• No results found

Aantastingen door insecten en mijten in 1996: in bossen, natuurgebieden en wegbeplantingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Aantastingen door insecten en mijten in 1996: in bossen, natuurgebieden en wegbeplantingen"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Fig. 2. Twee rupsen van de grote wintervlinder, Erannis defoliaria. (Foto: IBN-DLO).

nuatus, is sinds 1984 een zeer belangrijke veroorzaker van sterfte bij meidoorns gebleken. Sindsdien hebben honderden meidoorns in verschillende ste- den het loodje gelegd (Van der Fluit, 1992). De aantastingen lij- ken vooral op te treden na warme en droge perioden. In de stad heerst in het algemeen een war- mer klimaat in vergelijking met het landelijk gebied. Daarom is het opmerkelijk dat de warmte- minnende kever in 1996 aantas- tingen bij meidoorns in het bui- tengebied veroorzaakte. Zo werd in een landschappelijke beplan- ting nabij een duingebied in Noord-Holland, een aantal 20-ja- rige bomen aangetast. In een windsingel, rondom een volkstui- nencomplex bij Amsterdam, was bijna eenderde van de 300 circa 30-jarige meidoorns aangetast. Men overweegt om 32 van de zwaarst aangetaste bomen te kappen.

De groenmetalig gekleurde, 9 Door het groter worden van de mm grote kever, legt de eitjes in larven worden ook de gangen juni en juli in schorsspleten. De breder (fig. 4). Na een tweede witte afgeplatte en gelobde lar- overwintering bereikt de larve ven, ook wel perenringlarven ge- een lengte van circa 2 cm, waar- noemd, boren zich door de bast na deze zich in mei verpopt. Door in het spinthout. In het eerste jaar de vraat onder de bast wordt de maken ze smalle zigzaggangen. sapstroom verstoord waardoor, met name boven in de kroon, het blad gaat verdorren. Hier en daar sterven takken af waarna de boom dood gaat.

Letten op eikenprachtkever in bossen

Uit Noord-Duitsland komen steeds vaker berichten dat de eiken- prachtkever, Agrilus biguttatus, medeverantwoordelijk is voor eikensterfte. De kever wordt meestal als een secundaire be- schadiger beschouwd. Hij kan echter sterfte veroorzaken in ou- dere eikenopstanden die ver- zwakt zijn door een combinatie

Fig. 3. Bij de combinatievraat in eik is de grote wintervlinder, Erannis defoliaria, vaak in relatief lage dichtheden aanwezig. In 1996 bereikte dit insect echter een opmerkelijke piek. (Bron: IBN-DLO).

(3)

Fig. 4. Meidoorn aangetast door de perenprachtkever, Agrilus sinuatus. Na het verwijderen van de bast zijn de zigzaggangen zichtbaar. De gangen verstoren de sapstroom waardoor de boom sterft (Foto: P. van der Fluit).

Zesde plaagjaar

ei kenprocessierups

De eikenprocessierups, Thaume- topoea processionea, beleefde z'n zesde plaagjaar. Dit ging ge- paard met een verdere stijging in het aantal meldingen, waarbij te- vens een verdere gebiedsuitbrei- ding werd vastgesteld. Zo wer- den er al incidenteel rupsen in een klein gebied boven de Maas, in het Rijk van Nijmegen, bij Mook en Afferden gesignaleerd. Be- halve in het haardgebied in het zuidoosten van Noord-Brabant kwamen de rupsen ook voor in Zeeuws-Vlaanderen en in Mid- den-Limburg (fig. 5). Bij een in-

ventarisatie door de Provincie Noord-Brabant bleek dat de rup- sen bij ongeveer 172.800 eiken- bomen voorkwamen. De meeste gezondheidsproblemen deden zich voor in de GGD Regio Geldrop-Valkenswaard. Alleen hier al bezochten ruim 7000 men- sen hun huisarts met klachten over huidirritatie (Schellart & Jans, 1996). Voor informatie over de biologie en bestrijdingsme- thoden van de eikenprocessie- rups kan worden verwezen naar Stigter & Geraedts (1997a,b).

Minder bandnecrose door

verdroging bochtige smele

De afgelopen jaren werden op meerdere plaatsen in het land grootschalige aantastingen van bandnecrose bij dennen waar- genomen. Zoals bekend, wordt bandnecrose veroorzaakt door de roodzwarte dennencicade, Haematoloma dorsatum (Moraal,

van een strenge winter, een war- me droge zomer en kaalvraat (Hartmann & Blank, 1992). De aantasting begint met een pleks- gewijze bastafsterving en slijm- uittreding aan de zuidwestzijde van de stam. Ook in Frankrijk, in het noorden van de Elzas, trad in 1995 een zodanige sterfte door de kever op, dat 150 ha eikenbos moest worden gekapt (Land- mann, 1996).

Tot nu toe zijn de dichtheden van de eikenprachtkever in Neder- land laag en er zijn nog geen aantastingen gemeld. Maar na de verzwakking van de eiken, door de grootsdhalige bladvraat in 1996 en de afgelopen strenge winter, is het zaak om de eiken- prachtkever goed in de gaten te houden.

Fig. 5. De verspreiding van de eikenprocessierups, Thaumetopoea processionea, in 1996. (Bron: IBN- DLO).

P P Y

(4)

Fig. 6. Rupsen van de sparappelboorder, Dioryctria abietella, boorden zich in de bast van weymouthdennen en veroorzaakten een opvallende harsvloei. (Foto: M. Driessen).

1995). De aangezogen naalden worden bruin en vallen vroegtij- dig af. In 1996 werd het ver- schijnsel echter nauwelijks ge- meld. De oorzaak hiervan is de droogte vanaf juni 1995. Hierdoor is, vooral op droge gronden, de bochtige smele al vanaf juli verdroogd, waardoor de cicaden geen vitale planten hadden om de eitjes af te zetten. Daarnaast zijn ook de omstan- digheden voor de ontwikkeling van de nimfen ongunstig ge- , weest omdat het in de winterpe- riode 199511996 zeer droog was (Oosterbaan et al., 1996). Bij het vitaliteitsonderzoek door het IKC in 1996, bleek de grove den een sterk verbeterde vitaliteit te vertonen (Reuver, 1996). Deze verbetering kan in hoge mate worden toegeschreven aan de sterke terugval in de populatie- dichtheden van de cicade.

Sparappelboorder

veroorzaakt harsvloei

op de stam

In Well (L.) werd een aantasting waargenomen van de sparappel- boorder, Dioryctria abietella. De rupsen van deze vlinder knaag- den gaten in de bast van een perceel weymouthdennen. Hier- door ontstond een opvallende harsvloei (fig. 6). De rupsen ver- tonen eigenlijk een heel merk- waardig voedselgedrag. De vlin- der vliegt in juni en juli en zet de eitjes af op de kegels en jonge loten. De uitgekomen rupsen vre- ten van de naalden en het inwen- dige van de kegels. In zaadgaar- den kan daardoor soms een vernietiging van de zaadoogst ontstaan. Daarnaast maken ze

gangen in de twijgen die daar- door verkrommen, bruin verkleu- ren en afsterven. Wanneer de rupsen ouder worden knagen ze ook nog gaten in de bast van de stam waarbij veel harsvloei op- treedt. De volwassen rupsen ver- laten de boom in oktober om in de strooisellaag te overwinteren. De aantastingen kunnen zich voordoen bij Abies, Larix, Picea en Pinus (Schwenke, 1978). In Nederland wordt het insect maar sporadisch waargenomen.

Ontwikkeling bastkevers

Hieronder volgt een overzicht van de meldingen over de be- langrijkste bastkevers:

e

Letterzetter, Ips typographus Omdat er na de stormen van

r

1991 en 1992 veel storm- en vel- linghout te lang is blijven liggen, kwam er voor de letterzetter veel broedgelegenheid beschikbaar. Daarnaast was de vitaliteit van de fijnspar, als gevolg van een aan- tal relatief droge zomers, sterk verminderd. Hierdoor konden veel staande bomen worden aan- getast. Dit gebeurde soms zeer snel en onverwacht, de bast viel al van de boom, terwijl de kroon nog groen was. Ondanks alle uit- gevoerde preventieve maatrege- len, zoals lokstofvallen, vang- stammen en een soms zeer ingrijpende kaalkap en het snel afvoeren van de stammen, bleef

(5)

1B1S (BE4 19m 1880 1W6 11870 11873 1980 1085 l990 1995 Jaar

de letterzetter een bedreiging vormen. Deze maatregelen blij- ken nu eindelijk effect te hebben want in 1996 is het aantal schademeldingen teruggelopen. Er is echter nog steeds een be- hoorlijke populatie letterzetters aanwezig. Ook uit de plaaggege- vens van de zeventiger jaren (fig. 7) blijkt dat het 'naijlen' nog jaren aanhoudt, voordat de populaties weer een laag niveau bereikt hebben. Daarom zullen de be- heerders onverminderd alert moeten blijven.

e

Lariksbastkever, Ips cembrae Bij Schoonloo werden twee mati- ge aantastingen waargenomen.

e

Grote sparrenbastkever, Dendroctonus micans Geen meldingen. e Dennenscheerder, Tomicus piniperda

Slechts drie meldingen over mati- ge aantastingen.

De dennenscheerder lijkt minder gevaarlijk dan vroeger. In 1996 werd in opdracht van het Bos- schap, gestart met een vijf jaar durende praktijkproef. Hierbij wordt nagegaan of, en bij welke dichtheden aan dennenscheer- ders, ongewenste aantastingen in de jonge aanplant kunnen op- treden. Wellicht kunnen de Verordeningen van het Bosschap in de toekomst worden versoe- peld, waardoor beheerders en houthandelaren meer speelruim- te krijgen (Moraal, 1997).

Literatuur

Fluit, P. van der, 1992. Perepracht- kever in meidoorns schrikt Am- sterdam op: honderden bomen gaan dood door larvenvraat. Tuin en Landschap 14 (2): 38-39. Hartmann, G. & R. Blank. 1992.

Winterfrost, Kahlfrass und Pracht- kaferbefall als Faktoren im Ur- sachenkomplex des Eichenster- bens in Norddeutschland. Forst und Holz 47 (15): 443-452. Landmann, G,, 1996. La santé des

forets, bilan annuel France 1995.

fig. 7. Het aantal meldingen over de letterzetter, Ips typographus, liep in

1996 langzaam terug. Uit de grafiek blijkt dat bij de vorige plaag in de zeventiger jaren, het 'naijlen'jarenlang aanhield voordat de populaties weer een laag niveau bereikten. De beheerders zullen daarom onverminderd alert moeten blijven. (Bron: IBN-DLO).

Département de la santé des forets. Les cahiers du DSF, Paris. 80 p.

Moraal. L.G.. 1995. De roodzwarte dennecica.de, Haematoloma dor- satum: levenswijze, verspreiding en de relatie met bandnecrose. Nederlands Bosbouwtijdschrift 67

(5): 170-177.

Moraal, L.G., 1996. 50 jaar monito- ring van insectenplagen op bomen en struiken: in bossen, na- tuurgebieden en wegbeplantin- gen. Nederlands Bosbouwtijd- schrift 68 (5): 194-203.

Moraal, L.G., 1997. Versoepelen Dennenscheerder Verordening ? Bosbouwvoorlichting 36 (2): 14- 16.

Oosterbaan, A., L.G. Moraal & C.A. van den Berg. 1996. De invloed van bandnecrose op de groei en vitaliteit van grove den. IBN-rap- port nr. 243. 17 p.

Reuver, P.J.H.M., 1996. De vitaliteit van bossen in Nederland in 1996: Verslag meetnet bosvitaliteit nr. 2. Rapport IKC Natuurbeheer nr. 23. 56 p.

Schellart, M. & H. Jans. 1996. Eiken- processierups, omvang van de plaag, toegepaste bestrijdings- methoden. Rapport Provincie Noord-Brabant. 17 p.

Schwenke, W., 1978. Die Forst- schadlinge Europas. Band 3, Schmetterlinge. Parey Hamburg. 467 p.

Stigter, H. &W. Geraedts. 1997a. De eikenprocessierups, ontstaan van een plaag. Vlinders 2: 4-9. Stigter, H. &W. Geraedts. 1997b. De

eikenprocessierups, hoe gaat het verder? Vlinders 2: 15-19.

(6)

Tabel 1. De in 1996 opgetreden insecten en mijten gerangschikt naar waardplant (inclusief de lichte aantastin- gen)

Table 1. Infestations by insects and mites in 1996, grouped according to their host plants (light infestations in- cluded) loofhout broadleaved trees Acer L. Alnus B. Ehrh Amelanchier Med. Betula L. Castanea Mill. Corylus L. Crataegus L. Euonymus L. Fagus L. Fraxinus L. Hippophae L. Platanus L. Populus L. Prunus L. Quercus L. Salix L. aangetast door attacked by Phyllobius spp. Agelastica alni L. Cossus cossus L. Phyllonorycter stettinensis (N.) Yponomeuta padellus L. Lymantria dispar L. Operophtera brumata L. Agelastica alni L. Erannis defoliaria Cl. Operophtera brumata L. Agrilus sinuatus Oliv. Euproctis chrysorrhoea L.

Rhamphus oxyacanthae (Marsham) Yponomeuta padellus L.

Euproctis chrysorrhoea L. Yponomeuta cagnagellus Hb. Cryptococcus fagi Lind. Erannis defoliaria Cl. Lymantria dispar L. Melolontha melolontha L. Operophtera brumata L. Rhynchaenus fagi L. Cossus cossus L. Erannis defoliaria Cl. Leperisinus varius (F.) Operophtera brumata L. Pseudochermes fraxini Kltb. Euproctis chrysorrhoea L. Phyllonorycter platani Staud. Cossus cossus L.

Gypsonoma aceriana Dup. Erannis defoliaria Cl. Operophtera brumata L. Phyllodecta vulgatissima L. Saperda carcharias L. Sesia apiformis (Clerck) Erannis defoliaria Cl. Hyalopterus pruni (Geoffr.) Operophtera brumata L. Yponomeuta evonymellus L. Yponomeuta padellus L. Biorhiza pallida (Oliv.) Cossus cossus L. Erannis defoliaria Cl. Euproctis chrysorrhoea L. Melolontha melolontha L. Operophtera brumata L. Phalera bucephala (L.) Scolytus intricatus (Ratz.) Strophosomus spp.

Thaumetopoea processionea L. Tortrix viridana L.

Aphrophora salicina Goeze Cossus cossus L.

Heliocomyia saliciperda (Duf.) Phyllodecta vulgatissima L. Rabdophaga rosaria L. bladsnuitkevers elzenhaan wilgenhoutrups elzenmineermot meidoornspinselmot plakker kleine wintervlinder elzenhaan grote wintervlinder kleine wintervlinder perenprachtkever bastaardsatijnvlinder meidoornmineerkever meidoorns~inselmot bastaardsatijnvlinder kardinaalsmutsspinselmot wolliae beukenstamluis g o t e wintervlinder plakker meikever kleine wintervlinder beukenspringkever wilgenhoutrups grote wintervlinder essenbastkever kleine wintervlinder essenschorsluis bastaardsatijnvlinder plataanvouwmijnmot wilgenhoutrups populierenscheutboorder grote wintervlinder kleine wintervlinder blauwe wilgenhaan grote populierenboktor horzelvlinder grote wintervlinder melige pruimenluis kleine wintervlinder pruimenspinselmot meidoornspinselmot aardappelgalwesp wilgenhoutrups grote wintervlinder bastaardsatijnvlinder meikever kleine wintervlinder wapendrager eikenspintkever dennenknopsnuitkevers eikenprocessierups groene eikenbladroller wilgenschuimcicade wilgenhoutrups wilgenbastgalmug blauwe wilgenhaan wilgenrozetgalmug

(7)

(Vervolg tabel 1)

loofhout aangetast door

broadleaved trees attacked by

Yponomeuta rorrellus Hb. wilgenspinselmot Sambucus L. Euproctis chrysorrhoea L. bastaardsatijnvlinder

Sorbus L. Yponomeuta padellus (L.) meidoornspinselmot

Zeuzera pyrina L. gele houtrups Tilia L. Contarinium tiliarum (Kieffer) lindenbladsteelgalmug

Erannis defoliaria Cl. grote wintervlinder Eupulvinaria hydrangeae Steinw. hydrangeaschildluis Operophtera brumata L. kleine wintervlinder Phyllobius spp. bladsnuitkevers Zeuzera pyrina L. gele houtrups Ulmus L. Scolytus multistriatus (Marsh.) kleine iepenspintkever

Scolytus scolytus F. grote iepenspintkever

Viburnum L. Pyrrhalta viburni (Payk) sneeuwbalhaan

naaldhout conifers aangetast door attacked bv Larix Link Picea Dietr. Pinus L. Pseudotsuga Car. Coleophora laricella Hb. Ips cembrae Heer Ips typographus L. Ips typographus L.

Pristiphora abietina Christ. Dioryctria abietella D. et S. Haematoloma dorsatum (Ahrens) Pineus strobi Htg

Rhyacionia buoliana D. et S. Tomicus piniperda L. Adelges cooleyi Gill.

lariksmot lariksbastkever letterzetter letterzetter sparrenbladwesp sparappelboorder roodzwarte dennencicade weymouthwolluis dennenlotrups gewone dennenscheerder douglaswolluis

(8)

Tabel 2 De graad van aantasting in de verschillende provincies Table 2 The decrree of infestation in the different ~rovinces

-

A ernstige aantastingen waaronder kaalvreterij

heavy infestations including complete defoliation

a idem, doch plaatselijk

ditto, but local

B matige aantastingen n I-

moderate infestations z

b idem, doch plaatselijk J

n

2

ditto, but local o

5

W

a

n

C lichte aantastingen u w m

light infestations

c idem, doch plaatselijk

ditto, but local

E

6

E

8

COLEOPTERA (KEVERS)

Buprestidae (prachtkevers)

Agrilus sinuatus-perenprachtkever a

Cerambycidae (boktorren)

Saperda carcharias-grote populierenboktor Chrysomelidae (bladhaantjes)

Agelastica alni-elzenhaan

Phyllodecta vulgatissima-blauwe wilgenhaan Pyrrhalta viburni-sneeuwbalhaan Curculionidae (snuitkevers) Phyllobius spp.-bladsnuitkevers Rhamphus oxyacanthae-meidoornmineerkever Rhynchaenus fagi-beukenspringkever bC Strophosomus spp.-dennenknopsnuitkevers C Scarabaeidae (bladsprietkevers) Melolontha melolontha-meikever b Scolytidae (bastkevers) Ips cembrae-lariksbastkever bc

Ips typographus-letterzetter Bc abc a c

Leperisinus varius-essenbastkever

Scolytus intricatus-eikenspintkever b

Scolytus multistriatus-kleine iepenspintkever

Scolytus scolytus-grote iepenspintkever B

Tomicus piniperda-dennenscheerder b b b LEPIDOPTERA (VLINDERS) Coleophoridae (kokerrupsen) Coleophora laricella-lariksmotje b Ab b Cossidae (houtrupsen) Cossus cossus-wilgenhoutrups C Ab a

Zeuzera pyrina-gele houtrups C

Geometridae (spanrupsen)

Erannis defoliaria-grote wintervlinder ab A c Abc A A a c Bc Ab a Operophtera brumata-kleine wintervlinder Ab Abc Abc Abc A a a c Ab Ab abc Gracillariidae (vouwmijnmotten) platani-plataanvouwmijnmot a Phyllonorycter stettinensis-elzenmineermot a Lymantriidae (spinners) Euproctis chrysorrhoea-bastaardsatijnvlinder a b A c bC a Lymantria dispar-plakker ab Notodontidae (uilen) Phalera bucephala-wapendrager C Pyralidae (lichtmotten) Dioryctria abietella-sparappelboorder a Sesiidae (wespvlinders) Sesia apiformis-horzelvlinder a Thaumetopoeidae (processievlinders)

Thaumetopoea processionea-eikenprocessierups C Abc Abc

Tortricidae (bladrollers)

Gypsonoma aceriana-populierenscheutboorder a

Rhyacionia buoliana-dennenlotrups a c a

(9)

(Vervolg tabel 2)

Tabel 2 De graad van aantasting in de verschillende provincies Table 2 The degree of infestation in the different provinces

A ernstige aantastingen waaronder kaalvreterij heavy infestations including complete defoliation a idem, doch plaatselijk

ditto, but local B matige aantastingen

moderate infestations

b idem, doch plaatselijk z

ditto, but local O W

C lichte aantastingen

u

light infestations

3

2

z

c idem, doch plaatselijk

8 g

ditto, but local

2

0

Tortrix viridana-groene eikenbladroller Y~onomeutidae (s~inselmotten)

~ ~ o n o m e u t a cagnagellus-ka~dinaa~smutss~inselmot b Yponomeuta evonymellus-pruimenspinselmot abc C Yponomeuta padellus-meidoornspinselmot a Yponomeuta rorrellus-wilgenspinselmot HYMENOPTERA (VLIESVLEUGELIGEN) Cynipidae (galwespen) Biorhiza pallida-aardappelgalwesp Tenthredinidae (bladwespen) Pristiphora abietina-sparrenbladwesp bc DIPTERA (TWEEVLEUGELIGEN) Cecidomyiidae (galmuggen) Contarinia tiliarum-lindenbladsteelgalmug Heliocomyia saliciperda-wilgenbastgalmug a Rabdophaga rosaria-wilgenrozetgalmug

HOMOPTERA (BLADLUIZEN EN VERWANTEN)

Adelgidae (wolluizen)

Adelges cooleyi-douglaswolluis Pineus strobi-weymouthwolluis Aphididae (bladluizen)

Hyalopterus pruni-melige pruimenluis Cercopidae (schuimbeestjes)

Aphrophora salicina-wilgenschuimcicade a Haematoloma dorsatum-roodzwarte dennencicade Coccidae (schildluizen)

Eupulvinaria hydrangeae-hydrangeaschildluis Eriococcidae (schildluizen)

Cryptococcus fagi-wollige beukenstamluis Pseudochermes fraxini-essenschorsluis Abc A Ab a abc b Ab a a a A b a A a b b a a a a c A b b b b c Abc c c b a

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Archive for Contemporary Affairs University of the Free State

In 1990 motiveerde de minister van Justitie (Hirsch Ballin) de keuze voor het gebruik van het begrip discriminatie in de strafrechtelijke context uitdrukkelijk (mede) met de

verkoopprognoses moeilijk te maken zijn, dat er nog weinig proceservaring is (onder andere m.b.t. bestellen en voorraadbeheer en onbekendheid met consumentengedrag) en dat er

De gronden die 2 à 2,5 m zijn afgegraven voor de veenwinning zijn door middel van deze toevoeging aangegeven.. De oorspron­ kelijk 20 à 30 cm dikke bovengrond is slechts ten

0m de invloed van de populatiegrootte en de dichtheid te bepalen, werd op verschillende dagen in het bloelseizoen en op meerdere plaatsen in een grote en een kleine populatie

›› We halen niet het maximum uit de eerste levensjaren, hoe- wel die cruciaal zijn. De eerste ervaringen van kinderen hebben een sterke impact op hun latere leven. ››

Werken aan draagkracht moet een duidelij- kere plaats krijgen in de leraren- opleiding en een beloningssys- teem voor scholen die goed zorg dragen voor alle

De man is zo begaan met zijn geld en zijn feest- jes, dat hij niet eens merkt dat iemand in zijn buurt honger lijdt.. Bovendien wil hij geen bedelaar aan