• No results found

Zorgzame meisjes en rechtvaardige jongens : Gendered Parenting vanuit het perspectief van de Moral Foundations Theory

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zorgzame meisjes en rechtvaardige jongens : Gendered Parenting vanuit het perspectief van de Moral Foundations Theory"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zorgzame Meisjes en Rechtvaardige Jongens:

Gendered Parenting vanuit het Perspectief van de Moral Foundations Theory

Materscriptie Preventieve Jeugdhulp en Opvoeding Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde Universiteit van Amsterdam

Eva Hiltrop 10155848 Begeleiding: Dr. P.J. Hoffenaar Tweede beoordelaar: Dr. L. Van Rijn- Van Gelderen

(2)

Caring Daughters and Righteous Sons: Gendered Parenting from the Perspective of the Moral Foundations Theory

Abstract

Parental praise can shape the behaviour of children by providing cues for what is seen as appropriate behaviour for boys and girls. These ideas on what is appropriate behaviour are shaped by one’s moral considerations. This study focuses on the praise boys and girls receive for behaviour that can be categorized within the five dimensions of the moral foundations theory. The main objective is to discover if there is evidence for gendered parenting through praise when compliments are categorized within the five dimensions. In other words, whether parents raise their children with a stereotypical pattern of expectation for appropriate

behaviour. For a duration of two weeks, parents of 132 children aged three to nine (M = 6,39; SD = 1,31; 27% girls) have documented three compliments each day. These compliments have been coded to the different dimensions of the moral foundations theory. With X2-tests and negative binomial regression models, differences between boys and girls were analysed, along with any effects for experimental condition and age. No evidence was found to support the existence of gendered parenting through compliments. Alternative explanations and implications are discussed.

Keywords: gendered parenting, parental praise, gender stereotyping, moral foundations theory

(3)

Zorgzame Dochters en Rechtvaardige Zoons: Gendered Parenting vanuit het Perspectief van de Moral Foundations Theory

In 2017 publiceerde SIRE een nieuwe campagne gericht op opvoeders en hoe zij dienen om te gaan met jongens. Het doel van de campagne was opvoeders er bewust van te maken dat jongens genoeg ruimte moeten krijgen om te stoeien en risico’s te nemen, omdat jongens anders risico zouden lopen op het ontwikkelen van gewelddadig gedrag. De

campagne heeft tot veel ophef geleid en zou te stereotyperend zijn, er wordt namelijk gesuggereerd dat gender karakter bepaalt en dat jongens anders opgevoed dienen te worden dan meisjes (NOS, 2017).

Elk kind krijgt bij de geboorte het label “jongen” of “meisje” toegewezen. Dit label kan een verwachting scheppen bij het kind en het sturen richting gedrag dat als wenselijk wordt gezien voor jongens of meisjes. Zo tonen kinderen al vroeg in hun leven

genderstereotype voorkeuren. Eén van de bekendste voorbeelden hiervan is de voorkeur voor blauw (jongens) of roze (meisjes). Deze voorkeuren zijn niet aangeboren, maar worden cultureel bepaald (Yeung & Wong 2008). Wat als wenselijk gedrag wordt gezien is deels een sociaal proces, waarbij normen en waarden van de omgeving van het kind een belangrijke rol spelen. Deze omgeving bestaat onder andere uit de school, leeftijdsgenoten, media, maar bevat ook de ouders van het kind (Chick, Heilman-Houser & Hunter, 2001). De invloed van ouders staat in dit onderzoek centraal, namelijk de mate waarin zij kinderen verschillende complimenten geven voor gewenst gedrag op basis van het gender van het kind.

Ouders kunnen zich (onbewust) laten beïnvloeden door het genderlabel dat bij de geboorte aan het kind wordt toegewezen (Mesman & Groeneveld, 2017). Het verschillend behandelen van jongens en meisjes kan vervolgens leiden tot verschillen in gedrag van jongens en meisjes (Endendijk, Groeneveld, Bakermans-Kranenburg en Mesman, 2016). Kinderen zijn vanaf de geboorte namelijk afhankelijk van hun ouders en het is de rol van de ouders om het kind sociale normen en passend gedrag te leren (Owen, Slep & Heyman,

(4)

2012). Kinderen worden daardoor blootgesteld aan verschillende vormen van behandeling en ervaringen met ouders (Jafee & Hyde, 2000). Dat mannen en vrouwen tot ander gedrag neigen, heeft te maken met ervaringen op jonge leeftijd waarbij de ouders het kind richting bepaald gedrag sturen. Deze ervaringen worden bekrachtigd door de maatschappij die sterk wordt bepaald door verschillen in gender en rolverdelingen (Golombok, 2014). Omdat vrouwen in de meeste culturen de primaire verzorgers zijn, worden meisjes vaker gestuurd richting een beeld van zichzelf dat net als bij moeders zorg en verbondenheid centraal heeft staan. Jongens worden vaker apart gezien van hun moeder en identificeren zich meer met hun vader, die vaker de broodwinners of autoriteitsfiguren zijn. Een voorbeeld hiervan is de taakverdeling bij huishoudelijke klusjes, waarbij meisjes eerder wordt gevraagd te helpen bij koken en jongens eerder wordt gevraagd te helpen bij klussen (Yeung & Wong, 2008). In dergelijke gevallen is er sprake van gendered parenting, ouders voorzien kinderen van informatie over hoe jongens en meisjes zich dienen te gedragen en voeden dus op vanuit een stereotyperend verwachtingspatroon (Mesman & Groeneveld, 2017; Wood, Desmarais & Gugula, 2002).

Met name ouders met traditionele attitudes over genderrollen zijn vaak geneigd om meisjes richting ander gedrag te sturen dan jongens (Endendijk, Groeneveld, Bakermans-Kranenburg en Mesman, 2016). Kortom, culturele normen en waarden definiëren wat als mannelijk of vrouwelijk gedrag wordt gezien, met als gevolg verschillende behandeling en verschillen in gewenst of passend gedrag (Gilligan & Wiggins, 1987; Jafee & Hyde, 2000). Wanneer er gekeken wordt naar algehele opvoedstijl lijken er weinig verschillen te zijn tussen jongens en meisjes. De verschillen worden wel teruggevonden in meer specifieke en vaak meer impliciete opvoedpraktijken, zoals reacties of opmerkingen van ouders waaruit verwachtingen voor het gedrag van het kind blijken (Mesman & Groeneveld, 2017).

(5)

Complimenten

Specifieker gesteld zijn interacties tussen ouders en kinderen een

veranderingsmechanisme dat kan leiden tot verschillen in gedrag bij jongens en meisjes. Kinderen leren van hun ouders wat wenselijk of positief gedrag is en worden hierin gestuurd en aangemoedigd (Chick, Heilman-Houser & Hunter, 2001), bijvoorbeeld middels

complimenten. Vanuit het principe van operant leren (Skinner, 2918 in: Leijten, Thomaes, De Castro, Dishion & Matthys, 2016), wordt verondersteld dat wanneer ouders positief of

wenselijk gedrag van het kind goedkeuren of belonen, dit de kans vergroot dat het kind het gedrag vaker zal laten zien. Het gedrag wordt geassocieerd met beloning en wordt positief bekrachtigd (Leijten, Thomaes, De Castro, Dishion & Matthys, 2016). In de mate waarin het kind leert van het compliment spelen leeftijd en geslacht van het kind mogelijk een rol. Jongere kinderen beschikken bijvoorbeeld nog niet over de cognitieve vermogens om een compliment te vertalen naar het specifieke gedrag waarvoor het geldt. Bovendien lijken jongens en meisjes verschillend te reageren op complimenten, waarbij complimenten bij meisjes meer effect hebben dan bij jongens vanwege een hogere mate van interpersoonlijk bewustzijn (Henderlong Corpus & Lepper, 2007).

Het sturen van kinderen tot wenselijk gedrag vanuit genderstereotype overtuigingen kan schadelijke gevolgen hebben voor het welzijn van het kind en de maatschappij. Zo zou het onder meer genderongelijkheid kunnen bevorderen (Yeung & Wong, 2008), kinderen kunnen belemmeren in een gezonde ontwikkeling (Chick, Heilman-Houser & Hunter, 2001) en latere ongelijkheid op de werkvloer ten gevolge kunnen hebben (Andersen, Ertac, Gnezy, List & Maximiano, 2013). Het is van belang om bewustzijn te creëren omtrent de mate waarin kinderen in bepaalde genderstereotype gedragingen worden gestimuleerd en in hoeverre dit bij kinderen in stand wordt gehouden door complimenten van ouders. Daarbij is het van belang ons af te vragen wat de gevolgen hiervan zijn voor de praktijk van het opvoeden. Is er

(6)

sprake van gendered parenting en in hoeverre is dat problematisch? Met andere woorden: is het belangrijk om kinderen genderneutraal op te voeden of dienen we ons bewust te zijn van de verschillen en hoeven we hier verder niet op in te grijpen?

Morele Ontwikkeling

Om verschillen in complimenten te onderzoeken, is het van belang om te begrijpen op welke manier ouders bepalen welk gedrag gewenst is voor het kind. Wat een ouder als

passend gedrag ziet wordt beïnvloed door diens morele overwegingen, namelijk wat de ouders als “goed” en “slecht” beschouwt (Hoffman, Wisnesky, Brandt & Skitka, 2014). Volgens Lawrence Kohlberg (1969) bestond morele ontwikkeling uit verschillende fasen die elkaar opvolgen en overtreffen. Hierbij stond met name de morele dimensie centraal die te maken had met rechtvaardigheid (ethic of justice), volgens critici een typisch mannelijk dimensie. In de fasen van morele ontwikkeling van Kohlberg zouden vrouwen bovendien doorgaans niet verder komen dan de derde fase (interpersoonlijke oriëntatie) maar mannen wel nog een stapje verder, tot het vierde stadium (oriëntatie op wet en orde) (Jaffee & Hyde, 2000). Dit heeft ertoe geleid dat Kohlberg werd beschuldigd van genderbias, mede omdat zijn onderzoek en theorie was gebaseerd op een steekproef van enkel mannen waarbij eventuele vrouwelijke normen en waarden over het hoofd werden gezien.

Een antwoord op deze kritiek kwam van Gilligan (1982), toen zij aan de theorie het idee toevoegde dat er bij morele overwegingen ook sprake is van overwegingen die te maken hebben met interpersoonlijke relaties en zorg voor anderen (ethic of care) (Gilligan, 1982 in Walker, 1984; Friesdorf, Conway & Gawronsky, 2015; Koleva, Selterman, Kang & Graham, 2014). Deze dimensies van zorg zouden volgens haar met name aansluiten bij vrouwen, die dergelijke overwegingen zwaarder zouden laten meewegen in hun oordeel over goed en fout. Hoewel mannen en vrouwen beide vanuit elke dimensie morele overwegingen kunnen maken, wordt volgens Gilligan de zorgdimensie vaker gebruikt door vrouwen en de

(7)

rechtvaardigheidsdimensie vaker door mannen (Jaffee & Hyde, 2000). Uit verschillende onderzoeken komt inderdaad naar voren dat mannen en vrouwen gedreven worden door verschillende soorten morele overwegingen (Koleva, Selterman, Kang & Graham, 2014). Van mannen wordt verwacht dat zij morele overwegingen maken op basis van normen en

eerlijkheid, vanwege hun veronderstelde focus op rechten, taken en rechtvaardigheid. Van vrouwen wordt daarentegen verwacht dat morele overwegingen zijn gebaseerd op praktisch nut en perfectionisme, vanwege hun veronderstelde focus op relaties, welzijn en zorg (Koleva, Selterman, Kang & Graham, 2014; Walker, 2014). Deze bevindingen blijven echter beperkt tot een duale theorie met afwegingen van care en justice en omvatten niet een bredere conceptualisatie van morele overwegingen.

Een nieuwere, meer omvattende kijk op morele overwegingen is de moral foundations theory, ontwikkeld door Haidt (2012, in Graham, Haidt, Koleva, Motyl, Iyer, Wojcik & Ditto, 2013). Volgens Haidt kunnen morele overwegingen geclassificeerd worden in vijf

verschillende foundations, ofwel dimensies. Deze dimensies vormen een geheel van mogelijke combinaties die samen moraliteit omvatten. Deze dimensies bepalen niet voor iedereen op dezelfde manier gedrag maar vormen de basis van morele overwegingen. Hoe dit zich verder per individu ontwikkelt, is afhankelijk van onder andere cultuur, ervaringen en invloeden van ouders. Zo is de focus veranderd van opvolgende fasen tot dimensies die naast elkaar bestaan en elkaar aanvullen (Jaffee & Hyde, 2000).

De verschillende dimensies komen in de bestaande literatuur overeen maar worden door onderzoekers op verschillende manier benoemd. Voor dit onderzoek worden de volgende dimensies geïdentificeerd: harm/care, fairness/reciprocity, family loyalty,

authority/respect en purity/sanctity (naar Graham et al., 2013; Hofmann, Wisneski, Brandt en Skitka 2014). Op basis van de theorie van Haidt (2012), worden de verschillende dimensies als volgt vorm gegeven. Care/harm omvat overwegingen die te maken hebben met verzorgen,

(8)

beschermen en compassie. Fairness/reciprocity heeft te maken met overwegingen van wederkerigheid, samenwerking en trouw. Family loyalty gaat over overwegingen die te maken hebben met cohesie en het vormen van relaties binnen een groep. Authority/respect betreft overwegingen die te maken hebben met hiërarchische relaties en het tonen van rangorde. Purity/sanctity betreft tot slot overwegingen van hygiëne en het vermijden van onreine situaties.

Binnen deze dimensies van morele overwegingen kan het gedrag waarvoor ouders complimenten geven aan kinderen worden geclassificeerd. Dit leidt tot de volgende

onderzoeksvraag: In hoeverre delen ouders in alledaagse ouder-kind interactie verschillende complimenten uit aan jongens en meisjes voor gedragingen binnen de dimensies van de moral foundations theory?

Op basis van de beschreven literatuur zijn de volgende hypothesen geformuleerd: H1. Er is sprake van gendered parenting: jongens en meisjes ontvangen complimenten voor gedrag dat in verschillende morele dimensies kan worden geclassificeerd.

H2. Meisjes ontvangen de meeste complimenten in de Care/Harm-dimensie.

H3. Jongens ontvangen de meeste complimenten in de Fairness/Reciprocity-dimensie. H4. De verschillen worden sterker naarmate kinderen ouder zijn.

Methoden Design

Vanuit de Universiteit van Amsterdam is een dataset beschikbaar gesteld uit het onderzoek van Leijten, Thomaes, De Castro, Dishion en Matthys (2016). Dit betreft een onderzoek naar labeled praise, waarbij er met twee experimenten is onderzocht of het complimenteren van specifieke gedragingen (labeled praise) een positiever effect heeft op kindgedrag dan geen complimenten of complimenten zonder referentie naar het specifieke gedrag (unlabeled praise). Binnen het experiment was er sprake van twee experimentele

(9)

condities en één controleconditie, namelijk een groep met labeled praise, een groep met unlabeled praise en een groep zonder complimenten. Er was sprake van random toewijzing aan de drie condities. In alle condities rapporteerden ouders over positieve gedragingen van hun kind.

Participanten

Voor de betreffende dataset zijn 132 kinderen onderzocht in de leeftijd van 3 tot 9 jaar (M = 6.39, SD = 1.31; 27% meisjes) met één van hun ouders (89% moeders, 5,8% vaders en 15,2% onbekend). Tabel 1 bevat de sociaal-demografische gegevens van de ouders van kinderen uit de steekproef, zoals gerapporteerd door de deelnemende ouder.

Tabel 1

Demografische kenmerken ouders

Moeder Vader n % n % Etniciteit Nederland Marokko Suriname/Antillen Anders 84 0 1 7 79,2 0 0,9 6,6 84 1 1 6 79,2 0,9 0,9 5,7 Opleidingsniveau Basisonderwijs VBO/MAVO HAVO/VWO MBO HBO WO Anders 2 11 8 28 20 14 6 1,9 10,4 7,5 26,4 18,9 13,2 5,7 2 15 5 26 16 14 1 1,9 14,2 4,7 24,5 15,1 13,2 0,9

(10)

Aan ouders is gevraagd om gedurende twee weken elke dag drie voorbeelden van positief gedrag te beschrijven van het kind, tezamen met de woorden die zijn gebruikt als compliment om het gedrag te belonen. Deze methode van dataverzameling kan worden gezien als een vorm van event reconstruction (Grube, Schroer, Hentzschel & Hertel, 2010), waarbij ouders in dit geval gevraagd werd zich te herinneren welke positieve gedragingen het kind die dag had laten zien en dit zo goed mogelijk te omschrijven. Als geheugensteun werd er in elk deelnemend huishouden op een prominente plek een hand-out opgehangen met daarop het advies om aandachtig op positief gedrag te letten. In de praise-condities stond daar verder de instructie op om op enthousiaste wijze complimenten te geven wanneer positief gedrag plaats vond, met in de labeled-conditie aanvullend het advies om specifiek naar dit gedrag te

refereren. Binnen alle condities rapporteerden ouders de positieve gedragingen, de labeled- en unlabeled-condities rapporteerden bovendien het compliment dat daarvoor was gegeven.

Codering

De complimenten en bijbehorende positieve gedragingen die door de ouders werden gerapporteerd, zijn gecodeerd op basis van een codeboek met codes voor de vijf morele dimensies, gebaseerd op de moral foundations theory van Haidt (2012). Het codeboek is opgenomen in bijlage 1. Voor elke dimensie is de definitie uitgewerkt, zijn de kenmerkende gedragingen opgesomd en zijn aanwijzingen en voorbeelden vermeld die het coderen zouden moeten vergemakkelijken. Elke dimensie bevat een aantal categorieën om het gedrag waarop het compliment betrekking heeft te kunnen coderen tot één van de dimensies. Tabel 2 bevat een overzicht van de verschillende dimensies met bijbehorende categorieën.

Analyseplan

De gecodeerde transcripten zijn geanalyseerd in IBM SPSS om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Er is geanalyseerd of meisjes meer complimenten ontvingen die gericht waren op ander gedrag dan jongens wanneer dit werd gekoppeld aan de morele

(11)

dimensies. De complimenten voor gedragingen binnen de verschillende categorieën zijn samengevoegd tot een gemiddelde score voor het aantal complimenten per dimensie. Zo zijn alle complimenten die behoorden tot “helping”, “avoiding conflict/conflict resolution” en “kindness”, omgecodeerd tot “care/harm complimenten”. Dit is gebeurd voor alle categorieën met bijbehorende dimensies. Zo werd bijvoorbeeld “een mooie tekening gemaakt voor zieke oma” gecodeerd tot de harm/care-dimensie. Vervolgens is geanalyseerd of er significante verschillen zijn in de hoeveelheid complimenten die jongens en meisjes ontvingen binnen de vijf dimensies.

Tabel 2

Morele dimensies en categorieën

Dimensies Categorieën binnen dimensies

Harm/Care Helping

Avoiding conflict/conflict resolution Kindness

Fairness/reciprocity Sharing Cooperating Honesty Fair play

Family loyalty Doing a favor/self-sacrifice Being proud of/cheering for Standing up for a family member Authority/respect Obedience to rules/regulations

Deference to legitimate authority Being polite/following protocol Purity/sanctity Healthy food choice

Temperance Physical purity Spiritual purity

(12)

Aangezien er per ouder meerdere metingen zijn uitgevoerd, was er geen sprake van onafhankelijke metingen. De dataset is daarom geaggregeerd naar een nieuw bestand waarbij alle metingen zijn samengenomen tot gemiddelde scores per ouder. In de nieuwe,

geaggregeerde dataset zijn descriptieve analyses uitgevoerd. In het volledige bestand zijn vervolgens X2-kruistabbelen toegepast om het aantal voorkomende complimenten in de verschillende dimensies te vergelijken tussen de jongens en de meisjes uit de steekproef. Er werd een significantieniveau van 0,05 (α) gehandhaafd.

Om vervolgens per afzonderlijke dimensie te analyseren of er sprake is van verschillen tussen jongens en meisjes, is er gekozen voor een regressiemodel. Met het regressiemodel werd de relatie tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen berekend en werden de schattingen gecorrigeerd voor afhankelijkheid in de data (Van Groningen & De Boer, 2008). De dataset bevatte veel nullen voor alle gevallen waarin er geen compliment werd gegeven, per dimensie was namelijk gecodeerd of er sprake was van een compliment (1) of niet (0). Door het grote aantal nullen was er sprake van overdispersion van count data. Dit houdt in dat de variantie ten opzichte van het gemiddelde te groot wordt ingeschat en de spreiding van de resultaten niet accuraat is (Atkins, Baldwin, Zheng, Gallop & Neighbors, 2013). Om hiervoor te controleren, is er gekozen voor een negatief binomiaal regressie model. Negatief binomiale regressiemodellen berekenen eerst de kans op nul versus niet-nul, namelijk wel of niet gecodeerd zijn binnen de betreffende dimensie. Vervolgens wordt de sterkte van het verband berekend wanneer er sprake is van niet-nul, wanneer een compliment bij een bepaalde dimensie is gecodeerd. Uiteindelijk is getoetst of er sprake was van verschillen tussen jongens en meisjes in het aantal complimenten binnen de afzonderlijke dimensies en bovendien of deze effecten veranderen wanneer er werd gecontroleerd voor experimentele conditie en leeftijd. Voor leeftijd zijn de kinderen opgedeeld in twee leeftijdscategorieën, namelijk kinderen onder de 7 jaar oud en boven de 7 jaar oud.

(13)

Resultaten

Allereerst is er een Chi-kwadraattoets uitgevoerd waarbij de samenhang is gemeten tussen het geslacht van het kind en de morele dimensies van de complimenten die het kind gedurende de twee weken heeft ontvangen. De percentages van de verdeling van gegeven complimenten aan jongens en meisjes zijn te vinden in tabel 3. Middels de Chi-kwadraattoets is er een significant verband gevonden voor gender en morele dimensie van het compliment (X2(6)> = 14,703, p = 0.023). Wanneer er wordt gecontroleerd op de experimentele condities blijkt het effect enkel significant voor de groep die als instructie had gekregen om ublabeled complimenten te geven (X2(6) = 14,424, p = 0,025). Het verband was niet meer significant wanneer er enkel werd gekeken naar de labeled groep (X2(6) = 10,765, p = 0,096) of de controlegroep (X2(6) = 8,233, p = 0,222).

Tabel 3:

Verdeling complimenten aan jongens en meisjes

Jongens Meisjes Morele dimensie n % n % Harm/Care 360 42,1 119 37,5 Fairness/reciprocity 44 5,1 16 5,0 Ingroup/loyalty 14 1,6 3 0,9 Purity/sanctity 22 2,6 17 5,4 Authority/respect 415 48,5 162 51,1 Totaal n 855 100 317 100

Omdat er sprake was van overdispersed count data in de dataset, is er een negatieve binomiale regressie analyse uitgevoerd om per dimensie de samenhang te kunnen meten met gender van het kind. De negatieve binomiale regressie analyse houdt rekening met het grote aantal nullen en is daardoor nauwkeuriger dan de Chi-kwadraattoets.

(14)

Allereerst is er per dimensie gezocht naar een effecten voor geslacht, conditie en de interactie tussen geslacht en conditie. Op geen enkele van de dimensies bleek er een

significant effect te zijn voor geslacht, conditie of de interactie tussen geslacht en conditie. Tabel 4 bevat de resultaten van de analyse. Vervolgens is het effect van leeftijd onderzocht, waarbij er een verdeling is gemaakt tussen kinderen jonger dan 7 jaar en ouder dan 7 jaar. Er is met de negatieve binomiale regressie analyse uitgezocht of er sprake is van een effect van geslacht, leeftijdscategorie of de interactie tussen geslacht en leeftijdscategorie. Ook hier bleek geen sprake te zijn van significante effecten. Tabel 5 bevat de resultaten van de analyse.

Discussie

In deze studie is het verschil onderzocht in de mate waarin kinderen complimenten ontvingen voor gedrag dat werd gekenmerkt vanuit de morele dimensies van The moral foundations theorie. Er is onderzocht in hoeverre complimenten voor jongens en meisjes van elkaar verschilden en in hoeverre dit verband veranderde wanneer er werd gecontroleerd voor de leeftijd van het kind en het geslacht van de ouder die het compliment gaf. Bovendien werd gecontroleerd of het verband veranderde wanneer er rekening werd gehouden met de

experimentele conditie binnen het experiment, namelijk labeled praise, unlabeled praise, of geen complimenten. Er leek aanvankelijk een algemene samenhang te zijn tussen morele dimensies van de complimenten en het geslacht van het kind binnen de groep ouders die als instructie had gekregen complimenten te geven zonder specifiek te refereren aan het

betreffende gedrag. Wanneer er met een geschiktere toets per dimensie werd gekeken of er een samenhang bestond tussen dimensie van het compliment en gender, werden er geen effecten meer gevonden. Meisjes kregen in de verschillende dimensies niet meer of minder complimenten dan jongens en er lijkt dus, wanneer er specifiek wordt gekeken naar

(15)

contrast met wat er tot nu toe is ontdekt. In tegenstelling tot eerdere studies, wordt er in dit onderzoek namelijk geen bewijs gevonden voor gendered parenting.

Tabel 4

Negatief binomiale regressieverdeling voor geslacht en conditie

Dimensie β t p Harm/care Geslacht Conditie Geslacht*conditie -0,323 0,130 0,032 -0,777 0,267 0,055 0,438 0,789 0,956 Fairness/reciprocity Geslacht Conditie Geslacht * conditie -0,692 -0,829 0,670 -1,171 -1,273 0,915 0,242 0,203 0,360 Ingroup/loyalty Geslacht Conditie Geslacht * conditie -0,048 -0,007 -0,104 -0,076 -0,010 -0,117 0,939 0,992 0,907 Authority/respect Geslacht Conditie Geslacht * conditie 0,227 -0,161 0,072 0,498 -0,309 0,713 0,619 0,785 0,909 Purity/sanctity Geslacht Conditie Geslacht * conditie 0,722 0,587 -0,617 1,500 0,994 -0,845 0,134 0,320 0,398

(16)

Tabel 5

Negatief binomiale regressieverdeling voor geslacht en leeftijdscategorie

Dimensie β t p Harm/care Geslacht Leeftijdscategorie Geslacht*leeftijdscategorie -0,183 0,339 0,118 -0,577 0,886 0,264 0,564 0,376 0,792 Fairness/reciprocity Geslacht Leeftijdscategorie Geslacht*leeftijdscategorie -0,184 -0,049 0,158 -0,433 -0,093 0,260 0,665 0,926 0,795 Ingroup/loyalty Geslacht Leeftijdscategorie Geslacht*leeftijdscategorie -0,186 -0,263 0,108 -0,322 -0,383 0,138 0,748 0,701 0,890 Authority/respect Geslacht Leeftijdscategorie Geslacht*leeftijdscategorie 0,172 -0,127 -0,243 0,500 -0,311 -0,508 0,617 0,756 0,611 Purity/sanctity Geslacht Leeftijdscategorie Geslacht*leeftijdscategorie 0,168 -0,530 0,436 0,361 -1,055 0,712 0,718 0,292 0,477

(17)

Een mogelijke verklaring voor het uitblijven van aantoonbare verschillen tussen jongens en meisjes is dat sociaal wenselijkheid een rol kan hebben gespeeld. In

samenlevingen waarin streven naar gendergelijkheid dominant is, zijn ouders minder geneigd te rapporteren dat zij genderstereotyperende ideeën hebben omdat zij denken dat dat niet zou worden geaccepteerd (Endendijk, Groeneveld, Van Berkel, Hallers-Haalboom, Mesman & Bakermans-Kranenburg, 2013; Mesman & Groeneveld, 2017). In dergelijke gevallen zijn het geen onbewuste processen, maar worden genderstereotype opvoedverwachtingen bewust verborgen. De rapportage van ouders kan bovendien deels zijn beïnvloed door opvattingen over hoe gedrag van het kind wordt aangeleerd en de mate waarin ouders zich bewust zijn van hun rol daarin. Zo ontdekte Messner (2000) dat veel ouders verschillen tussen jongens en meisjes niet zien als sociaal aangeleerd gedrag, maar als natuurlijke, interne processen die onvermijdelijk zijn. Ouders die dit nature perspectief geïnternaliseerd hebben, zullen zich minder bewust zijn van hun rol in het sturen van het kind richting gewenst gedrag behorende bij het gender, zij zien hun eigen rol hierin namelijk niet als leidend en hebben minder aandacht voor eventuele verschillen (Kane, 2006).

Een andere mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat ouders met name complimenten voor gedrag hebben geregistreerd dat opvallend was vanuit een zekere memory bias (Fadnes, Taube & Tylleskär, 2009). Het is mogelijk dat zij de voornamelijk opvallende gedragingen rapporteerden omdat alledaagse gedragingen minder opvielen en dus minder goed onthouden werden. Mogelijk zijn de gedragingen die wel als specifiek kenmerkend worden gezien voor jongens of meisjes over het hoofd gezien omdat deze een automatisme betreffen en minder opvallen. Dit heeft te maken met selective recall, informatie die contrasteert met eerdere ervaringen wordt vaak beter onthouden dan informatie die congruent is met wat normaal gesproken het geval is (Fadnes, Taube & Tylleskär, 2009). Kortom, wanneer er alledaags sprake is van het belonen van stereotyperend gedrag, valt dit mogelijk niet meer op wanneer

(18)

ouders specifiek wordt gevraagd op complimenten te letten. Zij onthouden dan eerder de complimenten voor uitzonderlijk gedrag, wat mogelijk minder stereotyperend voor jongens of meisjes is.

De omgeving van het kind lijkt bovendien bepalend te zijn voor het soort complimenten dat wordt gegeven. Zo zijn er aanwijzingen gevonden dat er verschillen bestaan in de gendergelijkheid of –ongelijkheid op verschillende soorten scholen, zoals gescheiden scholen versus gemengde scholen (Booth & Nolen, 2012) of gender neutrale scholen, waarbij genderstereotypering actief wordt vermeden, versus scholen waarop niet specifiek gender neutrale waarden worden nagestreefd (Schutts, Kenward, Falk, Ivegran & Fawcett, 2017). Al met al blijken kinderen gevoelig te zijn voor het mixen van gender binnen groepen, met gevolgen voor gedrag en opvattingen over gender. Ook de opvattingen van ouders kunnen een sturende invloed spelen op de omgeving van het kind en de wijze waarop zij het kind benaderen (Kane, 2006). Zo blijkt voor jongens steeds meer geaccepteerd te worden dat zij verzorgend en empathisch gedrag vertonen, doorgaans vrouwelijk

gewaardeerde kenmerken. Echter, hoewel ouders over het algemeen steeds positiever denken over gender non-conformiteit, blijken met name heteroseksuele vaders te blijven streven naar mannelijke eigenschappen voor hun zoons. Deze vaders vormen hierin een obstakel dat jongens en meisjes van elkaar onderscheid, door vrouwelijke activiteiten af te keuren en heteronormativiteit in stand te houden. Het is dan ook mogelijk dat een andere setting van het onderzoek wel verschillen zou hebben aangetoond, bijvoorbeeld wanneer er binnen grotere, gemengde groepen zou zijn gekeken. In situaties waarin kinderen al meer gedifferentieerd gedrag vertonen, zal er ook sneller sprake zijn van meer stereotyperende complimenten. Maar ook de situatie thuis kan een rol hebben gespeeld, bijvoorbeeld via het hebben van broertjes en zusjes, daarvoor is binnen dit onderzoek niet gecontroleerd. De interactie tussen ouder, kind en eventuele broertjes en zusjes kan enerzijds zorgen voor een meer gedifferentieerd

(19)

beeld van jongens versus meisjes en wat er van de verschillende kinderen wordt verwacht. Anderzijds is het mogelijk dat ouders met kinderen van beide genders eerder neigen naar een meer gelijke benadering van de kinderen, en dus meer identieke complimenten, omdat zij voor beide het beste nastreven (Endendijk, Groeneveld, Van Berkel, Hallers-Haalboom, Mesman & Bakermans-Kranenburg, 2013)

Deze studie werd gekenmerkt door een hoge mate van ecologische validiteit. Er was sprake van generaliseerbaarheid naar alledaagse situaties en interacties tussen ouders en kinderen (’t Hart, Boeije & Hox, 2009). Ouders hebben complimenten en bijbehorend gedrag beschreven in een natuurlijke omgeving, namelijk thuis. Er was geen sprake van een

experimentele setting waarin gedrag werd beïnvloed door bijvoorbeeld de aanwezigheid van een onderzoeker. De ouder heeft niet bepaald gedrag hoeven uitlokken of aanmoedigen zodat het kind een compliment kon ontvangen, maar reageerde op gedrag dat op alledaagse wijze ontstond en werd uitgevoerd. Bovendien hebben ouders twee weken lang elke dag de gedragingen waarvoor complimenten zijn gegeven geregistreerd, waardoor er sprake is van intensieve longitudinale data met herhaalde metingen. Hierdoor zijn meerdere metingen over langere termijn en telkens op dezelfde manier uitgevoerd en is er minder kans op vertekening door verkeerd herinneren. Het reconstrueren van specifieke gebeurtenissen op een dag geeft een ouder namelijk toegang tot het episodische geheugen en vermindert de kans op fouten in herinnering of vertekening van hoe iets heeft plaatsgevonden (Grube, Groer, Hentzschel & Hertel, 2010). De korte periode waarover herinnerd moet worden zorgt bovendien voor meer precisie en accuraatheid in de rapportages (Fadnes, Taube & Tylleskär, 2009; Grube, Groer, Hentzschel & Hertel, 2010).

Ook de keuze voor het negatief binomiale regressiemodel kenmerkt dit onderzoek. Wanneer er enkel op de voor de hand liggende wijze was getest met de Chikwadraattoets waren er foutieve conclusies getrokken. De resultaten zouden dan significant zijn geweest,

(20)

maar gaven een vertekend beeld van de werkelijkheid. De data voldeed namelijk niet volledig aan de voorwaarden voor een Chikwadraattoets, waardoor de betrouwbaarheidsintervallen en p-waarden niet betrouwbaar geïnterpreteerd konden worden (Atkins, Baldwin, Zheng, Gallop & Neighbors, 2013). Wanneer bevindingen onjuist worden bereikt en als waarheid worden gepresenteerd, kan er een foutief beeld ontstaan. Door te kiezen voor een toets die aansluit op de dataset, is de validiteit van de bevindingen gewaarborgd. De validiteit van

Chi-kwadraattoetsen en lineaire regressiemodellen is namelijk afhankelijk van assumpties over de variantie in de data waaraan niet voldaan kan worden in gevallen van count data (Gardner, Mulvey & Shaw, 1995). Met het binomiale regressiemodel kon er wel gecorrigeerd worden voor afhankelijkheid binnen de data, en is er voldaan aan de assumpties van de toets.

Een beperking van dit onderzoek is de eenzijdige steekproef. Een groot deel van de steekproef bestond uit Nederlandse ouders (ruim 90%), waarbij vrijwel enkel rapportages waren gedaan door moeders. Dit heeft gevolgen voor de externe validiteit (Sue, 1999), de resultaten van dit onderzoek zijn mogelijk niet goed te generaliseren naar de volledige Nederlandse bevolking, die gekenmerkt is door een hogere mate van culturele diversiteit. Bovendien was de leeftijdsrange van de kinderen in de steekproef klein, de steekproef bestond met name uit kinderen rond de zes jaar oud. Het is mogelijk dat er op latere leeftijd grotere verschillen zouden worden gevonden, die er op deze jonge leeftijd wellicht wel al zijn maar nog niet tot uiting komen. Wat bijvoorbeeld meespeelt is de ontwikkelingsfase van het kind, waarbij jongere kinderen mogelijk nog niet voldoende cognitieve capaciteiten hebben ontwikkeld om de complimenten van de ouder direct te kunnen relateren aan het gedrag dat als gewenst wordt gezien (Smetana, 1999). Het kan zijn dat zij hierdoor minder vaak het positieve en eventueel stereotyperende gedrag vertonen waarvoor ouders complimenten zouden willen geven. Ook zijn er aanwijzingen gevonden dat jongens en meisjes zich pas vanaf de puberteit daadwerkelijk zichtbaar van elkaar gaan onderscheiden qua gedrag. Met

(21)

name in samenlevingen waarin er sprake is van een hoge mate van genderongelijkheid lijkt er vanaf de puberteit een zogenaamde gender gap te ontstaan tussen jongens en meisjes en de manier waarop zij zich ontwikkelen (Andersen, Ertac, Gneezy, List & Maximiano, 2013).

Een aanbeveling voor toekomstig onderzoek is het onderzoeken van andere vormen van interactie tussen ouder en kind binnen het kader van complimenten. De bevindingen van dit onderzoek zijn opvallend omdat het een specifieke vorm van interactie betreft, niet slechts globale opvoedstijlen. Het is mogelijk dat er wel sprake is van verschillen binnen

complimenten, maar dat deze niet tot uiting kwamen binnen dit onderzoek. Daarbij dient vermeld te worden dat de ouders in de controlegroep enkel rapporteerden over positief gedrag, het is voor deze groep onduidelijk hoe vaak er daadwerkelijk sprake was van een compliment. Van de instanties waarbinnen wel complimenten waren gegeven bij de andere condities, bleek slechts 38,9% in te delen binnen één van de vijf morele dimensies. Het is mogelijk dat veel van de complimenten die in dit onderzoek zijn geanalyseerd nog te expliciet waren en daardoor niet voldoende moreel geladen waren om duidelijk in te kunnen delen en van invloed te kunnen zijn. Ouders hebben bovendien niet enkel via de daad van

complimenteren invloed op de ontwikkeling van het kind, maar ook via non-verbale

communicatie of andere subtielere vormen van interactie (Eibach, Libby & Ehrlinger, 2009; Haidt & Bjorklund, 2008). Zo zou er kunnen worden gekeken of er verschillen te vinden zijn op basis van woordkeuze van het compliment. Er lijkt bijvoorbeeld een trend te zijn dat meisjes met name complimenten ontvangen die te maken hebben met uiterlijk, terwijl jongens met name complimenten ontvangen die te maken hebben met activiteiten (Halim, Ruble, Tamis-LeMonda, Zosuls, Lurye & Greulich, 2014). Verder is het mogelijk dat verschillen meer tot uiting zouden komen in een meer gecontroleerde onderzoeksetting, waarbij een onderzoeker alle vormen van complimenten kan observeren en niet enkel de complimenten die de ouder rapporteert.

(22)

Voor toekomstig onderzoek is het advies verder een grotere, meer diverse steekproef te benaderen, om rekening te kunnen houden met de rol van cultuur en de verschillen in beoordeling van moreel gewenst gedrag. Zo is er nog maar weinig bekend over culturele verschillen in gendered parenting, omdat dit met name is onderzocht bij jonge kinderen uit Westerse culturen met een hoog sociaal-economische status (Mesman & Groeneveld, 2016). Dat er verschillen kunnen zijn tussen culturen blijkt bijvoorbeeld ook uit een onderzoek naar concurrentievermogen, waarbij kinderen uit patriarchale en matriarchale omgevingen zijn vergeleken. De kinderen bleken minder van elkaar te verschillen in concurrentievermogen in de matriarchale samenleving, waarbij de vrouwen in het gezin centraal staan. Kinderen uit patriarchale samenlevingen, vergelijkbaar met de Westerse samenleving waarbij de man aan het hoofd van het gezin staat, toonden meer verschillen in concurrentievermogen (Andersen, Ertac, Gneezy, List & Maximiano, 2013). Cultuur en socialisatieprocessen lijken dus een factor te spelen in het ontwikkelen van genderverschillen en dienen verder onderzocht te worden. Met een bredere steekproef kan er met meer zekerheid worden gezegd of er sprake is van wel of geen verband en eventuele factoren die het verband kunnen beïnvloeden.

Concluderend kan gesteld worden dat er aanvankelijk een verschil blijkt te zijn tussen jongens en meisjes en de gedragingen waarvoor zij complimenten krijgen. Met een striktere statistische toets blijken deze verschillen echter geen stand te houden en wordt de mate van gendered parenting overschat. Jongens en meisjes verschillen niet van elkaar wat betreft complimenten binnen de verschillende morele dimensies van de moral foundations theory, ook niet wanneer er wordt gecontroleerd voor leeftijd of experimentele conditie. Binnen dit onderzoek is er geen bewijs gevonden voor gendered parenting via complimenten bij

kinderen in de leeftijd van drie tot 9 jaar. Het is mogelijk dat sociale wenselijkheid of memory bias in dit onderzoek een rol heeft gespeeld en de resultaten hebben vertekend. Ook zou het kunnen dat de kinderen in de steekproef te jong waren en resultaten daardoor zijn uitgebleven.

(23)

Aan de andere kant is er sprake geweest van een hoge ecologische validiteit en intensieve longitudinale date met herhaalde metingen, wat de bevindingen van dit onderzoek versterkt. Bovendien werd er in dit onderzoek een geschikte statistische toets toegepast, waarmee op betrouwbare wijze resultaten zijn gevonden. Wanneer enkel de voor de hand liggende toets zou zijn toegepast, zouden de resultaten zijn overschat en het beeld van de werkelijkheid zijn vertekend. Het negatief binomiale regressiemodel toont hoe belangrijk het is om zorgvuldig een juiste statistische toets te kiezen en hoe snel foutieve bevindingen als waarheid kunnen worden aangenomen als dat niet wordt gedaan. Al met al kan er geconcludeerd worden dat er binnen deze studie naar complimenten geen bewijs is gevonden voor gendered parenting. Dat betekent nog niet dat de kous daarmee af is. De bevindingen van dit onderzoek bieden juist des te meer reden voor aanvullend onderzoek en een bredere kijk op het fenomeen.

(24)

Referenties

Andersen, S., Ertac, S., Gneezy, U., List, J. A., & Maximiano, S. (2013). Gender,

competitiveness, and socialization at a young age: Evidence from a matrilineal and a patriarchal society. Review of Economics and Statistics, 95. doi:

10.1162/REST_a_00312

Atkins, D. C., Baldwin, S. A., Zheng, C., Gallop, R. J., & Neighbors, C. (2013). A tutorial on count regression and zero-altered count models for longitudinal substance use

data. Psychology of Addictive Behaviors, 27(1). doi: 10.1037/a0029508

Booth, A. L., & Nolen, P. (2012). Gender differences in risk behaviour: does nurture matter?. The Economic Journal, 122(558) doi: 10.1111/j.1468-0297.2011.02480.x

Eibach, R. P., Libby, L. K., & Ehrlinger, J. (2009). Priming family values: How being a parent affects moral evaluations of harmless but offensive acts. Journal of Experimental Social Psychology, 45(5). doi: 10.1016/j.jesp.2009.06.017

Endendijk, J. J., Groeneveld, M. G., Bakermans-Kranenburg, M. J., & Mesman, J. (2016). Gender-differentiated parenting revisited: meta-analysis reveals very few differences in parental control of boys and girls. PloS one, 11(7). doi: 10.1371/journal.pone. 0159193

Endendijk, J. J., Groeneveld, M. G., van Berkel, S. R., Hallers-Haalboom, E. T., Mesman, J., & Bakermans-Kranenburg, M. J. (2013). Gender stereotypes in the family context: Mothers, fathers, and siblings. Sex Roles, 68(9-10) doi: 10.1007/s11199-013-0265-4 Fadnes, L. T., Taube, A., & Tylleskär, T. (2009). How to identify information bias due to

self-reporting in epidemiological research. The Internet Journal of Epidemiology, 7(2). Friesdorf, R., Conway, P., & Gawronski, B. (2015). Gender differences in responses to moral

dilemmas: A process dissociation analysis. Personality and Social Psychology Bulletin, 41. doi: 10.1177/0146167215575731

(25)

Gardner, W., Mulvey, E. P., & Shaw, E. C. (1995). Regression analyses of counts and rates: Poisson, overdispersed Poisson, and negative binomial models. Psychological Bulletin, 118(3). doi: 10.1037/0033-2909.118.3.392

Gilligan, C., & Wiggins, G. (1987). The origins of morality in early childhood relationships. In J. Kagan, & S. Lamb (Eds.), The emergence of morality in young children (pp. 277-305). Chicago, IL: University of Chicago Press.

Golombok, S. (2014). Parenting: What really counts?. New York: Routledge.

Graham, J., Haidt, J., Koleva, S., Motyl, M., Iyer, R., Wojcik, S. P., & Ditto, P. H. (2012). Moral foundations theory: The pragmatic validity of moral pluralism. Advances in Experimental Social Psychology, 4. doi:10.1016/B978-0-12-407236-7.00002-4 Grube, A., Schroer, J., Hentzschel, C., & Hertel, G. (2008). The event reconstruction method:

An efficient measure of experience‐based job satisfaction. Journal of Occupational

and Organizational Psychology, 81(4). doi: 10.1348/096317907X251578

Haidt, J., & Bjorklund, F. (2008). Social intuitionists answer six questions about morality. Halim, M. L., Ruble, D. N., Tamis-LeMonda, C. S., Zosuls, K. M., Lurye, L. E., & Greulich,

F. K. (2014). Pink frilly dresses and the avoidance of all things “girly”: Children’s appearance rigidity and cognitive theories of gender development. Developmental

Psychology, 50(4). doi: 10.1037/a0034906

‘t Hart, H., Boeije, H., & Hox, J. (2009). Onderzoeksmethoden (8e

editie). Den Haag: Boom Lemma uitgevers.

Henderlong Corpus, J., & Lepper, M. R. (2007). The effects of person versus performance praise on children’s motivation: Gender and age as moderating factors. Educational

Psychology, 27(4). doi: 10.1080/01443410601159852

Jaffee, S., & Hyde, J. S. (2000). Gender differences in moral orientation: a meta-analysis. Psychological Bulletin, 126. doi: 10.1037/TO33-2909.126.5.703

(26)

Kane, E. W. (2006). “No way my boys are going to be like that!” Parents’ responses to children’s gender nonconformity. Gender & Society, 20(2). doi:

10.1177/0891243205284276

Koleva, S., Selterman, D., Kang, H., & Graham, J. (2014). Beyond Kohlberg vs. Gilligan: empathy and disgust sensitivity mediate gender differences in moral judgments. SSRN Electronic Journal. doi: 10.2139/ssrn.2486030

Leijten, P., Thomaes, S., de Castro, B. O., Dishion, T. J., & Matthys, W. (2016). What good is labeling what's good? A field experimental investigation of parental labeled praise and child compliance. Behaviour Research and Therapy, 87. doi:10.1016/

j.brat.2016.09.008

Mesman, J., & Groeneveld, M. G. (2018). Gendered Parenting in Early Childhood: Subtle But Unmistakable if You Know Where to Look. Child Development Perspectives, 12(1). doi: 10.1111/cdep.12250

Messner, M. A. (2000). Barbie girls versus sea monsters: Children constructing gender. Gender & Society, 14(6). doi: 10.1177/089124300014006004

Owen, D. J., Slep, A. M., & Heyman, R. E. (2012). The effect of praise, positive nonverbal response, reprimand, and negative nonverbal response on child compliance: A systematic review. Clinical Child and Family Psychology Review, 15(4). doi: 10.1007/s10567-012-0120-0

Shutts, K., Kenward, B., Falk, H., Ivegran, A., & Fawcett, C. (2017). Early preschool environments and gender: Effects of gender pedagogy in Sweden. Journal of Experimental Child Psychology, 162. doi: 10.1016/j.jecp.2017.04.014

Smetana, J. G. (1999). The role of parents in moral development: A social domain analysis. Journal of Moral Education, 28(3). doi: 10.1080/030572499103106

(27)

SIRE-campagne over jongens lijkt een spotje uit de jaren 50 (2017, 25 juni), NOS Nieuwsuur. Verkregen van https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2185030-sire-campagne-over-jongens-lijkt-een-spotje-uit-de-jaren-50.html

Sue, S. (1999). Science, ethnicity, and bias: Where have we gone wrong? American

psychologist, 54(12). doi: 10.1037/0003-066X.54.12.1070

Yeung, S. P., & Wong, W. I. (2017). Gender Labels on Gender-Neutral Colors: Do they Affect Children’s Color Preferences and Play Performance? Sex Roles, 1-13. doi: 10.1007/s11199-017-0875-3

Van Groningen, B., & de Boer, C. (2010). Beschrijvende statistiek (2e editie). Den Haag: Boom onderwijs.

Walker, L. J. (1984). Sex differences in the development of moral reasoning: A critical review. Child Development, 55. doi:10.2307/1130121

Walker, L. (2014). Sex differences in moral reasoning. In W. M. Kurtines, J. Gewirtz & J. L. Lamb (Eds.), Handbook of moral behavior and development, 2: Research (pp. 333– 364). Psychology Press: London.

Wood, E., Desmarais, S., & Gugula, S. (2002). The impact of parenting experience on gender stereotyped toy play of children. Sex Roles, 47(1-2). doi: 10.1023/A:1020679619728

(28)

Bijlage 1

Codeboek morele dimensies.

Coding Manual:

Moral dimensions in children’s positive behaviors

Peter Johannes Hoffenaar University of Amsterdam, UvA

p.j.hoffenaar@uva.nl

Coding guidelines

1) Coders first distinguished between moral and nonmoral positive behaviors.

Harm/Care Fairness/ Reciprocity Ingroup/ Loyalty Authority/ Respect Purity/ Sanctity Adaptive challenge

Protect and care for young, vulnerable, or injured kin Reap benefits of dyadic cooperation with non-kin Reap benefits of group cooperation Negotiate hierarchy, defer selectively Avoid microbes and parasites Characteristic emotions

Compassion anger, gratitude,

guilt

Group pride, belongingness; rage at traitors

Respect, fear Disgust

Relevant virtues Caring, kindness fairness, justice, honesty, trustworthiness Loyalty, patriotism, self- sacrifice Obedience, deference Temperance, chastity, piety, cleanliness

Table 1. The five foundations of intuitive ethics (Adapted from Haidt, 2012).

Index of Categories within each dimension

HARM/CARE

Relevant virtues: caring, kindness

Relevant moral acts / portraits of moral sensibility

1. Helping

2. Avoiding conflict / conflict resolution 3. Kindness

(29)

Definition: This dimension includes references to doing household chores and assisting family members and others (e.g., visiting friends, a teacher or a neighbor) in daily routines. Frequently reported behaviors are instances in which children helped with shopping, meal preparation, or clearing the table. Only self-initiated helping acts are to be coded. If the helping had been requested, the action should be coded as deference to legitimate authority (See also Authority/Respect). It does not address when the child is doing something out of the ordinary for a brother or sister. Putting one’s own needs or goals aside and acting for the benefit of a family member or the family as a whole should be coded as doing a favor for a family member (See also Ingroup/Loyalty).

Examples: “Helped to clear the table”, “Brother bumped in the plant and knocked it over. When I returned to the living room, N. was already cleaning it up with the dustpan and brush”, “Helped baking pancakes”.

Harm avoidance

Definition: This dimension includes references to conflict avoidance and dispute resolution. The rationale is that children limit relationship harm by avoiding conflict.

Similarly, apologizing for wrongdoings (if the child says sorry for something he/she has done) or solving a conflict can be seen as responses to perceived relationship threats aimed to avoid relationship harm.

Examples: “After an accidence in rough and tumble play L. nicely said sorry (all on his own)”, “Resolved an argument with his sister”.

Kindness

Definition: Kindness is defined as the act of being considerate, friendly, and generous toward others. Behaving kindly toward animals, i.e. responsible pet care or petting an animal, are also seen as acts of kindness.

Examples: “L. says to J., who has just moved up into the next stage of swimming lessons: ‘when you return from your holiday in Aruba, you’ll probably be very good at it’” [FRIENDLY], “Gave a gift to his brother” [GENEROUS], “M. won a medal with in Teakwondo. He allowed J. to wear it although he was super proud of himself”

[GENEROUS]. “Yesterday he got new fish. His responsibility. This morning he already fed them.” [PET CARE], “V. is making trouble and Q. doesn’t bother us for a while”

[CONSIDERATE].

FAIRNESS/RECIPROCITY

Relevant virtues: fairness, justice, honesty, trustworthiness

Relevant moral acts / portraits of moral sensibility

1. Sharing 2. Cooperating 3. Honesty

(30)

4. Fair play Sharing

Definition: To reap the benefits of social interactions with peers (the adaptive challenge associated with the domain of fairness/reciprocity) it is important that children engage in the give and take of relationships. Only positive behaviors specifically mentioning sharing toys, sweets or other desired objects were coded as sharing behavior. All sharing counts, whether it is done fairly or unfairly.

Examples: “L. gave C. the biggest cookie”, “S. shared his chips with his sister”.

Taking turns

Definition: Taking turns is also a give-and-take activity. Waiting for your turn or letting another child go first as well as shared decision making are coded as turn taking.

Examples: “When playing with her sister, she was able to change roles, able to negotiate and to compromise, for example on who played mom”.

Honesty/ trustworthiness

Definition: This dimension includes references to honestly admitting one’s mistakes or (minor) wrongdoings and acts of responsibility and integrity.

Examples: “Secretly took some sweets and later he spontaneously confessed doing so”, “Admitted honestly to have started a second movie.”, “It is S.’s Birthday. Proud that [he/she] didn’t give away what presents we bought”, “And also told us that he had a reading homework assignment”.

Fair play

Definition: Fair play means honest and just play. The moral principles of fairness and justice are closely linked to fair play. There is some overlap with sharing in that playing for the team and not for yourself is an expression of sensitivity to intergroup inequality as well as fair play concerns.

Examples: “T. passed the ball nicely to his team members”, “F. doesn’t get angry when losing a game”, “played a game of Monopoly by the rules” .

FAMILY LOYALTY

Relevant virtues: loyalty, self-sacrifice

Relevant moral acts / portraits of moral sensibility

1. Doing a favor for a family member / self-sacrifice

2. Being proud of a family member / cheering for a family member 3. Standing up for family member

(31)

Definition: This dimension includes references to putting one’s own needs or goals aside and acting for the benefit of a family member or the family as a whole.

Examples: “He lets his brother know he wants to help with the project. The project which his brother is absolutely not looking forward to”, “Watched the hockey match of his sister. Was cheerful and didn’t complain.”, “Listened to C. rehearsing his school speech and answered the questions”.

Being proud of of family member

Definition: Behavior is coded as family loyalty if achievements by a sibling are applauded. Children also demonstrate the virtue of family loyalty if they are proud of their mom or dad or cheer for a family member.

Examples: “Was proud of his brothers who had won the cup with their team.”, “That she is so proud of me and doesn’t try to hide this”.

Standing up for a family member

Definition: Acts that indicate the child is willing to defend or support (younger) siblings. The type of support is qualitatively distinct from helping out with daily routines.

Examples: “E. stands up for his brother”, “Reads aloud to his sister”

AUTHORITY / RESPECT

Relevant virtues: obedience, deference

Relevant moral acts / portraits of moral sensibility

1. Obedience to rules / regulations 2. Deference to legitimate authority 3. Being polite / following protocol Obedience to rules / regulations

Definition: Children show respect for the moral standards of their parents if they follow the rules at home and do not try to challenge limits set by their parents. Parents

frequently described a child’s adherence to a rule as if the child was doing what he or she had promised to do. Or they used words like ‘agreement’ or ‘deal’, suggesting that the child had a say in the manner. These behaviors were coded as Authority/Respect and not Family Loyalty, because parents are the ones that set up rules to guide children's behavior. They may consult their children or choose to resolve issues of disagreement collaboratively, but parents are assumed to be in charge in setting behavioral limits. On other occasions, there was no explicit reference to any rule or obligation and parents simply described rule compliant behavior.

Examples: “M. agreed to taste a piece of zucchini, and he did”, “M. is allowed to bike a bit ahead of me. As agreed, he stopped at the intersection to wait for me”, “Going to bed without protesting”, “After dinner he didn’t whine for food or complained about being hungry”, “Didn’t jump on the couch”.

(32)

Deference to legitimate authority

Definition: This code is assigned when parents, teachers or other legitimate authority figures (e.g. grandparents, sport coaches, the babysitter or the nanny) clearly have requested or commanded the child to do something or to refrain from certain acts. Deference to

legitimate authority is coded when the report mentions that the child listened to the authority figure and did what he or she had asked without hesitation or resistance. The request or command itself does not have to be explicitly mentioned, but it must be clear that the child complied to instructions or directions made by an authority figure and does not act in accordance to some general rule or regulation [See also Obedience to rules / regulations].

Examples: “M. turned off the TV after I had asked him to do so”, “Followed the instructions of the judo teacher”, “I asked L. to clean up his room. He cleaned up swiftly”, “He came to me immediately and then washed his hands”.

Being polite / following protocol

Definition: This code is assigned when children spontaneously (without being

prompted by a parent or other adult authority figure) asked permission, made polite requests, or otherwise demonstrated sincere respect for adults or the elderly. On other occasions, children just followed social codes, such as thanking the host parent after a playdate, saying ‘Thank you’ or waving and saying goodbye. The fact that these codes are unwritten rules of communication makes this category distinct from general rule compliant behavior [See also Obedience to rules / regulations].

Examples: “Shook hands with everybody present at the birthday party”, “Before R. took some chips from a bowl, he nicely asked if he could take some”, “She asked nicely for permission to leave the table at the end of the meal”, “A. waited quietly while I was talking to his teacher”.

PURITY / SANCTITY

Relevant virtues: temperance, chastity, piety, cleanliness

Relevant moral acts / portraits of moral sensibility

1. Healthy food choice 2. Temperance

3. Physical purity (cleanliness, chastity)

4. Spiritual purity (piety, respect for holy places) Healthy food choice

Definition: Children around the world love sweets, sugary snacks, and prefer sweet vegetables (e.g., carrots) over bitter ones (e.g. endive). By making a healthy food choice children show that they are able to resist their (innate) preference for sweet. Mastery over a natural inclination and resisting a strong desire are clearly elements of the virtue of

(33)

self-control, but it can be argued that to some extent self-control is essential to many virtues (Baumeister & Exline, 1999). In addition, others before us have also linked food and health issues to the purity domain, arguing that health concerns serve to protect the body from contamination (Clifford & Wendell, 2015).

Examples: “I allowed them to decide what we would have for dinner that night. M. suggested French fries. A. chose soup and salad because he that’s what’s helps you get stronger”, “M. asked me spontaneously for a pear”, “L. asked for something healthy during a drive in the car”.

Temperance

Definition: Temperance is defined as moderation or voluntary self-restraint. This virtue refers to avoiding any kind of excess. This code therefore includes behaviors motivated by environmental concerns (e.g., efficient use of paper and not putting too much food on the plate), anti-consumerist attitudes (e.g., not being greedy, being content with little), or respect for others (humility or humbleness).

Examples: “During a drawing activity J. made efficient use of paper”, “He didn’t take too much cereal”, “He showed self-restraint during filling a candy bag”

Physical purity (cleanliness, chastity)

Definition: Here the metaphor of the body as a temple applies. Acts that serve to prevent the spread of germs fall under this category. In addition, pro-environmental behaviors also qualify, because they are often triggered by beliefs about the sacredness of nature or the purity of our planet.

Examples: “Washed his hands”, “Covered his mouth when coughing”, “Blew his nose, wiped it clean with a tissue and went to throw it away in the thrash can”, “Cleaned up some garbage left out on the street and threw it in the trash container”, “Tossed the candy wrapper in the trash bin”.

Spiritual purity (piety, respect for holy places)

Definition: Prayer and reading scripture are pious activities which indicate that the child is responsive to spiritual purity. In addition, we assume that sitting through a church service and participating in other (lengthy) religious rituals show that young children without matured self-regulation skills are sensitive to spiritual influences and the Sanctity/Degradation dimension of morality. Profanity

Examples: “E. said a lovely/good prayer in the evening”, “Did well at the rehearsal for his first Solemn Communion in church today”, “Sat quietly in church”, “N. and N. made a palm branch”.

Reports of children playing peacefully or quietly are not taken up in this category because the parent in this case does not make explicit reference to sharing behavior.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Trigonella foenum graecum (fenugreek) seed powder improves glucose homeostasis in alloxan diabetic rat tissues by reversing the altered glycolytic, gluconeogenic

• Wat zouden nog redenen (goede argumenten) kunnen zijn om de naakte kabouters toch in de voortuin te laten staan?. • Wat vind je van bovengenoemde oplossing om de kabouters

The cumulative realized response of 50% in body length for the EVEN year-group after six generations of selection (8.3% per generation), and the 33% for the ODD year-group after

The piriformis syndrome (PS) is a clinical entity related to piriformis muscle where patients usually present with localized buttock and radiating pain in thigh and or leg.. The

Verder hebben we in dit onderzoek expliciet aandacht geschonken aan de verschillen tussen jongens en meisjes in de relatieve invloed van vriendschappen en bindingen met ouders en

Zowel het verschil tussen jongens en meisjes in de omgang met computers, het zelfvertrouwen dat ze hebben en de kennis en vaardigheden die verschillen bij beide groepen zijn redenen

Tijdens de puberteit verandert het lichaam van jonge mensen en zie je ook uiterlijke ver- schillen. Het geslachtsorgaan van meisjes noemt

Veilig in de groep en van daaruit moet er contact met jongens kunnen zijn.' Een jongen vindt beperking van coëducatie tot de school prima: `In de groep moet het niet gemengd zijn,