• No results found

Gras met mais en triticale economisch aantrekkelijk op droogtegevoelige zandgrond

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gras met mais en triticale economisch aantrekkelijk op droogtegevoelige zandgrond"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bij de keuze van voedergewassen op droogtege-voelige zandgrond kan een veehouder rekening houden met de eigenschappen van die gewas-sen. Maïs gebruikt weinig water, maar is gevoe-lig voor droogte. Triticale is al zó vroeg in het seizoen rijp dat de droogte vaak ontweken wordt. Voederbieten en gras hebben een opval-lend goed herstelopval-lend vermogen na droogte en luzerne kan juist heel diep wortelen en is daar-om misschien een alternatief.

In een gezamenlijk onderzoek van het PR met het Praktijkonderzoek voor de Akkerbouw en de Vollegrondsgroenteteelt (PAV), het Instituut voor Agrobiologisch en Bodemvruchtbaarheidsonder-zoek (AB-DLO) en het Staringcentrum (SC-DLO) is het vochtverbruik van deze voedergewassen bekeken. In het vorige periodiek las u al wat over de productie van voedergewassen op droogtegevoelige grond zonder beregening. Op basis van die proeven, aangevuld met produc-tieproeven onder gecontroleerde omstandighe-den, is door het AB-DLO een groeimodel ont-wikkeld. Dit model voorspelt de drogestofop-brengst van Engels raaigras, rietzwenkgras, snij-maïs, triticale, luzerne en voederbieten. Het model houdt rekening met de bodem en met het weer. Dit model is de basis voor een economi-sche evaluatie van deze gewassen met het bedrijfsbegrotingsprogramma BBPR van het PR. Bedrijfsgegevens

Er zijn berekeningen gemaakt voor een bedrijf van 30 hectare. Het bedrijf heeft 40 of 60 pro-cent grasland. Daardoor kan beperkt beweid worden met zes tot acht kg ds bijvoeding in de zomer. In lange droge perioden worden de koei-en tijdelijk opgestald. Het overige deel van de bedrijfsoppervlakte wordt gebruikt door de voe-dergewassen maïs, triticale, luzerne of voeder-bieten. Van voederbieten wordt maximaal drie

ha geteeld. De andere voedergewassen kunnen alleen of in een combinatie van twee geteeld worden, bijvoorbeeld naast 40 procent gras 30 procent maïs en 30 procent triticale. Bij triticale is steeds een nateelt met Italiaans raaigras mee-genomen.

Bodem en weer

Er zijn bedrijven doorgerekend op drie verschil-lende grondsoorten, een zeer droge veldpodzol met een bewortelbare diepte van 40 cm, een eerdgrond met een dun dek en een bewortelba-re diepte van 60 cm en een eerdgrond met een dikker dek en een bewortelbare diepte van 90 cm. Bovendien is gekeken naar de variatie in weer. De berekeningen zijn gemaakt voor de vijf jaren die in tabel 1 zijn weergegeven. Teelt- en oogstkosten

Bij de economische vergelijking spelen de ver-schillen in teelt- en oogstkosten tussen de gewassen een belangrijke rol. In figuur 1 is een overzicht opgenomen van die teelt en oogstkos-ten.

De teeltkosten van gras zijn veruit het laagst. Dit komt omdat gras in principe een teeltduur van

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● 2

Gras met maïs en triticale economisch

aantrekkelijk op droogtegevoelige

zandgrond

Koos Nijssen

Op droogtegevoelige zandgrond kan niet altijd beregend worden. Soms is dat niet toegestaan, door beregeningsbeperkingen. Ook op een veldkavel kan beregening niet mogelijk zijn. In die gevallen kunnen droogtetolerante voedergewassen uitkomst bieden. Op basis van bedrijfsecono-mische berekeningen van het PR kunnen twee belangrijke conclusies getrokken worden. 1: Naast gras blijft maïs het gunstigste voedergewas. 2: Triticale verdient een plaats naast maïs omdat het in jaren dat maïs achterblijft juist goed presteert.

Praktijkonderzoek 98-4

Tabel 1 Typering van de vochtvoorziening in

diverse jaren Jaar Typering

1987 Gehele groeiseizoen nat 1992 Gehele groeiseizoen normale

vochtvoorziening

1995 Voorjaar normaal, zomer droog 1996 Voorjaar droog, zomer normaal 1976 Heel groeiseizoen droog

(2)

tien jaar heeft. Pas na die periode moet grond-bewerking plaatsvinden en moet opnieuw inge-zaaid worden. De bemestingskosten van gras-land zijn relatief hoog doordat volgens het maximale advies bemest wordt.

Ook de teelt van luzerne is relatief goedkoop. De teeltkosten zijn iets hoger dan bij gras want luzerne blijft maar vier jaar op de zelfde plaats. De bemestingskosten van luzerne zijn veel lager doordat luzerne, omdat het een vlinderbloemige is, voor zijn eigen stikstofvoorziening kan zor-gen. De oogstkosten zijn wel wat hoger dan bij gras, doordat drie à vier oogsten per jaar nodig zijn en doordat melasse toegevoegd moet wor-den voor een goed inkuilproces.

De teeltkosten van snijmaïs en triticale zijn ongeveer even hoog. Bij triticale zijn de kosten van de nateelt van Italiaans raaigras ook meege-nomen. Blijven die kosten achterwege dan dalen de kosten bij triticale met ruim 500 gul-den per jaar. De teelt- en oogstkosten van voe-derbieten zijn het hoogst. Bovendien moet voor het voeren van bieten aan het vee nog extra apparatuur aangeschaft worden. Die kosten zijn in deze berekening niet opgenomen.

Zelfvoorziening

In figuur 2 is de zelfvoorzieningsgraad voor ruwvoer weergegeven van alle doorgerekende gewascombinaties. De zelfvoorzieningsgraad geeft aan welk percentage van het benodigde geconserveerde ruwvoer op het bedrijf zelf geproduceerd wordt. Links staan de bedrijfssitu-aties met luzerne, dan die met maïs en rechts staan situaties met triticale.

De situaties waarin grasland gecombineerd wordt met alleen triticale als voedergewas geeft gemiddeld over de gronden en gemiddeld over

de jaren de beste zelfvoorzieningsgraad. Ook de zelfvoorzieningsgraad bij snijmaïs is relatief hoog. Bij de teelt van luzerne blijft de ruwvoer-productie achter. Bovendien wordt van luzerne tien procent meer droge stof opgenomen dan op basis van alleen de voederwaarde verwacht mag worden. Er is dan dus ook meer ruwvoer nodig. Voederbieten worden in het bedrijf gebruikt als krachtvoervervanger. Omdat op bietenland dus geen ruwvoer maar krachtvoer wordt geprodu-ceerd hebben voederbieten een negatieve invloed op de zelfvoorzieningsgraad van ruw-voer.

Saldo

Bij de berekening van de economische effecten van de voedergewassen is rekening gehouden met de effecten die de gewassen hebben op de mineralenbalans. Er is steeds zo veel drijfmest afgevoerd dat het bedrijf geen MINAS-heffing hoefde te betalen. Die kosten voor drijfmestaf-voer zijn van het saldo afgetrokken. Ook de loonwerkkosten zijn van het saldo afgetrokken. In figuur 3 en 4 is het saldo minus kosten voor loonwerk, heffing en mestafvoer weergegeven. In figuur 3 zijn de gegevens van alle gewascom-binaties opgenomen.

Gemiddeld over alle jaren en gemiddeld over de drie bodemtypes is snijmaïs het gunstigste voedergewas naast grasland. Het saldo van triti-cale ligt daar wat onder. Wanneer de nateelt van Italiaans raaigras achterwege blijft is het bedrijfssaldo bij teelt van triticale vrijwel gelijk aan dat bij teelt van snijmaïs. De kosten voor het halen van slechts één snede Italiaans raai-gras zijn te hoog om de extra ruwvoeropbrengst te dekken. Het saldo van alleen luzerne blijft ongeveer 500 gulden per hectare

bedrijfsopper-3

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

Praktijkonderzoek 98-4

Figuur 1 Teelt- en oogstkosten

4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0 kosten (gld/ha)

Gras Maïs Luzerne Triticale Bieten

Teelt Bemesting Oogst

Figuur 2 Zelfvoorziening ruwvoer

% Zelfvoorziening 100 75 50 25 0 Luzerne Luz/Biet Maïs

Maïs/Biet Maïs/Luz Maïs/T

rit

(3)

vlakte achter. Ook de teelt van voederbieten heeft een negatief effect op het saldo. Door naast grasland en een van de voedergewassen voederbieten te telen daalt het saldo met onge-veer 130 gulden per hectare.

In figuur 4 is het saldo weergegeven zoals dat in de verschillende berekende jaren is behaald. De jaren zijn daarbij gerangschikt van nat (1987)

naar droog (1976). Het saldo bij luzerne is gemiddeld het laagste. Wel is de variatie tussen de jaren bij luzerne relatief klein. Bij de teelt van triticale zien we grote uitschieters in saldo. De zekerheid van een goed saldo is bij de teelt van triticale het minst. Wel ligt het gemiddelde op een goed niveau. Bij snijmaïs is iets raars aan de hand. In het natte jaar 1987 blijft het saldo van snijmaïs achter, terwijl luzerne en tri-ticale dan juist de beste resultaten halen. Natte jaren zoals 1987 gaan vaak samen met lage temperaturen en veel bewolking, dus weinig licht. Snijmaïs heeft juist een hoge temperatuur en veel licht nodig. Ook in 1995, het jaar met de droge zomer, blijft snijmaïs achter. Juist tij-dens de bloei was toen onvoldoende vocht beschikbaar waardoor de kolf niet goed ge-vormd kon worden. De teelt van triticale leidt minder van die droogte in de zomer. Het gewas heeft de meeste productie dan al achter de rug. Conclusie

Op basis van deze economische vergelijking lijkt het gunstig om op droge zandgronden naast grasland te kiezen voor twee voedergewassen, snijmaïs en triticale. Bij die keuze wordt een gemiddeld hoog saldo gehaald en wordt boven-dien het risico van slechte maisopbrengst in een erg nat jaar en in een jaar met een droge zomer goed afgedekt.

4

● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ● ●

Praktijkonderzoek 98-4

Figuur 3 Saldo minus loonwek, heffingen en

mestafzet 9000 8500 8000 7500 7000 6500 6000 Saldo - LHM (gld/ha) Luz Luz/Biet Maïs

Maïs/Biet Maïs/Luz Maïs/T

rit Trit

Trit/Biet Trit/Luz

Figuur 4 Saldo van voedergewassen

afhanke-lijk van het weer

1987 1992 1995 1996 1976

Luzerne Snijmaïs Triticale 9000 8500 8000 7500 7000 6500 6000 Saldo - LHM (gld/ha) Snijmaïs en triti-cale vormen samen een betrouwbare verzekering voor een goede ruw-voer voorraad.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel koeien wel voorkeur hebben voor grassen met een hoger WOK-gehalte, leiden grasrassen met een hoger WOK-gehalte niet tot een hogere grasopname als de dieren geen keuze

Sanda Lenzholzer (46), universitair docent land- schapsarchitectuur en stedenbouw aan de Wageningen Universiteit, schreef een boek over stadsklimaat, Het weer in de stad,

Tabel V toont tenslotte voor de derde maal, dat de kleur van de loculaire massa van Extase overwegend rood, Sonato meestal groen is.. Uit dit experiment onder de hier

This suggests that the criteria or guidelines for writing in such a way that the resultant text is plain (which were developed for and tested with English L1 speakers in countries in

In consideration of the state of theological-ecclesiological responses to migration issues, the second section will arguably classify theological-ecclesiological responses to

In the South African container shipping industry as represented in this article by the Cape Town Container Terminal (CTCT), the emphasis currently is on customer and supplier

De doelstelling van het onderzoek luidt als volgt: "Organisatie X informatie verschaffen over de ontwikkeling van het aankoopproces van kunstgras sportsystemen voor

Tenslotte zij opgemerkt dat de groei van het totale aantal sbe van de hoofdberoepsbedrijven in de dorpen de afgelopen vijf jaar maar ongeveer half zo snel was (één