• No results found

Definitief archeologisch onderzoek te Verrebroek - Groothuiswijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Definitief archeologisch onderzoek te Verrebroek - Groothuiswijk"

Copied!
57
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)   .  . 2010  Archeo Rapport 3 Verrebroek ‐ Groothuiswijk . DE SMAELE B.                PIETERS H.                          THUY A.   .

(2)  .  .                        .   ARCHEO RAPPORT 3  .   Definitief archeologisch  onderzoek te  .      . Verrebroek ‐ Groothuiswijk .                . DE SMAELE B., THUY A. & PIETERS H. .

(3)                .  . Colofon    Opdrachtgever . Vlaamse  Maatschappij  voor  Sociaal  Wonen  (VMSW) . Project . Beveren – Groothuiswijk (projectcode BEV‐GRO) . Vergunningsnummer . 2010/279 . Vergunningshouder . Bart De Smaele . Projectnummer . 10003 . Onze referentie . 3/1/2010/10003/2 . Auteurs . Bart De Smaele, Hadewijch Pieters, Anke Thuy . Redactie . Bart De Smaele . Kaarten & plannen . Simon  Verdegem,  Bart  De  Smaele  (©NGI/GIS  Vlaanderen) . Foto’s  . Bart De Smaele, Anke Thuy, Hadewijch Pieters . ISBN . / .     © aDeDe , oktober 2010      Niets  uit  deze  uitgave  mag  worden  verveelvoudigd  en/of  openbaar  gemaakt  door  middel  van  druk,  fotokopie,  microfilm  of  op  welke  andere  wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van aDeDe.   . 2.  .

(4) Abstract    From august  23 2010 until september 8 2010 aDeDe bvba performed an  archaeological  excavation  on  the  site  Verrebroek  –  Groothuiswijk.  The  excavation  was  requested  by  the  Vlaamse  Maatschappij  voor  Sociale  Woningbouw, due to a planned housing project on the site.    The earlier test trenches had revealed the presence of a complex drainage  system, dating to the Late Medieval period.     During  the  definitive  excavation  of  the  remains,  an  area  of  0,24  ha  was  examined and a soil improvement system with batteries of long  pits and   ditches, which made the peaty soil lighter, was revealed.    The potsherds recovered from these ditches can be dated in the late 13th  and 14th century.   It  can  be  suggested  that  in  the  16th  century  the  ditches  were  replaced  with longer, larger ditches that comprise large parcels. The present system  of drainage ditches on the site is based on this.      .  . 3.

(5) Samenvatting    Tussen  23  augustus  en  8  september  2010  werd  door  aDeDe  bvba  in  opdracht  van  de  Vlaamse  Maatschappij  voor  Sociale  Woningbouw  (VMSW)  op  de  geplande  verkaveling  Groothuiswijk  te  Verrebroek  een  archeologisch . onderzoek . uitgevoerd. . Een . voorafgaand . proefsleuvenonderzoek  had  de  aanwezigheid  van  archeologische  resten  uit de late middeleeuwen aan het licht gebracht.   Tijdens  het  onderzoek  werd  het  2.500  m²  grote  onderzoeksgebied  onderzocht door middel van één vlakdekkende werkput.    Doel  van  het  onderzoek  was  het  inventariseren  en  waarderen  van  de  archeologische  resten  die  door  de  geplande  werken  zouden  worden  verstoord.   Hiervoor werd een werkput aangelegd van 73 m lang,  42 m breed en met  een oppervlakte van 0,24 ha.     Tijdens het onderzoek werden in totaal 231 sporen gedocumenteerd. Het  betreft hier voornamelijk kuilen, greppels en weidepalen. De sporen zijn  in  de  late  middeleeuwen  en  de  nieuwe  tijd  te  dateren.  De  greppels  vormen  enerzijds  een  systeem  van  grondverbetering  en  anderzijds  een  afwateringssysteem en een perceelsindeling.   Het aardewerk dat in de greppels werd aangetroffen, geeft een datering  in de eerste helft van de 14e eeuw tot de 15e eeuw.     Vermoedelijk  is  het  systeem  in  de  16e  eeuw  mee  de  basis  geweest  voor  een perceelsindeling, die tot op vandaag in gebruik is geweest.       . 4.

(6) Inhoudsopgave    1 . Inleiding ............................................................................................... 7  1.1  Geologie en geomorfologie ............................................................. 8  1.2  Bodemopbouw ................................................................................ 9 . 2  3  4 . Archeologisch en historisch kader .................................................... 11  Onderzoeksstrategie en methodes veldwerk ................................... 13  Sporen en structuren ........................................................................ 15  4.1  Ruimtelijke spreiding ..................................................................... 15  4.2  Gaafheid en conservering ............................................................. 16  4.3  Periodes en sites ........................................................................... 18 . 5 . 6  7  8  9  10   . 4.3.1 . Late middeleeuwen (1200 – 1500) ....................................... 18 . 4.3.2 . Nieuwe Tijd (1500 – 1900) .................................................... 22 . Vondsten ........................................................................................... 25  5.1.1  Aardewerk ............................................................................. 25  5.1.2 . Bouwkeramiek ...................................................................... 28 . 5.1.3 . Natuursteen .......................................................................... 28 . Interpretatie ...................................................................................... 30  Conclusie ........................................................................................... 33  Bibliografie ........................................................................................ 34  Lijst van afbeeldingen ....................................................................... 35  Lijst van bijlagen ................................................................................ 36 . 5.

(7) Verrebroek - Groothuiswijk.  . 6. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3.

(8) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. 1 Inleiding    Tussen  23  augustus  en  8  september  2010  werd  door  aDeDe  bvba  in  opdracht  van  de  VMSW  een  archeologisch  onderzoek  uitgevoerd  op  de  geplande  verkaveling  Groothuiswijk  te  Verrebroek  (gemeente  Beveren,  Oost‐Vlaanderen). Het onderzoeksgebied bevindt zich ten westen van de  Pastoor Jaspartstraat en ten zuiden van de huidige sporthal Carenna, ten  westen van het huidige dorpscentrum van Verrebroek, deelgemeente van  Beveren.  De  gronden  zijn  eigendom  van  de  Stad  Beveren  en  de  Gewestelijke  Maatschappij  voor  Sociaal  Wonen  CVBA  en  zijn  kadastraal  gekend als Afdeling 5, Sectie C, perceel nr. 568D.   Dit onderzoek kadert in het plan voor verkaveling van het gebied tot een  sociale  woonwijk,  waarbij  het  bodemarchief  door  de  aanleg  van  wegen,  nutsleidingen en de bouw van huizen volledig verstoord wordt.    . Figuur  1  Kadastrale  siturering  van het onderzoeksgebied.  .  . 7.

(9) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. Het  veldteam  bestond  uit  Bart  De  Smaele,  (projectleider),  Anke  Thuy  en  Hadewijch  Pieters  (projectarcheologen),  wetenschappelijk  begeleid  door  Jeroen  Van  Vaerenbergh  (Archeologische  Dienst  Waasland/ADW).  De  graafwerken werden uitgevoerd door aDeDe bvba.   . Figuur 2 Sfeerbeeld tijdens de  aanleg vlak.  . 1.1. Geologie en geomorfologie .   De site bevindt zich in het poldergebied van het Waasland, op slechts 2 m  boven  de  zeespiegel.  Het  gebied  wordt  gekenmerkt  door  natte  laagtes  met lokale zandige koppen, die zich tot 4 m hoogte boven de zeespiegel  bevinden.  De  site  Groothuiswijk  bevindt  zich  in  een  lage  kom,  waar  het  overtollige  water  van  het  omliggende  gebied  ten  oosten  en  ten  noordoosten van het onderzoeksgebied naar afwatert.    Deze lage situering in het landschap resulteert in zeer natte bodems, waar  het grondwater zich op minder dan 1 m  onder het maaiveld bevindt. De  vegetatie  (riet,  knotwilgen,  zegge)  en  de  hedendaagse  noord‐zuid  gerichte afwateringsgreppels bevestigen deze doorwaterde situatie.  . 8.

(10) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3.   1.2. Bodemopbouw .   De  site  Groothuiswijk  bevindt  zich  op  matig  natte  lemige  zandbodems  met een diepe humus A‐horizont, waarbij de ploeglaag 30 cm tot 60 cm  dik  is.  Op  de  meeste  plaatsen  is  de  oorspronkelijke  A‐horizont  en  B‐ horizont  vergraven,  wat  resulteert  in  een  donkerbruine  vrij  gevlekte  en  lemige laag. De overgang naar de C‐horizont is heel scherp en enkel in het  noordwesten  van  het  onderzoeksgebied  was  een  dunne  restant  (maximaal 5 cm) van de B‐horizont aanwezig.    . Figuur 3 Bodemkundige  opname van de  profielontwikkeling in  Verrebroek.   Blauw: natte  zandleembodems, grijs en  wit: niet gekateerd, rood:   onderzoeksgebied. .        . 9.

(11) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. Figuur  4  Profielkolom  met  greppel 11 in profiel.  .  . 10.

(12) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. 2 Archeologisch en historisch kader    Op  de  kaart  van  Ferraris  (1777)  staat  het  gebied  aangegeven  als  landbouwgebied, bestaande uit lange percelen met een bomenrij. In het  onderzoeksgebied  is  geen  bewoning  aanwezig,  deze  situeert  zich  op  ruime afstand ervan en in het centrum van Verrebroek.    . Figuur 5 Situering van het  onderzoeksgebied op de kaart  van Ferraris, kaartblad 72A   (©NGI). Blauw:  onderzoeksgebied.  .   In 2007 werd de bouw van de huidige Carenna‐sporthal, grenzend aan de  site Groothuiswijk, archeologisch begeleid door de ADW, waarbij een 14e  eeuws  systeem  van  afwateringsgreppels  en  perceelsindelingen  aangetroffen  werd.  Deze  systemen  werden  gekaderd  binnen  het  in  gebruik  nemen  van  de  gronden  als  landbouwgebied  na  de  bedijking  van  de regio in de eerste helft van de 14e eeuw.  . 11.

(13) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. (Jaarverslag ADW 2007, pag. 32, 33)    In  2010  werd  door  SORESMA  bvba  op  de  site  Groothuiswijk  een  archeologisch  vooronderzoek  door  middel  van  parallelle  proefsleuven  uitgevoerd.  Hierbij  werden  verschillende  afwateringsgreppels  en  kuilen  aangetroffen.  (SCHYNKEL  &  GIERTS  2010)    Op  basis  van  dit  onderzoek  werd door Ruimte en Erfgoed een vervolgonderzoek geadviseerd, met als  voornaamste  onderzoeksvraag  het  nagaan  of  er  zich  op  de  locatie  nederzettingssporen  bevonden  die  in  tijd  of  ruimte  met  de  afwateringsgreppels in verband stonden.    . 12.

(14) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. 3 Onderzoeksstrategie en methodes veldwerk    Doel  van  het  onderzoek  was  het  definitief  opgraven  van  de  archeologische  resten  die  door  de  geplande  werken  zouden  worden  verstoord. Deze werken hielden de aanleg van een verkaveling in, waarbij  de ingrepen het bodemarchief definitief verstoren.   Hiervoor werd één enkele werkput van 0,24 ha, met een lengte van 73 m  en een breedte van 42 m ten zuiden van de Carenna‐sporthal aangelegd.    . Figuur 6 Topografische  situering van het  onderzoeksgebied. .     Hierbij  werd  vanaf  6  september  onder  begeleiding  van  het  wetenschappelijk personeel eerst de bovenlaag, met dikke begroeiing en  boomstronken (recent gevelde bomen) verwijderd. Hierna kon de laatste  20  cm  tot  30  cm  van  de  ploeglaag  machinaal  verwijderd  en  verdiept . 13.

(15) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. worden.  De  aangetroffen  werden  resten  met  de  schop  opgeschaafd  en  zichtbaar  gemaakt,  waarbij  de  archeologische  sporen  genummerd  en  gemarkeerd werden. Archeologische vondsten die men bij het opschaven  of  het  couperen  aantrof,  werden  onmiddellijk  verzameld  en  van  een  identificatiekaart voorzien.     De  sporen  werden  in  het  vlak  digitaal  ingetekend  en  dit  met  GPS/Total  Station. Het inmeten gebeurde door aDeDe bvba.   Alle  sporen  zijn  met  overzichtsfoto’s  in  het  vlak  gefotografeerd.  Alle  sporen,  oversnijdingen  van  sporen  en  onderbrekingen  van  greppels  werden  in  de  coupe  gefotografeerd.  Er  werd  uitsluitend  digitaal  gefotografeerd.  De  coupes  zijn  ingetekend  op  watervaste  polyesterfolie  op  schaal  1/20  en  voorzien  van  een  omstandige  beschrijving,  waarin  de  kleur,  bodemtextuur,  bijmenging  en  bodemvorming  van  elke  laag  opgenomen werd.   . 14.

(16) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. 4 Sporen en structuren    In totaal werden 231 sporen gedocumenteerd, waarvan met zekerheid 7  van natuurlijke aard en 1 van recente aard bleken te zijn. De natuurlijke  sporen zijn lichtgrijze, uitgeloogde vlekken die vermoedelijk door planten  veroorzaakt  zijn  en  in  de  coupe  nauwelijks  zichtbaar  zijn  of  geen  duidelijke aflijning en vulling vertonen.   Bij de archeologische sporen gaat het voornamelijk om 134 greppels, 79  weidepalen, 1 paalkuil (paalkuil 130), 1 losse aardewerkvondst op het vlak  (losse  vondst  205)  en  8  kuilen.  Deze  maken  deel  uit  van  een  afwateringssysteem  en  een  grondverbeteringsysteem  uit  de  late  middeleeuwen.     4.1. Ruimtelijke spreiding .   De sporen bevonden zich met een hoge densiteit verspreid over het hele  terrein.  Centraal  op  het  terrein  was  de  densiteit  opvallend  lager  en  aangezien  dit  een  drogere  kop  is,  wordt  vermoed  dat  grondverbetering  op deze plaats niet noodzakelijk was.   De weidepalen bevonden zich in twee noord‐zuid gerichte palenzettingen  en  maken  vermoedelijk  deel  uit  van  een  afrastering  uit  de  19e  tot  20e  eeuw.    . 15.

(17) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. Figuur  7  Overzichtsfoto  van  het  onderzoeksgebied  na  het  afgraven van het vlak.  .     4.2. Gaafheid en conservering .   De  bewaring  van  de  sporen  was  uitermate  goed.  Door  zo  wel  de  jonge  datering  van  de  sporen  en  de  natte  aard  van  de  bodem  was  homogenisatie  en  bioturbatie  bijna  afwezig.  Het  organische  materiaal  in  de vulling van zo wel de greppels als de kuilen was heel los en brokkelig  aanwezig  en  weinig  gecompacteerd.  Meestal  waren  de  greppels  reeds  ingeklonken  en  was  een  deel  van  de  ploeglaag  in  de  bovenste  vulling  aanwezig.  Sporen  die  in  de  proefsleuven  waren  aangetroffen  bleken  reeds  zwaar  aangetast  door  plantenwortels  en  vernatting,  aangezien  de  proefsleuven na het onderzoek niet waren gedicht.  In de meeste gevallen was de leesbaarheid van de sporen in het vlak en in  de  coupe  heel  goed.  Een  uitspoeling  van  organisch  materiaal,  die  voornamelijk  rond  de  greppels  met  een  sterk  humeuze  vulling  aanwezig  was  en  zich  in  het  vlak  soms  als  een  lichtbruine  wolk  aftekende,  zorgde  niet voor een verminderde leesbaarheid van de sporen.    . 16.

(18) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. Conservering  van  de  organische  resten,  zoals  hout,  onverbrand  botmateriaal  maar  ook  metaal,  was  slecht.  De  ondergrond  bestaat  hoofdzakelijk uit zure zandgronden, waardoor enkel anorganische resten  goed bewaard blijven, ondanks de beperkte drainage van de ondergrond.  Tijdens  het  onderzoek  werd  bijgevolg  bijna  uitsluitend  aardewerk  aangetroffen, dat heel goed bewaard was.     Centraal  in  het  onderzoeksgebied  was  een  brede  afwateringsgreppel  aanwezig,  die  bij  aanvang  van  het  onderzoek  nog  gedeeltelijk  in  gebruik  was.  Ook  was  een  aantal  boomstronken  aanwezig,  wat  duidt  op  een  kortgeleden  gerooide  bomenrij.  In  het  vlak  bleek  de  afwateringsgreppel  verschillende  malen  dichtgeslibd  hergraven,  waarbij  het  bodemarchief  zwaar verstoord was. Ook boomwortels en wortels van riet hadden voor  een zware verstoring gezorgd.     In  het  noordoostelijke  gedeelte  van  het  onderzoeksgebied  werd  een  zwaar  verstoorde  zone  aangesneden.  Deze  zone  bestond  uit  een  diepe  vergraving  waarin  recent  steenpuin,  boomwortels  en  afval  gedeponeerd  was.  De  vervuilde  grond  werd  van  de  onvervuilde  teelaarde  gescheiden.  Op  plaatsen  waar  de  verstoring  niet  diepgaand  was  en  het  afval  zich  uitsluitend in de teelaarde bevond, was dit in de bovenste 15 cm van de  sporen gedrukt.      .  . 17.

(19) Verrebroek - Groothuiswijk. 4.3 4.3.1. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. Periodes en sites  Late middeleeuwen (1200 – 1500) .   In totaal werden 133 sporen uit de late middeleeuwen aangetroffen. Het  gaat  bijna  uitsluitend  om  greppels  en  kuilen,  enkel  op  de  zandige  opduiking  centraal  in  het  onderzoeksgebied  werd  de  bodem  van  een  paalkuil  (paalkuil  130)  aangetroffen.  Er  kon  geen  aardewerk  uit  gerecupereerd worden.   . Figuur  8  Doorsnede  van  paalkuil 130.  .     De greppels zijn enerzijds doorlopend over het terrein gedocumenteerd,  waarbij  het  vermoedelijk  om  afwateringsgreppels  gaat.  De  overige  greppels bevinden zich in batterijen kort naast elkaar. De afstand tussen  deze greppels bedraagt minimaal 0,1 m en maximaal 1,4 m. De greppels  vertonen een U‐vormig tot afgerond rechthoekig profiel.     De  greppels  kunnen  onderverdeeld  worden  in  twee  verschillende  soorten,  namelijk  lange,  doorlopende  greppels  en  korte,  dicht  bij  elkaar  geplaatste greppels, als het ware in batterijen bij elkaar. Het lijkt er op dat . 18.

(20) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. lange  doorlopende  afwateringsgreppels  gecombineerd  werden  met  de  korte batterijen greppels, die binnen het systeem van landverbetering te  plaatsen zijn.    . Figuur  9  Overzichtsfoto  van  een  batterij  greppels  in  het  oostelijke  gedeelte  van  het  onderzoeksgebied. .    . Figuur  10  Doorsnede  van  greppel  55  met  de  typerende  gelaagdheid. .     De  kuilen  zijn  in  het  vlak  rond  met  een  ovaal  of  afgerond  rechthoekig  profiel.  . 19.

(21) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. Zo wel de greppels als de kuilen vertonen een heel gelijkaardige opvulling.  Op  de  bodem  bevindt  zich  een  sterk  humeus  pakket.  Het  gaat  om  een  donkerbruin tot donkergrijs brokkelig pakket humeus materiaal, met een  sterk kleiige fractie (het gaat echter niet om kleiige inspoelingslagen). Dit  pakket bevindt zich op de bodem en tegen wanden van de sporen. Boven  dit pakket bevindt zich ofwel een donkergrijze humeuze opvulling, waarin  zandige  ingespoelde  lagen  zichtbaar  zijn.  Vermoedelijk  gaat  het  om  een  trage  opvulling.  In  de  meeste  gevallen  bevindt  zich  tussen  het  diepste  humeuze  pakket  en  de  trage  opvulling  een  pakket  fijn  zand,  dat  in  één  beweging  in  de  greppels  terechtgekomen  is.  Dit  fijn  zand  bestaat  uit  nagenoeg onvermengd zand van de C‐horizont.   Een  aantal  sporen  vertoont  tenslotte  nog  een  nazak,  ontstaan  bij  het  inklinken van de vulling.   Het lijkt er op dat de vulling ontstaan is bij het dichten van de greppels,  waarbij de eerst uitgegraven bodem het laatst gedeponeerd is.                                      . 20.

(22) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3.  . Figuur  11  Doorsnede  van  greppel 219. .   Centraal in het onderzoeksgebied bevindt zich een greppel  (greppel 136)  die  door  een  scherpe  bocht  in  oostelijke  richting  afwijkt  van  de  overige  greppels.  Het  vermoeden  bestond  dat  het  ging  om  een  erfgracht,  zoals  gekend  in  nederzettingen  uit  de  volle  middeleeuwen,  maar  binnen  het  areaal werden geen nederzettingssporen aangetroffen. In de coupe bleek  het te gaan om een ondiepe greppel die in het vlak duidelijk door greppel  117 (cf. infra) oversneden werd.                . 21.

(23) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3.  . Figuur  12  Doorsnede  van  greppel 136. .     Het gaat dus geenszins om een erfgracht,  dewelke diep bewaard zijn en  duidelijk  in  relatie  staan  tot  een  woonerf.    Dit  is  duidelijk  het  geval  te  Beerse‐Mezenstraat  (Delaruelle,  De  Smaele  &  Van  Doninck  2007),  Damme‐Veldhoekstraat  (Cooremans,  De  Groote  et  al.,  2005,  p.  78)  en  Lovendegem‐Supra  Bazar  (De  Smaele  &  Verdegem,  2008).  De  volledige  afwezigheid van nederzettingssporen geeft aan dat het gebied in de late  middeleeuwen  in    gebruik  is  genomen  als  landbouwareaal,  maar  vermoedelijk niet voor bewoning geschikt was.     4.3.2. Nieuwe Tijd (1500 – 1900) .   In totaal werden 98 sporen uit de Nieuwe Tijd aangetroffen, waarbij het  gaat om een greppel, weidepalen en een kuil.     De greppel (spoor 117) was een brede greppel met een maximale breedte  van  2  m  en  een  diepte  van  0,51  m  die  over  een  lengte  van  68,88  m  vastgesteld werd. De greppel is N‐Z georiënteerd en loopt parallel aan de  twee  nog  bestaande  afwateringsgreppels,  respectievelijk  centraal  in  en . 22.

(24) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. ten westen van het onderzoeksgebied, dewelke ook op de topografische  kaart  zichtbaar  zijn.  Vermoedelijk  maakt  greppel  117  deel  uit  van  dit  systeem. De greppel oversnijdt op enkele plaatsen de batterijen greppels  voor  grondverbetering  en  kan  dus  jonger  in  de  tijd  geplaatst  worden.  Vermoedelijk gaat het om een gedeelte van een jonger perceelssysteem  dat de greppels uit de late middeleeuwen vervangt.     De weidepalen bevinden zich voornamelijk in twee lineaire groepen  die  N‐Z  georiënteerd  zijn,  ten  oosten  en  ten  westen  van  de  centrale  verstoring door een nog bestaande afwateringsgreppel.   Deze weidepalen vertonen een gevlekte bruine vulling (sterk vergelijkbaar  met  de  huidige  teelaarde)  en  zijn  heel  scherp  in  het  vlak  afgelijnd.  Op  enkele  plaatsen  oversnijden  ze  duidelijk  de  batterijen  greppels  voor  grondverbetering  uit  de  late  middeleeuwen.  De  weidepalen  hadden  vermoedelijk  een  functie  binnen  de  recente  afrastering  van  de  verschillende percelen.    . Figuur  13  Oversnijding  van  weidepaal  35  door  greppel  34. .    . 23.

(25) Verrebroek - Groothuiswijk. Tenslotte . werd . 2010. in . het . noordwestelijke . aDeDe Archeologische Rapporten 3. gedeelte . van . het . onderzoeksgebied  een  ronde  kuil  aangetroffen  met  een  vulling  die  dezelfde  was  als  de  huidige  teelaarde  en  in  het  vlak  een  heel  scherpe  aflijning  vertoonde.  De  kuil  is  hierdoor  als  een  recent  spoor  geïnterpreteerd en niet verder onderzocht.      . 24.  .

(26) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. 5 Vondsten   5.1.1. Aardewerk  .   In totaal werden 130 fragmenten aardewerk aangetroffen. Het aardewerk  kan  verdeeld  worden  in  verschillende  groepen,  namelijk  het  reducerend  gebakken  aardewerk,  het  oxiderend  gebakken  aardewerk  en  het  steengoed.      Baksel/Fragment  "grijs" aardewerk  lokaal reducerend  lokaal oxiderend  bruingeglazuurd  steengoed  roodgeglazuurd  geelgeglazuurd  groengeglazuurd  proto‐steengoed  totaal  . Figuur  14  Kwantificatie  van  het aardewerk.   . Rand  9  7  2  0  0  1  1  1  0  21 . Wand  39  35  11  8  3  1  1  1  0  99 . Bodem  3  3  2  0  0  1  0  0  1  10 . totaal   51  45  15  8  3  3  2  2  1  130 .     Het reducerend aardewerk kan op diens beurt onderverdeeld worden in  lokaal  reducerend  aardewerk  dat  qua  baksel  nog  aansluit  bij  het  kogelpotaardewerk  uit  de  volle  middeleeuwen  enerzijds  en  het  hard  gebakken zgn. “grijs aardewerk” uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd  anderzijds.   De  eerste  groep  is  veelal  grijs  tot  bruin  van  kleur,  met  een  grijze  tot  donkergrijze  wandkleur.  Het  baksel  is  vrij  zacht  en  verschraald  met  fijn  zand  en  miccadeeltjes.  Zo  wel  met  de  vingernagel  als  een  metalen  voorwerp  kan  in  het  wandoppervlak  gekrast  worden.  De  vormen  blijven  beperkt  tot  grote  kookpotten  of  kogelpotten.  Het  gaat  consequent  om  volledig gedraaid aardewerk op een snel draaiende pottenbakkersschijf.  Vermoedelijk  gaat  het  om  lokaal  aardewerk  dat  in  de  14e  eeuw  kan  geplaatst  worden.  Het  komt  in  ensembles  samen  voor  met  het  harder . 25.

(27) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. gebakken “grijs aardewerk”. Het harder gebakken “grijs aardewerk” is vrij  dunwandig,  klinkend  hard  gebakken  en  vertoont  in  een  aantal  gevallen  een  metaalblauwe  glans  op  de  buitenwand.  De  glans  verdwijnt  echter  wanneer het aardewerk gedroogd is.   Het  baksel  is  grijs  tot  donkergrijs  van  kleur,  ofwel  onverschraald  ofwel  verschraald  met  fijn  zand.  De  vormen  gaan  van  grote  kookpotten  tot  kannen  en  kruiken  met  dicht  tegen  elkaar  van  boven  naar  beneden  uitgeknepen standvinnen. Deze standvinnen komen voornamelijk voor op  kannen en kruiken en is op het “grijs aardewerk” populair van de 13e tot  16e eeuw (DE GROOTE 2008, p. 134).   De twee groepen lokaal reducerend aardewerk en  het “grijs aardewerk”  vormen 74 % van het aardewerkspectrum te Groothuiswijk.    . Figuur  15  Fragment  van  een  kookpot in grijs aardewerk.  .   Het  lokaal  oxiderend  aardewerk  is  oranjerood  van  kleur  en  vertoont  in  een  aantal  gevallen  spatten  rode  tot  roodbruine  glazuur.  Het  baksel  is  over  het  algemeen  hard  en  bevat  een  verschraling  van  fijn  zand.  Er  werden uitsluitend kannen en kook‐of voorraadpotten aangetroffen.   De  lokale  waar,  zijnde  het  reducerend  en  het  oxiderend  gebakken  aardewerk,  inclusief  het  geglazuurd  aardewerk,  vormt  97  %  van  het  aardewerkspectrum te Groothuiswijk. Het lage percentage geïmporteerd  aardewerk is opvallend.  . 26.

(28) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3.   Onder het importaardewerk zijn slechts 4 fragmenten te vermelden. Het  gaat uitsluitend om steengoed. Er werd één fragment Siegburg‐steengoed  aangetroffen,  afkomstig  van  een  kan  of  een  kruik.  Het  gaat  om  een  randfragment in een lichtbeige klei en vertoont een oranjerood gevlamd  patroon  op  de  buitenwand.  Het  baksel  is  volledig  gesinterd  en  klinkend  hard.   Het  overige  steengoed  heeft  een  bruine  wandafwerking,  het  baksel  aan  de  binnenwand  is  grijs  en  is  vermoedelijk  van  Rijnlandse  herkomst.  Het  steengoed  is  klinkend  hard  en  is  vermoedelijk  in  de  14e  of  15e  eeuw  te  dateren (De Groote 2008, p. 368, technische groep 80).   Eén fragment vertoont een heel grove verschraling van kwartskorrels en  kan  nog  bij  het  proto‐steengoed  (De  Groote,  2008,  p.  367,  technische  groep 73) gerekend worden, dat tot de vroege 14e eeuw kan voorkomen.    . Figuur  16  Fragment  proto‐ steengoed. .   Binnen  het  hele  aardewerkspectrum  vertonen  twee  fragmenten  een  restant  van  versiering,  namelijk  een  fragmentlokaal  reducerend  aardewerk  met  een  radstempelversiering  en  een  fragment  van  een  kan  met een gele sliblijn.   Het  fragment  lokaal  reducerend  aardewerk  uit  spoor  200  vertoont  één  indruk  van  een  dekkende  radstempelversiering  met  licht  schuin . 27.

(29) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. geplaatste,  parallelle  strepen.  Aan  deze  versiering  kan  geen  specifieke  datering gekoppeld worden.   Het  fragment  met  de  gele  sliblijn  is  een  klein  fragment  (<  5  cm²)  roodbakkend  aardewerk  met  een  sliblijn  waarover een  kleurloze  glazuur  is aangebracht. De lineaire versiering met sliblijn komt veelvuldig voor op  kannen en kruiken in de 14e eeuw.     2%. 2% 2% 2%. 1%. 6%. "grijs" aardewerk 39%. 11%. Figuur 17 Grafische  voorstelling van de  kwantificatie van het  aardewerk.    . lokaal reducerend lokaal oxiderend bruingeglazuurd steengoed roodgeglazuurd geelgeglazuurd groengeglazuurd proto‐steengoed. 35%.     5.1.2. Bouwkeramiek .   Er werden in totaal 14 fragmenten bouwkeramiek aangetroffen. Het gaat  in  alle  gevallen  om  fragmenten  van  baksteen  en  1  fragment  van  een  dakpan,  waarvan  geen  formaten  afgeleid  konden  worden.  Hierdoor  kunnen evenmin dateringen aan de fragmenten gekoppeld worden.  5.1.3. Natuursteen .   Er werd slechts 1 object in natuursteen verzameld. Het gaat om een plat  object  in  een  blauwgrijze,  heel  zachte  natuursteen,  die  heel  kleiig  aanvoelt  en  waarvan  het  oppervlak  onder  inwerking  van  water  afsmelt. . 28.

(30) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. Bewerkingssporen  zijn  niet  aangetroffen.  De  steen  bevond  zich  als  enig  archeologisch voorwerp in een zandige inspoelingslaag van spoor 139, die  als een kuil geïnterpreteerd moet worden. Het gaat vermoedelijk om een  fragment  septaria.  Septaria  zijn  natuurlijke  kalkconcreties  die  in  tertiaire  kleilagen  tot  stand  komen.   Vermoedelijk  kwamen  ze  aan  het  licht  bij  kleiexploitatie in functie van de productie van bakstenen en dakpannen.         .  . 29.

(31) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. 6 Interpretatie    Het  onderzoek  werd  opgestart  met  een  duidelijke  wetenschappelijke  vraagstelling.  Ten  eerste  werd  de  vraag  gesteld  naar  de  aan‐  of  afwezigheid  van  nederzettingssporen  in  het  gebied.  Ten  tweede  diende  het systeem van greppels in tijd en ruimte geduid te worden. Wat was de  functie, wat is de datering ?     Over  de  aan‐  of  afwezigheid  van  nederzettingssporen  is  duidelijkheid  geschapen. Tijdens het onderzoek werd slechts één paalkuil aangetroffen.  De . volledige . afwezigheid . van . andere . sporen . die . aan . nederzettingscontexten te verbinden zijn, zoals waterputten, erfgrachten  en  voornamelijk  gebouwplattegronden,  duidt  op  het  feit  dat  het  gebied  niet als nederzettingsareaal in gebruik is geweest.     De  aanwezigheid  van  lange,  doorlopende  afwateringsgreppels  en  batterijen  van  kuilen  en  lange  greppels  die  kort  tegen  elkaar  aangelegd  zijn wijzen niet op een systeem van perceelsindeling maar eerder op een  systeem van afwatering en grondverbetering, dat vergelijkbaar is met het  diepploegen  van  vandaag.  Het  diepploegen  houdt  in  dat  de  teelaarde  door jaren ploegen gecompacteerd wordt en er in één fase met een diepe  ploegschaar  door  deze  compacte  teelaarde,  in  de  natuurlijke  bodem  wordt  geploegd.  Op  deze  manier  is  de  teelaarde  terug  los  en  luchtiger,  waardoor de gewassen beter groeien.    Het systeem in de late middeleeuwen houdt eveneens in dat wanneer de  natuurlijke  bodem  door  een  compact  humeus  pakket  afgedekt  is,  dit  pakket  niet  ontvankelijk  is  voor  landbouw.  Als  deze  humeuze  grond  echter met fijn zand vermengd wordt, kan het ploegen wel plaatsvinden  en kan de grond in cultuur gebracht worden. Om het ploegen mogelijk te  maken  dient  aan  twee  voorwaarden  voldaan  te  zijn,  namelijk  een . 30.

(32) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. indijking van het gebied enerzijds en het vermengen van de verschillende  bodemlagen anderzijds.   Het indijken van het gebied is reeds gebeurd in 1338, bij de aanleg van de  Oostdijk  (Jaarverslag  ADW  2007,  p.  33).  Dit  zorgde  er  voor  dat  het  waterpeil  kon  gecontroleerd  worden  en  het  gebied  relatief  droog  kwam  te liggen, waardoor landbouw mogelijk was.   Ten  tweede  bestaat  het  probleem  dat  de  humeuze  bovengrond  te  compact  is  en  ploegen  niet  mogelijk  is.  Hiervoor  zijn  te  Groothuiswijk  inderdaad  batterijen  greppels  aangelegd,  waarin  de  oorspronkelijke  bodemopbouw zichtbaar is. De uitgegraven humeuze toplaag en de fijne  zandige  moederbodem  zijn  in  omgekeerde  volgorde  in  de  greppels  terechtgekomen,  waardoor  de  bodem  luchtiger  werd  en  kon  worden  geploegd.     Het  aardewerk,  dat  in  de  greppels  en  de  kuilen  is  terechtgekomen,  is  vermoedelijk  afkomstig  van  nederzettingsafval  dat  enerzijds  op  de  gronden aanwezig was en anderzijds afval dat later op de akkers gegooid  is. Er komt namelijk geen aardewerk in de gele zandige opvullingen voor.  Het aardewerk komt uitsluitend in de humeuze onderste vulling voor en  in  de  ingeklonken  teelaarde.  Er  is  echter  geen  chronologisch  verschil  zichtbaar  tussen  het  materiaal  uit  de  humeuze  vulling  en  het  overige  aardewerk, wat er op wijst dat het hele proces van in gebruikname van de  gronden heel snel gebeurd is.     Het  aardewerkspectrum  bestaat    voornamelijk  uit  lokaal  reducerend  aardewerk en “grijs aardewerk”, dat in de 14e en 15e eeuw kan gedateerd  worden. Het weinige importaardewerk, dat bestaat uit proto‐steengoed,  steengoed en Siegburg‐steengoed, bevestigt deze datering. Het lijkt er op  dat  deze  datering  nauw  aansluit  bij  de  aanleg  van  de  Oostdijk  en  de  in  gebruikname van de gronden. Het lokaal reducerend aardewerk dat qua  baksel nog aansluit bij het kogelpotaardewerk is vermoedelijk aardewerk  uit de 1e helft van de 14e eeuw. Aangezien het samen in context met het  hard  gebakken  “grijs  aardewerk”  voorkomt  kan  er  op  basis  van  het . 31.

(33) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. aardewerk  geen  fasering  van  de  greppels  opgesteld  worden.  Vermoedelijk is de aanleg van de greppels iets wat vrij snel en in één fase  gebeurd  is.  Waarschijnlijk  is  de  aanleg  van  afwateringsgreppels  kort  op  het  graven  van  de  batterijen  greppels  voorafgegaan,  aangezien  het  gebied ondanks de indijking nog steeds heel nat was. In de profielen van  de  greppels  is  duidelijk  zichtbaar  dat  er  geen  sprake  is  van  trage  opvullingen.  Soms  is  er  op  de  bodem  een  dunne  zandige  inspoeling  zichtbaar, waarboven zo wel het humeuze pakket als het zandige pakket  snel opgebracht is.     Greppel  117,  die  van  noord  naar  zuid  de  sporen  uit  de  volle  middeleeuwen . oversnijdt, . getuigt . van . een . omschakeling . in . perceelsindeling,  waarbij  grotere  percelen  het  oude  systeem  vervangen.  Deze  greppel  loopt  parallel  met  drie  hedendaagse  perceelsgreppels  en  behoort  vermoedelijk  tot  hetzelfde  systeem.  Aangezien  in  de  laat‐ middeleeuwse  batterijen  van  greppels  geen  aardewerk  werd  aangetroffen  dat  duidelijk  jonger  is  dan  de  15e  eeuw,  kan  de  omschakeling  vanaf  de  16e  eeuw  geplaatst  worden.  Dit  systeem  van  lange,  parallelle  greppels  die  lange  percelen  van  elkaar  scheiden,  is  heel  goed zichtbaar op de kaart van Ferraris. Dit geeft aan dat de landindeling  van  het  einde  van  de  18e  eeuw  nagenoeg  onveranderd  in  gebruik  is  geweest tot op vandaag.          . 32.

(34) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. 7 Conclusie     Het  onderzoek  te  Verrebroek‐Groothuiswijk  heeft  aangetoond  dat  bewoning in de regio pas vanaf de indijking rond het midden van de 14e  eeuw  gebeurd  is.  Oudere  sporen  werden  niet  aangetroffen.  De  situatie,  waarbij  de  grond  verbeterd  is  door  het  afwateren  en  omkeren  van  de  bodem,  is  ook  ten  noorden  van  de  site  Groothuiswijk  vastgesteld  en  vermoedelijk is het hele gebied ten westen van het huidige Verrebroek na  de indijking tot landbouwgrond herschapen.   De  materiële  cultuur  wijst  in  de  richting  van  een  laat‐middeleeuwse  landbouwcultuur,  waarbij  drinkkannen,  kruiken  en  kookpotten  van  voornamelijk lokale makelij een belangrijke plaats innamen.  . 33.

(35) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. 8 Bibliografie    DE  GROOTE  K.,  2008.  Middeleeuws  aardewerk  in  Vlaanderen.  Techniek,  typologie,  chronologie  en  evolutie  van  het  gebruiksgoed  in  de  regio  Oudenaarde  en  in  de  volle  en  late  middeleeuwen  (10de  –  16de  eeuw),  in:  Relicta Monografieën 1, Brussel.     DELARUELLE S., DE SMAELE B. & VAN DONINCK J., 2007. Van Karolingers  tot  Brabanders:  middeleeuwse  bewoning  te  Beerse,  site  Mezenstraat,  in:  De Vlierbes, jaargang XXIX, Beerse, pp. 129‐138.    DE  SMAELE  B.,  VERDEGEM  S.  &  VANHEE  D.,  2008.  “Tussen  moeras  en  kouter”,  een  nederzetting  uit  de  volle  middeleeuwen  te  Lovendegem‐ Supra  Bazar.  11  juni  tot  11  september  2008,  in:  KLAD‐Rapport  8,  Aalter  (ter perse).    IN’T VEN I., HOLLEVOET Y., COOREMANS B., DE GROOTE A. & DEFORCE K.,  2005.  Volmiddeleeuwse  bewoningssporen  aan  de  Veldhoekstraat  in  Damme/Sijsele (prov. West‐Vlaanderen), in: IN’T VEN I. & DE CLERCQ W.,  2005. Een Lijn door het landschap. Archeologie en het VTN‐project 1997‐ 1998, Brussel, p. 77‐91.    SCHYNKEL E. & GIERTS I., 2010. Archeologisch vooronderzoek. Verkaveling  Groothuiswijk te Verrebroek, in: Soresma‐rapporten, Antwerpen.     Verrebroek  –  sporthal.  Bouw  sporthal  met  parkeerzone,  in:  Jaarverslag  Archeologische Dienst Waasland 2007, Stekene, p. 32, 33.        . 34.

(36) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. 9 Lijst van afbeeldingen  Figuur 1 Kadastrale siturering van het onderzoeksgebied. ........................ 7  Figuur 2 Sfeerbeeld tijdens de aanleg vlak. ................................................ 8  Figuur 3 Bodemkundige opname van de profielontwikkeling in  Verrebroek. .......................................................................................... 9  Figuur 4 Profielkolom met greppel 11 in profiel. ...................................... 10  Figuur 5 Situering van het onderzoeksgebied op de kaart van Ferraris,  kaartblad 72A  (©NGI). Blauw: onderzoeksgebied. ........................... 11  Figuur 6 Topografische situering van het onderzoeksgebied. .................. 13  Figuur 7 Overzichtsfoto van het onderzoeksgebied na het afgraven van  het vlak. .............................................................................................. 16  Figuur 8 Doorsnede van paalkuil 130. ....................................................... 18  Figuur 9 Overzichtsfoto van een batterij greppels in het oostelijke  gedeelte van het onderzoeksgebied. ................................................. 19  Figuur 10 Doorsnede van greppel 55 met de typerende gelaagdheid. .... 19  Figuur 11 Doorsnede van greppel 219. ..................................................... 21  Figuur 12 Doorsnede van greppel 136. ..................................................... 22  Figuur 13 Oversnijding van weidepaal 35 door greppel 34. ..................... 23  Figuur 14 Kwantificatie van het aardewerk. ............................................. 25  Figuur 15 Fragment van een kookpot in grijs aardewerk. ........................ 26  Figuur 16 Fragment proto‐steengoed. ...................................................... 27  Figuur 17 Grafische voorstelling van de kwantificatie van het aardewerk.  ............................................................................................................ 28     . 35.

(37) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3. 10    Lijst van bijlagen    Bijlage 1: Allesporenkaart A3    Bijlage 2: Faseringskaart A3   . Bijlage 3: Verklaring afkortingen   . Bijlage 5: Sporenlijst   . Bijlage 6: Vondstenlijst   . Bijlage 7: Determinatielijst aardewerk             . 36.

(38) Verrebroek - Groothuiswijk. 2010. aDeDe Archeologische Rapporten 3.  . 37.

(39)

(40)

(41) Verklaring Afkortingen  CODE RH ARH. VORM. CODE. SEDIMENT. CODE. SPOOR. Rechthoeki g. ZF. fi jn za nd. AWC. Aa rdewerkconcentra ti e. Afgerond RH. ZMF. ma ti g fi jn za nd. BES. Bes choei i ng. ZMG. ma ti g grof za nd. BPT. Beerput/beerkel der. BRL. Bra ndl a a g. DPR. Depres s i e. GBU. Bus tum. VH. Veel hoek. TRP. Tra pezi um. VK. Vi erka nt. PLL. ZG. Grof za nd. ZL. Lemi g za nd. ZK. kl ei i g za nd. Pa ra l l el l ogra m. LS. s il ti ge l eem. RND. Rond. LZ. za ndi ge l eem. GCR. Crema ti egra f. OVL. Ova a l. KL. l i chte kl ei. GDI. Di erbegra vi ng. LIN. Li nea i r. KZ. zwa re kl ei. GIN. Inhuma ti egra f. ORM. onregel ma ti g. KLZ. l i chte za nderi ge kl ei. GRA. Gra cht. Onbekend. KZZ. zwa re za nderi ge kl ei. GRE. Greppel. VN. veen. HA. Ha a rd. GND. gri nd. HAK. Ha a rdkui l. U. ui tgel oogd. B. verbrui nd. HUK. Hutkom. H. humeus. KEL. Kel der. L. l i cht. KGO. Ova l e kri nggreppel. S. Sterk. KGR. Ronde kri nggreppel. KGV. Vi erka nte kri nggreppel. KL. Kui l. XXX CODE BE BL BR GE GN GR OR PA RO WI ZW. KLEUR Bei ge Bl a uw Brui n Geel Groen Gri js Ora nje Pa a rs Rood Wi t Zwa rt. CODE. CATEGORIE. BOT. Bot. GLS. Gl a s. KBW. Bouwa a rdewerk. KER. Aa rdewerk. KHL. Huttenl eem. KPY. Kl ei pi jp. KSC. Scul pturen. LEE. Leer. MHK. Houts kool. MHT. Houtmons ter. MPL. Pol l enmons ter. MTL. Meta a l. MZV. Za denmons ter. HOU. Hout. SLK. Produkti es l a kken. SLX. Vuurs teen. STN. Na tuurs teen. TEX. Texti el. TOU. Touw. XXX. Overi g. CODE INSLUITSEL AS As AW Aa rdewerk BMR Bota ni s che res ten BOT Bot BR Brons BS Ba ks teen BTO Onverbra nd bot BTV Verbra nd bot COP Coprol i et FE Ijzer/oer FF Fos fa a t GL Gl a s HK Houts kool HL Huttel eem HT Hout HUM Humus INH Inhuma ti e KI Ki ezel KL Kl ei brokken LR Leer MET Meta a l MG Ma nga a n NS Na tuurs teen SC Schel p SL Sl a kken/s i ntel s SLX Vuurs teen VKL Verbra nde kl ei /l eem ZO Zoden/pl a ggen. KS. Ka rres poor. LAT. La tri ne. LO. Ophogi ngs l a a g. LS. Stortl a a g. MU. Muur. NAT. Na tuurl i jke vers tori ng. OV. Oven. PGK. Pa a l kui l  met pa a l ga t. PK. Pa a l kui l. PRI. Pa l enri j. PS. Pl oegs poor. PST. Pots ta l. REC. Recente vers tori ng. SIL. Si l o. SS. Spi ts poor. STC. Steenconcentra ti e. STG. Sta ndgreppel. VLR. Vl oer. WAK. Wa terkui l. WAP. Wa terput. WDR. Drenkkui l. WG. Weg. WL. Wa l.

(42) BEV‐GRO. Blad 1/9. Sporenlijst. WP. Spoor. Vlak. 1. 001. 1. Afmetingen (cm). Vorm. Vulling. Inclusies. Kleur. Interpretatie. Datering. Vondstnummer. 80. LIN. ZF. KBW. DGR. GRE. LME. /. 136. 60. LIN. ZF. VN. DGR. GRE. LME. /. 694. 336. 48. ORM. ZF. KBW. DGR. GRE. LME. /. 1. 395. 118. 53. LIN. ZF. BKW. ZW. GRE. LME. /. 005. 1. 753. 98. 55. LIN. ZF. H. DGR. GRE. LME. /. 1. 006. 1. 781. 113. 69. LIN. ZF. H/VN. ZW. GRE. LME. /. 1. 007. 1. 324. 88. 40. LIN. ZF. H/VN. DGR. GRE. LME. /. 1. 008. 1. 27. 27. /. VK. ZF. /. ZW‐BR. weidepaal. NT. /. 1. 009. 1. 335. 85. 49. LIN. ZF. H/VN. DGR. GRE. LME. /. 1. 010. 1. 80. 51. /. ORM. ZF. /. ZW‐BR. weidepaal. NT. /. 1. 011. 1. 112. 29. 12. LIN. ZF. /. ZW‐BR. GRE. LME. /. 1. 012. 1. 179. 62. 54. LIN. ZF. H/VN. ZW. GRE. LME. /. 1. 013. 1. 76. 37. /. ORM. ZF. KBW. ZW‐BR. weidepaal. NT. /. 1. 014. 1. 91. 45. 12. OVL. ZF. /. ZW‐BR. GRE. LME. /. 1. 015. 1. 471. 94. 76. LIN. ZF. KER. ZW. GRE. LME. 034. 1. 016. 1. 453. 93. 2. LIN. ZF. KBW. ZW. GRE. LME. 051. 1. 017. 1. 972. 38. 18. LIN. ZF. H/VN. BR‐ZW. uitspoeling GRE. XXX. /. 1. 018. 1. 522. 65. 51. LIN. ZF. H. DGR. GRE. LME. /. 1. 019. 1. 375. 72. 46. LIN. ZF. KER. ZW. GRE. LME. 005. 1. 020. 1. 49. 25. /. RH. ZF. /. BR‐ZW. NAT. XXX. /. 1. 021. 1. 72. 37. /. RH. ZF. /. BR. weidepaal. NT. /. 1. 022. 1. 55. 49. /. ORM. ZF. /. BR. weidepaal. NT. /. 1. 023. 1. 647. 67. 33. LIN. ZF. H. ZW. GRE. LME. /. 1. 024. 1. 31. 21. /. ORM. ZF. KBW. BR‐ZW. weidepaal. NT. /. Lengte. Breedte. Diepte. 1. 649. 96. 002. 1. 647. 1. 003. 1. 1. 004. 1.  3/1/2010/10003/3. Antwerpsesteenweg 56 B‐9000 Gent. www.archeo.be.

(43) BEV‐GRO. Blad 2/9. Sporenlijst. WP. Spoor. Vlak. 1. 025. 1. Afmetingen (cm). Vorm. Vulling. Inclusies. Kleur. Interpretatie. Datering. Vondstnummer. /. RH. ZF. /. BR. weidepaal. NT. /. 73. 19. LIN. ZF. /. ZW. GRE. LME. /. 345. 58. 48. LIN. ZF. H. DGR. GRE. LME. /. 1. 60. 25. /. RH. ZF. /. BR‐ZW. weidepaal. NT. /. 029. 1. 22. 27. 2. LIN. ZF. BR‐ZW. GRE. LME. /. 1. 030. 1. 16. 38. /. ORM. ZF. /. ZW. weidepaal. NT. /. 1. 031. 1. 47. 27. /. RH. ZF. /. BR‐ZW. weidepaal. NT. /. 1. 032. 1. 33. 24. /. RH. ZF. /. BR. weidepaal. NT. /. 1. 033. 1. 408. 65. 35. LIN. ZF. H. ZW. GRE. LME. /. 1. 034. 1. 314. 73. 39. LIN. ZF. H. DGR. GRE. LME. /. 1. 035. 1. 47. 25. 33. RH. ZF. FE, KBW. BR. weidepaal. NT. /. 1. 036. 1. 49. 40. /. ORM. ZF. HK. BR. weidepaal. NT. /. 1. 037. 1. 62. /. /. RH. ZF. /. BR‐ZW. weidepaal. NT. /. 1. 038. 1. /. 48. /. /. ZF. /. ZW. weidepaal. NT. /. 1. 039. 1. 336. 56. 40. LIN. ZF. H/VN. DGR. GRE. LME. /. 1. 040. 1. 49. 27. /. RH. ZF. BR‐ZW. weidepaal. NT. /. 1. 041. 1. 31. 24. /. RH. ZF. BR‐ZW. weidepaal. NT. /. 1. 042. 1. 352. 6. 31. LIN. ZF. H. DGR. GRE. LME. /. 1. 043. 1. 289. 86. 30. LIN. ZF. H/VN. DGR. GRE. LME. /. 1. 044. 1. 33. 26. /. OVL. ZF. BR‐ZW. weidepaal. NT. /. 1. 045. 1. 710. 75. 29. LIN. ZF. KBW, VN. DGR. GRE. LME. /. 1. 046. 1. 70. 44. /. RH. ZF. /. BR. weidepaal. NT. /. 1. 047. 1. /. 91. 22. LIN. ZF. KER. DGR. GRE. LME. 042. 1. 048. 1. /. 108. 19. LIN. ZF. VN, KBW. DGR. GRE. LME. /. Lengte. Breedte. Diepte. 1. 35. 23. 026. 1. 402. 1. 027. 1. 1. 028. 1.  3/1/2010/10003/3. Antwerpsesteenweg 56 B‐9000 Gent. www.archeo.be.

(44) BEV‐GRO. Blad 3/9. Sporenlijst. WP. Spoor. Vlak. 1. 049. 1. Afmetingen (cm). Vorm. Vulling. Inclusies. Kleur. Interpretatie. Datering. Vondstnummer. 16. LIN. ZF. H. DGR. GRE. LME. /. 107. 17. LIN. ZF. KER. DGR. GRE. LME. 039. /. 134. 20. LIN. ZF. VN. ZW. GRE. LME. /. 1. 447. 86. 8. LIN. ZF. KBW. DGR. GRE. LME. 048. 053. 1. /. 179. <2. ORM. ZF. /. ZW‐BR. KL. ME. /. 1. 054. 1. /. 134. 3. ORM. ZF. H. ZW‐BR. GRE. ME. /. 1. 055. 1. 437. 82. 28. LIN. ZF. VN. DGR‐BE. GRE. LME. /. 1. 056. 1. 450. 70. 6. LIN. ZF. VN. ZW‐BE. GRE. LME. /. 1. 057. 1. /. 118. 33. LIN. ZF. KER. DGR. GRE. LME. 037. 1. 058. 1. 135. 72. 2. OVL. ZF. VN. DGR. GRE. LME. /. 1. 059. 1. 340. 80. 21. LIN. ZF. VN. DGR. GRE. LME. /. 1. 060. 1. /. 97. 4. ORM. ZF. H. ZW‐BE. GRE. ME. /. 1. 061. 1. /. 65. 7. OVL. ZF. VN. ZW. GRE. LME. /. 1. 062. 1. 347. 106. 8. LIN. ZF. VN. GR. GRE. LME. /. 1. 063. 1. 20. 15. /. RH. ZF. /. BR‐ZW. weidepaal. NT. /. 1. 064. 1. /. 123. 17. LIN. ZF. VN. ZW. GRE. LME. /. 1. 065. 1. /. 123. 18. LIN. ZF. VN. DGR. GRE. LME. /. 1. 066. 1. 49. 33. /. OVL. ZF. BR‐ZW. weidepaal. NT. /. 1. 067. 1. 90. 82. 4. ORM. ZF. H/VN. ZW. uitspoeling GRE. XXX. /. 1. 068. 1. 84. 56. 6. ORM. ZF. H/VN. ZW. weidepaal. NT. /. 1. 069. 1. 269. 85. 7. ORM. ZF. H/VN. ZW‐BE. GRE. ME. /. 1. 070. 1. /. 82. 2. LIN. ZF. KBW. ZW. GRE. LME. 053. 1. 071. 1. 426. 81. 14. LIN. ZF. H/VN. ZW‐BE. GRE. LME. /. 1. 072. 1. /. 134. 18. LIN. ZF. KER, VN. DGR. GRE. LME. 025. Lengte. Breedte. Diepte. 1. 405. 55. 050. 1. /. 1. 051. 1. 1. 052. 1.  3/1/2010/10003/3. Antwerpsesteenweg 56 B‐9000 Gent. www.archeo.be.

(45) BEV‐GRO. Blad 4/9. Sporenlijst. WP. Spoor. Vlak. 1. 073. 1. Afmetingen (cm). Vorm. Vulling. Inclusies. Kleur. Interpretatie. Datering. Vondstnummer. 16. ORM. ZF. H/VN. DGR. KL. ME. /. 75. 2. OVL. ZF. /. ZW‐BE. GRE. LME. /. 136. 126. 27. ORM. ZF. H. ZW. GRE. LME. /. 1. 205. 144. 12. ORM. ZF. H/VN. ZW. GRE. LME. /. 077. 1. 52. 37. /. OVL. ZF. KER. BR. weidepaal. NT. /. 1. 078. 1. /. 134. 29. LIN. ZF. VN. DGR. GRE. LME. /. 1. 079. 1. /. 107. 17. LIN. ZF. KER + VN. DGR. GRE. LME. 013. 1. 080. 1. 48. 22. /. RH. ZF. /. BR‐ZW. weidepaal. NT. /. 1. 081. 1. /. 95. 49. LIN. ZF. VN, HK. DGR. GRE. LME. /. 1. 082. 1. 132. 121. 30. RH. ZF. KBW. ZW. KL. ME. 049. 1. 083. 1. 29. 22. /. OVL. ZF. KER. BR‐ZW. weidepaal. NT. 008. 1. 084. 1. 25. 22. /. RH. ZF. /. BR‐ZW. weidepaal. NT. /. 1. 085. 1. 80. 47. /. OVL. ZF. /. DGR‐ZW. NAT. XXX. /. 1. 086. 1. 1400. 71. 41. LIN. ZF. VN, KER, HK. ZW. GRE. LME. 001, 009, 016, 026. 1. 087. 1. 138. /. /. OVL. ZF. /. GR‐BE. uitspoeling GRE. XXX. /. 1. 088. 1. /. /. /. OVL. ZF. /. GR‐BE. uitspoeling GRE. XXX. /. 1. 089. 1. 251. 84. 45. LIN. ZF. BKW‐spikkels. ZW. GRE. LME. /. 1. 090. 1. 177. 75. 41. LIN. ZF. KER + VN. ZW. GRE. LME. 038. 1. 091. 1. /. 75. 54. LIN. ZF. H/VN. DGR. GRE. LME. /. 1. 092. 1. /. 72. 41. LIN. ZF. H/VN. ZW. GRE. LME. /. 1. 093. 1. 35. 22. /. RH. ZF. /. BR‐DGR. weidepaal. NT. /. 1. 094. 1. 21. 20. /. VK. ZF. BKW‐spikkels. BR‐DGR. weidepaal. NT. /. 1. 095. 1. 26. 23. /. VK. ZF. /. BR‐DGR. weidepaal. NT. /. 1. 096. 1. 22. 22. /. VK. ZF. /. BR‐DGR. weidepaal. NT. /. Lengte. Breedte. Diepte. 1. 153. 92. 074. 1. 195. 1. 075. 1. 1. 076. 1.  3/1/2010/10003/3. Antwerpsesteenweg 56 B‐9000 Gent. www.archeo.be.

(46) BEV‐GRO. Blad 5/9. Sporenlijst. WP. Spoor. Vlak. 1. 097. 1. Afmetingen (cm). Vorm. Vulling. Inclusies. Kleur. Interpretatie. Datering. Vondstnummer. /. OVL. ZF. /. BR‐DGR. weidepaal. NT. /. 23. /. RH. ZF. /. BR‐DGR. weidepaal. NT. /. /. 75. 41. LIN. ZF. KER, HK. ZW. GRE. LME. 035. 1. /. 95. 28. LIN. ZF. KBW. DGR. GRE. LME. /. 101. 1. 36. 24. /. RH. ZF. KBW‐spikkels. BR‐DGR. weidepaal. NT. /. 1. 102. 1. 35. 32. /. VK. ZF. /. BR‐DGR. weidepaal. NT. /. 1. 103. 1. 22. 13. /. OVL. ZF. /. BR‐DGR. weidepaal. NT. /. 1. 104. 1. 20. 19. /. RND. ZF. /. BR‐DGR. weidepaal. NT. /. 1. 105. 1. /. 86. 39. LIN. ZF. KBW. DGR. NAT. XXX. /. 1. 106. 1. /. 74. 34. LIN. ZF. KBW. DGR. GRE. LME. /. 1. 107. 1. 21. 18. /. VK. ZF. /. BR‐DGR. weidepaal. NT. /. 1. 108. 1. /. 145. 47. LIN. ZF. KER. DGR. GRE. LME. 033. 1. 109. 1. 20. 20. /. VK. ZF. /. BR. weidepaal. NT. /. 1. 110. 1. 30. 22. /. RH. ZF. KBW‐spikkels. BR. weidepaal. NT. /. 1. 111. 1. 28. 21. /. RH. ZF. KBW‐spikkels. BR. weidepaal. NT. /. 1. 112. 1. 38. 25. /. RH. ZF. /. BR. weidepaal. NT. /. 1. 113. 1. /. 116. 41. LIN. ZF. H. DGR. GRE. LME. /. 1. 114. 1. /. 109. 40. LIN. ZF. KER. DGR. GRE. LME. 022. 1. 115. 1. 357. 142. /. ORM. ZF. /. ZW‐BE. NAT. XXX. /. 1. 116. 1. /. 109. 32. LIN. ZF. KER. DGR. GRE. LME. 003. 1. 117. 1. /. 160. 51. LIN. ZF. KBW + KER. ZW. GRE. NT. 018, 027, 052. 1. 118. 1. /. 126. 2. LIN. ZF. KER + HK. ZW. GRE. LME. 028. 1. 119. 1. /. 110. 5. LIN. ZF. KER + HK + VN. ZW‐BE. GRE. LME. 041. 1. 120. 1. /. 158. 4. LIN. ZF. KER. ZW‐BE. GRE. LME. 031. Lengte. Breedte. Diepte. 1. 21. 13. 098. 1. 39. 1. 099. 1. 1. 100. 1.  3/1/2010/10003/3. Antwerpsesteenweg 56 B‐9000 Gent. www.archeo.be.

(47) BEV‐GRO. Blad 6/9. Sporenlijst. WP. Spoor. Vlak. 1. 121. 1. Afmetingen (cm). Vorm. Vulling. Inclusies. Kleur. Interpretatie. Datering. Vondstnummer. 38. LIN. ZF. KER + KBW. ZW. GRE. LME. 010. 62. 45. LIN. ZF. KBW. ZW. GRE. LME. /. 400. 90. 60. LIN. ZF. KER, KBW, HK. ZW. GRE. LME. 019. 1. 520. 43. 13. LIN. ZF. KER, KBW. ZW. GRE. LME. 020, 021, 047. 125. 1. 222. 89. 32. LIN. ZF. KER. ZW. GRE. LME. 002, 036. 1. 126. 1. 172. 97. 2. LIN. ZF. /. ZW. GRE. LME. /. 1. 127. 1. 23. 17. /. OVL. ZF. /. BR‐DGR. weidepaal. NT. /. 1. 128. 1. 67. 46. /. OVL. ZF. /. GR. NAT. XXX. /. 1. 129. 1. 42. 34. /. RH. ZF. HK. GR. weidepaal. NT. /. 1. 130. 1. 21. 21. 7. RND. ZF. H. DGR. PK. LME. /. 1. 131. 1. /. 60. 40. LIN. ZF. HK_H. DGR. GRE. LME. /. 1. 132. 1. 343. 105. 28. LIN. ZF. KER. DGR. GRE. LME. 029. 1. 133. 1. 223. 188. /. OVL. ZF. KBW‐spikkels. BR‐DGR. KL. NT. /. 1. 134. 1. /. 110. 66. LIN. ZF. KBW‐spikkels. DGR. GRE. LME. /. 1. 135. 1. /. 50. 20. LIN. ZF. H. DGR. GRE. LME. /. 1. 136. 1. /. 143. 13. ORM. ZF. KER, HK. DGR. GRE. LME. 006, 050. 1. 137. 1. 37. 26. 11. RH. ZF. FE. BR‐DGR. GRE. LME. /. 1. 138. 1. 164. 152. 42. OVL. ZF. VN, FE, HK. DGR. KL. LME. /. 1. 139. 1. 149. 94. 58. OVL. ZF. H, FE, NS. DGR. KL. LME. /. 1. 140. 1. 200. 152. 45. OVL. ZF. GE zand. DGR. KL. LME. /. 1. 141. 1. /. 85. 52. LIN. ZF. KER + VN. DGR. GRE. LME. 004, 046. 1. 142. 1. 97. 46. /. /. ZF. H/VN. DGR. NAT. XXX. /. 1. 143. 1. /. 59. 5. LIN. ZF. KBW. ZW. GRE. LME. /. 1. 144. 1. /. 79. 34. LIN. ZF. KER, KBW‐spikkels. DGR. GRE. LME. 015. Lengte. Breedte. Diepte. 1. 750. 64. 122. 1. 456. 1. 123. 1. 1. 124. 1.  3/1/2010/10003/3. Antwerpsesteenweg 56 B‐9000 Gent. www.archeo.be.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aangezien we vermoeden dat de invloed van de transformationeel leider (TL) gemodereerd wordt door steun van de leidinggevende uit de moederorganisatie (SLM) moeten we ook in de

Een drietal werktuigen dateren uit de nieuwe tijd (zie 6.1.1). De ruimtelijke spreiding van de sporen hangt grotendeels van hun datering af. Zo zijn de late

Tabel 1 – Genetische parameters van melk-, vet-, en eiwitproductie (testdag) voor verschillende perioden op robotbedrijven (1 = binnen één jaar voor omschakeling; 2 = binnen één

These assumptions concern the relationship between: (i) the power of the people, as instituted and channelled through established democratic institutions, and the power of the

Het merkwaardige hieraan is niet alleen dat een aantal Vlaamse organisaties die leven bij de gratie van de subsidies die zij vanwege de Vlaamse rege- ring en de

de administratie Wegen en Verkeer, afdeling West-Vlaanderen, opdracht te geven de situatie langs de Meensesteenweg in Bissegem opnieuw te onderzoeken en concreet na te gaan of de

Deze is als volgt geformuleerd: ‘In hoeverre voldoet het huidige kwaliteitsbeleid van Saxion aan de vernieuwde eisen van het accreditatiestelsel en hoe beoordelen

Ook de drie zwembaden in onze gemeente, openluchtbad De Leemdobben (Vries), openluchtbad Lemferdinge (Eelde-Paterswolde) en subtropisch zwembad Aqualaren (Zuidlaren), zijn