• No results found

De invloed van Corporate Governance op fraude in de financiële verslaggeving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van Corporate Governance op fraude in de financiële verslaggeving"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van Corporate Governance op

fraude in de financiële verslaggeving

Bachelor thesis

Accountancy & Control

Lion Scholte

10002248

Supervisor:

Ron van Loon

Universiteit van Amsterdam

5-8-2014

(2)

Abstract

Deze thesis gaat over de effecten van Corporate Governance op fraude in de

financiële verslaggeving. Corporate Governance is ingevoerd naar aanleiding van

grote fraudezaken. Door deze fraudezaken is de roep om meer wetten en regels

steeds groter geworden. In de meeste landen, waaronder Nederland en Amerika

heeft dit geleid tot een Corporate Governance-code. Deze code is echter in beide

landen anders opgebouwd. De bedoeling van deze thesis is om te kijken of de codes

fraude in de financiële verslaggeving hebben verminderd. Ook is het interessant om

te kijken of de codes verschillen van elkaar en daardoor iets van elkaar kunnen

overnemen. Eerst zal er worden gekeken naar hoe de codes in beide landen zijn

ontstaan. Vervolgens zal het begrip fraude worden uitgelegd. Daarna zal er worden

gekeken naar hoe de code in beide landen zijn opgebouwd en tot slot zal de

conclusie volgen. In de conclusie zal er antwoord worden gegeven op de hoofdvraag.

De hoofdvraag van deze thesis is: Hebben de Nederlandse en de Amerikaanse

Corporate Governance-codes fraude in de financiële rapportage verminderd? In

Nederland heeft de Corporate Governance-code fraude in de financiële

verslaggeving niet verminderd. In de Verenigde Staten is fraude in de financiële

verslaggeving wel afgenomen door Corporate Governance. De oorzaak hiervan is

dat in Amerika er strengere regelgeving en handhaving is. Daar moet worden

voldaan aan de code en wanneer dit niet gebeurt, zijn er vooraf bekende sancties. In

Nederland zijn de sancties milder en is er het pas toe of leg uit principe. Wanneer er

niet voldaan wordt aan de code is dit toegestaan, mits het wordt uitgelegd. Mocht

Nederland fraude in de financiële verslaggeving willen verminderen door middel van

Corporate Governance, zal er meer moeten worden overgenomen van de

Amerikaanse code.

(3)

Inhoudsopgave

Abstract p.2

Inhoudsopgave p.3

1. Inleiding p.4

2. Aanleiding van Corporate Governance p.6

2.1 Het Corporate Governance debat p.6

2.2 Terug in de tijd p.6

2.3 The Cadbury report p.7

2.4 Commissie Peters p.7

2.5 Code Tabaksblat p.8

2.6 Corporate Governance in Amerika p.8 3. Fraude in de financiële rapportage p.10

3.1 De definitie van fraude p.10

3.2 Reden voor fraude in de financiële verslaggeving p.11 3.3 Soorten fraude in de financiële verslaggeving p.12 3.4 Schandalen met fraude in de financiële verslaggeving uit het verleden p.13 4. De Nederlandse Corporate Governance-code p.16 4.1 Handhaving en naleving van de code p.17

4.2 Het bestuur p.17

4.3 De raad van commissarissen p.18

4.4 De Audit p.20

5. De Amerikaanse Corporate Governance-code p.22 5.1 Titels in de wet SOx p.22 6. De invloed van Corporate Governance-codes op financiële verslaggeving p.26

6.1 De invloed van de Nederlands Corporate Governance-code p.26 6.2 De invloed van de Amerikaanse Corporate Governance-code p.27 6.3 Verschillen tussen Nederland en Amerika en aanbevelingen p.29

7. Conclusie p.30

8. Bibliografie p.32

(4)

1. Inleiding

Woensdag 14 mei. Matthijs van Nieuwkerk opent zijn programma “De wereld draait door” met de vraag waarom accountants precies op de aarde zijn en of ze überhaupt nodig zijn. Deze vragen worden gesteld naar aanleiding van het aftreden van Jurgen van Breukelen die op dat moment de bestuursvoorzitter was van KPMG Nederland (KPMG-topman Van

Breukelen treedt af, 2014). Van Breukelen wordt samen met andere KPMG collega’s in verband gebracht met belastingfraude, iets dat niet toelaatbaar is bij het bedrijf dat op drie andere bedrijven na de grootste is in de wereld van de accountancy (Boone, Khuruna, & Raman, 2010). Waarom er meteen vragen zijn over het gehele bestaan van de accountancy heeft te maken met alle eerdere schandalen. Hiervan is Enron in 2002 samen met het accountingbedrijf Arthur Andersen het begin geweest. Na het Enron-schandaal hebben er nog een aantal grote schandalen in de accountancy plaats gevonden, zoals bij Worldcom, KPN/Qwest en Vivendi. Bij deze bedrijven werd een creatieve manier van boekhouden toegepast om fictieve winst te creëren in de vennootschappelijke jaarrekening (Kampschroër, 2002). Door deze schandalen op het gebied van accountancy is de mening over het beroep van een accountant erg veranderd (Wallage & Majoor, 2010). Waar de accountant voorheen werd gezien als de vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer, werd vertrouwd en geloofd is er tegenwoordig een heel andere blik. Een accountant moet zich tegenwoordig veel meer verantwoorden en erg transparant te werk gaan om te bewijzen dat hij zijn werk goed doet (Groot, 2012 ). De reden hiervan zijn dus alle voorafgaande schandalen. Hierbij werkte voornamelijk Arthur Andersen niet alleen als controlerend accountant maar verleende zij ook zeer veel consultancydiensten aan haar controleklanten. Dit gebeurde onder andere bij Enron, Worldcom en Sunbeam products. Deze bedrijven zijn allemaal vervolgd wegens boekhoudfraude. Arthur Andersen was op de hoogte van de boekhoudfraude of had dit redelijkerwijs moeten zijn. Toch gaf Arthur Andersen deze organisaties een goedkeurende verklaring, omdat men vreesde om anders zowel de controle- als de adviesomzet te verliezen. (Coffee, 2002). Door deze incidenten is de mening over accountants en de professie van de accountants veranderd. Er wordt door het publiek steeds vaker vanuit gegaan dat alle accountants handelen zoals dat bij Arthur Andersen gebeurde, en het oordeel van de accountant wordt hierdoor steeds kritischer bezien. Door het veranderende beeld ten opzichte van de accountants is het interessant om te zien of de wetgeving, die sinds deze incidenten is ingevoerd heeft geholpen boekhoudfraudes te voorkomen. Ook is het interessant om na te gaan of daarmee de beeldvorming ten opzichte van de accountants is verbeterd. Naar aanleiding van het Enron schandaal en andere grote boekhoudschandalen is in veel landen Corporate Governance wetgeving ingevoerd. Deze thesis zal zich op deze Corporate Governance wetgeving richten.

(5)

De hoofdvraag in de scriptie is: Hebben de Nederlandse en de Amerikaanse Corporate Governance-codes fraude in de financiële rapportage verminderd? Om deze hoofdvraag te beantwoorden zijn de volgende deelvragen geformuleerd:

1. Wat is de aanleiding geweest voor Corporate Governance? 2. Wat is fraude in de financiële rapportage?

3.Hoe is de Nederlandse Corporate Governance opgebouwd? 4. Hoe is de Amerikaanse Corporate Governance opgebouwd?

De structuur van deze scriptie is als volgt: In hoofdstuk 2 zal de aanleiding van Corporate Governance worden besproken en zal er worden verteld welke alternatieven aan Corporate Governance vooraf gingen. Daarna zal in hoofdstuk 3 worden uitgelegd wat er onder fraude in financiële rapportage wordt verstaan aangezien dat van belang is in deze thesis. Eerst zal er worden uitgelegd wat de definitie is van fraude. Na de definitie van fraude zal er gekeken worden waarom fraude in de financiële verslaggeving wordt gepleegd. Ook zal er worden verklaard waarom juist deze vorm van fraude zo belangrijk is in de thesis. Vervolgens zal hoofdstuk 4 de regels en voorwaarden van de Nederlandse Corporate Governance-code weergeven en zal hoofdstuk 5 dit doen voor de Amerikaanse Corporate Governance-code. Hoofdstuk 6 zal zich bezig houden met hoe de verschillende codes -besproken in hoofdstuk 4 en 5- invloed hebben op de financiële verslaggeving. In dit hoofdstuk zal er ook worden gekeken of er in Nederland een andere invloed is dan in Amerika of dat het effect van

Corporate Governance in beide landen hetzelfde is geweest. Na al deze hoofdstukken zal de conclusie volgen in hoofdstuk 7. Hierin zal de hoofdvraag worden beantwoord. Daarnaast zal ook nog worden gekeken of er een combinatie van beide codes mogelijk is, dit om tot één code te komen die effectiever is tegen fraude in de financiële rapportage dan de twee codes los van elkaar. Ten slotte is hoofdstuk 8 het laatste hoofdstuk en dat is de bibliografie.

(6)

2. Aanleiding van Corporate Governance

In dit hoofdstuk zal worden beschreven hoe de huidige Corporate Governance- wet- en regelgeving is ontstaan. Er wordt hierbij gefocust op twee landen: Nederland en de

Verenigde Staten. In het algemeen zal te zien zijn dat de ontwikkeling redelijk parallel loopt in beide landen. Toch zijn er enkele verschillen te vinden. Allereerst zal het ontstaan van de Nederlandse Corporate Governance-code worden beschreven om daarna het ontstaan van de Amerikaanse Corporate Governance-code te beschrijven. Het begin van Corporate Governance gaat terug naar het verleden en door middel van de ontwikkelingen door de jaren heen zullen we uitkomen waar we nu zijn.

2.1 Het Corporate Governance debat

Het debat over Corporate Governance is iets wat al langere tijd gaande is. Al vanaf het moment dat er grote ondernemingen bestaan, die ook bestuurlijk moesten worden ingericht zijn er al discussies over Corporate Governance. De onderwerpen waarover wordt

gediscussieerd lopen uiteen, de ene keer staat centraal hoe het besturen van een

onderneming beter kan en de andere keer gaat het om de kwaliteit en vormgeving van het toezicht houden (Goodijk, 2005).

2.2 Terug in de tijd

Voor de eerste grote onderneming waar Corporate Governance-problematiek zichtbaar is kan men kijken naar de VOC. In de zeventiende eeuw was de VOC de eerste onderneming waarbij eigenaren en bestuurders van elkaar waren gescheiden. Deze scheiding werd in de eeuwen daarna en tot op de dag van vandaag normaal, en een van de belangrijkste

consequenties is dat vanaf dat moment situaties zijn waar de belangen van de eigenaar niet geheel werden behartigd door de bestuurders (Degens & van Houwelingen, 2005). De bestuurders handelen dus niet altijd in het belang van de eigenaren. Dit is ook wel bekend als de agency-theory waarbij de bestuurder zijn eigen belang boven het belang van de eigenaar dreigt te stellen (Park & Abrahamson, 1994). De agency-theory uit 1976 is als eerste geformuleerd door Jensen en Meckling. Deze theorie veronderstelt dat er een principaal is en een agent, de aandeelhouders zijn de principaal en de bestuurders zijn de agent. Zowel de agent als de principaal worden gezien als rationeel en zullen allebei hun eigen nut maximaliseren. Het gevolg hiervan is dat de belangen van de agent en de

principaal kunnen verschillen. Hierdoor zal de agent niet altijd handelen op de manier die het beste is voor de principaal. Om er voor te zorgen dat de belangen van de agent

overeenkomen met de belangen van de principaal, zal de principaal de agent belonen.

(7)

Deze beloning zal bestaan uit salaris en een eventuele bonus wanneer de agent zijn werk goed doet. Dit moet er toe leiden dat de agent handelt in belang van de principaal (Jensen & Meckling, 1976). Toch zijn er situaties waarbij de agent zijn eigen belang zal nastreven. Door het ontstaan van informatie-asymmetrie (de agent heeft meer informatie over zijn eigen handelen dan de principaal) kan dit voor de principaal niet altijd duidelijk zijn. Door incidenten die hierdoor zijn ontstaan is het vertrouwen bij de aandeelhouders - afgenomen. Hierdoor ontstond behoefte aan betere controle (Degens & van Houwelingen, 2005).

2.3 The Cadbury report

In het Verenigd Koninkrijk werd een nieuwe aanzet gegeven tot Corporate Governance. Hier werd in mei 1991 een comité gevormd nadat er een aantal grote bedrijven failliet gingen. Vervolgens daalde het vertrouwen in zowel de accountants als in de financiële verslaggeving (Cadbury, 1992). Één van die grote bedrijven was Maxwell communication corporation, een mediabedrijf vernoemd naar Robert Maxwell die daar zowel chief executive was als

chairman van de board. Deze combinatie van functies zorgde ervoor dat Maxwell

bijzonderveel macht had in het bedrijf, waar hij vervolgens misbruik van maakte. Maxwell heeft uiteindelijk 727 miljoen pond gestolen vanuit pensioenfondsen en bedrijfsactiva voor prive-doeleinden. Publicatie hiervan leidde tot een daling in de waarde van de aandelen. Dit verlies wordt geschat rond een miljard pond (Solomon, 2007). Deze fraude van Maxwell is de aanleiding geweest voor het benoemen van het Cadbury Committee. Cadbury focuste zich vooral op de manieren hoe het vertrouwen weer kon worden hersteld. Er werd onder andere gekeken naar wat er voor regels opgesteld konden om dit vertrouwen terug te winnen. Uiteindelijk kwam het comité met ‘the Cadbury report’ Dit rapport bleek achteraf een veel grotere invloed gehad te hebben dan van te voren was verwacht (Cadbury, 1992). Dit was in feite de eerste officiële Corporate Governance-code.

2.4 Commissie Peters

Na ‘The Cadbury report’ vond er in Nederland in 1997 eenzelfde soort onderzoek plaats door de commissie-Peters. Deze commissie-Peters gaf veertig aanbevelingen hoe Corporate Governance kon worden verbeterd. Deze aanbevelingen waren onder meer gericht op de onafhankelijkheid van de Raad van Commissarissen. Verder waren er aanbevelingen op het gebied van de Raad van Bestuur in verband met risico’s, het bepalen van doelstellingen en strategieën en de bezoldiging van de bestuurders. Ook waren er aanbevelingen op het gebied van de Algemene vergadering van Aandeelhouders waarin er meer invloed moest komen voor de kapitaalverschaffers. Tot slot waren er aanbevelingen die betrekking hadden op de aanstelling en rol van de externe accountant (Degens & van Houwelingen, 2005).

(8)

2.5 Code Tabaksblat

Na de aanbevelingen van de commissie-Peters nam de Nederlandse Corporate Governance stichting beursgenoteerde bedrijven onder de loep. Dit werd gedaan om te zien in hoeverre ze de aanbevelingen van de commissie-Peters hadden geïmplementeerd in het bedrijf. Aangezien er nog veel ruimte was voor verbetering koos de stichting er voor om een nieuwe Corporate Governance-commissie op te richten. Deze commissie onder leiding van Morris Tabaksblat werd gevormd in 1999 en kwam in 2004 met nieuwe richtlijnen (Degens & van Houwelingen, 2005). In de vernieuwde code staan twee dingen centraal. Het eerste punt is goed ondernemerschap, hierin is het belangrijk dat er transparant en integer wordt

gehandeld. Ook moet het toezicht hierop goed zijn want dat is belangrijk met betrekking tot verantwoording. Dit toezicht is meteen ook het tweede punt (Tabaksblat, 2003). Deze code Tabaksblat is in 2009 vervangen door “De Nederlandse Corporate Governance-code” maar deze is nog grotendeels gelijk aan de Code Tabaksblat. Vanaf 31 december 2004 is de Code Tabaksblat met een wettelijke basis van toepassing. Deze toepassing geldt voor alle

bedrijven die op de Nederlandse beurs genoteerd staan.

2.6 Corporate Governance in Amerika

In Amerika is de ontwikkeling van Corporate Governance-wetgeving begonnen met een incident bij Northern Pacific, een spoorwegmaatschappij van Jay Cooke. Dit was een

spoorwegmaatschappij die een spoorweg aan wilde leggen van oost naar west Amerika. Op een bepaald moment wilden de financiers geen nieuw kapitaal in de onderneming meer steken. Het gevolg hiervan was dat het bedrijf failliet ging en dat de beleggers naast hun geld ook hun vertrouwen verloren in het bedrijf waarvan bestuurders en eigenaren gescheiden zijn van elkaar.

In 1929 vond in Amerika een beurscrash plaats die uiteindelijk leidde tot de Securities and Exchange act in 1934. Hierin stonden strenge regels waaraan moest worden voldaan met betrekking tot verantwoording en transparantie van de financiële verslaggeving. Deze regels hebben er ook voor gezorgd dat de Securities and Exchange Commission werd opgericht. Deze commissie moet toezicht houden op de bedrijven die effecten uitgeven op de

aandelenmarkt. De commissie heeft vergaande bevoegdheden in het vervolgen van

bedrijven en bestuurders die zich schuldig maken aan fraude in de financiële verslaggeving, beleggers bewust van onjuiste informatie voorzien of schuld hebben aan handelen met voorkennis of andere wetsovertredingen. Bedrijven moeten veel informatie prijsgeven aan de commissie en deze informatie is voor het publiek gratis toegankelijk (Pruijm, 2014).

(9)

Na de dot.com bubble in de lente van 2000 kwamen er in Amerika heel veel tegenvallende bedrijfsresultaten aan het licht. Ook kwamen er gevallen van fraude in de financiële

verslaggeving naar boven. Nadat de belegger deze klappen had gehad was het vertrouwen ernstig afgenomen. Dit leidde in 2002 tot de Sarbanes-Oxley act. Deze wetgeving gaat onder meer in op de verantwoordelijkheid van CEO en CFO voor de financiële verslaggeving, de interne beheersing in de organisatie en de onafhankelijkheid van de accountant. De Chief Financial Officer (CFO) en de Chief Executive Officer (CEO) moeten beiden het jaarverslag ondertekenen en daarnaast verklaren ze beiden ook dat de financiële verslaggeving juist en volledig is. Verder verklaren ze beiden dat ze persoonlijk verantwoordelijk zijn voor het ontwerp en de effectiviteit van de interne controle met betrekking tot de financiële rapporten. Hierdoor zijn zowel de CEO als de CFO aansprakelijk voor waarheidsgetrouwe financiële verslaggeving, bij het ontdekken van fraude en andere misstanden kunnen zij dus wettelijk worden vervolgd en celstraf of hoge geld boetes ontvangen (Porta, Lopez-de-Silanes, Shleifer, & Vishny, 2000). Ook heeft de invoering van SOx invloed gehad op de interne controle. De interne controlesystemen moeten sinds SOx goed functioneren. Dit omdat SOx een speciaal rapport verplicht stelt met betrekking tot de interne controle. De CEO en de CFO zijn verantwoordelijk voor het adequaat functioneren van deze interne controle. Het gevolg hiervan is geweest dat de interne controlesystemen sinds SOx meer aandacht hebben gekregen. De interne controlesystemen zijn sinds SOx beter ingericht. Dit bracht echter wel hoge kosten met zich mee (Ogneva, Subramanyam, & Raghunandan, 2007). Doordat SOx alleen verplicht is voor de Amerikaanse beursgenoteerde bedrijven zijn er een groot aantal bedrijven van de beurs afgegaan. Dit om zo de extra kosten die SOx met zich mee bracht, met betrekking tot de interne controle, te vermijden (Chaplinsky & Ramchard, 2012). Verder heeft SOx het verboden om voor een bedrijf consultancytaken te verlenen wanneer de audit ook wordt gedaan. Dit om meer onafhankelijkheid te creëren in de audit en ook een audit van hogere kwaliteit te kunnen leveren. Wanneer er zowel audit als

consultancytaken worden kan dit misstanden opleveren. Negatieve berichten zullen niet worden gemeld. Dit uit angst om hierdoor de consultancy en de auditomzet kwijt te zullen raken (Owens-Jackson, Robinson, & Shelton, 2008). Op de hier beschreven codes in

Nederland en de Verenigde Staten zal verder worden ingegaan inhoofdstuk 4 en 5.

(10)

3. Fraude in de financiële rapportage

In dit hoofdstuk zal worden uitgelegd wat fraude precies is. Eerst zullen er enkele definities van fraude worden gegeven. Daarnaast zal er verklaard worden waarom er fraude in financiële verslaggeving plaats vindt en wat dit voor soort fraude is. Ook zullen er enkele bekende schandalen worden behandeld waarbij er sprake was van fraude in de financiële rapportage.

3.1 De definitie van fraude

Volgens Den Hartigh is fraude een integriteitschending met soms desastreuze gevolgen voor mens en organisatie (Hartigh, 2012). Joris stelt dat fraude een opzettelijke handeling is waarbij gebruik wordt gemaakt van misleiding om een onwettig of onrechtmatig voordeel te behalen. De term opzettelijk is hier van belang want wanneer het niet opzettelijk is, is er sprake van een fout (Joris, 2011). Hieruit blijk dat er niet één duidelijke definitie van fraude is, wel is duidelijk dat het om een bewuste handeling gaat en dat een persoon zichzelf

bevoordeelt door misleidende informatie te geven. Er zijn verschillende soorten fraude. Zo kan er sprake zijn van fraude wanneer het management de financiële rapportage expres verkeerd weergeeft, maar kan fraude ook de diefstal zijn van goederen zoals voorraad of inventaris. In het algemeen wordt het expres fout weergeven van de financiële rapportage gezien als de meest erge vorm van fraude, dit omdat het management direct betrokken is bij deze manier van fraude en hier vaak grotere bedragen bij gemoeid zijn dan bij de diefstal van voorraad of inventaris (Arens, Elder, & Beasley, 2014). De reden dat mensen fraude plegen is te verklaren door middel van de fraudedriehoek. Deze bestaat uit Opportunity, Rationalization en Pressure. Oppurtunity houdt in dat het mogelijk is de fraude te plegen en de mogelijkheid er is dit te verbergen. Oppurtunity ontstaat doorgaans door gebrek aan goede interne controle maatregelen. Gebrek aan goede interne controles, functiescheiding, duidelijkheid wie er de baas is, controle op de manier hoe het werk wordt uitgevoerd en het bijhouden van records kunnen de kans op fraude ernstig vergroten. Het is dus van belang dat dit allemaal in orde is om fraude tegen te gaan (Ramos, 2003). Rationalization heeft te maken met het goedpraten van fraude en waarom mensen die fraude plegen denken dat ze het recht hebben om dit te doen. De rationalization bestaat uit de houding, de goedkeuring en de persoonlijke integriteit. De houding heeft te maken met de houding ten opzichte van de regels, mensen die fraude plegen hebben het gevoel dat de regels die er gelden niet van toepassing zijn op hun. De goedkeuring heeft te maken met het goedkeuren van verkeerde handelingen. Er wordt gesteld dat er door de fraude te plegen, geld of andere dingen worden

(11)

verkregen waarvan wordt gevonden dat de fraudeur hier recht op heeft. Een gebrek aan persoonlijke integriteit leidt ertoe dat personen geen gewetensbezwaren ervaren bij het uitvoeren van activiteiten die, ook zij, beschouwen als illegaal. (Wolfe & Hermanson, 2013). Het derde element van de fraudedriehoek is pressure. Dit is de reden of het motief voor de fraude. Het element pressure is verschillend voor personeel en management. Waar de personeelsfraude zich bezig houdt met de druk van financiële problemen zoals

geldschulden, emotionele problemen zoals weinig genoegdoening halen uit het werk en levensstijl-gerelateerde problemen zoals een gok- of drugsverslaving gaat de

managementfraude over andere zaken. Bij de managementfraude gaat het vooral om

financiële druk waardoor er angst is bepaalde doelen en dus bonussen niet te kunnen halen. Ook de druk van de industrie waarin het bedrijf acteert kan druk geven. Wanneer een

concurrent goede resultaten laat zien over een boekjaar kan het gevolg zijn dat een bedrijf zich gedwongen voelt ook goede resultaten te tonen. Ook kan het zijn dat de eigenschappen van het management veel druk geven. Wanneer het topmanagement vooraf hoge winsten verwacht kan dit ook leiden tot druk voor de lagere managementlagen. (Steinbart & Romney, 2012). Al deze vormen van druk werken fraude in de hand want hoe groter de druk is

waaronder gepresteerd moet worden hoe eerder er tot fraude wordt overgegaan. Fraude in de financiële verslaggeving is een vorm van managementfraude. Volgens Wang & Lou (2009) is het pressure element het grootste element bij managementfraude. Wanneer er een hogere functie wordt uitgevoerd in een bedrijf komt is er meer verantwoordelijkheid. Deze verantwoordelijkheid leidt vervolgens tot meer druk. Deze druk is de pressure waaronder gepresteerd moet worden. Aangezien het management de hoogste tak is van een bedrijf, is hier de druk het hoogst. Deze druk is veel hoger dan in de rest van het bedrijf en is bij managementfraude het belangrijkste element van de fraudedriehoek. Oppurtunity en rationalization zijn wel aanwezig bij managementfraude alleen zijn van veel minder belang (Wang & Lou, 2009).

3.2 Redenen voor fraude in de financiële verslaggeving

Uit onderzoek van Arens (2014) is gebleken dat de reden waarom er fraude in financiële verslaggeving wordt gepleegd vooral te maken heeft met het halen van doelen ten kosten van alles. 81% van de fraude gevallen in de financiële verslaggeving hadden dit als oorzaak. Daarnaast werd er in 72% van de gevallen gezegd dat er fraude werd gepleegd voor

persoonlijke doeleinden. Verder gaf 41% aan dat er werd verwacht dat de fraude in de financiële verslaggeving nooit aan het licht zou komen. Er werd dus verwacht dat ze niet ontdekt zouden worden. Daarnaast was er in 40% van de gevallen de overtuiging dat het helemaal geen frauduleuze handelingen waren die er werden gepleegd. Andere argumenten

(12)

waren dat er werd verwacht dat de regels gemakkelijk omzeild konden worden, dat er angst was dat de baan zou worden kwijtgeraakt als de doelen niet werden gehaald en dit bekend zou worden, dat er gebrek aan middelen waren om de fraude te voorkomen en tot slot dat er te weinig werd begrepen van de regels en wetten.

Deze laatste argumenten werden maar in een klein percentage van de onderzochte gevallen genoemd dus zijn ze niet heel erg van toepassing geweest op de fraude in de financiële verslaggeving (Arens, Elder, & Beasley, 2014).

3.3 Soorten fraude in de financiële verslaggeving

Er zijn meerdere soorten fraude die plaats kunnen vinden in de financiële verslaggeving. Dit is omdat bestuurders verschillende mogelijkheden hebben om informatie te beïnvloeden. Deze informatie is de informatie die wordt weergegeven aan de aandeelhouders. Volgens Birnberg zijn er 7 manieren waarop bestuurders informatie beïnvloeden. Dit zijn smoothing, biasing, focusing, gaming, filtering, illegal acts en falsifying.

• Smoothing houdt in dat informatie wordt beïnvloedt. Dit gebeurt door bepaalde kosten of opbrengsten op te nemen in een verkeerde perioden. Zo zullen de resultaten van een periode beter worden weergeven dan werkelijk het geval is.

• Bij biasing heeft te maken met het verstrekken van informatie. Dit wordt bij biasing op de meest gunstige manier gedaan, door informatie (onterecht) een positieve lading te geven.

• Focusing legt de focus op de positieve berichten. De positieve berichten worden in overvloed weergegeven. Hierdoor vallen de negatieve zaken minder op.

• Van gaming is sprake wanneer er activiteiten op onjuiste wijze worden beïnvloed. Het gevolg is dat de resultaten beter uitvallen dan het in werkelijkheid is.

• Filtering is het verzwijgen van informatie of juist een overvloed aan informatie geven. Hierdoor is het voor de ontvanger onduidelijk wat er nou precies aan informatie wordt gegeven.

• Bij Illegal acts gaat het om plegen van strafbare feiten die leiden tot betere resultaten. • Tot slot is er nog falsifying. Bij falsifying worden gegevens niet anders gepresenteerd

maar daadwerkelijk gefalsificeerd.

Welke manier wordt gebruikt wordt bepaald aan de hand van 2 componenten. Ten eerste is het de vraag in hoeverre de data meetbaar en te verifiëren zijn. Ten tweede is het de vraag in hoeverre de data te analyseren zijn in vergelijking met de prestaties. Wanneer data goed meetbaar, goed te verifiëren en daarnaast ook nog goed te analyseren zijn zal er bijna geen mogelijkheid zijn informatie te beïnvloeden voor de bestuurders. Wanneer data en goed

(13)

meetbaar zijn en goed te verifiëren maar niet goed te analyseren zal er kans zijn om informatie te beïnvloeden door middel van focusing en filtering. Zijn de data niet goed te meten en ook niet goed te verifiëren maar wel goed te analyseren, dan is er kans om informatie te beïnvloeden door middel van biasing, gaming, smooothing en illegal acts. Mocht het zo zijn dat data niet meetbaar is, niet te verifiëren en niet te analyseren dan is er mogelijkheid informatie te beïnvloeden op alle zeven manieren. Er moet hierbij vermeld worden dat alleen gaming, falsifying en illegal acting echt strafbaar is (Birnberg, Turopolec, & Young, 1983). Waar het hiervoor vooral gaat over het beïnvloeden van informatie naar buiten toe zal het nu meer gaan over technieken van fraude in de financiële verslaggeving.

Voorbeelden hiervan zijn het aanhouden van een schaduwboekhouding, het waarderen van activa tegen te hoge waarden en het presenteren van te hoge winstcijfers (Reimers & Carpenter, 2005).

Palepu(2010) geeft enkele signalen die kunnen duiden op fraude in de financiële verslaggeving. Zo wordt er gesteld dat verandering in accounting-keuzes zonder een bijbehorende toelichting als vreemd wordt gezien. Ook zou een transacties die de omzet positief beïnvloedt en verder niet wordt toegelicht en ook niet bij de dagelijkse gang van zaken hoort kunnen duiden op fraude. Daarnaast kan een hoge stijging van de voorraad in vergelijking met de omzet ook een verkeerd signaal afgeven. Tot slot kan ook een stijging van de nog te ontvangen bedragen in relatie met de omzet vragen om meer aandacht (Palepu, Healy, & Peek, 2010).

3.4 Schandalen met fraude in de financiële verslaggeving uit het

verleden

In het verleden zijn er een aantal bekende gevallen waar er sprake was van

managementfraude. Er mag vanuit worden gegaan dat het management op de hoogte was van de fraude die er plaats vond of dat ze dit redelijkerwijs hadden kunnen weten (Nordberg, 2011).

3.4.1 Het Enron schandaal

De fraude bij Enron is de grootste fraude in de financiële verslaggeving aller tijden. Bij Enron was Arthur Andersen het bedrijf dat de accountantscontrole verzorgde. Dit bedrijf leverde daarnaast ook voor tientallen miljoenen per jaar consultancy-diensten aan Enron waardoor de accountants niet objectief waren. Arthur Andersen verdiende meer geld aan Enron door de consultancydiensten dan voor de accountantsverklaring. Dit zorgde ervoor dat Arthur Andersen geen negatieve verklaring aan Enron wilde verstrekken. Men vreesde om dan de consultancy inkomsten te verliezen (Coffee, 2002). Bij Enron was de winst in vier jaar tijd

(14)

kunstmatig met 600 miljoen verhoogd en bleek de schuld 17,5 miljard hoger te zijn dan gedacht. Dit kwam omdat Enron honderden neptransacties met onderling verbonden

maatschappijen uitvoerde en de schuld in deze maatschappijen niet in de balans opnam. De waarde van een aandeel in Enron daalde van 80 dollar naar 61 dollarcent (Group, 2004), waarna de onderneming uiteindelijk failliet ging.

3.4.2 Het WorldCom schandaal

Bij WorldCom werd de accountantscontrole ook verzorgd door Arthur Andersen en ook hier verleende Arthur Andersen consultancydiensten waardoor ze net als bij Enron ook bij WorldCom niet objectief waren (Nordberg, 2011). WorldCom was een Amerikaans telecom-bedrijf dat in 2002 failliet ging. WorldCom had in vijf kwartalen bewust 3.8 biljoen dollar verkeerd op de balans gezet als activa om hierover direct te kunnen afschrijven. Ook waren er andere kosten betaald vanuit reserves die hiervoor niet geschikt waren. Het gevolg was dat het inkomen kunstmatig werd verhoogd met minimaal 9 biljoen dollar. Daarnaast voerde WorldCom de winst kunstmatig op (in totaal 3 miljard) door niet-bestaande activa op de balans op te voeren. (Young, 2011).

3.4.3 Het Ahold schandaal

Ahold is een Nederlands concern gericht op detailhandel dat nog steeds bestaat. Ahold wordt ook wel de Nederlandse versie van Enron genoemd. Het probleem bij Ahold was dat er veel werd uitgebreid door middel van overnames in het buitenland. Om een zo groot mogelijke groei in activa en winst te rapporteren werden in de jaarrekening alle joint-ventures geconsolideerd in de winst van Ahold, terwijl dit alleen maar mag voor het deel dat Ahold bezit in de joint-ventures.

Naast de verkeerde manier van consolideren is er ook gebleken dat de Amerikaanse dochteronderneming U.S. Foodservice bewust accountingtrucjes uitvoerde om de winst kunstmatig te verhogen. U.S. Foodservice voerde nepcontracten van klanten op. Deze contracten werden vervolgens al meegenomen in de resultaten. Het gevolg hiervan was dat er al winst was genomen op nog niet gemaakte omzet. Hierdoor ontving het personeel inclusief het topmanagement flinke bonussen (Knapp & Knapp, 2007). De winst werd uiteindelijk 970 miljoen euro hoger geschat dan werkelijk waar was (Group, 2004).

3.5 Afbakening van het fraudebegrip

In deze thesis is er voor gekozen om alleen de fraude in de financiële verslaggeving te bekijken. Dit omdat de andere soorten fraude ten eerste erg breed zijn en ten tweede de link

(15)

tussen medewerkerfraude en Corporate Governance erg moeilijk te leggen is. Corporate Governance regels zijn namelijk gericht op de financiële verslaggeving en de voorwaarden waar een jaarverslag aan moet voldoen en deze regels hebben weinig te maken met de uitvoering van het werk van ‘gewone’ medewerkers, er wordt in de Corporate Governance-code vooral aandacht besteed aan het management en de eisen waaraan een jaarverslag moet voldoen. Tot zo ver het begrip fraude. Hierna zullen de Corporate Governance-codes worden beschreven.

(16)

4. De Nederlandse Corporate Governance code

In dit hoofdstuk zal de Nederlandse Corporate Governance-code worden toegelicht. De reden dat deze code wordt toegelicht is om te kijken naar de verschillen met de Amerikaanse Corporate Governance-code die in het volgende hoofdstuk zal worden behandeld. Bij de behandeling van de Nederlandse Corporate Governance-code is een selectie gemaakt uit artikelen die een relatie (kunnen) hebben met met ontstaan of voorkomen van managementfraude.

In Nederland is de Corporate Governance-code verdeeld in vijf hoofdstukken. Hoofdstuk één gaat over de handhaving en naleving van de code, hoofdstuk twee gaat over de regels die gelden voor het bestuur, hoofdstuk drie houdt zich bezig met de regels omtrent de raad van commissarissen, hoofdstuk vier draait om de rol van de aandeelhouders en de bijbehorende algemene vergadering van de aandeelhouders en hoofdstuk vijf gaat over de audit van de financiële verslaggeving en hierbij de rol van zowel de interne audit als de externe

accountant. Deze code bestaat uit 21 principes en uit 113 best practice bepalingen. Er geldt een wettelijke basis voor de code sinds 31 december 2004 (Degens & van Houwelingen, 2005). In Nederland is het wel toegestaan om van de Corporate Governance-code af te wijken mits daar een gemotiveerde uitleg voor is gegeven (comply or explain). Het is de rol van de aandeelhouders om de bestuurders en de raad van commissarissen over de naleving van de Corporate Governance-code ter verantwoording te roepen. De Nederlandse code staat niet op zichzelf maar wordt toegepast in combinatie met de nationale en Europese wetgeving. Het belang van de code is dat het bestuur bij het maken van besluiten rekening houdt met verschillende belanghebbenden en zich ook bewust is van de relevante

maatschappelijke aspecten van de onderneming. Sinds 1 januari 2004 zijn aan de beurs genoteerde ondernemingen verplicht de code toe te passen of te motiveren indien niet toegepast op grond van artikel 2:391 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek. Voor de institutionele beleggers in Nederland is het verplicht sinds 1 januari 2007 op grond van artikel 5:86 wet op het financieel toezicht. Er wordt in de Nederlandse Corporate Governance-code uitgegaan van een two-tier systeem wat inhoudt dat er een raad van commissarissen is die los functioneert van het bestuur. Wel zijn er sinds 2008 enkele regelingen opgenomen die van een one-tier systeem uitgaan (Frijns, 2010). In Nederland is een one-tier systeem sinds 1 januari 2013 ook toegestaan (Ondernemersplein, 2014).

(17)

4.1 Handhaving en naleving van de code

In het hoofdstuk handhaving en naleving wordt aangegeven dat het bestuur en de raad van commissarissen verantwoordelijk zijn voor de Corporate Governance structuur van de onderneming en de naleving hiervan.

De bestuurders en raad van commissarissen geven een gemotiveerde uitleg wanneer er wordt afgeweken van de code en de aandeelhouders moeten deze motivering beoordelen en moeten waar nodig bereid zijn over te gaan tot een dialoog hierover, op deze manier wordt een afvinkmentaliteit vermeden (Frijns, 2010).

4.2 Het bestuur

In de paragraaf het bestuur worden er meerdere punten besproken omtrent het bestuur, het bestuur is belast met het besturen van de vennootschap. Het bestuur is verantwoordelijk voor het realiseren van doelstelling, het bepalen van de strategie en het rekening houden met bijbehorende risico’s, de resultatenontwikkeling en de relevante maatschappelijke aspecten van ondernemen. Verder legt het bestuur verantwoording af aan de raad van commissarissen en aan de algemene vergadering en is het bestuur verantwoordelijk voor de naleving van de wet (Frijns, 2010).

4.2.1 Taak en werkwijze

De benoeming van een bestuurder geldt voor maximaal vier jaar en ook voor de

herbenoeming geldt deze tijdspanne. Daarna volgen er allemaal regels en voorschriften die te maken hebben met de verantwoordelijkheden van een bestuurder. Hierin worden best practice bepalingen gegeven met betrekking op de doelstellingen, de uitvoering van de strategie om deze doelstellingen te halen en de randvoorwaarden. Verder wordt er

aangegeven wat een bestuurder in het jaarverslag moet vermelden, dat een bestuurder niet meer dan twee commissariaten houdt bij beursvennootschappen, geen voorzitter van de raad van commissarissen is bij een andere beursvennootschap en wat een bestuurder moet doen wanneer hij op de hoogte is van een overnamebod (Frijns, 2010).

4.2.2 Bezoldiging

Deze paragraaf gaat over de hoogte van het salaris, dit salaris moet hoog genoeg zijn om gekwalificeerde en deskundige bestuurders aan te kunnen trekken en te kunnen behouden. Het salaris kan een vaste basis hebben wanneer het gehele bedrag van te voren duidelijk is, maar het kan ook een combinatie zijn van een vast bedrag en daarnaast nog een variabel deel wat kan worden gekoppeld aan te behalen doelen. Deze doelen zullen vaak zijn

(18)

gekoppeld aan de lange termijn en moeten passend zijn in vergelijking met het vaste deel van het salaris. De bezoldiging is nodig om de belangen van de vennootschap op

(middel)lange termijn te behartigen, door de bezoldiging zullen bestuurders niet snel in eigen belang handelen en zullen er ook geen onnodige risico’s worden genomen. De raad van commissarissen is verantwoordelijk voor de hoogte en de structuur van de bezoldiging van de bestuurder.

Mocht een bestuurder aandelen bezitten in de vennootschap moet dit een belegging gericht op lange termijn zijn. De omvang van een ontslagvergoeding mag niet hoger zijn dan één jaarsalaris tenzij het een kennelijk onredelijk geval is. Aangezien de raad van

commissarissen verantwoordelijk is voor het vaststellen van de bezoldiging maken zijn gebruik van een remuneratiecommissie. Deze commissie zal er voor zorgen dat de

bezoldiging transparant en inzichtelijk is. Het uiteindelijke rapport van deze commissie dient voor iedereen inzichtelijk te zijn (Frijns, 2010).

4.2.3 Tegenstrijdige belangen

Deze paragraaf geeft best practice bepalingen die tegenstrijdige belangen van bestuurders tegen gaan. In deze paragraaf gaat het er vooral over dat een bestuurder voordelen die verkregen zijn door middel van de vennootschap niet worden gebruikt voor persoonlijk doeleind, ook is het niet toegestaan familie of verwanten te bevoordelen door middel van de vennootschap. Wanneer er discussies zijn over onderwerpen waar een bestuurder

tegenstrijdig belang bij heeft dient hij zich buiten de discussie te houden (Frijns, 2010).

4.3 De raad van commissarissen

In deze paragraaf wordt uitgelegd hoe de raad van commissarissen toezicht houdt op het bestuur en de algemene gang van zaken. Verder zal de raad van commissarissen ook advies geven aan het bestuur. De raad stelt het belang van de vennootschap voorop maar verliest daarnaast de belangen van de overige betrokkenen bij de onderneming niet uit het oog. De raad is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zijn eigen functioneren (Frijns, 2010).

4.3.1 Onafhankelijkheid

De samenstelling van de raad van commissarissen moet zodanig zijn dat er onafhankelijk en kritisch kan worden gewerkt ten opzichte van elkaar als ten opzichte van het bestuur. Er zijn een groot aantal bepalingen waar een commissaris aan moet voldoen om onafhankelijk te zijn, er mag per raad van commissarissen maximaal één persoon niet onafhankelijk zijn (Frijns, 2010).

(19)

4.3.2 Deskundigheid en samenstelling

In een raad van commissarissen is variatie in de samenstelling van belang. Een commissaris moet beschikken over deskundigheid maar in de samenstelling moeten er commissarissen van verschillende leeftijden en geslachten zijn, er worden ook profielschetsen gemaakt zodat er duidelijk is aan welke eisen een commissaris moet voldoen. Deze schetsen worden bekeken bij herbenoeming of nieuwe werving, dit vindt plaats na zorgvuldige overwegingen. Per raad moet er minimaal één financieel expert zijn, verder zal er na benoeming een introductieprogramma volgen met aandacht voor algemene financiële zaken, sociale en juridische zaken, de financiële verslaggeving door de vennootschap en de

verantwoordelijkheden van een commissaris. Een commissaris mag maar in maximaal 5 commissariaten zitten waarbij een voorzitterschap telt als twee. In totaal mag een

commissaris maximaal drie termijnen van vier jaar in een raad zitten en zullen er roosters worden opgesteld om te veel gelijke aftreding te voorkomen (Frijns, 2010).

4.3.3 Samenstelling en rol van drie kerncommissies van de raad van

commissarissen

Wanneer een raad uit meer dan vier mensen bestaat, worden er hieruit mensen aangesteld voor de drie commissies. Deze commissies zijn de auditcommissie, remuneratiecommissie en de selectie- en wervingscommissie. Wanneer er minder dan vier mensen zijn in één raad zijn ze gezamenlijk verantwoordelijk voor die commissies. In het uiteindelijke verslag doet de raad van commissarissen verslag over de taakopdrachten en de uitvoeringen hiervan over het afgelopen boekjaar. Voor alle commissies gelden weer de algemene regels qua vaststellen van de werkwijze in een reglement en dat er maximaal één persoon niet

onafhankelijk mag zijn.

De auditcommissie houdt toezicht op het bestuur met betrekking tot interne controle en risico’s en de financiële informatie, deze commissie is ook het eerste aanspreekpunt voor de externe accountant. De voorzitter van deze commissie mag geen voorzitter zijn van de raad van commissarissen en ook geen voormalig bestuurder (Frijns, 2010).

4.3.4 Tegenstrijdige belangen

Wederom gaat het in deze paragraaf over het voorkomen van tegenstrijdige belangen waar het eerder al ging over bestuurders geldt het in dit geval voor de commissarissen. In principe gelden voor een commissaris dezelfde regels als voor een bestuurder op het gebied van het

(20)

voorkomen van tegengestelde belangen (Frijns, 2010). Hiervoor verwijs ik naar paragraaf 4.2.3.

4.3.5 One-tier bestuursstructuur

Hier is sprake van een bestuur waarin bestuurders zitten die zich bezighouden met de dagelijkse gang van zaken en bestuurders die zich hier niet mee bezighouden. De bestuurders die zich niet mengen in de dagelijkse gang van zaken moeten onafhankelijk toezicht kunnen houden op de andere bestuurders. De voorzitter in deze structuur mag zich niet bezighouden met de dagelijkse gang van zaken en dit ook nooit hebben gedaan. Verder moet de voorzitter toezien op een goede samenstelling van het bestuur, de commissies die er zijn mogen alleen bestaan uit bestuurders die zich niet bezighouden met de dagelijkse gang van zaken en de meerderheid van het bestuur bestaat uit bestuurders die zich niet bezighouden met de dagelijkse gang van zaken (Frijns, 2010).

4.4 De audit van de financiële verslaggeving en de positie van de

interne audit functie en de externe accountant

Het bestuur is verantwoordelijk voor de kwaliteit en de volledigheid van de openbaar gemaakte financiële gegevens. De raad van commissarissen ziet hier weer op toe. Het bestuur zorgt voor de interne procedures en ook dat alles op tijd en volledig beschikbaar is voor degene die daar recht op hebben. De raad van commissarissen houdt hier dan weer toezicht op en de auditcommissie bepaalt in hoeverre de externe accountant overal bij wordt

betrokken.

De externe accountant wordt aangesteld door de algemene vergadering, echter wordt deze accountant voorgedragen door de raad van commissarissen en deze worden hierbij

geadviseerd door de auditcommissie en het bestuur. De bezoldiging van de externe accountant en de opdrachten die deze accountant doet buiten de controle om worden goedgekeurd door de raad van commissarissen. Deze goedkeuring vindt plaats op voorstel van de auditcommissie en na overleg met het bestuur. De auditcommissie beoordeelt per jaar of de rol van interne auditor moet worden vervuld. Mocht dit het geval zijn wordt deze aan het werk gezet door de auditcommissie en de

externe accountant.

De externe accountant is aanwezig bij de vergadering van de raad van commissarissen waarin wordt besloten over de vaststelling of goedkeuring van de jaarrekening, deze accountant rapporteert tegelijkertijd zijn bevindingen aan het bestuur en de raad van commissarissen.

(21)

Deze bevindingen hebben te maken met de gang van zaken tijdens de controle en de afhankelijk van de accountant en eventuele samenwerking met andere accountants. Verder worden er ook bevindingen gedaan over de financiële cijfers en wordt er commentaar en uitleg gegeven inzake bepaalde keuzes. Tot slot worden er bevindingen gedaan op het gebied van interne controle en risico’s wat er op dit gebied anders en beter kan en hoe deze moeten worden gerapporteerd (Frijns, 2010).

4.5 Handhaving en sancties

In de Nederlandse Corporate Governance-code zijn geen duidelijke sancties opgenomen. Er is niet duidelijk wat de gevolgen zijn wanneer er niet aan de code wordt voldaan. Wel geldt er in Nederland het ‘pas toe of leg uit’ principe. Dit principe vereist dat er een toelichting moet volgen wanneer er aan bepaalde passages van de code niet wordt voldaan. Het is in Nederland dus toegestaan niet te voldoen aan de code wanneer hiervoor een verklaring wordt gegeven. Daarnaast is het management niet direct verantwoordelijk en zijn zij beperkt aansprakelijk. Wanneer er sprake is van fraude zullen managers dus niet meteen

persoonlijke straffen opgelegd krijgen.

(22)

5. De Amerikaanse Corporate Governance code

In het vorige hoofdstuk is de Nederlandse Corporate Governance-code toegelicht. In dit hoofdstuk zal de Amerikaanse Corporate Governance code worden toegelicht per titel. Er zal uitsluitend worden ingegaan op secties waarvan te verwachten is dat deze een relatie

hebben met mogelijke managementfraude.

5.1 Titels in de

wet SOx

De Amerikaanse Corporate Governance-code is de Sarbanes-Oxley act uit het jaar 2002. Deze act is als wetgeving aangenomen op 30 juli 2002 (Oxley & Sarbanes, 2002), in tegenstelling tot de Nederlandse Corporate Governance-code is hier geen mogelijkheid om van af te wijken (Degens & van Houwelingen, 2005). SOx is opgebouwd uit 11 titels die eisen stellen aan de financiële rapportage en daarnaast bepaalde secties die verdere uitleg geven over deze titel (Oxley & Sarbanes, 2002).

Titel 1 Public company accounting oversight board (PCAOB)

Deze eerste titel beschrijft de positie en taken van een nieuw toezichthoudend orgaan, de PCAOB. Deze instantie stelt regels en voorwaarden waar bedrijven en hun accountants aan moeten voldoen. De PCAOB heeft verregaande bevoegdheden gekregen om haar

controlerende taak uit te voeren. Zo kan zij op ieder moment de administratie van een bedrijf, en de controledossiers van een controlerend accountant opvragen voor onderzoek (Oxley & Sarbanes, 2002).

Titel 2 Auditor independence

Deze titel gaat over de onafhankelijkheid van externe accountants en aan welke regels deze moeten voldoen. Waar de eerste titel vooral over toezicht op de accountantsbedrijven gaat, gaat deze titel meer over hoe de relatie tussen een externe accountant en een vennootschap onafhankelijk is. De wetgeving verbiedt tegenwoordig dat bedrijven die een externe

accountant leveren ook consultancy werk doet en ook is verplichte roulatie van de externe accountant verplicht (Oxley & Sarbanes, 2002).

Titel 3 Corporate responsibility

Titel 3 houdt zich bezig met de persoonlijke verantwoordelijkheid van de senior executives voor juistheid en volledigheid van de

(23)

financiële rapportage van een vennootschap. Ook houdt deze titel zich bezig met de externe accountant en de samenwerking van deze accountant met het audit comité.

Het belangrijkste is dat hier duidelijk wordt gemaakt wie verantwoordelijk is waarvoor en wat de straffen zijn wanneer er onjuist is gehandeld. Een van de belangrijkste secties in SOx is sectie 302. In deze sectie moeten de officers aangeven dat het interne controle- en

risicobeheersingsysteem in orde is. Ook moet blijken dat dit ergens tussen het uitbrengen van de financiële rapportage en de voorgaande 90 dagen is gecontroleerd. Door deze verklaring worden de officers verantwoordelijk gehouden voor de interne systemen dus mocht er iets mis zijn, kunnen zij hiervoor worden vervolgd. Verder moet de externe accountant ook een blik werpen op deze systemen en hier een mening over geven in zijn verslag (Oxley & Sarbanes, 2002).

Titel 4 Enhanced Financial disclosures

Een titel die gaat over eisen waaraan voldaan moet worden om bepaalde financiële

transacties juist weer te geven. Voorbeelden van deze transacties zijn transacties die buiten de balans om hebben plaats gevonden en bepaalde aandelen transacties. Verder zijn er ook richtlijnen met betrekking tot de interne controle die ervoor zorgen dat de financiële

rapportage juist is en dat er kritisch wordt gekeken naar deze interne controle. Ten slotte worden er bij deze titel ook nog eisen gesteld aan het vermelden van belangrijke financiële veranderingen, hierbij moet worden uitgelegd waarom dit is gebeurd en wanneer dit moet worden vermeldt. Sectie 404 sluit hier bij aan. Dit is de sectie waar het langst bij wordt stilgestaan. Deze sectie behandelt uitvoerig de interne controle. Wederom wordt er gesproken over het management die de interne controle moet goedkeuren en de externe accountant die er een verklaring over moet geven. De interne controle wordt vaak ingericht volgens de COSO richtlijnen. Zowel het management als de externe accountant zijn

verantwoordelijk voor het indekken tegen risico dit houdt in dat ze goed moeten kijken of de interne controle systemen goed functioneren. Er zijn een aantal regels waaraan het

management verder nog moet voldoen zo moeten er maatregelen klaarstaan voor het geval er fraude wordt ontdekt en ook moet er in de financiële rapportage veel aandacht worden besteed aan interne controlemaatregelen. Ook sectie 401 past bij deze titel. Deze sectie is toegevoegd na de fraudes bij Enron en Lehman Brothers. Door deze sectie is het verplicht om alle transacties die buiten de balans plaatsvinden en van materieel belang zijn te verklaren. Hierdoor kunnen rapportages niet meer rooskleuriger worden gemaakt. Dit gebeurde voorheen door belangrijke transacties buiten de balans te houden (Oxley & Sarbanes, 2002).

(24)

Titel 5 Analyst conflicts of interests

Deze titel heeft als doel het herstellen van het vertrouwen van de investeerders in de

handelaars van aandelen. Er worden in deze titel regels voorgedragen waaraan handelaren moeten voldoen om zo het vertrouwen van investeerders terug te winnen en ook om

belangenverstrengeling te voorkomen (Oxley & Sarbanes, 2002).

Titel 6 Commission resources and authority

Deze titel sluit erg aan bij de vorige alleen wordt hierbij meer ingegaan op de rol van de SEC, ook hier zijn er regels om het vertrouwen van de investeerders te herstellen ten opzichte van de handelaren (Oxley & Sarbanes, 2002).

Titel 7 Studies and reports

Een titel waarin de rol van de SEC en van credit rating agencies wordt benoemd. Deze instanties moeten bepaalde onderzoeken doen en in deze titel wordt aangegeven hoe een rapport moet worden opgesteld, wat er in het rapport moet staan en hoe het moet worden gepubliceerd (Oxley & Sarbanes, 2002).

Titel 8 Corporate and criminal fraud accountability

Een precieze uitleg wordt er in deze titel gegeven wat betreft de straffen van criminele activiteiten met betrekking tot de financiële verslaggeving. Ook staat er uitgelegd wat een whistle-blower functie is en waaraan deze functie moet voldoen. Deze titel wordt

ondersteund door sectie 802 en 1107. Deze secties gaan over straffen wanneer er fraude of andere criminele activiteiten worden gepleegd. Ook zijn er hier straffen die opkomen voor de rechten van de whistle-blowers om deze te beschermen zodat de mensen in het bedrijf zich niet bedreigd voelen om hun vermoedens van aanwezige fraude te melden (Oxley &

Sarbanes, 2002).

Titel 9 White collar crime penalty enhancement

Verdere uitleg over de strafbaarheid wanneer er fraude of andere ‘white-collar’ criminaliteit wordt gepleegd (Oxley & Sarbanes, 2002).

Titel 10 Corporate tax returns

Een titel waarin wordt aangegeven dat de CFO de belastingteruggave moet tekenen (Oxley & Sarbanes, 2002).

(25)

Titel 11 Corporate fraud accountability

De straffen die bij fraude horen worden nogmaals uitgelegd ook worden er hier maatregelen weergegeven die de SEC kan toepassen wanneer er verdachte transacties zijn (Oxley & Sarbanes, 2002).

(26)

6. Invloed van de Corporate Governance-codes op financiële

verslaggeving

In dit hoofdstuk zal er worden gekeken hoe de Nederlandse Corporate Governance-code en de Amerikaanse Corporate Governance-code invloed hebben gehad op mogelijke fraudes in de financiële verslaggeving. Eerst zal er worden gekeken of de Nederlandse Corporate Governance invloed heeft gehad en vervolgens zal dit gebeuren voor de Amerikaanse Corporate Governance. Ook wordt er gekeken naar de verschillen van invloeden van deze Corporate Governance-codes, waarom die verschillen er zijn en wat hieraan te doen is.

6.1 De invloed van de Nederlandse Corporate Governance-code

In Nederland is Corporate Governance ingevoerd in 2004 en zijn het vooral best practice bepalingen (Frijns, 2010). Volgens het onderzoek van De Jong et al.(2005) zijn er geen directe gevolgen te merken in de financiële verslaggeving, de oorzaak hiervan is dat Nederland veel ruimte toe laat in de bepalingen door de pas toe of leg uit regel. Deze regel houdt in dat er niet aan Corporate Governance voldaan hoeft te worden, mits dit duidelijk wordt toegelicht. Nederland laat hierdoor dus veel over aan zelf-regulatie, wat als gevolg heeft dat er geen directe gevolgen zijn (Jong, Jong, Mertens, & Wasley, 2005). Ook Degens en Van Houwelingen(2005) geven aan dat de pas toe of leg uit regel de doelmatigheid van de Nederlandse Corporate Governance beperkt. De Nederlandse wet stelt het management niet persoonlijk aansprakelijk waar dit in Amerika wel gebeurt. Het gevolg hiervan is dat de Amerikaanse Corporate Governance het management afschrikt om fraude te plegen in de financiële verslaggeving. Dit is in Nederland niet het geval (Degens & van Houwelingen, 2005). Ook Boot en Wallage(2006) ondersteunen dat de Nederlandse Corporate

Governance-code weinig veranderd heeft. De informele naleving is er volgens hun wel maar door de pas toe en leg uit regel zal de formele naleving nooit compleet zijn (Boot & Wallage, 2006). Verder is er geen onderzoek gedaan naar de effecten van de Nederlandse Corporate Governance op de financiële verslaggeving. De reden waarom dit niet is gedaan is niet duidelijk. Het lijkt echter uit andere onderzoeken dat de Nederlandse Corporate Governance-code geen directe effecten zal hebben wegens het pas toe of leg uit principe. Het gevolg hiervan is dat de Nederlandse Corporate Governance-code geen directe invloed zal hebben op de financiële verslaggeving, er kan immers van worden afgeweken als dit maar wordt toegelicht. Daarnaast worden bestuurders bij de Nederlandse Corporate Governance niet persoonlijk aansprakelijk gesteld. Hierdoor is er geen dreiging om ten koste van alles aan Corporate Governance te voldoen. Na tien jaar Corporate Governance is Van der Wal(2014) ook erg kritisch over de invloed. Hij stelt dat de Corporate Governance in Nederland de crisis

(27)

en andere affaires niet heeft weten te voorkomen. Waar in 2003 werd geprobeerd de positie van de Raad van Commissarissen te veranderen ligt nu de nadruk ergens anders. In 2003 was het belangrijk om de positie van de Raad van Commissarissen te versterken. Ook was het de bedoeling deze commissie professioneler, deskundiger en onafhankelijker te maken. Tegenwoordig ligt de nadruk op de verantwoordelijkheid van de aandeelhouders. De

aandeelhouders hebben nu meer verplichtingen en verantwoordelijkheden. Eind vorig jaar is de commissie Van Manen geïnstalleerd. Deze commissie moet volgens Van der Wal met een code komen die beter bij de huidige tijd past. Een code die niet achterhaald is (Van der Wal, 2014).

6.2 De invloed van de Amerikaanse Corporate Governance-code

Er zijn meerdere auteurs die ingaan op het effect dat SOx heeft gehad of kan hebben op fraudes in financiële rapportages. Deze worden hieronder samengevat.

Meerdere auteurs gaan in op de gevangenisstraffen van maximaal 20 jaar en boetes van maximaal 5.000.000 dollar in voor de CEO’s en CFO’s (sectie 302) (Lobo & Zhou, 2006). Als gevolg van SOx zijn de bestuurders volgens Lobo en Zhou(2006) een stuk

conservatiever geworden in het opstellen van hun financiële rapportage. Dit is terug te zien op twee manieren. Ten eerste wordt er sinds de invoering van SOx minder gebruik gemaakt van accruals. Ten tweede worden verliezen veel sneller bekend gemaakt dan winsten. (Lobo & Zhou, 2006). Verder blijkt ook dat er een toename is in het opstellen van de financiële verslaggeving volgens de regels van GAAP. Waar het voor de SOx nog was toegestaan de financiële verslaggeving op te stellen volgens niet-GAAP regels is dat sinds SOx veranderd. Mocht er niet volgens GAAP een financiële verslaggeving worden opgesteld moet dit duidelijk worden verklaard. Doordat er nu meer verklaard moet worden over het gebruik van niet-GAAP regels zijn veel organisaties overgegaan naar rapportage conform GAAP. (Heflin & Hsu, 2008). Ook is er uit onderzoek gebleken dat de interne controle een stuk beter is geworden na invoering van de SOx wet. De reden dat de interne controle is verbeterd is omdat zowel de CFO als de CEO voor de werking hiervan moet tekenen, en er forse gevangenisstraffen kunnen worden opgelegd bij foutieve financiële rapportages. Het gevolg hiervan is dat er minder snel fouten in de financiële verslaggeving zullen zijn, dit omdat deze eerder eruit worden gefilterd door de interne controle (Ashbaugh-Skaife, Collins, & Kinney, 2007). Opvallend is ook dat na de invoering van SOx het aantal restatements is gedaald. Dit komt wederom voort uit angst voor de straffen die er kunnen worden opgelegd aan de CFO’s en CEO’s. (Burks, 2010). Met betrekking tot de financiële audit zijn Andrade et al. (2014) ook van mening dat deze beter geworden is sinds de invoering van SOx. Ook de externe accountant heeft door SOx extra verantwoordelijkheden gekregen. Hierdoor is de

(28)

controle van deze accountant beter geworden. Het gevolg van een betere controle van de externe accountant betekent wederom dat er minder snel fouten zullen staan in de financiële verslaggeving (Andrade, Bernile, & Hood, 2014). Chhaochharia en Grinstein(2007) stellen dat de financiële rapportage naar buiten toe ook veel duidelijker en overzichtelijker is sinds de invoering van SOx. SOx geeft extra regels waaraan de financiële verslaggeving moet voldoen. Hierin staan ook regels over wat er allemaal verklaard en toegelicht moet worden. Voor de aandeelhouders is het sinds SOx dus duidelijker wat er intern allemaal gebeurt in een bedrijf (Chhaochharia & Grinstein, 2007). Iliev(2010) stelt dat door de invoering van SOx het beursvertrouwen is gestegen. Doordat bedrijven zich aan meer regels moeten houden sinds de invoering van SOx wet, is het voor de investeerders makkelijker geworden om te vertrouwen op de financiële verslaggeving. Dit vertrouwen is af te lezen aan een stijgende beurskoers. Deze stijging komt voort uit het feit dat de investeerders weten dat de financiële verslaggeving aan SOx voldoet en ook hebben de investeerders zelf meer inzicht in deze verslaggeving (Iliev, 2010).

De effecten van SOx op mogelijke fraudes in financiële rapportage laten zich als volgt samenvatten:

(29)

Sectie Kernwoorden Effect Referentie

302 Meer

verantwoordelijkheid met betrekking tot interne controle.

Conservatiever in het opstellen van

financiële rapportage.

Lobo & Zhou (2006).

401 Manier van

rapporteren.

Meer GAAP regels. Heflin & Hsu (2008).

404 Meer

verantwoordelijkheid met betrekking tot interne controle.

Interne controle is verbeterd.

Ashbaugh-Skaife et al. (2007).

802&1107 Hoge straffen. Minder restatements. Burks (2010).

Titel 2 Roulatie van de

externe accountant.

Betere financiële verslaggeving.

Andrade et al. (2014). Titel 3 Extra richtlijnen met

betrekking tot de financiële

rapportage.

Meer overzicht voor de aandelhouders.

Chhaochharia & Grinstein (2007).

Titel 3 Meer regelgeving. Vertrouwen in de financiële

verslaggeving is gestegen.

Iliev (2010).

Samengevat kan dus gesteld worden dat er in Nederland geen duidelijk effect is van de Corporate Governance-code op het voorkomen of signaleren van fraude. Dit komt, volgens meerdere auteurs, onder meer door het ontbreken van sancties en het “vriendelijke” comply or explain principe.

6.3 Verschillen tussen Nederland en Amerika

en aanbevelingen

De verschillen tussen de Nederlandse en Amerikaanse Corporate Governance zijn vrij duidelijk. De Amerikaanse Corporate Governance is veel strenger wat betreft gevolgen van fraude en andere misstanden. In Amerika worden bestuurders direct persoonlijk

aansprakelijk gesteld. Daarnaast staat er in SOx al aangegeven wat de gevolgen kunnen zijn wat betreft boetes en gevangenisstraf. In Nederland worden bestuurders niet meteen

(30)

persoonlijk aansprakelijk gesteld en is er zo dus minder dreiging om te voldoen aan

Corporate Governance. Daarnaast is het in Amerika verplicht om aan de SOx wetgeving te voldoen waar in Nederland mag worden afgeweken van de Corporate Governance-code. Dit pas toe of leg uit principe geeft de kans om af te wijken van de Corporate Governance-code, mits dit wordt toegelicht. Hieruit blijkt dat de Amerikaanse wetgeving veel strenger en strikter is dan de Nederlandse wetgeving. Het gevolg hiervan is dat er in Amerika een directe invloed te merken is met betrekking tot de financiële verslaggeving, waar dit in Nederland niet zo is. Mocht Nederland dezelfde invloed wensen van haar code. Dan zouden er enkele elementen vanuit Amerika moeten worden overnemen. Bijvoorbeeld door af te zien van het comply or explain principe. Of door bestuurders direct persoonlijk aansprakelijk te stellen en de bijbehorende sancties van te voren bekend maken.

(31)

7. Conclusie

Dit hoofdstuk bevat de conclusie. Hierin zal antwoord worden gegeven op de centrale vraag. Ook wordt een aanbeveling gedaan voor vervolgonderzoek. De hoofdvraag was: Hebben de Nederlandse en de Amerikaanse Corporate Governance-codes fraude in de financiële rapportage verminderd? Om deze hoofdvraag te beantwoorden zijn de volgende deelvragen geformuleerd:

1. Wat is de aanleiding geweest voor Corporate Governance? 2. Wat is fraude in de financiële rapportage?

3.Hoe is de Nederlandse Corporate Governance opgebouwd? 4. Hoe is de Amerikaanse Corporate Governance opgebouwd?

De aanleiding voor Coporate Governance zijn diverse grote fraudezaken. Bij deze

fraudezaken werd duidelijk wat voor gevolgen de agency-theory kunnen hebben. Volgens de agency-theory zijn de belangen van de aandeelhouders niet altijd dezelfde als die van het management. De fraudezaken waren hier het gevolg van en hierdoor kwam er een vraag naar goede regels wat leidde tot Corporate Governance. Met fraude in de financiële

rapportage wordt bedoeld het niet juist weergeven van de werkelijkheid. De resultaten of de gegevens die in de boeken worden weergegeven komen niet overeen met de werkelijkheid. Bij fraude is dit opzettelijk gedaan. In Nederland is er een Corporate-Governance code ontstaan na de commissie Peters en Tabaksblat. Deze commissies werden samengesteld nadat er in Engeland the Cadbury-commissie was geweest. In Amerika is Corporate

Governance verwerkt in de SOx-wetgeving. De verschillen tussen Nederland en Amerika zijn redelijke groot. In Amerika is het verplicht om aan de SOx te voldoen, zijn bestuurders

persoonlijk aansprakelijk en zijn de sancties hoog en al vooraf bekend. In Nederland mag er worden afgeweken van Corporate Governance wegens het pas toe of leg uit principe. Door dit principe mag je afwijken van de code, mits je dit uitlegt. Verder zijn er in de Nederlandse code en wet geen sancties opgenomen. Ook zijn bestuurders in Nederland niet per definitie aansprakelijk bij onjuiste financiële verslaggeving. Door deze verschillen is de Amerikaanse Corporate Governance effectiever tegen fraude in de financiële verslaggeving. De

Amerikaanse Corporate Governance heeft fraude in de financiële verslaggeving verminderd. Voor de Nederlandse Corporate Governance-code is er geen bewijs dat fraude in de

financiële verslaggeving is verminderd. Mocht men in Nederland hetzelfde effect willen bereiken als in Amerika, dan zal Nederland elementen van SOx moeten aannemen zoals bestuursaansprakelijkheid en sancties bij foutieve externe verslaggeving. De Nederlandse code bevat geen punten die de Amerikaanse code kunnen versterken. Andersom kan de

(32)

Amerikaanse code de Nederlandse code wel verbeteren.

Als vervolgonderzoek beveel ik aan om meer onderzoek te doen naar de invloed van de Nederlandse Corporate Governance-code op de financiële verslaggeving. Dan komt er tenminste duidelijkheid of er werkelijk geen invloed is van deze code op de financiële

verslaggeving. Tot nu toe is daar nog geen onderzoek naar gedaan maar lijkt er geen invloed te zijn.

(33)

8. Bibliografie

Andrade, S. C., Bernile, G., & Hood, F. M. (2014). SOX, corporate transparency, and the cost of debt . Journal of banking & finance, 145-165.

Arens, A. A., Elder, R. J., & Beasley, M. S. (2014). Auditing and assurance services. Harlow: Pearson education limited.

Ashbaugh-Skaife, H., Collins, D. W., & Kinney, W. R. (2007). The discovery and reporting of internal control deficiencies prior to SOX-mandated audits. Journal of accounting and economics, 166-192.

Birnberg, J. G., Turopolec, L., & Young, M. S. (1983). The organizational context of accounting. Accounting, Organisations and society, 111-129.

Boone, J. P., Khuruna, I. K., & Raman, K. (2010). Do the big 4 and the second-tier firms provide audits of similar quality. Journal of accounting and public policy, 330-352.

Boot, A. W., & Wallage, P. (2006). Formele versus materiële naleving van de Code Tabaksblat. Maandblad voor accountancy en bedrijfseconomie, 19-29.

Burks, J. J. (2010). Disciplinary measures in response to restatements after Sarbanes-Oxley. Journal of accounting public and publicy, 195-225.

Cadbury, A. (1992). The committee on the Financial Aspect of Corporate Governance. London: Gee. Chaplinsky, S., & Ramchard, L. (2012). What drives delistings of foreign firms from U.S. Exchanges?

Journal of international financial markets, institution & money, 1126-1148.

Chhaochharia, V., & Grinstein, Y. (2007). Corporate governance and firm value: the impact of the 2002 governance rules. The journal of finance, 1789-1825.

Christensen, H. B., Hail, L., & Leuz, C. (2013). Mandatory IFRS reporting and changes in enforcement. Journal of Accounting and economics, 147-177.

Coffee, j. J. (2002). Understanding Enron: it's about the gatekeepers, stupid. New York: Columbia Law School.

Degens, C., & van Houwelingen, R. (2005). Corporate Governance in Nederland. Compact, 1-9. Frijns, J. (2010). De Nederlandse Corporate governance code. Den Haag: Overheid.

Goodijk, R. (2005). Corporate Governance en medezeggenschap. Assen: Van Gorkum. Groot, J. d. (2012 , 8 15). Corporate Governance en de rol van de accountant in de nieuwe

werkelijkheid. Retrieved mei 15, 2014, from www.pwc.nl:

www.pwc.nl/nl/spotlight/assets/documents/7.corporategovernance.pdf

Group, R. M. (2004, januari 13). De meest ophefmakende boekhoudschandalen. Retrieved juni 12, 2014, from de standaard: http://www.standaard.be/cnt/g3d37ntn

Hartigh, N. J. (2012). Frauditing: Wat is het en wat kunt u ermee winnen. MCA, 34-40.

Heflin, F., & Hsu, C. (2008). The impact of the SEC's regulation of non-GAAP disclosures. Journal of accounting and economics, 349-365.

(34)

Iliev, P. (2010). The effect of sox section 404: costs, earnings, quality and stock prices. The journal of finance, 1163-1196.

Jensen, M. C., & Meckling, W. H. (1976). Theory of the firm: managerial behavior, agency costs and ownership structure. Journal of financial economics, 305-360.

Jong, A. d., Jong, D. V., Mertens, G., & Wasley, C. E. (2005). The role of self-regulation in corporate governance: evidence and implications from The Netherlands. Journal of corporate finance, 473-503.

Joris, L. (2011). Het gebruik van fraude brainstorming in externe audit. Gent: Academia press. Kampschroër, p. d. (2002). Waar boekhoudschandalen toe kunnen leiden. NDFR, 1066. Knapp, M. C., & Knapp, C. A. (2007). Europe's Enron: Royal Ahold, N.V. Issues in accounting

education, 641-660.

KPMG-topman Van Breukelen treedt af. (2014, mei 12). Retrieved mei 15, 2014, from www.accountant.nl:

http://www.accountant.nl/Accountant/Nieuws/KPMGtopman+Van+Breukelen+treedt+af.asp x

Lobo, G. J., & Zhou, J. (2006). Did conservatism in financial reporting increase after the Oxley act? initial evidence. Accounting horizons, 57-73.

Nordberg, D. (2011). Corporate Governance principles and issues. London: SAGE publications. Ogneva, M., Subramanyam, K., & Raghunandan, K. (2007). Internal control weakness and cost of

equity. The accountaing review, 1255-1297.

Ondernemersplein. (2014, 3 14). one-tier systeem als bestuursmodel. Retrieved juni 16, 2014, from Ondernemersplein:

https://www.ondernemersplein.nl/artikel/one-tier-board-als-bestuursmodel/

Owens-Jackson, L. A., Robinson, D. R., & Shelton, S. W. (2008). Auditor resignations and dismissals. The CPA journal, 23-56.

Oxley, M. G., & Sarbanes, P. (2002). Sarbanes-Oxley act. Securities and exchange commissions. Palepu, K. G., Healy, P. M., & Peek, E. (2010). Business analysis and valuation. Hampshire: Cengage

learning EMEA.

Park, C., & Abrahamson, E. (1994). Concealment of Negative Organizational Outcomes: An Agency Theory Perspective. Academy of Management Journal, 1302.

Porta, R. L., Lopez-de-Silanes, F., Shleifer, A., & Vishny, R. (2000). Investor protection and corporate governance. Journal of Financial Economics, 3-27.

Pruijm, R. (2014). Grondslagen van Corporate Governance. Groningen/Houten: Noordhoff uitgevers bv.

Ramos, M. (2003). Auditors 'responsibility for fraud detection. Journal of accountancy, 28-35. Reimers, J. L., & Carpenter, T. D. (2005). Unethical and fraudulent financial reporting: applying the

theory of planned behavior. Journal of business ethics, 115-129.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het derde aspect dat de aan- of afwezigheid van een externe toezichthouder verklaart, is het bestaan van andere – externe of interne – toezichthouders, zoals accountants

Dit betekent niet dat zij integrale toepassing van fair value accounting omarmen: voor instrumenten die voor langere tijd worden aangehouden, prefereert men een meer op

Het kabinet heeft geconclu- deerd dat het bestaande toezicht moet worden ver- sterkt en verwacht dat door de introductie van het toezicht door de Autoriteit-FM het vertrouwen in

In het onderzoek van het Limperg Instituut ‘Kwaliteit van de Externe Financiële Verslaggeving in Nederland’, dat de aanleiding vormt voor dit artikel, wordt dit ‘empi-

Wij zijn van mening dat toepassing van IAS leidt tot een verbetering van de kwaliteit van de financiële verslaggeving in Nederland, vooral omdat hierdoor een betere vergelijkbaarheid

In deze bijdrage wordt een studie beschreven naar de effectiviteit binnen Nederlandse beurs- genoteerde niet-financiële ondernemingen van een aantal governance-kenmerken, te weten

Het ontwikkelen van een coherent raamwerk is nuttig omdat hiermee het onderzoek op het gebied van accounting in kaart wordt gebracht, omdat de onderliggende relaties

Zij kunnen van land tot land verschillen en zelfs tegenstrijdig zijn het­ geen problemen kan opleveren voor ondernemingen met financiële verslaggevingsverplichtingen in meer