• No results found

Overheidsinvesteringen : een overzicht van de macro-economische gevolgen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Overheidsinvesteringen : een overzicht van de macro-economische gevolgen"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

- >elas-: -cul- !Ctie- toor-deze t wèl •ende tvor-ische :!iste. ~uate .al te I I - - -

-'We zeggen dat politici veel ru-zie maken, maar onder weten-schappers is het niet anders.' Aldus de Secretaris-generaal van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, Van der Plas. Hij heeft het over de visie van econo-men op de effecten van over-heidsinvesteringen. Hoe belang-rijk zijn overheidsinvesteringen bijvoorbeeld voor de economi-sche ontwikkeling? 'Je moet con-stateren dat in een aantal geval-len adviseurs het soms niet met elkaar eens zijn'. En: 'De taak van de wetenschap is om duide-lijkheid te scheppen.' (N RC

Handelsblad 2 augustus 1997, p. 2). Kunnen wetenschappelijke analyses van economen de door Van der Plas gewenste duidelijk-heid verschaffen of is dat te veel gevraagd?

In deze bijdrage geven wij een schets van het recente onderzoek naar de groeistimulerende effec-ten van de investeringen van de publieke sector. Het gaat hierbij dus niet over het rendement van concrete projecten, zoals de Be-tuwelijn of de uitbreiding van • Schiphol. Wij proberen een

afge-wogen antwoord te geven op de vraag hoe belangrijk overheidsin-vesteringen in het algemeen zijn voor de economische groei in ons land. Hierover lopen de menin-gen sterk uiteen. En het verve-lende is dat er altijd wel een wetenschappelijke studie te vin-den is, die kan worvin-den aange-haald om het eigen gelijk te

'bewijzen'. Vaak zijn de opvat-tingen hierbij sterk gekleurd door het eigen belang. Een voor-beeld. In een recente bijdrage in

de Volkskrant (de Volkskrant, 18 september 1997, p. 9) verwees Albert Doe naar een artikel ge-publiceerd in een belangrijk Amerikaans wetenschappelijk

S &_DI I I997

HET RENDEMENT VAN

INFRASTRUCTUUR

Overheids-

investering-en: een

overzicht

van de

macro-

economi-sche

gevolgen

J.E. STURM*

J.

DE HAAN

de auteurs zijn verbonden aan de Economische Faculteit van de

Rijksuniversiteit Groninaen

tijdschrift ter ondersteuning van zijn stelling dat investeringen in de infrastructuur belangrijk zijn ter verbetering van de concur-rentiepositie van het gehele be-drijfsleven. (Voor alle duidelijk-heid: Albert Doe is werkzaam bij het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam.)

Onze conclusie is dat het on-derzoek inzake overheidsinveste-ringen nog met tal van onzeker-heden is omgeven. Het is zeer de vraag in hoeverre de economi-sche wetenschap zekerheid kan geven omtrent de precieze om-vang van de effecten van over-heidsinvesteringen. Alvorens hier dieper op in te gaan, willen we eerst het beloop van de over-heidsinvesteringen in kaart bren-gen.

Decennia lang zijn de over-heidsinvesteringen in de meeste

oE co landen gedaald (zie figuur 1 ). Over de oorzaken van de geschetste ontwikkeling lopen de meningen uiteen. Vaak wordt beweerd, dat de daling van de investeringen te wijten is aan achtereenvolgende bezuinigings-ronden. De gedachtengang hier-achter is dat in de overheidsin-vesteringen kan worden gesne-den, zonder dat dit gepaard gaat met veel maatschappelijk verzet.

Ook in ons land zijn de inves-teringen van de publieke sector uitgedrukt als percentage van het nationaal inkomen gedaald (fi-guur 2). De cijfers in fi(fi-guur 2 zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het CBS definieert investeringen

als uitgaven aan goederen met als doel deze als kapitaalgoed in het productieproces aan te wenden. In de regel vallen hier goederen onder met een levensduur langer dan één jaar. Het gaat zowel om uitbreidingsinvesteringen als om

(2)

472

S ~D 11 1997

Figuur r: Beloop overheidsinvesteringen in OECD landen 1970-1975 ten opzichte van 1987-1992 Bron: OECD

Toename •

Afname

D

8- Overheidsin verstering als procent BBP

7 -6

-

s-3 -2 -1 -0

-ZW! IER oos SPA DEN

NZL JAP NOR NED GRI

vervangingsinvesteringen. Onder overheidsinves-teringen rangschikt het CBS alle uitgaven die door de overheid worden gedaan voor kapitaalgoederen. Door deze definitie van de overheid, worden kapi-taaluitgaven van overheidsbedrijven, zoals de Ne-derlandse Spoorwegen, niet tot de overheidsinves-teringen gerekend. Aangezien invesoverheidsinves-teringen voor militaire doeleinden behoren tot de categorie con-sumptieve bestedingen, vallen deze evenmin bin-nen de definitie van het CBS. Hoewel 'land' een noodzakelijke produktiefactor in het produktiepro-ces is en daarom vaak als onderdeel van de kapitaal-goederenvoorraad wordt meegenomen, zijn ook aankopen van grond niet in de cBs-definitie begre-pen. De totale overheidsinvesteringen worden on-derverdeeld in de volgende drie categorieën:

bestedingen voor de bouw, verbouw en verbe-tering van gebouwen bestemd voor de burger-lijke overheidsdienst; (Gebouwen)

bestedingen voor de uitvoering van grond-, weg-en waterbouwkundige werken; (Gww) aanschaffingen voor de inrichting van kantoren en werkplaatsen, technische installaties, ver-voermiddelen en andere investeringsgoederen voor de diverse overheidsdiensten. (Outillage)

BEL AUS CAN UK ITA

DUI ZWE POR FRA FIN US

Uit figuur 2 blijkt dat met name de uitgaven voor

grond-, weg- en waterbouwkundige werken sterk zijn gedaald na de jaren zeventig. In een recent onderzoek naar het beloop van de overheidsinveste-ringen hebben wij een aantal mogelijke verklarin-gen empirisch getoetst (Sturm en De Haan, 1997).

Een belangrijke conclusie uit dit onderzoek is dat het beloop van de private investeringen geen ver-klaring biedt voor het beloop van de overheidsin-vesteringen in Nederland. Dit zelfde geldt voor de productie van de private sector. Demografische fac -toren lijken eerder een rol te hebben gespeeld bij het verklaren van het beloop van de overheidsinves-teringen. De hypothese dat de afnemende bevol-kingsgroei voor een daling in de overheidsinveste-ringen heeft gezorgd wordt bijvoorbeeld door de Nederlandse data bevestigd. Evenzo heeft de ver-wachte groei in het aantal schoolgaande kinderen een positief effect op de overheidsinvesteringen in scholen en beïnvloedt het aantal toekomstige amb-tenaren de investeringen in overheidsgebouwen positief. Ten slotte zorgt een stijgend aantal auto's voor een toename in de uitgaven voor grond-, weg-en waterbouwkundige werken (en niet andersom). Zoals eerder is opgemerkt, wordt als belangrijke reden voor de dalende overheidsin vesteringen vaak aangedragen dat het gemakkelijker is om op deze

-Figut E 8 -7 -6

-s

-4 -3 -2 -1 -o -ca tel over pen' Bov~ inve! baan budg ni"e• land. stijg! niet studi gebT' over met' sterk wo re voor polit bezu Ir aanta dat p mind besta budg sterk

(3)

-e.

eO

''"

i

.... US voor ;terk :cent este- arin-197)· s dat ver -:lsin ->r de ! fac -d bij 1ves-~vol­ este-•r de ver-.eren ~n in lmb-twen uto's weg-)m). :rijke vaak deze I I - - - -S &_0 I I 1997

Figuur 2: Beloop overheidsin vesterinoen in Nederland 1948-1993 (procent nationaal inkomen)

Bron: cas

Totaal Gebouwen GWW

Outillage

8- Als percentage van hetaaP 7 -6

-s

-4

-'

'

3

'

-2 -

'

----·-

----.

-·---

-

·

-1- r · - · -

-

-

-·--

.

-.-.-.

-... -···----···-··· ... -··· o -1953

categorie uitgaven te korten dan op andere soorten

overheidsuitgaven, omdat er geen

belangengroe-pen zijn die hierdoor direct worden getroffen. Bovendien zijn de gevolgen van achterblijvende investeringsuitgaven pas op de lange termijn

zicht-baar. Wij vinden echter geen verband tussen de budgettaire problemen van de overheid en het 'niveau van de overheidsinvesteringen in Neder

-land. Zowel de toegenomen interestlasten als het

stijgende tekort hebben de overheidsinvesteringen

niet van de begroting verdrongen. In een andere

studie (De Haan, Sturm en Sikken, I 995) waarin

gebruik is gemaakt van cijfers voor 2 2 oE co landen

over de periode I 980-92 vinden we dat in perioden

met een restrictief begratingsbeleid wel relatief

sterk in het budget voor de overheidsinvesteringen

wordt gesneden. Dit resultaat is dus ondersteuning

voor de hypothese dat overheidsinvesteringen een

politiek gezien eenvoudiger doelwit zijn voor bezuinigingen dan andere overheidsuitgaven.

In laatstgenoemde studie hebben we ook een

aantal andere hypothesen getoetst. De hypothese dat politiek zwakke regeringen, zoals bijvoorbeeld minderheidsregeringen en/ of coalitieregeringen

bestaande uit meer dan drie partijen, eerder in het budget voor overheidsinvesteringen snijden dan

sterke regeringen, wordt niet ondersteund door

1973 1993

onze schattingsresultaten. Eveneens blijkt er geen

verband te zijn tussen de politieke kleur van de

regering en het beloop van de overheidsinvesterin-gen. Verder is de mate van centralisatie van de overheid niet van invloed op de hoogte van de over-heidsinvesteringen. De politieke-conjunctuur hy-pothese stelt dat overheidsbestedingen, dus ook

overheidsinvesteringen, hoger zullen zijn in

verkie-zingsjaren. Hiervoor vinden we echter evenmin

empirisch bewijs. Wel komt uit de data naar voren

dat regeringen met een korte beleidshorizon eerder

geneigd zijn overheidsinvesteringen uit te stellen

dan regeringen met een langere beleidshorizon.

Wat zijn nu de gevolgen van de daling van de over-heidsinvesteringen? Is de economische groei ernstig

afgenomen als gevolg van deze daling? En welke beleidscansequenties dienen te worden getrokken? De afgelopen jaren zijn de overheidsinvesteringen in de economische wetenschap sterk in de

belang-stelling komen te staan. In een spraakmakend

arti-kel onderzocht David Aschauer (I 9 8 9) of de afne-mende economische groei in de Verenigde Staten (vs) in de jaren zeventig zou kunnen zijn

veroor-zaakt door een gebrek aan publieke infrastructuur. Zijn conclusies kregen veel aandacht. Volgens de schattingen van Aschauer deed een stijging van de

(4)

474

,,,

'

s &.o 11 1997

publieke kapitaalgoederenvoorraad met één

pro-cent de productie in de v s met o, 3 9 procent

toene-men. Aschauer's resultaten waren koren op de

molen van Bill Clinton die op zoek was naar een thema voor zijn verkiezingscampagne. Hij maakte extra overheidsinvesteringen tot speerpunt van zijn

binnenlands beleid. Ook in Nederland worden de

conclusies van soortgelijke studies gehanteerd als argument voor hogere overheidsinvesteringen. Zo

werd de studie van Toen-Gout en Jongeling ( 199 3)

destijds door minister Andriessen gebruikt als argu-ment in zijn pleidooi voor hogere overheidsinveste-ringen.

In een overzicht van de tot dusver in de

litera-tuur gebruikte methoden en technieken om deze

gevolgen te achterhalen onderscheiden we vijf

ver-schillende manieren om deze effecten op

macro-economisch niveau te schatten (Sturm, Kuper en

De Haan, 1997). Elk van deze methoden heeft zo

zijn voor- en nadelen. De meest toegepaste metho

-de in -de literatuur is die van Aschauer. Hierbij

wordt rechtstreeks het effect geschat van de publie

-ke kapitaalvoorraad op de productie. In

overeen-stemming met zijn resultaten vond men in eerste

instantie sterke groei-stimulerende effecten van

publiek kapitaal. Ondertussen is men er wel uit dat aan deze benadering de nodige bezwaren kleven. In

een eerdere publicatie (Sturm en De Haan, I 995)

hebben wij deze benadering toegepast op zowel

Amerikaanse als Nederlandse data van na de

Tweede Wereldoorlog. Wij vinden dat de oor

-spronkelijke resultaten van Aschauer (I989) voor

de VS onbetrouwbaar zijn. Ook voor Nederland

vinden wij bij gebruikmaking van deze methode geen duidelijk bewijs voor de stelling dat het lagere

niveau van de overheidsinvesteringen de

economi-sche groei heeft vertraagd.

Een tweede benadering onderzoekt wat het effect is van overheidsin vesteringen op de kosten of

de winst van het bedrijfsleven. Ook het door Doe

aangehaalde artikel volgt deze methode. Centraal in deze benadering staat het economisch gedrag van de bedrijven. Hiermee worden in elk geval een aantal

van de bezwaren van de benadering van Aschauer

vermeden. Echter een aantal problemen blijft ook

nu staan. De resultaten van onze toepassing van de

gedragsbenadering (Sturm, I 997) voor de

Nederlandse economie van na de Tweede

Wereldoorlog geven aan dat infrastructuur een

significant effect heeft op de productie en de pro

-ductiekosten van de private economie. Een

toena-me in infrastructuur toena-met I o procent heeft de kosten

van de private economie gemiddeld met 3 procent

doen dalen. Het blijkt dat er grote verschillen

bestaan tussen de open en de afgeschermde secto-ren van de Nederlandse economie. De open sector bestaat uit de bedrijfstakken die concurreren op de

buitenlandse markt (landbouw, industrie en

ver-voer), de afgeschermde sector concurreert

voorna-melijk op de binnenlandse markt (handel, banken

en verzekeringswezen en andere tertiaire

dien-sten). In de afgeschermde sector leiden

infrastruc-turele investeringen tot een daling in de productie-kosten. In de open sector daarentegen is er geen

belangrijk effect. Onze studie waarin een vergelijk

-bare methode is gevolgd als in het door Doe

aange-haalde onderzoek voor de vs, levert dus geen

ondersteuning op voor zijn stelling dat infrastruc

-tuur belangrijk is voor alle sectoren van het

Nederlandse bedrijfsleven. Geen wonder dus dat

Doe er niet naar verwijst.

Bij een derde manier om na te gaan welke

effecten overheidsinvesteringen hebben op de eco

-nomische groei wordt gebruik gemaakt van een

relatief nieuwe schattingsmethode. Het voert te ver

om deze uitgebreid te bespreken. De essentie van

deze methode is dat het beloop van een bepaalde

variabele (bijvoorbeeld de economische groei)

wordt verklaard met behulp van zijn eigen verleden en dat van andere variabelen (zoals de

overheidsin-vesteringen). Ook deze methode is onlangs voor

Nederland toegepast, waarbij gebruik is gemaakt

van een nieuwe unieke verzameling gegevens,

afkomstig uit het onderzoeksproject 'Reconstructie

van de Nationale Rekeningen voor Nederland,

I8oo-I94o' (Sturm, Groote en Jacobs, I995).

Hierbij is een vAR model geschat voor het bruto

binnenlands product, investeringen in machines, en

investeringen in infrastructuur over de periode

I 853-I 9 I 3. Concreet: het gaat hierbij bijvoorbeeld

over de aanleg van een spoorwegennet, waarmee

werd begonnen in I 86o en over het graven van

kanalen zoals de Nieuwe Waterweg en het

NoordzeekanaaL De uitkomsten van het onderzoek laten zien dat verbeteringen in de infrastructuur

een positief effect hebben gehad op de productie.

Doordat onze gegevens zijn opgebouwd vanaf het microniveau, zijn we in staat deze te splitsen in

investeringen in transport en overige

infrastructu-rele investeringen. Beide categorieën hebben een

positieve uitwerking op het productieniveau in de

vorige eeuw. Het duurt overigens wel enige tijd

VOO! effec inve infra inve tievt het gedr h nom heid~ met! type: is ge' Dat gebr: nenl baar A conc groei nog: stellt on de nog' extra zoek posit inhe1 gein econ• ge • i: anclei Bijvo snel~ breid VOOr< naar) toekc word zoals effect beo01 in di ei kritie beleic voor geëve scepsi onder Aangt

(5)

-sten :ent llen cto-ctor J de ver- ma-.ken ien- ruc-: tie-~een lijk- lge-~een ruc-het dat elke ~co­ een ver van al de oei) :den . sin-•oor aakt ens, tctie md, 95). ~uto ~,en . ode eeld mee van het :oek :uur :tie. het :~in ctu-een 1 de tijd I ' . - - -~--S &_0 I I 1997 voordat de verbetering in de infrastructuur leidt tot

effectieve capaciteitseffecten. Na opsplitsing van

investeringen in transport infrastructuur en overige

infrastructurele investeringen blijkt dat met name

investeringen in transport infrastructuur een

posi-tieve uitwerking op het productieniveau hebben, zij

het pas na vijf jaar. Ondernemingen passen hun

gedrag blijkbaar niet zo snel aan.

In ons eerder aangehaalde overzicht van het

eco-nomische onderzoek naar de gevolgen van over-heicisinvesteringen worden nog twee andere

methoden behandeld. Ook de conclusies van deze

types van onderzoek zijn niet eenduidig. Bovendien

is gebleken dat de resultaten vaak niet robuust zijn.

Dat wil zeggen dat kleine veranderingen in de

gebruikte modellen de conclusies belangrijk

kun-nen doen veranderen, zodat deze niet erg

betrouw-baar zijn.

Al met al komen we slechts tot de bescheiden

conclusie dat publiek kapitaal waarschijnlijk wel de

groei bevordert, maar dat de omvang van dit effect

nog steeds onzeker is. Dit is eigenlijk een

teleur-stellende conclusie gegeven de grote hoeveelheid

onderzoek dat is verricht op dit terrein. Ten slotte

nog een laatste waarschuwing ten aanzien van het

extrapoleren van de bevindingen van ons onder-zoek naar de toekomst. Zelfs indien infrastructuur

positiefheeft bijgedragen aan de economische groei

in het verleden, houdt dit nog niet in dat

toekomsti-ge investerintoekomsti-gen evenzo productief zullen zijn. De

economische voordelen verbonden aan toekomsti-ge infrastructurele investerintoekomsti-gen kunnen heel

anders zijn dan die van reeds gedane investeringen.

Bijvoorbeeld, het opzetten van een netwerk aan

snelwegen kan heel lucratief zijn, terwijl het uit-breiden van hetzelfde netwerk beduidend minder

voordeel hoeft op te leveren. Door eenvoudigweg

naar het verleden te kijken, kan erg weinig over de

toekomstige effecten van overheidsinvesteringen

worden gezegd. Extrapolatie van het verleden,

zoals bijvoorbeeld Bomhoff ( 19 9 5) doet om de

effecten van nieuwe investeringsprojecten te beoordelen, is onverstandig. Dit geldt temeer indien de hierbij gebruikte methode aan de nodige

kritiek onderhevig is. Het enthousiasme onder

beleidsmakers voor een ophoging van het budget

voor infrastructurele uitgaven wordt momenteel geëvenaard (of misschien wel overtroffen) door de

scepsis dienaangaande onder vele economen. Ons

onderzoek voegt alleen maar toe aan die scepsis.

Aangezien nog steeds onduidelijk is in welke mate

additionele overheidsinvesteringen de private

eco-nomie beïnvloeden, dienen beslissingen aangaande overheidsinvesteringen niet gemotiveerd te

wor-den door hun vermeende groeistimulerende

invloed.

Dienen de overheidsinvesteringen te worden

verhoogd? Het simpele feit dat de

overheidsinves-teringen in de meeste OECD landen zijn gedaald,

vormt op zichzelf geen bewijs dat momenteel een

tekort aan overheidskapitaal bestaat. Niettemin staan additionele uitgaven voor infrastructuur mo-menteel hoog op de politieke agenda in

verschillen-de OECD landen. Of dit daadwerkelijk tot hogere

uitgaven zal leiden, moet nog blijken. Zoals we

hebben laten zien, zijn de overheidsinvesteringen

een makkelijk slachtoffer tijdens

bezuinigingsron-den. Omdat veellanden nog steeds hun begroting op orde moeten brengen, dienen de toezeggingen van vele politici dan ook niet al te letterlijk te wor-den genomen.

Lic.eratuur

Aschauer, O.A. (1989), 'lspublicexpenditureproductive?',

Joumal

<if

Monetary Economics, 23, 171·200.

Bomhoff, E.J. ( 1995), 'Met de spade op de schouder', Nyjer,

speciale studies nr. 1 •

Toen·Gout, M.W. en M.M. jongeling (1993), 'Investeringen in infrastructuur en economische groei', Economisch

Statistische Berichten, 78, nr. 3910, 424·427.

Sturm, J.E. en J. de Haan ( 1997), 'Public capita! spending in the Netherlands: developments and explanations', Applied Economics Letters, (te verschijnen). ·

Haan, J. de, J.E. Sturm en B.J. Sikken (1996), 'Government capita! formation: explaining the decline',

Weltwirtschijtliches Archiv, 1 )2, nr. 1, 55·14·

Sturm, J.E., G.H. Kuper en J. de Haan (1996), 'Modelling

government in vestmentand economie growth on a macro

level: a review', ccso reeks nr. 29, ccso Centrum voor

Conjunctuur-en Structuuronderzoek, Groningen, (te ver·

schijnen inS. Brakman, H. van Ees en S.K. Kuipers (eds),

Market behaviour and macroeconomie mode/lino, MacMillan) . Sturm, J .E. en J. de Haan ( 1995), 'Is public expenditure really

productive? New evidence from the USA and the

Netherlands', EconomicModellina, 12, nr. 1, 60-72.

Sturm, J .E.( 1997), 'The impact of public infrastructure capita! on the private sector of the Netherlands: an application of

the symmetrie generalized McFadden cost function', c PB

onderzoeksmemorandum nr. 133, Centraal Planbureau,

Den Haag.

Sturm, J.E., J.P.A.M. Jacobs en P.D. Groote (1995),

'Productivity impacts of infrastructure investments in the

Netherlands 1 8 53-19 1 3 ',·soM onderzoeksmemorandum

nr. 95DJo, SOM, Groningen.

• J. E. Sturm promoveerde onlangs bij J. de Haan op een

proefschrift over overheidsinvesteringen. Hiervan verschijnt

binnenkort een handelseditie bij uitgeverij Edward Elgar.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch patrimonium, dat in januari 1992 in Valletta in Malta werd goedgekeurd door de Raad van Europa, is

9 Wat mogelijk te maken heeft met een zekere beleidsinertie, maar anderzijds ook suggereert dat het AAMB ook wordt gestuurd door extra-economische overwegingen.. een met

We erkennen dat interne mobiliteit effect kan hebben op de kansen en inzetbaarheid van werknemers (zie bv. Campion, Cheraskin &amp; Stevens, 1994) en dat mobiliteit vanuit

Maatregelen die de speciale banen aanmoedigen, zijn relatief goedkoop voor de overheidsfinanciën als de budgettaire kost per gecreëerde job (32 000 euro) en de

Directe regulering en vrije verhandelbare emissierechten generen geen extra 'Overheidsinkomsten in tegenstelling tot heffingen of indien verhandelbare rechten per opbod

Deze ambitieniveaus bieden een terugvaloptie Het verdient aanbeveling om het ambitieniveau naar beneden bij te stellen als onvoldoende voldaan kan worden aan de voorwaarden voor

Geen jongerenactlviteiten meer voor jongeren in de leeftijdscategorie 18-23 jaar, geen uitvoering meer van stedelijke activiteiten blj het kinder-, jeugd- en jongerenwerk,

De buurt is niet alleen een belangrijke eenheid van sociale en ruimtelijke ongelijkheid, maar ook een platform voor gemeenschapsvorming en de dagelijkse sociale interactie