Nieuwe problemen
met roest
bij
populier?
B.C.
tsan Dam,Rijksinstituut
uoor onderzoek in de bos- enI ands c hap s bouw' D e Dors c hkamp',
Wageningen.
Schema I : Leoenscyclus uan
M.
laricïpopulina.POPULUS
LARIX
eO
S
r
c)
o
J
o
o
o oo
3o
a, eploïde
f
as
e
28o
J
Inleiding:In
de afgelop en 25 jaar is doorverschillen-de
veredelingsinstitutenin
West-Europaintensief gewerkt
aan de verbetering vanpopulieren
uit
de
sectie's Aigeiros
en Tacamahaca.Men
probeert onder
anderetot
eenver-betering
van vorm en
houtproduktie
tekomen, maar men heeft ook
getrachtklonen te vinden met een geringe
gevoelig-heid
voor
verschillende ziekten zoalskan-ker,
Marssonina
bladvlekkenziekte
en roest.In
Nederlandwerd
de gevoeligheid voor bepaaldeziekten,
onder andere roest be-paald aan de hand van veldwaarnemingen.Deze methode bleek, ondanks een aantal
tekortkomingen, vele jaren
betrouwbareresultaten
op te
leveren.
Mededoor dit
onderzoek zijn een aantal nieuwe klonen in de handel gekomen, die resistent zijn of eenacceptabel
niveau
van gevoeligheid voorroest bezitten
(Koster,
1984).Er schuilt echter een mogelijk gevaar in de
aanplant van klonen, die een volledige
re-sistentie tegen een ziekteveroorzaker, pa-thogeen, bezitten.
Door
mutatie en recombinatie van erfelijk materiaal kunnen fysiologische rassen van een organisme ontstaan, die in staat zijn deresistente individuen
aan
te
tasten(Zadoks, 1959).
Klonen
van zuivere
Populus nigra en P.trichocarpa
zijn nooit
volledig
resistent.Door
kruisingen tussen deze twee soorten kan men wel nakomelingen krijgen met een verlaagde gevoeligheid voor roest, maar opdeze
wijze kan
geen volledige resistentieworden verkregen.
Binnen de soort P.
deltoides komen welvolledig
resistente individuenvoor.
Door gekontroleerde kruisingen van P. deltoides met P. nigra en P. thrichocarpa kan men totvolledig
resistente hybriden komen,
die ook de gunstige eigenschappen van P. nigraof
P.
trichocarpabezitten.
(Steenackers,1982).
In
1982vond
een massale afsterving vanpopulieren plaats
in
West-Europa (DeKam,
1983).Dit
bleek tezijn
veroorzaaktdoor
vorstschade gevolgddoor
een ern-stige aantasting van Dothichiza populea. In Belgie waren de problemen het ernstigst.Men
had daar bovendien te kampen meteen zware
roestepidemie,die de
popu-lieren sterk had verzwakt.
Niet alleen werden matig gevoelige klonen,
zoals 'Robusta'
ernstiger
aangetast dannormaal,
ook klonen zoals
'Ogy'
en'Isieres',
waarvan
men
aannamdat
zeresistent waren voor roest, werden aange-tast.
Een aantal nieuwe klonen bleef echter
vrij
van roest.
Deze observatie leidde tot de
veronderstel-ling dat
in
Belgie
fysiologische rassen(fysio's)
van
roest
(Melampsoralarici-populina) voorkomen (Steenackers, 1982).
In
1983werd
in
Nederland een ernstigeroestaantasting gevonden
in
een
'Rap'-beplantingin
de omgeving van Brummen;tot
dan toe was'Rap'
beschouwd als zeerweinig gevoelig voor roest.
Roesten
zljn
algemeen
voorkomendeschimmels, met een zeer complexe
levens-cyclus.
Binnen een generatie wordenvijf
verschillende
soorten
sporen
gevormd,meestal
op
twee
verschillendewaard-planten.
Op
populierenuit
de sectie's Aigeiros en Tacamahaca komen drie roestsoorten voor (Pinon, 1973), nl:M e lamp s ora laric ïpop ulina Kle b. ; deze roest
wordt
in geheel Europa gevon-den en heeft als voornaamstewisselwaard-plant
Lariks
soorten.M e lamp s ora
alliïp
opulina Kle b. ;komt
voornamelijk
voor in
de zuidelijkedelen van Europa en is in Nederland
zeld-zaam.
De
belangrijkste wisselwaardplan-ten zijnAllium
soorten.M e lamps ora medusae Thumen
;
is de meest voorkomende populierenroest
in
Noord-Amerika.
In
Europa werd dezeroest eenmaal,
in
een beperkt gebied vanFrankrijk
gevonden (Pinon, 1973), maar desoort is in Nederland niet waargenomen.
In
Nederland
wordt
populierenroest dusvoornamelijk
veroorzaaktdoor
Melamp-sora larici-populina (schemal).
Deze roest veroorzaakt op de lariks geen
schade
van
betekenis, maar
populierenkunnen na een hevige aantasting tenslotte
afsterven.
De
schimmel veroorzaakt
bladnecrose. Een geringe aantasting geeft geen schade,maar
als
eengroot deel van het blad
isaangetast wordt het afgestoten. Dit veroor-zaakt een vroegtijdige bladval.
Voortijdige
bladval heeft tot gevolg dat descheuten
niet uitrijpen,
waarna ze tenge-volge van
uitdroging
en
een
verhoogdevorstgevoeligheid sterven. Door een zeer
vroege bladval, voor half augustus kan de
gehele boom nog in datzelfde jaar sterven
(Van der Meiden. ll)67).
In
1958 werd door Van der Meiden en VanVloten
gewaarschuwd voor de gevaarlijkesituatie die onstaat wanneer populieren in de direkte omgeving van lariks wordt
aan-geplant. De infektie treedt in dat geval
eer-der op, waardoor een epidemie zich sneller
opbouwt. Maar ook kan tijdens de
geslach-telijke
fase op lariks erfelijk materiaal uit-gewisseldworden en
zo
kan
een nieuwfysio ontstaan (Van Vloten,
l9l9).
Omdat het voorkomen van een nieuw fysio van
M.
larici-populina een bedreiging kanvormen
voor
beplantingen van de nieuwepopulierenklonen werd
in
1983 beslotenom te
onderzoekenof er
inderdaatver-schillende
fysio's
voorkomen
in
West-Europa.
Dit
onderzoek werd uitgevoerd door deaf-deling Pathologie
van'De
Dorschkamp' insamenwerking
met het
'Laboratoire
dePathologie Forestiere' in Frankrijk.
In
dit artikel wordt
verslag gedaan van deresultaten van dit onderzoek in 1984.
Materiaal en methode
In
de zomer van 1983 werden uredosporenverzameld
van
blad
van
'Robusta'
te Amance(Frankrijk),
van'Isieres' teGram-mont
(Belgie)en van
'Rap'
te Brummen(Nederland).
Deze sporen werden gedurende de winter bewaard
bij
4 graden Celsius en eenrela-tieve luchtvochtigheid v an 337o.
In
het voorjaar van 1984 werden met dezesporenkollekties
bladerenvan'Robusta'
besmet. De verse sporen, die zich op deze
bladeren ontwikkelden werden
gebruiktom de proeven
in
1984 uit te voeren.De
gevoeligheidvan
populierenbladerenvoor roest is afhankelijk van een groot
aan-tal faktoren waaronder temperatuur,
licht-intensiteit, relatieve
luchtvochtigheid, voedingstoestanden van de plant engene-tische
herkomst
(schema2).
(Somda&
Pinon,
l98l;
Chandrasheka&
Heather,1982).
Daarom werden de stekken opgezet
in
2liter
potten met mengsel van zand en veen met daaraan toegevoegde voedingsstoffen. De potten werden in een kas met belichtingbij
18 graden Celsius gezet. In beidelabora-toria
werden 'Robusta',
'Ogy',
'Rap'
en'Beaupre' getoetst op hun reaktie, nadat ze
met de
roestsporen afkomstiguit
de drieverschillende landen waren besmet.
InFrankrijk
werden
bovendien'Isieres',
'Sprjk','Dorskamp','Raspalje','Donk'
en'Ghoy'getoest.
Schema
2:
Genetische herkomst oan de klonen P. euramericana (P. delt. x P. nigra)P. trichocarpa x P. deltoides: P. deltoides x P. trichocarpa (?):
De sporen werden in suspensie gebracht in
een konsentratie
van
10.000 sporen permilliliter. De
bladeren van dete
toetsenklonen werden met de onderzijde van het blad in de suspensie gebracht waarna ze in
glazen petrischalen,
op
een laagje waterwerden
gelegd. Deze schalen werden ineen klimaatkamer gebracht
bij
20 graden Celsius en een konstante belichting.Na ongeveer 24 uur zijn de meeste sporen gekiemd en dringen de schimmeldraden het
weefsel binnen.
In
het blad beschadigt deschimmel het weefsel waardoor gele
vlek-jes met een diameter van l-2 mm. ontstaan.
Na
ongeveer9
dagen wordenin
vrucht-lichamen,
de
uredinia, nieuwe
uredo-sporen gevormd (zie schema 1).
Resultaten en diskussie
In
schema 3 worden de resultaten van de proeven gegeven.'Robusta' werd doorde drie
roestherkom-stenernstig
aangetast,terwijl'Raspalje',
'Donk',
'Ghoy'
en 'Beaupre' niet werdenaangetast.
'Ogy', 'Rap',
'Isieres' en
'Spijk'
werdendoor de Franse roestherkomst licht aange-tast en door de Belgische- en Nederlandse roest ernstig.
'Dorskamp' werd licht
aangetast door deBelgische roest.
Het
feit,
dat
bijvoorbeeld
'Rap'
slechtszeer
licht
werd
aangetast door de Franseroest,
zou er op kunnen wijzen, dat dezekloon
weinig gevoeligis
voor deze roest.'Rap'
zou dan een zgn. 'horizontaleresis-tentie'
tegenroest
bezitten.In
hetalge-meen
wordt
aangenomen dat deze vormvan
resistentie
duurzaamis.
Aangezien'Rap'
ernstiger
werd
aangetastdoor
deroesten
uit
Belgie en Nederland, hetgeenwijst
op een doorbreking van de resistentiewas
het
noodzakelijkom
de reaktie van'Rap'
nader te analyseren.Robusta, Spijk, Dorskamp, Isieres, Ogy, Ghoy.
Beaupre, Raspalje.
Donk, Rap.
Hiervoor werd de
volgendeproef
uitge-voerd:
Met
sporen
uit
het
oorspronkelijkemonster
uit
Frankrijk werd 'Robusta'bladbesmet. Hierop ontwikkelden zich massaal
uredinia (zie schema 4). De sporen werden
van
de
bladeren gespoelden
met
dezesuspensie
werden
'Rap'-
en
'Robusta'-bladeren besmet.
Op
'Robusta'
ontwikkelden zich massaaluredinia en
op 'Rap'
slechts enkeleuredi-nia. Deze resultaten zijn vergelijkbaar met
de
resultatenuit
schema3.
Met
sporen, telkens afkomstig uit een uredinium (zulke sporen zijn genetisch identiek) werdenop-nieuw bladeren besmet, volgens schema 4.
Bij
'Rap'
werden sporen afkomstig uit drieverschillende uredinia getoest en
bij
'Robusta' van l0 uredinia.
Als 'Rap'
minder gevoelig zou zijn voor deroest afkomstig uit Frankrijk dan zou
iede-re
inoculatie
van 'Rap'
met
deze roest leiden tot een gering aantal uredinia, omdatbij iedere besmetting een aantal opgebrach-te sporen niet tot een infektie leiden.
Dit gebeurde in deze proef echter niet.
'Rap'
werd na
inoculatiemet
sporen af-komstig uit het kleine aantal uredinia die op'Rap'
verschenenna
besmettingmet
de Franse roest massaal aangetast.Op 'Rap'
vond dus een selektie plaats van de roest die 'Rap' kan aantasten terwijl deroest
die
'Robusta'
aantaast maar 'Rap' niet, werd geëlimineerd.Wanneer
van
'Robusta'-blad veel
meerdan
l0
uredinia
zoudenzijn
getoetst op'Rap' en
'Robusta',
dan zouden wellicht ook uredinia gevonden zijn met sporen diezowel 'Rap'
als 'Robusta' aantasten (E2),omdat
ook
deze,zij
het
in
zeer geringe mate,op'Robusta'
voorkwamen.In
dezeproef
werden alleen urediniage-toetst
van de roest die'Rap'
niet aantast (zie schema4).Schema4: Aantonen oan het uoorkomen
uanfisio
EI
en E2 in roestherkomst Amance'Robusta' besmet met roestherkomst Amance.
I
'Rap Robusta
(lOx)
+
Rap 'Rap 'Robusta
o,0
:
uredinia en uredosporen van fysioEl.
I,l :
uredinia en uredosporen van fysio E2I
I
(3x) 0 0 0 0ë{
Schema 3 : Resultaten uan de toetsingsproeuen met
die
roestherkomsten uan M.Laici-populina
op tíen populiereklonen., ,
I t
ot
t
t
I
-o o o o o o okloon
Robusta
Ogy
Rap
Beaupre
Isieres Sprjk
Dorskamp
Raspalje
Donk
Ghoyherkomst
FNFNFNFNF
F F F F F+
+
X+
+
X X++++++
++++++
++XXXX
NL
BFr
NL:
Nederland,B
:
Belgie,Fr
:
FrankrijkResultaten Nederlandse experimenten. Resultaten Franse experimenten.
meer dan l0 uredinia per 25 vierkante cm. bladoppervlak minder dan
I
uredinium per 25 vierkante cm. bladoppervlak geen ontwikkeling van uredinia.N
F
+
X
EI
E2
Schema 5: Reaktie's uanfysio
EI
en E2 nainoculatie
oan'Robusta',
'Spijk'
en'Beaupre'
onder deg e g eu e n pro efoms t andíg he de n
Kloon
Robusta
Sptjk
Beauprefysio
vonden. Meestal ging het om een lichte tot matige aantasting die eind augustus werd
gekonstateerd.
Waarschijnlijk
is
E2
dus geen nieuw fysio.Wel kan dit fysio zich in stand houden
bin-nen
een populatievan
El.
Mogelijk kanfysio E2 als de omstandigheden gunstig zijn
zich
massaal vermeerderenen
zo
een roestepidemie veroorzaken.Of de roestepidemie in Belgie het resultaat
is van een verschuiving in de
roestpopula-tie in
het
voordeel van F,2, kanuit
dezeproeven niet worden gekonkludeerd. Ook
is
nog niet duidelijk of fysio E2 'Robusta' heviger aantast dan fysioEl.
Wel is
zeker dat de
nieuwe klonen, diegevoelig
zijn
voor E2, zoals'Spijk',
'Ogy'en
'Isieres',
het aandeel van dit fysio in detotale populatie kunnen vergroten.
Klimatologische faktoren kunnen een
ver-schuiving
binnen een roestpopulatiever-oorzaken, zoals bekend
is
voor deroest-soorten
M.
larici-populina
en
M.
allii-populina (Pinon, 1976).
De optimum temperatuur voor de ontwik-keling van
M.
allii-populina ligt hoger danvoor
M.
larici-populina.Of
klimatologische omstandigheden ookvan invloed zijn op de ontwikkeling van de
fysio's
van M. larici-populina zal naderon-derzocht moeten worden.
In
1985zal
een inventarisatie wordenge-maakt van het verspreidingsgebied van de
fysio's
El
en E2 binnenFrankrijk,
Belgieen Nederland.
Voorts wordt
de gevoelig-heid van een groot aantal klonen voor E2 inhet veld getoetst.
Uit
dezeproef
zal
moetenblijken
of
derelatief
hoge gevoeligheid van 'Robusta','Rap' en 'Spijk'
voor fysio
E2 onderla-boratoriumomstandigheden ook in het veld
tot uiting
komt.
OLiteratuur
Chandrashekar, M. & W.A. Heather 1982.
Temperature-Light effects on resistance of poplar
cultivars to races ofM. larici-populina. Phytopathology 72(3):327 -330.
Kam, M. de 1983.
Het afsterven van populieren in 1982. Populier 20(l):
6-8.
Kam, M, de, B.C. oan Dam, J. Pinon, L Genetet I9M. Variability in M. Larici-populina in France, Belgium and The Netherlands. lTth session International Poplar
Commission, Ottawa, Canada. October 1984.
Koster, R. 1984.
Populierenveredeling. Populier 2 I (2):27 -30.
Lemoine, M. &J. Pinon 197E.
Differences clonales de sensibilite des peupliers aux
rouilles
a M.
larici-populina etM.
allii-populina.Biologie et Foret, Revue Forestiere Francaise 30(3):
l8t-185.
Meiden, H.A. oan der & H. aanVloten 1958.
Roest en schorsband als bedreiging van de teelt van
populieren. Korte mededeling Bosbouwproefstation,
nr. 37. Nederlands Bosbouw Tijdschrift 30(9): 261-273.
Meiden, H.A. uan der 1967.
De betekenis van enkele bladziekten in de populieren-teelt. Stencil Bosbouwproefstation Wageningen, 22 p.
Pinon, J. 1973.
Les rouilles du peuplier en France. European Journal
Forest Pathology 3: 221-228.
Pinon, J. & J. Bachacou l9&4,
Existence de deux groupes d'isolates differant par leur
pouvoir pathogene chez
M.
larici-populina Kleb.Comptes Rendus Academie Agricultures de Franêe p. l14-122.
Somda, B &J. Pinon I9M.
Ecophysiologie du stade uredien de M. larici-populina
Kleb et de M. allii-populina Kleb. European Joumal of Forest Pathology 4: 243-254.
Steenackers, V. 1982.
Nouvelle race physiologique de M. Iarici-populina en
Belgique. 22 ieme session du groupe de travail des
maladies. F.A.O.-Commission Intemationale du Peupliers, Casale Monferrato D82-5.
Vloten, H. oan 1949,
Kruisingsproeven met rassen van M. larici-populina
Klebahn. Tijdschrift voor Planten Ziekten 55: 196-209.
Mededeling Instituut voor Phytopathologie, Wagenin-gen, nr. l2l.
Zadoks, J.C. 1959.
On the formation ofphysiologic races in plant parasites.
Euphytica 8: 104-l 16.
+
+
+
* :
ontwikkeling van uredinia- :
geen ontwikkeling van uredinia Konklusies (zie schema 5).In West-Europa komen tenminste twee
fy-siologische rassen
voor van
M.
larici-populina,
die
wij
El
en
E2
hebbenge-noemd. (De
E
van Europa omverwaring
met
fysio's
op andere kontinenten te voor-komen). Een van defysio's
tast 'Rap' bij-voorbeeldniet
aanterwijl
het ander fysiodat wel
kan.
Ditzelfde
geldt ook
voor klonen zoals'Spijk',
'Isieres'en'Ogy'.
Aangezien 'Rap' een kloon is, die in
Neder-land
uit
de handelis
genomen en'Spijk'
dezelfde reaktie vertoont als 'Rap', kiezen
wij
voor
eendefinitie
vanfysio's,
waarin de reaktie van'Spijk'
is opgenomen. E2komt
voor op de drie plaatsen, waar deoorspronkelijke
monsters werdenverza-meld,
in
Grammont en Brummenin
een hoge koncentratie en in Amance in een zeer lage koncentratie.Is
E2 nu
een nieuw
fYsio
voor
West-Europa?
Uit
gegevens van de Afdeling Veredelingen
Vermeerdering
van de
Dorschkampblijkt
dat al vanaf l96E op sommigeproef-velden een aantasting van 'Rap' werd