Bachelorthese
Universiteit van Amsterdam
2017-2018
De Rol van de Prestatiedruk op de Maatschappij op het
Gebruik van Psychostimulantia onder Amsterdamse Studenten
P. R. J. Schoenmakers 10528067
Begeleider: Jessika Buitenweg Versie: 6
Woorden aantal: 4528 14 juni, 2018
Inhoud Abstract Inleiding Maatschappelijke relevantie Wetenschappelijke relevantie Focusgroep Methode Deelnemers Materialen Procedure Data-analyse Testweekonderzoek Methode Deelnemers Materialen Procedure Data-analyse Resultaten Conclusie Campusonderzoek Methode Deelnemers Materialen Procedure
Resultaten Conclusie Discussie Referenties Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Deelproject
Dit bachelorproject betreft het gebruik van psychostimulantia onder Amsterdamse studenten. Hierbij worden onder andere de prevalentie, de motivatie, de effecten en de bijwerkingen onderzocht. In deze bachelorthese wordt er gekeken naar de rol die de
prestatiedruk op de maatschappij speelt op het gebruik van psychostimulantia. Dit onderzoek is onderdeel van de bachelor Klinische Neuropsychologie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Het bachelorproject is uitgevoerd met B. Oppenheim, S. E. Rasche en R. J. Stokmans in samenwerking met I. C. van Bennekom onder begeleiding van H. van Dis. Deze
bachelorthese is geschreven door P. R. J. Schoenmakers onder begeleiding van J. I. V. Buitenweg.
De Rol van de Prestatiedruk op de Maatschappij op het Gebruik van Psychostimulantia onder Amsterdamse Studenten
P. R. J. Schoenmakers Universiteit van Amsterdam
Abstract
De rol van prestatiedruk op de maatschappij op het gebruik van psychostimulantia werd onderzocht bij 492 Amsterdamse studenten. 98 studenten kregen een vragenlijst waarbij de attitudes, motivatie, prevalentie en bijwerkingen van psychostimulantia uitgevraagd werden. 394 studenten kregen een vragenlijst waarbij de motivatie en prevalentie van
psychostimulantia uitgevraagd werden. Uit onderzoek bleek dat 40% van de studenten wel eens gebruik heeft gemaakt van psychostimulantia. Ook werd gevonden dat slechts 34% van alle gebruikers een diagnose heeft voor het gebruik van psychostimulantia. De prestatiedruk hing negatief samen met het gebruik van psychostimulantia, dit houdt in dat studenten met meer ervaring met psychostimulantia minder prestatiedruk ervoeren. De bevindingen tonen aan dat het gebruik van psychostimulantia een belangrijke, prevalente rol speelt onder Amsterdamse studenten.
Inleiding Maatschappelijke relevantie
De toelatingseisen van universiteiten zijn aangescherpt, het Bindend StudieAdvies (BSA) voor de propedeusestudenten is verhoogd en de masters worden voortdurend exclusiever gemaakt (Inspectie van het Onderwijs, 2017). Daarnaast lijken er ook veel
onuitgesproken verwachtingen te zijn waaraan de nieuwe generaties moeten voldoen om zich te onderscheiden: een wenselijk cv onderhouden, zelfontwikkeling, sociale contacten opdoen, sporten, extracurriculaire activiteiten. Dit lijkt een oorzaak te zijn voor lijdensdruk onder studenten: zo meldt de Landelijke Studentenvakbond (LSVb) dat 49 procent van de
ondervraagde studenten last heeft (gehad) van psychologische problemen, waarvan depressie, vermoeidheid en stress het meest gerapporteerd worden (2013). Uit de groep die academische oorzaken aandraagt, geeft 80 procent aan dat de psychologische klachten te herleiden zijn naar een toename in studiedruk. Studentenpsychologen onderschrijven deze toename. Uit een vervolgonderzoek van de LSVb (2016) komt naar voren dat drie op de vier studenten vaak of heel vaak emotioneel uitgeput zijn, ze zijn moe van het studeren en hebben hierdoor weinig energie. Uit een onderzoek naar stress onder scholieren en studenten, uitgevoerd door EenVandaag (2014), blijkt dat 78 procent van de deelnemers de prestatiedruk in de huidige maatschappij als hoog ervaart.
Een van de manieren om studenten te helpen studeren, is het gebruik van
ADHD-medicijnen (GGZ, 2017). ADHD is een aandoening waarbij een aantal cognitieve vaardigheden, zoals volgehouden aandacht, executieve functies, werkgeheugen en
respons-inhibitie, aangedaan zijn (Agay, Yechiam, Carmel & Lekovitz, 2010). Methylfenidaat, een psychostimulantia beter bekend onder de merknamen Ritalin en Concerta, werd voornamelijk gebruikt om de symptomen van ADHD bij kinderen tegen te
gaan (Konrad-Bindl, Gresser & Richartz, 2016). Andere voorbeelden van psychostimulantia zijn cafeïnehoudende producten, zoals koffie en energiedranken. Studenten gebruiken psychostimulantia om hun mentale capaciteiten te verbeteren, zoals het verlengen van de aandacht, concentratie en/of het geheugen. Dit staat ook wel bekend als cognitive
enhancement (Franke, Bagusat, Rust, Engel & Lieb, 2014). Volgens het Instituut voor
Verantwoordelijk Medicijngebruik (IVM) gebruikt één op de vier studenten Ritalin off-label bij het studeren als cognitive enhancement. Off-label gebruik is het gebruik van medicatie voor andere redenen dan de geregistreerde indicatie (Schermer, Bolt, de Jongh & Olivier, 2009).
Volgens Bijwerkingencentrum Lareb geeft 71 procent van alle gebruikers van methylfenidaat aan beter te functioneren in het werk of de studie dan zonder gebruik van het middel en 74 procent geeft aan zich beter te kunnen focussen en concentreren. Desalniettemin zijn er ook negatieve bijwerkingen verbonden aan de psychostimulantia. Het
Bijwerkingencentrum Lareb meldt dat volwassenen die gebruik maken van methylfenidaat een verhoogd risico lopen op cardiovasculaire en psychiatrische problemen. Het
onderzoekscentrum ontving meer dan 1200 meldingen over negatieve bijwerkingen, waaronder 109 gerelateerd aan hartaandoeningen en 101 aan psychologische klachten. Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) heeft mede hierom methylfenidaat afgeraden bij volwassenen. Hoewel er geen nieuw onderzoek is wataantoont dat de risico’s kleiner of de voordelen groter zijn, is het middel onlangs via een decentrale wijze
goedgekeurd voor volwassenen in alle Europese landen, zo ook Nederland. Volgens het CBG is éénderde van alle methylfenidaatgebruikers in Nederland ouder dan 25, dit betreft zo’n 57.000 mensen. De negatieve bijwerkingen van deze medicijnen zijn niet goed bekend onder de gebruikers, maar het medicijn wordt desondanks off-label gebruikt. Het medicijn heeft
bovendien farmacologische overeenkomsten met cocaïne (Luethi, Kaeser, Brandy, Krähenbühl, Hoener & Liechti, 2017). Het IVM roept dan ook op tot betere voorlichting over de nadelige effecten van het gebruik.
Er is relatief weinig bekend over het gebruik van psychostimulantia bij
(jong)volwassenen, dit wordt mede veroorzaakt doordat de medicijnen oorspronkelijk niet goedgekeurd waren voor gebruik door mensen ouder dan achttien jaar. Daarbij zijn
bijwerkingen die wel bekend zijn onderbelicht, wat blijkt uit het feit dat veel bijsluiters elkaar tegenspreken. De bijsluiter van het CBG (2017) categoriseert “minder dan een op de tien gebruikers” als “vaak”. Echter, het Zorginstituut Nederland (2017) noteert “minder dan een op de tien gebruikers” als “soms”. Het Bijwerkingencentrum Lareb noteert dezelfde categorie als “zelden”. Desalniettemin neemt het gebruik van psychostimulantia toe: zo meldt het Genees- en hulpmiddelen Informatie Project (GIP) dat de uitgifte van ADHD-middelen sinds 2002 is gestegen met 680 procent, zoals te zien in Figuur 1.
Figuur 1. Het aantal uitgifte van ADHD-middelen, 2002-2016.
Noot. Herdrukt van Gezondheids- en hulpmiddelen Informatie Project, 2018, 3 mei. Geraadpleegd van https://www.gipdatabank.nl/databank#/g//85_adh/vs/bijlage
Geschat wordt dat één op de vier studenten gebruik maakt van psychostimulantia bij het studeren. Psychostimulantia zijn na marihuana de meest gebruikte drug in het hoger
onderwijs (Lakhan & Kirchgessner, 2012). Mogelijk leidt de toename van de studielast tot de toename van psychostimulantia als cognitive enhancement, met gevaarlijke, onderbelichte bijwerkingen als gevolg. In deze studie wordt onderzocht wat de rol isdie de prestatiedruk op de maatschappij speelt op het gebruik van psychostimulantia onder Amsterdamse studenten.
Wetenschappelijke relevantie
Eerder onderzoek toont aan dat het van belang is om rekening te houden met de toename van psychostimulantia onder studenten gedurende stressvolle perioden. Zo vonden Burgard, Fuller, Becker, Ferrell en Dinglasan-Panlilio (2012) in hun onderzoek dat de ADHD-medicatie concentratie in het afvalwater van een Amerikaanse campus met 760 procent toenam in de examenperiode. Daarnaast is gebleken dat er een verband is tussen beter willen presteren en het toenemende gebruik van psychostimulantia. Emanuel, Frellsen,
Kashima, Sanguino, Sierles en Lazarus (2011) vonden een verband tussen de studielast en het gebruik van psychostimulantia als cognitive enhancement bij geneeskundestudenten uit Chicago. Zwitserse studenten die een hogere druk op hun werk, studie, vrije tijd of familie voelden, hadden ook meer ervaring met psychostimulantia (Maier, Liechti, Herzig & Schaub 2013).
Naast het belang van de motivatie om psychostimulantia te gebruiken, is het ook relevant om te onderzoeken waarom men geen gebruik zou maken van psychostimulantia. Uit het onderzoek van Brandt, Taverna & Hallock (2014) kwam naar voren dat een gebrek aan interesse en angst voor het aantasten van de fysieke en mentale gezondheid voor
non-gebruikers de belangrijkste redenen waren om geen gebruik te maken van off-label medicijnen.
Uit eerder onderzoek is het belang van de prevalentie van psychostimulantia zonder voorschrift duidelijk geworden. Zo werd gevonden dat 1.2 - 20 procent van de gezonde populatie ooit gebruik heeft gemaakt van psychostimulantia zonder medische indicaties (Franke, Bagusat, Rust, Engel & Lieb, 2014). Safer (2016) vond dat slechts 34 procent van de volwassen patiënten die op voorschrift psychostimulantia ontvingen een diagnose hadden.
Uit eerder onderzoek kan geconcludeerd worden dat het off-label gebruik van
psychostimulantia hoog ligt. Er is ook een verband tussen stressvolle perioden en het gebruik van psychostimulantia onder studenten gebleken. Echter ontbreekt een onderzoek naar de prevalentie van, de attitudes omtrent en de rol van prestatiedruk op het gebruik van
psychostimulantia onder Amsterdamse studenten. In dit onderzoek worden de attitudes van zowel gebruikers als non-gebruikers van psychostimulantia in kaart gebracht. Verwacht wordt dat de Nederlandse studenten stress ervaren door de toenemende druk van de
maatschappij en daardoor sneller geneigd zijn psychostimulantia als cognitive enhancement te gebruiken. Om dit te onderzoeken worden er vragenlijsten afgenomen bij studenten om zo hun attitudes, gebruik en bijwerkingen in kaart te brengen. Hiernaast wordt verwacht dat de angst voor de bijwerkingen ook de belangrijkste redenen zijn voor de studenten die bewust geen gebruik maken van psychostimulantia. Om dit voor Amsterdamse studenten te
onderzoeken worden er in de vragenlijst gerichte vragen naar gesteld. Op basis van eerder onderzoek is de hypothese dat de toenemende studielast leidt tot een toename van het gebruik van psychostimulantia als cognitive enhancement.
Ter voorbereiding op de vragenlijst is er een focusgroep onder acht UvA-studenten gehouden. De definitieve vragenlijst is samengesteld op basis van de focusgroep, eerder onderzoeken de bijsluiters van methylfenidaat. Onder eerstejaars UvA-psychologiestudenten worden tijdens de testweek testen afgenomen. Dit onderzoek beslaat de gehele vragenlijst
met alle componenten. Daarnaast zijn er door vier onderzoekers individuele steekproeven gehouden op twee vaste locaties van de UvA-campus onder een soortgelijk aantal
proefpersonen. Dit onderzoek beslaat een verkorte vragenlijst.
Focusgroep Methode
Deelnemers. Er deden acht UvA-studenten mee aan de focusgroep. Deze studenten zijn via de onderzoekers uitgenodigd voor een gesprek en ontvingen geen compensatie voor hun bijdrage.
Materialen
Om het gesprek te begeleiden werd er een leidende vragenlijst gehanteerd. De vragen zijn opgesteld door de onderzoekers van het bachelorproject (zie bijlage 1). Hierbij kwamen hun ervaringen en attitudes aan bod en werden vragen gesteld als: “Heeft u het gevoel dat u zonder psychostimulantia kan functioneren?” en “Denkt u dat het gebruik van
psychostimulantia als studieondersteuning voor betere prestaties zorgt?”.
Procedure
De deelnemers aan de focusgroep werden uitgenodigd op een UvA-locatie.
Gedurende een uur werden verschillende vragen gesteld en was er de mogelijkheid om af te wijken van het leidende onderwerp.
Data-analyse
De data uit de focusgroep worden niet gebruikt voor het onderzoek, maar hebben bijgedragen aan het vormgeven van de vragenlijsten.
Testweekonderzoek Methode
Deelnemers. Er deden 98 deelnemers mee aan het onderzoek in de testweek. Er waren 26 mannen en 72 vrouwen. De deelnemers hadden een leeftijd tussen de 18 en 40 jaar oud. Studenten mochten alleen aan het onderzoek meewerken als zij de Nederlandse taal beheersen. De deelnemers die aan de testweek meededen, waren eerstejaars
UvA-psychologiestudenten en kregen participatiepunten voor hun bijdrage aan het onderzoek.
Materialen. De vragenlijst voor de testweek bestaat uit drie delen (zie bijlage 2). De vragenlijst is gemaakt met het programma Qualtrics en werd op een computer afgenomen. De demografische gegevens van de proefpersoon werden voor de vragenlijst uitgevraagd. Het eerste deel van de vragenlijst bestond uit vragen met meerdere antwoordmogelijkheden. Een voorbeeld van deze vragen is “Gebruikte u in de afgelopen maanden een van deze
psychostimulantia: Methylfenidaat (bijvoorbeeld Ritalin), Concerta, Medikinet, Modafinil, Dexamfetamine, Adderall?” De vervolgvragen waren afhankelijk van de hiervoor gegeven antwoorden. Er waren twaalf vragen voor gebruikers van psychostimulantia. Voor
deelnemers die geen gebruik maakten van psychostimulantia waren er vijf vragen. Het tweede deel van de vragenlijst bestond uit stellingen waarbij attitudes uitgevraagd werden. Een voorbeeld van deze stellingen is: “Ik voel veel druk vanuit de maatschappij om te
presteren in mijn studie/op mijn werk”. De antwoorden op de stellingen werden gescoord op een schaal van 1 tot 5, waarbij 1 stond voor zeer oneens en 5 voor zeer eens. Er waren zestien stellingen voor gebruikers van psychostimulantia. Voor deelnemers die geen gebruik maakten van psychostimulantia waren er elf stellingen. In totaal waren er drie stellingen over
prestatiedruk die aan alle proefpersonen voorgelegd werden. Het derde deel van de vragenlijst was een lijst waarbij bijwerkingen uitgevraagd werden. De proefpersonen konden zelf
aangeven of ze de bijwerkingen wilden invullen voor een cafeïnehoudend product. Wanneer deelnemers nergens gebruik van maakten, werden hen geen bijwerkingen uitgevraagd. Een voorbeeld van de bijwerkingen is: “Als ik psychostimulantia gebruik, ervaar ik
stemmingswisselingen, stemmingsschommelingen en/of persoonlijkheidsveranderingen”. De antwoorden op de bijwerkingen werden gescoord op een schaal van 0 tot 5, waarbij 0 stond voor nooit en 5 voor altijd. De bijwerkingen werden samengevoegd tot zes clusters. Deze clusters waren: positieve bijwerkingen, psychologische bijwerkingen, arousal, slaap, fysiologisch en overige bijwerkingen. Er werden in totaal 68 bijwerkingen uitgevraagd.
Procedure. De deelnemers aan de testweek zaten gezamenlijk in een
UvA-computerlokaal en kregen middels informed consent de procedure uitgelegd, hierna moest er toestemming gegeven worden om vrijwillig mee te doen aan het onderzoek. Meteen erna volgde de vragenlijst, dit nam ongeveer vijftien minuten in beslag.
Resultaten
Databehandeling. Om de correlatie tussen de stellingen omtrent prestatiedruk en het gebruik van psychostimulantia te berekenen, is een punt-biseriële correlatiecoëfficiënt
gebruikt. Daarnaast werd er een beschrijvende analyse uitgevoerd op de gegeven informatie. Alle toetsen zijn in SPSS uitgevoerd met een significantieniveau van 95%, α = 0.05.
Onderzoeksresultaten. Van de 98 deelnemers was 26.5 procent man en 73.5 procent vrouw. De deelnemers hadden een leeftijd tussen de 18 en 40 jaar oud, met een gemiddelde leeftijd van 20.6 (SD = 3.3).
Het gebruik van psychostimulantia is beschreven in Tabel 1. Van de 98 deelnemers heeft 21 procent in de afgelopen maanden gebruik gemaakt van psychostimulantia en 32 procent heeft in het verleden gebruik gemaakt van psychostimulantia. Uit de tabel blijkt dat ongeveer 40 procent van de deelnemers ooit in hun leven gebruik heeft gemaakt van
psychostimulantia.
Tabel 1
Percentage van Deelnemers uit de Testweek dat Gebruik Maakt van Psychostimulantia
Gebruikte u in de afgelopen maanden psychostimulantia
Heeft u in het verleden gebruik gemaakt van
(andere?) psychostimulantia
Zowel huidig als verleden gebruik van
psychostimulantia
Ja 21 (21.4%) 31 (31.6%) 38 (38.8%)
Nee 77 (78.6%) 67 (68.4%) 60 (61.2%)
Aan de hand van een Chi-kwadraat toets is gebleken dat mannen en vrouwen
significant verschillen in het gebruik van psychostimulantia (χ2(1) = 6.68; p = .01). Mannen
Tabel 2
Percentage van Mannen of Vrouwen uit de Testweek dat Gebruik Maakt van Psychostimulantia
Geen gebruik van psychostimulantia
Zowel huidig als verleden gebruik van
psychostimulantia
Totaal
Man 11 (42.3%) 15 (57.7%) 26
Vrouw 51 (70.8%) 21 (29.2%) 72
Vervolgens is er gekeken naar de belangrijkste redenen van de deelnemers die geen gebruik maakten van psychostimulantia (zie Tabel 3). Uit de tabel komt naar voren dat de belangrijkste reden om geen gebruik te maken van psychostimulantia is dat men het niet nodig heeft, zo antwoordde 45 procent. Bijna 13 procent gaf aan dat uit angst voor het aantasten van de fysieke gezondheid men geen gebruik maakt van psychostimulantia, waar bijna 17 procent aangaf dat het uit angst voor het aantasten van de mentale gezondheid is. 24 procent van de deelnemers gebruikte geen psychostimulantia door gebrek aan interesse. Een deelnemer gaf aan onzeker te zijn of het wel nodig was om gebruik te maken van
psychostimulantia.
Tabel 3
Redenen van Deelnemers uit de Testweek om Geen Psychostimulantia te Gebruiken
Angst voor het aantasten van fysieke gezondheid
Angst voor het aantasten van mentale gezondheid
Gebrek aan interesse
Niet nodig Anders Totaal
N (%) 13 (12.9%) 17 (16.8%) 24 (23.8%) 46 (45.5%) 1 (1%) 101
In Tabel 4 zijn de diagnoses van de gebruikers van psychostimulantia te zien, dit was in lijn met de verwachting. Er waren geen verschillen in het hebben van een diagnose tussen mannen en vrouwen. Slechts 6 procent had ADHD, 9 procent had de diagnose ADD en 10 procent werd gediagnosticeerd met depressie, dysthemie, hyperattentie, PTSS, angststoornis, paniekstoornis, een eetstoornis en/of OCD.
Tabel 4
Diagnoses van Gebruikers van Psychostimulantia onder de Deelnemers aan de Testweek
ADHD ADD Narcolepsie Anders Ik heb geen diagnose Totaal
N (%) 6 (5.8%) 9 (8.8%) 0 (0%) 9 (8.8%) 78 (76.5%) 102
Tot slot is er gekeken of de gebruikers van psychostimulantia verschilden van
deelnemers die geen psychostimulantia gebruiken in hun opvattingen over prestatiedruk. Om dit te meten is de punt-biseriële correlatie coëfficiënt berekend. Hierbij was het gebruik van
psychostimulantia de dichotome onafhankelijke variabele en de prestatiedruk de afhankelijke variabele. Aan de hand van de Shapiro-Wilk toets is gebleken dat er niet aan de assumptie van normaliteit is voldaan bij beide groepen. Om deze reden is de bootstrapping techniek toegepast in SPSS. Aan de hand van de Levene’s toets is gebleken dat er aan de assumptie van gelijke variantie is voldaan. Uit de resultaten kwam een negatieve correlatie tussen het gebruik van psychostimulantia en de stelling “Ik voel veel druk van de maatschappij om te presteren binnen mijn studie/op mijn werk”, die significant was, (rpb = -.245, n = 98, p = .015). Er werd ook een negatieve correlatie tussen het gebruik van psychostimulantia en de stelling “Ik ervaar hinder van de prestatiedruk op de maatschappij” gevonden, die significant was, (rpb = -.200, n = 98, p = .048). Uit de resultaten kwam een negatieve correlatie tussen het gebruik van psychostimulantia en de stelling “De prestatiedruk op de maatschappij is toegenomen”, die niet significant was, (rpb = -.191, n = 98, p = .060). De gevonden resultaten zijn niet in lijn met de verwachting.
Conclusie
Uit het testweekonderzoek is gebleken dat bijna 40 procent van de deelnemers ooit in hun leven gebruik heeft gemaakt van psychostimulantia. In vergelijking met het onderzoek van Franke, Bagusat, Rust, Egel en Lieb ligt dit twee keer zo hoog als hun hoogste
prevalentie. Hierbij verschillen mannen en vrouwen significant van elkaar in het gebruik van psychostimulantia, zo gebruiken mannen vaker psychostimulantia dan vrouwen. Van de gebruikers van psychostimulantia heeft 77 procent geen diagnose, hoewel dit hoger uitvalt dan verwacht is dit in lijn met de vooraf gestelde verwachtingen. Het is in overeenstemming met het onderzoek van Safer (2016) waar 66 procent van de gebruikers van
psychostimulantia negatief samenhangt met de rol van prestatiedruk. De gevonden resultaten zijn niet in lijn met de verwachting.
Campusonderzoek Methode
Deelnemers. Er deden 394 deelnemers mee aan het campusonderzoek. Er waren 176 mannen en 218 vrouwen. Studenten mochten alleen aan het onderzoek meewerken als zij de Nederlandse taal beheersen en op het moment van de vragenlijst ingeschreven stonden bij een Nederlandse universiteit. De deelnemers hadden een leeftijd tussen de 18 en 34 jaar oud. De deelnemers die aan het campusonderzoek hebben meegewerkt, kregen geen beloning voor deelname aan het onderzoek.
Materialen. De campus-vragenlijst is een verkorte versie van de testweek-vragenlijst (zie bijlage 3). De vragenlijst is gemaakt in het programma Qualtrics en de deelnemers werden gevraagd de vragenlijst in te vullen op een iPad. Hierbij werd enkel de prevalentie van psychostimulantia in kaart gebracht aan de hand van de demografische gegevens. De eerste vijf vragen gaan over leeftijd, het geslacht van de student, de studie en de universiteit. Er waren in totaal zestien vragen voor gebruikers van psychostimulantia. Een voorbeeld van deze vragen is: “Hoe vaak gebruikt u de psychostimulans?”. Voor deelnemers die geen gebruik maakten van psychostimulantia waren er zes vragen. Een voorbeeld van deze vragen is: “Waarom maakt u geen gebruik van psychostimulantia?”.
Procedure. De deelnemers aan het campusonderzoek werden op twee verschillende UvA-locaties gerekruteerd. Iedereen in de ruimte werd aangesproken, ook als men oordoppen
in had. Deze maatregelen zijn getroffen om selectiebias tegen te gaan. De deelnemers kregen middels informed consent de procedure op een iPad uitgelegd, hierna moest er toestemming gegeven worden om vrijwillig mee te doen aan het onderzoek. Meteen erna volgde de vragenlijst, deze nam ongeveer twee minuten in beslag. In de vragenlijst is een nieuwe vraag opgenomen om de proefpersonen die geen psychostimulantia gebruiken te vragen waarom zij ervoor gekozen hebben om het niet te doen.
Resultaten
Databehandeling. In de vragenlijst van het campusonderzoek zijn 6 deelnemers afgevallen. Hiervan heeft één persoon ingevuld gebruik te hebben gemaakt van
psychostimulantia, terwijl uit de hierop volgende antwoorden bleek dat dit niet het geval was. De overige 5 zijn afgevallen, omdat ze nog op de middelbare school zaten. Er werd een beschrijvende analyse uitgevoerd op de gegeven informatie.
Onderzoeksresultaten. Van de 394 deelnemers was 44.7 procent man en 55.3 procent vrouw. De deelnemers hadden een leeftijd tussen de 18 en 34 jaar oud, met een gemiddelde leeftijd van 22.2 (SD = 2.5). Allereerst is gekeken naar het gebruik van psychostimulantia, zie Tabel 5. Uit de tabel blijkt dat 37 procent ooit in hun leven gebruik heeft gemaakt van psychostimulantia, wederom een bevestiging van de hoge prevalentie van psychostimulantiagebruik. Uit de resultaten bleek dat bijna 18 procent de afgelopen maanden gebruik maakte van psychostimulantia en 32 procent in het verleden gebruik heeft gemaakt van psychostimulantia.
Tabel 5
Percentage van Deelnemers aan het Campusonderzoek dat Gebruik Maakt van Psychostimulantia
Gebruikte u in de afgelopen maanden psychostimulantia
Heeft u in het verleden gebruik gemaakt van
(andere?) psychostimulantia
Zowel huidig als verleden gebruik van
psychostimulantia
Ja 70 (17.8%) 127 (32.2%) 147 (37.3%)
Nee 324 (82.2%) 267 (67.8%) 247 (62.7%)
Aan de hand van een Chi-kwadraat toets is gebleken dat mannen en vrouwen
significant verschillen in het gebruik van psychostimulantia (χ2(1) = 14.76; p = .00). Mannen blijken vaker gebruik te maken van psychostimulantia dan vrouwen, zoals te zien in Tabel 6.
Tabel 6
Percentage van Mannen of Vrouwen van het Campusonderzoek dat Gebruik Maakt van Psychostimulantia
Geen gebruik van psychostimulantia
Zowel huidig als verleden gebruik van
psychostimulantia
Totaal
Man 92 (52.3%) 84 (47.7%) 176
Vervolgens is er gekeken naar de belangrijkste redenen van de deelnemers die geen gebruik maken van psychostimulantia, zoals te zien in Tabel 7. Ook uit Tabel 7 komt duidelijk naar voren dat het gebrek aan noodzaak de leidende reden is om geen gebruik te maken van psychostimulantia, zo blijkt uit 54 procent. 6 procent gebruikt geen
psychostimulantia uit angst voor het aantasten van de fysieke gezondheid en 13 procent maakt er geen gebruik van uit angst voor het aantasten van de mentale gezondheid. 23 procent geeft aan een gebrek aan interesse te ervaren en 4 procent heeft aangegeven het niet te gebruiken: uit angst voor de afhankelijkheid, omdat het niet te combineren is met
medicijnen die reeds gebruikt worden, omdat ze het nooit overwogen hebben, vanwege schadelijke effecten, omdat ze niet weten waar het te verkrijgen is, omdat ze er nog nooit mee in aanraking zijn gekomen, er geen kennis over hebben en sommigen willen het nog wel eens proberen.
Tabel 7
Redenen van Deelnemers van het Campusonderzoek om Geen Psychostimulantia te Gebruiken Angst voor het aantasten van fysieke gezondheid Angst voor het aantasten van mentale gezondheid Gebrek aan interesse
Niet nodig Anders Totaal
Tot slot is in Tabel 8 diagnoses van de gebruikers van psychostimulantia te zien, dit is lijn met de verwachting. Het blijkt dat bijna 76 procent van de gebruikers van
psychostimulantia geen diagnose voor de medicijnen heeft. 7 procent heeft een ADHD diagnose en 15 procent heeft ADD. 2 procent heeft een paniekstoornis, PDD-NOS of een bipolaire stoornis.
Tabel 8
Diagnoses van Gebruikers van het Campusonderzoek van Psychostimulantia
ADHD ADD Narcolepsie Anders Ik heb geen diagnose
Totaal
N (%) 11 (7.4%) 22 (14.8%) 0 (0%) 3 (2%) 113 (75.8%) 149
Conclusie
Het campusonderzoek komt grotendeels overeen met het testweekonderzoek, zoals verwacht. 37 procent van de deelnemers aan het campusonderzoek hebben ooit in hun leven gebruik gemaakt van psychostimulantia. Voor deelnemers aan het testweekonderzoek was dit bijna 40 procent. Ook in het campusonderzoek maken mannen vaker gebruik van
psychostimulantia dan vrouwen.Van de gebruikers uit het campusonderzoek heeft 76 procent geen diagnose, in het testweekonderzoek was dit ook 76 procent. 54 procent van de
deelnemers aan het campusonderzoek geeft als belangrijkste reden aan het niet nodig te hebben, in de testweek is dit 45 procent. Er kan geconcludeerd worden dat de resultaten van de testweek en het campusonderzoek overeenkomen. Mogelijk is dit omdat het dezelfde populatie is en bevestigt het de generaliseerbaarheid van het onderzoek in Amsterdam.
Discussie
In het huidige onderzoek werd er onderzoek gedaan naar de rol van prestatiedruk op het gebruik van psychostimulantia onder Amsterdamse studenten. Dit werd gedaan aan de hand van digitale vragenlijsten. Er werd een duidelijke rol gevonden van de ervaren prestatiedruk van de studenten: studenten die meer ervaring hadden met psychostimulantia ervoeren minder prestatiedruk. Dit is tegen de verwachtingen in. De gevonden resultaten kunnen mogelijk verklaard worden doordat gebruikers van psychostimulantia geen prestatiedruk meer ervaren door de ondersteuning die ze bij het studeren ervaren naar aanleiding van hun cognitive enhancement. Uit eerder onderzoek van Maier, Liechti, Herzig & Schaub (2013) is gebleken dat Zwitserse studenten die veel druk ervoeren meer ervaring met het gebruik van psychostimulantia hadden. Hierbij is niet gekeken of dit acute stress was ook is er niet gekeken of de prestatiedruk verminderde na het gebruik van psychostimulantia. Mogelijk leidt de toenemende druk op de maatschappij tot een toename in het gebruik van psychostimulantia, maar leidt het gebruik van deze medicatie als cognitive enhancement tot een gevoel van controle waardoor de toegenomen druk afneemt. In vervolgonderzoek zou er onderzocht moeten worden of er een causaal verband te vinden is tussen het gebruik van psychostimulantia en de afname van de ervaren prestatiedruk. Een andere mogelijkheid is dat mensen die bereid zijn om psychostimulantia te nemen als studieondersteunende medicatie van nature minder bezorgd in het leven staan. In vervolgonderzoek zouden deze
mogelijkheden specifiek uitgevraagd kunnen worden. Uit onderzoek van Sher, Bartholow & Wood (2000) blijkt dat grensoverschrijdend gedrag, impulsiviteit en sensatie zoekgedrag samenhangen met het gebruik van stimulanten. Door middel van een persoonlijkheidstest kan
er gecontroleerd worden voor persoonlijkheidseigenschappen van psychostimulantiagebruikers.
Uit de resultaten is gebleken dat bijna de helft van alle deelnemers ooit in hun leven gebruik hebben gemaakt van psychostimulantia. Dit hoge percentage kan verklaard worden doordat het onderzoek heeft plaatsgevonden in Amsterdam, de hoofdstad die bekend staat om haar liberaliteit in het gebruik van drugs (Spapens, Müller & van de Bunt, 2015). Om deze resultaten te verifiëren voordat het gegeneraliseerd kan worden, zouden de vragenlijsten door heel Nederland afgenomen kunnen worden.
Uit eerder onderzoek is gebleken dat de studentenpopulatie grote druk ervaart wat leidt tot psychologische klachten en lijden. Ook is gebleken dat het gebruik van
psychostimulantia toeneemt, evenals de prestatiedruk op de maatschappij. Uit dit onderzoek is gebleken dat Amsterdamse studenten die meer ervaring met psychostimulantia hebben minder prestatiedruk ervaren. Mogelijk is het gebruik van psychostimulantia een
copingmechanisme om met de toenemende prestatiedruk op de maatschappij om te gaan.
Bijna driekwart van de gebruikers van psychostimulantia verkrijgen hun medicatie off-label. Nu gebleken is dat het gebruik van psychostimulantia onder Amsterdamse studenten hoog ligt, is het van belang om de bijwerkingen van de medicatie te onderzoeken.
Voorlopig kan uit dit huidige onderzoek geconcludeerd worden dat prestatiedruk meespeelt als rol in de overweging van Amsterdamse studenten om psychostimulantia te gebruiken. Gezien de geïmpliceerde gezondheidseffecten en de hoge mate van gebruik onder studenten zou meer aandacht en voorlichting moeten zijn voor de negatieve bijwerkingen van psychostimulantia. Echter is er vervolgonderzoek nodig om de complexe samenhang tussen de toenemende prestatiedruk en het gebruik van psychostimulantia aan te tonen en de causale verbanden op het gebruik van psychostimulantia bloot te leggen.
Referenties
1V Jongerenpanel (2014). Onderzoek “Stress”. Geraadpleegd van https://eenvandaag.avrotros
.nl/fileadmin/editorial/docs/rapportageonderzoekstress.pdf op 21 mei, 2018.
Agay, N., Yechiam, E., Carmel, Z., & Levkovitz, Y. (2010). Non-specific effects of methylphenidate (Ritalin) on cognitive ability and decision-making of ADHD and healthy adults. Psychopharmacology, 210, 511-519.
Bijwerkingencentrum Lareb (2015). Ervaringen van Volwassenen met ADHD Medicatie. Geraadpleegd van https://www.lareb.nl/media/2986/lareb_rapport
_adhd_okt15_def.pdf op 22 mei, 2018.
Bijwerkingencentrum Lareb (2017). Bijwerkingen Methylfenidaat. Geraadpleegd van
https://www.lareb.nl/nl/databank/Result?drug=RITALIN%20%28METHYLFENIDA
AT%29&formGroup=Tablet&atc=N06BA04 op 29 mei, 2018.
Brandt, S. A., Taverna, E. C., & Hallock, R. M. (2014). A survey of non medical use of tranquillisers, stimulants, and pain relievers among college students: patterns of use among users and factors related to abstinence in non-users. Elsevier Ireland, 143, 272-276.
Burgard, D. A., Fuller, R., Becker, B., Ferrell, R., Dinglasan-Panlilio, M. J. (2012). Potential trends in attention deficit hyperactivity disorder (ADHD) drug use on a college campus: wastewater analysis of amphetamine and ritalinic acid. Science of the Total
Environment, 450-451, 242-249.
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (2016, 20 oktober). Samenvatting Openbaar Beoordelingsrapport. Geraadgpleegd van https://www.cbg-meb.nl/documenten/
rapporten/2016/10/20/methylfenidaat---samenvatting-openbaar-beoordelingsrapport
College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (2017, augustus). Bijsluiter Methylfenidaat. Geraadpleegd van https://db.cbg-meb.nl/Bijsluiters/h27033.pdf op 29 mei, 2018. Emanuel, R. M., Frellsen, S. L., Kashima, K. J., Sanguino, S. M., Sierles, F. S., & Lazarus, C.
J. (2011). Cognitive enhancement drug use among future physicians: findings from a multi-institutional census of medical students. Journal of General Internal Medicine,
8, 1028-1034.
Field, A. P. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS statistics : and sex and drugs and
rock 'n' roll. 4th ed. Los Angeles: Sage.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2017, 7 juli). Selectie Meer Dan Cijfers Alleen. Geraadpleegd van https://www.onderwijsinspectie.nl/documenten/rapporten
/2017/07/07/selectie-meer-dan-cijfers-alleen op 29 mei, 2018.
Franke, A. G., Bagusat, C., Rust, S., Engels, A., & Lieb, K. (2014). Substances used and prevalence rates of pharmacological cognitive enhancement among healthy subjects.
European Archives of Psychiatry and Clinical Neurosciences, 264, 83-90.
GGZ Nieuws (2017). Levendige Ritalin Handel bij Studenten. Geraadpleegd van
https://www.ggznieuws.nl/home/levendige-ritalinhandel-studenten/ op 21 mei, 2018.
Genees- en hulpmiddelen Informatie Project (2018). Het Aantal Uitgiftes van ADHD-middelen, 2002-2016. Geraadpleegd van
https://www.gipdatabank.nl/databank#/g//85_adh/vs/bijlage op 21 mei, 2018.
Konrad-Binde, D. S., Gresser, U., & Richartz, B. M. (2016). Changes in behavior as side effects in methylphenidate treatment: review of the literature. Neuropsychiatric
Disease and Treatment, 12, 2635-2647.
without attention deficit hyperactivity disorder: misuse, cognitive impact, and adverse effects. Brain and Behavior, 2, 661-677.
Luethi, D., Kaeser, P. J., Brandt, S. D., Krähenbühl, S., Hoener, M. C., & Liechti, M. E. (2017). Pharmacological Profile of Methyphenidate-based Designer Drugs.
Neuropharmacology, doi: 10. 1016/j.neuropharm.2017.08.020.
Maier, L. J., Liechti, M. E., Herzig, F., & Schaub, M. P. (2013). To Dope or Not to Dope: Neuroenhancement with Prescription Drugs and Drugs of Abuse among Swiss University Students. PLoS ONE, 8, e77967.
Safer, J. (2016). Recent Trends in Stimulant Usage. Journal of Attention Disorders, 6, 471-477.
Schermer, M., Bolt, I., de Jongh, R., & Olivier, B. (2009). The future of
psychopharmacological enhancements: expectations and policies. Neuroethics, 2, 75-87.
Sher, K. J., Bartholow, B. D., & Wood, M. D. (2000). Personality and Substance Use Disorders: a Prospective Study. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 68, 818-829.
Spapens, T., Müller, T., & van de Bunt, H. (2015). The Dutch Drug Policy from a Regulatory Perspective. European Journal on Criminal Policy and Research, 21(1), 191-205. doi:http://dx.doi.org.proxy.uba.uva.nl:2048/10.1007/s10610-014-9249-3
Zorginstituut Nederland (2017, augustus). Bijsluiter Methylfenidaat.
Geraadpleegd van https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/
Bijlage 1: Focusgroep
Focusgroep vragen
Algemene attitude vragen:
- Ben je van mening dat het gebruik zonder recept illegaal is en dat ongeregistreerde verkopers/delers van het middel crimineel gedrag vertonen?
- Denk je dat het gebruik van stimulantia als studieondersteuning voor betere prestaties zorgt dan geen gebruik? Of werkt het gebruik juist averechts?
● Zo ja, vind je het oneerlijk dat sommigen het gebruiken? - Denk je dat het gebruik bijwerkingen met zich meebrengt?
● Zo ja, welke?
● Zijn de mogelijke bijwerkingen voor u een reden geweest om geen gebruik te maken van psychostimulantia?
Vragen over gebruik:
Drinkt u (vaker dan eens per week) koffie?
Heb je weleens gebruik gemaakt van stimulantia (Ritalin, Concerta, Adderall, Modafinil, etc.)?
Bij geen gebruik:
- Zou je het middel willen uitproberen?
- Is het oneerlijk om het middel te gebruiken om beter te presteren?
- Denk je dat er meer voordelen dan nadelen zijn aan het middel voor mensen met ADHD?
Bij gebruik:
- Welk middel gebruik je?
- Krijg je dit middel voorgeschreven?
● Zo nee, hoe kom je (dan) aan de psychostimulantia?
- Om welke redenen gebruik je het middel (kies alle die van toepassing zijn)? ● Beter studeren/werken
● Oplettender in gezelschap ● Verminderen van stress ● Geeft een prettig gevoel ● Helpt bij het sporten
● Houdt me waakzaam/wakker ● Anders:
- Heb je de bijsluiter van het middel gelezen?
● Zo nee, heb je voor je gevoel een geïnformeerd beeld van de bijwerkingen? - Ervaar je negatieve bijwerkingen van psychostimulantia?
● Zo ja, welke?
- Ervaar je positieve onbedoelde bijwerkingen van psychostimulantia? ● Zo ja, welke?
- In welke mate heeft u het gevoel dat u zonder psychostimulantia niet voldoende kan presteren?
- In welke mate ervaart u prestatiedruk vanuit de maatschappij?
Vragen aan professionals:
- Bent u bevoegd om psychostimulantia voor te schrijven?
● Zo ja, heeft u in het afgelopen jaar ritalin voorgeschreven? - Zou u psychostimulantia aanraden bij AD(H)D'ers?
- Vindt u dat er genoeg informatie beschikbaar is over psychostimulantia?
- Bent u op de hoogte over de (psychologische) bijwerkingen van psychostimulantia? - Zijn ADHD-symptomen naar uw idee vooral erfelijk of vooral aangeleerd?
- Staan ADHD-symptomen het leven teveel in de weg?
● Zo ja, wat vindt u de meest belemmerende symptomen? (kies alle die van toepassing zijn)
● niet goed concentreren voor school/studie/werk ● druk voelen in het hoofd
● niet goed uit bed kunnen komen ● niet goed stil kunnen zitten ● anders:
- Is er een druk vanuit de farmaceutische industrie om psychostimulantia voor te schrijven? - Is er voldoende wetenschappelijk onderzoek geweest om psychostimulantia voor te schrijven (of juist niet voor te schrijven)?
Bijlage 2: Vragenlijst Testweek
1. Gebruikte u in de afgelopen maanden een van deze psychostimulantia: Methylfenidaat (bijvoorbeeld Ritalin), Concerta, Medikinet, Modafinil, Dexamfetamine, Adderall. Ja / Nee
Nee —> vraag “Heeft u in het verleden gebruik gemaakt van (andere?)
psychostimulantia”
2. Welk van deze psychostimulantia gebruik u in de afgelopen maanden het meest? ● Ritalin
● Concerta ● Medikinet ● Modafinil
● Methylfenidaat overig merk (Ritalin, PCH, Sandoz) ● Dexamfetamine
● Adderall
3. Hoe vaak gebruikt u deze psychostimulans? ● Meerdere keren per dag
● Dagelijks
● Meerdere keren per week ● Wekelijks
● Maandelijks
● Enkel rondom tentamens/toetsen/examens ● Enkel op feestjes
4. Heeft u in het verleden gebruik gemaakt van (andere?) psychostimulantia op deze lijst: methylfenidaat (Ritalin), Concerta, Medikinet, modafinil, dexamfetamine, Adderall, etc.) Ja/Nee
Nee —> vraag “Heeft u de afgelopen 12 maanden (andere) drugs gebruikt?” 5. Welke psychostimulans gebruikte u het meest?
● Ritalin ● Concerta ● Medikinet ● Modafinil ● Dexamfetamine ● Adderall
6. Hoe vaak gebruikte u deze psychostimulans? ● Meerdere keren per dag
● Dagelijks
● Meerdere keren per week ● Wekelijks
● Maandelijks
● Enkel rondom tentamens/toetsen/examens ● Enkel op feestjes
--- DEZE VRAGEN ALLEEN ALS DEELNEMER PSYCHOSTIMULANTIA HEEFT GEBRUIKT ---
7. Met welk doel gebruikt(e) u psychostimulantia? (Meerdere antwoorden mogelijk) ● Om te studeren
● Om mijn dag te structureren ● Om te functioneren ● Recreatief ● Om af te vallen ● Om alerter te zijn ● Om wakker te blijven ● Anders, namelijk: …
8. Op wiens advies gebruikt(e) u psychostimulantia? ● De huisarts ● De psychiater ● De psycholoog ● Vrienden ● Ouders ● Internet ● Anders, namelijk: …
9. Hoe heeft u de psychostimulantia verkregen? ● Op voorschrift van de huisarts
● Op voorschrift van de psychiater ● Doorgestuurd door de psycholoog ● Van vrienden/kennissen
● Van een familielid ● Via internet besteld ● Anders, namelijk: … ---
10. Heeft u de afgelopen 12 maanden (andere) drugs gebruikt? MDMA ● Cocaïne ● XTC ● Speed ● Amfetamine ● LSD ● Marihuana ● Alcohol ● Anders namelijk: …
11. Bent u officieel gediagnosticeerd met: ● ADHD
● Narcolepsie ● Anders, namelijk:
● Ik ben niet gediagnosticeerd
12. Ik gebruik sterk cafeïnehoudende producten, zoals: koffie, energiedrank, cola, cafeïnepillen, etc.
● Nooit ● Weinig ● Vaak
De hierop volgende stellingen en vragen zijn bedoeld om uw mening en ervaring in kaart te brengen. Geef aan tot in hoeverre u het met de stelling eens bent. Hierbij is 1 zeer oneens en 5 zeer eens.
[voor al deze vragen tenzij aangegeven een 1 – 5 schaal met: 1 = zeer oneens 2 = oneens 3 = eens noch oneens 4 = eens 5 = zeer eens]
1. Ik ben op de hoogte van de werking van psychostimulantia
2. Psychiaters en huisartsen zouden voorzichtiger moeten zijn met het voorschrijven van psychostimulantia
3. De voordelen van psychostimulantia wegen op tegen de nadelen
4. Ik voel veel druk vanuit de maatschappij om te presteren in mijn studie/op mijn werk 5. Ik ervaar hinder van deze prestatiedruk in de maatschappij
6. De prestatiedruk in de maatschappij is toegenomen 7. AD(H)D is iets van deze tijd
8. AD(H)D is iets waar sommige mensen mee geboren zijn 9. AD(H)D is aangeleerd
10. Het gebruik van psychostimulantia om beter te presteren is oneerlijk voor anderen die het niet gebruiken
11. Hoeveel procent van de studenten denk u dat gebruik maakt van psychostimulantia? [Schaal 1 tot 100]
--- VOOR GEBRUIKERS VAN PSYCHOSTIMULANTIA ---
12. Ik kreeg duidelijke instructies bij het gebruik van psychostimulantia 13. Ik kreeg de indruk dat ik voorzichtig moest zijn met psychostimulantia 14. Zonder psychostimulantia kan ik niet functioneren
15. Met psychostimulantia presteer ik beter op school/de universiteit/mijn werk
16. Ik heb vertrouwen in/een goede band met de voorschrijver van mijn psychostimulantia ---
--- De volgende vragen worden 0, 1 of 2 keer gevraagd. Als de deelnemer nu een stimulans gebruikt en vroeger ook, gaan de volgende vragen eerst over het eerste middel en dan over
het tweede middel. Als de deelnemer maar 1 stimulans heeft gebruikt gaan ze eerst over het middel en dan over zijn/haar cafeïne-ervaring (indien van toepassing). Als de deelnemer 0 stimulantia heeft gebruikt gaan ze enkel over zijn/haar cafeïne-ervaring (indien van
toepassing). Ze worden overgeslagen als de deelnemer geen ervaring met psychostimulantia heeft en ook niet met cafeïne. ----
De hierna volgende vragen zijn bedoeld om inzicht te krijgen in de effecten van psychostimulantia. Geef aan hoe vaak en in welke mate u deze bijwerkingen ervaart.
0 = nooit 1 = zeer mild 2 = mild 3 = neutraal 4 = hevig 5 = zeer hevig
--- er wordt achter elk van onderstaande vragen deze 6-puntsschaal getoond --- Positieve effecten:
Als ik psychostimulantia gebruik… 1. kan ik me beter concentreren 2. voel ik me socialer 3. durf ik meer 4. voel ik me zelfverzekerder 5. blijf ik wakker 6. voel ik me gezelliger 7. ben ik alerter/waakzamer 8. val ik af
9. onthoud ik beter wat ik op dat moment aan het leren ben/heb ik een beter geheugen 10. ben ik vrolijker
Psychologische bijwerkingen
Als ik psychostimulantia gebruik…
1. ervaar ik stemmingswisselingen, stemmingsschommelingen en/of persoonlijkheidsveranderingen
2. ervaar ik ongewenste gedachtes die ik niet kan sturen 3. voel ik me zenuwachtiger/nerveuzer
4. voel ik me angstiger/schrikachtiger
5. voel ik me (extra) somber/verdrietig/huilerig/depressief 6. krijg ik gedachtes over zelfmoord
7. word ik verhoogd emotioneel en/of emotioneel labiel
Arousal
Als ik psychostimulantia gebruik…
1. voel ik me ongewoon opgewonden/(over)actief/ongeremd 2. voel of hoor ik dingen die er niet zijn
3. voel ik me rusteloos/opgejaagd 4. voel ik me buitengewoon vrolijk
5. vertoon ik meer dominant gedrag
6. raak ik makkelijker geïrriteerd en/of ben ik eerder boos
Slaap
Als ik psychostimulantia gebruik… 1. ervaar ik meer slapeloosheid 2. voel ik me versuft/slaperig 3. ervaar ik geen emoties meer 4. voel ik me in de war
5. krijg ik nachtmerries
Fysiologisch 1
Als ik psychostimulantia gebruik… 1. ervaar ik hoofdpijn/migraine 2. krijg ik een droge mond
3. hoest ik, heb ik een zere keel en/of irritatie in neus en keel 4. voel ik me duizelig
5. ervaar ik geen honger 6. ervaar ik geen dorst 7. krijg ik diarree 8. ervaar ik maagpijn
9. ervaar ik misselijkheid en/of moet ik overgeven 10. ervaar ik constipatie (verstopping)
11. zie ik dubbel en/of wazig 12. krijg ik koorts
Fysiologisch 2
Als ik psychostimulantia gebruik…
1. ervaar ik een onregelmatige hartslag en/of hartkloppingen
2. ervaar ik onbedwingbare spierbewegingen, zoals spasmes, trillingen, zenuwtrekkingen en/of tics
3. ervaar ik verlamming, bijvoorbeeld bij bewegen, kijken of praten 4. ervaar ik een plotselinge verhoging in lichaamstemperatuur 5. krijg ik een hogere bloeddruk
6. ervaar ik spierpijn
7. krijg ik een toeval (epileptische aanval) 8. ervaar ik pijn in mijn gewrichten 9. val ik flauw
10. ga ik zweten
11. ervaar ik pijn en/of een onprettig gevoel op de borst
12. ervaar ik piepende of moeilijke ademhaling (kortademig)/begin ik te hijgen
Als ik psychostimulantia gebruik…
1. krijg ik (donker)rode vlekken en/of huidschilfers
2. ervaar ik onbedwingbare jeuk, bultjes op de huid en/of huiduitslag 3. krijg ik gemakkelijker blauwe plekken en/of bloedingen
4. ervaar ik een opgezwollen gezicht, lippen, tong en/of andere lichaamsdelen 5. valt mijn haar uit
Overig
Als ik psychostimulantia gebruik…
1. ervaar ik een drang om geluiden te maken 2. praat ik meer
3. ervaar ik een hogere drang om bewegingen te maken 4. ben ik me beter bewust van mijn omgeving
5. ervaar ik verminderde seksuele lust 6. voel ik me gedesoriënteerd
7. verwond ik mezelf per ongeluk 8. heb ik geen interesse in anderen 9. bijt ik mijn nagels
10. staar ik meer 11. praat ik minder
Ervaart u ook nog bijwerkingen die niet zojuist zijn genoemd? Nee
● Ja, namelijk:
De voordelen van psychostimulantia wegen op tegen de nadelen
Bijlage 3: Campus vragenlijst Wat is uw leeftijd?
Wat is uw geslacht? ● Man
● Vrouw
Aan welke universiteit/hogeschool studeert u? ● Universiteit van Amsterdam
● Vrije Universiteit
● Hogeschool van Amsterdam ● Inholland
● Overig namelijk: Welke opleiding volgt u?
In welk studiejaar van uw huidige studie zit u?
Gebruikte u in de afgelopen maanden één of meerdere van deze psychostimulantia: methylfenidaat (bijvoorbeeld Ritalin, Concerta, Medikinet), Modafinil, (dex)amfetamine (bijvoorbeeld Amfexa).
● Ja ● Nee
Welk van deze psychostimulantia gebruikte u in de afgelopen maanden het meest? ● Ritalin
● Medikinet ● Concerta
● Methylfenidaat overig merk (bijvoorbeeld PCH, Sandoz, Equasym, Kinecteen) ● Modafinil
● Amfexa
● (Dex)amfetamine overig merk ● Geen van de bovenstaande
Hoe vaak gebruikt u deze psychostimulans? ● Meerdere keren per dag
● Dagelijks
● Meerdere keren per week ● Wekelijks
● Maandelijks
● Enkel rondom tentamens/toetsen/examens ● Enkel op feestjes
● Eenmalig
● Niet van toepassing
Heeft u in het verleden gebruik gemaakt van (andere?) psychostimulantia?
● Ja ● Nee
Waarom maakt u geen gebruik van psychostimulantia? (Meerdere antwoorden mogelijk) ● Gebrek aan interesse
● Niet nodig
● Angst voor het aantasten van de fysieke gezondheid ● Angst voor het aantasten van de mentale gezondheid ● Anders, namelijk:
U heeft geen psychostimulantia gebruikt ● Verder
Welke psychostimulans heeft u in het verleden het meest gebruikt? ● Ritalin
● Medikinet ● Concerta
● Methylfenidaat overig merk (bijvoorbeeld PCH, Sandoz, Equasym, Kinecteen) ● Modafinil
● Amfexa
● (Dex)amfetamine overig merk ● Geen van de bovenstaande
Hoe vaak gebruikte u deze psychostimulans? ● Meerdere keren per dag
● Dagelijks
● Meerdere keren per week ● Wekelijks
● Maandelijks
● Enkel rondom tentamens/toetsen/examens ● Enkel op feestjes
● Eenmalig
● Niet van toepassing
Met welk doel gebruikt(e) u psychostimulantia? (Meerdere antwoorden mogelijk) ● Om te studeren
● Om mijn dag te structureren ● Om te functioneren ● Recreatief ● Om af te vallen ● Om alerter te zijn ● Om wakker te blijven ● Anders, namelijk:
Op wiens advies gebruikt(e) u psychostimulantia? (Meerdere antwoorden mogelijk) ● De huisarts
● De psychiater ● De psycholoog
● Vrienden ● Ouders ● Overige familie ● Leerkracht ● Internet ● Anders, namelijk:
Hoe heeft u de psychostimulantia verkregen? (Meerdere antwoorden mogelijk) ● Op voorschrift van de huisarts
● Op voorschrift van de psychiater ● Van vrienden/kennissen
● Van een familielid ● Via internet besteld ● Anders, namelijk:
Heeft u de afgelopen 12 maanden (andere) drugs gebruikt? (Meerdere antwoorden mogelijk) ● MDMA ● Cocaïne ● Speed ● LSD ● Marihuana ● Alcohol ● Anders namelijk: ● Nee
Welk van de volgende diagnoses zijn bij u geconstateerd? (Meerdere antwoorden mogelijk) ● ADHD
● ADD ● Narcolepsie ● Anders, namelijk: