p. 2676. 127 Sijmons & Hubben, NJB 2015/1903, p. 2676.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A priori is het natuurlijk ook erg onwaarschijnlijk dat de nu geponeerde steHingJuist zou zijn: waarom zou een markt geen geschIkt aHocatiemechänisme voor energie

Toch zou ik een beroep op geheimhouding bepaald wel willen ho­ noreren, wanneer de klager blijk geeft de procedure bij de Raad van Tucht jegens de

Het is twijfelachtig of deze situatie tot bevrediging kan stemmen. De ge­ heimhoudingsplicht van art. Daarnaast zien we, dat de tuchtrechter deze geheimhoudingsplicht

Al in 2010 heeft RAVON een zestal van de door RAVON vrijwilligers gemelde locaties onderzocht, waar jaarlijks meerdere tientallen (soms meer dan 100) amfibieën in straatkolken

Het in de vragen gemelde resultaat van het lopende onderzoek geeft ons wel aanleiding om door middel van een korte inventarisatie van de bovenvermelde gegevens nader te onderzoeken

Een beroepsverbod kan door de tuchtrechter worden opgelegd wanneer hij op basis van de Wet BIG van oordeel is dat een zorgverlener niet geschikt is het eigen beroep uit te oefenen, of

Vanuit het perspectief van kennisclustering zijn de belangrijkste factoren: kennis, informatie of technologische ‘spillovers’, het ontwikkelen of toepassen van innovaties

To appear in Colloquia Mathema- tica Societatis Janos Bolyai 12 (A. Prekopa ed.) North-Holland publ. Reetz, Solution of a Markovian decision problem by successive over-