• No results found

Mechanismen voor parallelgeleiding

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Mechanismen voor parallelgeleiding"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Mechanismen voor parallelgeleiding

Citation for published version (APA):

Bulten, H. A. (1969). Mechanismen voor parallelgeleiding. De constructeur, 8(11), 45-52.

Document status and date:

Gepubliceerd: 01/01/1969

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be

important differences between the submitted version and the official published version of record. People

interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the

DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page

numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at:

openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

Î~~:',

Á

{~

H. A. Bulten

b~"" Technische Hogeschool, Emdhoven

"':-'1.-"0

a,Jl1::LS ... :a1.- "Jl1.

--v-

c . -

-:a.a

p . ...

..

c

11.

,,1-5 8 1 - "id..iJl1.,,1-5

,

.

Inleiding

In de techniek komt het vaak voor dat een voorwerp evenwijdig aan zichzelf moet worden verplaatst. De duur van een verplaatsing, de gewenste snelheid. de uit te oefenen kracht of de gevraagde nauwkeurigheid, kan het ontwerpen van hulpmiddelen nodig maken.

Met de tekenmachine kan de lat zonder moeite evenwij-dig aan zichzelf worden verschoven, het hefplateau ver-licht bij laden en lossen het werk van de chauffeur en in de staalindustrie maakt de manipulator het smeden van zware stukken mogelijk. In dit artikel zal de meetkundige betekenis van vlakke parallelgeleiding worden toegelicht, verder zal een aantal parallelgeleidingsmechanismen wor-den behandeld.

Meetkundige betekenis van parallelgeleiding

In de bewegingsleer wordt het effect van parallelgeleiden aangeduid met transleren.

Translerenvan een lijnstuk in een vlak is het bewegen

van dit lijnstuk zonder hoeksnelheid in dit vlak.

Het transleren van een lijnstuk AB (figuur 1) wordt be-reikt door A en B een gelijke beweging te laten maken. Dit betekent dat de snelheid van A in grootte en in rich-ting voortdurend gelijk is aan die van B. Alle punten van het bewegende vak waarvan A en B deel uitmaken door-lopen dan gelijkstandig congruente banen, ze bevinden zich steeds in overeenkomstige punten van deze banen.

Indeling

D~ vlakke translatiemechanismen kunnen worden inge-deeld in twee groepen. Bij groep 1 is de baan van het translerende deel bepaald door de afmetingen van het mechanisme, zoals de cirkels die A en B in figuur 2, of de krommen die C en D in figuur 3 doorlopen.

Bij groep 2 kan het translerende deel naar elke plaats van, het vaste vlak worden gedirigeerd. Tot deze groep behoört bijv. de tekenmachine en het hefplateau voor montagewerk (figuur 4). De indeling houdt verband met het aantal vrijheidsgraden van beweging van de genoem-de mechanismen. tfgUUT 1 figuur 2 figuur 3 / I ...

-

----~ , I / \ \ I J '--_./

Bo

(3)

::R'X1ecI1.a,::R1is::.::a:1.e::R1

"V"c:»

c:»;:a.-

pa,;:a.-a,11e1-&,e1eid..i::R1&,

Vrijheidsgraden

Het aantal graden ,'all nijheid "an een mechanisme is het aantal onderling onafhankelijke coördinaten dat no-dig en ,'oldoende is om de onderlinge stand van alle de-len te bepade-len,

\'oor de behandeling van de nijheidsgradentheorie wordt \'enn'zen naar [IJ van de literatuuropga,'e, Onder het kopje "Translatie-mechanisme met acht stangen is eer. voorbeeld kort toegelicht.

Het is duidelijk dat in het mechanisme van figuer 2 maar één coördinaat is \'oor te schrij\'en, biJv, hoek '+, evenzeer is één coördbaat, bij\', de stand A"A in figuur 3 bepa-lend voor de onderlinge stand \"an alle delen, ~!echanis­ men uit groep 1 hebben één \"[ijheidsgraad van beweging, Een translatie zonder voorgeschre\'en baan is te \'erkrij-gen door twee of meer parallellogrammen in serie te plaatsen, ,\'aarbij een parallellogram aan het is \'erbonden 4 en 5), De positie van ieder parallello-gra:n moet nu afzonderlijk worden voorgeschreven, Of de gewenste ,'erplaatsing vanuit het gestel of vanaf een der bewegende delen wordt uitge,'oerd, is niet "an be-lang ,'oor het aantal stuurorganen. steeds moeten er e\'el1\'eel onafhankelijke stuurorganen worden aange-bracht als er paralleliogrammen gekoppeld zijn, :\!echa-nismer:. uit groep 2 hebben twee of meer n:jheictsgraden van beweging,

Translatiemechanismen met twee of meer Hijheidsgraden (groep 2)

Zoals m het \"oorgaande is kan translatie zoncter voorgeschreven baan worcten yerkregen ctoor twee of meer paralleîlogrammen te koppelen He' koppden houdt in dat in het vlak yan de stang die eYenwijdig

het in twee \\'lllekeurige pU:1ten de

ten voor een tweede parallellogran: worcten s;uur 6),

in

Iedere positIe sluit de stang C'D' dezelfde hopk a met het A"B" in Van de punteE ABC en D kunnen

B en C resp, A en D samen\'a;len' d\ .. ·z, a ==" Ll en daaT-mede C'D"iA"B".

Een ander bijzonder geval doet zich \'oor \ .. 'alll1eer de

46 8~ _ _ -",,\ ilgUUI 5 figuur (1 A 8

ca:

C' figuur r \ \ F

E

(4)

niet translerende zijden van een of meer parallellogram-men oneindig lang worden; de cirkelbanen van A en B t.o.v. het gestel en die van C' en D' t.O.v. CD ontaarden dan in rechten, waarmede het uiterlijk van het mechanis-me zich wijzigt.

Bij de translatie van het hefplateau van figuur 4 kunnen de parallellogrammen ook worden vervangen door twee stangen met één of twee kettingen (figuur 8). Het ketting-wiel 1 is in het vlak van tekening niet draaibaar t.O.v. het gestel; een even groot wiel 4 is draaibaar aangebracht aan het scharnierpunt A van de stangen 2 en 5. Rotatie van AoA heeft vanwege de ketting een translatie van het wiel 4 tot gevolg. Is de relatieve hoeksnelheid van scha-kel i t.o.v. schascha-kel j, dan volgt n.l.: (ÜI~ Ol-!:!, zodat "'!i 1 w!ia + ")31 = 0

Aan het kettingwiel 4 is een wiel 3 concentrisch en vast verbonden. Dit wiel is met een ketting gekoppeld aan een aan scharnierpunt A' draaibaar aangebracht wiel 6. waaraan de korf is bevestigd.

Nu geldt:

W65 W:{S' zodat W!ia = 0 en daarmede

W61 = "'ö3 + "'31 = 0

vanwege "'41 = 0)31 0

Voor de overzichtelijkheid zijn de aandrijvingsorganen in de figuur weggelaten.

Naar gelang de plaats van de last in de korf zal een rechts- of een linksdraaiend moment op het wiel in A' worden uitgeoefend. Hierdoor zal altijd één van de twee kettingparten van elke ketting op het beschouwde mo-ment als "trekstaaf" fungeren.

De in figuur 8 aangegeven constructie kan aanmerkelijk worden vereenvoudigd (figuur 9) door de wielen in Ao, A en A' even groot te nemen en de ketting uit een stuk te laten bestaan. De ketting loopt dan van Ao via A naar A' en terug naar een punt C van AA' waar een voldoend grote voorspankracht moet worden uitgeoefend om bij het grootste rechtsdraaiende koppel van de korf de voorspankracht in het bovenpart nog positief te hou-den. Een tweede voorwaarde voor deze vereenvoudiging is dat

<

AoAA'

<

180°.

Koppeling van evenwijdig draaiende assen

Wanneer een in het gestel 1 draaiende as 2 met een con-stante overbrengingsverhouding i = 1 moet worden ge-koppeld met een evenwijdige as 3 die zich op een af-stand van as 2 bevindt (figuur 10), dan is de relatieve beweging van as 3 t.o.v. as 2 een translatorische; immers

"'21 = W31 dus "':l2 = O. Bij een willekeurig veranderlijke afstand e is voor de beweging van EF t.o.v. AB een trans-latiemechanisme met 2 graden van vrijheid nodig. De Oldham-koppeHng (figuur 11) bestaat in wezen uit een roterende uitvoering van het mechanisme van figuur 7. De staaf RS moet in dit verband verbonden worden ge-dacht aan de as 2 die loodrecht op het vlak van tekening staat. Het vlak van AB vormt een tussenschijf en C'D' is vast verbonden met as 3.

De Schmidt-koppeling (figuur 12) bevat op overeenkom-stige wijze de parallellogrammen van figuur 6. In de hulp-afbeelding bij figuur 12 is te zien dat bij rotatie van het vlak AB de zijde AA' van het parallellogram ABB' AI per omwenteling twee maal met AB samenvalt. In deze posi-ties is er geen krachtsoverdracht mogelijk. Het zelfde geldt voor het parallellogram A'B'B" A". Daarom bevat de Schmidt-koppeling voor de koppeling van I en TI en voor die van II en IIl, drie gelijke t.o.v. elkaar 60° ge-draaide parallellogrammen. figuur 8 figuur 9 " figuur 10 figuur 11 4 3

\e ( \

, \ 13

\/~:/

, E F

(5)

::ax1ec::t:a.a,::K'1.is ::aI1e::K'1.

"V"c::»c::»

x-

pa,x-a,llel-5 e l e id.i::K'1.pa,x-a,llel-5

Baanvoortbrenging door een stangenvierzijde

In tegenstelling tot de stangendriehoek is de stangenvier-zijde beweegbaar met één graad van vrijheid. D.w,z. wan-neer in figuur 13 A(JA wordt vastgehouden in een wille-keurige stand, dan is ook de stand van de beide andere beweeglijke delen gefixeerd.

Als AoA wordt gedraaid beschrijven A en B cirkelbogen, alle andere punten van het bewegende vlak AB doorlo-pen een kromme baan, een z,g. koppelkromme die van de 6e graad is en die een enorme verscheidenheid van vormen kan hebben.

De bewegingsleer [2] methoden aan om stangen-mechanismen te dimensioneren. Daarbij is het mogelijk bijv. een gewenste baan te benaderen, of snelheid en ver-snelling in een baanpunt voor te schrijven.

De proefondervindelijke methode heeft een goed hulpmid-del in de atlas van Hrones en Nelson [3] waarin door systematische variatie van stanglengten de koppelkrom-men en het snelheidsverloop voor een groot aantal pun-ten van het bewegende vlak zijn aangegeven.

Translatiemechanisme met negen stangen

Wanneer de maten van de stangenvierzijde bepaald zijn, kan translatie volgens de koppelkromme worden bereikt door overeenkomstig figuur 3 op twee in het vlak gelijkstandig eenzelfde mechanisme te plaatsen en beide synchroon aan te drijven (bijv. met een zo-als in figuur 14). Meestal zal de behoefte bestaan de translerende lijn KK' stoffelijk uit te voeren.

Het op een vaste afstand brengen van K en K', punten die de aard van de constructie al in iedere positie van het mechanisme op afstand A(JC(J blijven, betekent het weg-nemen van een aanwezige vrijheidsgraad. Dat bij vaste staaflengte KK' in figuur 15, ondanks de genoemde nul vrijheidsgraden toch beweegbaarheid kan worden ver-wacht vloeit voort uit de congruentie en de gelijkstan-digheid van de samenstellende stangenvierzijden. Maar dat de beweegbaarheid dan niet helemaal "gezond" is voelt men meestal wel doordat plaatselijk de gang min-der soepel is. De speling in de scharnierpunten zal (zeker op den duur) de onderlinge verschillen van volgens

teke-48

figuur fjguur 13 figuur 14 liguur 15

",

j

K

A

Ao

~, \ , \ ',ketting \

\ \

C

\

,

\ P'~:::Z::::22:~'7'r>-n-:-;ry-,..,...,...r

K'

' 'SIC O

A

(6)

ning gelijke staven kunnen compenseren, maar beter is het een correctie aan te brengen zoals in figuur 16 is aangegeven. Door bijv. de verbinding van K en K' schui-vend te maken (in de richting van KK') krijgt het mecha-nisme weer een graad van vrijheid.

Wanneer de ketting in figuur 16 vervangen wordt door een stang tussen A en C (de koppelstang van de locomo-tiefwielen) , dan wordt het aantal stangen van het mecha-nisme met inbegrip van het gestel negen stuks. In het volgende zal worden beschreven hoe dit aantal kan wor-den verkleind.

Translatiemechanisme met acht stangen

In het mechanisme van figuur 15, dat nul vrijheidsgraden heeft, zien we twee gekoppelde parallellogrammen, AoCoCA en ACK'K.

Deze vormen een translatiemechanisme met twee graden van vrijheid.

Door een punt van de stang KK' een gewenste baan te laten beschrijven, transleert de gehele stang volgens de-ze baan. Dit betekent dat een gedeelte van één van de beide vierzijden meetkundig overbodig is. Het mechanis-me dat overblijft is getekend in figuur 17.

Volgens Grübler [1 J is het aantal vrijheidsgraden van dit mechanisme:

v, 3 . (n - 1) - by , waarin:

v, = het aantal vrijheidsgraden van een vlak

mechanis-3

n

bv

me,

het aantal vrijheidsgraden van een vrij in zijn vlak bewegende stang,

het aantal vormvaste delen waaruit het mechanis-me is opgebouwd, het gestel incluis,

de som van het aantal belemmeringen in ieder der verbindingspunten van de delen.

Ter oriëntatie volgen hier nog de aantallen belemmerin-gen voor verschillende soorten verbindinbelemmerin-gen van twee delen:

scharnierpunt: b, = 2

schuifverbinding: bv 2

schuifscharnier (bijv. kruishoofd) : bv 1.

In punt A van figuur 17 scharnieren twee stangen t.O.V. een derde, in de telling moet voor dit punt dan ook bv = 4 in rekening worden gebracht.

Stelling van Roberts

Enkele jaren geleden is door K. Hain [4] een translatie-mechanisme met zes stangen beschreven. De kern van deze oplossing wordt gevormd door de toepassing van de stelling van Roberts [5]. Deze stelling zegt dat er in het algemeen drie verschillende stangenvierzijden bestaan die eenzelfde koppelkromme voortbrengen.

Stel dat de stangenvierzijde AoABBo het koppelpunt K (figuur 18) is gegeven, dan laat figuur 19 zien hoe de an-dere twee stangenvierzijden AoA'e'C o en CoC"B"Bo ge-vormd en in het vlak moeten zijn geplaatst, opdat de ba-nen van de drie koppelpunten K = K' = K" samenvallen. De figuur heeft als meetkundige kenmerken:

a. ABK cv

6.

A'K'e' cv K"B"C" cv

6.

AoBoCf). b. de aanwezigheid van drie parallellogrammen

(AoA'KA, CoC"KC' en BoBKB"),

c. wanneer de afstand tussen twee van de drie gestel-punten wordt veranderd, dan verandert daarmee hun afstand tot het derde gestelpunt zo, dat A'oB'oC'o

CXl

6.

AoBoC().

Van deze laatste eigenschap is gebruik gemaakt door de afstand van Ao en Bo maximaal te maken (figuur 20). In

figuur 16 figuur 17 figuur 18 ,

,

\

, ..

~ZZZZ;:~'?7-n-,~JÀ

K'

'~

Co A \. \ koppelkromme

BH

Bo

figuur 19 A B

~----Alo

A

B figuur 20

(7)

JD.1ec::l:1a,~is::ar...e~

".. c:::» c:::»

=-=-

pa,=-=-a,llel-G"eleid...i~G"

de hulp figuur die hierdoor ontstaat blijken op grond van de hiervoor genoemde meetkundige kenmerken alle scharnierpunten te liggen op de snijpunten van drie stel evenwijdige lijnen (AoCo/JAC", AoBo/lA'A" en

BoCo'jj

BC).

Wanneer dus een stangenvierzijde (bijv. AuABBo) met een koppelpunt K is gegeven, dan kunnen de stangleng-ten van de toegevoegde mechanismen eenvoudig worden bepaald als volgt;

a. strek de gegeven vierzijde tot A' 0, A, B en B'o op één

rechte liggen.

b. verleng AK en BK in K.

c. trek door A'o, K en B' 0 een lijn evenwijdig aan resp. AK, AB en BK.

In de nu ontstane figuur correspondeert elk snijpunt van twee lijnen met een scharnierpunt van één der stangen-vierzijden.

Door Ar/B'oCo' te verkleinen totdat Ao'Bo' gelijk is aan de lengte van AoBo in fisuur 18, wordt het samenstel van figuur 19 teruggevonden.

Vanwege de parallellogrammen hebben de mechanismen van figuur 19 het kinematische kenmerk dat bepaalde staven van de drie mechanismen een gelijke· hoeksnelheid hebben. In figuur 21 zijn deze groepen elk met een Griek-se letter aangeduid. Zo zijn bijv. de hoeksnelheden van de staven AoA. A'KC' en CoC" altijd gelijk. Dit betekent dat van de stangenvierzijden AoABBo en CoC"B"Bo de staven AoA en CoC" een gelijke hoeksnelheid hebben. Van deze eigenschap is in het hierna besproken mecha-nisme gebruik gemaakt.

Translatiemechanismen met zes stangen

Hi.ervoor is aangetoond dat van de stangenmechanismen AoABBo en CoC"B"B o (figuur 21) de staven AllA en CoC" gelijke hoeksnelheden hebben als K en K" samen de kop-pelkromme doorlopen. Wanneer de stangen-vierzijde CoC"B"Bo evenwijdig aan zichzelf wordt verplaatst. dan ontstaat figuur 22. Worden A()A en CoC" synchroon aan-gedreven, dan zullen K en K" gelijkstandig congruente banen beschrijven en zich in overeenkomstige punten van

50

figuur 21

K

AIil'JÎl _ _

A'~/CCC?"~~

___

0""SO

Co

SH

K"

figum 22 B~ figuur 23 figuur 24 figuur 25

(8)

deze banen bevinden. Dit betekent dat KK" transleert en dat Ken K" op een vaste afstand blijven.

Als de vierzijde C(jC"B"B o door verplaatsing even wijdig aan zichzelf in de bijzondere stand wordt gebracht dat Co met Ao samenvalt, dan kunnen de stangen AoA en CoC" vast worden verbonden (figuur 23). (Het punt Bo van de vierzijde CoC"B"Bo zal in figuur 23 en verder voor de duidelijkheid met B'o worden aangegeven). Volgens Grübler bedraagt het aantal vrijheidsgraden van het mechanisme dat door de koppeling ontstaat v, = 3 . (7 ~ 1) ~- 18 G. Dit betekent dat er een staaf kan worden weggelaten. vVanneer hiervoor bijv. B"B'u wordt gekozen, blijft een 6-stangenmechanisme over (figuur 24) waarin KK" de gevraagde translatie uitvoert.

De constructie van het werkelijke mechanisme (figuur 25) vanuit de schematische voorstelling in figuur 24 verloopt gemakkelijk door de constructie van figuur 20 uit te voe-ren en daarna CoC" resp. C"K" evenwijdig te verplaat-sen naar de punten Ao resp. C" overeenkomstig de sa-menhang van figuur 24.

Meetkundig vermenigvuldigen

Wanneer bij grote mechanismen, zoals de kraan van fi-guur 30 in Keen translerend vlak wordt gevraagd dan betekent dit met de hiervoor besproken mechanismen, de toevoeging van lange stangen. Daar dit bezwaar ople-vert, kan de methode van het meetkundig vermenigvul-digen soms tot een geschikte oplossing leiden. Figuur 26 laat een constructie zien met het verenigvuldigingscen-trum V in A.

CDEF (Xl AoBoBA,

CD transleert hierdoor t.o.v. AoBo. Door de toevoeging van de parallellogrammen CDGA en AGLK blijft KL voortdurend evenwijdig aan AoBo.

In figuur 27 is een willekeurig punt als vermenigvuldi-gingscentrum V gekozen. Dit maakt een extra stang DIl nodig om ED evenwijdig BBo te houden.

Als het vermenigvuldigingscentrum V in K wordt gelegd ontstaat b.v. het mechanisme van figuur 28.

VF Voor de duidelijkheid is de vermenigvuldigingsfactor VA negatief gekozen t.o.v. figuur 26 en 27. De figuur laat 2 gelijkvormige stangenvierzijden zien, AoBoBAK en CDEFV, die 180J gedraaid zijn t.o.v. elkaar. De koppel-punten vallen samen in K. Het is niet moeilijk in te zien dat wanneer in dit mechanisme met behulp van het paral-lellogram AGCF 2 overeenkomstige stangen voortdurend evenwijdig worden gehouden bijv. AoA en FC, dat iedere stang steeds evenwijdig is aan de overeenkomstige van de andere vierzijde (In figuur 29 is een gedeelte van het mechanisme afgebeeld, waarbij de pantografische relatie van K en C Lo.v. Ao is verduidelijkt met de hulplijn KH). Omdat elk punt van DC (figuur 28) dus transleert met een baan die gelijkvormig is met die van K. is het niet nodig via de 2 parallellogrammen, zoals in figuur 26 en 27, KL te laten transleren. Het is voldoende het gehele mechanisme van figuur 28 met de factor VA : AF te ver-kleinen. DC voert dan de gevraagde beweging uit met een stangental van 8 tegen 12 in het mechanisme van fi-guur 27 en 10 in dat van fifi-guur 26.

Een mogelijke toepassing van dit soort mechanismen, na-melijk bij het elektronisch wegen van de last aan een tuimelarmkraan, is getekend in figuur 30. De meetunit R is "dichtbij" de last gebracht om de wrijvingsinvloed van kabelschijven te beperken. Om de meetkracht P onafhan-kelijk van de uitlading te maken, transleert de staaf LKM

figuur 26 figuur 27 figuur 28 figuur 29

C

~H

i~

.'

\

V=K

A

G

(9)

~ec::I:La.:r.a.:i.S::aI1e:r.a.

-.re:::» e:::»xa

pa.xaa.11e1-G'e1e:i.d..:i.:r.a.G'

t.o.v. het gestel (volgens de constructie van figuur 26, waarbij omwille van de overbrengingshoek in het paral-lellogram KAHL het punt H G). Door verder het schar-nierpunt M te leggen in het verlengde van de kabel sen de schijven in K en in N, is een lineaire relatie tus-sen de meetkracht P en de last Q verkregen.

De toepassing van de pantograaf van figuur 29 levert in K en C gelijkstandig congruente banen, omdat het vaste draaipunt en de punten K en C steeds op één rechte lig-gen; maar wanneer voor de meetkundige vermenigvuldi-ging gebruik wordt gemaakt van de pantograaf van Sil-vester (figuur 31), komen de banen van V en D t.O.V. elkaar onder een hoek a te staan en hun grootte verhoudt zich volgens b v : bIJ = BV : BE, waarin b de afgelegde weg voorstelt. Door a te variëren kan bijv. een gunstiger plaats voor de gestelpunten worden gevonden.

De bekende pantograaf van figuur 29 ontstaat uit de Sil-vester pantograaf als a 0°.

In figuur 32 is het mechanisme van figuur 28 opnieuw ge-tekend met a 90°. De staven DC van beide figuren be-schrijven congruente banen (vergelijk de afstand BoD van beide afbeeldingen). Voor de duidelijkheid is de pan-tograaf Bo B, V, E, H, D door een arcering in de driehoe-ken aangegeven.

LITERATUUR

[1] Kraus, R.: Gelriebelehre Band 1, 2e druk. Berlijn: VEB-Verlag Technik 1954.

[2] V.D.L/A.W.F.-Handbuch Getriebetechnik

Ungleichförmig übersetzende Getriebe: V.D.I.-Bildungswerk Düsseldorf.

Dijksman, E. A.: Het ontwerpen van stangenmechanismen, Polytechnisch tijdschrift Werktuigbouw 22 (19, 20, 21, 22, 23, 24).

[3J Hrones J. A'i N€lson, G. L.:

Analysis of the four-bar linkage. Londen: Chapman & Hall Ltd.

[4J Rain, K.: Erzeugllng von Parallel-Koppelbewegungen mil Anwendllngen in der Landtechnik. Grundlagen der Land-technik Heft 20/1964,

[SJ Kraus, R.: Getriebelehre Band 3. Berlijn: VEB Verlag Tech-nik 1956. 52 hulpstangen 00. figuur 30

~1

figuur 31 figuur 32 B '0,01 K=V Bo I Bo

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We zijn verheugd dat deze lijst ook gehanteerd wordt door Stichting Keurmerk Bloembollen Holland (SKBH), waardoor de handel in uniforme vaste planten verder wordt gestimuleerd.

Voor de verlichting van ruimten is de hoeveelheid licht die door de verschillende lichtbronnen wordt uitgezonden van belang.. De belangrijkste grootheden en eenheden

maar net zoals je de kip met de gouden eierenniet slacht, is Sealife ook uiterst zuinig met

De voorzitter vraagt de medewerker of naar zijn mening het antwoord op de vraag of er meer ruimte gecreëerd moet worden voor apotheekbereidingen positief is, maar dat er dan

It is hypothesised that the shape of a coal particle, the orientation of a coal particle relative to the impact surface, the orientation of the coal particle’s bedding plane

The lack of illustration of common species together with vast changes in diatom taxonomy over the last decade has lead to misconceptions about diatom taxa encountered in