• No results found

Automatische processen bij alcoholgebruik : de rol van leeftijdsgenoten, identiteit en impulsiviteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Automatische processen bij alcoholgebruik : de rol van leeftijdsgenoten, identiteit en impulsiviteit"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Automatische Processen bij Alcoholgebruik: de Rol van Leeftijdsgenoten, Identiteit en Impulsiviteit

Frauke F. Drexhage

Master Klinische Ontwikkelingspsychologie Universiteit van Amsterdam

Datum: 14.07.2017 Studentnummer: 6051480 Email: fraukedrexhage@gmail.com Begeleider: Dr. Helle Larsen Tweede beoordelaar: Dr. Bram D. van Bockstaele

(2)

Abstract

Alcoholgebruik is een ongezonde gewoonte. Middelengebruik wordt volgens duale proces modellen door zowel bewuste reflectieve- als door meer onbewuste, relatief automatische processen beïnvloed. Recent onderzoek richt zich op de automatische associaties tussen ´ik´ en ´drinker´, dus in hoeverre mensen een drinker identiteit hebben en hoe dit zich relateert aan alcoholconsumptie. Het is nog onduidelijk of de drinker identiteit afhankelijk is van de sociale context. In het huidige onderzoek werd onderzocht of online interactie met een pro-alcohol leeftijdsgenoot invloed had op de drinker identiteit. Verwacht werd dat de interactie de drinker identiteit versterkte. Daarnaast werd onderzocht of alcoholgebruik het effect van de interactie modereerde. De verwachting was dat de interactie meer effect had op de drinker identiteit bij zware drinkers. Ook werd een mogelijk moderatie-effect van impulsiviteit onderzocht. Verwacht werd dat de interactie meer effect had op de drinker identiteit bij hoog impulsieve deelnemers. De 123 deelnemers (18 - 22 jaar) interacteerden in een gesimuleerde chatroom met een

leeftijdsgenoot met een pro-alcohol norm (alcohol conditie) of een neutrale non-alcohol norm (neutrale conditie), of maakten een placebo taak (controle conditie). De leeftijdsgenoot was in werkelijkheid een geïnstrueerde onderzoekmedewerker. Het voornaamste resultaat was dat het effect van online interactie met een pro-alcohol leeftijdsgenoot alleen optrad bij zware drinkers. Daarnaast werd er geen moderatie-effect van impulsiviteit gevonden. De bevindingen tonen aan dat de drinker identiteit gerelateerd is aan alcoholgebruik onder jongvolwassenen en opvallend is dat voor zwaar drinkende jongvolwassenen de sociale context daaraan toevoegt.

(3)

Automatische Processen bij Alcoholgebruik: de Rol van Leeftijdsgenoten, Identiteit, en Impulsiviteit

Al eeuwenlang wordt er in Nederland alcohol gedronken en alcoholconsumptie is een sociaal geaccepteerd fenomeen. Waar sommige mensen goed in staat lijken hun alcoholgebruik binnen de perken te houden, verliezen andere mensen zich in deze verdovende en ‘gezellige’ drank. Dit heeft grote gevolgen voor de volksgezondheid. Op de korte termijn kan

alcoholgebruik leiden tot fysiek geweld (Macdonald et al., 2005; Ramaekers et al., 2016; Wells, Graham, Speechley & Koval, 2005), (verkeers-)ongelukken (Blomberg, Peck, Moskowitz, Burns & Fiorentino, 2009; Vitale, Van de Mheen, Van de Wiel & Garretsen, 2006), alcoholvergiftiging en/of ziekenhuisopname (Van Hoof, Van der Lely, Pereira & Van Dalen, 2010; Valkenberg & Nijman, 2012). Op de lange termijn kan alcoholgebruik leiden tot verslaving, werkeloosheid en meer dan 200 ziekten of andere vormen van permanent letsel (WHO, 2015). De kosten

verbonden aan alcoholgebruik voor de Nederlandse samenleving ligt tussen de 2,3 tot 2,9 miljard euro per jaar (De Wit et al., 2016).

In Nederland drinkt 14% van de jongvolwassenen overmatig, tegen 9% van de 25-plussers (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2016). Dit laat zien dat jongvolwassenen een risicogroep vormen voor overmatig alcoholgebruik. Overmatig alcoholgebruik betekent voor vrouwen dat men minimaal 14 glazen alcohol per week drinkt en voor mannen minimaal 21 glazen per week (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2016). Het is onduidelijk hoe alcoholgebruik bij sommige jongvolwassenen bij beperkt recreatief gebruik blijft en het bij anderen leidt tot alcoholmisbruik, alcoholproblemen of alcoholafhankelijkheid. Het is van groot belang om meer inzicht te krijgen in de processen bij alcoholgebruik onder jongvolwassenen.

Determinanten van Alcoholgebruik

Alcoholgebruik ontstaat door een samenspel van biologische factoren zoals erfelijkheid, individuele kenmerken zoals impulsiviteit, en sociale factoren zoals leeftijdsgenoten (Edenberg &

(4)

Foroud, 2013). Het huidige onderzoek richt zich op het laatste: de sociale factoren.

Alcoholconsumptie onder jongvolwassenen vindt vooral plaats in een sociale context (LaBrie, Hummer & Pedersen, 2007; Wiers et al., 2007). Tijdens de jongvolwassenheid vermindert de binding met gezinsleden en versterkt de binding met leeftijdsgenoten, waardoor de sociale context van jongvolwassenen overwegend uit leeftijdsgenoten bestaat (Wiers et al., 2007).

Risicogedrag, waaronder alcoholgebruik, lijkt afhankelijk te zijn van de sociale situatie waarin men zich bevindt (Gibbons & Gerrard, 1995). Zo blijken jongvolwassenen (evenals adolescenten) eerder risicogedrag te vertonen in situaties waarin leeftijdsgenoten aanwezig zijn (De Boer, Peeters & Koning, 2016; Centifanti, Modecki, MacLellan & Growling, 2016; MacLean, Geier, Henry & Wilson, 2014). Dit effect neemt af naarmate de volwassenheid wordt bereikt (Gardner & Steinberg, 2005). De fysieke aanwezigheid van een leeftijdsgenoot blijkt geen voorwaarde te zijn voor beïnvloeding. MacLean et al. (2014) lieten zien dat korte digitale tekstberichten van een risico aanmoedigende leeftijdsgenoot tot meer risicogedrag bij jongvolwassenen leidden. Of jongvolwassenen (evenals adolescenten) risicogedrag vertonen blijkt vaak geen weloverwogen beslissing te zijn. Er komt steeds meer aandacht voor de rol van automatische processen (Gibbons & Gerrard, 1995; Gibbons, Gerrard & Lane, 2003; Wiers et al., 2007;). Theoretische modellen die een verklaring bieden voor het niet intentionele karakter van (risico)gedrag, zoals alcoholconsumptie, zijn duale proces modellen.

Duale Proces modellen en het Reflectieve Impulsieve Model

Duale proces modellen (Strack & Deutsch, 2004) gaan ervan uit dat (risico)gedrag enerzijds beïnvloed wordt door bewuste reflectieve processen die zijn gebaseerd op doelen en motieven, deze verlopen meestal langzaam. Anderzijds spelen meer onbewuste, impulsieve- en relatief automatische processen een rol die gebaseerd zijn op hoe informatie in het brein is opgeslagen, deze verlopen snel (Strack & Deutsch, 2004). Een voorbeeld van een duaal proces model dat gericht is op middelengebruik is het reflectieve impulsieve model (Strack & Deutsch, 2004). Het

(5)

reflectieve impulsieve model ziet middelengebruik als een resultaat van een disbalans tussen enerzijds reflectieve- (‘ik wil gezond leven’, ‘ik heb morgen tentamen’, ‘ik ga autorijden’) en anderzijds automatisch geïnitieerde motivationele processen (‘ik zie een biertje, ik wil het opdrinken’, ‘drinken is gezellig’, ‘ik zie mijzelf als een alcohol-drinker’). Welke processen uiteindelijk de meeste invloed hebben op het gedrag is afhankelijk van de motivatie, de sterkte van de automatische processen en de context (Strack & Deutsch, 2004).

Concluderend zal er bij het onderzoeken van alcoholgebruik onder jongvolwassenen rekening gehouden moeten worden met zowel de bewuste reflectieve- als meer onbewuste automatische processen.

Automatische Processen bij Alcoholgebruik

Automatische alcohol gerelateerde processen blijken samen te hangen met alcoholgebruik (Gibbons et al., 2003; Houben, Havermans & Wiers, 2010; Peeters, et al., 2013; Wiers et al., 2007). Zo hebben zware drinkers sterkere automatische alcohol gerelateerde cognities dan lichte drinkers (Peeters, et al., 2013; Wiers et al., 2007; Wiers et al., 2010). Ook kan de sterkte van de automatische alcohol gerelateerde cognities alcoholgebruik op de lange termijn voorspellen (Peeters et al., 2013). Er zijn verschillende automatische alcohol gerelateerde processen waaronder automatische aandachtsprocessen (Field & Cox, 2008), automatische

toenaderingsprocessen (Palfai & Ostafin, 2003) en automatische geheugenassociaties (Houben & Wiers, 2008; Peeters et al., 2013; Wiers et al., 2007). Het huidige onderzoek richt zich op

automatische geheugenassociaties gerelateerd aan hoeverre men zichzelf met een alcohol drinker identificeert (Andrews, Barckley, Hampson, Gerrard, & Gibbons, 2008; Gray, LaPlante, Bannon, Ambady & Shaffer, 2011; Lindgren, Foster, Westgate & Neighbors, 2013).

Volgens het prototype bereidheid model (Gibbons & Gerrard, 1995) wordt er door interactie met leeftijdsgenoten een stereotype beeld van een typische drinker gevormd in het geheugen. De mate waarin men zich met het stereotype identificeert bepaalt vervolgens in

(6)

hoeverre men bereid is om in een bepaalde situatie alcohol te drinken. Sterke automatische associaties tussen zichzelf (‘ik’) en het stereotype beeld van een drinker (‘drinker’) impliceert een sterke impliciete drinker identiteit (Lindgren et al., 2013). De impliciete drinker identiteit is te meten met behulp van een Impliciete Associatie Test (IAT; Greenwald, McGhee & Schwartz, 1998). Een IAT meet automatische associaties tussen begrippen in het geheugen aan de hand van reactietijden op een classificatietest. Door attitudes impliciet te meten leidt men de attitude direct af van het gedrag, in tegenstelling tot een meting via zelfrapportage waarbij een vertekening kan optreden door (onder andere) sociale wenselijkheid (Wiers et al., 2007). De IAT biedt daarnaast de mogelijkheid om te onderzoeken wat de relatie is tussen de drinker identiteit en de sociale context.

Concluderend zal rekening gehouden moeten worden met de automatische processen met betrekking tot de drinker identiteit. Indien de drinker identiteit invloed heeft op alcoholgebruik is het de vraag of de drinker identiteit stabiel is over tijd of afhankelijk is van de sociale context.

De Drinker Identiteit

De mate waarin een persoon zich identificeert met het stereotype beeld van een drinker blijkt samen te hangen met de bereidheid om alcohol te drinken (Gray et al., 2011) en met een verhoogde neiging tot alcoholgebruik (Andrews et al., 2008). Hoe het stereotype beeld van een drinker eruitziet, is grotendeels afhankelijk van sociale normen van leeftijdsgenoten (Gibbons et al., 2003). Er is echter weinig experimenteel onderzoek bekend over in hoeverre de automatische drinker identiteit afhankelijk is van de sociale context (Teunnissen et al., 2014). In eerder

onderzoek naar automatische processen (Houben et al., 2010; Lindgren et al., 2013; Peeters, et al., 2013; Wiers et al., 2007) werd er vooral buiten de sociale context gemeten zonder rekening te houden met de context waarin jongeren meestal drinken: samen met leeftijdsgenoten.

Leeftijdsgenoten beïnvloeden elkaars drinkgedrag direct door middel van blootstelling aan

(7)

imitatie (Larsen, Engels, Granic & Overbeek, 2009; Larsen, Overbeek, Granic & Engels, 2012), en via sociale normen (Borsari & Carey, 2001; Borsari & Carey, 2003; Wood et al., 2001). Het huidige onderzoek richt zich op de invloed van een sociale alcohol norm (Gibbons & Gerrard) 1995) van een leeftijdsgenoot.

Teunissen et al. (2014) onderzocht bij adolescenten of het manipuleren van een anti-alcohol norm de mate van identificatie met- en de evaluatie van het stereotype beeld van een drinker kan beïnvloeden. Met behulp van een vragenlijst werd de mate van identificatie en de evaluatie van het stereotype beeld van een drinker gemeten. De alcohol norm werd

gemanipuleerd via een digitale chatroom waarin een leeftijdsgenoot een anti-alcohol norm of een pro-alcohol norm verkondigde. In werkelijkheid was deze leeftijdsgenoot een

voorgeprogrammeerd en computergestuurd scenario. Deelnemers rapporteerden zich in mindere mate met het stereotype beeld van een drinker te identificeren wanneer zij blootgesteld waren aan een anti-alcohol norm in vergelijking met deelnemers die blootgesteld waren aan een pro-alcohol norm. Ook evalueerden deelnemers die blootgesteld waren aan een anti-alcohol norm het

stereotype beeld van een drinker negatiever vergeleken met deelnemers die waren blootgesteld aan een pro-alcohol norm. Het manipuleren van de alcohol norm lijkt de evaluatie van het stereotype beeld van een drinker en de identificatie met een stereotype drinker te kunnen veranderen.

Het beïnvloeden van sociale normen via een chatroom lijkt een valide en bruikbare methode om de drinker identiteit te beïnvloeden (Cohen & Prinstein, 2006; Prinstein, Brechwald & Cohen, 2011; Teunissen et al., 2012, Teunissen et al., 2014). Het feit dat jongvolwassenen tegenwoordig geregeld contact met elkaar hebben via sociale media (Kloosterman & Van Beuningen, 2015), maakt de chatroom een realistische sociale context. Het is echter de vraag in hoeverre het gebruik van voorgeprogrammeerde scenario’s de testsetting realistisch maakt. Mogelijk zijn de resultaten van het onderzoek van Teunissen et al. (2014) niet te generaliseren naar de werkelijkheid. Ook ontbrak een controle conditie en was het onduidelijk of de resultaten

(8)

volledig toegeschreven konden worden aan uitsluitend de interactie met een leeftijdsgenoot en niet aan de gecommuniceerde alcohol norm. Hoewel het huidige onderzoek verder bouwt op de bevindingen van Teunissen et al. (2014) richt het huidige onderzoek zich op de automatische drinker identiteit. Bovendien zal er gebruik gemaakt worden van een naturalistische testsetting waarbij een onderzoekmedewerker volgens een semigestructureerd protocol online met de deelnemers interacteert, en optreedt als een pro-alcohol leeftijdsgenoot. Door een aanvullende controle conditie toe te voegen aan het onderzoeksdesign (zie Methode, Materialen, Alcohol norm condities, neutrale norm) zal gecontroleerd worden voor een mogelijk effect uitsluitend door interactie met de leeftijdsgenoot.

Het huidige onderzoek is één van de weinige onderzoeken naar de invloed van leeftijdsgenoten met een alcohol norm op de drinker identiteit. Indien de drinker identiteit afhankelijk is van de sociale context is het de vraag of de sterkte van deze relatie afhangt van de mate van alcoholgebruik en de mate van impulsiviteit.

Alcoholgebruik

Het blijkt dat wanneer risicovolle adolescenten bij elkaar gezet worden in

groepsinterventies het probleemgedrag vaak versterkt wordt op de lange termijn (Dishion, McCord & Poulin, 1999). Dishion et al. (1999) gaf als verklaring dat adolescenten elkaar (on)bewust positieve reacties gaven tijdens het praten over probleemgedrag in de groep. Het probleemgedrag werd hierdoor positief bekrachtigd en gezien als de sociale norm. In het huidige onderzoek kan verwacht worden dat zware drinkers die online interacteren met een pro-alcohol leeftijdsgenoot een sterkere drinker identiteit laten zien, omdat zware drinkers elkaars gedrag en attitudes versterken wanneer zij met elkaar interacteren (Dishion, McCord & Poulin, 1999). Dit zou voor een versterkend effect op de drinker identiteit kunnen zorgen.

Bij het onderzoeken van alcoholgebruik onder jongvolwassenen moet rekening worden gehouden met de mate van alcoholgebruik. Indien online interactie met een pro-alcohol

(9)

leeftijdsgenoot de drinker identiteit beïnvloed is het de vraag of deze relatie gemodereerd wordt door alcoholgebruik.

Impulsiviteit

Een andere factor waar rekening mee dient te worden gehouden bij het onderzoeken van alcoholgebruik bij jongvolwassenen is impulsiviteit. De mate van impulsiviteit lijkt positief gerelateerd te zijn aan middelengebruik (Krank et al., 2011) en impulsieve personen hebben een verhoogd risico op alcoholmisbruik (Cooper, 1994; Henges & Marczinski, 2012; Stautz &

Cooper, 2013). Bovendien kan alcoholgebruik bij impulsieve personen in sterkere mate voorspeld worden vanuit automatische processen zoals de drinker identiteit (Lindgren, Neighbors, Westgate & Salemink, 2014). Een verklaring hiervoor is dat impulsiviteit samenhangt met een gebrekkig vermogen om het eigen gedrag te reguleren, om het eigen gedrag af te remmen en een verhoogde invloed van automatische processen op het (risico-) gedrag (Wiers & Engels, 2014). Een

impulsief persoon zal dus minder in staat zijn om met behulp van reflectieve processen zijn of haar gedrag te controleren en hierdoor krijgen de context en de automatische processen meer invloed op het gedrag. De mate waarin de drinker identiteit afhankelijk is van de context zal hierdoor wellicht sterker zijn voor impulsieve personen.

Geconcludeerd kan worden dat bij het onderzoeken rekening moet worden gehouden met de mate van impulsiviteit. Indien online interactie met een pro-alcohol leeftijdsgenoot de drinker identiteit beïnvloedt is het de vraag of deze relatie gemodereerd wordt door impulsiviteit.

Huidige Studie

Het huidige onderzoek richt zich op de vraag of online interactie met een pro-alcohol leeftijdsgenoot de automatische drinker identiteit beïnvloedt. Deelnemers interacteren in een gesimuleerde chatroom met een leeftijdsgenoot met een pro-alcohol norm (alcohol conditie), met een neutrale non-alcohol norm (neutrale conditie) of maken een placebo taak zonder online

(10)

interactie (controle conditie). De leeftijdsgenoot is in werkelijkheid een onderzoekmedewerker die via een semigestructureerd protocol interacteert met de deelnemer(s). Verwacht wordt dat (1) online interactie met een pro-alcohol leeftijdsgenoot de automatische drinker identiteit

beïnvloedt, waarbij deelnemers in de alcohol conditie een sterkere drinker identiteit laten zien in vergelijking met de neutrale- en controle conditie. Tevens wordt verwacht dat (2) de relatie tussen online interactie met een pro-alcohol leeftijdsgenoot en de automatische drinker identiteit

gemodereerd wordt door de mate van alcoholgebruik, waarbij deelnemers met een hoge mate van alcoholgebruik een sterkere drinker identiteit hebben ten opzichte van deelnemers met een lage mate van alcoholgebruik in de alcohol conditie. Tot slot wordt verwacht dat (3) de relatie tussen online interactie met een pro-alcohol leeftijdsgenoot en automatische drinker identiteit

gemodereerd wordt door de mate van impulsiviteit, waarbij hoog impulsieve deelnemers een sterkere automatische drinker identiteit hebben ten opzichte van laag impulsieve deelnemers in de alcohol conditie.

Methode Deelnemers

Voor deelname aan het onderzoek werden jongvolwassenen (18 - 22 jaar) benaderd uit een algemene steekproef. Deelnemers werden geworven via de website van het onderzoekslab van de Universiteit van Amsterdam (www.lab.uva.nl), via sociale media en door het verspreiden van flyers en posters. Deelnemers kregen een vergoeding van 10 euro voor deelname aan het onderzoek. Propedeuse Psychologiestudenten werd de mogelijkheid gegeven in plaats hiervan een proefpersoonpunt te ontvangen, wat een vereist onderdeel is van de studie. Deelnemers werden gescreend op alcoholgebruik en moesten minimaal een half jaar geleden alcohol gedronken hebben om geheelonthouders uit te sluiten van het onderzoek.

(11)

Materialen

Alcoholgebruik. Alcoholgebruik werd gemeten met behulp van de Daily Drinking Questionnaire (DDQ; Collins, Parks & Marlatt, 1985). De DDQ is een retrospectieve

zelfrapportagevragenlijst en bestond uit zeven items corresponderend met de dagen van de week. De instructies waren: “Tijdens de afgelopen drie maanden, hoeveel standaardglazen alcohol heb je gedronken op elke dag van een typische week?”. Antwoordmogelijkheden van 1 tot en met 15 of ‘meer dan 15’ konden worden aangevinkt. Een overzicht van populaire alcoholconsumpties omgerekend naar standaardglazen werd hierbij weergegeven. Een totaalscore van het gemiddelde aantal glazen alcohol gedurende een typische week werd berekend voor de analyses. De DDQ is een veelgebruikt en valide instrument en de vragenlijst correleert hoog met andere zelfrapportage instrumenten voor alcoholgebruik (Kivlahan, Marlatt, Fromme, Coppel & Williams, 1990). Voor vrouwelijke studenten wordt 14 of meer glazen alcohol per week aangehouden als grensscore voor zwaar alcoholgebruik, en voor mannelijke studenten 20 of meer glazen alcohol per week (Dawson, 2000; Murphy & MacKillop, 2011).

Alcoholproblemen en alcoholafhankelijkheid. De Nederlandse vertaling van de Alcohol Use Disorder Identification Test (AUDIT; Babor, Higgins-Biddle, Saunders & Monteiro, 2001; Schippers & Broekman, 2010) stelde de mate van alcoholproblemen en

alcoholafhankelijkheid vast. De vragenlijst bestond uit 10 items met een 0-4 schaal. Een

voorbeeld item was: “Hoe vaak drinkt u alcohol?”, met antwoordmogelijkheden ‘0: Nooit’ tot ‘4: 4 of meer keer per week’. Een totale AUDIT-score van 0 tot en met 40 punten kon worden behaald. Een AUDIT-score van 11 werd als grensscore gehanteerd voor risicovol alcoholgebruik (Fleming, Barry & Macdonald, 1991). De AUDIT scores zijn positief gerelateerd aan andere zelfrapportage screeningsinstrumenten voor alcoholgebruik, biochemische metingen van problematisch alcohol drinken en meer indirecte indicaties voor problematisch

alcoholgebruik(Allen, Litten, Fertig & Babor, 1997; Babor et al., 2001). De AUDIT heeft een hoge sensitiviteit en specificiteit voor het vaststellen van huidig alcoholmisbruik en voor het

(12)

voorspellen van alcoholafhankelijkheid op de lange termijn (Allen et al., 1997). Op basis van de data van het huidige onderzoek bleek de AUDIT intern consistent, Cronbach’s α was 0.80.

Impulsiviteit. Met behulp van de Substance Use Risk Profile Scale (SURPS; Malmberg et al., 2010; Schippers & Broekman, 2010; Woicik, Stewart, Pihl & Conrod, 2009) werd de mate van impulsiviteit gemeten. De SURPS meet de persoonlijkheidstrekken angstgevoeligheid,

hopeloosheid, sensatie zoeken en impulsiviteit, welke positief samenhangen met een risico voor middelengebruik. De vragenlijst bestond uit 23 items, met een schaal oplopend van 1 (‘helemaal mee oneens’) tot 4 ‘helemaal mee eens’. Impulsiviteit werd gemeten aan de hand van de sub-schaal impulsiviteit bestaande uit 5 items. Een voorbeeld item was: ‘Ik doe vaak iets zonder eerst na te denken’. De Nederlandse versie van de SURPS is een betrouwbaar, consistent en valide instrument (Krank et al., 2011; Malmberg et al., 2010; Woicik et al., 2009). De sub-schaal

impulsiviteit heeft een voorspellende waarde voor de aanvang van middelengebruik en is positief gerelateerd aan later middelengebruik (Janssen et al., 2015; Krank et al., 2011). Op basis van de data van het huidige onderzoek bleek de SURPS intern consistent, Cronbach’s α was 0.70.

Drinker identiteit. Met behulp van een aangepaste versie van de Impliciete Associatie Test voor de drinker identiteit (IAT; Greenwald et al., 1998; Lindgren et al., 2013; Lindgren et al., 2014; Lindgren, Neighbors, Wiers, Gasser & Teachman, 2015) werd de drinker identiteit

gemeten. De taak bestond uit zo snel mogelijk woorden correct toewijzen aan één van de twee gegeven categorieën. De categorieën waren een combinatie van varianten van ‘ikzelf’ of ‘ander’ en ‘alcohol-drinker’ of ‘non-alcohol drinker’. Zie Figuur 1 voor een afbeelding van de taak. Met behulp van de pijltjes toetsen < en > kon via het toetsenbord het woord ‘dronken’ worden toegekend aan de linker ‘drinker – niet ik’ of rechter ‘niet-drinker – ik’ categorie. In het andere voorbeeld kon het woord ‘alcohol’ worden toegekend aan de linker ‘drinker – ik’ of rechter ‘niet-drinker – niet-ik’ categorie. Aan de hand van reactietijden van de deelnemer werd de sterkte gemeten tussen begrippen gerelateerd aan zichzelf en aan een alcohol-drinker, in vergelijking met de begrippen gerelateerd aan anderen en non-alcoholdrinker. Naarmate de woorden sneller en

(13)

correct toegewezen werden aan de categorie met ikzelf gerelateerde begrippen en alcohol-gerelateerde begrippen, hoe sterker alcohol-identiteit. De IAT voor de drinker identiteit is een betrouwbaar en valide instrument (Lindgren et al., 2012).

Figuur 1. Twee afbeeldingen van de Impliciete Associatie Taak voor de drinker identiteit.

Leeftijdsgenoot manipulatie. Voor de leeftijdsgenoot manipulatie werd gebruik gemaakt van het online programma Chatstep (www.chatstep.com). Zie Bijlage 1, Figuur 7 voor een afbeelding van de chatroom zoals deze was weergegeven tijdens de taak. Deelnemers konden onder een zelfgekozen naam inloggen in de chatroom met behulp van een wachtwoord. Een onderzoekmedewerker interacteerde bij een mannelijke deelnemer onder een mannelijke naam en bij een vrouwelijke deelnemer onder een vrouwelijke naam met de deelnemer(s). De instructies en het overkoepelende onderwerp van de chat werden voor de drie condities gelijk gehouden (zie Bijlage 1, Figuur 1 en 2). Op basis van eerder onderzoek is het beïnvloeden van sociale normen via een chatroom een valide en bruikbare methode gebleken (Cohen & Prinstein, 2006; Prinstein et al., 2011; Teunissen et al., 2012, Teunissen et al., 2014). De specifieke psychometrische

karakteristieken (zoals betrouwbaarheid en validiteit) voor het gebruik van Chatstep zijn echter onbekend. Alcohol conditie. Deelnemers in de alcohol conditie werden in het chatroom

experiment via een semigestructureerd protocol blootgesteld aan minimaal vijf tot idealiter zeven pro-alcohol opmerkingen van een leeftijdsgenoot (pro-alcohol norm). Een voorbeeld van een pro-alcohol opmerking was: ‘In het weekend ga ik vaak naar feestjes met m’n vrienden en dan drinken we flink’. Neutrale conditie. Deelnemers in de neutrale conditie werden via een

(14)

semigestructureerd protocol in het chatroom experiment blootgesteld aan minimaal vijf tot idealiter zeven neutrale non-alcohol opmerkingen van een leeftijdsgenoot (neutrale non-alcohol norm). Een voorbeeld van een neutrale non-alcohol opmerking was: ‘In het weekend ga ik vaak naar de film met m’n vrienden’. Het onderwerp alcohol wordt door de onderzoekmedewerker vermeden in de neutrale conditie. Controle conditie. Deelnemers in de controle conditie kregen in de chatroom een placebo taak met de instructie zelfstandig te schrijven over een bepaald onderwerp. Overige materialen waren een document met de instructies voor de taak, 10 pro-alcohol opmerkingen, 10 neutrale non-pro-alcohol opmerkingen en een beschrijving van de

leeftijdsgenoot profielen voor de alcohol- en de neutrale conditie van het chatroom experiment (Zie Bijlage 1, Figuur 1-6.).

Demografische gegevens. Er werd met behulp van een vragenlijst gevraagd naar de geboortedatum, het opleidingsniveau, het geslacht en het geboorteland van de deelnemers.

Procedure

Deelnemers werden dubbelblind en random toegewezen aan één van de drie condities: alcohol conditie, neutrale conditie of controle conditie. Bij binnenkomst van het UvA-lab tekenden deelnemers een toestemmingsverklaring en lazen de informatiebrochure. Instructies werden via de computer gegeven en na afloop van elke taak werd deelnemers gevraagd de proefleider te roepen om de volgende taak op te starten. De eerste taak was de leeftijdsgenoot manipulatie, en duurde 10 minuten. Vervolgens werd de drinker identiteit gemeten met behulp van de IAT, welke 10 minuten in beslag nam. Daarna vulden deelnemers vragenlijsten in via het computerprogramma Qualtrics (2014). Eerst vulden deelnemers demografische gegevens in, vervolgens de DDQ, daarna de AUDIT en tot slot de SURPS. Het onderzoek duurde in totaal maximaal een uur. Na afloop werd de vergoeding toegekend en deelnemers ontvingen na afronding van het onderzoeksproject debriefing over het doel van het onderzoek. De onderzoeksprocedure was goedgekeurd door de Commissie Ethiek.

(15)

Data-analyse

Met behulp van verschillende éénweg ANOVA’s (met 95% betrouwbaarheidsinterval en een .05 significantieniveau) is onderzocht of de drie condities van elkaar verschilden van geslacht, leeftijd, impulsiviteit, alcoholgebruik en alcoholproblemen en - afhankelijkheid. Met een éénweg ANOVA is onderzocht of de drinker identiteit verschilde over de drie condities. Voordat de moderatie-analyses werden uitgevoerd is de assumpties voor homoscedastiteit met behulp van regressie plots, de assumptie voor normale verdeling van residuen met behulp van histogrammen, de assumptie voor correlatie tussen de residuen met behulp van Durbin Watson en de assumptie voor lineariteit met behulp van plots onderzocht. Het moderatie-effect van alcoholgebruik op de relatie tussen de pro-alcohol leeftijdsgenoot en de drinker identiteit is via een PROCESS

MACRO (Hayes, 2017) moderatie-analyse onderzocht (zie Figuur 2), in een 3 (controle, neutraal, alcohol conditie) x 1 (alcoholgebruik) experimenteel design. Het modererende effect van

impulsiviteit op de relatie tussen de pro-alcohol leeftijdsgenoot en de drinker identiteit is via een PROCESS MACRO (Hayes, 2017) moderatie-analyse onderzocht (zie Figuur 3), in een 3 (controle, neutraal, alcohol conditie) x 1 (impulsiviteit) experimenteel design.

Figuur 2. Visuele weergave van het getoetste moderatie-effect van alcoholgebruik. De

onafhankelijke variabele online interactie met een pro-alcohol leeftijdsgenoot, de afhankelijke variabele drinker identiteit en de moderator alcoholgebruik zijn weergegeven.

Online interactie met een

pro-alcohol leeftijdsgenoot Drinker identiteit

(16)

Figuur 3. Visuele weergave van het getoetste moderatie-effect van impulsiviteit. De onafhankelijke

variabele online interactie met een pro-alcohol leeftijdsgenoot, de afhankelijke variabele drinker identiteit en de moderator impulsiviteit zijn weergegeven.

Resultaten Deelnemers

Van de oorspronkelijke 133 deelnemers werden twee deelnemers gevonden die in de drie maanden voor het onderzoek geen alcohol hadden gedronken (DDQ = 0) en waarvan één het afgelopen half jaar geen alcohol had gedronken (AUDIT = 0), vier deelnemers die buiten de leeftijdsrange (18 – 22) vielen en bij vier personen ontbrak de data van de IAT. De in totaal 10 deelnemers zijn uitgesloten van de data-analyse. Dit betekent dat uiteindelijk 123 deelnemers zijn meegenomen in het onderzoek, waarvan 43 deelnemers in de controle conditie, 42 deelnemers in de neutrale conditie en 38 deelnemers in de alcohol conditie. De gemiddelde leeftijd van de steekproef was 20.20 jaar oud (SD = 1.23) en de steekproef bestond grotendeels uit vrouwen (78% vrouw). Deelnemers dronken gemiddeld 12.32 glazen alcohol per week (SD = 9.04) en rapporteerden een medium level van alcoholproblemen op de AUDIT (M = 10.23, SD = 5.32). Dit is een indicatie voor schadelijk alcoholgebruik en grenst aan het risicogebied voor

alcoholafhankelijkheid (Fleming, Barry & Macdonald, 1991). Online interactie met een

pro-alcohol leeftijdsgenoot Drinker identiteit

(17)

De Drinker Identiteit en de Leeftijdsgenoot Manipulatie

Met behulp van verschillende éénweg ANOVA’s is onderzocht of de drie condities van elkaar verschilden. De condities verschilden niet significant van geslacht, x2(2, n = 120) = .068, p

= .967), leeftijd, F(2, 120) = 1.4, p = .248, impulsiviteit, F(2, 120) = 1.8, p = .172, en

alcoholgebruik, F(2, 120) = 2.8, p = .064, bij een .05 significantieniveau. De AUDIT verschilde significant voor de controle conditie en de neutrale conditie, F(2, 120) = 3.1, p = .048, zie Tabel 1. Het bleek dat de DDQ in zeer sterke mate samenhing met de AUDIT (zie Tabel 2) en de vragenlijsten meten mogelijk deels hetzelfde construct. De AUDIT is niet als covariaat

meegenomen in de moderatie-analyses omdat hierin de alcohol conditie vergeleken werd met één controle conditie namelijk de neutrale- en controle conditie samengevoegd. Beide condities fungeerden als controle conditie en er werden geen verschillen gevonden tussen de condities. Afgezien van de AUDIT kan gesteld worden dat de randomisatie geslaagd was.

De drinker identiteit correleerde significant met alcoholgebruik en de AUDIT-score, maar niet met impulsiviteit (zie Tabel 2). De correlaties van de onafhankelijke variabelen met de

afhankelijke variabele zijn over de neutrale en controle conditie samengevoegd berekend vanwege de manipulatie in de alcohol conditie. De drinker identiteit was zo gescoord dat hogere positieve scores samenhangen met sterkere ik-drinker associaties.

Hypothese 1. Een éénweg ANOVA tussen groepen is uitgevoerd om het effect van conditie op de alcohol-identiteit te onderzoeken, gemeten met de IAT. Er was geen significant verschil in IAT scores tussen de controle conditie (M = .19, SD = .15), de neutrale conditie (M = .13, SD = .39) en de alcohol conditie (M = .12, SD = .44), F(2, 120) = .40, p = .658. De online interactie met een leeftijdsgenoot heeft de automatische drinker identiteit niet significant

beïnvloed. Deelnemers in de alcohol conditie verschilden niet met de neutrale- en controle conditie met betrekking tot de drinker-identificatie. Ook wanneer deelnemers die de chat ongeloofwaardig vonden (n = 16) niet werden meegenomen was er geen significant verschil tussen de drie condities, F(2, 104) = .17, p = .844.

(18)

Tabel 1

Gemiddelden en SD’s van de onafhankelijke variabelen over de drie condities.

Controle conditie Neutrale conditie Alcohol conditie n= 43 (SD) n= 42 (SD) n= 38 (SD) Geslacht (M/V) 10 (8,1%)/33 (26,8%) 8 (6,5%)/34 (27,6%) 9 (7,3%)/29 (23,6%) Leeftijd (Jaar) 20.20 (1.23) 20.40 (1.29) 19.95 (1.25) Impulsiviteit (SURPS) 9.33 (2.78) 8.81 (2.57) 9.97 (3.03) Alcoholgebruik (DDQ) 12.32 (9.04) 10.57 (8.23) 11.34 (7.42) AUDIT 11.77* (5.61) 9.00* (4.75) 9.84 (5.29)

Noot. * p = .05 op de post-hoc Tukey HSD test. De bijbehorende effectgrootte .05 is berekend

aan de hand van eta squared.

Tabel 2

Correlaties tussen drinker identiteit, alcoholgebruik, AUDIT en impulsiviteit.

1. 2. 3. 4. n

1. Drinker identiteit --- .47** .42** .01 85 2. Alcoholgebruik (DDQ) --- .71** .14 123

3. AUDIT --- .23* 123

4. Impulsiviteit --- 123

Noot. De Pearsons product-momentcorrelatiecoëfficiënt r is berekend. * p < .05, ** p < .001.

Moderatie-effect van alcoholgebruik

Met behulp van een onafhankelijke t-toets is onderzocht of de drinker identiteit

verschilde voor lichte- (vrouwen DDQ < 14, mannen DDQ < 20) en zware drinkers (vrouwen DDQ =/> 14, mannen DDQ =/> 20). Zware drinkers (M = .37; SD = .32) bleken gemiddeld

(19)

een sterkere drinker identiteit te hebben dan lichte drinkers (M = .05; SD = .36). Dit verschil was significant, t (121) = -4.553, p < .001. Omdat er met behulp van de éénweg ANOVA geen verschil gevonden werd tussen drie condities wat betreft de IAT scores, zijn de drie condities in de onafhankelijke t-toets analyse als één groep beschouwd.

Hypothese 2. De verwachting was dat een hoge mate van alcoholgebruik samenhing met een sterkere drinker identiteit in de alcohol conditie. Er werd voldaan aan de assumpties voor homoscedasticiteit, normale verdeling van residuen, voor correlatie tussen de residuen (Durbin Watson: 2.2) en voor lineariteit. Uit de moderatie-analyse bleek het model een significante

voorspeller van de IAT scores, R2 = .27, F(3, 119) = 16.97, p = < .001 (zie Tabel 3). Dit betekent dat 27% van de variantie wordt verklaard door de drie variabelen: alcoholgebruik, leeftijdsgenoot met pro-alcohol norm (ten opzichte van de twee controle condities samengevoegd) en de

interactie tussen alcoholgebruik en leeftijdsgenoot met pro-alcohol norm. De voorspeller alcoholgebruik is significant (zie Tabel 3). Dit betekent dat voor elke stijging van alcoholgebruik met een waarde van 1 (gecentreerde aantal glazen alcohol per week), de drinker identiteit met een waarde van .02 stijgt (gecentreerde d-score IAT). De voorspeller leeftijdsgenoot met pro-alcohol norm is niet significant (zie Tabel 3). De voorspeller interactie is significant (zie Tabel 3).

Tabel 3

Samenvatting van het model voor de predictoren van de drinker identiteit.

 CI SE t p

Constant .15 [.09,.21] .030 5.14 < .001

Alcoholgebruik (DDQ) .02 [.02,.03] .003 7.09 < .001 Leeftijdsgenoot (Conditie) -.00 [-.14,.13] .069 -.03 = .979 DDQ x Conditie .02 [.00,.03] .008 2.20 = .034

Noot.  = regressie coëfficiënt beta, CI = 95% betrouwbaarheidsinterval, SE = Standaard Error, t

(20)

Voor de richting van het moderatie-effect is uit de analyse gebleken dat er voor zowel laag alcoholgebruik, laag = 3, één SD onder de gemiddelde DDQ-score, p = .122, gemiddeld

alcoholgebruik, gemiddeld = 12, de gemiddelde DDQ-score van de steekproef, p = .979, en zwaar alcoholgebruik, zwaar = 21, één SD boven de gemiddelde DDQ-score van de steekproef, p = .098, geen relatie is tussen conditie en drinker identiteit (zie Bijlage 2, Tabel 1). Er is dus een moderatie-effect gevonden van alcoholgebruik maar het is nog onduidelijk vanaf welk niveau van alcoholgebruik er een relatie is tussen conditie en drinker identiteit. Tot gemiddeld 21 glazen alcohol per week is er geen relatie gevonden tussen conditie en drinker identiteit.

De Johnson-Neyman methode liet een zone van significantie van 14.91 zien (Zie Bijlage 2, Tabel 2). Dit betekent dat vanaf 14.91 punten boven het gemiddelde alcoholgebruik (12 + 15) = 27 glazen alcohol per week er een significante relatie is tussen de pro-alcohol leeftijdsgenoot en de drinker identiteit, t(119) = 1.98,  = .26, p = .050. Onder de 14.48 punten boven het

gemiddeld (12 + 14=) 26 glazen alcohol per week maakt alcoholgebruik geen verschil omdat er geen relatie is tussen de pro-alcohol leeftijdsgenoot en de drinker identiteit. Naarmate

alcoholgebruik toeneemt, wordt de relatie tussen de leeftijdsgenoot en de drinker identiteit meer positief, tot en met het hoogste alcoholgebruik in de steekproef 44 glazen alcohol per week,

t(119) = 2.17,  =.56, p = .032. Dus als iemand 44 glazen alcohol per week drinkt stijgt de drinker

identiteit met een waarde van .56 door online interactie met de leeftijdsgenoot met een pro-alcohol norm, bovenop het effect van pro-alcoholgebruik (zie Figuur 4).

(21)

Figuur 4. Visuele weergave van IAT scores voor beide condities bij gemiddeld, zwaar en zeer

zwaar alcoholgebruik. De blauwe lijn is de controle conditie en laat het hoofdeffect van

alcoholgebruik zien, IAT-score stijging van 0.02 per stijging DDQ-score met een waarde van 1.

Moderatie-effect van impulsiviteit

Met behulp van een onafhankelijke t-toets is onderzocht of de mate van impulsiviteit verschilde voor zware drinkers en lichte drinkers. Zware drinkers (M = 9.62, SD = 3.06) waren niet impulsiever dan lichte drinkers (M = 9.21, SD = 2.66), t(121) = -.75, p = .453. Met behulp van een onafhankelijke t-toets is aan de hand van een mediaansplit onderzocht of de drinker identiteit verschilt voor hoog (SURPS > 9, n = 58) en laag impulsieve (SURPS < 9, n = 65) deelnemers. Er was geen verschil in drinker identiteit tussen hoog impulsieve deelnemers (M = .16, SD = .40) en laag impulsieve deelnemers SURPS < 9 (M = .14, SD = .36), t(121) = -.40, p = .689).

Hypothese 3. Met behulp van een moderatie-analyse is onderzocht of de relatie tussen online interactie met een leeftijdsgenoot met een pro-alcohol norm en automatische drinker identiteit veranderde wanneer de moderator variabele impulsiviteit veranderde. De verwachting

0,15 0,3 0,74 0,15 0,56 1,3 0 0,5 1 1,5

12 (Gemiddeld) 27 (Zwaar) 44 (Zeer zwaar)

IAT

-sc

or

e

DDQ-score (glazen alcohol per week)

Controle conditie Alcohol conditie

(22)

hierbij was dat hoog impulsieve deelnemers in de alcohol conditie een sterkere drinker identiteit zouden hebben dan laag impulsieve deelnemers in de alcohol conditie. Er werd voldaan aan de assumpties voor homoscedasticiteit, normale verdeling van residuen, voor correlatie tussen de residuen en voor lineariteit.

Uit de analyse bleek dat het model conditie, impulsiviteit en de interactie tussen conditie en impulsiviteit de drinker identiteit niet significant kon voorspellen, R2 = .02, F(3, 119) = .72, p = .540 (zie Bijlage 3, Tabel 1). Op basis van de analyse lijkt er geen sprake te zijn geweest van een moderatie-effect van impulsiviteit vanwege een non-significant interactie effect,  = .03, t (121) = 1.11, p = .269. Dit laat zien dat de relatie tussen online interactie met een pro-alcohol

leeftijdsgenoot en alcohol-identiteit niet gemodereerd werd door impulsiviteit.

Discussie

In het huidige onderzoek werd onderzocht of online interactie met een pro-alcohol

leeftijdsgenoot de automatische drinker identiteit beïnvloedt. Tegen de verwachting in bleek uit de resultaten dat (1) deelnemers die interacteerden met een pro-alcohol leeftijdsgenoot geen sterkere drinker identiteit hadden ten opzichte van deelnemers die met een leeftijdsgenoot met een neutrale non-alcohol norm interacteerden of een placebo taak maakten. Dit suggereert dat interactie met een pro-alcohol leeftijdsgenoot geen direct effect heeft op de drinker identiteit en ook dat alleen interactie met een leeftijdsgenoot geen effect heeft in vergelijking met de placebo groep. Het feit dat online interactie met een pro-alcohol leeftijdsgenoot geen effect had op de drinker identiteit is niet in lijn met eerder onderzoek (Lindgren et al., 2014).

De resultaten (2) waren deels in lijn met het verwachtte modererende effect van alcoholgebruik. Wanneer er rekening werd gehouden met hoeveel men drinkt werd er een verschil gevonden tussen de twee condities, waarbij online interactie met een pro-alcohol leeftijdsgenoot de drinker identiteit kon voorspellen bij zware drinkers. Naarmate het

(23)

drinker identiteit kan mogelijk verklaard worden door positieve reacties tijdens de chat, en is in lijn met eerder onderzoek (Dishion, 1999; Teunissen et al., 2014). Daarnaast was het opvallend dat alcoholgebruik, onafhankelijk van in welke conditie de deelnemers zaten, de drinker identiteit kon voorspellen. De gevonden relatie tussen alcoholgebruik en de drinker identiteit biedt

ondersteuning voor duale proces modellen (Strack & Deutsch) en het prototype bereidheid model (Gibbons & Gerrard, 1995) en is in lijn met eerder onderzoek (Andrews et al., 2008; Gray et al., 2011).

Het verwachtte moderatie-effect van impulsiviteit (3) werd niet gevonden, en dit is niet in lijn met eerder onderzoek (Lindgren, Neighbors, Westgate & Salemink, 2014). De resultaten met betrekking tot het moderatie-effect van impulsiviteit zijn lastig te interpreteren omdat er geen sprake was van een hoofdeffect van online interactie met een leeftijdsgenoot met een pro-alcohol norm. Impulsiviteit bleek uit de correlatie analyse niet samen te hangen met de drinker identiteit maar wel met alcoholproblemen en alcoholafhankelijkheid. Dit zou kunnen betekenen dat impulsiviteit niet direct gerelateerd is aan de drinker identiteit maar vooral aan of je geneigd bent het hieraan gerelateerde gedrag (alcoholconsumptie) daadwerkelijk te vertonen.

Op basis van de bevindingen kan geconcludeerd worden dat de drinker identiteit gerelateerd bleek te zijn aan alcoholgebruik en dat de sociale context een aanvullende rol leek te spelen bij zwaar drinkende jongvolwassenen. Mogelijke alternatieve verklaringen voor de gevonden resultaten worden hieronder beschreven evenals kanttekeningen en suggesties voor vervolgonderzoek.

Het huidige onderzoek had een aantal beperkingen met betrekking tot de steekproef. De resultaten van het huidige onderzoek dienen met enige voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd vanwege weinig power door een kleine steekproef, dit verkleint de kans op een significant effect. Voor vervolgonderzoek wordt een grotere steekproef geadviseerd zodat er een meer compleet beeld kan worden gegeven van de invloed van de sociale context op de drinker identiteit en de hieraan gerelateerde alcoholconsumptie. De steekproef bestond daarnaast voornamelijk uit hoog

(24)

opgeleide studenten, en dit zijn mogelijk een bepaald soort drinkers met misschien ook een specifieke drinker identiteit. De resultaten zouden mogelijk anders kunnen zijn voor bijvoorbeeld lager opgeleiden. Ook bestond de steekproef overwegend uit vrouwen en is het de vraag of de resultaten te generaliseren zijn naar mannen. Mogelijk zijn mannen meer gevoelig voor

groepsdruk dan vrouwen. Dit zou mede verklaard kunnen worden doordat veel drinken voor mannen in sterkere mate sociaal geaccepteerd is dan voor vrouwen (Iwamoto & Smiller, 2013; Wilsnack & Wilsnack, 1979). Hoewel er in het huidige onderzoek geen significante verschillen zijn gevonden tussen mannen en vrouwen, kunnen hier geen duidelijke conclusies uit getrokken worden omdat het percentage mannen zeer laag was. Het is van belang dat er in

vervolgonderzoek gericht wordt op sekseverschillen en opleidingsniveau.

In het huidige onderzoek lag de focus op het onderzoeken óf automatische associaties ontlokt konden worden door interactie met een alcohol norm. Hierdoor kan niet uitgesloten worden dat het gevonden effect in bepaalde mate verklaard kan worden doordat het concept alcohol geïntroduceerd werd in de alcohol conditie, en in mindere mate door de interactie met een alcohol norm. Geadviseerd wordt om het gevonden effect (2) in vervolgonderzoek nader te onderzoeken door een aanvullende conditie waarin alleen het begrip alcohol wordt

geïntroduceerd toe te voegen aan het onderzoek en/of een anti-alcohol norm conditie.

In het huidige onderzoek werd geen rekening gehouden met de oorspronkelijke alcohol norm van de deelnemers. Bij Teunissen et al. (2014) waren de opmerkingen voor de manipulatie

bepaald door via een voormeting de gemiddelde bereidheid om alcohol te drinken van de deelnemers te bepalen. De opmerkingen werden een standaarddeviatie boven (pro-alcohol) of onder (anti-alcohol) de gemiddelde bereidheid van deelnemers om te drinken. In het huidige onderzoek was er mogelijk een kloof tussen de pro-alcohol norm in de manipulatie en de oorspronkelijke alcohol norm van de deelnemers. De pro-alcohol opmerkingen zouden

(25)

alcohol norm. Dit zou tot een minder positief effect op de drinker identiteit hebben kunnen geleid. Voor vervolgonderzoek wordt een meer gematigde pro-alcohol conditie geadviseerd.

De leeftijdsgenoot manipulatie blijkt op basis van het huidige onderzoek een veelbelovende methode om sociale normen te beïnvloeden, en slechts een beperkt aantal deelnemers gaven aan de echtheid van de chat te betwijfelen. Dit betekent dat het voor het merendeel gelukt is een realistische testsetting te creëren, wat aanknopingspunten biedt voor vervolgonderzoek. Omdat leeftijdsgenoten vaak in sociale gelegenheden drinken waarbij meestal meerdere leeftijdsgenoten aanwezig zijn, zou het bijvoorbeeld interessant zijn om te onderzoeken wat het effect van een manipulatie van meerdere leeftijdsgenoten is. De resultaten van het huidige onderzoek zijn veelbelovend, aangezien er al een effect gevonden is op de drinker identiteit bij zware drinkers door een kortdurende interactie met één leeftijdsgenoot.

Het huidige onderzoek was één van de weinige onderzoeken naar de automatische drinker identiteit waarbij de sociale context (leeftijdsgenoten) betrokken werd. De resultaten van het huidige onderzoek laten zien dat de drinker identiteit context afhankelijk is voor een bepaalde groep: zware drinkers. Dat de drinker identiteit te beïnvloeden blijkt, is potentieel relevante informatie voor de preventie van- en interventie voor alcoholmisbruik. Bijvoorbeeld kan geadviseerd worden om zwaar drinkende jongvolwassenen niet bij elkaar te zetten in

groepsinterventies, omdat dit een versterkend effect kan hebben op de drinker identiteit en de hieraan gerelateerde alcoholconsumptie. Alcoholgebruik is een ongezonde gewoonte en

aangezien jongvolwassenen een risicogroep vormen voor zwaar alcoholgebruik (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2016) is vervolgonderzoek van groot belang.

(26)

Literatuur

Allen, J.P., Litten, R.Z., Fertig, J.B., & Babor, T. (1997). A review of research on the Alcohol Use Disorders Identification Test (AUDIT). Alcoholism: Clinical and Experimental Research

21(4): 613- 619. https://doi.org/10.1111/j.1530-0277.1997.tb03811.x

Andrews, J.A., Barckley, M., Hampson, S.E., Gerrard, M., & Gibbons, F.X. (2008). The effect of early cognitions on cigarette and alcohol use during adolescence. Psychology of Addictive

Behaviors, 22 (1), 96-106. https://doi.org/10.1037/0893-164X.22.1.96

Babor, T. F., Higgins-Biddle, J. C., Saunders, J. B., & Monteiro, M. G. (2001). The alcohol Use disorders identification test. Guidelines for use in primary care (2e druk). Zwitserland: World Health Organization. Geraadpleegd op http://www.talkingalcohol.com/files/ pdfs/WHO_audit.pdf

Blomberg, R. D., Peck, R. C., Moskowitz, H., Burns, M., & Fiorentino, D. (2009). The long beach/fort lauderdale relative risk study. Journal of safety research, 40(4), 285-292. https://doi.org/10.1016/j.jsr.2009.07.002

Boer, A. de, Peeters, M., & Koning, I. (2016). An Experimental Study of Risk Taking Behavior Among Adolescents A Closer Look at Peer and Sex Influences. The Journal of Early

Adolescence. https://doi.org/10.1177/0272431616648453

Borsari, B., & Carey, K. B. (2001). Peer influences on college drinking: A review of the research.

Journal of Substance Abuse, 13(4), 391-424.

https://doi.org/10.1016/S0899-3289(01)00098-0

Borsari, B., & Carey, K. B. (2003). Descriptive and injunctive norms in college drinking: a meta-analytic integration. Journal of studies on alcohol, 64(3), 331-341. https://doi.org/10.15288/ jsa.2003.64.331

Centifanti, L. C. M., Modecki, K. L., MacLellan, S., & Gowling, H. (2016). Driving under the influence of risky peers: An experimental study of adolescent risk taking. Journal of

(27)

Collins, R. L., Parks, G. A., & Marlatt, G. A. (1985). Social determinants of alcohol consumption: The effects of social interaction and model status on the self-administration of alcohol.

Journal of Consulting and Clinical Psychology, 53, 189–200. doi:10.1037/0022-006X.53.2.189

Conrod, P. J., Stewart, S. H., Comeau, N., & Maclean, A. M. (2006). Efficacy of cognitive– behavioral interventions targeting personality risk factors for youth alcohol misuse. Journal of Clinical Child and Adolescent Psychology, 35(4), 550-563. https:// doi.org/10.1207/s15374424jccp3504_6

Cooper, M. L. (1994). Motivations for alcohol use among adolescents: Development and validation of a four-factor model. Psychological assessment, 6(2), 117. https://doi.org/ 10.1037/1040-3590.6.2.117

Dawson, D. A. (2000). Alcohol consumption, alcohol dependence, and all-cause mortality. Alcoholism. Clinical and Experimental Research, 24(1), 72-81. https://doi.org/ 10.1111/j.1530-0277.2000.tb04556.x

Dishion, T.J., McCord, J., & Poulin, F. (1999). When interventions harm. Peer groups and problem behavior. American Psychologist, 54, 755-764. https://doi.org/10.1037/0003-066X.54.9.755

Edenberg, H.J., & Foroud T. (2013). Genetics and alcoholism. Nature Reviews, 10(8), 487-494. https://doi.org/10.1038/nrgastro.2013.86

Field, M., & Cox, W. M. (2008). Attentional bias in addictive behaviors: a review of its

development, causes, and consequences. Drug and alcohol dependence, 97(1), 1-20. https:// doi.org/10.1016/j.drugalcdep.2008.03.030

Fleming, M. F., Barry, K. L., & Macdonald, R. (1991). The alcohol use disorders identification test (AUDIT) in a college sample. International Journal of the Addictions, 26(11), 1173-1185. https://doi.org/10.3109/10826089109062153

(28)

Gardner, M., & Steinberg, L. (2005). Peer influence on risk taking, risk preference, and risky decision making in adolescence and adulthood: an experimental study. Developmental

Psychology, 41(4), 625. https://doi.org/10.1037/0012-1649.41.4.625

Gibbons, F.X., & Gerrard, M. (1995). Predicting young adults’ health risk behavior. Journal of

Personality and Social Psychology, 69, 505-517. https://doi.org/10.1037/0022-3514.69.3.505

Gibbons, F. X., Gerrard, M., & Lane, D. J. (2003). A social reaction model of adolescent health risk. Social psychological foundations of health and illness, 107-136.https://doi.org/10.1002/ 9780470753552.ch5

Gray, H. M., LaPlante, D. A., Bannon, B. L., Ambady, N., & Shaffer, H. J. (2011). Development and validation of the alcohol identity implicit associations test (AI-IAT). Addictive

behaviors, 36(9), 919-926. https://doi.org/10.1016/j.addbeh.2011.05.003

Greenwald, A. G., McGhee, D. E., & Schwartz, J. L. (1998). Measuring individual differences in implicit cognition: the implicit association test. Journal of personality and social psychology,

74(6), 1464. https://doi.org/10.1037/0022-3514.74.6.1464

Hayes, A. F. (2017). PROCESS MACRO voor SPSS. Gedownload op 14 april 2017, van http://www.afhayes.com/spss-sas-and-mplus-macros-and-code.html.

Houben, K., Havermans, R. C., & Wiers, R. W. (2010). Learning to dislike alcohol: Conditioning negative implicit attitudes toward alcohol and its effect on drinking

behavior. Psychopharmacology, 211(1), 79-86. https://doi.org/10.1007/s00213-010-1872-1 Janssen, T., Larsen, H., Peeters, M., Boendermaker, W. J., Vollebergh, W. A., & Wiers, R. W.

(2015). Do online assessed self-report and behavioral measures of impulsivity-related constructs predict onset of substance use in adolescents? Addictive Behaviors Reports, 1, 12-18. https://doi.org/10.1016/j.abrep.2015.01.002

Henges, A. L., & Marczinski, C. A. (2012). Impulsivity and alcohol consumption in young social drinkers. Addictive Behaviors, 37, 217-220. doi:10.1016/j.addbeh.2011.09.013

(29)

Hoof, J. J. van., Lely, N. van der., Pereira, R. R., & Dalen, W. E. van. (2010). Adolescent alcohol intoxication in the Dutch hospital departments of pediatrics. Journal of studies on alcohol and drugs, 71(3), 366-372. https://doi.org/10.15288/jsad.2010.71.366 Houben, K., & Wiers, R. W. (2008). Implicitly positive about alcohol? Implicit positive

associations predict drinking behavior. Addictive behaviors, 33(8), 979-986. https:// doi.org/10.1016/j.addbeh.2008.03.002

Iwamoto, D. K., & Smiler, A. P. (2013). Alcohol makes you macho and helps you make friends: The role of masculine norms and peer pressure in adolescent boys’ and girls’ alcohol use. Substance use & misuse, 48(5), 371-378. https://doi.org/10.3109/

10826084.2013.765479

Kivlahan, D. R., Marlatt, G. A., Fromme, K., Coppel, D. B., & Williams, E. (1990). Secondary prevention of alcohol-related problems in young adults at risk. Journal of Consulting and

Clinical Psychology, 58(6), 805-810. http://dx.doi.org/10.1037/0022-006X.58.6.805

Krank, M., Stewart, S. H., O'Connor, R., Woicik, P. B., Wall, A. M., & Conrod, P. J. (2011). Structural, concurrent, and predictive validity of the Substance Use Risk Profile Scale in early adolescence. Addictive behaviors, 36(1), 37-46.https://doi.org/10.1016/

j.addbeh.2010.08.010

LaBrie, J. W., Hummer, J. F., & Pedersen, E. R. (2007). Reasons for drinking in the college student context: The differential role and risk of the social motivator. Journal of studies on alcohol and drugs, 68(3), 393-398. https://doi.org/10.15288/jsad.2007.68.393 Larsen, H., Engels, R. C., Granic, I., & Overbeek, G. (2009). An experimental study on imitation

of alcohol consumption in same-sex dyads. Alcohol and Alcoholism, 44(3), 250-255. https://doi.org/10.1093/alcalc/agp002

Larsen, H., Overbeek, G., Granic, I., & Engels, R.C.M.E. (2012). The strong effect of other people’s drinking: Two experimental observational studies in a real bar. American Journal

(30)

Lindgren, K. P., Foster, D. W., Westgate, E. C., & Neighbors, C. (2013). Implicit drinking identity: Drinker+ me associations predict college student drinking consistently.

Addictive behaviors, 38(5), 2163-2166. https://doi.org/10.1016/j.addbeh.2013.01.026

Lindgren, K. P., Neighbors, C., Teachman, B. A., Gasser, M. L., Kaysen, D., Norris, J., & Wiers, R. W. (2015). Habit doesn't make the predictions stronger: Implicit alcohol associations and habitualness predict drinking uniquely. Addictive behaviors, 45, 139-145.

https://doi.org/10.1016/j.addbeh.2015.01.003

Lindgren, K. P., Neighbors, C., Teachman, B. A., Wiers, R. W., Westgate, E., & Greenwald, A. G. (2012). I drink therefore I am: validating alcohol-related implicit association tests.

Psychology of Addictive Behaviors, 27(1), 1. https://doi.org/10.1037/a0027640

Lindgren, K. P., Neighbors, C., Westgate, E., & Salemink, E. (2014). Self-control and implicit drinking identity as predictors of alcohol consumption, problems, and cravings. Journal of

studies on alcohol and drugs, 75(2), 290-298. https://doi.org/10.15288/jsad.2014.75.290

Macdonald, S., Cherpitel, C. J., Borges, G., DeSouza, A., Giesbrecht, N., & Stockwell, T. (2005) The criteria for causation of alcohol in violent injuries based on emergency room data from six countries. Addictive Behaviors 30(1), 103–113. https://doi.org/10.1016/ j.addbeh.2004.04.016

MacLean, R. R., Geier, C. F., Henry, S. L., & Wilson, S. J. (2014). Digital peer interactions affect risk taking in young adults. Journal of Research on Adolescence, 24(4), 772-780. https:// doi.org/10.1111/jora.12093

Malmberg, M., Overbeek, G., Monshouwer, K., Lammers, J., Vollebergh, W. A., & Engels, R. C. (2010). Substance use risk profiles and associations with early substance use in

adolescence. Journal of behavioral medicine, 33(6), 474-485. https://doi.org/10.1007/ s10865-010-9278-4

(31)

Murphy, C. M., & MacKillop, J. (2011). Factor structure validation of the Alcohol Dependence Scale in a heavy drinking college sample. Journal of psychopathology and behavioral assessment,

33(4), 523-530. https://doi.org/10.1007/s10862-011-9239-4

Palfai, T. P., & Ostafin, B. D. (2003). Alcohol-related motivational tendencies in hazardous drinkers: assessing implicit response tendencies using the modified-IAT. Behaviour

research and therapy, 41(10), 1149-1162. https://doi.org/10.1016/S0005-7967(03)00018-4

Peeters, M., Monshouwer, K., Schoot, R. A., Janssen, T., Vollebergh, W. A., & Wiers, R. W. (2013). Automatic processes and the drinking behavior in early adolescence: a prospective study. Alcoholism: Clinical and Experimental Research, 37(10), 1737-1744. https://doi.org/10.1111/acer.12156

Qualtrics, L. L. C. (2014). Qualtrics [Software]. Geraadpleegd op https://www.qualtrics.com/ Ramaekers, J. G., Verkes, R. J., Amsterdam, J. G. C. van., Brink, W. van de., Goudriaan, A. E.,

Kuypers K. P. C., Arends, R., & Schellekens, A. F. A. (2016). Middelengebruik en geweld. Een literatuurstudie naar de relatie tussen alcohol, drugs en geweld. Den haag: WODC, ministerie van Veiligheid en Justitie. Geraadpleegd op

http://repository.ubn.ru.nl/

bitstream/handle/2066/166657/166657.pdf

Schippers, G.M., & Broekman, T.G. (2010). De AUDIT. Nederlandse vertaling van de Alcohol Use Disorders Identification Test. Geraadpleegd op http://www.mateinfo.nl/audit/

audit-nl.pdf

Stautz, K., & Cooper, A. (2013). Impulsivity-related personality traits and adolescent alcohol use: a meta-analytic review. Clinical psychology review, 33(4), 574-592. https://doi.org/10.1016/ j.cpr.2013.03.003

Strack, F., & Deutsch, R. (2004). Reflective and impulsive determinants of social behavior.

Personality and social psychology review, 8(3), 220-247. https://doi.org/10.1207/

(32)

Teunissen, H. A., Spijkerman, R., Cohen, G. L., Prinstein, M. J., Engels, R. C., & Scholte, R. H. (2014). An experimental study on the effects of peer drinking norms on adolescents' drinker prototypes. Addictive Behaviors, 39(1), 85-93. https://doi.org/10.1016/ j.addbeh.2013.08.034

Teunissen, H. A., Spijkerman, R., Prinstein, M. J., Cohen, G. L., Engels, R. C., & Scholte, R. H. (2012). Adolescents conformity to their peers’ pro-alcohol and anti-alcohol norms: the power of popularity. Alcoholism: Clinical and experimental research, 36(7), 1257-1267. https://doi.org/10.1111/j.1530-0277.2011.01728.x

Valkenberg, H., & Nijman, S. (2012). Alcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol bij jongeren van 10 tot en met 24 jaar. Amsterdam: Stichting Consument en Veiligheid. Geraadpleegd op www.stap.nl/content/bestanden/alcohol-en-jongeren.pdf

Wells, S., Graham, K., Speechley, M., & J Koval, J. (2005). Drinking patterns, drinking contexts and alcohol‐related aggression among late adolescent and young adult drinkers.

Addiction, 100(7), 933-944. https://doi.org/10.1111/j.1360-0443.2005.001121.x

Wiers, R. W., Bartholow, B. D., Wildenberg, E. van den., Thush, C., Engels, R. C., Sher, K. J., ...Stacy, A. W. (2007). Automatic and controlled processes and the development of addictive behaviors in adolescents: a review and a model. Pharmacology Biochemistry and

Behavior, 86(2), 263-283. https://doi.org/10.1016/j.pbb.2006.09.021

Wiers, R., & Engels, R. (2014). Middelenmisbruik en verslaving. Handboek klinische

ontwikkelingspsychologie, 467-490. Bohn Stafleu van Loghum. https://doi.org/

10.1007/978-90-368-0495-0_20

Wiers, R. W., Rinck, M., Kordts, R., Houben, K., & Strack, F. (2010). Retraining automatic action‐tendencies to approach alcohol in hazardous drinkers. Addiction, 105(2), 279-287. https://doi.org/10.1111/j.1360-0443.2009.02775.x

Wilsnack, S. C., & Wilsnack, R. W. (1979). Sex roles and adolescent drinking. Youth, alcohol, and

(33)

Vitale, S. G., Mheen, D. van de., Wiel, A. van de., & Garretsen, H. F. (2006). Alcohol and illicit drug use among emergency room patients in the Netherlands. Alcohol and

alcoholism, 41(5), 553-559. https://doi.org/10.1093/alcalc/agl041

de Wit, G. A., Gils, P. F. van., Over, E. A. B., Suijkerbuijk, A. W. M., Lokkerbol, J., Smit, F., ...Spit, W. J. (2016). Maatschappelijke kosten-batenanalyse van beleidsmaatregelen om alcoholgebruik te verminderen: Social cost-benefit analysis of regulatory policies to reduce alcohol use in The Netherlands. RIVM rapport 2016-0133. Geraadpleegd op http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2016/ oktober/Maatschappelijke_kosten_batenanalyse_van_beleidsmaatregelen_om_alcoholg ebruik_te_verminderen_Social_cost_benefit_analysis_of_regulatory_policies_to_reduce _alcohol_use_in_The_Netherlands

Woicik, P. A., Stewart, S. H., Pihl, R. O., & Conrod, P. J. (2009). The substance use risk profile scale: A scale measuring traits linked to reinforcement-specific substance use

profiles. Addictive Behaviors, 34(12), 1042-1055. https://doi.org/10.1016/ j.addbeh.2009.07.001

Wood, M. D., Read, J. P., Palfai, T. P., & Stevenson, J. F. (2001). Social influence processes and college student drinking: the mediational role of alcohol outcome expectancies. Journal of

(34)

Bijlage 1. Instructies, Profielen en Opmerkingen bij het Chatroom Experiment.

Wij willen graag iets meer weten over jullie sociale activiteiten… Jullie krijgen 10 minuten de tijd om met elkaar te chatten over jullie vrienden en studiegenoten.

Voorbeelden waar jullie het over kunnen hebben: hebben jullie nog veel contact met vrienden van basis/middelbare school/ wat doe je graag met je vrienden/ zie je je studiegenoten veel buiten de studie om/ heb je contact met vrienden van studie-/studentenverenigingen of sportverenigingen/ welke hobby’s van je deel je met vrienden/ wat vind je belangrijk aan je vriendschappen/ wat zijn goede eigenschappen van een vriend/ wat versta je onder gezelligheid? Veel plezier!

Figuur 1. Instructie Alcohol Conditie en Neutrale Conditie.

Wij willen graag iets meer weten over je sociale activiteiten… Je krijgt nu 10 minuten de tijd om te schrijven over je vrienden en studiegenoten.

Voorbeelden waar je het over kan hebben zijn: heb je nog veel contact met vrienden van

basis/middelbare school/ wat doe je graag met je vrienden/ zie je je studiegenoten veel buiten de studie om/heb je contact met vrienden van studie-/studentenverenigingen of sportverenigingen/ welke hobby’s van je deel je met vrienden/ wat vind je belangrijk aan je vriendschappen/ wat zijn goede eigenschappen van een vriend/ wat versta je onder gezelligheid?

Veel plezier!

Figuur 2. Instructie Controle Conditie.

 Profielnaam Nienke bij een vrouwelijke deelnemer en Robbert bij een mannelijke deelnemer.  Over mij: ik ben een sociale drinker, als ik met mijn vrienden ben komt er altijd wel alcohol

bij kijken. Ik vind het gezellig als mijn vrienden drinken en ik vind het ongezellig als iemand niet drinkt. Ik ga na college en doordeweeks vaak biertjes drinken met mijn studiegenoten of vrienden. In het weekend ga ik ook veel naar feestjes en/of naar het café. Ook andere activiteiten vind ik leuker met een drankje erbij. Ik zit niet bij een studentenvereniging.  Mijn hobby’s: biertjes drinken, etentjes met wijn erbij, naar de film, sporten, voetbal (en na

het sporten blijven hangen om een biertje te drinken (ik sta ook vaak met een kater op het veld), feestjes in het weekend (welke? Van alles eigenlijk.. meestal ga ik gewoon met m’n vrienden mee..)

(35)

 Vrienden van vroeger: ik zie nog 2 vrienden van de basisschool, meeste is verwaterd. Ik zie nog 3 mensen van de middelbare school. Ik ga meestal met hun biertjes drinken en bijkletsen, zij zitten ook in mijn voetbalteam. Ik werk in de horeca/bar.

 Ik vind vertrouwen het belangrijkste in een vriendschap. Onder goede eigenschappen van een vriend versta ik: loyaliteit, zelfde humor, staat voor mij klaar, kan ik goed mee praten.

 Wat versta ik onder gezelligheid? Lekker drinken met mijn vrienden!

Figuur 3. Profiel Leeftijdsgenoot Alcohol Conditie

 Profielnaam Nienke bij een vrouwelijke deelnemer, Robbert bij een mannelijke deelnemer.  Over mij: Ik ben sociaal, ga graag met vrienden leuke dingen doen zoals naar de film of koffie

drinken of sporten. Ik voetbal en we hebben een hecht team. Ik ben sportief, en probeer gezond te leven. Ik ben een beperkte drinker, ik drink eigenlijk niet zoveel.. wel eens in ‘t weekend en dan een glaasje bij het eten. > probeer het onderwerp drinken helemaal te vermijden door over andere dingen te beginnen maar bij een directe vraag waar je niet om heen kan ben je een (hele) beperkte drinker. Ik zit niet bij een studentenvereniging.  Mijn hobby’s: koffie drinken, etentjes met vrienden, naar de film, sporten, werk in het

weekend, gezellige collega’s/werk met vrienden dus dat is wel leuk.

 Vrienden van vroeger: ik zie nog 2 vrienden van de basisschool. Ik zie nog 3 mensen van de middelbare school. ik ga meestal met hun koffie drinken om bij te kletsen. Zij zitten ook in mijn voetbalteam dus we sporten ook samen. Ik werk in een lunchzaak.

 Ik vind vertrouwen het belangrijkste in een vriendschap. Onder goede eigenschappen van een vriend versta ik: loyaliteit, zelfde humor, staat voor mij klaar, kan ik goed mee praten.

 Wat versta ik onder gezelligheid? lekker sporten met mijn vrienden, koffie drinken, samen koken/eten. Ik vind het gezellig als mijn vrienden niet te veel drinken en ik vind het ongezellig als iemand dronken wordt.

Figuur 4. Profiel Leeftijdsgenoot Neutrale Conditie.

 Ik ga eigenlijk altijd de stad in met mijn vrienden om biertjes te drinken.  Ik ga ook vaak bij vrienden eten, gezellig flesje wijn erbij.

 Ik heb vanavond afgesproken met wat mensen van mijn studie om de kroeg in te gaan.  Ik heb eigenlijk college morgen, maar ik vraag me af of ik dat ga halen met een kater.  Door de weeks blijf ik vaak na college hangen met mensen van m’n studie om een biertje te

doen.

(36)

 Ik drink eigenlijk altijd in het weekend, en vaak ook wel door de weeks.  Als ik ga drinken weet ik al dat het niet bij 1 bier gaat blijven.

 M’n vrienden zitten bij mij in het voetbalteam en ik sta regelmatig met een kater op het veld.  Met mijn vrienden ga ik vaak eerst shotjes drinken voor we de stad in gaan.

Figuur 5. Opmerkingen Alcohol Conditie.

 Ik ga eigenlijk altijd de stad in met mijn vrienden, winkelen/ koffie drinken enzo.  Ik ga ook vaak gezellig bij vrienden eten (noem hier nooit wijn of andere drank).

 Ik heb vanavond (bijvoorbeeld) afgesproken met wat mensen van mijn studie om naar de film te gaan (welke film? naam vergeten, hebben zij uitgekozen)

 Doordeweeks blijf ik vaak na college nog even hangen met mensen van mijn studie, even koffie drinken (bij crea)

 In het weekend ga ik vaak sporten/ werken of naar de film.  Buiten mijn studie zie ik mijn studiegenoten niet zoveel eigenlijk  M’n vrienden zitten bij mij in het voetbalteam dus dat is gezellig  Met mijn vrienden ga ik vaak samen sporten of wat eten.

 Doordeweeks sport ik vaak, en ik het weekend eigenlijk ook wel.

 Met mijn vrienden spreken we meestal eerst bij iemand thuis af om te eten voordat we de stad in gaan.

(37)

F iguu r 7. A fbeel ding v an d e C ha tr oom va n het C ha tr oom E xpe rim ent in C ha tst ep .

(38)

Bijlage 2. Resultaten Moderatie-analyse Alcoholgebruik.

Tabel 1.

Resultaten van het moderatie-effect bij verschillende niveaus van alcoholgebruik.

b t p n

DDQ

Laag (3) -.16 -1.56 .122 123

Gemiddeld (12) -.00 -.03 .979 123

Hoog (21) .16 1.67 .098 123

Noot. Resultaten van het moderatie-effect bij verschillende niveaus van alcoholgebruik. Laag =

één SD onder de gemiddelde DDQ-score, Gemiddeld = de gemiddelde DDQ-score van de steekproef en Zwaar = één SD boven de gemiddelde DDQ-score van de steekproef.

Tabel 2.

Johnson-Neyman methode moderatie-analyse alcoholgebruik.

DDQ (gecentreerd) b SE t p - 11.32 -.20 .120 -1.71 .091 - 9.17 -.17 .106 -1.57 .120 - 7.02 -.13 .093 -1.37 .174 - 4.87 -.09 .082 -1.08 .282 - 2.72 -.05 .074 -.68 .497 - .57 -.01 .069 -.17 .863 1.58 .03 .069 .39 .701 3.73 .06 .072 .90 .372 5.88 .10 .080 1.29 .199 8.03 .14 .090 1.57 .119 10.18 .18 .102 1.76 .082 12.33 .22 .116 1.88 .062 14.48 .26 .131 1.97 .052 14.91* .26 .134 1.98 .050 16.63 .30 .146 2.03 .045 18.78 .33 .161 2.07 .041 20.93 .37 .177 2.10 .038 23.08 .41 .194 2.12 .036 25.23 .45 .210 2.14 .035 27.38 .49 .227 2.15 .034 29.53 .52 .243 2.16 .033 31.68 .56 .260 2.17 .032

Noot. Effect van conditie op drinker identiteit bij verschillende niveaus van alcoholgebruik

(39)

Bijlage 3. Resultaten Moderatie-analyse Impulsiviteit.

Tabel 1.

Samenvatting van het model voor de predictoren van de drinker identiteit.

b CI SE t p

Constant .14 [.07,.21] .036 3.97 <.001

Impulsiviteit (SURPS) .01 [-.01,.04] .013 .87 =.38 Leeftijdsgenoot (Conditie) -.06 [-.23,.10] .084 -.77 =.44 SURPS x Conditie .03 [-.03,.09] .029 1.11 =.27

Noot. b= regressie coëfficiënt; beta, CI= 95% betrouwbaarheidsinterval, SE= Standaard Error, t=

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Medium or large scale landslide run-out modelling for many possible landslide initiation areas has been a cumbersome task in the past.. This arises from the difficulty to

CHASS (2005) Measures of quality and impact in publically funded research in the humanities, arts and social sciences, CHASS Occasional Paper 2, Council for Humanities, Arts

In univariate regression analyses, Z-scores for all BTMs were significantly higher in women aged ≤ 50 years compared to women aged &gt; 50, which is in line with the finding that

Using content analysis, media cover- age messages (N = 128) and corporate communication messages (N = 24) were compared regarding an organization in crisis.. All messages were

Daarbij werden t-toetsen uitgevoerd om te onderzoeken of er een verschil was in het aantal gegeven speeddate nominaties tussen de participanten die wel middelen hadden gebruikt en

However, considering the mounting health-care costs and the fact that innovative industries and health-care practices are greatly outpacing academic research on disease

Effecten van een gemeenschappelijke identiteit ten opzichte van een subgroep identiteit bij bevoorrechte groepen op de bereidheid tot collectieve actie voor benadeelde

Wanneer er geen buffers worden geplaatst in deze serie zullen eventuele mispicks bij een later station betekenen dat een eerder station niet door kan produceren,