• No results found

Audit quality van accountantskantoren big four versus non-big four

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Audit quality van accountantskantoren big four versus non-big four"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AUDIT QUALITY VAN ACCOUNTANTSKANTOREN

BIG FOUR VERSUS NON-BIG FOUR

Naam: Zhi Kwan Cheung Student nummer: 10095039

Datum: 1 juli 2013, definitieve versie Kwalificatie: BSc Accountancy & Control Instelling: UvA

(2)

INHOUDSOPGAVE

Abstract p. 3

1: Inleiding p. 4 - 6

2: Achtergrond van audit quality en de grootte van accountantskantoren p. 6 - 9 3: Beoordelingscriteria voor het verschil in audit quality p. 9 - 10

3.1: Earnings management p. 10 - 15

3.2: Going-concern opinie p. 15 - 18

4: Beoordelingscriteria voor het verschil tussen de accountantskantoren p. 18 4.1: Quasi-rents en auditor independence p. 18 - 22

4.2: Auditor litigation p. 22 - 24

4.3: Audit fees p. 24 - 27

H5: Conclusie p. 27 - 30

(3)

Abstract

Accountants moeten bij het uitvoeren van audit diensten audit quality leveren. Daarbij bestaan al jarenlang discussies tussen de grote en de kleinere accountantskantoren over het verschil in kwaliteit tussen deze twee groepen. In die tijd hebben er veranderingen plaatsgevonden in de markt van de accountants. Deze hebben ertoe geleid dat er opnieuw gekeken moet worden of de grote accountantskantoren daadwerkelijk nog hoger audit quality leveren. Doordat de competitie gedaald is, zou de kwaliteit van deze kantoren lager kunnen uitvallen dan wat ze beweren. Om een goed beoordeling te geven over de werkelijke situatie, is er hier de

belangrijkste criteria behandeld. In het huidige literatuur worden er vaak per criterium apart bekeken naar het verschil in audit quality. Er is dus in dit literatuuronderzoek onderzocht of de Big Four accountantskantoren hogere audit quality leveren dan de Non-Big

accountantskantoren. Er kan op basis van de algemene criteria, namelijk earnings management en going-concern opinie, geconcludeerd worden dat de grote

accountantskantoren hogere audit quality leveren. Ook kan er dezelfde conclusie getrokken worden op basis van criteria die de verschillen tussen de accountantskantoren bepalen dat direct tot een verschil in audit quality veroorzaken. Deze zijn quasi-rents en auditor

independence, auditor litigation en audit fees. Er is in dit onderzoek de conclusie getrokken dat de grote accountantskantoren hogere audit quality leveren dan de kleinere

(4)

1 Inleiding

Afgelopen 25 jaar vonden er veel ontwikkelingen plaats in de accountingwereld. Globalisatie van de markt zorgde ervoor dat er veel fusies plaatsvonden tussen de accountantskantoren (Wolk, Michelson & Wootton, 2001). Rond jaren tachtig bestond de markt als gevolg van fusies uit acht grote accountantskantoren, de Big Eight. Tegenwoordig bestaat de markt na verdere fusering uit de kleinere accountantskantoren en vier grote accountantskantoren, ook wel de Big Four genoemd. De Big Four bestaat weer uit Ernst & Young, Deloitte, PwC en KPMG (Beattie, Goodacre & Fearnley, 2003).

In de accounting staat de kwaliteit van het geleverde werk van de accountant centraal. Daarbij is de kwaliteit afhankelijk van de kans dat fouten ontdekt worden in de boekhouding en dat deze gerapporteerd worden door de accountant (DeAngelo, 1981a). De technologische capaciteiten, de procedures en de steekproeven bepalen de kans dat een fouten ontdekt worden. De onafhankelijkheid van de accountant bepaalt weer de kans dat fouten

gerapporteerd worden. DeAngelo (1981a) benadrukte daarbij de ex ante (vooraf) waarde van een controle afhankelijk is van de stimulansen om ex post (achteraf) te rapporteren. In het onderzoek van Blokdijk, Drieenhuizen, Simunic en Stein (2006) bleek dat voor een bepaalde grootte van accountantskantoren, ander benaderingen worden toegepast om controle uit te voeren. Bij de grote accountantskantoren worden meer contextuele benadering toegepast bij een controle. Er worden daarbij meer gepland en meer gekeken naar de risico’s van cliënten. Daartegenover bleek dat de kleine accountantskantoren juist meer testen doen bij hun

controles (Blokdijk et al., 2006).

Sinds de jaren 90 begon de fraudeschandalen toe te nemen, wat aanduidde dat de audit quality was afgenomen. Als gevolg van deze toename werd in 2002 de Sarbanes-Oxt Act ingevoerd om toekomstige fraude te voorkomen en te beperken. Audit processen moesten strenger gecontroleerd worden en strengere maatregelen werden doorgevoerd wanneer er sprake was van fraude (Francis, 2004; Zhang, 2007).

De kleinere accountantskantoren zijn van mening dat de kwaliteit van alle

accountantskantoren, ongeacht de grootte, op hetzelfde niveau liggen (DeAngelo, 1981). Er bestaan echter verwachtingen dat de grote accountantskantoren kwalitatief beter werk verrichten en leveren dan de kleine accountantskantoren, omdat zij hun reputatie kunnen verliezen. Om reputatieverlies te voorkomen moeten zij dus hogere audit quality leveren (Francis, 2004). In het praktijk kunnen schandalen echter vaker gerelateerd worden aan de grote accountantskantoren. Er kan dus betwijfeld worden of het werk dat de grote

(5)

accountantskantoren leveren daadwerkelijk kwalitatief hoger ligt dan wat de kleinere accountantskantoren leveren. Er wordt daarom in dit onderzoek uitgezocht of de Big Four accountantskantoren hogere audit quality leveren dan de Non-Big accountantskantoren.

Dit onderzoek geeft een algehele overzicht van criteria die gebruikt worden voor audit quality, omdat in het huidige literatuur vaak alle criteria apart zijn behandeld. Er zijn twee algemene criteria die audit quality bepalen, namelijk: earnings management en de going-concern opinie. Verder worden ook criteria behandeld die verschil in audit quality weergeven wegens het verschil in de grootte van de accountantskantoren, namelijk: quasi-rents en auditor independence, auditor litigation en de audit fees.

Met de tijd mee hebben er veranderingen plaatsgevonden in de markt van de

accountants: ze krijgen nu meer te maken met litigation risk, er waren verder veel fusies en faillissementen wat het aantal accountantskantoren liet reduceren. Deze veranderingen leidden ertoe dat er opnieuw gekeken moet worden of de grote accountantskantoren in werkelijkheid nog hoger audit quality leveren. Doordat de competitie gedaald is zou de kwaliteit van deze kantoren lager kunnen uitvallen dan dat zij beweren. Dit is mogelijk door alle criteria te bestuderen zodat er een betere beoordeling gemaakt kan worden over de werkelijke situatie. Het huidige literatuur bekijkt namelijk vaak de criteria afzonderlijk. Bovendien brengt dit de redenen en de oorzaken van het verschil in audit quality tussen de accountantskantoren beter in beeld.

Er kan op basis van de algemene criteria geconcludeerd worden dat de grote accountantskantoren hogere audit quality leveren dan de kleinere accountantskantoren. Ze zijn beter in staat om earnings management te ontdekken en deze ook te elimineren (Davidson & Neu,1993; Becker, Defond, Jiambalvo & Subramanyam, 1998; Francis, Maydew & Sparks, 1999; Francis & Krishnan, 1999; Nelson, Elliot & Tarpley, 2002; Krishnan, 2003; Francis, 2004; Jeong & Rho, 2004; Zhou & Elder, 2004; Chen, Lin & Zhou, 2005; Chen, Chen, Lobo & Wang, 2011). Grote accountantskantoren zijn bovendien meer accuraat in het beoordelen van de continuïteit, ofwel going-concern opinie, en zijn daardoor beter instaat de type I en type II errors te onderscheiden (Lennox, 1999; Francis & Krishnan, 1999; Francis, 2004; Geiger & Rama, 2006; Francis & Yu, 2009).

Naast de algemene criteria zijn er ook criteria die de verschillen tussen de accountantskantoren bepalen dat direct tot een verschil in audit quality leiden, namelijk: quasi-rents en auditor independence, auditor litigation en audit fees. Op basis van deze criteria kan er ook geconcludeerd worden dat de grote accountantskantoren hogere audit quality leveren dan de kleinere accountantskantoren. Zij bezitten namelijk een groter totale

(6)

cliëntspecifieke quasi-rents bestand waardoor ze zich onafhankelijker kunnen gedragen (DeAngelo, 1981a, Deis & Giroux, 1992; Francis, 2004; Hung Chan & Wu, 2011).

Bovendien hebben grote accountantskantoren meer prikkels om hoger audit quality te leveren omdat zij hun litigation risk willen verkleinen (Palmrose, 1988; Khuran & Raman, 2004; Venkataraman, Weber & Willenborg; 2008). Tot slot kan er op basis van audit fees

geconcludeerd worden dat grote accountantskantoren hoger audit quality leveren wegens de getoonde moeite en de expertise van de accountants van deze kantoren (Simunic, 1980; Francis & Stokes, 1986; Palmrose, 1986; Palmrose, 1989; Deis & Giroux, 1996; Blokdijk, Drieenhuizen, Simunic & Stein, 2006).

Er wordt in het onderzoek gebruikgemaakt van de literatuurstudie. De indeling van het onderzoek is als volgt: de eerste paragraaf bestaat uit de bespreking van de benodigde

definities en uit de discussie van de accountantskantoren onderling om de situatie beter te begrijpen. Vervolgens komen de achtergrondinformatie van de criteria aan de orde. Daarna volgt in de derde paragraaf de criteria die de audit quality bepalen. In elk subparagraaf wordt de criterium behandeld in de indeling; de definitie en de achtergrondinformatie, het criterium, het literatuur en de conclusie. Verder komen in de vierde paragraaf de criteria aan de orde die de verschillen tussen de accountantskantoren uiteenzetten dat direct tot verschil in audit quality leiden. Ook hier wordt in elk subparagraaf de criterium behandeld in dezelfde indeling als die van paragraaf drie. Tot slot wordt in de laatste paragraaf conclusie gegeven om de onderzoeksvraag te beantwoorden.

2 Achtergrond van audit quality en de grootte van accountantskantoren

In dit paragraaf worden de begrippen audit diensten en audit quality uitgelegd. Daarna wordt er dieper ingegaan op de achtergrondinformatie en de discussie omtrent de Big Four en Non-Big accountantskantoren.

Accountants voeren audit diensten uit om de belangenverstrengeling in de gaten te houden tussen de eigenaren en managers, en ook tussen de verschillende klassen van aandeelhouders (DeAngelo, 1981a). Bij het uitvoeren van deze taak moeten er kwaliteit geleverd worden, dit wordt ook wel audit quality genoemd. Audit quality wordt vaak als een output beschouwd, afhankelijk van de verkregen financiële informatie en de verificatie daarvan, en de mate dat de controle is uitgevoerd (DeAngelo, 1981a).

DeAngelo (1981a) beschrijft de kwaliteit van audit diensten als de kans dat een accountant fouten ontdekt in de boekhouding van haar cliënten en de kans dat de ontdekte

(7)

fouten gerapporteerd worden. Daarbij is de kans dat een fout ontdekt wordt afhankelijk van de auditor competence. Auditor competence bestaat weer uit componenten van de

technologische capaciteiten, trainingen en faciliteiten (Chaney, Jeter & Shivakumar, 2004). De kans dat de fouten worden gerapporteerd is weer afhankelijk van de onafhankelijkheid van een accountant, de auditor independence. Er werd benadrukt dat de ex ante (vooraf) waarde van een controle afhankelijk is van de stimulansen om ex post (achteraf) te rapporteren (DeAngelo, 1981; Hung Chan & Wu, 2011).

Gebruikers en cliënten kunnen de audit quality moeilijk te bepalen, omdat ze daadwerkelijke procedures niet kunnen controleren. Bovendien hebben ze te weinig informatie over de motieven van een accountant om het niveau van audit quality te

achterhalen (DeAngelo, 1981a). Hierdoor zijn ze gedwongen om naar de ex post audit quality te kijken. Dit is mogelijk door een vergelijking te maken tussen de (twee) verschillende groepen accountants. Deze groepen zijn de grote accountantskantoren en de kleinere accountantskantoren (Francis, 2006).

De markt van de accountants heeft als gevolg van fusies en faillissementen een aantal grote accountantskantoren. In de jaren tachtig omvatte de Big Eight Arthur Anderson, Arthur Young & Co, Coopers & Lybrand, Ernst & Whinney, Deloitte Haskins & Sells, Peat Marwick Mitchell, Price Waterhouse en Touche Ross. Verder waren er veel fusies aanwezig van de grote accountantskantoren met de kleinere kantoren (Palmrose, 1986). Er waren twee

significante fusies wat leidde tot de Big Six; Ernst & Whinney ging samenwerken met Arthur Young onder naam Ernst & Young, Deloitte & Touche ontstond door samenwerking tussen Touche Ross en Deloitte Haskins & Sellss (Sullivan, 2002). In 1998 kromp de Big Six verder naar Big Five door de fusie van Coopers & Lybrand met Price Waterhouse tot

PricewaterhouseCoopers (Wolk, Michelson & Wootton, 2001). Sinds Arthur Anderson uit de markt was gegaan, veroorzaakt door de case Enron, wegens een groot schaal aan

reputatieverlies, bestaat de markt uit Big Four en andere (kleinere) accountantskantoren. De Big Four is de huidige vier grootste internationale kantoren, bestaande uit Ernst & Young, Deloitte, PwC en KPMG, die kwalitatieve audit-diensten (behoren te) verlenen (Beattie, Goodacre & Fearnley, 2003). Met de kleinere accountantskantoren worden alle kantoren bedoeld behalve de Big Four. Er wordt hier aangenomen dat fusies en

faillissementen niet per se tot minder competitie leidt, omdat er makkelijker tussen bedrijven vergelijking gemaakt kunnen worden op basis van grootte, aandelen en de bestaande

(8)

In het onderzoek van Blokdijk, Drieenhuizen, Simunic en Stein (2006) bleek dat voor een bepaalde grootte van accountantskantoren, een ander benadering wordt toegepast om controle uit te voeren. Het gaat dan om hoe de effort is toegepast en niet de hoeveelheid ervan, gebaseerd op de input quantity, audit technology en input quality. Bij de grote accountantskantoren worden meer contextuele benadering toegepast bij een controle. Er worden daarbij meer gepland en meer gekeken naar de risico’s van cliënten. Daartegenover bleek dat de kleinere accountantskantoren juist meer testen uitvoeren bij een controle (Blokdijk et al., 2006).

Al jaren bestaan er discussies tussen de grote en kleinere accountantskantoren over het verschil in de kwaliteit en de effecten van de competitie in de accountantsmarkt. Zij zijn oneens met elkaar over het bestaan van segmentatie en de invloed van segmentatie op audit pricing en de dimensies waarbij de invloed reikt op de accountingmarkt (Simunic, 1980). Kleine accountantskantoren zijn van mening dat de kwaliteit van accountantskantoren, ongeacht de grootte, op hetzelfde niveau liggen (DeAngelo, 1981).

Er bestaan daarentegen voor de Big Four een aantal groottegerelateerde voordelen, waardoor er verwachtingen bestaan dat ze kwalitatief beter werk verrichten en leveren. Door de angst van reputatieverlies, leveren de grote accountantskantoren een hogere audit quality om het verlies te voorkomen (Francis, 2004); dit geldt ook wanneer de assumptie bestaat dat de auditor competence tussen de grote accountantskantoren en kleine accountantskantoren aan elkaar gelijk zijn (Hung Chan & Wu, 2011). Naast hun reputatie kunnen de accountants ook hun welvaart, ook wel deep pockets genoemd, verliezen als gevolg van de litigation risk. Om hun welvaartsverlies tegen te gaan zijn zij geneigd om meer accurate jaarverslagen uit te geven (Lennox, 1999).

Volgens Chaney, Jeter en Shivakumar (2004) wordt de accountantmarkt niet gedifferentieerd door de reputatie en deep-pockets, maar door het structureren van accountantsdiensten op de specifieke cliëntsegmenten. De grote accountantskantoren

investeren daarbij meer in de audit competence, bestaande uit de technologische capaciteiten, trainingen en faciliteiten, zodat ze efficiënter kunnen werken in situaties met meer complexe cliënten (Chaney et al., 2004). Zij zijn bijvoorbeeld in staat om de afgestudeerden beter te rekruteren, om specialisten in te schakelen voor de arbeidsmarkt en om speciale trainingen te geven aan hun werknemers om ze op niveau te brengen. Bovendien bestaan er collegiale toetsingen die met regelmaat en striktheid worden uitgevoerd binnen het accountantskantoor (Hung Chan & Wu, 2011). Deze kosten kunnen de kleinere accountantskantoren vaak niet

(9)

opbrengen waardoor de mogelijkheid om hoger audit quality te leveren voor deze accountantskantoren beperkt worden (Chaney et al., 2004) .

De grote accountantskantoren hebben verder nog een voordeel: de aanwezigheid van een wederzijdse selectie van accountantskantoren en klanten. Aan de vraagkant kiezen de klanten voor accountantskantoren die voor hun het voordeligst zijn. Aan de aanbodkant kiezen de accountantskantoren hun klanten strategisch om het risico op verliezen te

reduceren. Zelfselectie zorgt dus mogelijk voor een verschil in audit quality tussen de grote en kleine accountantskantoren (Chaney et al., 2004).

Bovendien stelt Francis (2004) dat de bedrijfsexpertise van de grote

accountantskantoren een voorsprong kunnen geven aan deze kantoren. Dit houdt in dat ze meer kennis bezitten door empirische ervaringen die ze hebben verkregen van de markt, waardoor de accountants van deze accountantskantoren beter in staat zijn de jaarverslagen nauwkeuriger te beoordelen. Omdat grote accountantskantoren meer cliënten hebben, kunnen zij hun accountants meer kansen geven om ervaringen op te doen. Hierdoor komt een niveau van bedrijfsexpertise tot stand waarbij het mogelijk is om hogere prijzen te vragen, wat tot veronderstelling leidt dat de grote accountantskantoren meer audit quality leveren op de gecontroleerde jaarrekeningen (Francis, 2004; Reichelt & Wang, 2009).

Om te bepalen of er een verschil bestaat in de audit quality, worden er naar de

volgende criteria gekeken: (1) Earnings management, een non-neutrale jaarverslag waarin de managers zich opzettelijk bemoeien bij het proces van financiële rapportage om voordelen te verkrijgen (Nelson, Elliot & Tarpley, 2002). (2) Een going – concern opinie, de schatting van de accountant over de continuïteit van het bedrijf (Geiger & Rama, 2006).

Er is dus in dit paragraaf besproken wat audit diensten en audit quality zijn. Verder volgden de behandeling van de achtergrondinformatie en de discussie omtrent de grote en kleinere accountantskantoren. Verder werd uitgelegd dat de grote accountantskantoren een aantal voordelen bezitten, namelijk: de reputatie, deep-pockets, het structureren van accountantsdiensten op specifieke cliëntsegmenten, de wederzijdse selectie tussen

accountantskantoren en cliënten en de bedrijfsexpertise. Om het verschil te kunnen vaststellen tussen de grote en kleinere accountantskantoren volgt er in de derde paragraaf de

uiteenzetting van de volgende criteria: earnings management en going – concern opinie.

(10)

In dit paragraaf komen de criteria aan de orde die de audit quality bepalen. Hiermee wordt beoordeeld of de Big Four accountantskantoren hogere audit quality leveren dan de Non-Big accountantskantoren. Eerst wordt uitgelegd wat onafhankelijkheid inhoudt en welke

veronderstelling voor alle criteria, die behandeld worden, wordt aangenomen. Er volgt daarna per criterium de uiteenzetting van de benodigde achtergrondinformatie en het criterium zelf. Daarna volgt de behandeling van de literatuur van deze criterium. Tot slot wordt een

conclusie gemaakt van het criterium.

Om de truth and fairness van de jaarrekeningen te behouden en op een acceptabele niveau van audit quality te leveren moet de accountant onafhankelijk zijn (DeAngelo, 1981a; Gray & Manson, 2011). De onafhankelijk is volgens Gray en Manson (2011) een controle uitgevoerd door een derde, dus niet door de betrokkenen, die de prestaties vergelijkt en de resultaten daarvan rapporteren. Daarbij moet een onafhankelijke accountant zich houden aan vijf principes van International Federation of Accountants, namelijk (Gray & Manson, 2011): (1) De integriteit van de accountant houdt in de eerlijkheid in de professie en de zakelijke relaties. (2) Objectiviteit houdt in dat de accountant geen vooroordeel, conflict of interest of beïnvloeding toestaat dat ten koste gaat van zijn professionele beoordeling. (3) Er wordt van een accountant professionaliteit en voorzichtigheid geëist om een professionele kennis en vaardigheden op een bepaalde niveau te behouden dat ten goede komt voor z’n cliënten. Bovendien moet hij zich houden aan de toepasbare technische en professionele standaarden. (4) De vertrouwelijkheid van accountant houdt in dat hij niet met informatie van cliënten op een onbevoegde manier omgaat. (5) Tot slot verwacht men dat de accountant een

professionele instelling heeft waarbij hij zich aan alle wetten en regels houdt.

Er wordt hier verondersteld dat de accountant altijd zijn onafhankelijkheid in stand probeert te houden. Bij aanwezigheid van factoren die de onafhankelijkheid beïnvloeden zal bij desbetreffende subparagraaf uitgewerkt worden.

De audit quality, en indirect de onafhankelijkheid van de accountant, kan gemeten worden met de criteria earnings management en de going-concern opinie. Er wordt hierbij naar de algemene maatstaven gekeken die audit quality bepalen. Daarnaast spelen ook nog andere criteria mee die de verschillen tussen de accountantskantoren bepalen dat direct tot een verschil in audit quality veroorzaken. De behandeling hiervan zal in de vierde paragraaf plaatsvinden.

(11)

3.1.1. Definitie en achtergrond

De financiële rapportage heeft volgens Francis, Maydew en Sparks (1999) drie belangrijke functies: Ten eerste is de boekhouding van de gemaakte omzet belangrijk omdat deze

gebruikt wordt om waardevolle informatie te geven aan de investeerders van het bedrijf. Ten tweede zijn de accruals-gebaseerde earnings over het algemeen meer relevant dan de cash flows. Ten slotte zijn earnings niet direct observeerbaar, waardoor er naar management’s gerapporteerde earnings gekeken moeten worden. Gerapporteerde earnings zijn vaak onzeker omdat factoren als flexibiliteit en subjectiviteit in de standaarden meespelen. Bovendien kunnen er vooroordelen bestaan die de managers hebben (Francis, Maydew & Sparks, 1999). Dit leidt ertoe dat de high-accruals bedrijven vaker grotere prikkels hebben om met earnings management te werken, zodat ze hun interne informatie en hun economische waarde kunnen communiceren (Krishnan, 2003).

Earnings management is de non-neutrale financiële rapportage, waarin de managers opzettelijk bemoeien met het proces van de financiële rapportage om voordelen te verkrijgen. Het opzettelijk bemoeien is mogelijk door aanpassingen te maken in de interpretatie van de financiële accounting standaarden en de accounting data, of door timing of door het

structureren van transacties. Dit is moeilijk te onderscheiden van de geschikte toepassing van GAAP, omdat er van ex post accounting informatie gebruikt worden (Nelson, Elliot & Tarpley, 2002; Francis, 2004).

Managers gebruiken vaker precieze standaarden wanneer ze transacties kunnen structureren. Hierdoor zullen de accountants niet makkelijk aanpassingen maken (Nelson, Elliot & Tarpley, 2002). Andere veranderingen dan structurering van de transacties worden met behulp van niet precieze standaarden uitgewerkt. Dit geeft de accountants wel de mogelijkheid om sneller aanpassingen te maken (Nelson et al., 2002). Verder bepalen

materialisme en de grootte van een cliënt de kans dat de accountant deze aanpassingen maakt (Nelson et al., 2002).

De verificatie van de geldigheid van verklaringen door de accountants zorgt voor een reductie van informatie asymmetrie tussen de managers en de investeerders (Becker, Defond, Jiambalvo, & Subramanyam, 1998). De accountantskantoren kunnen als externe partij laten zien dat de cliënten of managers niet bezighouden met earnings management, ook al hebben zij de kansen ervoor (Francis, Maydew & Sparks, 1999). Bij het verifiëren kijkt men of de accountants earnings management kunnen reduceren door aanpassingen te maken van de schattingen van de prior-year jaarrekeningen; de schattingen moeten in goeder trouw

(12)

opgesteld en beoordeeld worden, en in overeenstemming zijn met de normen en / of richtlijnen. Het proces van aanpassingen wordt ook wel de earnings restatement genoemd; deze laat de effectiviteit van een controle blijken (Davidson & Neu,1993; Nelson, Elliot & Tarpley, 2002; Francis, 2004).

De effectiviteit varieert met de kwaliteit dat een accountant bezit. Wanneer een accountant hoog kwalitatieve capaciteiten bezit, dan is de kans groter om dubieuze

boekhoudkundige praktijken te ontdekken en deze te elimineren om de kwaliteit van de audit report, ofwel de accountantsverklaring, te behouden. Deze kans heeft te maken met de

reputatie van de grote accountantskantoor en het gereduceerde bedrijfswaarde wanneer fraude ontdekt wordt. Bovendien kunnen strengere regelgevingen en standaarden deze kans verder vergroten (DeAngelo, 1981; Becker, Defond, Jiambalvo & Subramanyam, 1998; Francis & Wang, 2008).

De audit quality neemt dus toe wanneer er sprake is van een hoge effectiviteit van de controle, wat met andere woorden betekent dat de earnings management gereduceerd is door middel van een earnings restatement (Francis, Maydew & Sparks, 1999).

3.1.2 Criterium

Concluderend van de definitie en achtergrond: hoe hoger de effectiviteit van de accountant om de earnings management te reduceren, des te hoger de audit quality (Francis, Maydew & Sparks, 1999). Er bestaan bewijzen dat de grote accountantskantoren meer audit quality leveren en dat de aandelenmarkt een onverwachte omzet meer waarderen wanneer de cliënt controle laat uitvoeren door een grote accountantskantoor dan een kleinere

accountantskantoor. Dit wordt veroorzaakt door een klein hoeveelheid aan discretionary accruals dat aanwezig is bij de grote accountantskantoren doordat zij de agressieve earnings management beter onder controle kunnen houden (Francis & Wang, 2008). Aan dit criterium wordt dus voldaan wanneer een rapport zo min mogelijk earnings management bevat.

3.1.3 Literatuur

In het onderzoek van Davidson en Neu (1993) bleek dat de accountantskantoren die hoger kwaliteit bezitten meer forecast errors vonden, aangezien de management minder kansen krijgen om de verschillen tussen de begrote en de werkelijke inkomen te minimaliseren. Grote

(13)

accountantskantoren leveren hoger audit quality doordat zij meer forecast errors ontdekken die daarna geëlimineerd worden.

Francis (2004) stelde verder dat de audit report van de grote accountantskantoren lager abnormal accruals hebben. Er is dus minder sprake van aggressieve earnings management gedrag en daardoor is er sprake van een hoger audit quality. Ook detecteren zij sneller wanneer er pogingen zijn tot earnings management, waarna ze ervoor zorgen dat de cliënten aanpassingen zullen maken (Francis, 2004). Dit was in overeenstemming met het onderzoek van Francis en Yu (2009).

Naast de modellen waarbij audit quality gerelateerd wordt aan de earnings

management, bestaan er ook aantal die de discretionary accruals met audit quality gingen relateren via earnings management. Een aantal onderzoeken hiervan concludeerden dat de grote accountantskantoren hoger audit quality leveren dan de kleinere accountantskantoren, waarbij minder earnings management bestaan. Zij bezitten hoge kwaliteit aan vaardigheden waardoor de grote accountantskantoren beter in staat zijn om twijfelachtige accounting praktijken sneller te ontdekken en deze te elimineren. Bovendien zijn ze beter in staat om audit report niet uit te geven wanneer deze twijfelachtige accounting praktijken niet geëlimineerd worden (Becker, Defond, Jiambalvo & Subramanyam, 1998). Als gevolg hiervan bestaan er een lagere niveau aan discretionary accruals bij de grote

accountantskantoren bij een groter totaal hoeveelheid aan accruals, wat betekent dat earnings management gereduceerd is (Francis, Maydew & Sparks, 1999). Bovendien stellen Francis et al. (1999) dat de grote accountantskantoren vaker gekozen worden door de cliënten die meer accruals in hun boekhouding bevatten, zodat deze accountantskantoren kunnen verzekeren dat de gerapporteerde omzetten betrouwbaar zijn.

Naast het feit dat de earnings management gereduceerd werd, vond Krishnan (2003) in zijn onderzoek dat de relatie tussen stock returns en discretionary accruals groter was bij die van de grote accountantskantoren dan die van de kleinere. Dit was ook het geval bij de relatie tussen de discretionary accruals en de toekomstige omzet. Ook vond de aandelenmarkt de discretionary accruals van de grote accountantskantoren meer superieur dan die van kleinere kantoren. Zhou en Elder (2004) trokken ook de conclusie dat grote accountantskantoren hoger audit quality leveren: er werd onder de Seasoned Equity Offering bedrijven minder earnings management gevonden waarbij de controle uitgevoerd werd door industrie specialisten en accountantskantoren van een groter omvang. Francis en Krishnan (1999) stellen dat de reductie van accruals in audit report bij de grote accountantskantoren bestaat vanwege de reporting conservatism. Reporting conservatism is de compensatie wegens accountants’

(14)

onbekwaamheid om accuraat gerapporteerde accruals uit te geven (Francis & Krishnan, 1999). De kleinere accountantskantoren, die in verhouding met grotere cliënten te maken hebben, passen minder snel aan waardoor audit quality dalen. De grote accountantskantoren hebben een grotere cliëntenbestand waardoor de cliënten minder snel van grote omvang kunnen zijn. Hierdoor worden zij niet gehinderd om aanpassingen maken, wat audit quality bevordert (Nelson, Elliot & Tarpley, 2002). Verder resulteerden het onderzoek in Taiwan door Chen, Lin en Zhou (2005) en het onderzoek in China door Chen, Chen, Lobo en Wang (2011) op dezelfde conclusie.

Er is echter een onderzoek in Korea op basis van discretional accruals waaruit bleek dat er geen verschil bestond tussen de grote en de kleinere accountantskantoren (Jeong & Rho, 2004). Dit is consistent met eerdere onderzoeken dat in Korea plaatsvond, maar niet met die van andere landen (Jeong & Rho, 2004).

Francis en Wang (2008) concludeerden bovendien dat earnings quality varieert per land eerder door verschillen in de regelgeving van de grote accountantskantoren dan door verschillen in de kwaliteit van accounting per se. Grote accountantskantoren zullen in landen met strengere bescherming van de investeerders hoger earnings quality leveren dan de kleinere accountantskantoren. Grote accountantskantoren gedragen zich anders tegenover de verschillende vormen van bescherming van de investeerders en juridische systemen. In hun onderzoek blijkt ook dat landen met een strengere juridische systeem en de aanwezigheid van bescherming van de investeerders, een hoger kwaliteit van earnings bestaan bij de grote (internationale) accountantskantoren (Francis & Wang, 2008). Dit komt doordat deze accountants geprikkeld worden door deze factoren. Wanneer dit afwezig zou zijn, zou de audit quality niet zo hoog zijn. Dit was bewezen in US en alle andere landen met de aanwezigheid van vergelijkbare strenge juridische systeem en met de aanwezigheid van bescherming van de investeerders (Francis & Wang, 2008). De grote accountantskantoren leveren dus niet per se een hogere audit quality wegens de kwaliteit van accounting maar wegens de aanwezigheid van een strengere juridische system en de aanwezigheid van bescherming van investeerders. Tendeloo en Vanstraelen (2008) bewezen ook dat strengere systemen in Europa tot geen grotere verschil in de audit quality bestaat omdat er over het algemeen meer prikkels bestaan bij deze systemen om uitvoeriger te controleren. Zij concludeerden wel dat bij de bedrijven met grote accountantskantoren minder earnings management aanwezig was.

(15)

3.1.4. Conclusie

Hoe hoger de effectiviteit van de accountant om de earnings management te reduceren, des te hoger de audit quality (Francis, Maydew & Sparks, 1999).

Op het onderzoek in Korea na, kan er over het algemeen geconcludeerd worden dat de grote accountantskantoren beter in staat zijn om earnings management te ontdekken en te elimineren. De reductie van earnings management zorgt daarmee voor een hogere audit quality (Davidson & Neu,1993; Becker, Defond, Jiambalvo & Subramanyam, 1998; Francis, Maydew & Sparks, 1999; Francis & Krishnan, 1999; Nelson, Elliot & Tarpley, 2002;

Krishnan, 2003; Francis, 2004; Jeong & Rho, 2004; Zhou & Elder, 2004; Chen, Lin & Zhou, 2005; Chen, Chen, Lobo & Wang, 2011).

Er bestaan daarentegen bewijzen dat de audit quality voor grote accountantskantoren hoger is dan die van de kleinere accountantskantoren mits er een strenge juridische systeem en bescherming van de investeerders aanwezig zijn. Dus voor landen met een minder strengere toezicht zullen niet tot differentiatie van de audit quality leiden (Francis & Wang, 2008; Tendeloo & Vanstraelen, 2008). Hoewel deze bewijzen bestaan, zijn U.S. en Europa de groeiende markten waar meeste going-public cliënten zitten. Bovendien concludeerden onderzoeken in Azië, waar de economie ook sterk groeit, ook dat de grote

accountantskantoren de aanwezigheid van hoger audit quality (Chen, Lin & Zhou, 2005; Chen, Chen, Lobo & Wang, 2011; Central Intelligence Agency, 2013). Tot slot is de expertise van Big Four ontwikkeld op internationaal niveau (Ferguson, Francis, & Stokes, 2003). Daarom kan er gesteld worden dat de grote accountantskantoren over het algemeen hoger audit quality leveren, gekeken naar de effectiviteit van de accountant om earnings

management te reduceren.

3.2 Going-concern opinie

3.2.1. Definitie en achtergrond

Er bestaat bij het opstellen van jaarrekeningen de veronderstelling dat het bedrijf going

concern gaat. Het gaat dus om de continuïteit van het bedrijf (Gray & Manson, 2011). De taak van de accountants is om periodiek een opinie te geven over de continuïteit van het bedrijf. Wanneer er een modified audit report wordt gegeven, geeft dat een indicatie weer dat zaken in de jaarrekening bestaan waarmee de accountant niet compleet tevreden mee is. Wanneer het

(16)

nodig is, kan in deze rapport de going – concern opinie toegevoegd worden (Gray & Manson, 2011).

Een going – concern opinie moet normaliter tijdig gemaakt worden wanneer de accountant twijfels heeft over de continuïteit van het bedrijf (Gray & Manson, 2011). De nauwkeurigheid van de schatting over de continuïteit is afhankelijk van de professionele beoordeling van een accountant; zijn beoordeling is weer afhankelijk van de informatie die ze van hun cliënt hebben verkregen (Geiger & Rama, 2006). Naast het niet goed toepassen van de standaarden door de accountant, ofwel tekort aan professionaliteit, kan hij ook falen om de juiste (modified) audit report in de geschikte omstandigheden uit te geven. Beide

omstandigheden leiden tot materiële misinterpretatie van de jaarrekeningen (Francis, 2004). Geiger en Rama (2006) stellen dat er twee soorten fouten van de accountant kunnen bestaan in de audit report omtrent het oordeel over de continuïteit: Ten eerste, de going – concern opinie is toegevoegd aan het audit rapport terwijl het bedrijf niet in gevaar loopt (Type I errors). Ten tweede, er is geen going – concern opinie toegevoegd aan het rapport terwijl de cliënten in feite failliet zijn (Type II errors).

Echter zijn volgens Francis (2004) de kosten van invloed wanneer de accountants deze fouten maken en rapporteren: Bij een type I error kan een ontevreden klant overstappen naar een ander accountant waardoor de huidige accountant zijn quasi-rents verliest.

Conservatievere accountants zijn daarnaast sneller geneigd om going – concern opinie toe te voegen, aangezien de kosten voor deze type lager zijn dan voor type II errors. Wanneer de klant failliet blijkt te zijn in de situatie met type II errors, verliest de accountant zijn reputatie en krijgt hij te maken met litigation – gerelateerde kosten, zoals rechtszaken van de

investeerders tegen de accountant (Francis, 2004).

Hoe minder fouten er bestaan omtrent de going – concern opinie, des te hoger de kwaliteit van reporting decisions (Geiger & Rama, 2006). Dit betekent dat de audit voldoet aan de minimum wettelijke en professionele standaarden, wat leidt tot hogere audit quality (Francis, 2004).

3.2.2. Criterium

Concluderend van de definitie en achtergrond: hoe minder fouten er bestaan omtrent de going-concern opinie, des te hoger de kwaliteit van het rapport, des te hoger de audit quality. Volgens Francis en Wang (2008) leveren de grote accountantskantoren meer audit quality doordat zij sneller going-concern waarschuwingen kunnen geven dan de kleine

(17)

accountantskantoren. Er wordt dus aan dit criterium voldaan wanneer er minder fouten worden gemaakt bij een going – concern opinie.

3.2.3. Literatuur

Accountants zijn volgens Francis (2004) niet altijd accuraat, wat een lagere audit quality kan veroorzaken. Ze rapporteren vaker type I errors, maar rapporteren ook vaak niet bij situaties met type II error. In zijn onderzoek is gebleken dat er bewijzen bestaan dat de modified audit reports informatief zijn en dat deze gebruikt kunnen worden om te voorspellen, afgezien van de ruis van de type I errors. Francis (2004) concludeerde dat er een verschil in de audit quality bestaat tussen de grote en kleine accountantskantoren. De grote accountantskantoren kunnen makkelijker going-concern opinie met de reports uitgeven en kunnen ook meer accurate voorspellingen doen over de continuïteit van hun cliënten. Dit is in overeenstemming met het onderzoek van Lennox (1999) in Engeland, waarbij hij toevoegt dat de accuraatheid bepaald wordt door deep pockets, reputatie en auditor competence.

Ook Francis en Yu (2009) concludeerden dat de grote accountantskantoren sneller ingrijpen en meer accuraat zijn in het voorspellen van faillissementen. Samen met deze bevindingen bleek dat cliënten van de grote accountantskantoren minder agressieve earnings management hebben, gekeken naar de abnormal accruals. Bovendien geven de grote

accountantskantoren sneller going-concern problemen aan omdat er een situatie van reporting conservatism bestaat. Dit zorgt voor verdere bevordering van hoger audit quality (Francis & Krishnan, 1999)

Geiger en Rama (2006) onderzochten of de grote accountantskantoren hogere kwaliteit audit reporting beslissingen maken. Het is gebleken dat deze accountantskantoren minder type I en type II errors maken, in een termijn van elf jaar, dan de kleinere accountantskantoren. Minder type I error betekent hoger kwaliteit audit reporting wat inhoudt dat de grote accountantskantoren niet hun welvaart beschermen door simpelweg de going-concern modified reports uit te geven dan dat het noodzakelijk is. Grote accountantskantoren kunnen volgens Geiger en Rama (2006) dus door hun trainingen en technologie de continuïteit van cliënten beter beoordelen.

(18)

Hoe minder fouten bestaan omtrent de going-concern opinie, des te hoger de kwaliteit van het gecontroleerde rapport, des te hoger de audit quality.

Aangezien er totaal geen tegenstrijdige literatuur is gevonden, kan er over het algemeen geconcludeerd worden dat de grotere accountantskantoren hogere audit quality leveren dan de kleinere accountantskantoren. Zij zijn meer accuraat in het oordelen van de continuïteit en zijn daardoor ook beter instaat zijn de type I en type II errors te onderscheiden (Lennox, 1999; Francis & Krishnan, 1999; Francis, 2004; Geiger & Rama, 2006; Francis & Yu, 2009). De accuraatheid wordt bevorderd door trainingen en technologie van de

accountantskantoor (Geiger & Rama, 2006).

4 Beoordelingscriteria voor het verschil tussen de accountantskantoren

In dit paragraaf komen de criteria aan de orde die de verschillen tussen de

accountantskantoren uiteenzetten dat direct tot verschil in de audit quality veroorzaken. Ook hier bestaat de veronderstelling dat de accountant altijd zijn onafhankelijkheid in stand probeert te houden. Bij aanwezigheid van factoren die de onafhankelijkheid beïnvloeden zal bij desbetreffende subparagraaf uitgewerkt worden.

Met de criteria wordt er beoordeeld of de Big Four accountantskantoren hogere audit quality leveren dan de Non-Big accountantskantoren. Er volgt per criterium een uiteenzetting van de benodigde achtergrondinformatie en het criterium zelf. Daarna wordt de literatuur van deze criterium behandeld. Tot slot wordt een conclusie gemaakt van het criterium.

Om te bepalen of er werkelijk verschil bestaat door de grootte van een

accountantskantoor, worden de volgende criteria gebruikt om dit aan te tonen: (1) Quasi-rents en auditor independence. Quasi-rents zijn de toekomstige verdiensten van een bepaald cliënt door middel van significante cliëntspecifieke aanloopkosten. Auditor independence is de mate waarin de accountants hun onafhankelijkheid weet stand te houden met de factor quasi-rents (DeAngelo, 1981). (2) Litigation, het proces van het ontdekken van (potentieel) valse of misleidende jaarrekeningen tot aan de rechtszaken (Palmrose, 1988). (2) Audit fees, de prijsbepalingen van de audit services door de accountants (Choi, Kim, Kim & Zang, 2010).

4.1 Quasi-rents en auditor independence

(19)

Accountantskantoren kunnen concurrentievoordelen bezitten door middel van cliëntspecifieke quasi-rents. Dit zijn toekomstige verdiensten van een bepaald cliënt door middel van

significante cliëntspecifieke aanloopkosten, mits er geen sprake is van een perfecte substitutie. Accountants specialiseren normaal gesproken een uniform niveau van audit

quality voor cliënten. Cliënten betalen voor dit niveau van kwaliteit omdat het evaluatiekosten scheelt. Als gevolg van deze kostenbesparing kunnen accountants een hogere prijs verrekenen voor de diensten die zij leveren. Een probleem hierbij is dat accountants de kans krijgen om vooraf een bepaald niveau van kwaliteit te beloven en dat achteraf in werkelijkheid niet waarmaken omdat mogelijk niet alle fouten gemeld worden wat bij een controle is gevonden. Quasi-rents vergroot verder de afhankelijkheid van de accountants (DeAngelo, 1981a).

De voordelen van quasi-rents worden namelijk behaald door in het eerste jaar lagere audit fees te berekenen aan de cliënten dan normaal (DeAngelo, 1981b). Daardoor kunnen de accountantskantoren in de toekomst hogere audit fees (prijzen) vragen dan de gemaakte kosten en hoge bedragen berekenen aan hun cliënten wanneer zij van accountantskantoor willen overstappen (DeAngelo, 1981a). Cliëntenverlies wordt zo voorkomen en een markt van duopolie is ontwikkeld. Hierbij willen beide partijen de bestaande relatie behouden (DeAngelo, 1981a).

Het probleem daarbij is dat cliënten de macht over de accountants kunnen uitoefenen omdat zij afhankelijk zijn van de quasi-rents die ze verdienen van cliënten. Dit probleem wordt ook wel power conflict genoemd. Vooral grote, financieel gezonde cliënten zijn in staat om druk uit te oefenen zodat de accountants van de professionele standaarden afwijken. Daarmee kunnen deze cliënten de derden bepaalde indrukken van hun bedrijf wekken. Dit is mogelijk doordat de cliënten weinig om de accountantsexpertise geven (Deis & Giroux, 1992). Door de afhankelijkheid kunnen de accountants minder snel fouten rapporteren.

Hiertegenover staat wel dat de waarde van quasi-rents zullen dalen wanneer dit ontdekt wordt. Waardedaling van quasi-rents leidt tot verlaging van de accountants’ prijzen en soms zelfs tot verlies van hun cliënten. Wanneer zij meer klanten hebben, zullen zij juist minder geneigd zijn om fouten niet te rapporteren, wat leidt tot hogere audit quality (DeAngelo, 1981a).

Klantspecifieke quasi-rents verlagen dus de onafhankelijkheid van een accountant tegenover een bepaald cliënt om deze in de toekomst te behouden. Accountants met een grote cliëntenbestand, die elk identieke quasi-rents hebben, zullen minder geneigd zijn om de fouten in audit reports te negeren en onafhankelijker gedragen, wat weer leidt tot hogere audit quality (DeAngelo, 1981a).

(20)

Wanneer er geen sprake is van identieke quasi-rents, dan is de percentage van een specifiek cliënt van de totale quasi-rents inkomsten van een accountants bepalend. Hoe hoger de percentage van een cliënt, des te afhankelijker de accountant wordt. Een mogelijk gevolg is van dat de accountants de grootte van accountantskantoor gaan vergroten of meer

investeringen maken in hun onderpand die accountantspecifiek zijn. Een voordeel dat een cliëntspecifieke onderpand heeft is dat het minder kosten met zich meebrengt (DeAngelo, 1981a).

Er bestaat een trend van cliënten die ‘going public’ gaan vaker overstappen naar de grote accountantskantoren. De reden hiervoor is dat de aandelen van de cliënten voor hogere prijzen verkocht kunnen worden op de beurs (DeAngelo, 1981). Volgens Francis (2004) stappen cliënten bovendien over wanneer er meer controle nodig is wegens de agency kosten. Verder stappen cliënten over wanneer zij te maken krijgen met een grotere inherente

onzekerheid en een grotere asymmetrische informatie tussen cliënten en derden. Zo kunnen cliënten hun bedrijfswaarde communiceren met meer gewaardeerde en hoog gekwalificeerde accountant (Francis, 2004).

4.1.2. Criterium

Concluderend van de definitie en achtergrond: hoe minder aandeel een cliënt maakt van de totale cliëntspecifieke quasi-rents bestand van een accountantskantoor en/of hoe

onafhankelijker de accountant is, des te minder fouten de rapporten bevatten, des te hoger de audit quality (DeAngelo, 1981a). Er wordt dus aan dit criterium voldaan als een specifiek cliënt een klein percentage van de totale cliëntspecifieke quasi-rents bestand omvat of wanneer de accountant onafhankelijk(er) is / blijft.

4.1.3. Literatuur

Een aantal onderzoeken concludeerden dat de grotere accountantskantoren hoger audit quality leveren dan de kleinere accountantskantoren. DeAngelo (1981a) stelde dat de grotere

accountantskantoren vaker groter cliëntenbestand hebben, waardoor zij onafhankelijker en minder opportunistisch zullen gedragen. Bovendien speelt reputatie ook mee, waardoor minder fouten voordoen. Cliënten die ‘going public’ gaan, stappen vaak over naar grote accountantskantoren omdat cliënten in hun bedrijf hevig groeien. Wanneer zij overstappen, zal dat de audit quality verhogen omdat zij in verhouding een klein aandeel hebben in het

(21)

totale cliëntspecifieke quasi-rents bestand van de grote accountantskantoren (DeAngelo, 1981a). Daarbij moet wel bedacht worden dat de grote accountantskantoren als gemiddelde meer superieur zijn tegenover de kleine accountantskantoren (Francis, 2004). Er bestaan volgens Francis (2004) namelijk ook audit failures bij de grote accountantskantoren als individu.

Ook Deis en Giroux (1992) vonden in hun onderzoek dat een kleinere aandeel van de cliënt in de totale quasi-rents bestand voor hoger audit quality zorgt bij de grote

accountantskantoren. Verder beargumenteerden zij dat de reputatie en het power conflict indirect via de onafhankelijkheid van accountant de audit quality bepalen. Deze bestaan voornamelijk bij de grote accountantskantoren. In hun onderzoek bleek dat de reputatie van de grote accountantskantoren de audit quality bevordert. Bovendien leidt de verplichting tot het houden van standaarden tot reductie van het power conflict en dus tot hogere audit quality (Deis & Giroux, 1992). De grote accountantskantoren beschermen hun brandname waardoor ze zich onafhankelijker gaan gedragen. Daarbij wordt de niveau van onafhankelijkheid, en dus ook de audit quality, bepaald door de afweging van de kosten en baten van het

opportunistisch gedrag (Hung Chan & Wu, 2011). Hung Chan en Wu beargumenteerden echter dat grote accountantskantoren hoger audit quality leveren vanwege de verschillen in de auditor competence van de accountantskantoren. Bovendien zou audit quality volgens Hung Chan en Wu (2011) alleen stijgen wanneer een accountantskantoor na fusie meer totale quasi-rents bezit.

4.1.4 Conclusie

Hoe minder aandeel een cliënt maakt van de totale cliëntspecifieke quasi-rents bestand van een accountantskantoor en/of hoe onafhankelijker de accountant is, des te minder fouten de rapporten bevatten, des te hoger de audit quality (DeAngelo, 1981a)

Op basis van de literatuur kan er geconcludeerd worden dat bij de grote

accountantskantoren hoger audit quality worden geleverd dan kleinere accountantskantoren. Zij bezitten een groter totale cliëntspecifieke quasi-rents bestand waardoor ze ook

onafhankelijker kunnen gedragen. (DeAngelo, 1981a; Deis & Giroux, 1992; Francis, 2004; Hung Chan & Wu, 2011). Daarnaast worden er ook andere onderliggende factoren genoemd die audit quality bepalen, zoals auditor competence en de totale cliëntspecifieke quasi-rents bestand situatie na fusie genoemd die tot hoger audit quality kunnen leiden (Hung Chan & Wu, 2011). Het is een complex issue omdat diverse factoren van invloed kunnen zijn op de

(22)

audit quality. Deze onderliggende factoren dragen bij aan de onafhankelijkheid en aan grotere totale cliëntspecifieke quasi-rents bestand. Er kan bevestigd worden dat de kleinere aandeel van cliëntspecifieke quasi-rents bestand en meer onafhankelijkheid van de accountant tot hogere audit quality leiden.

4.2 Auditor litigation

4.2.1. Definitie en achtergrond

Litigation is volgens Palmrose (1988) het proces van het ontdekken van (potentieel) valse of misleidende jaarrekeningen tot aan de rechtszaken. Hieronder worden ook gevallen bedoeld als de betalingen om litigation te voorkomen en het voordoen en het oplossen van de

beschuldigingen van audit failure tegen de accountants .

Het ontdekken van valse of materieel misleidende jaarrekeningen zijn de

verwachtingen van de gebruikers en/of cliënten, die samen de waarde vormen die de (externe) accountants leveren. Als accountants hieraan niet voldoen, ook wel de audit failure genoemd, leidt dit tot litigation wanneer de gebruikers en cliënten als gevolg hiervan verliezen hebben geleden (Palmrose, 1988). Hierdoor ontstaan maatschappelijke rechtszaken om de schade van de gebruikers en cliënten te beperken (Khurana & Raman, 2004). Litigation brengt dus kosten met zich mee, veroorzaakt door maatschappelijke rechtszaken en door de professionele en wettelijke sancties. Dat laatste doet de reputatie van de accountantskantoren teniet en bovendien kunnen de verzekeringen deze schade niet beperken (Palmrose, 1988). Grote accountantskantoren proberen vaker hun reputatie te behouden door het risico op litigation te verminderen. Bovendien worden zij sneller aangeklaagd (en lijden dan aan grotere schade) vanwege hun ‘deep pockets’. Litigation zorgt dus voor meer kosten voor deze kantoren, gerelateerd aan hun naam en hun reputatie (Palmrose 1988).

Het risico hiervan, ook wel litigation risk, zorgt ervoor dat accountants geprikkeld worden om moeite te doen om hun taken goed uit te voeren en de werkelijkheid te rapporteren om de kwaliteit in stand te houden (Khurana & Raman, 2004). Hieruit kan opgemaakt worden dat minder litigation (risk) leidt tot minder audit failure wat aangeeft dat er meer audit quality geleverd wordt (Palmrose, 1988).

(23)

Concluderend van de definitie en achtergrond: hoe minder een accountant met litigation te maken krijgt, dus hoe lager de litigation risk, des te minder audit failures er zijn, des te hoger de audit quality (Palmrose, 1988). Litigation risk is een effectieve prikkel dat de markt van accountants goed laat functioneren (Hung Chan & Wu, 2011). Aan dit criterium wordt dus voldaan wanneer de accountant weinig met litigation te maken krijgt, met andere woorden minder litigation risk heeft.

4.2.3. Literatuur

Palmrose’s (1988) onderzoek concludeerde dat de grote accountantskantoren hoger audit quality leveren dan de kleinere accountantskantoren. Litigation gebeurt echter niet vaak, waardoor het moeilijk is om schattingen te maken op dit gebied (Palmrose, 1988; Francis, 2004). Accountants die hoog audit quality leveren en hun reputatie willen behouden, hebben meer prikkels om audit failures te vermijden. Er kunnen volgens Palmrose (1988) echter drie soorten situaties voordoen: Ten eerste kunnen de cliënten proces aanspannen terwijl er geen sprake is van een audit failure. Ten tweede voorkomen de accountants rechtszaken door middel van betalingen. Ten slotte is er geen sprake van een proces terwijl er juist wel sprake is van een audit failure. Dit wordt veroorzaakt door betalingen van de accountants om litigation te voorkomen. Khuran en Raman (2004) onderzochten of reputatie van

accountantskantoren voor meer prikkels zorgde dan de litigation risk in U.S. waardoor de audit quality hoger is dan bij de grote accountantskantoren. Hun onderzoek concludeerde dat in landen met hoge of lage litigation risk, dat landen met hogere litigation risk ook hoger audit quality voortvloeide bij de grote accountantskantoren dan de kleinere accountantskantoren. In het onderzoek van Venkataraman, Weber en Willenborg (2008) waarbij Initial Public

Offerings in U.S. als steekproef werd genomen, bleek ook dat hoger litigation risk voor hogere audit quality zorgde en ook voor hogere audit fees.

4.2.4. Conclusie

Hoe minder een accountant met litigation te maken krijgt, des te minder audit failures er bestaan, des te hoger de audit quality.

Op basis van de literatuur kan er geconcludeerd worden dat de grote

accountantskantoren hoger audit quality leveren omdat zij minder te maken willen krijgen met litigation (Palmrose, 1988; Khuran & Raman, 2004; Venkataraman, Weber & Willenborg;

(24)

2008). Wanneer een situatie bestaat met hoger risico op litigation, bestaan er meer prikkels om controles beter uit te voeren.

De accountants van grote accountantskantoren kunnen echter litigation omzeilen door betalingen te doen om rechtszaken te voorkomen of er wordt helemaal geen proces

aangespannen terwijl er wel sprake is van een audit failure. Bovendien hebben zij een groter kans op litigation (Palmrose, 1988). Afgezien van de ruis, bestaan er wel een continue bewijzen dat er sprake is van hoger audit quality bij grote accountantskantoren.

4.3 Audit fees

4.3.1. Definitie en achtergrond

De bepaling van audit fees van de accountants is afhankelijk van de kosten omtrent het leveren van de audit diensten (Seetharaman, Gul & Lynn, 2002). Er zijn verschillende factoren die meespelen.

Grote accountantskantoren hebben een kostenvoordeel bij de productie van

overeenkomstige audit quality voor de cliënten (Choi, Kim, Kim & Zang, 2010). Hierdoor ontstaat een situatie van economies of scale, waardoor ze lagere audit fee kunnen aanhouden dan de kleinere accountantskantoren. De overheadkosten kunnen bijvoorbeeld verdeeld worden over meer cliënten waardoor deze per cliënt lager uitvallen. Vanwege de markt vragen de grote accountantskantoren echter in het praktijk meer audit fee met als reden dat ze hogere audit quality leveren (Choi, et al., 2010). Cliënten vragen en betalen voor hogere audit quality. Hierdoor ontstaan bij een hogere prijs verwachtingen dat hoger audit quality geleverd worden (Blokdijk, Drieenhuizen, Simunic & Stein, 2006).

Ook kan de hoogte van de audit fees bepaald worden door de quasi-rents. Daarbij wordt in het eerste jaar de prijzen laag gehouden om zo cliënten aan te trekken, ook wel low-balling genoemd (DeAngelo, 1981b). Wanneer de accountantskantoren deze cliënten

aangetrokken hebben verkrijgen ze met de jaren mee een voordeel, omdat ze de cliënten al beter kennen. Zoals eerder genoemd door DeAngelo (1981a; DeAngelo, 1981b), kunnen de accountantskantoren audit fees verhogen omdat hun cliënten dan minder snel overstappen naar de andere accountantskantoren.

Verder worden de litigation risk en de audit effort van een audit meegenomen in de prijsbepaling. Cliënten nemen vaak de ‘compensatie’ van rechtszaken mee in de prijzen van hun obligaties. Hierdoor zijn de accountantskantoren gedwongen om litigation risk te

(25)

verminderen om kosten te voorkomen. Dit doen ze door controles beter uit te voeren en door hogere audit fees te vragen. Dit heeft een positief effect op de audit quality (Seetharaman, Gul & Lynn, 2002).

De hoogte van de audit fee en daarmee de audit quality zijn ook afhankelijk van de audit effort en / of de expertise van een accountant (Francis, 2004). De audit effort is de inzet dat een accountant toont tijdens de controle om fouten te vinden. De audit effort wordt gemeten door het aantal uren dat een accountant besteedt aan een audit (Caramanis & Lennox, 2007). Audit effort stijgt met de complexiteit van een audit, wat leidt tot meer uren en dus hoger audit fees (Chan, Ezzamel & William, 1993). De expertise ontwikkelt zich door de human capital investeringen in de accounting professie en de hoeveelheid ervaringen met de multinationale cliënten (Francis, Reichelt & Wang, 2005). Dit houdt in dat ze meer kennis verkrijgen door empirische ervaringen die ze hebben verkregen van de markt. Hierdoor kunnen de accountants de jaarverslagen meer accuraat beoordelen (Francis, 2004; Francis, Reichelt & Wang, 2005). Bovendien betalen cliënten meer voor een hogere niveau van expertise (Ferguston, Francis & Stokes, 2003).

4.3.2. Criterium

Concluderend van de definitie en achtergrond: Hoe meer inzet, ofwel audit effort, een

accountant toont in een controle en / of hoe meer expertise een accountant bezit, des te hoger de audit fees, des te hoger de audit quality (Francis, 2004; Reichelt & Wang, 2010). Volgens Francis en Yu’s onderzoek (2010) zijn de resultaten krachtiger door audit fees te gebruiken om met de grootte van accountantskantoren te relateren. Daarbij zijn audit effort en audit expertise meer meetbaar dan de andere genoemde factoren. Er wordt aan dit criterium voldaan als een accountant meer inzet in een controle en / of meer expertise verwerft.

4.3.3. Literatuur

Uit het onderzoek van Simunic (1980) bleek dat de grote accountantskantoren lagere audit fees vragen dan de kleinere accountantskantoren wegens economies of scale. Dit is consistent met onderzoek van Francis en Stokes (1986), zij ondervonden geen differentiatie in audit quality in verhouding met de prijzen tussen de grote en kleinere accountantskantoren. Echter bleek in de samples van Simunic (1980) dat er een uitzondering bestond: een van de grote accountantskantoren vroegen hogere audit fees.

(26)

Seetharaman, Gul & Lynn (2002) stellen dat dit komt doordat de accountants van de grote accountantskantoren vaak meer empirische kennis bezitten. Bovendien doen zij meer moeite om litigation risk te verminderen, waardoor dit de audit fee en audit quality juist kunnen opdrijven. Ook Choi, Kim, Kim en Zang (2010) hadden dezelfde conclusie getrokken in hun onderzoek in U.S.. Palmrose (1986) concludeerde ook dat de grote

accountantskantoren hogere kwaliteit leveren, omdat in haar onderzoek sprake is van een hogere audit fees en hogere audit hours bij deze kantoren. Deze kantoren vragen volgens Palmrose (1986) niet wegens monopolie maar vanwege de audit quality om meer audit fees.

In een latere onderzoek van Palmrose (1989) concludeerde ze echter dat de uren dat besteed wordt aan een audit daalden omdat de accountantskantoren de cliënten al kennen. Dit komt dus door lowballing en quasi-rents, wat vaak voorkomt bij de grote

accountantskantoren, waardoor de uren in een controle daalde (DeAngelo, 1981a; DeAngelo, 1981b). Echter kunnen de uren niet het niveau van de inzet van een accountant meten

(Palmrose, 1989; Deis & Giroux, 1996). Deis en Giroux (1996) stelden dat bij verlaging van de audit fees ter verkrijging van de nieuwe cliënten de kwaliteit niet verlaagt. Dit komt doordat de accountantskantoren de cliënten nog moeten leren kennen. In hun vorige onderzoek werd bevestigd dat audit fees en audit hours beïnvloed worden door de audit quality. Echter is er op langer termijn sprake van daling van audit quality, omdat de accountantskantoren met de tijd mee steeds minder inzet hoeven te tonen om dezelfde hoeveelheid omzet te verkrijgen (Deis & Giroux, 1996). Bovendien zijn ze volgens Deis en Giroux (1996) minder geneigd om de fouten te rapporteren omdat zij hun toekomstige verdiensten daardoor kunnen verliezen.

Blokdijk, Drieenhuizen, Simunic en Stein (2006) onderzochten audit effort op basis van de benaderingen van een bepaalde grootte accountantskantoor. Zij concludeerden dat grote accountantskantoren meer audit quality leveren omdat zij meer contextuele benadering namen bij een audit terwijl de kleine accountantskantoren de procedurele benadering namen. Grote accountantskantoren spenderen namelijk meer tijd in planning en risico-schattingen terwijl de kleine accountantskantoren meer tijd spenderen om testen uit te voeren om fouten te ontdekken.

Over het algemeen leidt expertise tot hoger audit fees, wat aangeeft dat er sprake is van hoger audit quality. Vooral grote accountantskantoren zijn in staat om expertise tot een hoger niveau te ontwikkelen (Francis, Reichelt & Wang, 2005). Ferguson, Francis en Stokes (2003) concludeerden uit hun onderzoek in Australië dat hun expertise internationaal

(27)

onderzoek in U.S. door Francis, Reichelt en Wang (2005) had dezelfde conclusie getrokken. Francis (2004) beargumenteerde dat de grote accountantskantoren meer ervaring hebben in de markt waardoor ze meer accuraat kunnen beoordelen. Bovendien vergroot de kans om dit soort expertise te ontwikkelen door verkrijging van hogere audit fees. Verder kunnen de accountants van grote accountantskantoren die meer expertise bezitten de accruals beter onder controle houden. Tot slot kunnen zij daardoor ook beter audit opinie geven dat audit quality bevordert (Reichelt en Wang, 2010).

4.3.4. Conclusie

Hoe meer inzet, ofwel audit effort, een accountant toont in een controle en / of hoe meer expertise een accountant bezit, des te hoger de audit fees, des te hoger de audit quality (Francis, 2004; Reichelt & Wang, 2010).

Grote accountantskantoren bleken hogere audit fees te vragen. Zij beargumenteerden dat ze meer audit quality leveren en meer uren maken om een audit uit te voeren. (Simunic, 1980; Francis & Stokes, 1986; Palmrose, 1986) Echter is dit op lange termijn niet het geval vanwege de lowballing en quasi-rents (Palmrose, 1989; Deis & Giroux, 1996). Deze accountantskantoren kennen hun cliënten met de tijd mee beter waardoor ze minder uren hoeven te maken en minder inzet tonen om een audit uit te voeren. Het is echter niet bekend of het niveau van effort te relateren is met het aantal uren dat een accountant besteedt. Wanneer in een onderzoek de effort op basis van de benadering van de accountant tijdens de controle werd uitgevoerd, kan er wel geconcludeerd worden dat de grote accountantskantoren hoger audit quality leveren omdat zij gebruik maken van de contextuele benadering (Blokdijk, Drieenhuizen, Simunic & Stein, 2006).

Audit expertise zorgt voor hoger audit fees en hoger audit quality. Voornamelijk grote accountantskantoren kunnen hoger audit quality leveren aan cliënten, omdat hun expertise internationaal uitreiken en ze meer kans krijgen om ervaringen te ontwikkelen om vervolgens audits beter uit te voeren (Ferguson, Francis, & Stokes, 2003; Francis, 2004; Francis, Reichelt & Wang, 2005).

5 Conclusie

Accountants voeren audit diensten uit om de belangenverstrengeling in de gaten te houden (DeAngelo, 1981a). Bij de controles moet er audit quality aanwezig zijn. Audit quality is de

(28)

kans dat een accountant fouten ontdekt in de boekhouding van haar cliënten en de kans dat de ontdekte fouten gerapporteerd worden (DeAngelo, 1981a). Cliënten kunnen de audit quality moeilijk te bepalen (DeAngelo, 1981a), waardoor ze de grote accountantskantoren en de kleine accountantskantoren vergelijken (Francis, 2006). Er bestaan al jaren discussies tussen de grote en kleine accountantskantoren over het verschil in kwaliteit en de effecten van de competitie in de accountantsmarkt (Simunic, 1980). Kleine accountantskantoren zijn van mening dat de kwaliteit van accountantskantoren, ongeacht de grootte daarvan, op dezelfde niveau liggen (DeAngelo, 1981). Om te bepalen of de Big 4 accountantskantoren hogere audit quality leveren dan de Non-Big accountantskantoren, werd er gekeken naar een aantal criteria.

Audit quality is bepaald aan de hand van de algemeen gebruikte criteria: earnings management en going-concern opinie. Er kan op basis van deze criteria geconcludeerd worden dat de grote accountantskantoren hogere audit quality leveren dan de kleinere accountantskantoren.

Grote accountantskantoren zijn beter in staat om earnings management te ontdekken en deze ook te elimineren (Davidson & Neu,1993; Becker, Defond, Jiambalvo &

Subramanyam, 1998; Francis, Maydew & Sparks, 1999; Francis & Krishnan, 1999; Nelson, Elliot & Tarpley, 2002; Krishnan, 2003; Francis, 2004; Jeong & Rho, 2004; Zhou & Elder, 2004; Chen, Lin & Zhou, 2005; Chen, Chen, Lobo & Wang, 2011). Vooral in landen met strengere juridische systemen en met de aanwezigheid van de bescherming van investeerders leveren de grote accountantskantoren hogere audit quality wegens hun internationale

specialisatie (Chen, Lin & Zhou, 2005; Francis & Wang, 2008; Tendeloo & Vanstraelen, 2008; Chen, Chen, Lobo & Wang, 2011; Central Intelligence Agency, 2013). Grote

accountantskantoren zijn bovendien meer accuraat in het beoordelen van de continuïteit en zijn daardoor ook beter in staat de type I en type II errors te onderscheiden (Lennox, 1999; Francis & Krishnan, 1999; Francis, 2004; Geiger & Rama, 2006; Francis & Yu, 2009).

Naast de algemene criteria zijn er ook criteria die de verschillen tussen de accountantskantoren bepalen dat direct tot een verschil in audit quality leiden, namelijk: quasi-rents en auditor independence, auditor litigation en audit fees. Op basis van deze criteria kan hier ook geconcludeerd worden dat de grote accountantskantoren hogere audit quality leveren dan de kleinere accountantskantoren

Grote accountantskantoren bezitten vaker een grotere totale cliëntspecifieke quasi-rents bestand waardoor ze zich onafhankelijker gedragen. (DeAngelo, 1981a, Deis & Giroux, 1992; Francis, 2004; Hung Chan & Wu, 2011). Onderliggende factoren als auditor

(29)

indirect tot vergroting van deze bestand en van de onafhankelijkheid van de accountant (Hung Chan & Wu, 2011). Bovendien hebben grote accountantskantoren meer prikkels om hoger audit quality te leveren wegens de litigation risk die zij willen verkleinen. Zij krijgen namelijk vaker te maken met rechtszaken dan kleinere accountantskantoren (Palmrose, 1988; Khuran & Raman, 2004; Venkataraman, Weber & Willenborg; 2008). Cliënten betalen de grote accountantskantoren hogere audit fees wegens de veronderstelling dat ze hogere audit quality leveren. Audit fees is meetbaar met audit effort en expertise. Audit effort, gebaseerd op het aantal uren, neemt op lange termijn af waardoor lagere audit quality sprake is. Audit quality zou bij grote accountantskantoren wel hoger uitvallen wanneer er gebaseerd is op de

benadering van de accountant tijdens de audit (Simunic, 1980; Francis & Stokes, 1986; Palmrose, 1986; Palmrose, 1989; Deis & Giroux, 1996). Dit zou een betere criterium kunnen vormen omdat het niet vaststaat of het niveau van audit effort te relateren is met het aantal uren dat een accountant besteedt aan een controle (Blokdijk, Drieenhuizen, Simunic & Stein, 2006). Grote accountantskantoren kunnen hoger audit quality leveren omdat hun expertise international uitreiken en ze meer kans krijgen om ervaringen te ontwikkelen (Ferguson, Francis, & Stokes, 2003; Francis, 2004; Francis, Reichelt & Wang, 2005).

Dit onderzoek heeft een aantal beperkingen. Ten eerste bestaan er weinig onderzoeken op het gebied van earnings management in landen met minder strenge juridische systemen en zonder de aanwezigheid van de bescherming van investeerders. Er is hier namelijk

verondersteld dat landen met economisch groei strengere juridische systemen hebben. Bovendien hebben cliënten die controles bij grote accountantskantoren laten doen vaak preaudit earnings management. Deze zijn niet observeerbaar en moeilijk in te schatten (Becker, Defond, Jiambalvo & Subramanyam, 1998). Door geheimhoudingsplicht kan er geen relatie gelegd worden tussen de prestatie en de accountantskantoren (Nelson, Elliot &

Tarpley, 2002).

Verder is dit onderzoek beperkt op het gebied van going-concern opinie. De kwaliteit van de modified audit report van een cliënt kan namelijk niet direct gemeten worden, omdat het om de beoordeling gaat van een bepaald accountant. Een ander accountant zou een andere beoordeling kunnen geven omdat hij een ander kijk of ander niveau van expertise heeft.

Een ander beperking is dat accountants de hoeveelheid litigation kunnen maskeren door betalingen te doen om rechtszaken te voorkomen of er wordt juist helemaal geen proces aangespannen terwijl er sprake is van een audit failure door deze betalingen (Palmrose, 1988). Hierdoor geeft de criterium litigation mogelijk de werkelijke situatie niet goed weer.

(30)

Er bestaat ook een beperking bij de audit fees. Er zijn diverse factoren die het niveau van de audit fees van de accountantskantoren kunnen bepalen. Audit effort zou bijvoorbeeld beter onderzocht kunnen worden op basis van de benadering van de accountant bij een controle. Door meer onderzoek te doen op dit gebied zou er concretere conclusies gemaakt kunnen worden.

In de toekomst zou er ook meer onderzoek gedaan kunnen worden op de differentiatie van audit quality van de grote accountantskantoren zelf. Op dit moment is er weinig literatuur beschikbaar over of er een verschil bestaat tussen de grote accountantskantoren onderling. Daarbij zou factoren als competitie of aandelen op de markt meegenomen kunnen worden.

6 Bibliografie

Beattie, V., Goodacre, A., & Fearnley, S. (2003) And then there were four: A study of UK audit market concentration-causes, consequences and the scope for market adjustment.

Journal of Financial Regulation and Compliance 11(3), 250-265.

Becker, C.L., Defond, M.L., Jiambalvo, J., & Subramanyam, K.R. (1998). The effect of Audit Quality on Earnings Management. Contemporary accounting research, 15(1), 1-24. Blokdijk, H., Drieenhuizen, F., Simunic, D.A., & Stein, M.T. (2006). An analysis of

cross-sectional differences in big and non-big public accounting firms’ audit programs.

Auditing: a journal of practice & theory, 25(1), 27-48.

Caramanis, C., & Lennox, C. (2007). Audit effort and earnings management. Journal of

Accounting and Economics, 45(1), 116-138.

Central Intelligence Agency. (2013). The World Factbook. Retrieved June 20, 2013, from https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/

Chan, P., Ezzamel, M., & William, D. (1993). Determinants of audit fees for quoted UK companies. Journal of Business Finance & Accounting, 20(6), 765-786.

Chaney, P.K., Jeter, D.C., & Shivakumar, L. (2004). Self-selection of auditors and auditing pricing in private firms. The Accounting Review, 79(1), 51-72.

Chen, H., Chen, J.Z., Lobo, G.J., & Wang, Y. (2011). Effects of Audit Quality on Earnings Management and Cost of Equity Capital: Evidence from China. Contemporary

Accounting Research, 28(3), 892-925.

Chen, K.Y., Lin, K.L., & Zhou, J. (2005). Audit quality and earnings management for Taiwan IPO firms. Managerial Auditing Journal, 20(1), 86-104.

Choi, J.H., Kim, C. Kim, J.B., & Zang, Y. (2010). Audit office size, audit quality, and audit pricing. Auditing: A Journal of Practice & Theory, 29(1), 73-97.

Davidson, R.A., & Neu, D. (1993). A Note on the Association between Audit Firms Size and Audit Quality. Contemporary Accounting Research, 9(2), 479-488.

DeAngelo, L.E. (1981a). Auditor size and audit quality. Journal of accounting and

economics, 3(1), 183-199.

DeAngelo, L.E. (1981b). Auditor independence, ‘low balling’, and disclosure regulation. Journal of accounting and economics, 3(2), 113-127.

Deis, D.R., & Giroux, G.A. (1992). Determinants of audit quality in the public sector.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Overall, the purpose, but also the relevance, of this study is to gain knowledge of how the (differences in) workload of both Big Four and non-Big Four

(2012) en in overeenstemming met de eerdere onderzoeken van Cadman & Stein (2007) en Minutti-Meza (2013) wordt er in dit onderzoek geen significant verband gevonden tussen audit

Dit onderzoek richt zich op de relatie tussen de audit quality en audit fee, waarbij gebruik zal worden gemaakt van de audit fee van Big-4 organisaties bij gecontroleerde

The aim of this chapter is to find a suitable hedg- ing strategy such that the risk of the difference of the hedging portfolio and the claim is minimized under a simple spectral

Polarization dependent Raman spectra at 532 nm were recorded on a Olympus BX51M microscope equipped with a long working distance 100 times magnification objective.. Estimated spot

affordable, reliable, clean, high-quality, safe and benign energy services to support economic and human

METHODS: Studies of patient preferences for type-2 diabetes medications were identified from the PubMed, EMBASE, CINAHL and EconLit databases using a registered study

All na- tional reports mention cases of good practices, where higher education institutions have thoughtfully considered which external stakeholders are most relevant to them, and