• No results found

Een validatiestudie van een nieuw meetinstrument voor emotieregulatiekennis, ontwikkeld volgens de Situationele Beoordelingstest benadering

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een validatiestudie van een nieuw meetinstrument voor emotieregulatiekennis, ontwikkeld volgens de Situationele Beoordelingstest benadering"

Copied!
80
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EEN VALIDATIESTUDIE VAN EEN

NIEUW MEETINSTRUMENT VOOR

EMOTIEREGULATIEKENNIS,

ONTWIKKELD VOLGENS DE

SITUATIONELE BEOORDELINGSTEST

BENADERING

Aantal woorden: 21.837

Laurèl Baele

Studentennummer: 01408801

Promotor: Prof. dr. Johnny Fontaine

Begeleidster: Veerle Huyghe

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in Personeelsbeleid, Arbeids- en Organisatiepsychologie

(2)

Woord Vooraf

Deze masterproef vormt het sluitstuk van mijn vijf jaar durende opleiding Personeelsbeleid, Arbeids- en Organisatiepsychologie aan de Universiteit van Gent en geeft me meteen ook de mooie gelegenheid om de mensen te danken die mij op diverse wijze hebben gesteund tijdens dit traject en het schrijven van dit eindwerk. Graag wil ik in de eerste plaats professor Dr. Johnny Fontaine bedanken voor zijn promotorschap, voor zijn waarde tijdens het het analyseren van de data en het geven van constructieve feedback op de gerapporteerde resultaten. Mijn dank gaat uiteraard ook uit naar mijn begeleidster, Veerle Huyghe, die me doorheen dit volledige traject het vertrouwen heeft gegeven deze masterproef tot stand te brengen. Verder wil ik haar ook bedanken voor de raadgevingen, de tips, de eerlijke feedback en voor het beantwoorden van mijn vragen. Ook bedankt Tijl en Raef, voor het nalezen van mijn masterproef op taal- en schrijffouten. Evenmin mag het belang onderschat worden van de morele steun die ik ontving gedurende dit volledige traject. Hiervoor gaat een grote en oprechte dank uit naar mijn dierbare ouders die de afgelopen vijf jaar steeds aan mijn zijde hebben gestaan en mij telkens hebben gesterkt tijdens moeilijke momenten. Ik dank hen om er altijd voor mij te zijn, in mij te geloven en mij onvoorwaardelijk te steunen in het najagen van mijn dromen. Tot slot had ik graag ook mijn vrienden, kennissen en de participanten bedankt voor hun deelname aan dit onderzoek, hun medewerking bij de focusgroepen en het verspreiden van de vragenlijsten.

(3)

Corona Verklaring Vooraf

Naar aanleiding van de coronacrisis die zich in het voorjaar van 2020 in ons land voordeed en de genomen maatregelen door de Universiteit van Gent in kader hiervan om de verspreiding van het virus tegen te gaan, werd gevraagd de impact van deze situatie op de uitwerking en afwerking van deze masterproef te bekijken en te bespreken.

Wat betreft de data-inzameling, heeft deze situatie geen rechtstreekse invloed gehad. De eerste data-inzameling vond plaats in augustus 2019, de tweede in de maanden oktober-november 2019 en de laatste data-inzameling ging van start in december 2019 en werd beëindigd in februari 2020. Evenmin werden rechtstreekse hindernissen ondervonden bij het verwerken van de verzamelde data en het analyseren van de resultaten, die hoofzakelijk in maart en april 2020 plaatsvonden. Concluderend kan worden gesteld dat de uitwerking en afwerking van dit onderzoek niet significant werd beïnvloed door de (maatregelen getroffen in kader van de) coronacrisis.

(4)

Abstract

Voor deze studie werd een nieuw meetinstrument voor emotieregulatiekennis ontwikkeld, namelijk de Components of Emotion Understanding Test – Emotion Regulation Knowledge (CEUT-ERK). De CEUT-ERK werd ontwikkeld volgens de Situationele Beoordelingstest benadering (McDaniel et al., 2007) en is gebaseerd op de Components of Emotion Understanding Test (CEUT; Sekwena & Fontaine, 2018). De itemgeneratie kwam bottom-up tot stand door het organiseren van twee focusgroepen (n = 10, n = 9) waarbij deelnemers werden gevraagd om te brainstormen over alledaagse emotieregulatiestrategieën behorende bij de tien scenario’s van de CEUT (Sekwena & Fontaine, 2018). Dit werd gevolgd door een expertbeoordeling van de items. Naast de instrumentontwikkeling, werd ook een eerste validatieonderzoek uitgevoerd bij een groep (n = 165) van 18- tot en met 35- jarigen. Voor de validatie van het nieuwe instrument werd gekeken naar de interne structuur, de interne betrouwbaarheid, het nomologisch netwerk met convergente en discriminante relaties, en de gelijktijdige validiteit. Een Principale Componenten Analyse (PCA) bevestigt de verwachte interne structuur van het nieuw meetinstrument. Daarnaast wijzen resultaten ook op een redelijke interne betrouwbaarheid. Er werden verwachte correlaties teruggevonden tussen de scores op de CEUT-ERK enerzijds en metingen van algemeen mentaal welzijn, de kwaliteit van sociale relaties, psychopathologische klachten en emotiebegrip anderzijds. Wat veerkracht betreft wijzen de resultaten niet op een significant verband met de CEUT-ERK scores. Daarnaast blijkt de gelijktijdige validiteit van de CEUT-ERK niet volledig in lijn te liggen met de verwachtingen. Tot slot werden enkele beperkingen van deze studie belicht en op basis hiervan gekeken naar toekomstig onderzoek.

(5)

Inhoudsopgave

Emoties ... 3

Emotieregulatie... 7

Twee emotieregulatie onderzoekstradities. ... 10

Huidige studie ... 23 Methode... 28 Steekproef ... 28 Procedure ... 29 Opzet ... 34 Materiaal ... 35 Resultaten ... 39

Resultaten data-inzameling fase twee ... 39

Resultaten data-inzameling fase drie... 39

Discussie ... 49

Bevindingen ... 49

Beperkingen en suggesties voor toekomstig onderzoek ... 57

Praktische implicaties ... 59

Conclusie ... 59

Referenties ... 60

Bijlagen ... 68

Bijlage 1: Instructies, scenario’s en bijhorende antwoordopties van de CEUT-ERK ... 68

(6)

Heeft u zich ooit al eens zo boos gevoeld dat u iets wou kapot slaan, maar toch besloot om de spanning die u voelde op een andere manier te uiten? Heeft u zich ooit in een situatie bevonden waarin u uw tranen probeerde te bedwingen door uw gedachten op iets anders te richten? Of heeft u zich al wel eens moeten inspannen om niet uit te barsten van het lachen in een zeer ongepaste situatie? Indien u zichzelf in een van deze situaties herkent, dan kan u zich een beeld vormen van wat emotieregulatie is. Emotieregulatie wordt binnen de emotieliteratuur gezien als de strategie die we inzetten of de poging die we ondernemen om een invloed uit te oefenen op de spontane stroom van onze emoties (Koole, 2009).

Emotieregulatie binnen de emotionele intelligentie literatuur wordt gezien als een vaardigheid. Er bestaan met andere woorden individuele verschillen tussen mensen in hun vaardigheid om de eigen emoties of die van anderen te reguleren. Of anders gezegd bestaan er verschillen tussen mensen in hun kennis om te weten wat de meest efficiënte manier of strategie is om met hun emoties of die van anderen om te gaan in een bepaalde situatie (Peña-Sarrionandia et al., 2015; Fontaine, 2016). Net zoals er ook individuele verschillen bestaan tussen mensen in het percipiëren, identificeren, het begrijpen en het uiten van hun emoties (Mayer & Salovey, 1997; Fontaine, 2016).

Emotionele intelligentie is een construct waar heel wat verdeeldheid rond bestaat in de wetenschappelijke literatuur (Cherniss, 2010). Een reden die Cherniss (2010) hiervoor aanhaalt is de grote hoeveelheid aan definities en modellen binnen de literatuur. Het element “emotie” krijgt bovendien vaak minder aandacht in deze ‘emotionele’ intelligentie modellen (Mestre et al., 2016). Als ‘emotionele’ intelligentie daarentegen weergeeft hoe vaardig individuen emotionele informatie verwerken (Mayer et al., 2008), is het logischerwijs belangrijk om een brug te slaan tussen de modellen uit emotieonderzoek en onderzoek rond emotionele intelligentie (Mestre et al., 2016). In het kader hiervan roepen Mestre et al. (2016) op om meer aandacht te geven aan de link tussen theorieën uit de emotieliteratuur en emotionele intelligentie.

In lijn met de suggestie van Mestre et al. (2016) maakt Fontaine (2016) gebruik van de componentiële emotiebenadering voor het leggen van een link tussen emoties en emotionele intelligentie. Zo herdefinieert Fontaine (2016) het construct ‘emotionele intelligentie’ op basis van de componentiële emotiebenadering. Deze benadering beschouwt een emotie als een proces dat uitgelokt wordt door een doelrelevante situatie of gebeurtenis en bestaat uit een wisselwerking tussen vijf subsystemen van het menselijk functioneren of emotiecomponenten, namelijk inschattingen van de situatie, lichamelijke reacties, motorische expressies, actietendensen en subjectieve gevoelens. Volgens Fontaine (2016) kan emotionele intelligentie opnieuw gedefineerd worden in termen van de veranderingen die optreden in elk van deze

(7)

emotiecomponenten. Zo stelt hij dat emotionele intelligentie de vaardigheid is om emoties te identificeren, te begrijpen en te reguleren op basis van informatie afkomstig uit de vijf emotiecomponenten. In zijn definitie legt Fontaine (2016) dus de nadruk op drie emotionele vaardigheden: emotie-identificatie, emotiebegrip en emotieregulatiekennis.

Een andere reden waarom in de literatuur veel controverse bestaat over emotionele intelligentie is het gebrek aan valide meetinstrumenten (Mestre et al., 2016). Er zijn nieuwe meetinstrumenten nodig die emotionele intelligentie als vaardigheid meten (Schlegel et al., 2017). In navolging van hun bovengenoemde suggestie, roepen Mestre et al. (2016) ook op om gebruik te maken van emotietheorieën bij het ontwikkelen van meetinstrumenten. Met andere woorden, de auteurs stellen voor om meer theoriegedreven emotionele intelligentie instrumenten te ontwikkelen (Mestre et al., 2016).

Voor twee van de drie sleutelcomponenten van emotionele intelligentie, emotie-identificatie en emotiebegrip, volgens de definitie van Fontaine (2016), werd al aan de slag gegaan. Sekwena en Fontaine (2018) ontwikkelden een meetinstrument vanuit de componentiële emotiebenadering, namelijk de Components of Emotional Understanding Test (CEUT; Sekwena & Fontaine, 2018). Voor de derde sleutelcomponent van emotionele intelligentie in de definitie van Fontaine (2016), namelijk emotieregulatiekennis, werd tot op heden nog geen meetinstrument ontwikkeld.

Deze masterproef tracht een bijdrage te leveren aan bovengenoemde uitdagingen in de literatuur. Er zal gefocust worden op de ontwikkeling en validatie van een nieuw prestatiegebaseerd meetinstrument dat het het construct emotieregulatiekennis meet. Of anders gezegd, een instrument dat iemands kennis over het omgaan met emoties in emotioneel geladen situaties meet. De itemontwikkeling van dit nieuw instrument is gebaseerd op de CEUT (Sekwena & Fontaine, 2018), namelijk het gebruikt dezelfde tien emotiescenario’s en verloopt volgens de Situationele Beoordelings Test benadering (McDaniel et al., 2007). Binnen deze benadering worden de testitems bottom-up verzameld en dus nog niet vanuit een theoretisch kader (cf. Mestre et al., 2016). Verder wordt ook een eerste onderzoek gedaan naar de validiteit bij een doelpubliek van jongvolwassenen, namelijk 18- tot en met 35-jarigen.

In deze masterproef wordt dus een nieuw assessmentinstrument voor emotieregulatiekennis voorgesteld. Onderzoek naar de interne structuur, de interne betrouwbaarheid en het nomologisch netwerk met discriminante en convergente relaties, en de gelijktijdige validiteit biedt een eerste beeld van de psychometrische eigenschappen van het nieuwe instrument.

(8)

Emoties

Wat is een emotie?

Voordat het concept emotieregulatie kan worden gedefinieerd, moet in de eerste plaats worden stilgestaan bij het concept ‘emotie’. Zoals het debat in de literatuur aantoont, bestaat tot op heden weinig overeenstemming tussen experts over wat een emotie is (Scherer, 2009a). Sommige auteurs leggen bijvoorbeeld uitsluitend de nadruk op de cognitieve kenmerken van een emotie, terwijl anderen enkel de fysiologische kenmerken van emoties in de verf zetten (Fantino, 1973). Zonder een nauwkeurig afgebakende conceptvorming is verder onderzoek voeren moeilijk, blijft het aantal debatten toenemen en zijn misconcepties een reëel probleem (Scherer, 2005). Een duidelijk voorbeeld van zo’n misconceptie is William James die zich in 1887 de vraag stelde: ‘Wat is een emotie?’. In werkelijkheid gaf James een antwoord op de vraag: ‘Wat is een gevoel (cf. feeling)?’ (Scherer, 2005, 2013). Deze verkeerde benaming, alsook zijn antwoord op deze vraag, leidde tot een debat dat vandaag nog steeds aan de gang is (Scherer, 2005).

In het licht van deze kwestie suggereerde Scherer (2009a), net zoals vele andere auteurs, een definitie van emotie waarin hij aandacht heeft voor zowel de cognitieve als de fysiologische veranderingen die optreden tijdens een emotie.

An emotion is a bounded episode in the life of an individual that is characterized as an emergent pattern of synchronization between changing states of different subsystems of the organism (which are considered as components of the emotion), preparing adaptive action tendencies to relevant events as defined by their behavioral meaning (as determined by recurrent appraisal processes), and thus having a powerful impact on behavior and experience. (Scherer, 2009a, p. 3459).

Theoretische benaderingen.

Een andere oorzaak voor het ontbreken van een nauwkeurig afgebakende definitie van een emotie, zijn de verschillende emotiebenaderingen of emotietheorieën die doorheen de geschiedenis binnen het emotieonderzoek en de emotieliteratuur zijn ontstaan (Scherer, 2009a). Bovendien heerst er binnen elk van deze emotiebenaderingen diversiteit tussen auteurs en onderzoekers onderling (Gendron & Barrett, 2009). In totaal kunnen drie grote emotiebenaderingen worden geïdentificeerd: de basisemotiebenadering, de dimensionele emotiebenadering en de componentiële emotiebenadering (Scherer, 2009a; 2013). In wat volgt worden de basisveronderstellingen van elk van deze drie emotiebenaderingen kort toegelicht.

(9)

Basisemotiebenadering.Basisemotietheorieën of discrete emotietheorieën zijn een eerste perspectief op emoties (Scherer, 2009a). Deze emotiebenadering domineert het onderzoek naar emoties al jaren en wordt nu nog vaak gebruikt (Mortillaro et al., 2012). Basisemotietheorieën spreken over het bestaan van enkele duidelijk afgebakende categorieën van emoties, ‘basisemoties’ genoemd (Scherer, 2013). Deze basisemoties worden over verschillende culturen heen gekenmerkt door typische gelaatsuitdrukkingen en fysiologische responsen (Ekman, 1992a; Mortillaro et al., 2012). Er bestaat evidentie dat bepaalde gelaatsuitdrukkingen cross-cultureel met dezelfde emotietermen worden aangeduid (Mortillaro et al., 2012).

Ekman (1992b) spreekt in totaal over zes basisemoties: woede, angst, verdriet, vreugde, verrassing en walging. Volgens Ekman (1992b) representeert een basisemotie niet één affectieve of psychologische toestand, maar een verzameling van toestanden die aan elkaar zijn gerelateerd. Binnen één zo’n verzameling of een ‘emotiefamilie’, hangen soortgelijke affectieve toestanden met elkaar samen omdat ze bepaalde unieke kenmerken met elkaar delen. Met andere woorden, iedere emotiefamilie wordt gekenmerkt door individuele verschillen (Ekman & Cordaro, 2011). Zo stelt Ekman (1992b) bijvoorbeeld dat één angstuitdrukking niet bestaat. Hij suggereert het bestaan van meerdere angstuitdrukkingen die bepaalde kenmerken met elkaar delen zoals gefronste wenkbrauwen. Dit specifieke kenmerk onderscheidt angstuitdrukkingen van bijvoorbeeld woede-of walgingsuitdrukkingen (Ekman, 1992b).

In de literatuur bestaat onenigheid over het exacte aantal basisemoties (Ortony & Turner, 1990). Zo spreekt Izard (1971) in tegenstelling tot Ekman (1992b) bijvoorbeeld over tien basisemoties, terwijl Tomkins (1984) het dan weer heeft over negen basisemoties. Een van de argumenten die worden gegeven om het bestaan van substantiële meningsverschillen omtrent het exacte aantal basisemoties te verklaren, is dat verschillende theoretici andere termen gebruiken om naar eenzelfde emotie te verwijzen (Ortony & Turner, 1990).

Dimensionele emotiebenadering. Dimensionele emotietheorieën vormen een tweede perspectief op emoties (Scherer, 2009a). Deze emotiebenadering stelt dat een emotie kan worden geordend langs een klein aantal (meestal twee of drie) onderliggende dimensies, waardoor elke emotie een unieke plaats heeft binnen een dimensionale ruimte (Ellsworth & Scherer, 2003; Fontaine, 2013).

Het aantal voorgestelde dimensies door experts varieert (Ellsworth & Scherer, 2003). Wilhelm Wundt (1905) wordt beschouwd als de pionier van de dimensionele benadering (Fontaine, 2013). Hij was de eerste die emoties ging classificeren in een dimenionale ruimte en stelde op basis van introspectie drie dimensies voor waarlangs emoties kunnen worden

(10)

geclassificeerd: een ‘valance’ (positief – negatief), een ‘arousal’ (kalm – opgewonden) en een ‘tension’ dimensie (gespannen – ontspannen) (Fontaine, 2013; Scherer 2013).

Naast Wundt’s driedimensioneel model (1905) bestaat er ook een groot aantal tweedimensionele modellen zoals het ‘positive-negative affect’ model (PA-NA model) van Watson en Tellegen (1985) (Fontaine, 2013). Dit model is het bekendste model en bestaat uit twee dimensies, namelijk een dimensie ‘Positive Affect’ (PA) en ‘Negative Affect’ (NA) die via twee bipolaire assen onafhankelijk van elkaar worden voorgesteld. PA staat voor de mate waarin iemand zich enthousiast en actief voelt. NA reflecteert de mate van stress die iemand ervaart (Fontaine, 2013; Tellegen et al., 1999).

Dimensionele emotietheorieën of modellen kunnen, in tegenstelling tot basisemotietheorieën, veel meer emotionele toestanden verklaren en vormen bovendien een basis voor het bespreken van overeenkomsten en verschillen tussen emoties via een aantal dimensies (Ellsworth & Scherer, 2003).

Componentiële emotiebenadering. Componentiële emotietheorieën vormen een derde perspectief op emoties (Fontaine, 2013). De componentiële emotiebenadering bekijkt een emotie als een proces waarbij veranderingen optreden in verschillende componenten of subsystemen van het menselijk functioneren; en ontstaat na de confrontatie met een doelrelevante stimulus in de omgeving (Fontaine, 2016). In tegenstelling tot de basisemotiebenadering worden emoties in de componentiële emotiebenadering dus niet bekeken als staten, maar als processen (Scherer, 2009b).

De componentiële emotiebenadering integreert verschillende emotietheorieën, waaronder ook appraisal emotietheorieën (Fontaine, 2016; Moors et al., 2013). De kerngedachte van deze appraisal theorieën is dat de inschatting of beoordeling (cf. appraisal) die een individu maakt over de situatie waarin hij verkeert of de situatie die hij zich inbeeldt, een belangrijke rol speelt in het ontstaan van zijn emoties (Ellsworth & Scherer, 2003; Moors et al., 2013). Met andere woorden, een emotie ontstaat door de inschatting die iemand maakt over een gebeurtenis in zijn omgeving (Ellsworth & Scherer, 2003). Zo zal het verdriet dat iemand ervaart na een liefdesbreuk onstaan zijn door de inschatting die het individu maakte over zijn situatie. De discrepantie tussen een situatie die gewenst was en niet meer kan worden hersteld, werd door het individu als negatief beoordeeld. Deze beoordeling leidde bijgevolg tot een emotionele ervaring van verdriet (Roseman & Smith, 2001). Ellsworth en Scherer (2003) vatten het basisidee van deze benadering als volgt samen: “Thinking and feeling are inextricably interrelated” (p. 572).

(11)

Een voorbeeld van een appraisal emotietheorie is het Component Process Model (CPM) (Scherer, 2009b). Met de term ‘component’ in de naam van het CPM verwijst Scherer (2005) naar vijf emotiecomponenten of basissubsystemen van het menselijk functioneren: (i) een cognitieve component, (ii) een neurofysiologische component, (iii) een motorische component, (iv) een motivationele component, (v) een subjectieve gevoelscomponent. Het opnemen van de cognitieve component als onderdeel van een emotie maakt van Scherer’s (2005) CPM een appraisal emotietheorie omdat het model de inschatting of beoordeling dat een inidvidu maakt over zijn omgeving als beginpunt ziet van het verdere emotieproces. De term ‘process’ in de naam van het model wijst erop dat het CPM (Scherer, 2005), net zoals de componentiële emotiebenadering, uitgaat van een emotie als proces (Fontaine, 2016; Scherer, 2005). Scherer (2005) verwijst hiermee naar de enigszins gesynchroniseerde verandering die geleidelijk aan plaatsvindt in elk van deze vijf emotiecomponenten na de confrontatie met een doelrelevantie stimulus in de omgeving. Emotie theoretici zijn het daarentegen vaak niet eens over het aantal componenten die deel uitmaken van een emotie (Prinz, 2004). De bekendste zijn de vijf componenten die deel uitmaken van Scherer’s (2005) CPM en hier worden voorgesteld (Moors, 2009).

In het kader van het CPM (Scherer, 2005) wordt een emotie als volgt gedefinieerd: An emotion is defined as an episode of interrelated, synchronized changes in the states of all or most of the five organismic subsystems in response to the evaluation of an external or internal stimulus event as relevant to major concerns of the organism. (Scherer, 2005, p. 697).

Wat deze definitie stelt is dat zodra een individu wordt geconfronteerd met een doelrelevante stimulus in zijn omgeving en deze heeft geëvalueerd (cognitieve component), er een aantal kenmerken optreden bij het individu. Deze kenmerken verwijzen, elk afzonderlijk, naar een verandering die optreedt in elk van de emotiecomponenten. Denk bijvoorbeeld aan een moment waarop u heel bang was. Wellicht steeg uw hartslag (een kenmerk van de neurofysiologische component), stonden uw ogen wijd open (een kenmerk van de motorische component), had u de neiging om weg te rennen (een kenmerk van de motivationele component) en voelde u zich gespannen (een kenmerk van de subjectieve gevoelscomponent) (Scherer, 2005, 2009b).

Onderstaande figuur 1 geeft een beeld van de dynamische structuur van het CPM (Scherer, 2005). Samengevat kan gesteld worden dat wanneer een individu geconfronteerd wordt met een stimulus of gebeurtenis in zijn omgeving, hij hierover in de eerste plaats een beoordeling zal maken op basis van meerdere criteria (cognitieve emotiecomponent). Het resultaat van deze

(12)

beoordeling zal het gedragspatroon van het individu veranderen (motivationele emotiecomponent), wat vervolgens leidt tot veranderingen in het autonome (fysiologische emotiecomponent) en somatische zenuwstelsel (motorische emotiecomponent). Alle veranderingen die zijn opgetreden in het lichaam, worden uiteindelijk weerspiegeld in een algemeen gevoel bij het individu (subjectieve gevoelscomponent). Dit subjectief gevoel kan tot slot door het individu (verbaal) gelabeld worden met een emotiewoord. Bovendien zijn er ook een aantal feedbackloops aan de gang in dit proces. Dit betekent dat al deze emotiecomponenten voortdurend worden bijgewerkt van zodra dingen in de omgeving veranderen en dus nieuwe inschattingen worden gemaakt door het individu (Scherer, 2009b).

Emoties worden vaak bekeken als “irresistible forces that exert a sweeping influence on behavior” (Koole, 2009, p.4). Zoals dit citaat en bovenstaande afbeelding mogelijk verkeerd doen uitschijnen, ondergaan mensen niet zomaar passief hun emoties, maar proberen ze op een bepaalde manier hiermee om te gaan. Of met andere woorden, er zijn verschillende activiteiten of handelingen die men kan ondernemen om in het aan de gang zijnde emotieproces in te grijpen (Gross, 2015; Koole, 2009).

Emotieregulatie

Wat is emotieregulatie?

Beeld u bijvoorbeeld in dat u in de supermarkt voor de kassa staat aan te schuiven in een lange rij die wordt opgehouden door een roddelende kassierster. De ergernis die u ervaart verandert na verloop van tijd in woede. Bijgevolg stijgt uw hartslag, grijpt u het handvat van uw kar steviger vast en bereidt u zich voor om een vernietigende opmerking te geven aan de

Figuur 1

(13)

kassierster. Op het laatste moment realiseert u zich daarentegen dat het geven van deze opmerking de situatie enkel zal doen escaleren en bijt u vervolgens op uw lip (Gross & Thompson, 2007).

De roddelende kassierster in bovenstaande situatie is een voorbeeld van een doelrelevante emotioneel opwindende externe prikkel waaraan we in het dagelijkse leven meermaals worden blootgesteld (Koole, 2009). Naast externe prikkels worden we ook vaak geconfronteerd met interne sensaties zoals mentale representaties (Gross & Thompson, 2007; Koole, 2009). De reactie om zichzelf de mond te snoeren door op de onderlip te bijten, is een voorbeeld van een manier om zich in deze situatie niet te laten meeslepen door de emotie die men ervaart, namelijk woede (Koole, 2009). Dit is wat wordt verstaan onder emotieregulatie, namelijk de processen die een individu inzet of de pogingen die een individu onderneemt om een invloed uit te oefenen op de emoties die hij heeft, wanneer hij deze emoties heeft, hoe deze worden ervaren en hoe deze worden geuit (Gross, 1998). Het doel van deze processen of pogingen is het veranderen van de spontane ‘stroom’ van emoties (Koole, 2009).

Belangrijk bij het reguleren van emoties is het vooropstellen van een bepaald doel (Gross et al., 2011). Een emotieregulatiedoel verwijst naar wat iemand al dan niet bewust wil bereiken via het reguleren van zijn eigen emoties (cf. intrinsieke emotieregulatie) of de emoties van anderen (cf. extrinsieke emotieregulatie) (Gross, 2015; Gross & Jazaieri, 2014; Koole, 2009; Mauss et al., 2007). Dit doel kan bijvoorbeeld een verandering van de intensiteit of de duur van een emotie zijn (Gross, 2015). Daarnaast kan iemand ook het afnemen van negatieve emoties (‘down-regulating’) of het toenemen van positieve emoties (‘up-regulating’) als doel hebben. Omgekeerd kan men ook van plan zijn om de positieve emoties die men ervaart te laten afnemen en de negatieve emoties te laten toenemen. Een voorbeeld van down-regulating van negatieve emoties is iemand die zichzelf probeert te kalmeren in een situatie waarin hij woede ervaart. Denk terug aan de situatie met de roddelende kassierster; het bijten op de onderlip kan gezien worden als een manier om een negatieve emotie, namelijk woede, te onderdrukken (Gross, 2015; Gross & Jazaieri, 2014). Vanuit het CPM (Scherer, 2005) kan het bijten op de onderlip gezien worden als poging om in te grijpen in de motivationele emotiecomponent omdat de actie die men wilde stellen, namelijk het geven van een opmerking, wordt onderbroken.

Emotieregulatie versus coping.

Gross (2015) ziet emotieregulatie als een onderdeel van een breder, overkoepelend construct, namelijk affectregulatie. Ook coping en stemmingsregulatie ziet hij als twee onderdelen van affectregulatie (Figuur 2).

(14)

Een uitdaging binnen de emotieliteratuur is het duidelijk onderscheiden en definiëren van de constructen emotieregulatie en coping (Compas et al., 2014).

Coping treedt hoofdzakelijk op als reactie op de confrontatie met een probleem in de omgeving dat een bepaald niveau van stress veroorzaakt (Compas et al., 2017). Dit is wat kan worden afgeleid uit een definitie van coping geformuleerd door Lazarus en Folkman (1984). Zij omschrijven coping als de inspanningen die iemand doet om zowel op cognitief als gedragsmatig vlak overbelastende, stresserende externe en interne prikkels te beheersen.

Coping en emotieregulatie hebben een aantal gemeenschappelijke kenmerken (Compas et al., 2017). Zo zijn ze beiden een vorm van regulatie. Concreet zijn het de inspanningen die iemand kan leveren om de vorm, inhoud, hoeveelheid of de intensiteit van een gedachte, gedraging of een gevoel te veranderen. Bovendien kunnen beide vormen van regulatie zowel bewust als onbewust plaatsvinden (Compas et al., 2017).

Naast gemeenschappelijke kenmerken, verschillen coping en emotieregulatie ook van elkaar op een aantal punten (Compas et al., 2017). Allereerst is coping hoofdzakelijk gericht op het verminderen van negatieve ervaringen die zijn ontstaan na een confrontatie met een stresserende gebeurtenis (Compas et al., 2017; Gross, 2015). Emotieregulatie kan daarentegen, zoals eerder besproken, zowel het laten afnemen van negatieve emoties als het laten toenemen van positieve emoties tot doel hebben. Of omgekeerd, het laten toenemen van negatieve emoties en laten afnemen van positieve emoties (Gross, 2015). Daarnaast stelt Gross (2015) ook dat coping, in tegenstelling tot emotieregulatie, zich veel langer uitstrekt in de tijd en dus veel langere periodes kan aanhouden. Een derde verschil is dat coping verwijst, zoals eerder vermeld, naar de inspanningen die iemand levert om met een gebeurtenis om te gaan die stress veroorzaakt. Emotieregulatie treedt daarentegen ook op als reactie op omstandigheden die geen stress met zich meebrengen (Compas et al., 2017).

Figuur 2

(15)

Twee emotieregulatie onderzoekstradities.

Emotieregulatie of emotiemanagement wordt in de wetenschappelijke literatuur bestudeerd binnen twee relatief onafhankelijke onderzoekstradities (Peña-Sarrionandia et al., 2015). De eerste onderzoekstraditie focust zich op het in kaart brengen van de strategieën die we gebruiken of de processen die we inzetten om een invloed uit te oefenen op de omvang en/of het type van de emoties die we hebben, wanneer we ze hebben, hoe we ze ervaren en hoe we ze uiten (Gross, 1998; Peña-Sarrionandia et al., 2015). Binnen onderzoek naar emotionele intelligentie, de tweede onderzoekstraditie, focust men zich daarentegen voornamelijk op het bestuderen van individuele verschillen tussen mensen in hun vaardigheid om eigen emoties of die van anderen te reguleren (Peña-Sarrionandia et al., 2015). Emotieregulatie wordt binnen de emotionele intelligentie literatuur dus gezien als een vaardigheid. Net zoals ook het identificeren, het begrijpen en het uiten van emoties emotionele vaardigheden zijn (Mayer & Salovey, 1997).

Emotieregulatie-traditie.

Het doel dat we willen bereiken met het reguleren van emoties, moet volgens Gross (1999) worden onderscheiden van de processen die we gebruiken om dit doel te bereiken. Met het oog op het bereiken van ons emotieregulatiedoel maken we gebruik van bepaalde strategieën, ook wel aangeduid als emotieregulatiestrategieën (Gross, 2015). Een emotieregulatiestrategie verwijst naar de manier waarop we onze emoties reguleren, of anders gezegd, naar de concrete aanpak die we hanteren om in te grijpen in het emotieproces (Koole, 2009). In het voorbeeld met de roddelende kassierster werd ervoor gekozen om op de onderlip te bijten om zo de woede die men ervoer te onderdrukken. Andere manieren die men kon hanteren in deze situatie waren bijvoorbeeld focussen op de ademhaling, aan iets anders proberen denken, een vriend(in) een bericht sturen of weglopen uit de supermarkt (Gross, 2015; Gross & Thompson, 2007). Samengevat kan het reguleren van emoties dus in heel wat verschillende vormen voorkomen (Gross & Jazaieri, 2014).

Een belangrijke uitdaging binnen de emotieliteratuur gaat over hoe men de grote hoeveelheid aan verschillende emotieregulatiestrategieën kan organiseren. Elke activiteit of handeling die iemand onderneemt om in zijn emotieproces in te grijpen kan immers gezien worden als een vorm van emotieregulatie (Gross, 2015; Koole, 2009). Hieronder worden een aantal opdelingen uit de literatuur op een rijtje gezet.

(16)

Adaptieve en maladaptieve emotieregulatie.

Een eerste manier om emotieregulatiestrategieën op te delen is volgens hun samenhang met psychisch welbevinden, zoals de mate waarin men depressieve klachten ervaart (Naragon-Gainey et al. 2017). Dit duidt meteen op het belang van emotieregulatie in het dagelijkse leven en de reden waarom emotieregulatie de laatste jaren binnen en buiten de psychologie meer aandacht kreeg (Aldao et al., 2010; Gross, 2005; Naragon-Gainey et al., 2017). Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen adaptieve en maladaptieve emotieregulatiestrategieën (Aldao et al., 2010). Adaptieve emotieregulatiestrategieën vertonen een negatieve samenhang met psychisch lijden, zoals psychopathologische klachten. Maladaptieve emotieregulatiestrategieën vertonen daarentegen een positieve samenhang met psychisch lijden (Aldao et al., 2010).

Adaptieve emotieregulering houdt in dat men strategieën kiest en gebruikt die passen binnen de context van de situatie waarin men verkeert. Bovendien sluit een adaptieve emotieregulatiestrategie ook aan op het doel dat iemand wil te bereiken op lange termijn (Werner & Gross, 2010). Cognitieve herbeoordeling is een voorbeeld van een strategie die over verschillende situaties heen adaptief blijkt te zijn (Aldao et al., 2010). Onderzoek van Gross en John (2003) toont aan dat cognitieve herbeoordeling samenhangt met minder depressieve symptomen, een groter gevoel van eigenwaarde, een grotere levenstevredenheid en een beter algemeen welbevinden. Bij cognitieve herbeoordeling gaat men een nieuwe beoordeling maken over de verandering of stimulus in de omgeving die aanleiding gaf tot de emotie die men ervaart. Op die manier probeert men de emotionele betekenis van de situatie te veranderen en zo de emotie te verminderen (Aldao et al., 2010). Vanuit het CPM (Scherer, 2005), dat een componentenvisie op emoties hanteert, zou cognitieve herbeoordeling kunnen gezien worden als een strategie die iets probeert te wijzigen bij de cognitieve emotiecomponent (Fontaine, 2016).

Maladaptieve emotieregulering houdt in dat men niet in staat is om via het reguleren van zijn emoties het gewenste resultaat te bereiken. Bovendien is er ook sprake van maladaptieve emotieregulatie wanneer de strategie die men hanteert zorgt voor meer nadelen op lange termijn dan voordelen op korte termijn (Werner & Gross, 2010). Wanneer iemand problemen ervaart met het accuraat of efficiënt reguleren van zijn emoties, spreekt men ook wel van emotiedisregulatie (Gross & Jazaieri, 2014). Een maladaptieve emotieregulatiestrategie die een grote risicofactor blijkt te zijn voor de ontwikkeling van depressie, angststoornissen en middelenmisbruik is cognitieve onderdrukking (Aldao et al., 2010). Cognitieve onderdrukking, of het onderdrukken van ongewenste gedachten, blijkt nadelig te zijn op lange termijn (Aldao et al., 2010). Onderzoek toont aan dat het bewust onderdrukken van een gedachte onvrijwillig resulteert in een verhoogde toegankelijkheid van deze gedachte in het bewustzijn (Wenzlaff & Wegner, 2000). Vanuit het

(17)

CPM (Scherer, 2005) kan cognitieve onderdrukking ook gezien worden als een strategie die iets zal veranderen bij de cognitieve emotiecomponent (Fontaine, 2016).

Belangrijk is dat elke emotieregulatiestrategie wordt bekeken binnen elke context afzonderlijk en voor elke persoon afzonderlijk (Aldao et al., 2010). Men moet met andere woorden genuanceerd en voorzichtig nadenken over het adaptieve of maladaptieve karakter van emotieregulatiestrategieën. Een bepaalde emotieregulatiestrategie die over het algemeen als maladaptief wordt beschouwd, kan soms binnen een specifieke context of voor een bepaalde persoon, toch de beste strategie zijn (Naragon-Gainey et al., 2017). Zo kan bijvoorbeeld onderdrukking, een strategie die over het algemeen beschouwd wordt als maladaptief, voor oudere personen toch nuttig zijn omdat het minder leidt tot psychisch lijden. Het omgekeerde geldt voor jonge(re) personen. Hoe meer zij gebruik maken van deze strategie, hoe meer psychisch lijden er wordt vastgesteld (Brummer et al., 2014).

Antecedent-focused en response-focused emotieregulatie.

In het procesmodel van emotieregulatie (Gross, 1998), zoals afgebeeld in Figuur 3, worden emotieregulatiestrategieën opgedeeld volgens het moment of tijdstip waarop ze interveniëren in het emotieproces. Zo bestaan volgens Gross & Thompson (2007) ‘antecedent-focused’ en ‘response-‘antecedent-focused’ emotieregulatiestrategieën.

Antecedent-focused strategieën verwijzen naar de pogingen die iemand onderneemt nog vóór emotionele reacties zijn ontstaan bij het individu die zorgen voor fysiologische veranderingen en veranderingen in het gedrag (Gross & John, 2003). Volgens Gross en Thompson (2007) zijn er in totaal vier families van antecedent-focused emotieregulatiestrategieën: (i) selectie van de situatie, (ii) verandering van de situatie, (iii) aandacht richten, en (iv) cognitieve herbeoordeling. Ter illustratie worden enkel de eerste en derde strategie besproken.

Figuur 3

(18)

De eerste familie van emotieregulatiestrategieën, situatie selectie, verwijst naar de pogingen die men onderneemt waardoor men meer of minder kans heeft om in een bepaalde situatie terecht te komen. Men stelt met andere woorden acties op basis van bestaande kennis over een situatie om al dan niet terecht te komen in die situatie. Een valkuil bij deze vorm van emotieregulatie is dat men niet altijd in staat is om een accurate inschatting te maken van de emotionele reacties. Zo wordt bijvoorbeeld het liefdesverdriet dat men voelt na een liefdesbreuk vaak overschat. De derde familie emotieregulatiestrategieën is een soort ‘interne vorm’ van situatie selectie omdat het de aandacht naar of weg van een stimulus in de omgeving richt. Deze vorm van emotieregulatie onderscheidt zich van de eerste twee families, want het wijzigt zelf niets aan de situatie of stimulus (Gross & Thompson, 2007).

Response-focused strategieën zijn de pogingen die iemand onderneemt wanneer er al fysiologische en gedragsmatige responsen werden gegenereerd (Gross & John, 2003). Deze familie van emotieregulatiestrategieën probeert om de reactietendensen te veranderen die optreden als reactie op de doelrelevante situatie of stimulus. Via deze vorm van emotieregulatie probeert men anders gezegd een invloed uit te oefenen op de fysiologische, gedragsmatige en gevoelsmatige reacties die men ervaart (Gross & Thompson, 2007).

Zoals kan worden afgeleid uit Figuur 3 zien Gross en Thompson (2007) een emotie als een proces. Dit stemt overeen met de manier waarop de componentiële emotiebenadering en meer specifiek het CPM (Scherer, 2005) een emotie omschrijft (Fontaine, 2013). Door deze overlap kunnen de verschillende families van emotieregulatiestrategieën uit het procesmodel van Gross en Thompson (2007) bekeken worden in termen van de vijf emotiecomponenten uit Scherer’s (2005) CPM. Antecedent-focused emotieregulatiestrategieën kunnen gezien worden als de acties die iemand stelt alvorens er veranderingen optreden in vier van de vijf emotiecomponenten (de fysiologische, de motorische, de motivationele en de subjectieve gevoelscomponent) als gevolg van de beoordeling over de stimulus waarmee men wordt geconfronteerd (Fontaine, 2016). Bijvoorbeeld situatie selectie of het richten van de aandacht zijn twee emotieregulatiestrategieën die kunnen worden aangewend om in te grijpen in de cognitieve emotiecomponent (Fontaine, 2016). De beoordeling die gemaakt wordt bijsturen door de situatie zelf te kiezen of de aandacht bewust te richten, zal bepalen hoe het verdere verloop van het emotieproces eruit zal zien. Response-focused emotieregulatiestrategieën kunnen daarentegen gezien worden als de acties die iemand stelt nadat er veranderingen zijn optreden in de vijf emotiecomponenten (Fontaine, 2016). Zo kan men tijdens de gang zijde veranderingen in de fysiologische emotiecomponent kiezen om ontspanningsoefeningen te doen om bijvoorbeeld de ademhaling terug onder controle te krijgen (Fontaine, 2016).

(19)

Emotionele intelligentie-traditie.

Naast het bestuderen van de processen die aan de basis liggen van emotieregulatie of emotiedisregulatie en het in kaart brengen van de grote verscheidenheid aan emotieregulatiestrategieën, wordt er binnen de literatuur ook onderzoek gedaan naar individuele verschillen in het vermogen van mensen om met hun emoties om te gaan of anders gezegd naar de inidviduele verschillen tussen mensen in hun kennis over welke emotieregulatiestrategieën effectief zijn en welke niet binnen bepaalde situaties (Peña-Sarrionandia et al., 2015). Het bekijken van emotieregulatie als emotionele vaardigheid, een onderdeel van emotionele intelligentie, is de zogenaamde tweede onderzoekstraditie rond emotieregulatie (Peña-Sarrionandia et al., 2015). Individuele verschillen in de perceptie, het begrip, gebruik en de (kennis over de) regulatie van emoties, wordt omschreven als emotionele intelligentie (Nelis et al., 2009; Fontaine, 2016). In wat volgt wordt de emotionele intelligentie onderzoekstraditie verder toegelicht.

Emotionele Intelligentie.

Binnen de literatuur over emotionele intelligentie zijn twee grote categorieën of onderzoeksbenaderingen terug te vinden: (i) bekwaamheidsmodellen en (ii) gemengde modellen (Fiori, 2009; Mayer et al., 2000). Binnen de eerste categorie wordt emotionele intelligentie gezien als een mentale vaardigheid of vermogen. Men gaat dus uit van een overlap tussen emotionele intelligentie en cognitieve intelligentie (Mayer et al., 2000). Deze vaardigheidsbenadering is de benadering waarbinnen emotieregulatie in deze masterproef verder wordt bekeken. Binnen de gemengde modellen wordt emotionele intelligentie beschouwd als een combinatie van mentale vaardigheden en persoonlijkheid of karaktertrekken (Mayer et al., 2000). Naast een conceptueel onderscheid (Mayer et al., 2000), verschillen deze twee benaderingen ook op vlak van de meetbenadering die ze hanteren (Fiori, 2009; Petrides & Furnham, 2000). De verschillen tussen beiden worden hieronder besproken.

Gemengde emotionele intelligentie modellen beschouwen emotionele intelligentie als een verzameling van enerzijds mentale vaardigheden en (emotiegerelateerde) karaktertrekken van persoonlijkheid anderzijds. Met andere woorden, gemengde modellen zien emotionele intelligentie niet louter als een vorm van intelligentie maar nemen ook niet-cognitieve karaktertrekken op als een onderdeel van emotionele intelligentie (Fiori, 2009; Mayer et al., 2000). Deze niet-cognitieve karaktertrekken verwijzen naar iemands specifieke eigenschappen of karaktertrekken (zoals empathie en assertiviteit) die tot uitdrukking komen in bepaalde gedragingen en leiden tot gedragsconsistenties over verschillende situaties heen (Petrides & Furnham, 2000). Het emotionele intelligentie model van Bar-On (1997) is een voorbeeld van een

(20)

model binnen deze gemengde benadering. In zijn model combineert Bar-On (1997) bijvoorbeeld mentale vaardigheden (zoals emotioneel zelfbewustzijn) met andere niet-cognitieve karaktertrekken zoals assertiviteit en persoonlijke onafhankelijkheid (Mayer et al., 2000). Gemengde modellen maken gebruik van zelfrapportage of ‘typical performance’ vragenlijsten (Petrides & Furnham, 2001). Dit soort vragenlijsten meten ‘typisch’ gedrag en kijken dus naar hoe iemand gemiddeld presteert (Petrides & Furnham, 2001). Ze meten anders gezegd iemands ‘self-perceived abilities’ of de percepties die iemand heeft over zijn eigen emotionele vermogens. Kortom, hoe goed iemand gelooft te zijn in het waarnemen, gebruiken, begrijpen en reguleren van zijn emoties (Petrides & Furnham, 2000, 2001; Petrides et al., 2004).

Bekwaamheidsmodellen beschouwen emotionele intelligentie als een vorm van intelligentie, maar dan specifiek gericht op het (abstract) redeneren over emoties (Mayer et al., 2016). Het gaat over iemands werkelijk vermogen of werkelijke kennis om emotiegerelateerde informatie te herkennen, te verwerken, te gebruiken en te reguleren (Petrides et al., 2004). Binnen deze vaardigheidsbenadering van emotionele intelligentie maakt men, net zoals bij de cognitieve intelligentiebenadering, gebruik van prestatiegebaseerde of ‘maximum performance’ meetinstrumenten (Petrides & Furnham, 2000). Dit soort instrumenten zijn vaak zo opgesteld dat binnen de lijsten van antwoordmogelijkheden telkens één juiste optie werd geïdentificeerd (Fiori, 2009). Indien iemand in staat is de juiste opties te kiezen, dan is dat een indicatie voor hoge(re) emotionele intelligentie (Carvalho et al., 2016). Op deze manier probeert men iemands maximale prestaties in kaart te brengen (Petrides & Furnham, 2001).

Binnen de literatuur zijn een aantal bekwaamheidsmodellen terug te vinden zoals het Four Branch Model of Emotional Intelligence (Mayer & Salovey, 1997) en het Emotional Competencies Process model (Scherer, 2007). Deze twee modellen worden hieronder verder besproken, waarbij telkens in meer detail wordt gekeken naar hoe emotieregulatie in elk van deze modellen wordt gedefinieerd.

Het viertakken-model. Volgens het Four Branch Model of viertakken-model van

emotionele intelligentie is het construct emotionele intelligentie een combinatie van vier vaardigheden of takken: (i) het percipiëren, (ii) het gebruiken, (iii) het begrijpen en (iv) het managen (cf. reguleren) van emoties (Mayer & Salovey, 1997). Deze vier vaardigheden worden door Mayer en Salovey (1997) gerangschikt van basaal naar meer geavanceerd. De eerste tak, de perceptie van emoties, wordt door de auteurs beschouwd als de meest basale vaardigheid en dus gezien als basis waarop de andere drie takken in het model op elkaar volgen (Mayer & Salovey, 1997). Het managen van emoties wordt door Mayer en Salovey (1997) gezien als de meest

(21)

complexe en geavanceerde vaardigheid. Emotiemanagement wordt hier gedefinieerd als het vermogen om positieve en negatieve emoties bij zichzelf en bij anderen te reguleren, alsook het vermogen om zich los te maken van emoties en te na te denken over emoties (Mayer & Salovey, 1997; MacCann & Roberts, 2008).

De drie vaardigheden emotieperceptie, emotiebegrip en emotieregulatie (cf. emotiemanagement) uit het vier-takkenmodel van Mayer en Salovey (1997) worden door Joseph & Newman (2010) voorgesteld in een causaal pad. Volgens hen gaat emotieperceptie, de meest basale vaardigheid, vooraf aan emotiebegrip dat op zijn beurt voorafgaat aan de meest complexe vaardigheid emotieregulatie. Emotieregulatie wordt op zijn beurt beschouwd als de meest directe voorspeller van gedrag (bv. jobprestaties) (Joseph & Newman, 2010).

Emotionele intelligentie binnen de componentiële emotiebenadering. Emotionele

intelligentie, omschreven zoals in het viertakken-model van Mayer en Salovey (1997), kan ook bekeken worden vanuit de componentiële emotiebenadering. Deze emotiebenadering vormt volgens Fontaine (2016) een goede basis voor het herdefiniëren van het construct emotionele intelligentie. Hiermee speelt Fontaine (2016) in op de eerder vernoemde suggestie van Mestre et al. (2016) om emotietheorieën meer te integreren in onderzoek rond emotionele intelligentie.

Het componentiële emotieraamwerk ziet, zoals eerder vermeld, een emotie als een wisselwerking tussen verschillende componenten, ook wel subsystemen van het menselijk functioneren genoemd, en ontstaat na de confrontatie met een doelrelevante stimulus (Fontaine, 2016). De vijf bekendste emotiecomponenten zijn die uit Scherer’s (2005) eerder besproken CPM: (i) een cognitieve component, (ii) een motivationele component, (iii) een fysiologische component, (iv) een motorische component en (v) een subjectieve gevoelscomponent.

Met de componentiële emotiebenadering als basis heeft Fontaine (2016) drie van de vier takken (cf. vaardigheden) uit het viertakken-model opnieuw gedefinieerd. Bijgevolg wordt emotionele intelligentie door Fontaine (2016) als volgt omschreven:

De vaardigheid om (a) emoties te identificeren, gebaseerd op informatie van één of meer van de vijf emotiecomponenten, (b) emoties te begrijpen in termen van de waarschijnlijke inschattingen, actietendensen, lichamelijke reacties, uitdrukkingen en gevoelens die uitgelokt worden door doelrelevante situaties en (c) te weten hoe emoties te reguleren door één of meer van deze vijf emotiecomponenten aan te passen. (p. 332).

(22)

Samenvattend stelt Fontaine (2016) dat emotionele intelligentie bestaat uit drie vaardigheden, namelijk emotie-identificatie, emotiebegrip en emotieregulatiekennis. Deze laatste component, emotieregulatiekennis, is de focus van deze studie.

Emotional Competence Process (ECP) model. Zoals de naam van het model doet

vermoeden, spreekt Scherer (2007) in zijn model over emotionele ‘competenties’ in plaats van over emotionele ‘intelligentie’. Emotionele competentie omschrijft Scherer (2007) als iemands vermogen om zijn emotiemechanisme te gebruiken en bestaat uit drie deelcompetenties: (i) een appraisal competentie of inschattingscompetentie, (ii) een regulatiecompetentie en (iii) een communicatiecompetentie. Hoog scoren op elk van deze competenties, zorgt volgens Scherer (2007) voor positieve resultaten in het leven zoals meer veerkracht in stressvolle situaties, minder emotioneel lijden en een hogere levenstevredenheid.

Iemand met een optimaal functionerende emotieregulatiecompetentie heeft volgens Scherer (2007) het vermogen om een juiste reflectie te maken over de veranderingen die optreden in elk van de vijf emotiecomponenten en kan op basis daarvan een bepaalde emotieregulatiestrategie kiezen en hanteren. Emotieregulatie is volgens Scherer (2007) aangewezen indien iemand niet optimaal gebruik maakt van zijn inschattingscompetentie, namelijk wanneer een persoon geen juiste beoordeling maakt van de situatie waarin hij verkeert (cf. inschattingscompetentie) en dus met een verkeerde emotie reageert op deze situatie.

De manier waarop Scherer (2007) de regulatiecompetentie omschrijft, komt overeen met wat Fontaine (2016) beschouwt als emotieregulatiekennis en vormt zoals vermeld de focus van deze masterproef.

Emotionele Intelligentie meten.

Aangezien de focus van dit onderzoek zich richt op de ontwikkeling van een prestatiegebaseerd instrument, wordt in wat volgt dieper ingegaan op enkele bestaande prestatiegebaseerde instrumenten voor het meten de emotionele vaardigheid of competentie ‘emotieregulatie’.

Er wordt in de eerste plaats gekeken naar de Mayer-Salovey-Caruso Emotional Intelligence Test (MSCEIT; Mayer et al., 2002). Dit meetinstrument is het bekendste en kan worden gebruikt voor het meten van alle vier de vaardigheden uit het viertakken-model van Mayer en Salovey (1997) (Mayer et al., 2003). Er zal enkel uitgebreider worden stilgestaan bij de subschaal ‘Emotion Management’ van de MSCEIT, omdat deze schaal de vaardigheid emotiemanagement (cf. emotieregulatie) meet, wat relevant is voor dit onderzoek. De MSCEIT was lange tijd het enige instrument voor het meten van de vier vaardigheden van het

(23)

viertakken-model van Mayer en Salovey (1997). Bijgevolg konden testeffecten niet worden onderscheiden van constructeffecten (McCann & Roberts, 2008). Daarom werden twee nieuwe prestatiegebaseerde instrumenten ontwikkeld voor de vaardigheden emotiebegrip en emotiemanagement. De Situational Test of Emotion Understanding (STEU; MacCann & Roberts, 2008) voor het meten van emotiebegrip (cf. de derde vaardigheid in het vier-takken model) en de Situational Test of Emotion Management (STEM; MacCann & Roberts, 2008) voor het meten van emotiemanagement (cf. de vierde vaardigheid in het vier-takkemodel) kwamen tot stand. Hiervan wordt enkel de STEM (MacCann & Roberts, 2008) toegelicht. Tot slot komt de Components of Emotional Understanding Test (CEUT; Sekwena & Fontaine, 2018) aan bod. De CEUT (Sekwena & Fontaine, 2018) meet het construct emotiebegrip zoals gedefinieerd door Fontaine (2016) en werd ontwikkeld vanuit de componentiële emotiebenadering. De CEUT (Sekwena & Fontaine, 2018) wordt diepgaander besproken, omdat het de basis vormt voor het nieuw instrument in deze studie.

Mayer-Salovey-Caruso Emotional Intelligence Test. De Mayer-Salovey-Caruso

Emotional Intelligence Test, of kortweg MSCEIT (Mayer et al., 2002) werd ontwikkeld op basis van het viertakken-model van Mayer en Salovey (1997), met oog op het meten van de vier vaardigheden die worden voorgesteld in het model. Het gaat om de eerder besproken vaardigheden: emotieperceptie, emotiegebruik, emotiebegrip en emotiemanagement (Brackett & Salovey, 2006).

Dit instrument meet bovenstaande 4 constructen via 141 items die zijn verdeeld over 8 taken, met twee 2 taken per vaardigheid (Brackett & Salovey, 2006). De subschaal ‘Emotion Management’ meet enerzijds iemands kennis om met emoties om te gaan in een situatie waarbij de testpersoon zelf geconfronteerd wordt met een bepaalde emotie (cf. Emotiemanagement taak); en anderzijds ook iemands kennis om met emoties om te gaan in een situatie waarbij iemand anders geconfronteerd wordt met een bepaalde emotie (cf. Sociaal management taak) (Brackett & Salovey, 2006; DeTore et al., 2018).

Testpersonen krijgen hiervoor scenario’s aangeboden die telkens gevolgd worden door een lijst van vier manieren of acties waarop de persoon met de situatie kan omgaan. Deze scenario’s kunnen dus ofwel gaan over een situatie waarbij een andere persoon het personage is (cf. Sociaal management); ofwel gaan over een situatie waarin men zelf het personage is (cf. Emotiemanagement). Een voorbeeld van zo’n scenario gaat over een situatie waarbij men in het verkeer wordt afgesneden door een andere autobestuurder. De mogelijke reacties die de testpersonen krijgen aangeboden zijn (i) wraak nemen door de autobestuurder ook af te snijden, (ii) gewoon doorrijden, (iii) roepen naar de andere bestuurder en (iv) die plaats in het vervolg

(24)

vermijden. De testpersonen worden gevraagd om de effectiviteit van elk van deze vier manieren of acties om met de eigen emoties om te gaan te beoordelen met behulp van een 5-punts Likertschaal gaande van 1 (zeer ineffectief) tot 5 (zeer effectief). De ene manier of actie is effectiever dan de andere (Brackett & Salovey, 2006; DeTore et al., 2018).

Zoals eerder vermeld worden prestatiegebaseerde instrumenten gekenmerkt door een antwoordformat waarbij respondenten het juiste alternatief moeten identificeren, ook wel aangeduid als een ‘multiple choice’ format (Fiori, 2009). De MSCEIT is in dat opzicht een atypisch prestatiegebaseerd instrument aangezien het voor 6 van de 8 subtests gebruik maakt van een ‘rate-the-extent’ antwoordformat, zoals in het voorbeeld uit de Emotion Management subschaal. Respondenten worden hier gevraagd om de geschiktheid, de sterkte of de omvang van elk antwoordalternatief te beoordelen op een 5-punts Likertschaal (MacCann & Roberts, 2008).

De Situational Test of Emotion Management. De Situational Test of Emotion

Management, of afgekort als STEM, meet de kennis om met emoties om te gaan in situaties waarbij iemand anders geconfronteerd wordt met een bepaalde emotie (MacCan & Roberts, 2008). De STEM (MacCann & Roberts, 2008) meet dus voor een deel hetzelfde als de Emotion Management subschaal van de MSCEIT (Mayer et al., 2002).

In de STEM (MacCann & Roberts 2008) krijgen testpersonen in totaal 44 emotie-uitlokkende scenario’s over een andere persoon aangeboden. Elk scenario beschrijft ofwel een contextvrije gebeurtenis ofwel een gebeurtenis die zich voordoet binnen de persoonlijke levensfeer van een personage of binnen een werkcontext. De situatiebeschrijvingen representeren telkens één van de volgende vier emoties: verdriet, boosheid, angst of afkeer. Een van de scenario’s gaat bijvoorbeeld over Manual die over een paar jaar op pensioen gaat, maar ontdekt dat zijn job niet langer zal bestaan. Hoewel hij nog een job zal hebben, zal die minder prestigieus zijn dan nu (MacCann & Roberts, 2008).

Er zijn twee versies van dit instrument: een ‘multiple choice’ versie en een ‘rate-the-extent versie’ (MacCann & Roberts, 2008). In de ‘rate-the-‘rate-the-extent’versie worden, naar analogie met de Emotion Management subschaal van de MSCEIT (Mayer et al., 2002) testpersonen gevraagd situatiebeschrijvingen te lezen en op basis daarvan een aantal keuzemogelijkheden per situatiebeschrijving te beoordelen op een 5-punts Likertschaal. In de ‘multiple choice’ versie wordt daarentegen gevraagd om de beste optie te identificeren uit een lijst van keuzemogelijkheden (MacCann & Roberts, 2008). Met betrekking tot het hierboven beschreven scenario over het personage Manual wordt aan de participant gevraagd welke actie het meest effectief zou zijn voor Manual. De participant wordt gevraagd een keuze te maken tussen vier

(25)

antwoordopties zoals zorgvuldig verschillende opties overwegen of de situatie bespreken met zijn gezin (MacCann & Roberts, 2008).

Wat de STEM (MacCann & Roberts, 2008) vooral interessant maakt voor dit onderzoek is de manier waarop het werd ontwikkeld, namelijk volgens de Situationele Beoordelings Test (SJT) benadering1 (Libbrecht & Lievens, 2012). SJT’s worden gekenmerkt door testpersonen

situatiebeschrijvingen aan te bieden op basis waarvan ze een lijst van antwoordmogelijkheden moeten beoordelen (McDaniel et al., 2007). De instrumentontwikkeling van de STEM (MacCann & Roberts, 2008) verliep in drie strappen. In een eerste stap werden emotionele gebeurtenissen verzameld door middel van semigestructureerde interviews bij verschillende personen. In een tweede stap stond de generatie van antwoordmogelijkheden centraal. Een groep studenten werd gevraagd om de verzamelde en herwerkte situaties uit stap 1 te lezen en na te denken over 2 zaken: (i) wat het beste is dat ze kunnen doen in elk van deze situaties en (ii) wat zij zouden doen als ze zich in deze situatie bevonden. De antwoorden van de participanten werden achteraf samengevat in een korte zin. In een derde en laatste stap werden de verzamelde items geëvalueerd door verschillende experten die een beoordeling maakten over de mate waarin elk van de gegenereerde antwoordopties een goede vorm van emotieregulatie zou kunnen zijn (MacCann & Roberts, 2008). Het instrument in deze studie werd op gelijkaardige wijze ontwikkeld (zie Methode).

Er bestaat ook een verkorte vorm van de STEM (MacCann & Roberts, 2008), namelijk de Situational Test of Emotional Management – Brief of B (Allen et al., 2015). De STEM-B telt in totaal 18 items (Allen et al., 2015).

Components of Emotional Understanding Test. De Components of Emotional

Understanding Test of de CEUT meet het construct emotiebegrip zoals gedefinieerd door Fontaine (2016). Met andere woorden, de CEUT (Sekwena & Fontaine, 2018) meet iemands vermogen om emoties te begrijpen op basis van informatie afkomstig uit (veranderingen die optreden bij) een of meer van de vijf emotiecomponenten (Fontaine, 2016). Dit instrument werd ontwikkeld vanuit de componentiële emotiebenadering waarmee Sekwena en Fontaine (2018) tegemoet komen aan de oproep van Mestre et al. (2016) om meer in te zetten op theoriegedreven instrumentontwikkeling.

In vergelijking met de MSCEIT (Mayer et al., 2002) en de STEU (MacCann & Roberts, 2008), die emotiebegrip meten zoals het omschreven wordt vanuit het vier-takken model (Mayer & Salovey, 1997), namelijk het vermogen om relaties tussen emoties en relaties tussen emoties en situaties te begrijpen, is de CEUT (Sekwena & Fontaine, 2018) een gedetailleerder meetinstrument voor het meten van de vaardigheid emotiebegrip.

(26)

In de CEUT (Sekwena & Fontaine, 2018) krijgen testpersonen tien emotie-uitlokkende scenario’s over een andere persoon aangeboden. Elke situatiebeschrijving representeert één emotie, zonder expliciet de emotie te vermelden. In totaal gaat het om de volgende tien emoties: vreugde, woede, verdriet, angst, verrassing, medeleven, trots, schuld, schaamte en liefde of vriendschap (Sekwena & Fontaine, 2018). Het schuldscenario gaat bijvoorbeeld over Alex die als eerste van het gezin wordt geaccepteerd aan de Universiteit. Het gezin stond gezamenlijk in voor de financiering van de studies. Aanvankelijk genoot ze van het studentenleven en werkte ze niet hard. Op het einde van het eerste jaar was ze niet geslaagd voor de meeste vakken (Sekwena & Fontaine, 2018). Voor elk scenario worden 5 appraisals (cognitieve component), 5 actietendensen (motivationele component), 5 lichamelijke reacties (fysiologische component), 5 gezichts-en vocale uitdrukkingen (motorische component) en 5 gevoelens (subjectieve gevoelscomponent) aan de respondent voorgesteld als mogelijke antwoordopties (Sekwena & Fontaine, 2018). Deze antwoordopties werden geselecteerd op basis van eerder onderzoek naar de componentieële emotiebenadering (Sekwena & Fontaine, 2018). Bijkomend wordt er ook een vraag gesteld naar de waarschijnlijkheid van een bijhorend emotiewoord. Testpersonen worden gevraagd om zich in te leven in het perspectief van het personage uit het scenario en van daaruit de kans of waarschijnlijkheid te bepalen waarin elk van deze kenmerken (of veranderingen in de vijf emotiecomponenten) kunnen optreden bij het personage. De testpersoon moet hiervoor gebruik maken van een 5-punts Likertschaal gaande van 1 (heel onwaarschijnlijk) tot 5 (heel waarschijnlijk) (Sekwena & Fontaine, 2018). In het schuldscenario bijvoorbeeld wordt onder andere aan de testpersoon gevraagd hoe waarschijnlijk het is dat Alex de volgende lichaamsreacties ervoer. De reactie die de testpersoon vervolgens naar waarschijnlijkheid moet beoordelen is bijvoorbeeld dat ze traag ademt (Sekwena & Fontaine, 2018, p.12).

In kader van het EcoWeb project2 werd een verkorte versie van de CEUT (Sekwena &

Fontaine, 2018), namelijk de Components of Emotion Understanding Test – 24 of kortweg CEUT-24 ontwikkeld (Huyghe et al., 2020). Dit instrument werd nog niet gepubliceerd. Het instrument weerhoudt 6 van de 10 scenario’s met telkens 4 vragen per scenario (vandaar 24). De zes situatiebeschrijvingen representeren volgende emoties: kwaadheid, verdriet, angst, trots, schuld en verrassing. Gebalanceerd over de test worden, zoals in de CEUT (Sekwena & Fontaine, 2018), een aantal kenmerken van de emotiecomponenten of het emotiewoord bevraagd. De waarschijnlijkheid van elk van deze kenmerken moet ook worden beoordeeld op een 5-punts Likertschaal (Sekwena & Fontaine, 2018).

2 ECoWeB staat voor Emotional Competence for Well-Being en is een grootschalig Europees project dat

tracht om op een innovatieve manier emotionele intelligentie bij jongvolwassenen te verhogen. Zo wordt onder meer een app ontwikkeld waarin aan jongvolwassenen verschillende taken worden gegeven om hun emotionele competenties te verbeteren.

(27)

Relaties emotionele intelligentie met andere variabelen.

Een belangrijk criterium voor het vaststellen van de geldigheid van een emotioneel intelligentie meetinstrument is de vraag of het instrument uiteindelijk in staat is om bepaalde uitkomsten in belangrijke levensdomeinen te voorspellen (Goldenberg et al., 2006).

De manier waarop emotionele intelligentie gemeten wordt, aan de hand van zelfrapportage vragenlijsten of aan de hand van prestatiegebaseerde instrumenten, bepaalt mee de relaties die teruggevonden worden tussen emotionele intelligentie en belangrijke uitkomstmaten in het leven (Fernández-Berrocal & Extremera, 2016). De literatuur suggereert dat emotionele intelligentie gemeten aan de hand van prestatiegebaseerde instrumenten kleine tot matige positieve relaties vertonen met welzijn; en kleine tot matige negatieve correlaties met psychopathologie (Fernández-Berrocal & Extremera, 2016; Matthews et al., 2006; Salovey et al., 2000).

Onderzoek naar emotionele intelligentie vindt matige positieve correlaties terug tussen subjectief welzijn en de MSCEIT (Mayer et al., 2002) (Sánchez-Álvarez et al., 2016; Brackett & Mayer, 2003). Naast onderzoek met de MSCEIT werd meer specifiek ook de relatie tussen emotiemanagement, gemeten via de STEM (MacCann & Roberts, 2008), en mentaal welzijn aangetoond (Burrus et al., 2012). Meer recent onderzoek wijst bovendien ook de rol aan die emotieregulatie als vaardigheid kan spelen in de relatie tussen emotionele intelligentie en subjectief welbevinden (Extremera et al., 2020). Zo toont onderzoek van Extremera et al. (2020) aan dat emotionele intelligentie gerelateerd is aan subjectief welzijn via specifieke cognitieve emotieregulatiestrategieën.

Emotionele intelligentie, gemeten met behulp van de MSCEIT (Mayer et al., 2002), is ook geassocieerd met depressieve symptomen en symptomen van angst (Brackett & Salovey, 2006). Zo vinden Goldenberg et al. (2006) bijvoorbeeld een zwakke maar statistisch significant negatieve correlatie tussen tussen emotiemanagement, gemeten via de MSCEIT Emotie Management subschaal (Mayer et al., 2002), en depressieve symptomen. Bastian et al. (2005) vonden ook een statistisch significant negatieve correlatie terug met symptomen van angst. Naast onderzoek met de MSCEIT (Mayer et al., 2002) werd de negatieve samenhang tussen emotionele intelligentie en psychopathologie ook aangetoond met meer recente emotionele intelligentie instrumenten zoals de STEM (MacCann & Roberts, 2008). MacCann & Roberts (2008) vonden een negatieve samenhang tussen emotiemanagement en de ervaring van depressieve gevoelens en gevoelens van stress en angst.

Naast onderzoek naar de relatie tussen emotionele intelligentie enerzijds en mentaal welzijn en psychopathologie anderzijds (Fernández-Berrocal & Extremera, 2016); werd in de literatuur ook onderzoek gedaan naar de positieve effecten van emotionele intelligentie binnen de

(28)

context van sociale relaties (Brackett & Salovey, 2006). In meerdere studies uitgevoerd bij studenten vond men een statistisch significant positieve samenhang tussen emotiemanagement, gemeten via de MSCEIT Emotie Management subschaal (Mayer et al., 2002) en de kwaliteit van interpersoonlijke relaties (Brackett & Mayer, 2003; Lopes et al., 2003; 2004; 2005).

Verder toont onderzoek ook aan dat mensen die hoger scoren op emotionele intelligentie zich makkelijker kunnen aanpassen aan alledaagse stressoren in hun omgeving, ook wel omschreven als veerkracht of het vermogen om terug te veren na stressvolle gebeurtenissen (Zeidner et al., 2012; Smith et al., 2008). Zo onderzochten Schneider et al. (2013) de rol van emotionele intelligentie in stresssituaties. De onderzoekers vonden dat individuen met een meer emotionele intelligentie vaardigheden, gemeten via de MSCEIT (Mayer et al., 2002), minder negatieve gevoelens en minder afname van positieve gevoelens ervaarden tijdens de confrontatie met een stressor in de omgeving. Bovendien schatten deze individuen de stresssituatie waarin ze verkeerden ook in als minder bedreigend (Schneider et al., 2013).

Huidige studie

Eerder werden twee uitdagingen binnen de emotionele intelligentie literatuur besproken (cf. Cherniss, 2010; Mestre et al., 2016). Een van deze uitdagingen betreft de nood aan nieuwe prestatiegebaseerde assessmentinstrumenten om emotionele vaardigheden te meten (Cherniss, 2010; Schlegel et. al, 2017).

De voorbije jaren werden enkele nieuwe prestatiegebaseerde instrumenten ontwikkeld voor het meten van de vaardigheden emotieherkenning, emotie-identificatie en emotiebegrip vanuit verschillende (theoretische) kaders (Allen et al., 2014; MacCann & Roberts, 2008; Schlegel et al., 2014; Schlegel & Scherer, 2016; Schlegel et al., 2017; Sekwena & Scherer, 2017). Voor de vaardigheid emotiemanagement (cf. emotieregulatie) of anders gezegd voor het meten van iemands kennis over het omgaan met emoties in bepaalde situaties, bestaat momenteel enkel nog maar de Emotiemanagement subschaal van de MSCEIT (Mayer et al., 2002) en de recenter ontwikkelde STEM (MacCann & Roberts, 2008), inclusief zijn verkorte versie, de STEM-B (Allen et al., 2015). Beide instrumenten meten iemands kennis om met emoties om te gaan in situaties waarbij iemand anders geconfronteerd wordt met een emotie geladen gebeurtenis (Mayer et al., 2002; MacCann & Roberts, 2008). De Emotiemanagement subschaal van de MSCEIT (Mayer et al., 2002) meet daarnaast ook iemands kennis om met emoties om te gaan in situaties waarbij men zelf in een fictieve gebeurtenis geconfronteerd wordt met een bepaalde emotie (Mayer et al., 2002). In tegenstelling tot de MSCEIT (Mayer et al., 2002), is de STEM (MacCann & Roberts, 2008) eerder empirisch dan theoretisch gebaseerd, want dit instrument werd ontwikkeld volgens de Situationele Beoordelingstest benadering (Libbrecht & Lievens, 2012).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat tulpenmo- zaïekvirus (TBV) ook mechanisch kan worden verspreid, is het aan te bevelen om viruszieke planten te verwijderen voor het koppen.. Waakzaamheid geboden TBV hoort

Het is onduidelijk in hoeverre de soort zich op eigen kracht via het Rijn-Main-Donaukanaal (met meer dan 20 sluiscom- plexen) heeft verspreid of is uitgezet in het stroomgebied van

This multi-discipline system comprising two radial magnetic bearings, a four degree of freedom controller, sensors and power amplifiers, require extensive modelling and detailed

It was hypothesized that artists that have produced abstract art in the period of 1900-1950 have been more influential in modern culture than artists that have produced figurative

Door te kijken naar persoonlijke omstandigheden en capaciteiten van mensen én de condities in hun omgeving, ontstaat zicht op de mogelijkheden en belemmeringen van mensen om deel

Contextual theology would therefore include many theologies in Africa such as theology of liberation from colonialism, from neo- colonialism as embodied in the

From the study the following were identified as the biggest needs: Intellectual skills (decision-making and problem-solving); Technical and functional skills (strategy

Specifically, the study explored factors contributing to incest, how incidences of incest become known, different ways that incest can affect the offender, the