• No results found

Stalinisme en Legitimiteit. Propaganda, staatsorde en publieke opinie: de USSR van Jozef Stalin

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stalinisme en Legitimiteit. Propaganda, staatsorde en publieke opinie: de USSR van Jozef Stalin"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Stalinisme en legitimiteit

Propaganda, staatsorde en publieke opinie: de USSR van Jozef Stalin

Masterscriptie Europese studies Faculteit der Geesteswetenschappen

Universiteit van Amsterdam

Auteur Martine van Bruggen Studentnummer 5880041

Begeleider dhr. dr. E. van Ree Tweede lezer mw. dr. N. Tromp

(2)

2

Inhoudsopgave

Inleiding 3 1. Dictatuur en legitimiteit 1.1 Legitimiteit 5 1.2 Dictatuur 7 1.3 Totalitaire dictatuur 8

1.4 Communistische totalitaire dictatuur 11

1.5 Weber en de legitimiteitskwestie in de communistische totalitaire dictatuur 13

2. Stalinistische propaganda

2.1 De opbouw van de moderne staat 16

2.2 Heldenmaatschappij 21

2.3 De Grote Terreur 24

2.4 Persoonscultus 27

2.5 Patriottisme 31

3. Het regime werkt?

3.1 Levensstandaard en consumptie 37 3.2 Sociale mobiliteit 41 3.3 Familie en woonomstandigheden 43 3.4 Participatie 47 4. Publieke opinie 4.1 Toezicht en controle 49

4.2 Welk beeld schetsen de dagboeken? 54

Conclusie 60

(3)

3

Inleiding

Het stalinisme, de politieke stroming en totalitaire staatsvorm onder leiding van Jozef Stalin,

beheerste de Sovjet-Unie van 1924 tot Stalins dood in 1953. Geen enkel ander totalitair systeem had zo lang zo’n krachtige inwerking op het privéleven van zijn bevolking. Na de Oktoberrevolutie, een verwoestende burgeroorlog en de dood van Lenin in 1924 was Stalins dictatoriale macht nog allesbehalve geconsolideerd. De onderdrukking van de boerenbevolking onder zijn leiding

resulteerde echter in de opkomst van een gewelddadig staatsapparaat dat enkele jaren later door de dictator ingezet werd tegen zijn eigen partijgenoten.

Onder het stalinistische regime groeide de Sovjet-Unie in recordtempo uit van een

onderontwikkelde boerensamenleving naar een moderne industriële samenleving die zich kon meten met de wereldmachten. Om de industrialisatie te kunnen bereiken werd een zeer ambitieus

vijfjarenplan opgesteld en werd een collectivisering van de landbouw doorgevoerd, waardoor het land van de boeren werd onteigend. De rijkere boeren werden vermoord of opgepakt en afgevoerd naar straf- en werkkampen van de Goelag. De doelstellingen uit het vijfjarenplan konden niet worden gehaald zonder de massale inzet van dwangarbeid. De Goelag ontpopte zich dan ook als een snelle en goedkope manier om de voor de industrie benodigde grondstoffen te winnen uit afgelegen gebieden in Siberië en het hoge noorden. Veel boeren vluchtten naar de steden.

De Sovjetstaat maakte een enorme groei door en het regime voerde in toenemende mate de regie over alle facetten van de samenleving. Personen, bedrijven en instellingen die niet

gedomineerd konden of wilden worden, werden weggezuiverd. Deels uit strategische overwegingen en deels uit angst werden de levens van grote aantallen partijgenoten, intellectuelen, kunstenaars en gewone burgers verwoest door Stalins beleid. De prijs die betaald werd voor de sociale en

economische veranderingen van de Sovjet-Unie was hoog: miljoenen mensen werden het slachtoffer van de dekoelakisatie, de mede daaruit volgende hongersnood en de zuiveringen. Toch zorgde Stalins dood pas voor een abrupt einde aan het stalinistische regime, hoewel veel elementen zoals de eenpartijstaat, planeconomie en staatscontrole, na zijn dood bleven voortbestaan. Dit roept vragen op over de manier waarop het stalinisme werd ontvangen door de bevolking.

De vraag in hoeverre het stalinisme een “legitiem regime” was, dat wil zeggen een door de bevolking als passend en rechtvaardig geaccepteerd bewind, staat centraal in deze scriptie. Er zijn verschillende theorieën over stalinistische legitimiteit, met accenten in moderniteit, heldencultuur en patriottisme. Het beeld dat het regime via propaganda van zichzelf creëerde, speelde

vermoedelijk een grote rol bij zijn legitimering. Daarnaast zou een doorslaggevende factor geweest kunnen zijn dat het regime “gewoon” werkte en praktisch voldeed aan de dagelijkste behoeften van althans een deel van de bevolking. Was de propaganda of deze praktijk de voornaamste

(4)

4 legitimiteitsfactor? In de navolgende vier hoofdstukken wordt, op basis van bestaande Engelstalige literatuur, een beeld geschetst van de belangrijkste aspecten van het stalinistische regime die iets kunnen zeggen over zijn legitimiteit.

Het eerste hoofdstuk legt het concept van politieke legitimiteit uit en gaat in op de

legitimiteitskwestie bij dictaturen in het algemeen en de communistische dictatuur in het bijzonder. Aan de hand van de theorie van socioloog Max Weber worden drie ideaaltypen van legitiem gezag geïntroduceerd die gebruikt kunnen worden om het politieke gebruik van geweld te onderzoeken. In hoofdstuk twee wordt bekeken op welke manier propaganda een rol speelde bij de legitimering van het stalinistische regime. We zullen zien dat de ideologie voor velen te abstract bleek te zijn en dat de partijleiders op zoek gingen naar eenvoudige manieren om de communistische boodschap te verkondigen. Een belangrijke rol hierin was weggelegd voor de zoektocht naar- of schepping van positieve rolmodellen waar de bevolking zich mee kon identificeren. Hoofdstuk drie gaat in op de transformatie van het dagelijks leven dat, ondanks de industrialisatie, terreur, algehele schaarste en hongersnood, over het algemeen een stijgende lijn kende. Tot slot behandelt het laatste hoofdstuk het effect van de communistische totalitaire dictatuur op de levens van gewone mensen en op hun beeld van zichzelf en het regime. De gebruikte literatuur, gebaseerd op dagboeken, interviews, brieven, rapporten en memoires, geeft op ingrijpende wijze weer dat de invloed van het

stalinistische regime zich uitstrekte over ieder onderdeel van het dagelijks leven en laat zien welke invloed dit had op zijn inwoners.

(5)

5

1. Dictatuur en legitimiteit

1.1 Legitimiteit

Het concept van de politieke legitimiteit speelt een voorname rol in vrijwel alle politieke

wetenschappen.1 De belangrijkste theoreticus op dit gebied en tevens een van de grondleggers van

de sociologie is Max Weber. Aan het eind van dit hoofdstuk wordt uitgebreid ingegaan op zijn theorie. Leiders in een politiek systeem proberen ervoor te zorgen dat wanneer overheidsmiddelen worden gebruikt om met conflicten om te gaan, de behaalde besluiten op grote schaal worden geaccepteerd, niet alleen uit angst voor geweld, straf of dwang, maar ook vanuit een geloof dat het moreel juist en gepast is om dat te doen. Volgens een uitleg van de term legitimiteit is een regering legitiem als de mensen aan wie diens bevelen zijn gericht van mening zijn dat de structuur,

procedures, handelingen, beslissingen, beleid en ambtenaren beschikken over “oprechtheid, fatsoen of morele goedheid.”2

Wanneer de invloed van een leider bekleed is met legitimiteit, wordt het meestal aangeduid als autoriteit. Autoriteit of gezag is de vorm van invloed die optreedt wanneer een persoon

automatisch de wensen van een andere persoon opvolgt. Het is een ervaren recht om op te treden in plaats van een vermogen om op te treden en moet daarom onderscheiden worden van macht.3

Leiders in een politiek systeem proberen hun invloed om te zetten in autoriteit en als het mogelijk is in autoriteit gebaseerd op percepties van legitimiteit. Omdat zij hier vaak in slagen is legitimiteit wijdverbreid en belangrijk. De inprenting van een gevoel van legitimiteit is mogelijk de meest effectieve manier om de steun voor de autoriteiten en voor het regime te reguleren. De overtuiging bij de inwoners dat het juist is de beslissingen van de autoriteiten te aanvaarden, levert stabiele steun op.4

Als we kijken naar de aandacht die in de politieke filosofie uitgegaan is naar het concept van politieke plicht en verplichting, zijn we geneigd aan te nemen dat geen enkel systeem kan overleven zonder een zeker geloof in de legitimiteit ervan. Hoewel Easton stelt dat de bereidheid om anderen te gehoorzamen ook op andere overwegingen dan legitimiteit kan berusten, zijn de meeste

wetenschappers het erover eens dat een bepaalde hoeveelheid legitimiteit nodig is om gezag uit te voeren. Dahl en Stinebrickner zijn zelfs van mening, dat het onmogelijk zou zijn om alleen te

vertrouwen op angst en geweld.5 Niet-democratische regimes hebben ook legitimiteit nodig en zelfs

dictaturen zijn geen lang leven beschoren wanneer ze alleen gebaseerd zijn op repressie.

1 Gilley, 2006: 1 2 Dahl en Stinebrickner, 2003: 60 3 Ashford en Davies, 1991: 14-15 4 Easton, 1993: 40-41 5 Dahl en Stinebrickner, 2003: 60

(6)

6 Dat geldt ook voor systemen die traditioneel als de meest dictatoriale worden beschouwd, de

“totalitaire” systemen.

Hoewel het begrip totalitarisme tegenwoordig uit de mode is, zijn wetenschappers het toch altijd blijven gebruiken. Het is niet mijn specifieke bedoeling om met deze scriptie de totalitaire theorie te rehabiliteren. Het totalitarisme legt echter de nadruk op participatie en dat is bruikbaar voor mijn onderzoek. Juist omdat de totalitaire staat de smalste, autocratische machtsbasis heeft en ook nog eens actieve participatie verwacht van haar bevolking, heeft zij ook de sterkste vorm van legitimiteit nodig. Dit komt zelden expliciet naar voren in de literatuur, maar zijn er wel aanwijzingen te vinden voor deze stelling.6 Bijvoorbeeld in het werk van de Duits-Amerikaanse filosofe Hannah

Arendt:

“Zelfs de tiran, de ene die over alle anderen heerst, heeft bij zijn gewelddaden helpers nodig, hoewel hun aantal beperkt kan zijn.”7

En

“Er is nooit een regering geweest die uitsluitend op geweldsmiddelen was gebaseerd. Zelfs de totalitaire heerser, wiens belangrijkste middel tot overheersing uit marteling bestaat, heeft een machtsbasis nodig – de geheime politie en haar netwerk van spionnen.”8

Arendt maakt een onderscheid tussen de veelal als synoniemen van elkaar gebruikte termen macht, sterkte, kracht, autoriteit en geweld. De termen macht en geweld zijn hierbij het belangrijkst. Geweld is volgens Arendt van nature instrumenteel; het moet altijd worden geleid en gerechtvaardigd door het doel dat het najaagt. Macht als zodanig heeft geen rechtvaardiging nodig, omdat het inherent is aan het bestaan van politieke gemeenschappen zelf. Maar wat macht wel nodig heeft is legitimiteit. Arendt legt uit dat macht overal ontstaat waar mensen samenkomen en in overeenstemming handelen, maar dat macht haar legitimiteit ontleent aan het samenkomen zelf en niet aan een handeling die daarop zou kunnen volgen. Als legitimiteit aangevochten wordt dan baseert deze zich op een beroep op het verleden, terwijl rechtvaardiging betrekking heeft op een doel dat in de toekomst ligt.9

6 Arendt, 2009: 64-79. Easton, 1993: 40-41. Volgens Easton is de aanvaarding van de beslissingen die in

traditionele samenlevingen genomen worden gesteund op het telkens afwegen van de mate waarin die geschikt zijn. Ook in internationale politieke systemen geldt dat het telkens afwegen van de geschiktheid van de beslissingen en het afwegen van de diverse belangen die in het spel zijn, de basis vormen voor het al dan niet aanvaarden van de beslissingen. Overigens lijkt mij dat mensen die geloven in de legitimiteit van een regime meestal ook diverse belangen afwegen voor ze tot een dergelijke conclusie komen.

7 Arendt, 2009: 65. Later maakt Arendt een vergelijking tussen tirannieën en dictaturen. Zie: Arendt, 2009:

78-79.

8 Arendt, 2009: 73 9 Arendt, 2009: 74-75

(7)

7 Filosoof en historicus Norberto Bobbio brengt de legitimiteitskwestie in staten aan de orde in zijn onderzoek naar democratie en dictatuur. Zo laat hij zien dat het feit dat politiek gezag een ethische rechtvaardiging moet hebben, geleid heeft tot verschillende beginselen van legitimiteit. Dit houdt in de verschillende manieren waarop wordt getracht te zorgen voor een rechtvaardiging van het recht van de machthebber om te bevelen en voor de plicht van de onderworpene om te

gehoorzamen.10 Hoe meer burgers van mening zijn dat een staat terecht in het bezit is van gezag en

deze macht mag uitvoeren, des te meer legitimiteit die staat heeft. Politieke legitimiteit bepaalt voor een groot deel de structuur en werking van staten. De afwezigheid van legitimiteit kan ingrijpende gevolgen hebben voor de manier waarop staten zich gedragen tegenover burgers en andere staten. Een tekort aan legitimiteit zorgt ervoor dat staten meer gericht zijn op het in stand houden van hun bewind dan op het effectief besturen van de staat. Hierdoor vermindert de steun (nog meer) en wordt de kans op een omverwerping of ineenstorting groter.

1.2 Dictatuur

Naarmate de democratie steeds meer werd beschouwd als de beste, of de minst slechte,

regeringsvorm voor sociaal, economisch en politiek ontwikkelde samenlevingen, werd de theorie over regeringsvormen toegespitst op de tweedeling tussen democratie en autocratie. Een autocratie is een regeringsvorm waarbij ongelimiteerde macht wordt uitgeoefend door een persoon. De heerser is aan niemand verantwoording schuldig voor wat hij doet. Tegenwoordig spreken we niet meer van een autocratie, maar van een dictatuur.

Het gebruik van de term dictatuur om te verwijzen naar alle niet-democratische regimes werd populair na de Eerste Wereldoorlog. De tegenstelling tussen dictatuur en democratie zorgde er binnen het discours voor dat democratie een positieve en dictatuur een negatieve betekenis kreeg. Deze negatieve uitleg van de term dictatuur is in strijd met het historische gebruik van de term en past beter bij andere termen uit de klassieke filosofie, zoals tirannie, despotisme en autocratie.11 Het

verschil met de andere termen is dat dictatuur oorspronkelijk en eeuwenlang een positieve betekenis had. ‘Dictator’ was de naam voor het ambt van een buitengewone Romeinse magistraat. De dictator kreeg voor een periode van maximaal zes maanden buitengewone bevoegdheden om op te treden in het belang van de samenleving. Na de periode van zes maanden gaf de dictator zijn bevoegdheden terug aan de senaat die dan eventueel weer een nieuwe dictator koos. De dictator was legitiem omdat zijn bestaan door de constitutie voorzien was en zijn macht gerechtvaardigd werd door de noodtoestand.12 De overgang van een positieve betekenis voor de term dictatuur, verwijzend naar

10 Bobbio, 1989: 83 11 Bobbio, 1989: 158-159 12 Bobbio, 1989: 158-160

(8)

8 een magistraat of een revolutionaire regering, naar de negatieve betekenis die vandaag de dag gegeven wordt, is ontstaan vanwege de trend dat democratie de enige legitieme staatsvorm is. De term dictatuur omvat nu alle ondemocratische manieren van machtsuitoefening en verliest originele connotaties als de link met de noodtoestand en tijdelijkheid.13

Een alleenheerser kon vroeger legitiem zijn (een dictator) of illegitiem zijn (een despoot of tiran). Tegenwoordig wordt een dictator altijd als illegitiem beschouwd. Het begrip dictatuur zoals in de oude betekenis bestaat nog wel, maar kennen we nu als de tijdelijke staat van beleg of de noodtoestand. Dit is een buitengewone rechtstoestand op grond van een publiekrechtelijke bekendmaking van een overheid dat de normale toestand en wetgeving tijdelijk niet meer van toepassing zijn. In tijden van crisis beschouwen we dit nog altijd als legitieme gebeurtenis. In de wereldopinie is echter geen plaats meer voor een legitieme dictatuur. Vroeger werden allerlei staatsvormen legitiem bevonden, mits ze goed werden uitgevoerd. Dit kon een regering van één persoon, van enkele personen of van veel personen zijn. Tegenwoordig wordt er nog maar één staatsvorm legitiem bevonden: de democratie. Een dictatuur is per definitie illegitiem. Toch, misschien paradoxaal juist wel daarom, hebben dictaturen legitimiteit nodig in de ogen van de bevolking om te kunnen bestaan. Wanneer er dus toch een dictatuur bestaat is er veel voor nodig om deze legitiem te maken. Totalitaire dictaturen hebben tevens een nog sterkere legitimiteit nodig omdat deze dictaturen zich niet met passieve gehoorzaamheid tevreden stellen, maar zelfs permanente mobilisatie willen bereiken.

1.3 Totalitaire dictatuur

Tegenwoordig gebruiken we de term dictatuur om een overheidssysteem aan te duiden waarin één persoon, bureau, factie of partij bevoegd is om alle politieke actie voor te schrijven en alle andere burgers tot gehoorzaamheid te dwingen.14 Een van de manieren om dictaturen te classificeren is

door een onderscheid te maken tussen autoritarisme en totalitarisme. Het verschil tussen deze vormen zit hem vooral in de mate van machtsuitoefening en sociale controle.15 De overeenkomst is

dat ze beide niet-democratisch zijn.16 Autoritarisme is een ondemocratisch politiek systeem omdat

de leider of leidende groep alle machten ineen hand verenigt. Het totalitarisme is behalve

ondemocratisch ook nog eens volkomen onvrij omdat de staat bijna volledige controle heeft over het dagelijks leven. Op dit traditionele onderscheid tussen autoritarisme en totalitarisme is kritiek geformuleerd.17 Toch is dit onderscheid altijd blijven bestaan en zal ik het hanteren in deze scriptie.

13 Bobbio, 1989: 166 14 Scruton, 1996: 127 15 Shorten, 2012: 48 16 Linz, 2000: 53

(9)

9 Een invloedrijke omschrijving van de term autoritarisme komt van de Amerikaanse

politicoloog Juan Linz. Hij beschrijft autoritair politieke systemen met een beperkt politiek pluralisme, zonder uitgebreide leidende ideologie, maar met onderscheiden denkwijzen. In autoritaire

dictaturen wordt de macht uitgeoefend door een leider of soms een kleine groep mensen. Ze kennen echter geen uitgebreide of intensieve politieke mobilisatie.18 Andere kenmerken van de autoritaire

staat zijn de afwezigheid van zowel een rechtsstaat als vrije verkiezingen en het onvermogen van de overheersten om de machthebbers ter verantwoording te roepen. Politieke vrijheden zijn in het beste geval strikt omschreven en aan de politieke oppositie wordt geen legitimiteit toegekend. Toch heeft een aantal organisaties, zoals kerken, een bepaalde mate van autonomie.

Deze mate van autonomie is niet mogelijk in een totalitaire dictatuur. Totalitarisme kan gezien worden als het tegenovergestelde van pluralisme en is veel extremer in haar concentratie van macht dan autoritarisme. Totalitaire dictaturen vereisen, in tegenstelling tot autoritaire dictaturen, een regime van terreur en permanente mobilisatie. Daarbij wordt de privésfeer ontkend. Iedereen valt ten deel aan de systematische willekeur van de totale heerschappij.19 Het begrip totalitarisme is

zeer omstreden20, maar is nooit verdwenen. Zoals eerder opgemerkt wil ik me niet als zodanig

binden aan het hele totalitaristische concept. Voor mij is totalitarisme bruikbaar om de legitimiteitskwestie scherp te krijgen. Totalitaire theoretici gaan ervan uit dat een totalitaire dictatuur sterk berust op massaparticipatie en ideologie. Om beide redenen is legitimiteit extra belangrijk in deze dictaturen.

Volgens de politieke wetenschappers Carl Friedrich en Zbigniew Brzezinski kan de totalitaire dictatuur in een eerste karakterisering een autocratie gebaseerd op moderne technologie en

massalegitimiteit genoemd worden.21 Zij zagen de totalitaire dictatuur als een nieuw fenomeen in de

wereldgeschiedenis en noteerden een ‘syndroom’ van zes basiskenmerken die een totalitaire staat bezit. Naast de officiële ideologie waaraan iedereen zich dient te houden, bestaat er een systeem van terreur die wordt uitgevoerd door een monopolistische massapartij en de geheime politie. De partij wordt geleid door één man, de dictator, en heeft een monopolistische beheersing van alle

massacommunicatiemiddelen, alle wapens en geweldsmiddelen en alle organisaties. 22

Op basis van de inzichten van Franz Neumann, Hans Buchheim, Hannah Arendt en Robert Tucker heeft de Britse geleerde Leonard Schapiro in 1972 een theorie over totalitarisme

geformuleerd, die de door hen waargenomen gebreken in de theorie van Friedrich en Brzezinski

18 Linz, 2000.

19 Brown, 2003: 354-356

20 Zie: Menze, 1981. Shorten, 2012. Siegel, 1998. 21 Friedrich en Brzezinski, 1965: 4

(10)

10 aanpakt.23 Schapiro meent dat de totalitaire regimes herkend kunnen worden aan vijf contouren, en

dat ze berusten op drie zuilen. De vijf contouren zijn het optreden van de leider, ondermijning van de rechtsorde, controle op de privésfeer, permanente mobilisering van de bevolking en legitimering op basis van massale steun. De drie zuilen zijn de officiële ideologie, de partij en het staatsapparaat.

De eerste zuil waar totalitaire regimes volgens Schapiro op steunen is de ideologie van het regime. Het gaat niet eens zozeer om de inhoud van de ideologie als wel om het feit dat het de enige toegestane interpretatie van de sociale werkelijkheid vormt en dat de ideologie als middel kan fungeren om de macht over te nemen. Ideologie dient mede ter legitimering van het regime, waardoor terreur en onderdrukking goedgepraat kunnen worden, en biedt een methode om de bevolking ten bate van het regime te mobiliseren. De opslagplaats van de ideologie is de partij, een belangrijk instrument van de leider en de tweede zuil volgens Schapiro. Door de massa bijeen te brengen in één partij, die bij elkaar gehouden wordt door middel van de officiële ideologie, kon totale controle over alle aspecten van het leven worden nagestreefd. In dit opzicht bood de massale deelname aan de politiek, waardoor ook democratie mogelijk werd, de voorwaarden voor de meest intensieve vorm van dictatuur ooit.24 Een groot deel van de legitimiteit van het regime moet worden

opgebouwd door ideologen met betrekking op het ‘historische’ recht van de partij op een superieure en bevoorrechte positie. De leider geeft de partij echter niet de mogelijkheid om te concurreren met zijn persoonlijke heerschappij. Voor zover mogelijk zal hij ervoor zorgen de autoriteit van individuele partijleden voortkomt uit zijn steun en niet uit de steun van de partij.25

Ideologie, mobilisatie en participatie zijn belangrijke aspecten voor het proces van legitimiteit in totalitaire dictaturen. Mobilisatie van het volk wordt omschreven als de bureaucratische

organisatie van algemene instemming.26 Overheden kunnen massamobilisatie gebruiken om

nationale steun te krijgen in zaken die zij belangrijk achten. Veel regeringen proberen de bevolking te mobiliseren om deel te nemen aan verkiezingen. Voor politieke partijen is het belangrijk om kiezers te mobiliseren en zo steun voor de partij te krijgen. Het belangrijkste doelwit voor totalitaire

mobilisatie was de nieuwe invloed in de Europese politiek sinds het einde van de negentiende eeuw: de massa. De massa bestond uit mensen van alle klassen en was onwetend, irrationeel en

gemakkelijk te manipuleren.27 Schapiro laat zien dat het lastigvallen van de bevolking, met als doel

om persoonlijke macht te behouden, al sinds de oudheid een favoriete methode van tirannen is. Permanente mobilisering van de bevolking ten dienste van een groot nationaal doel is dan ook een van de meest opvallende kenmerken van totalitaire regimes. De bewering dat de natie een groot en

23 Tromp, 2002 24 Friedrich en Brzezinski, 1965 25 Schapiro, 1972: 50-70 26 Sakwa, 1989, 139 27 Baehr en Richter, 2004: 20-21; 242

(11)

11 nobel doel nastreeft waaraan voortdurend alle krachtsinspanningen moeten worden besteed, is de meest overtuigende rechtvaardiging voor terreur.28

Stalin was niet tevreden met algemene instemming en passieve berusting, maar eiste actief enthousiasme van de Sovjetbevolking.29 Hoewel de massa in de Sovjet-Unie niet beslissingsbevoegd

was, moest zij dus wel participeren. Burgers werden gedwongen tot actieve vormen van participatie zoals deelname aan vergaderingen, massabijeenkomsten en optochten. De rechtsorde, het bestaan van min of meer objectieve procedures ten aanzien van rechtspraak, werd op grote schaal

ondermijnd. Het is de rechtsorde die een privésfeer afbakent, waarin het individu gevrijwaard is van de inmenging van staat of regime. Ondermijning van de rechtsorde heeft dus onvermijdelijke consequenties voor het bestaan van een privésfeer. De ontkenning van de privésfeer is een voorwaarde voor een permanente mobilisering van de bevolking en legitimering op basis van massale steun.30 Waar de privésfeer in autoritaire dictaturen wel gerespecteerd wordt, het feit dat

men niet in opstand komt is genoeg, gebeurt dit in totalitaire dictaturen niet. De ontkenning van de privésfeer in de Sovjet-Unie zorgde ervoor dat men niet de ruimte had om zich af te scheiden, iedereen moest actief meedoen. Het totalitaire regime van Stalin pretendeerde het recht om te regeren te ontlenen aan deze massale steun van de bevolking.31

1.4 Communistische dictatuur: Marx

Het oplossen van de totale crisis is volgens de Italiaanse filosoof Norberto Bobbio het doel van een revolutionaire dictatuur. Deze komt voort uit een noodtoestand en beoefent tijdelijk uitzonderlijke bevoegdheden, althans in de oorspronkelijke bedoeling. Een totale crisis is een crisis die twijfels opwerpt over het bestaan van een bepaald regime, zoals een burgeroorlog.32 De taak die een

moderne dictatuur op zich neemt is echter veel ruimer. De overgang van het klassieke gebruik van de term dictatuur naar het moderne gebruik ervan is al zichtbaar in de teksten van Karl Marx en

Friedrich Engels. Zij gebruikten de term in uitdrukkingen als ‘dictatuur van de bourgeoisie’ en ‘dictatuur van het proletariaat’ en verwezen daarmee niet naar een persoon of een groep mensen, maar naar een hele klasse. Bovendien verschilt het karakter van de moderne dictatuur van zijn klassieke vorm in de uitbreiding van de macht, die niet meer beperkt is tot de uitvoerende functie, maar ook de wetgevende en zelfs de rechterlijke functie omvat.33

28 Schapiro, 1972: 38 29 Sakwa, 1989: 139 30 Tromp, 2002 31 Schapiro, 1972: 40 32 Bobbio, 1989: 162 33 Bobbio, 1989: 163

(12)

12 Marx en Engels zagen zich als de voorhoede van de democratische beweging van hun tijd. Zij vonden dat ze voor harmonie zorgden door de klassensamenlevingen uit het verleden te verdringen en de klasseloze samenleving van de socialistische traditie op te richten.34 Hiermee doelden ze op de

afschaffing van het kapitalisme en het opbouwen van het communisme. De communistische ideologie is gericht op de oprichting van een klasseloze, staatloze samenleving, gebouwd op een gemeenschappelijk eigendom van productiemiddelen, waarbij iedereen produceert naar vermogen en neemt naar behoefte. Het proletariaat (de arbeidersklasse) is de belangrijkste producent van rijkdom, maar wordt in de kapitalistische samenleving voortdurend uitgebuit door de bourgeoisie. Door een revolutie van georganiseerde arbeiders moet het kapitalistische systeem omvergeworpen worden en het communisme worden ingevoerd. Na de revolutie moet direct het algemeen kiesrecht ingevoerd worden zodat de arbeiders en de burgers in lagere sociale klassen op een democratische manier voor de weg naar het communisme kunnen kiezen. Marx zag echter in dat de bourgeoisie, zelfs als de communisten via democratische verkiezingen de meerderheid zouden halen, zich niet bij hun onteigening zouden neerleggen. De democratische communistische staat zou dan de staat van beleg moeten uitroepen om de rebellie neer te slaan. Zij noemden deze conditie, met een beroep op de Romeinse democratische gelegitimeerdheid en tijdelijkheid, de ‘dictatuur van het proletariaat’.

Hoewel het legitimiteitbegrip bij Marx en Engels niet voorkomt, verwacht ik dat er twee bronnen van legitimiteit waren voor de communistische dictatuur. De legitimiteit van de dictatuur van het proletariaat is gebaseerd op democratische procedures en ideologische inhoud. Door de vrije verkiezingen zal de communistische dictatuur zichzelf als democratisch omschrijven. Het

socialistische doel en het streven naar de hogere fase in de geschiedenis, zorgt voor een ideologie die bijdraagt aan de legitimiteit van de dictatuur. Bovendien is de dictatuur van het proletariaat tijdelijk. Marx verwacht dat klassenverschillen worden opgeheven door de herverdeling van inkomen en goederen. Als gevolg verliest de staat haar politieke karakter en wordt ook opgeheven. Zo houden de communisten aan het oude Romeinse concept van een dictatuur vast: de dictatuur heeft een tijdelijk karakter, zijn bestaan dient een hoger doel en wordt bovendien gelegitimeerd op basis van

democratische procedures. Bij Lenin en Stalin krijgt de dictatuur een andere vorm dan Marx

voorspelde. Onder Lenin werd een partijdictatuur ingericht die officieel nog steeds van tijdelijke aard was, maar in de praktijk langdurig heeft bestaan.

(13)

13 1.5 Weber en de legitimiteitskwestie in de communistische totalitaire dictatuur

De klassieke visie op legitimiteit werd voor het eerst uiteengezet door de Duitse socioloog Max Weber. Weber definieert gezag als de kans dat een bepaalde groep mensen specifieke bevelen gehoorzaamt. Gezag kan berusten op de meest uiteenlopende motieven van volgzaamheid; van simpelweg gewenning tot een rationele afweging van het voordeel dat met volgzaamheid verkregen kan worden. Een bepaald minimum aan willen gehoorzamen en dus belang hebben bij gehoorzamen behoort bij elke gezagsverhouding.35

Normaliter heeft elk gezag over een grote groep mensen een staf van mensen (ambtelijk personeel) nodig, een speciale groep die kan worden vertrouwd met de uitvoer van zowel het algemene beleid als de concrete bevelen. Het personeel kan tot gehoorzaamheid aan hun meerdere gebonden zijn op grond van gewoonte, puur gevoelsmatig, op basis van een materiële

belangenpositie of vanwege ideële motieven. Het type gezag wordt bepaald door de aard van de motieven voor gehoorzaamheid. Geen enkel gezag is vrijwillig tevreden met alleen materiële, gevoelsmatige of ideële motieven als kansen voor zijn voortbestaan. Elk gezag probeert vooral een geloof in zijn legitimiteit op te wekken en te handhaven. Afhankelijk van de gewenste legitimiteit is er ook een onderscheid in het type van gehoorzamen, het type ambtelijk personeel dat voor de

garantie van het gezag nodig is en de manier waarop het gezag wordt uitgeoefend. Daarmee is ook de werking verschillend.36 Weber stelt dat het fundament voor ieder goed functionerend politiek

systeem wordt gevormd door goed politiek leiderschap. Opvallend genoeg spreekt hij niet over een democratie waarin burgers zelf politieke beslissingen nemen, maar over een rechtsstaat met goede politieke leiders die een sterke machtspositie hebben. Weber noemt de democratische legitimiteit zoals wij die tegenwoordig kennen niet als aparte vorm van legitimiteit. Ik ga er dan ook vanuit, en dat is in het verband van deze scriptie belangrijk, dat zijn theorieën over legitimiteit gelden voor zowel democratische als niet-democratische staten.

Volgens Weber is een van de definiërende kenmerken van een soevereine staat een alleenrecht op het gebruik van geweld. Staten verbieden het gebruik van geweld door hun burgers, en geven instituten als de politie het recht om geweld toe te passen om de orde te handhaven. Het vermogen om dit alleenrecht uit te voeren is belangrijk voor de legitimiteit van een staat. De staat is namelijk “een op het middel van het legitieme geweld gebaseerde gezagsverhouding van mensen over mensen. De staat kan slechts bestaan als de ondergeschikten zich schikken naar het gezag waarop de heersenden aanspraak maken.”37

35 Weber, 1978: 212 36 Weber, 1978: 212-213 37 Weber, 1978: 1042-1044

(14)

14 Weber stelt drie ideaaltypen op om het politieke gebruik van dominantie te onderzoeken. Deze drie ideaaltypen van legitiem gezag bevatten allen ook niet-democratische vormen van gezagsuitvoering. De gelding van legitimiteit kan volgens Weber rationeel-wettelijk, traditioneel en charismatisch van aard zijn. Bij traditioneel gezag wordt de macht gelegitimeerd door gewoontes en gebruiken. De gezagsdragers hoeven geen verantwoording af te leggen omdat er vaak sprake is van een eeuwenoude geschiedenis van erfopvolging. Men gehoorzaamt namelijk niet aan wetten, maar aan een krachtens traditie of door een traditioneel bepaalde gezaghebber daartoe geroepen persoon (‘de heer’), wiens bevelen legitiem zijn op grond van tradities en op grond van de heer aan wie de traditie een bepaalde speelruimte toekent. Er is dus sprake van zowel het materieel door traditie gebonden handelen van de heer als het materieel traditie-vrije handelen van de heer. Bij het zuivere type van het traditionele gezag is het onmogelijk om nieuw recht of nieuwe bestuursbeginselen bewust door wetten te scheppen. Feitelijk nieuwe scheppingen kunnen zich dus alleen via erkenning als ‘van oudsher geldend’ en alleen door ‘aanwijzing’ legitimeren.38

Bij het rationeel-wettelijk gezag wordt de macht gelegitimeerd door algemeen geldende regels die zonder onderscheid van personen worden toegepast. De bevoegdheid is gebaseerd op een formeel normenstelsel. Rationeel-wettelijk gezag berust op een geloof in de rechtsgeldigheid van normatieve regels en het recht van hen die onder zulke regels tot een gezagsfunctie worden verheven om bevelen te geven. In de communistische totalitaire dictatuur komt dit voor in de planeconomie, waarbij alleen de staat recht heeft op het verstrekken van goederen en diensten en het marktmechanisme komt te vervallen. Rationeel-wettelijk gezag wordt perfect belichaamd in bureaucratie. Weber betoogde dat de bureaucratie de meest efficiënte en rationele manier vormt waarop men menselijk handelen kan organiseren. Systematische processen en georganiseerde hiërarchieën waren nodig om orde te handhaven, zo efficiënt mogelijk te zijn en om vriendjespolitiek tegen te gaan. Gezag wordt uitgeoefend in een rationele context, omdat het gebaseerd is op normen en wetten die vatbaar zijn voor verandering als blijkt dat ze ondoelmatig zijn. De macht van het ambtelijk apparaat is gebaseerd op Dienstwissen (feitenkennis) en Fachwissen (vakkennis). Dit maakt de bureaucratie tot een sterke macht waartegenover tegenmachten moeten staan zoals een

zelfstandig parlement met een algemeen kiesrecht en een politieke leider of groep om de verschillende krachten in evenwicht te brengen.39

De term charisma wordt gebruikt om een bepaalde kwaliteit van een persoon of instituut aan te duiden op grond waarvan hij als buitengewoon wordt beschouwd en behandeld alsof hij

bovennatuurlijke, bovenmenselijke of op zijn minst specifieke, niet alledaagse, uitzonderlijke

38 Weber, 1978: 227 39 Weber, 1978: 160-166

(15)

15 krachten of eigenschappen bezit. Deze eigenschappen zijn niet toegankelijk voor de gewone mens, maar worden beschouwd als van goddelijke oorsprong of tenminste als buitengewoon, niet-alledaags. Op basis van deze kwaliteiten wordt de betrokkene als leider beschouwd.40 De

charismatische leider ontleent zijn legitimiteit niet op grond van zeden of regels, maar aan het feit dat men in hem gelooft. Zijn gezag is alleen legitiem zolang het persoonlijke charisma wordt bewezen en erkend.41 Hoewel de zuivere typen zelden in de werkelijkheid voorkomen,42 zouden het

rationeel-wettelijk gezag en het charismatische gezag bruikbaar kunnen zijn voor de communistische totalitaire dictatuur. Traditioneel gezag lijkt minder voor de hand liggend gezien het revolutionaire karakter van de communistische totalitaire dictatuur, maar dit is niet bij voorbaat uitgesloten.

40 Weber, 1978: 241-242 41 Weber, 1978: 244 42 Weber, 1978: 1045

(16)

16

2. Stalinistische propaganda

Zoals eerder aangegeven zijn er twee mogelijke dimensies van belang bij legitimiteit: het beeld dat een overheid via propaganda van zichzelf projecteert; en legitimiteit die wordt verkregen door het simpele feit dat het systeem naar bevrediging functioneert. In dit hoofdstuk gaat het om propaganda en wordt bekeken op welke manier propaganda een rol speelde bij de legitimering van het

stalinistische regime. De bedoeling van het regime was om met behulp van propaganda legitimiteit te verkrijgen die gebaseerd was op het socialistische ideaal. Na de Februarirevolutie in 1917 riep Lenin in de Aprilstellingen op tot de vorming van een nieuwe regering die de overgang naar het socialisme moest voorbereiden. Enkele maanden later, via de Oktoberrevolutie, wisten de bolsjewieken onder leiding van Lenin aan de macht te komen hoewel zij, naar spoedig bleek, slechts ongeveer een kwart van de bevolking achter zich hadden staan. Vanwege deze minderheidspositie was het van groot belang om snel meer legitimiteit te verkrijgen voor de opbouw van de socialistische staat. De bevolking moest overtuigd worden van het feit dat de nieuwe socialistische samenleving zou zorgen voor positieve veranderingen. Geen crises, oorlogen en werkloosheid maar meer efficiëntie door de planeconomie en gelukkige burgers omdat de kapitalistische ongelijkheid afgeschaft zou worden.

Al gauw bleek echter dat deze eerste bron van legitimiteit, het socialistische ideaal in theorie, te abstract was voor de bevolking en dat de boodschap eenvoudiger gebracht moest worden. Het regime probeerde dit, in de loop der jaren, op drie manieren te bereiken: door middel van

modernisering van de economie en het leven, de instelling van een heldencultus en persoonscultus van Stalin, en het bevorderen van patriottisme. Wat betreft de heldencultus, zoiets ontstond in embryonale vorm spoedig na 1917. In de jaren die volgden werd steeds meer de nadruk gelegd op het creëren van individuele helden die konden dienen als rolmodellen voor de bevolking. De

heldencultus die in de jaren dertig in de Sovjet-Unie ontstond zorgde ervoor dat burgers in hun eigen kracht gingen geloven en nog loyaler aan de staat werden. Door gebruik te maken van massamedia, propaganda en het tot zwijgen brengen van tegenstanders werd er een geïdealiseerd beeld van Stalin gecreëerd als ‘vader der volkeren’. De burgers werden geïnspireerd en aangemoedigd door

verschillende nieuwe helden. Deze bewonderenswaardige rolmodellen waren slechts een voorteken van het fantastische leven als nieuwe Sovjetmens in de volmaakte socialistische staat die in de nabije toekomst gerealiseerd zou worden, maar waarvoor actieve steun en betrokkenheid van alle inwoners een vereiste was.

2.1 De opbouw van de moderne staat

In de jaren na 1917 hadden de bolsjewieken twee gedachten over de aard van hun samenleving. Al decennia lang beweerde Lenin dat de werkende klasse klaar was voor radicale veranderingen en een

(17)

17 revolutie tegen de kapitalisten. Hij was echter ook van mening dat het de samenleving ontbrak aan klassenbewustzijn en het organisatievermogen om echt revolutionair te kunnen zijn. Om dit te overwinnen moest er een voorhoede van professionele revolutionairen gecreëerd worden die volgelingen de nodige discipline en ideologische visie zou bijbrengen. Lenin zag het als de primaire taak van de communisten om de achterlijke factoren (de onwetende massa) te overtuigen van de legitimiteit van hun visie. Overtuigen werd gezien als de sleutel tot het realiseren van het Sovjet “experiment.” Door het moreel van de massa te beïnvloeden wilde men de samenleving

mobiliseren.43 De bolsjewieken verwachtten dat het bevrijden van de samenleving van de

kapitalistische uitbuiting zou leiden tot veel sympathie en later zelfs tot het ontstaan van de nieuwe Sovjetmens. Wel begrepen zij dat ze zouden moeten strijden tegen de bourgeoisie en de

overblijfselen van het oude regime. De paradox van de Oktoberrevolutie was dat de bolsjewieken wel de fysieke kracht bezaten om de voorlopige regering omver te werpen, maar niet beschikten over het mandaat om over heel Rusland te regeren. De bolsjewieken waren, zoals Lenin doorgaans ook toegaf, een minderheidspartij die zijn machtsgreep moest rechtvaardigen.44 De wetenschap een

niet geaccepteerde minderheid te zijn is altijd in het bewustzijn van de bolsjewieken gebleven. Het legitimeren van de socialistische staat werd dan ook beschouwd als een zeer dringende kwestie.

De Sovjet-Unie deelde tal van culturele normen en waarden met andere moderne staten. Veel kenmerken van de Stalinistische cultuur weerspiegelden de wijdverbreide ambities van negentiende- en twintigste-eeuwse politieke leiders en sociale hervormers om hun bevolkingen te managen en mobiliseren op een manier die uniek is voor de moderne tijd. Moderniteit wordt vaak omschreven als de opkomst van de liberale democratie en het industriële kapitalisme, maar een dergelijke definitie sluit de Sovjet-Unie en andere illiberale staten uit. Historicus David L. Hoffmann omschrijft moderniteit daarom als twee kenmerken die alle moderne politieke systemen

gemeenschappelijk hebben: sociaal interventionisme en massapolitiek. In de negentiende eeuw ontstond er in landen in heel Europa het ethos van sociale interventie, waarmee de autoriteiten en andere professionals hun samenlevingen probeerden te hervormen in overeenstemming met hun (nieuwe) wetenschappelijke en esthetische normen. Voor de sociale transformatie was echter niet alleen wetenschappelijke kennis van de samenleving nodig, maar ook een manier om het gedrag en denken van mensen te veranderen. Dit leidde tot het inprenten van culturele normen en waarden die het dagelijks leven ordelijk en productief zouden moeten maken. Alle aandacht ging uit naar normen op het gebied van hygiëne, alfabetisering, soberheid en efficiëntie en het inprenten van deze normen in de geheugens van mensen uit de lagere klassen. Hervormers in heel Europa zochten naar

43 Brandenberger, 2011: 10-11 44 Suny, 1997: 27

(18)

18 mogelijkheden om de massa beschaving bij te brengen bijvoorbeeld door middel van basisonderwijs en het inspecteren van woningen. In dit licht kunnen de stalinistische waarden gezien worden als onderdeel van de bredere Europese trends destijds. 45

Na de Franse revolutie verbreidde het ideaal van volkssoevereiniteit zich en werd de betrokkenheid van de massa in de politiek en oorlogvoering essentieel. De hele bevolking moest worden betrokken om overheidsbeleid en militaire campagnes te legitimeren. Op het moment dat het moderne rationalisme de bestaande tradities grotendeels had vernietigd leidden de eisen van de massapolitiek tot de oprichting van “uitgevonden tradities”.46 Overheden in de hele wereld

gebruikten de emotionele en aansporende kracht van symbolen en rituelen die uit hun

oorspronkelijke context gehaald werden en geschikt gemaakt werden voor politieke doeleinden. Terwijl alle moderne staten tradities uitvonden om de sociale cohesie te bevorderen, selecteerde de Sovjet-Unie tradities die konden rijmen met haar revolutionaire erfenis en dwongen zij de sociale eenheid letterlijk en figuurlijk af.47 Met zijn seculiere ideologie, massapolitiek, de regering die

gevormd werd door een politieke partij en de formele gelijke rechten maakte het Stalinisme, hoewel totalitair, deel uit van de moderniteit. Vanuit het oogpunt van nationaliteit was Stalinisme ook een typisch fenomeen van de moderne wereld. In plaats van supranationaal te zijn zoals haar keizerlijke voorganger was de Sovjetstaat juist multinationaal en bestond zij uit afzonderlijke, geconsolideerde volken die binnen hun eigen grenzen hun eigen talen en culturen ontwikkelden.48

Het vergroten van het draagvlak voor de nieuwe socialistische staat had de grootste prioriteit. Hiervoor hadden de bolsjewieken meer dan slechts passieve berusting nodig van de bevolking. Zij wilden actieve steun die kon worden ingezet voor het bereiken van heroïsche doelen. De nadruk op overtuigingskracht verklaart waarom de bolsjewieken de massamedia al snel

omarmden als middel om te indoctrineren en mobiliseren. Zowel Lenin als Stalin zag in de pers, literatuur, film en theater hulpmiddelen die het voor de partij mogelijk maakten om haar visie te verspreiden in de samenleving. Het besluit om te investeren in massacultuur werd in 1919 officieel goedgekeurd door het achtste partijcongres. In november 1921 werd binnen het Centraal Comité het departement van agitatie en propaganda (Agitprop) opgericht om toezicht te kunnen houden op de massacultuur. Samen met het directoraat voor politieke voorlichting (Glavpolitprosvet) moest dit departement de samenleving voorbereiden op een bewuste deelname aan de bouw van een nieuwe socialistische orde.49 Prominente ideologen uit de partij kregen de taak om geschiedenisboeken te

45 Hoffmann, 2003: 7-8

46 Zie: Hobsbawm en Ranger, 1983 47 Hoffmann, 2003: 9-10

48 Van Ree, 2002: 281

(19)

19 schrijven en verschillende instellingen werden opgericht om het geheugen en de erfenis van de revolutie te verzamelen, analyseren en populariseren.

De regering richtte een uitgebreid netwerk van inspecties op dat bestond uit een enorm politieapparaat, het wijdverbreide gebruik van informanten, een nauwkeurige controle van het postverkeer en rapportages over de politieke stemming van de bevolking.50 Hoewel de economische

crisis en politieke onvrede al genoeg reden vormden om de bevolking te willen monitoren, had de partijleiding hier voornamelijk andere redenen voor. Hun doel was om een onontwikkeld, landelijk gebied met een semigeletterde boerenbevolking te veranderen in een moderne, geïndustrialiseerde socialistische staat met een grote, politiek bewuste arbeidersklasse. Het veranderen van het

kapitalisme en de particuliere landbouw in een door de staat geleide economie en gecollectiviseerde landbouw betekende de uitbreiding van de staatscontrole over elk economisch aspect van het leven. De poging van de partij om menselijke productiemiddelen te mobiliseren voor de industrialisatie vereiste een nog grotere kennis over de bevolking. En voor het belangrijkste doel van de partij, het inprenten van een nieuw soort bewustzijn en het veranderen van de manier waarop mensen tot dan toe dachten en handelden, was het noodzakelijk om een volledig inzicht te hebben in het denken van mensen.51 Naast haar inspanningen om de gedachten van haar burgers te monitoren probeerde de

Sovjetregering het denken van mensen te vormen via educatieve programma’s en

propagandacampagnes. Lenin stelde dat de arbeidsklasse als eerste een veelzijdige en actuele politieke kennis nodig had en dat zij vervolgens de beste klasse was om deze kennis om te zetten in een actieve strijd. Hij en andere bolsjewistische leiders zagen propaganda als een vorm van politieke opvoeding of verlichting. Daarnaast waren propaganda en andere vormen van politieke educatie essentiële instrumenten om het socialisme op te bouwen en de nieuwe Sovjetmens te creëren.52 Het

beïnvloeden van het gedrag van de burgers werd gerechtvaardigd omdat het bijdroeg aan de communistische toekomst en het creëren van een superieure moderniteit die een alternatief bood voor het kapitalistische westen. 53

Het analfabetisme onder de boerenbevolking bleef echter een obstakel vormen voor de propagandisten. Mede daardoor richtten zij zich op niet-literaire vormen van propaganda, zoals films, affiches en theater. De autoriteiten geloofden dat de boeren moesten kunnen lezen en schrijven om hun volledige potentieel als mens te bereiken en volledig deel te kunnen nemen aan het maatschappelijk leven. Zij namen ook aan dat hun politieke waarden begrepen en gedeeld zouden worden op het moment dat de boerenbevolking meer ontwikkeld zou zijn.54 Lenin was van

50 Hoffmann, 2011: 181-182 51 Hoffmann, 2011: 208-212 52 Zie: Kenez, 1985 53 Gill, 2011: 1-5 54 Hoffmann, 2011: 215

(20)

20 mening dat klassenbewustzijn mede voortkwam uit kennis, niet alleen uit ervaring. Hij geloofde dat de arbeiders geleid moesten worden omdat zij zonder hulp niet in staat waren hun eigen belangen te begrijpen. Het instrument dat door de revolutionairen gebruikt werd om de massa te benaderen en naar een succesvolle revolutie te leiden was de voorhoedepartij55. Zonder leiding van de

voorhoedepartij zou de arbeidersklasse nog een eeuwenlange weg af moeten leggen voor zij beseft hoe ze op de juiste manier het socialisme kan bereiken. Lenin wilde dat de Russen leerden lezen en schrijven, dat zij zouden genieten van de voordelen van de westerse beschaving en dat zij het socialisme zouden ‘leren’.56

De ontwikkeling van de industrialisatie was een van de fundamentele leerstellingen van het regime. Deels weerspiegelde dit de opvatting dat het proletariaat versterkte door de industrialisatie en dat daarom zowel het regime als zijn doel, socialisme, werden geconsolideerd. Daarnaast was er de meer filosofische opvatting die het socialisme zag in termen van moderniteit en met moderniteit de industriële samenleving bedoelde inclusief alle materiële voordelen die dit met zich meebracht. In deze visie werd progressie gezien in termen van het temmen van of de overwinning op de natuur en het veranderen van het enorme ruige grondgebied van de Sovjet-Unie in het groeiende industriële netwerk dat men beoogde te bereiken. De eerste belangrijke symbolische uitdrukking hiervan was de campagne uit 1920 voor de elektrificatie van het land. Met Lenin’s spreuk ‘Communisme is de

Sovjetmacht plus elektrificatie van het hele land’ als slogan, beloofde de moderniteit aanzienlijke voordelen met zich mee te brengen voor de gewone burgers. Het beeld van licht dat aan gaat en de duisternis doet verdwijnen belichaamde vooruitgang en ontwikkeling en werd gelinkt aan de socialistische toekomst. Tot eind jaren ’20 bleef dit een veelgebruikt propagandamiddel.57

De snelle en grote industriële transformatie ten tijde van het eerste vijfjarenplan vond plaats tussen 1928 en 1932. Deze gedenkwaardige gebeurtenis wordt samen met de collectivisatie van de landbouw gezien als Stalins revolutie van bovenaf. Stalins industriële revolutie belichaamde een speciale visie van de Oktoberrevolutie, namelijk het creëren van het industrieel socialisme, een systeem dat geacht werd superieur te zijn aan het kapitalisme. De slogan van de revolutie hield het inhalen en overtreffen van de ontwikkelde kapitalistische landen in. De bolsjewieken waren lange tijd gefascineerd door de geavanceerde technologie en wetenschap (fordisme en taylorisme) in deze landen en zij geloofden dat het overnemen van deze kennis een eerste vereiste was voor het

socialisme. De mogelijkheid dat het socialisme slechts in één land werd opgebouwd werd door Stalin voor lief genomen, want het voortbestaan van de Sovjet-Unie werd verondersteld af te hangen van

55 De eerste voorhoedepartij in Rusland was de Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij, die later

uiteenviel in bolsjewieken en mensjewieken. De bolsjewieken hebben hun partij later hernoemd tot Communistische Partij van de Sovjet-Unie.

56 Kenez, 1985: 5-8 57 Gill, 2011: 44

(21)

21 een snelle industrialisatie. In februari 1931 hield Stalin een vurig betoog waarin hij stelde dat het land vijftig tot honderd jaar achter liep op de ontwikkelde landen en dat deze achterstand binnen tien jaar ingehaald moest worden om niet verpletterd te worden door het kapitalisme. Het gevoel beland te zijn in een isolement en achterna gezeten te worden door een onvermijdelijke internationale klassenstrijd droegen bij aan de halsbrekende snelheid van Stalins industrialisatie. Deze

industrialisatie werd opgevat als een enorme sprong van een relatief onderontwikkeld land naar een ultramoderne industriële macht.58 Het investeringskapitaal voor de industrialisatie moest op een of

andere manier uit de agrarische sector gehaald worden omdat er geen andere bronnen waren.59 De

Sovjet-Unie verwachtte geen steun van de westerse kapitalistische landen en had ook geen koloniën om te exploiteren, al werd deze laatste optie beschouwd als een kapitalistische methode en was daarmee sowieso uit den boze. Uiteindelijk heeft Stalins industrialisatie de basis gelegd voor de opkomst van de Sovjet-Unie als wereldmacht na de Tweede Wereldoorlog, maar ging dit wel ten koste van de (boeren)bevolking.60

2.2 Heldenmaatschappij

Vanaf de jaren 1930 werd in de Sovjet-Unie steeds meer de nadruk gelegd op het creëren van individuele helden die konden dienen als rolmodellen voor de bevolking. In de context van de continue aanwezigheid van verkapte vijanden projecteerde het regime een beeld van zowel de kracht van de toewijding van het volk aan de socialistische waarden als de potentie die deze

socialistische waarden bevatten. Het creëren van individuele helden die konden dienen als voorbeeld voor de bevolking en politieke betrokkenen speelde hierbij een grote rol. Deze helden dienden voornamelijk ter completering of ter vervanging van het te abstracte socialistische verhaal. Daarnaast bezaten helden bepaalde eigenschappen en kwaliteiten die de gewone burger verder kon

ontwikkelen om te transformeren naar het ideaal van de nieuwe Sovjetmens. De eigenschappen die de helden bezaten waren eigenschappen die doorgaans voorkwamen in het proletariaat –

bescheidenheid, toewijding, ijver, volharding, oprechtheid, loyaliteit – en dus gezien werden als het toonbeeld van de nieuwe samenleving. Dit bouwde voort op de praktijk van de socialistische competitie, een manier om de productie te stimuleren door middel van morele en materiële stimulansen.

Een van de helden die deze competitie vorm gaf was de mijnwerker Aleksej Stachanov waarvan gezegd werd dat hij in een nacht zijn norm voor de productie van steenkool veertien keer

58 Kuromiya, 1988: xi-xii

59 In 1926 bestond de totale bevolking van de Sovjet-Unie nog steeds voor meer dan tachtig procent uit

agrariërs.

(22)

22 overschreed. Hij werd het voorbeeld voor een hele beweging en zijn record zorgde voor een wijd verspreide deelname onder arbeiders aan eindeloos veel recordpogingen. 61 De beweging rond

Stachanov werd echter niet alleen een voorbeeld voor werknemers om na te streven in hun werk, maar meer algemeen een toonbeeld van goed gedrag. Over Stachanovisten, en vooral over

Stachanov zelf, werd geschreven dat zij toegewijd waren aan Stalin die hun vaderfiguur was, hen wijs de leiding wees en bezorgd om hen was. Zij maakten deel uit van het “Stalin leger” dat streed om met een verhoogde productie bij te dragen aan de ontwikkeling van het socialisme. Al snel begonnen de Stachanovisten productierecords te vestigen in andere takken van de industrie, vaak door te experimenteren met hun machines en af te wijken van de vastgestelde werkwijzen. Als collectieve eigenaars van de productiemiddelen konden werknemers hun eigen vindingrijkheid gebruiken om de industriële productie drastisch te verhogen. De besten onder hen werden bekroond met de Orde van de Rode Vaandel, Held van de Socialistische Arbeid of de Leninorde. Daarnaast waren zij de

belichaming van de nieuwe Sovjetmens. Een van de belangrijkste studies naar Stachanovisten is uitgevoerd door de historicus Lewis Siegelbaum, die laat zien dat Stachanovisten het toonbeeld waren voor de nieuwe Sovjetmens.62

De nieuwe Sovjetmens werd gekenmerkt door zijn arbeidscreativiteit en functionaliteit en in tegenstelling tot de arbeiders onder het kapitalisme vond hij of zij het werk een persoonlijke

verrijking. De Stachanovisten waren over het algemeen van eenvoudige komaf en hadden veel armoede gekend. Hun “echte leven” begon pas nadat zij een heldhaftige werknemer geworden waren. Propagandisten verklaarden dat recalcitrante werknemers en dronkaards in helden veranderden en dat zij trots waren op het proces waarin de inwoners van het land werden veranderd. Deze verandering ging namelijk verder dan alleen de werkprestaties. Stachanovisten bezaten ook een culturele volwassenheid. Zij kochten fietsen, boeken en grammofoons en hadden nieuwe, relatief ruime woningen die zij smaakvol inrichtten en minutieus schoonhielden. Als cultuurmodellen kwamen zij veelvuldig voor in films, lezingen en theater. De mooie kleding en deelname aan culturele activiteiten symboliseerden de opkomst van de Stachanovisten als de nieuwe Sovjetmens. Zij waren de levende voorbeelden van de vooruitgang van de Sovjet-Unie in de richting van een moderne, welvarende, socialistische maatschappij. Niet geheel toevallig waren de eerste industriële Stachanovisten van boerenafkomst en benadrukten hun autobiografieën de transformatie die zij hadden gemaakt van achterlijke boeren naar bewuste arbeiders, van lompe boerenpummels naar ontwikkelde stedelingen. Als iconische vertegenwoordiging van de nieuwe Sovjetmens waren de Stachanovisten meer dan alleen heldenwerknemers. Zij hadden hun volledige potentieel op alle

61 Brandenberger, 2011: 91 62 Zie: Siegelbaum, 1988

(23)

23 gebieden bereikt en hun productieve en beschaafde levens moesten als voorbeeld dienen voor hoe mensen positief veranderden onder het socialisme. 63

De voortdurende zoektocht naar moderniteit werd gekoppeld aan de opkomst van nieuwe symbolen: de luchtvaart en ontdekkingsreizen. Terwijl er met pro-Sovjet demonstraties geprobeerd werd om de Sovjet-Unie te definiëren en de burgers te mobiliseren om het land en zijn leiders te ondersteunen, werd er met ontdekkingsreizen en de luchtvaart een beroep gedaan op de

verbeelding van burgers en hun verlangen naar avontuur. De werkzaamheden op het gebied van het verspreiden van de officiële propaganda namen in het voorjaar van 1934 een beslissende rol in de Sovjet massacultuur. De oorzaak hiervan was het zich voortslepende drama rond het arctische onderzoeksschip Tsjeljoeskin, dat vast kwam te zitten in het ijs van de Tsjoektsjenzee in oktober 1933. Na enkele maanden werd het duidelijk dat de Tsjeljoeskin de enorme druk van het omringende ijs waarschijnlijk niet ging overleven. Deze angstaanjagende prognose kwam uit op 13 februari toen breuken in de romp ervoor zorgden dat het schip snel geëvacueerd moest worden voordat het zou zinken. Er werden zeven piloten van de luchtmacht gestuurd om het schip te zoeken en de 104 overlevende bemanningsleden, inmiddels gestrand op een ijsschots, te redden. Toen de reddingsactie na twee maanden volbracht was werden de piloten geëerd met een nieuwe

onderscheiding: de Orde van de Held van de Sovjet-Unie. Het vliegtuig waarin deze nieuwe helden vlogen leek als iconisch beeld meerdere boodschappen uit te dragen. De eerste was die van de moderniteit, technologie en industriële ontwikkeling. Het vliegtuig werd gezien als de

vertegenwoordiger van de moderne technologie en het product van een geavanceerde samenleving. Het opstijgende vliegtuig was als de opgang van de Sovjet-Unie richting (de blinkende toekomst van) het socialisme. Het vliegtuig werd ook gezien als krachtig instrument voor de transformatie van de Russische boerenbevolking. Het was het symbool van de nieuwe wereld en de manier waarop die wereld gerealiseerd zou worden. De tweede boodschap die de Sovjet-Unie met het vliegtuig wilde uitdragen was dat zij zich met hun ontwikkelde luchtvaartindustrie voldoende capaciteit hadden om zich te verdedigen tegen de kapitalistische staten. Technische bekwaamheid en militaire superioriteit waren de twee eigenschappen van de samenleving die tot uiting kwamen in het ontwikkelen van de luchtvaart.64

Net als in het Europa en Amerika van de vroege twintigste eeuw, werden de Sovjet luchtvaart en ontdekkingsreizen naar het poolgebied in de jaren 1930 nauw verbonden met de articulatie van nationale identiteit en de schepping van populair nationalisme en patriottisme. Een van de redenen om dit soort heldendaden te vieren was om een Sovjet identiteit te creëren die gebaseerd was op

63 Hoffmann, 2011: 230-232 64 Gill, 2011: 53-54

(24)

24 geografie en ideologie. Het regime probeerde met behulp van de media een ingebeelde

gemeenschap te creëren op de manier die Benedict Anderson heeft beschreven. Dit is een gemeenschap waarvan de leden elkaar niet allemaal persoonlijk kennen, maar onderling binding voelen en zich als deel van een groep beschouwen. Met behulp van propaganda werd ervoor gezorgd dat iedereen de helden wel leerde kennen. Met de popularisatie van deze helden kreeg de

gemeenschap verschillende herkenbare gezichten waar burgers zich mee konden identificeren. Daarnaast werd de zwakke kant van de ingebeelde gemeenschap deels ongedaan gemaakt. De wijdverbreide viering van de luchtvaart werd gebruikt als bewijs van de nauwe en organische

verbindingen tussen afgelegen delen van de Sovjet-Unie. De vieringen zorgden voor een beeld van de Sovjet-Unie als een harmonieuze en inclusieve gemeenschap waarin elke burger het potentieel en de mogelijkheid had om uit te blinken in zijn of haar vakgebied en zo een held te worden.65 De

reddingsoperatie van de Tsjeljoeskin en de aankondiging van de onderscheidingen ontketende een golf van discussie in de pers over wat Sovjet heldendom inhield. In Pravda werd verklaard dat hedendaagse helden en helden uit het recente verleden twee fundamentele rollen vervulden. Collectief belichaamden zij in toegankelijke, populistische termen de doelen en prioriteiten van de revolutie en de socialistische opbouw. Daarnaast waren zij er om burgers uit alle lagen van de

bevolking concrete, individuele voorbeelden te bieden over hoe je een modelburger kon zijn. Naar de redders van de Tsjeljoeskin werd verwezen als voorbeelden voor de helden van de toekomst.66

In het overkoepelende propagandaverhaal werd onder invloed van het socialistisch realisme een beeld van de ideale samenleving geschetst waarin gelukkige mensen leefden in een prachtige nieuw stedelijk milieu. Deze mensen hadden aangenaam werk, woonden in ruime appartementen voorzien van alle gemakken (consumptiegoederen) en konden genieten van hun vrije tijd in een aangename omgeving. Hoewel iedereen wist dat dit ideaalbeeld nog niet gerealiseerd was, zorgde de omvang van de veranderingen die al wel doorgevoerd waren en de belofte voor de toekomst ervoor dat deze toekomst niet los leek te staan van de Sovjetmaatschappij op dat moment, maar hier al deel van uitmaakte. Het doel, het communisme, en de garantie voor het bereiken van dat doel, Stalin, waren nauw met elkaar verbonden omdat het alleen door Stalin kwam dat het heden zinvol was en de toekomst bereikt kon worden.67

2.3 De Grote Terreur

Een van de meest ingrijpende gebeurtenissen in de Sovjetperiode was de grote terreur, ook wel grote zuivering genoemd, waarin de Sovjet-Unie ‘gezuiverd’ werd van alle tegenstanders en vijanden.

65 Petrone, 2000: 46-47 66 Brandenberger, 2011: 72-75 67 Gill, 2011: 140

(25)

25 De meeste historici menen thans dat de terreur in 1936 begon en eindigde in november 1938. De meest intense fase van de terreur en onderdrukking wordt in Rusland ook wel aangeduid als

Jezjovsjtsjina, naar Nikolaj Jezjov die de NKVD leidde van november 1936 tot november 1938. Tussen 1934 en 1940 belandden meer dan drie-en-een-half miljoen mensen in straf- en werkkampen na veroordelingen voor criminele en politieke misdaden.68 De overgrote meerderheid van de

slachtoffers waren gewone burgers, arbeiders en boeren, niet de partij- en staatselite.69

De door Stalin ingegeven opvatting van Jezjov was dat de partij doorspekt was met verborgen vijanden. Deze opvatting kreeg geleidelijk de overhand. De zoektocht naar de

moordenaars van Sergej Kirov, de in 1934 vermoorde Leningrader partijchef, transformeerde naar een aanval op voormalige aanhangers van Grigori Zinovjev en Leon Trotski. Elke arrestant die ondervraagd werd zorgde voor nieuwe namen en nieuwe verdachtmakingen waardoor de

beweringen van Jezjov over een verborgen samenzwering tegen de staat en de partij bevestigd leken te worden. Deze werkwijze kwam tot een hoogtepunt tijdens het eerste showproces in augustus 1936 waarbij zestien voormalige leden van de Linkse Oppositie werden berecht en geëxecuteerd. Op lokaal niveau waren mensen echter nog redelijk onaangetast door de gebeurtenissen. Arbeiders en partijgenoten namen deel aan de rouwrituelen voor Kirov, volgden het showproces nauwgezet en woonden massademonstraties bij die bedoeld waren om de publieke opinie op een nadelige manier op te zwepen tegen de zestien verdachten. Het proces was echter een gebeurtenis die weinig te maken had met hun eigen problemen en dagelijks leven en de burgers gaven aanvankelijk dan ook nog geen relatief weinig aan de oproep van de partij om “verborgen vijanden” op te sporen.

In de herfst van 1936 leek het stalinistische regime te vermoeden dat een invasie op handen was. In de jaren daarvoor had zij een constante stroom van verontrustende rapporten ontvangen over “internationale allianties van vereende kapitalistische krachten” die zich aan het voorbereiden zouden zijn op een inval in de Sovjet-Unie. Rijke boeren, academici, legerofficieren, voormalige oppositieleden, mensen uit niet-Russische etnische groepen, specialisten zoals ingenieurs en vele anderen zouden bezig zijn om de Sovjetmacht van binnenuit te ondermijnen. Het regime meende omringd te zijn door meerdere samenhangende complotten die, in het geval van oorlog, een

nederlaag, het einde van de revolutie en het herstel van het kapitalisme konden betekenen. Het lijkt erop, al weten we dat niet zeker, dat Stalin vermoedde dat er een gevaarlijke potentiële vijfde colonne bestond. 70

Zodoende begonnen partijleiders zich in de herfst van 1936 gezamenlijk te concentreren op het populariseren van de jacht op vijanden. Het lukte het regime om delen van de bevolking mee te

68 Goldman, 2007: 1-4 69 Harris, 2016: 4 70 Harris, 2016: 5-6

(26)

26 krijgen in hun paranoïde fantasieën. Men zette een groots openbaar proces tegen mijnwerkers en voormalig leden van de oppositie in scène in verband met een explosie in de Kemerovo mijnen, waardoor sabotage en samenzweringen ineens een issue werden in iedere fabriek. Arbeiders begonnen de termen van het regime te gebruiken om problemen in de fabriek op het gebied van veiligheid, ventilatie en arbeidsomstandigheden aan de kaak te stellen. Managers in winkels en fabrieken gebruikten het om tegenvallende resultaten te verklaren. Werknemers werden

aangespoord om zich uit te spreken tegen leidinggevenden en hen verantwoordelijk te houden voor de problemen op de werkvloer. 71 Partijleden, werknemers, winkelhoofden, ingenieurs, managers en

andere mensen in de fabrieken werden zowel agenten als slachtoffers van de exercitie om vijanden te ontmantelen. Fabriekskranten informeerden werknemers over de nieuwste beschuldigingen en spoorden hen aan om bepaalde winkels en individuen te onderzoeken. Iedere dag waren er nieuwe, schokkende krantenkoppen die onrust zaaiden onder de werknemers.

Mensen reageerden zowel individueel als collectief op de propaganda en waanzin omtrent spionnen en saboteurs en de arrestaties die overal rondom hen plaatsvonden. Ingenieurs klaagden elkaar aan voor technische ongevallen, partijgenoten meldden politieke verdenkingen over hun kameraden en werknemers klaagden over de arrogantie van hun bazen. De campagne tegen

terroristen en spionnen moedigde gewone mensen aan om al hun vermoedens en verdachtmakingen te rapporteren. Velen van hen vertrouwden erop dat de NKVD de aanklachten grondig onderzocht en rechtvaardigheid zou brengen. Collega’s schreven wederzijdse aanklachten en bleven gewoon samenwerken, onbewust van het verraad van de ander. Dit soort aanklachten zorgden voor onderzoeken en arrestaties waarbij steeds grotere groepen mensen ondervraagd werden over hun banden met “vijanden van het volk”.72 Al snel was een groot deel van de bevolking verwikkeld in de

jacht op vijanden en hadden de acties van de staat tegen het terrorisme uitgegroeid tot een algehele terreur.

Kwam het gedrag van mensen voort uit een oprecht geloof in de terroristische bedreiging van de staat? Of waren hun acties juist het gevolg van angst voor de staat en haar terreur? Historicus Wendy Goldman laat zien dat er een verschuiving plaatsvond van geloof in de dreiging naar angst voor de staatsterreur. Deze verschuiving was niet uniform, maar over het algemeen geldt dat weinig partijleden en fabrieksarbeiders tijdens het eerste showproces in 1936 voorzagen dat de staat de vervolging van prominente voormalig oppositieleden spoedig zou omzetten in wijdverspreide arrestaties die hen persoonlijk zouden gaan raken. De meeste werknemers en ambtenaren deden hun best om te voldoen aan de gestelde werknormen die voortkwamen uit de vijfjarenplannen, maar

71 Goldman, 2007: 252-256 72 Goldman, 2011:298-300

(27)

27 vaak was het onmogelijk deze normen te halen. Zo ontvingen metaalproducenten in de zware

industrie ondeugdelijke en onvoldoende hoeveelheden erts en brandstoffen waardoor ze metalen van slechte kwaliteit produceren. Machinebouwers hadden vervolgens niet het metaal om

apparatuur van een fatsoenlijke kwaliteit te kunnen produceren waardoor de mijnindustrie

belemmerd werd om voldoende brandstoffen en erts van goede kwaliteit te winnen. Een dergelijke negatieve cyclus kwam voor in bijna elke sector van de economie en de staat. De tekorten, defecte goederen, ongelukken, branden en andere problemen leken dan veroorzaakt te worden door de vijanden en saboteurs die de Sovjet-Unie van binnenuit wilden vernietigen.73

Veel arbeiders geloofden de waarschuwingen van het regime over een interne terroristische dreiging en beschouwden het als hun patriottische plicht om te rapporteren over collega’s en kameraden. Naarmate het aantal uitspraken, uitzettingen en arrestaties verder opliep begonnen mensen zich kwetsbaarder te voelen. Zij vonden het gaandeweg moeilijker om te geloven dat alle gearresteerden echt schuldig waren en dat de staat zich alleen tegen terroristen, spionnen en saboteurs richtte. Tijdens publieke bijeenkomsten deden ze daarom hun best om eventuele twijfels in te slikken en de schijn op te houden, potentiële vijanden te ontmaskeren en zo hun loyaliteit te demonstreren. Leden van de partij die zich niet actief inzetten of anderen ontmaskerden werden verdacht van het beschermen van vijanden. Al snel voedde de terreur zichzelf omdat uit iedere arrestatie weer nieuwe onderzoeken, beschuldigingen en slachtoffers voortkwamen. Dit zorgde voor een enorme tegenstrijdigheid: hoe groter het aantal slachtoffers, des te moeilijker was het te

geloven dat alle slachtoffers echte vijanden waren. Uiteindelijk waren er zoveel vijanden ontmaskerd dat iedere burger wel ergens schuldig aan was. Het hele proces van leugens achterhalen leidde ertoe dat trouwe partijgenoten zelf leugenaars werden. Zo vernietigde de terreur de partij en de

fabrieksindustrie van binnenuit74 en werd de legitimiteit van de terreur onder de bevolking door haar

eigen dynamiek weer ontmanteld.

2.4 Persoonscultus

Stalins persoonscultus begon toen hij op zijn vermeende vijftigste verjaardag, op 21 december 1929, publiekelijk gevierd werd als de beste Leninist en tevens beschouwd werd als Lenin’s opvolger. Daarnaast werd hij voor het eerst op grote schaal verheerlijkt in diverse media. Er bestond op dat moment al een cultus van Lenin, die door de bolsjewieken oprecht vereerd werd als hun leider. De bolsjewieken hadden behoefte aan voortdurende begeleiding van Lenin en een symbool dat eenheid zou brengen en dus besloten ze de herinnering aan Lenin voor eeuwig “levend” te houden. Ze

73 Harris, 2016: 187-188 74 Goldman, 2011: 301-302

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Middels dit onderzoek wordt antwoord gegeven op de vraag: ‘Welke metacognitieve kennis hebben leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs over het voorbereiden en

opvattingen van burgers over het functioneren van politiek en overheid. Bijna 80 procent van de respondenten geeft aan in sommige situaties voor een referendum te zijn. In hoeverre

• Uit tabel 2 blijkt dat lager opgeleiden het meer dan hoger opgeleiden eens zijn met de stelling dat het goed zou zijn als het bestuur van het land werd overgelaten aan

Burgerpeiling Gemiddeld cijfer Gemiddeld cijfer Onderwerpen: Albrandswaard Gemeenten < 25.000 inwoners3. Woon-leefklimaat 7,0

De strekking van de in de vorige alinea genoemde "wet" doet de sowjeteco- nomisten concluderen, dat de waardevastheid van het geld slechts dan verze- kerd wordt, als bij

gepast. Wel heeft men in de twintiger jaren met succes, volgens de in Indonesië ontwikkelde research- methoden, middelen gevonden om de bestaande cultures voor

Als hij/zij een ernstige fout heeft gemaakt Als hij/zij niet integer is geweest Als inwoners gemeente geen vertrouwen meer hebben Als gemeenteraad geen vertrouwen meer heeft

Aan de andere kant zullen prijsdiscriminatie en dynami- sche prijzen voor sommige klanten leiden tot hogere prijzen, en in het voorbeeld van de webwinkel Staples waren het