• No results found

Vrouwen op een dagbladredactie. Arbeidsbeleving van vrouwen bij NRC Media in 2014

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vrouwen op een dagbladredactie. Arbeidsbeleving van vrouwen bij NRC Media in 2014"

Copied!
154
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

In 1986 verscheen het onderzoek ‘Voor zover plaats aan de perstafel’, waar de positie van vrouwen in de dagbladjournalistiek besproken en in kaart gebracht werd. Nu, bijna dertig jaar later, is het tijd opnieuw aandacht te besteden aan de arbeidsbeleving van vrouwen – niet in het minst omdat sindsdien in Nederland nauwelijks fundamenteel onderzoek naar de ervaring van vrouwen in de journalistiek verricht is. Hoe is de arbeidsbeleving van vrouwelijke journalisten bij NRC Media gezien het feit dat zij werkzaam zijn in een door mannen gedomineerd bedrijf en gezien de specifieke kenmerken van het journalistieke bedrijf?

X

X

X

X

X

X

O

X

X

Marjon Op de Woerd Universiteit van Amsterdam

Vrouwen op een

dagbladredactie

Arbeidsbeleving van vrouwen bij NRC

Media in 2014

(2)

Vrouwen op een dagbladredactie

Arbeidsbeleving van vrouwen bij NRC Media in 2014

Masterscriptie Journalistiek en Media 28 november 2014

Marjon Op de Woerd 10310177

Eerste begeleider: Tweede lezer:

(3)
(4)

Inhoudsopgave

Column NRC - Kledingadvies voor vrouwen - kom niet op de apenrots terecht Fout!

Bladwijzer niet gedefinieerd.

Inleiding... 7

Theoretisch kader... 11

2.1 Onderzoeksomgeving...11

2.1.1 Feminisering...12

2.1.2 Redactiecultuur...14

2.2 Arbeidsdeling naar sekse...17

2.2.1 Achterlopen van vrouwen in journalistieke topfuncties...18

2.2.2 Journalistieke loonkloof...21

2.2.3 Ondervertegenwoordiging vrouwen op de arbeidsmarkt...24

2.3 Stereotiepe verwachtingen en eisen van professionaliteit...26

2.4 Nieuwsopvattingen...31 Methode... 35 3.1 Steekproef...35 3.2 Data verzameling...37 3.2.1 Survey...37 3.2.2 Expert interviews...39 3.3 Data verwerking...40 3.3.1 Survey...40 3.3.2 Expert interviews...41

3.4 Positionering van de onderzoeker...42

Resultaten... 44

4.1 Survey...44

(5)

4.2.1 Arbeidsdeling naar sekse...52

4.2.2 Stereotiepe verwachtingen en eisen van professionaliteit...67

4.2.3Nieuwsopvattingen...76

Conclusie... 78

Column NRC - Hoe overleef ik mijn stage? Tips van een kantoorexpert...81

Referenties... 84 Bijlagen... 88 1. Interviewformulier...89 2. Itemlijst diepte-interviews...90 3. Vragenlijst diepte-interviews...92 4. Analyseschema...96 5. Resultaten survey...153

(6)

Column NRC

22 januari 2014 – Japke-d. Bouma

Kledingadvies voor vrouwen op kantoor - kom niet op de apenrots terecht

Anders dan mannen, die een hulpeloze indruk kunnen maken waar het uiterlijk betreft, weten vrouwen dondersgoed wat wel, en wat niet kan op kantoor. Natuurlijk zie je weleens hangbillen met leggings, Uggs en lange vesten waarvan het idee is dat ze afkleden maar dat helaas niet doen.

Of diepe decolletés waar je ogen als een lange ketting in verdwijnen. Te strakke korte jurkjes die de verkeerde bulten accentueren, opkruipend tricot, lichtzwarte, goedkope panty’s waar het beenhaar doorheen schemert, snorren en uitgegroeide haarverf. Maar dat alles wordt meestal snel gecorrigeerd.

Dat is het voordeel van vrouw zijn in de kantoorjungle: als je iets draagt wat niet goed is laten andere vrouwen dat weten. Mannen hebben advies nodig, vrouwen ‘helpen’ elkaar. Dan zeggen ze dat ze die jurk ook jaren hebben gedragen – in de

vorige eeuw.

Of ze vragen of het licht in je slaapkamer kapot is, of je wordt begroet met ijzig stilzwijgen – dat is het ergste. Vrouwen kleden zich niet voor de mannen op kantoor, vrouwen kleden zich voor elkaar.

Een vrouw die er langer dan een week bijloopt als een sloerie, een verzopen kat of een trapezewerker laat zien: ik ben te

eigenwijs of te bitchy om hieraan mee te doen, óf ik word genegeerd door de andere vrouwen op de leeuwinnenrots. De leeuwinnenrots is hard, want naast inhoud gaat het er ook nog om vorm.

Slechtgeklede vrouwen mogen alleen nog op de apenrots.

Gelukkig is het voor een vrouw best lastig om slechtgekleed te gaan. Ik had ooit een baas die klaagde dat het ‘hier wel een catwalk leek’, zo flamboyant liepen de vrouwen rond. Zo zou

‘Hakken MOETEN op kantoor dames.

Een kantoorvrouw op platte schoenen is een vrouw zonder overzicht, zonder

(7)

het natuurlijk overal moeten zijn. Kantoor ís een catwalk, mensen. Het zou zonde zijn al die uren die je er doorbrengt niet te gebruiken om het feest des levens te vieren.

Ik pleit daarom voor een eigen stylist, een personal dresser, visagie, en een kamer met inloopkast voor elke vrouw op kantoor. En dan drie keer per dag verkleden. Ik wil stoeltjes langs de looppaden en windmachines in elke gang. Verder een kapper, een naaiatelier en een schoenmaker die de hakken even bijpunt.

En oh ja, een stijlicoon is ook wel handig om te hebben. Een voorbeeldvrouw. Een Doutzen, een Ien Dales, een Halle Berry. Van wie je een grote kartonnen pop naast je spiegel zet, die je zwijgend beoordeelt als je bent aangekleed. Ik heb nog wel een advies voor vrouwelijke bazen: schep verwarring. Kleed je ronduit sletterig de ene, en ingetogen truttig de volgende dag.

Zo geef je het signaal dat elke vrouw vrij is te dragen wat ze wil.

Eigenlijk is het enige puntje waar ik streng op ben: hakken. Hakken MOETEN op kantoor dames. Een kantoorvrouw op platte schoenen is een vrouw zonder overzicht, zonder ambitie. Alleen de héle groten kunnen zich platte schoenen veroorloven. Torenen moeten alle anderen, hoog boven alle somberheid uit. Vrouwen met platte schoenen op kantoor horen in het magazijn – tussen de andere dozen.

(8)

Inleiding

Inleiding

“De krant is een meneer. In alle betekenissen van het woord. En dat is hij gebleven, ondanks de vrouwen die zich – vaak in de schaduw – bij hem hebben gevoegd.” Zo begint in 1986 het onderzoek naar vrouwen in de dagbladjournalistiek, in opdracht van Stichting Vrouw en Media.1 Voor zover plaats aan de perstafel (VZPP), een publicatie die ook bijna dertig jaar later nog steeds een herinnering van opwinding oproept bij de vrouwen die destijds de journalistiek betraden. Informatie over de arbeidspositie van vrouwen bij de omroep was er mondjesmaat, maar over vrouwen bij dagbladen was praktisch niets bekend. Els Diekerhof, Mirjam Elias en Marjan Sax concludeerden na hun onderzoek dat niet alleen de omgangsvormen, maar ook de vereiste journalistieke eigenschappen en kwaliteiten ‘mannelijk’ gedefinieerd zijn. Daarnaast bleek uit hun doorwrochte onderzoek dat vrouwen binnen de dagbladjournalistiek minder carrière maakten dan mannen.

Vandaag de dag zijn gelijkheid en emancipatie nog volop in ontwikkeling. Ook in Nederland – ondanks dat het land van bijna 17 miljoen op de eerste plek staat in de Gender Equality Index2 – is er nog geen absolute sprake van gelijkheid. Het toont zich niet alleen in statistieken zoals loonkloof, maar het is ook merkbaar in ons vertoog. Twee dagen nadat minister Lilianne Ploumen op Internationale Vrouwendag trots speecht op de behaalde eerste plek van Nederland, bevestigt de berichtgeving in onze dagbladen dat het niet het hele verhaal is. Dagblad Trouw bericht op 10 maart 2014 “Nederland scoort dramatisch met aantal vrouwen in de top”.3 Uit onderzoek van accountants- en adviesbureau Grant Thornton blijkt dat slechts tien procent van de topmanagers in Nederland vrouw is, zo meldt het artikel. Landen als Botswana, Georgië en Vietnam schieten ons voorbij. Maar het is vooral de eerste zin die opvalt: “Dat Nederlandse vrouwen weinig ambitie hebben om door te dringen tot topfuncties wisten we al”. Welke vrouwen zijn dat? Wie wist dit al? En in hoeverre is dit het geval? Is er sprake van een gebrek aan ambitie, is het een glazen plafond of wellicht een zichzelf versterkende combinatie van voorgaande twee?

De vraag en de bijbehorende discussie zijn van alle tijden. Ook binnen de journalistiek 1 Diekerhof, Elias en Sax, Voor zover plaats aan de perstafel.

2 Ploumen, ‘Stem op een vrouw – bijna alle partijen hebben er een’. 3 Ruijgrok, ‘Nederland scoort dramatisch met aantal vrouwen in de top’.

(9)

is het nog steeds een relevante vraag. Dit onderzoek richt zich specifiek op dagbladen. Moeten wij vrouwen wel zien als een aparte groep binnen de dagbladjournalistiek, of zijn zij tegenwoordig zo geassimileerd in de beroepsgroep dat dit een achterhaald idee is? Binnen de opleidingen journalistiek zijn vrouwen in ieder geval oververtegenwoordigd.4 Als jonge journalistes betreden zij vervolgens de arbeidsmarkt. Toch blijkt dat veel vrouwelijke journalistes de dagbladredactie verlaten na het veertigste levensjaar.5 Ook op de redactie van NRC Media, waar dit onderzoek heeft plaatsgevonden, is de verhouding mannen en vrouwen ongelijk. Kijkende naar de in het colofon genoemde redacteuren is 65 procent man en 35 procent vrouw. Ook het aantal vrouwen in top- en leidinggevende functies binnen het journalistieke dagbladbedrijf is gering, blijkt uit een inventaris van de redactiecolofons. Bij NRC Media is dit binnen de hoofdredactie niet het geval. Twee van de vijf leden van de hoofdredactie zijn vrouw. Onder redactiechefs is de verhouding anders. Binnen de groep van 23 chefs zijn er slechts vijf vrouwen. Waarom is dat? Uit onderzoek blijkt dat 63 procent van wetenschappelijk opgeleide journalisten – zij hebben een master journalistiek afgerond – vrouw is.6 Op HBO-opleidingen is het aantal vrouwelijke afgestudeerde journalisten 55 procent, volgens de HBO-Raad.7 Met alle vrouwelijke nieuwkomers op de journalistieke arbeidsmarkt is het in ieder geval een relevant thema. Want de mensen die op een redactie werken bepalen voor een groot deel de ontwikkeling van de journalistiek als beroepsgroep, de output en dus de levering van journalistiek werk en de nieuwscultuur.

Zoals eerder vermeld, werd in 1986 het onderzoek VZPP gepubliceerd in opdracht van Stichting Vrouw en Media. Nu, dertig jaar later, is het tijd opnieuw aandacht te besteden aan de arbeidspositie- en beleving van vrouwen – niet in het minst omdat sindsdien in Nederland nauwelijks fundamenteel onderzoek naar de ervaring van vrouwen in de journalistiek verricht is. Naast dat het simpelweg relevant is een studie van dertig jaar geleden opnieuw uit te voeren om een vergelijking te kunnen trekken met de resultaten van toen, zijn er zoals eerder behandeld genoeg aanknopingspunten die de huidige relevantie aantonen. Om een vergelijking te kunnen trekken met het onderzoek van destijds, bootst dit onderzoek voor zover mogelijk het onderzoek uit de jaren tachtig na. Hier moet echter bij worden aangemerkt dat de omvang en intensiteit van dit onderzoek beperkter zijn dan het onderzoek onder leiding van Els Diekerhof en er daarom verschillen zijn in de aanpak.

4 Coolpolitics, ‘Gezocht: datajournalist (V).’ 5 Merens, Midden in de Media, 27.

6 Oudheusden, Een verkennend onderzoek naar de nieuwe generatie wetenschappelijke opgeleide journalisten, 42.

(10)

Net als in het oorspronkelijke onderzoek is de centrale onderzoeksvraag gericht op de arbeidsbeleving van vrouwelijke journalisten: Hoe is de arbeidsbeleving van vrouwelijke

journalisten bij NRC Media gezien het feit dat zij werkzaam zijn in een door mannen gedomineerd bedrijf en gezien de specifieke kenmerken van het journalistieke bedrijf?

Om een antwoord te kunnen formuleren op de centrale onderzoeksvraag is een aantal deelvragen geformuleerd. Een aantal deelvragen komt overeen met de in de jaren tachtig gehanteerde vragen, maar gezien de beperktere tijd en omvang van dit onderzoek was selectie noodzakelijk. VZPP onderzocht bijvoorbeeld ook uitvoerig de betrokkenheid van vrouwen bij de formele en informele besluitvorming over het beleid van de krant, de beroepsopvatting van vrouwelijke journalisten en de carrièremobiliteit. Deze thema’s konden helaas niet in volle omvang worden meegenomen in dit onderzoek. Om de arbeidsbeleving van vrouwen in de dagbladjournalistiek – en in dit onderzoek bij NRC Media – te onderzoeken, beantwoordt dit onderzoek de volgende vragen:

1. Is er binnen de journalistiek sprake van een arbeidsdeling naar sekse en wat zijn hier verklaringen voor?

Ondanks dat de stelregel uit het VZPP-onderzoek in de jaren tachtig (een mannenberoep is een beroep dat voor 75 procent of meer door mannen wordt uitgeoefend) niet meer opgaat, is er nog steeds sprake van een redelijk grote mannelijke meerderheid. Volgens het meest recente onderzoek van Alexander Pleijter is het aantal vrouwen in de gehele journalistieke beroepsgroep (dus niet alleen de dagbladbranche) in 2006 opgelopen tot 38 procent.8 Is er sprake van een arbeidsdeling naar sekse?

2. In hoeverre worden vrouwelijke journalisten geconfronteerd met stereotiepe verwachtingen? Hoe beïnvloedt dat de aan hun gestelde eisen van professionaliteit? Door de dominantie van mannen en de cultureel vastgelegde ideeën over mannen- en vrouwengedrag is het interessant te bekijken hoe vrouwen op de redactie omgaan met stereotiepe genderverwachtingen en hoe dit in relatie staat tot de eisen met betrekking tot professionaliteit. De omgangsvormen tussen mannen en vrouwen op een dagbladredactie worden hier nader bekeken.

3. In hoeverre hebben vrouwelijke journalisten andere nieuwsopvattingen dan mannelijke journalisten?

(11)

Een redactie maakt een krant. Is de invloed van gender bepalend voor de uitkomst van de krant? En hoe zien vrouwelijke redacteuren dit?

Om de deelvragen te beantwoorden maakt dit onderzoek gebruik van een survey en semi-gestructureerde expertinterviews, net als VZPP. De survey is uitgerold onder alle redacteuren van NRC Media en behandelt vragen omtrent onder andere promotie, arbeidsbeleving en werkomgeving. Daarnaast zijn met zes vrouwelijke redacteuren expertinterviews gehouden waarin thema’s als loopbaan, arbeidsdeling, omgangsvormen en berichtgeving een rol speelden. Aan de hand van deze twee methoden en de hieruit behaalde resultaten kan een antwoord geformuleerd worden op de centrale onderzoeksvraag.

(12)

Theorie

Theoretisch kader

In de jaren tachtig onderzocht Stichting Vrouw en Media de arbeidspositie van vrouwelijke journalisten bij dagbladen. Ook nu, bijna dertig jaar later, is deze vraag nog altijd – of wellicht opnieuw – relevant. Om uiteindelijk een antwoord te kunnen geven op de centrale vraag ‘Hoe is de arbeidsbeleving van vrouwelijke journalisten bij NRC Media gezien het feit dat zij werkzaam zijn in een door mannen gedomineerd bedrijf en gezien de specifieke kenmerken van het journalistieke bedrijf?’ is het van belang de journalistieke sector en de theorievorming over deze branche in beeld te brengen en te vergelijken met de theorie van dertig jaar geleden. Dit hoofdstuk bestaat naast een omschrijving van de onderzoeksomgeving uit een uiteenzetting van relevante theorie met betrekking tot de drie deelvragen. Ten eerste wordt er ingegaan op de arbeidsdeling naar sekse en wat de verklaring hiervoor kan zijn, ten tweede in hoeverre vrouwelijke journalisten geconfronteerd met stereotiepe verwachtingen en hoe dat de aan hun gestelde eisen van professionaliteit beïnvloedt. Ten derde richt dit onderzoek zich op de nieuwsopvattingen en berichtgeving van vrouwelijke journalisten en of deze afwijkt van mannelijke journalisten.

Deze theorie vormt de basis van het onderzoek dat middels een survey en een aantal semi-gestructureerde diepte-interviews de arbeidsbeleving van vrouwen bij NRC Media in kaart brengt.

2.1 Onderzoeksomgeving

Binnen deze paragraaf wordt allereerst aandacht besteed aan de initiële feminisering van de communicatiesector. Hieruit blijkt dat steeds meer vrouwen het journalistieke onderwijs en de journalistieke arbeidsmarkt betreden. Welke betekenis dit heeft voor de van oorsprong masculiene redactiecultuur en de overige specifieke karakteristieken van een dagbladbedrijf worden in de tweede subparagraaf behandeld. Deze paragrafen dienen voornamelijk als context voor een beter begrip van de onderzoeksomgeving.

(13)

2.1.1 Feminisering

Meer vrouwen studeren journalistiek en meer jonge vrouwen betreden de arbeidsmarkt. Toch zet de doorstroom richting topfuncties zich niet door en haken ze op een gegeven moment af. Er is de laatste jaren een boel veranderd. Eind jaren zestig bestond de Nederlandse beroepsgroep van journalisten voor 95 procent uit mannen.9 Vrouwen werden veelal niet aangenomen. Een simpel bezwaar van de

hoofdredactie tegen het aannemen van vrouwelijke medewerksters bleek voldoende, zo blijkt uit figuur 1.

Midden jaren tachtig is er een verschuiving waarneembaar. De communicatie-sector groeit in zijn totaliteit en vooral in Noord-Amerika en Europa is er naast de groei van de gehele sector ook een toename te zien van het aantal vrouwen dat werkzaam is binnen de sector.1011 Begin jaren negentig heeft deze trend zich doorgezet, als uit een survey uitgevoerd door Van Gaalen-Ordijk blijkt dat twintig

procent van de journalisten op een dagbladredactie vrouw is. Hoogleraar Mediastudies Mark Deuze publiceert in een onderzoek uit 2002 dat het aantal vrouwelijke redacteuren gestegen is tot 33 procent. Niet alleen in Nederland blijkt dit het geval; wereldwijd neemt het percentage vrouwelijke redacteuren toe.12 Toch is de doorstroom niet volledig, Deuze voert aan dat vrouwen vastlopen in de hiërarchie van de organisatie.13

De toename van het aantal vrouwelijke journalisten kent haar oorsprong in de opleidingen journalistiek. Veel van deze opleidingen kennen een oververtegenwoordiging van vrouwelijke studenten. Het is een wereldwijd fenomeen dat ook in Nederland het geval blijkt te zijn. De eerste School voor de Journalistiek in Nederland werd in 1966 opgericht in Utrecht.14 Daarna volgden al snel beroepsopleidingen in Zwolle, Tilburg, Kampen, Ede en Rotterdam. Nederlandse journalisten hebben, in vergelijking met hun buitenlandse collega’s, een lange schooltijd achter de rug. Mark Deuze suggereert in zijn publicatie Wat is 9 Deuze, Journalists in the Netherlands, 67.

10 De Bruin en Ross, Gender and newsroom cultures. Identities at work, 65. 11 Creedon, Women in Mass Communication, 163.

12 Idem, 165.

13 Deuze, Journalists in the Netherlands, 172. 14 Deuze, Wat is journalistiek?, 188.

Figuur 1 - Reactie op sollicitatiebrief door Algemeen Handelsblad in 1967 – (Diekerhof 1986)

3 juni 1967 – Algemeen Handelsblad Geachte mejuffrouw,

In antwoord op uw sollicitatiebrief van 30 juni jl. moeten wij u tot onze spijt mededelen…

…De redactie van het Algemeen Handelsblad bestaat namelijk uitsluitend uit mannelijke journalisten, daar de hoofdredactie bezwaar heeft tegen vrouwelijke medewerksters.

Hoogachtend,

(14)

journalistiek? dat de minimale vereiste voor werken als journalist blijkbaar een afgeronde beroepsopleiding is.15 Het op zak hebben van een bachelordiploma is belangrijk, ondanks dat het beroep geen formele toegangseisen kent.

Een belangrijke ontwikkeling binnen het journalistieke onderwijs is de opkomst van universitaire journalistieke opleidingen. Waar onderwijs in journalistieke vaardigheden eerst voornamelijk een Hogere Beroepsopleiding was, zijn er sinds 2003 ook universitaire afstudeerrichtingen. Door Europese richtlijnen ging de klassieke Nederlandse verdeling tussen beroeps- en wetenschappelijk onderwijs op de schop en ontstonden er journalistieke HBO (beroeps) opleidingen en WO (universitaire) opleidingen.16 Alleen in Nederland zijn er al acht universitaire journalistiekopleidingen. Bij drie van deze opleidingen bestaat een belangrijk deel van het studieprogramma uit praktijkoefeningen. Het gaat om de master Journalistiek en Media (Universiteit van Amsterdam), de master Journalistiek (Rijksuniversiteit Groningen) en de Postacademische Dagblad Opleiding Journalistiek (Erasmus Universiteit). Het doel van deze opleidingen is het afleveren van beroepsjournalisten. Het is deze zogenoemde ‘academisering’ van journalistiek die volgens Suzanne Franks een aantrekkende werking heeft op vrouwen.17

Nieuw is deze academisering niet. Academisch onderwijs in journalistiek begon al in 1908 aan de Universiteit van Missouri in Amerika. Vrouwen realiseerden zich dat het zogenoemde ‘on the job training’ niet voor hen was weggelegd – zo bestonden er bijvoorbeeld wel kopieer-jongens, maar geen kopieer-meisjes – en dus schreven zij zich in grote getale in voor de vakken en opleidingen journalistiek. Destijds was van de eerste lichting studenten 15 procent vrouw, in 1958 was een derde van de 2.500 Amerikaanse studenten journalistiek vrouwelijk en in 1984 representeerden vrouwen 60 procent van alle Amerikaanse studenten journalistiek.18 Het is sinds 1971 dat vrouwelijke studenten op Amerikaanse opleidingen journalistiek een meerderheid vormen.19 De enorme sprongen in aantallen vrouwelijke studenten journalistiek zorgen in de jaren tachtig voor veel aandacht. De disbalans die ontstond en de hierbij horende vragen leidden al snel tot wetenschappelijk onderzoek. Termen als ‘pink collar ghetto’ om het journalistieke onderwijs te omschrijven kwamen daardoor in het vertoog.20

Het zijn niet alleen de jaren tachtig waarin een meerderheid van de studenten 15 Deuze, Wat is journalistiek?, 151.

16 Idem, 188.

17 Franks, Women and Journalism, 7.

18 Delano, Women Journalists: what's the difference?, 275. 19 Idem, 275.

(15)

journalistiek vrouw is. Ook begin deze eeuw is de instroom van vrouwelijke studenten aan opleidingen journalistiek relatief hoog. Uit onderzoek blijkt dat 63 procent van wetenschappelijk opgeleide journalisten – zij hebben een master journalistiek afgerond – vrouw is.21 Op HBO-opleidingen is het aantal vrouwelijke afgestudeerde journalisten 55 procent, volgens de HBO-Raad.22 Toch is de man-vrouwverhouding op dagbladredacties nog altijd scheef. Volgens het meest recente onderzoek van Alexander Pleijter ligt het aantal vrouwen in de gehele journalistieke beroepsgroep in 2006 op 38 procent.23 Er heeft een feminisering van de communicatiesector plaatsgevonden. Deze feminisering is echter zichtbaar in het onderwijs, niet volledig op de daadwerkelijke arbeidsvloer. Kijkende naar jonge journalisten is de man-vrouwverhouding niet scheef. Veel net afgestudeerde journalistes vinden een baan op een nieuwsredactie. In 2002 is de man-vrouwverhouding onder journalisten tot dertig jaar nog 46 respectievelijk 54 procent.24 Ook tot 40 jaar bevinden zich relatief veel vrouwelijke journalisten op dagbladredacties, de verhouding is dan 52-48 procent.25 Mannen zijn wellicht iets in de meerderheid, maar de verhouding is nagenoeg gelijk. In deze zelfde leeftijdscategorie, de categorie tot 40 jaar, heeft een meerderheid van de journalisten een hbo- of wo-opleiding afgerond. Uit de data blijkt dat vrouwen hoger zijn opgeleid dan mannen, een trend die in meerdere beroepsgroepen is terug te zien.26

Ondanks het hoge percentage van vrouwelijke afgestudeerden zien we dit dus niet terug in de cijfers op de werkvloer. De feminisering van de journalistieke sector heeft plaatsgevonden, op opleidingen en de eerste jaren op de arbeidsmarkt. Maar vrouwen verlaten de redactie sneller dan hun mannelijke collega’s en hebben nog altijd moeite met het doorstromen richting topfuncties. Daarom is het nodig de redactiecultuur en specifieke kenmerken van het journalistieke bedrijf in kaart te brengen.

2.1.2 Redactiecultuur

Een onderzoek over journalistiek, dagbladen en de rol en beleving van vrouwen in deze omgeving vergt context over de plaats van onderzoek. Voor veel mensen is het een wonder dat er iedere dag een krant verschijnt. Er moeten constant beslissingen worden genomen en de verscheidenheid aan afdelingen en betrokken mensen is groot. Een redactie is anders dan een afdeling van een gewoon bedrijf. Daarom richt deze paragraaf zich op de redactiecultuur en 21 Oudheusden, Een verkennend onderzoek naar de nieuwe generatie wetenschappelijke opgeleide journalisten, 42.

22 Coolpolitics, ‘Gezocht: datajournalist (V).’

23 Hermans en Pleijter, Nederlandse journalisten in 2010, 10. 24 Deuze, Journalists in the Netherlands, 68.

25 Merens, Midden in de Media, 27. 26 Idem, 27.

(16)

de specifieke kenmerken van het journalistieke bedrijf.

Volgens hoogleraar Mediastudies Mark Deuze behelst een redactiecultuur het normbesef en de beroepsopvatting van journalisten werkzaam binnen een bepaalde redactie, inclusief de daarmee samenhangende manier van werken en met elkaar omgaan.27 In zijn boek Wat is journalistiek? haalt hij het onderzoek van Farin Ramdjan aan die in 2002 onderzoek deed naar Nederlandse redacties en allochtone journalisten. De redactiecultuur werd in haar onderzoek omschreven als “[…] argeloos en stilzwijgend in stand gehouden door een zittende homogene redactiepopulatie”.28 Deuze benadrukt dat de instroom van minderheden en nieuwkomers volgens Ramdjan lijdt onder die “gesloten en moeilijk toegankelijke Nederlandse redactiecultuur”. Er is ook sprake van een ondoorzichtige redactionele hiërarchie en het ontbreken van mechanismen ter bevordering van nieuw (dan wel ander) talent.29

VZPP behandelde in haar onderzoek ook een aantal specifieke kenmerken van de dagbladjournalistiek. Volgens Diekerhof is er sprake van een specifieke organisatiestructuur die gekenmerkt wordt door zowel een strakke hiërarchie als onduidelijke beslissingslijnen. De strakke hiërarchie van Diekerhof lijkt in tegenstelling met wat Ramdjan volgens Deuze typeerde als een ondoorzichtige redactionele hiërarchie, toch valt dit mee. Diekerhof behandelt ook onduidelijke beslissingslijnen, die enigszins overeen komen met wat Ramdjan typeert als ondoorzichtige redactionele hiërarchie.

Niet alleen uit theorie, maar ook uit eigen ervaring als journaliste bij een dagblad, is de hiërarchie niet altijd bepaald door de formele functie. Een chef of adjunct-hoofdredacteur kan lager in de informele hiërarchie staan dan een sterverslaggever die nieuws scoort of mooie voorpaginaverhalen schrijft. Dit is een specifiek kenmerk voor de journalistieke organisatiestructuur- en cultuur. Daarnaast zijn er volgens Diekerhof vele ongeorganiseerde overlegsituaties op dagbladredacties. “Tussen de bedrijven door kan heel wat geritseld en geregeld worden. Veel overleg vindt op ongeregelde momenten in de wandelgangen plaats”, schrijft Diekerhof.30

Aan de andere kant van het spectrum staat de juist strakke hiërarchie die ervoor moet zorgen dat er iedere dag een krant op de mat bij de abonnees valt. Ans Merens, die eerder in dit hoofdstuk al uitgebreid aan bod kwam met haar SCP-onderzoek Midden in de Media, spreekt over een sterke hiërarchie in de media om snelle en duidelijke beslissingen te kunnen

27 Deuze, Wat is journalistiek?, 1. 28 Idem, 98.

29 Idem, 17.

(17)

nemen.31 Zoals ook Diekerhof aanstipt zijn dit vooral beslissingen die de krant van die dag aangaan en wordt dat getypeerd door snelheid en zakelijkheid.32 Een specifiek kenmerk van de media is tenslotte dat er constant beslissingen worden genomen die betekenis hebben op korte termijn. De verschijningsfrequentie van een dagblad is dagelijks. Dit betekent dat er meerdere keren per dag beslissingen genomen worden aangaande inhoud, samenstelling en prioritering. Uiteindelijk is er, dat was vroeger zo en geldt nu nog steeds, één lijdend principe: de deadline.33

Volgens Diekerhof weerspiegelt deze dualiteit in de beslissingsstructuur – strakke hiërarchie enerzijds en onduidelijke beslissingslijnen anderzijds – de karaktereigenschappen die een journalist moet hebben. Aan de ene kant is de journalist iemand die tussentijds moet kunnen ritselen, solistisch kan opereren, en kan lobbyen. Daarnaast moet het iemand zijn die zich gehoorzaam kan neerleggen bij beslissingen zodra een adjunct-hoofdredacteur, chef of chef dag een beslissing neemt.34 De eigenwijsheid en brutaliteit van journalisten verdwijnt soms als sneeuw voor de zon als chef of hoofdredacteur een beslissing neemt.

Dit onderzoek spreekt over dagbladen en de daar vaak veronderstelde masculiene cultuur. Mark Deuze behandelt dit ook in zijn boek Wat is journalistiek? en stelt op basis van Merens onderzoek dat er nu nog slechts incidenteel sprake is van een uitgesproken mannencultuur omdat dit bij jonge mannen niet meer wordt waargenomen. Ook Huub Wijfjes en Bas de Jong vragen in hun onderzoek omtrent ondernemend leiderschap in de journalistiek, vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren van dagbladen hun visie op de redactiecultuur. “De cultuur is van oudsher mannelijk, maar dat is nu aan het kenteren”, zegt Stella Ruisch van De Telegraaf, een van de weinige vrouwen in Nederlandse hoofdredacties.35 Uit cijfers van 2002 en 2003 bleek dat het aandeel van vrouwen onder alle leidinggevenden 22 procent bedraagt, als het gaat om vrouwen in hoofdredacties bij landelijke dagbladen is slechts tien procent vrouw, bij regionale dagbladen 4 procent.36 Marcella Breedeveld herkent zich niet in Ruisch’ opmerking dat zij vroeger meer respect moest afdwingen dan nu. Breedeveld geeft aan de tijd dat vrouwen respect moesten afdwingen nooit te hebben meegemaakt, terwijl zij al sinds begin jaren negentig bij NRC Handelsblad werkt. Volgens het onderzoek bestempelen de

31 Merens, Midden in de Media, 14.

32 Diekerhof, Elias en Sax, Voor zover plaats aan de perstafel, 17. 33 Idem, 16.

34 Idem, 17.

35 Wijfjes en De Jong, De Hoofdredacteur. Over ondernemend leiderschap in de journalistiek, 172.

36 Westerhof, “(Adjunct) Hoofdredacteur m/v. De ondervertegenwoordiging van vrouwen in hoofdredacties bij Nederlandse dagbladen en de factoren die hierbij een rol spelen”, 34.

(18)

overige vrouwen de redactiecultuur ook niet als mannelijk. Bij Trouw en de Volkskrant werken volgens de adjunct-hoofdredacteuren zoveel vrouwen, dat de redactiecultuur niet (meer) masculien is.37

Aan de andere kant blijkt uit antwoorden van deze zelfde vrouwen dat er wel mannelijke aspecten in de redactiecultuur van dagbladen zitten. Esther Lammers van dagblad Trouw beschrijft het als “moeilijk te vatten cultuurtjes” waarin vrouwen zich moeten aanpassen: “Je moet in ieder geval niet al te emotioneel zijn. En niet haantje de voorste willen zijn. Als je helemaal als een man gaat doen, wordt dat juist negatief beoordeeld. Dan ben je weer een haaibaai. Je moet in ieder geval enige hardheid ontwikkelen”.38 Ook Barbara van Beukering, hoofdredacteur van de Amsterdamse krant Het Parool, zegt dat je een “mannelijke vrouw” moet zijn. Stella Ruisch stelt dat vrouwen “heel erg goed” voor zichzelf moeten opkomen, omdat ze anders worden overgeslagen. “Dat is een karaktereigenschap die in de organisatie zit en die zou je mannelijk kunnen noemen.” Naar aanleiding van die woorden bedenkt Telegraaf adjunct-hoofdredacteur Ruisch zich dat het mannelijke toch wel enigszins overheerst.

Omgaan met vrouwelijke stereotypen om te kunnen voldoen aan de professionele eisen, kan op vele manieren. Het is een belangrijk thema binnen dit onderzoek. Paragraaf 2.3 gaat hier uitvoerig op in. Daarnaast is er in de volgende paragraaf, paragraaf 2.2, aandacht voor de arbeidsdeling naar sekse waar vrouwen – zo lijkt het – nog altijd mee te maken hebben.

2.2 Arbeidsdeling naar sekse

De arbeidsmarkt wordt gekenmerkt door een arbeidsdeling naar sekse: vrouwen worden over het algemeen lager betaald en doen werk dat lager gewaardeerd wordt. Het beter betaalde werk en de hoger betaalde functies vallen voornamelijk mannen toe.39 Drie elementen worden hier behandeld: het achterlopen van vrouwen in journalistieke topfuncties, vrouwen in de journalistiek in zijn algemeenheid en de verschillen in salariëring. Ook is er aandacht voor een belangrijke periode in de geschiedenis van NRC Handelsblad: in 2006 werd Birgit Donker de eerste vrouwelijke hoofdredacteur van een landelijk dagblad in Nederland.

37 Wijfjes en De Jong, De Hoofdredacteur. Over ondernemend leiderschap in de journalistiek, 172.

38 Idem, 172.

(19)

2.2.1 Achterlopen van vrouwen in journalistieke topfuncties

De Nederlandse journaliste Emmy Belinfante voorspelde het al in 1928: in de toekomst zal de vrouw net zo goed hoofdredacteur kunnen zijn als een man. Het is een aardige lijst met competenties waar een potentiele vrouwelijke hoofdredacteur volgens haar aan moet voldoen: ze moet gestudeerd hebben, over leiderstalent bezitten, veelzijdig ontwikkeld zijn, maar ook journalistieke aanleg, algemene belangstelling, tact en verantwoordelijkheidsgevoel hebben.40 Belinfante had gelijk, vertelt de geschiedenis ons nu. Maar het duurde wel bijna tachtig jaar voor het zo ver was. In 2006 kent de landelijke Nederlandse dagbladpers haar eerste vrouwelijke hoofdredacteur: Birgit Donker van NRC Handelsblad.

Gezien dit onderzoek naar de arbeidsbeleving van vrouwelijke journalisten bij NRC is het hoofdredacteurschap van Birgit Donker bij deze zelfde krant een interessante periode om nader te bekijken. Donker was tussen 2006 tot 2010 de eerste vrouwelijke hoofdredacteur van een landelijk dagblad in Nederland. Ze is trots op het feit dat NRC de eerste krant was waarbij dit gebeurde.41 Ze stond naar eigen zeggen niet vaak stil bij haar vrouwelijkheid en uitzonderlijke positie, maar werd daar aan herinnerd bij schriftelijke uitnodigingen voor topbijeenkomsten van uitgeverij PCM. “Op die uitnodigingen voor topbijeenkomsten stond altijd ‘heren’. Daar heb ik een keer iets van gezegd, en toen is het ‘Birgit komma heren’ geworden. Dat is ook wel weer leuk.”42 Donker probeerde zoveel mogelijk aanwezig te zijn bij de ochtendvergadering van de krant. Contact met de redacteuren vond ze erg belangrijk. In een interview met Laura van Dam en Bas de Jong geeft ze aan dat ze eens per week een open spreekuur hield waarbij medewerkers konden binnenlopen. Zo probeerde ze zo toegankelijk mogelijk te zijn, met het besef dat er tussen redactie en hoofdredactie altijd een bepaalde afstand is.43 Maar na 3,5 jaar hoofdredacteurschap ontstaat er een discussie over de koers van moederbedrijf NRC Media en de journalistieke autonomie van de krant. Donker en uitgever-directeur Jan Oelderik kunnen het niet eens worden en zien geen andere weg: beiden leggen hun functie neer. Voor de NRC-redactie is het vertrek een grote verrassing. Opvolger van Birgit Donker is de huidige hoofdredacteur van NRC Handelsblad en NRC Next, de uit België afkomstige Peter Vandermeersch.

Volgens Huub Wijfjes en Bas de Jong, die samen een boek schreven over ondernemend leiderschap in de journalistiek, was het ideaalbeeld in de jaren zestig een 40 Wijfjes en De Jong, De Hoofdredacteur. Over ondernemend leiderschap in de

journalistiek, 20.

41 Wijfjes en De Jong, De Hoofdredacteur. Over ondernemend leiderschap in de journalistiek, 40.

42 Idem. 43 Idem, 39.

(20)

coachende hoofdredacteur met een vaderlijke aanpak en uitstraling.44 Het vaderlijke aspect was ook toen niet nieuw. Wijfjes en De Jong schrijven dat men ook in de negentiende eeuw zei dat ‘de man’ de krant maakte in een herkenbare stijl, met sterke opvattingen en met ruggengraat. Kenmerken die blijkbaar uitsluitend werden toegeschreven aan mannen en direct ook als vaderlijk worden getypeerd. In de 20e eeuw was dit niet anders; begin jaren tachtig had er geen enkele vrouw zitting in de hoofdredactie en was het aandeel vrouwelijke chefs van deelredacties gemiddeld 6 procent (8 procent bij landelijke dagbladen, 4 procent bij regionale dagbladen).45

Over het algemeen geldt dat ook in de 21e eeuw ‘de man’ de krant maakt. In 2002 was zes procent van de dagbladhoofdredacties vrouw.46/47 Dit is een onevenredige vertegenwoordiging van het aantal vrouwen dat op dat moment werkzaam is op een dagbladredactie, te weten 23 procent. Een vrouwelijke hoofdredacteur kent het Nederlandse dagbladlandschap op dat moment nog niet. Van het totaal aantal chefs van deelredacties, zowel bij regionale als landelijke dagbladen, was destijds 18 procent vrouw. Alleen kijkende naar de landelijke dagbladen zien we een evenredige vertegenwoordiging van vrouwen als chef van deelredacties, 24 procent van de vrouwen is chef, 26 procent van de gehele redactie is vrouw.48

In 2010 lag het percentage vrouwelijke leidinggevenden in (adjunct)-hoofdredacteur posities in de Nederlandse dagbladjournalistiek op 8 procent, een lichte stijging ten opzichte van 2002.49 Management binnen de journalistiek heeft geen positieve klank. Er is ook niet veel aandacht voor.50 Daarnaast speelt in de jaren tachtig nog het gevoel dat er een constante beschikbaarheid moet zijn als je binnen de hoofdredactie plaatsneemt, een verwachting die het vrouwelijke redacteuren niet makkelijker maakte destijds.51 Maar uit interviews die Josca Westerhof hield met acht vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren blijkt dat er meer meespeelt waarom er minder vrouwelijke leidinggevenden in de krantensector zijn. Vrouwelijke redacteuren vallen te weinig op en hebben minder ambitie, aldus NRC-journaliste Marieke

44 Idem, 8.

45 Diekerhof, Elias en Sax, Voor zover plaats aan de perstafel, 53.

46 Wijfjes en De Jong, De Hoofdredacteur. Over ondernemend leiderschap in de journalistiek, 258.

47 Functies binnen de hoofdredactie, zoals adjunct- of plaatsvervangend hoofdredacteur. 48 Merens, Midden in de Media, 30.

49 Wijfjes en De Jong, De Hoofdredacteur. Over ondernemend leiderschap in de journalistiek, 168.

50 Idem, 11.

(21)

Stellinga.52 Maar nog steeds is de constante beschikbaarheid een belemmering voor vrouwen om in de hoofdredactie plaats te nemen. Volgens de geïnterviewden is een vierdaagse werkweek niet mogelijk als je (adjunct)hoofdredacteur bent en is dat een belemmering voor vrouwen (vooral moeders). Alleen Birgit Donker zei destijds het ‘complete onzin’ te vinden dat je in de hoofdredactie 24 uur per dag beschikbaar moet zijn.53

De International Women’s Media Foundation (IWMF) bracht in 2012 een uitgebreid onderzoek over de status van vrouwen in nieuwsmedia. Wereldwijd onderzocht de organisatie meer dan 500 nieuwsmediabedrijven54 in bijna zestig landen, waarbij dagbladen 48 procent van de onderzoekspopulatie uitmaakten. Hieruit blijkt dat 73 procent van het topmanagement in handen van de man ligt en 27 procent bij vrouwen. In het onderzoek wordt nergens expliciet aangegeven welke functies verstaan worden onder top-management of senior management. Uit de tekst kan worden opgemaakt dat het hierbij gaat om redactionele functies. Een ieder die direct te maken heeft met het maken van de krant valt onder deze categorie. Is dat niet het geval, dan valt die persoon in de categorie Sales, Administratie of Anders. De organisatie deed twee jaar over het onderzoek en deelde de resultaten in per geografische regio. West-Europa, waarbij Nederland niet vermeld werd, toont een zeer lage representatie van vrouwen in de topmanagement lagen. Van de onderzochte landen in deze regio – Frankrijk, Duitsland, Spanje en Verenigd Koninkrijk – zijn de aantallen mannen en vrouwen in de gehele redactie nagenoeg gelijk, slechts aan de top is er een disbalans te constateren. Anders is dit volgens de IWMF in de Scandinavische landen (Denemarken, Finland, Zweden en Noorwegen). De 32 bedrijven die onderdeel waren van het onderzoek demonstreren een nagenoeg gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen, ook in de top.

Tabel 1 - Beroepsstatus wereldwijd in absolute en relatieve aantallen55

Totaal aantal en percentages Gemiddelden Significantie

Niveau Totaal Totaal Totaal Totaal Gem. Gem.

52 Westerhof, “(Adjunct) Hoofdredacteur m/v. De ondervertegenwoordiging van vrouwen in hoofdredacties bij Nederlandse dagbladen en de factoren die hierbij een rol spelen”, 40. 53 Idem, 80.

54 Dagbladen, televisie en radio. Het aantal dagbladen binnen het onderzoek is 253 ten opzichte van 123 televisiestations en 146 radiostations.

55 International Women’s Media Foundation, “Global report on the Status of Women in the News media”, 23.

(22)

man # man % vrouw # vrouw % man # vrouw # Bestuur 1,376 74.1 % 481 25.9 % 196.6 68.7 0.001 Top-level management 1,317 72.7 % 494 27.3 % 188.1 70.6 0.004 Senior management 3,542 61.3 % 2,235 38.7 % 506.0 319.3 0.05 Middelmanagement 7,014 71.3 % 2,817 28.7 % 1,002.0 402.4 0.09 Senior professional 22,076 59.0 % 15,331 41.0 % 3,153.7 2,190.1 0.02 Junior professional 19,438 63.9 % 10,968 36.1 % 2,776.9 1,566.9 0.11 Productie en design 13,315 65.6 % 6,975 34.4 % 1,902.1 996.4 0.02 Technical professional 12,368 73.2 % 4,530 26.8 % 1,766.9 647.1 0.01 Sales/Administratie 20,772 64.4 % 11,458 35.6 % 2,967.5 1,636.9 0.13 Anders 8,545 67.1 % 4,183 32.9 % 1,220.7 597.6 0.08 Totaal 109,763 64.9 % 59,472 35.1 % 10,976.3 5,947.2 0.0004

Binnen het VZPP-onderzoek wordt de arbeidsmarkt gekarakteriseerd door een arbeidsdeling naar sekse. Dit houdt in dat vrouwen over het algemeen lager betaald worden en werk doen dat lager gewaardeerd wordt omdat het beter betaalde werk en de hogere functies voornamelijk door mannen uitgeoefend worden. Ook binnen de journalistiek lijkt dit het geval, bijvoorbeeld als het gaat om salaris.

2.2.2 Journalistieke loonkloof

Volgens de wet mag er in salaris geen onderscheid worden gemaakt tussen mannen en vrouwen. Dat principe is in veel landen doorgedrongen en vastgelegd in het arbeidsrecht. Maar uit onderzoek van de Internationale Federatie van Journalisten in samenwerking met de Central European Labour Studies Institute en de Wage Indicator Foundation blijkt dat dit in de praktijk niet het geval is. Volgens het onderzoek ‘Gender Pay Gap in Journalism’, dat de situatie in 16 landen wereldwijd onderzocht, zijn nergens het arbeidsloon en de secundaire arbeidsvoorwaarden voor vrouwen gelijk aan dat van mannen.

Het instituut maakt onderscheid in een zogenoemde ‘ruwe loonkloof’ en een ‘gelijkwaardige loonkloof’. In de Europese Unie is de ruwe loonkloof -16 procent wat betekent dat vrouwelijke journalisten gemiddeld 16 procent minder verdienen dan mannelijke journalisten. In de voormalige Sovjet-Unie is dit verschil -9 procent, in Centraal en Zuid-Amerika -4 procent. Kijkende naar tabel 1, waar per onderzocht land de ruwe en gelijkwaardige loonkloof is aangegeven, ziet men dat de ruwe loonkloof niet altijd negatief is. Er zijn plaatsen waar vrouwen gemiddeld genomen meer verdienen dan mannen, zoals Tsjechië en Brazilië. Maar van groter belang is de gelijkwaardige loonkloof, die bij geen van de landen een positieve uitkomst toont. Bij de zogenoemde ‘gelijkwaardige loonkloof’ wordt het salaris van medewerkers met een zelfde functieomschrijving, aantal jaar ervaring en niveau met elkaar vergeleken. Nederland scoort hierbij slecht in vergelijking met de andere 14

(23)

onderzochte landen.56 Met een gelijkwaardige loonkloof van 20 procent, kent Nederland na België en Indonesië de grootste gelijkwaardige loonkloof.

Tabel 2 – Mediaanloon van journalisten per geslacht en land, en loonkloof

Land Loon van mannen ($), mediaan Loon van vrouwen ($), mediaan Ruwe loonkloof (%) Gelijkwaardigeloonkloof (%)

België 3646 2586 -29% -25% Indonesië 750 492 -34% -22% Nederland 4294 3095 -28% -20% Oekraïne 836 563 -33% -18% Zuid Afrika 2752 2018 -27% -15% Mexico 1405 1236 -12% -14% Kazachstan 1052 905 -14% -14% Spanje 3085 2474 -20% -12% Verenigd Koninkrijk 3695 3262 -12% -12% Argentinië 1490 1321 -11% -12% Russische Federatie 935 903 -3% -12% Duitsland 3745 3674 -2% -10% Belarus 942 889 -6% -9% Tsjechië 1422 1709 20% -5% Brazilië 1463 1486 2% -5% Finland 3530 3318 -6%

De loonkloof neemt toe met leeftijd. In Nederland toont het onderzoek bijvoorbeeld dat de gelijkwaardige loonkloof -3 procent is bij vrouwelijke journalisten tussen de 15 en 30 jaar. De loonkloof neemt toe bij vrouwen tussen de 30 en 45 jaar en is dan -18 procent. De oudste leeftijdscategorie, 45 tot 65 jaar, kent tevens de grootste kloof, te weten -23 procent in Nederland.57

In Voor Zover Plaats aan de Perstafel wordt dit deels verklaard middels de ‘dubbele arbeidsmarkttheorie’. De biologische functie van vrouwen, het krijgen van kinderen en de daaraan gekoppelde plicht tot verzorgen en opvoeden, kan dus een verklaring zijn voor de minder stabiele en lager betaalde positie van werkende vrouwen. De dubbele arbeidsmarkttheorie stelt dat de arbeidsmarkt niet één homogeen geheel vormt, maar uit twee segmenten bestaat. Een primair segment, gekenmerkt door banen met een relatief hoge arbeidszekerheid, hoog opleidingsniveau, hoge lonen, goede arbeidsomstandigheden en reële promotiekansen en een secundair segment, bestaande uit routinearbeid, lage lonen, laag opleidingsniveau, weinig arbeidszekerheid en geringe promotiekansen.58 Als betrouwbaar gekenmerkte werknemers komen vervolgens op de betere plekken terecht die een hogere status hebben. De zogenoemd ‘zwakkere’ werknemers, zoals de eerder genoemde vrouwen en

56Voor Finland kon de gelijkwaardige loonkloof niet berekend worden.

57 Central European Labour Studies Institute, Gender Pay Gap in Journalism 2012, 13. 58 Vandebroek, Het geslacht van de arbeid: opvattingen over vrouwenarbeid in Belgische katholieke intellectuele kringen (1945-1960), 268.

(24)

allochtonen, maar ook ouderen, belanden in slechtere banen met minder promotiekansen en lagere salarissen.59 Het wordt ook wel de ‘Wet van Sullerot’ genoemd, een bekende theorie uit de jaren zestig die nog altijd toegepast wordt. Een beroep daalt zowel in vergoeding als status naarmate het meer door vrouwen wordt uitgeoefend. Een echt vrouwenberoep zal volgens de theorie van de Franse sociologe Évelyne Sullerot dus nooit hoog in aanzien staan of goed betalen.60

De volgordelijkheid van deze theorie valt te betwisten. Het aanzien van een beroep kan dalen door de toetreding van vrouwen. Anderzijds kan het aanzien van een beroep dalen waardoor ook vrouwen toetreden. Barbara van Balen ziet de theorie van Sullerot als achterhaald. Van Balen promoveerde in 2001 met haar onderzoek naar vrouwelijke hoogleraren in Nederland. Volgens haar moet de status van een beroep eerst dalen en komen daarna pas de vrouwen om de hoek kijken. Als het beroep minder aantrekkelijk wordt voor mannen, kunnen de lege plekken gevuld worden door vrouwen. Daarnaast is er volgens Van Balen sprake van netwerkvorming langs genderlijnen. In ieder geval binnen de wetenschap ziet zij dat mannen vaker door mannen benaderd worden inzake een nieuwe functie en vrouwen vaker door vrouwen. Vooral de gevolgen van deze netwerkvorming langs genderlijnen is problematisch, meent Van Balen. Omdat minder vrouwen in topposities werken, dragen de vrouwennetwerken dus minder mee aan een succesvolle carrière dan de mannennetwerken. Het is een vicieuze cirkel die volgens Van Balen niet door natuurlijk verloop zal worden doorbroken.61

2.2.3 Ondervertegenwoordiging vrouwen op de arbeidsmarkt

De algemene positie van vrouwen op de arbeidsmarkt is van belang voor een juist begrip van vrouwen in de journalistiek. Het verhogen van de arbeidsparticipatie van vrouwen is, zoals geformuleerd in de tweejaarlijks uitgebrachte Emancipatiemonitor van 2012 die in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Werkgelegenheid werd uitgevoerd, een centrale doelstelling van de overheid. Om een beeld te geven van de huidige arbeidspositie van vrouwen in Nederland, geeft dit onderzoek een aantal conclusies van de monitor.

In zijn algemeenheid werken hoger opgeleiden vaker dan lager opgeleiden. Dat geldt voor vrouwen nog meer dan voor mannen. Van de werkzame beroepsbevolking bestaat 44% uit vrouwen. Deze vrouwen zijn echter niet gelijk over de verschillende sectoren verdeeld. De gezondheidszorg is een echte vrouwensector. Binnen de gezondheidszorg zijn acht op de tien 59 Diekerhof, Elias en Sax, Voor zover plaats aan de perstafel, 15.

60 Van de Loo, Het nieuwe onbehagen: op weg naar een derde feministische golf, 48. 61 Balen, Vrouwen in de wetenschappelijke arena

(25)

werkenden vrouwen. Ook binnen het onderwijs, de cultuursector en dienstverlening werken verhoudingsgewijs veel vrouwen. In alle overige sectoren en in hogere functies in het algemeen zijn vrouwen ondervertegenwoordigd. Zo is van de managers met een HBO of WO-opleiding bijna dertig procent vrouw. Wel is er de afgelopen tien jaar sprake van een toename in de arbeidsdeelname van vrouwen. Deze heeft zich echter voornamelijk voorgedaan in deeltijdbanen. Om een idee te geven van deze toename wordt een vergelijking gemaakt in het aantal voltijd en deeltijdbanen van vrouwen over tien jaar. Zo werkten in 2011 19.000 meer vrouwen in een voltijdbaan en 441.000 meer vrouwen met een deeltijdbaan dan in 2001. Deze toename zorgde automatisch voor een afname in het aandeel vrouwen met een voltijdbaan. Vergelijk dit met mannen en een aanzienlijk verschil tekent zich af. Zo had in 2011 73 procent van alle werkende vrouwen een deeltijdbaan, tegenover 19 procent van de mannen.62 De ondervertegenwoordiging van vrouwen in topfuncties in nieuwsbedrijven en de gelijkwaardige loonkloof die groot is in Nederland zijn belangrijke constateringen, in samenhang met de algemene arbeidspositie van de Nederlandse vrouw waar beknopt aandacht aan is besteed. Waarom zijn vrouwen ondervertegenwoordigd en waarom krijgen ze minder betaald voor hetzelfde werk? Vrouwen worden veelal gezien als betere ‘communicators’. Vrouwen worden bestempeld als vriendelijk, beleefd en gericht op het bereiken van consensus.63 Volgens Dorothee Alfermann hebben mannen en vrouwen verschillende posities in de maatschappij. Hun manier van communiceren en de onderlinge interactie is een reflectie van deze sociaal voorgeschreven rol. Vrouwen hebben als groep een lagere sociale status dan mannen, wat zich als een vicieuze cirkel doorzet in het behulpzame gedrag van vrouwen terwijl mannen vanuit hun voorgeschreven sociale status hiërarchie en beslissingsbevoegdheid ‘afdwingen’.64

In VZPP schrijven Diekerhof e.a. dat de vermeende mannelijke superioriteit onderdeel van de cultuur geworden is en door steeds nieuwe generaties mannen en vrouwen geïnternaliseerd en gereproduceerd wordt. Ze benadrukken de theorie van antropologe Gayle Rubin die de culturele ideeën over mannen en vrouwen in beschouwing neemt middels het ‘sekse-geslachtsysteem’. Rubin bedoelt daarmee het geheel van gedragsvoorschriften in de maatschappij waardoor de omgang tussen de seksen wordt gereguleerd. Buiten de economische invalshoek richt Rubin zich ook op het seksuele systeem dat resulteert in 62 Sociaal Cultureel Planbureau en Centraal Bureau voor de Statistiek, “Emancipatiemonitor 2012.”

63 De Bruin en Ross, Gender and newsroom cultures. Identities at work, 71.

64 Fröhlich, Obstacles for Women's Future and Career in Public Relations: Feminine and Feminist Values as a "Friendliness Trap?.

(26)

mannelijke dominantie en vrouwenonderdrukking.65 Het systeem omvat niet alleen de arbeidsdeling tussen de seksen, maar ook de sociale verhoudingen waarin de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen worden geaccentueerd en waarbij van vrouwen ‘vrouwelijk’ gedrag en van mannen ‘mannelijk’ gedrag wordt verwacht. Waar Rubin denkt dat de impliciete en expliciete ideeën over het gedrag van mannen en vrouwen, of beter gezegd hoe ze zich behoren te gedragen, en de daaruit voortvloeiende culturele regels de basis vormen van de vermeende vrouwenonderdrukking in de maatschappij, zo zijn er ook wetenschappers die denken dat zelfs het proberen te doorbreken hiervan een zogenoemde ‘career killer’ is.

Uitgaande van de in deze paragraaf behandelde theorie is er sprake van een arbeidsdeling naar sekse binnen de journalistiek. De doorstroom van vrouwen naar topposities binnen de journalistiek zet zich niet door, ondanks de toename van het aantal vrouwelijke studenten journalistiek en het aantal vrouwen dat de arbeidsmarkt betreedt. Daarnaast verdienen vrouwen nog altijd minder dan mannen met een gelijkwaardig profiel en dezelfde functie.

2.3 Stereotiepe verwachtingen en eisen van professionaliteit

Dit onderzoek poogt de arbeidsbeleving van vrouwen in de huidige dagbladjournalistiek in kaart te brengen. Verwachtingen van de dominante groep – mannen – spelen hierbij een belangrijke rol. Niet alleen in de arbeidsbeleving van vrouwen, ook in de doorstroom naar topposities.

De angst bestaat ook dat de krant nu eenmaal leiders wil met mannelijke eigenschappen. Dit lijkt in overeenstemming met de gedachten van Romy Fröhlich, die tot de conclusie kwam dat er binnen de journalistiek een tweede glazen plafond bestaat. Volgens Fröhlich leiden deze stereotiepe verwachtingen via twee wegen tot de eerdergenoemde ‘career killer’ voor vrouwen. Ten eerste komen de zogenoemde ‘communicatieve vaardigheden’ die vrouwen geacht worden te hebben en andere als vrouwelijk aangeduide karaktertrekken in eerste instantie goed van pas binnen het journalistieke arbeidsveld. Maar het zijn deze trekken die volgens Fröhlich geassocieerd worden met een gebrek aan assertiviteit, slecht conflictmanagement en zwak leiderschap. Daarmee is het voordeel dat vrouwen in de eerdere fase van hun carrière hebben, plots een nadeel voor de doorstroom in hun carrière.66 Ten tweede kunnen vrouwen hun rol en houding veranderen naar aanleidingen van de 65 Diekerhof, Elias en Sax, Voor zover plaats aan de perstafel, 15.

66 Fröhlich, Obstacles for Women's Future and Career in Public Relations: Feminine and Feminist Values as a "Friendliness Trap"?

(27)

professionele eisen die aan hun gesteld worden. Hiërarchie, die aan verandering onderhevig is en de vorm van communicatie tussen mannen en vrouwen beïnvloedt, speelt hierbij mee. Het gender-gerelateerde, en daardoor verwachtte en/of sociaal geaccepteerde gedrag van de vrouw transformeert. Fröhlich wijst er op dat een dergelijke metamorfose, waarbij een vrouw meer op een man probeert te lijken, vaak als negatief bestempeld wordt. Deze metamorfose is volgens Fröhlich vaak ook debet aan de doorstroom naar topposities.67 Een tekortkoming aan deze theorie is de eenzijdige bandering. Er wordt vanuit gegaan dat de metamorfose plaatsvindt van vrouwelijk naar mannelijk. De mogelijkheid dat de verschillende metamorfoses zouden kunnen leiden tot eenduidigere genderrollen in zijn algemeenheid wordt niet besproken of overwogen.

De ondervertegenwoordiging van vrouwen in de dagbladjournalistiek heeft hier volgens Rosabeth Moss Kanter alles mee te maken. In 1977 deed zij onderzoek naar de gedragingen en houdingen van mannen en vrouwen in grote ondernemingen.68 Zij concludeerde dat de getalsmatige ondervertegenwoordiging van vrouwen in een overwegend uit mannen bestaand bedrijf nogal wat repercussies voor haar positie. Wellicht is de term ‘mannenberoep’ te zwaar, maar gezien de ondervertegenwoordiging van vrouwen op krantenredacties, zoals eerder is vastgesteld, behandelt dit onderzoek alsnog de theorie omtrent vrouwen in een door mannen gedomineerd beroep, dan wel masculiene werkcultuur. Kijkende naar de ‘critical mass’ theorie van Kanter – een theorie die veronderstelt dat vrouwen en andere minderheden pas invloed krijgen in de top van een bedrijf als ze van een paar losse uitzonderingen naar een aanzienlijke minderheid van de directie groeien – staat de huidige man-vrouwverhouding voor een ‘tilted’ ofwel gekantelde groep. De meerderheid is simpelweg dominant, maar het aantal vrouwen binnen de dagbladjournalistiek heeft kansen. Als minderheid hebben zij volgens Kanter de kans om onderling verbonden te sluiten en zo de cultuur van de groep te beïnvloeden. Zo kunnen vrouwen in plaats van losse uitzonderingen een samengestelde groep vormen. Ondanks dat deze groep bestaat uit afwijkende individuen is de gemeenschappelijke deler (het vrouw zijn) zo groot dat de groep zich kan differentiëren ten opzichte van de mannelijke meerderheid.69

Binnen de journalistiek vormen mannen de dominante groep die daarmee een stempel drukken op de redactiecultuur, die bestaat uit de daar geldende ongeschreven en geschreven gedragsregels, gewoonten, waarden en normen. Begin jaren tachtig was de cultuur op dagbladredacties uitgesproken masculien. Deze cultuur werd getypeerd door harde 67 De Bruin en Ross, Gender and newsroom cultures. Identities at work, 71.

68 Kanter, Men and women of the corporation, 382. 69 Idem, 382.

(28)

omgangsvormen, discriminerende praktijken, verwachtingen wat betreft 24-uurs beschikbaarheid van journalisten, kenmerken die het voor vrouwelijke journalisten veelal niet makkelijk maakten te (blijven) werken, zo bleek uit onderzoek van Els Diekerhof.7071 Ook nu nog lijkt de redactiecultuur masculiene trekken te vertonen, zoals behandeld in paragraaf 2.1.2.

Een masculiene werkomgeving, of dat nu op een redactie is of in een ‘normale’ werkomgeving, heeft invloed op de gedragingen van de ondervertegenwoordigde groep. Kanter betitelt vrouwen in een mannenorganisatie als ‘token’: ze zijn zowel een uitzondering als een vertegenwoordigster van haar soort.72 Volgens Kanter wordt de proportionele zeldzaamheid van vrouwen geassocieerd met drie percepties: zichtbaarheid, contrast en assimilatie.73 Zij toont dit aan door de volgende waarneming:

X X X X X X O X X X

Als men negen X’en ziet en één O, dan steekt de O nadrukkelijk af bij de rest door de zichtbaarheid. Het is ook mogelijk dat door de grote aanwezigheid van X, O niet gezien wordt. Maar als dit wel gebeurt, dan krijgt de O meer aandacht dan welke X dan ook vanwege haar uitzonderlijkheid. Daarnaast zijn de negen X’en homogener omdat het contrast met O zo groot is. Assimilatie van O met een aantal generalisaties over alle O’s is eenvoudiger dan bij X. X is namelijk met meer en dus is er, wellicht, meer variëteit en individualisering mogelijk.74 Door deze drie perceptuele neigingen wordt een vrouw in veel organisaties gezien als symbolische vertegenwoordiging van een minderheid en niet als individu. Dit betekent dat zij niet als collega wordt gezien, maar dat een enkele vrouw de verantwoordelijkheid draagt voor het functioneren van alle vrouwen in die organisatie. Daarmee is sekse bepalend geworden voor de beoordeling van de prestaties. Pas als deze eerste horde genomen is, volgt een professionele beoordeling volgens Kanter. Deze horde kan van invloed zijn op de doorstroom van vrouwen in hun carrière. Het gaat volgens Kanter niet om een gebrek aan capaciteiten, eerder om de op mannen ingestelde organisatiestructuur. Om zo snel en efficiënt mogelijk beslissingen te kunnen nemen moeten onzekere factoren tot een minimum worden beperkt. Dit conformiteitsprincipe uit zich veelal in een homogene bedrijfstop, die garantie en zekerheid biedt. Daarom is de instandhouding van deze homogeniteit van belang en worden

70 Merens, Midden in de Media, 38.

71 Diekerhof, Elias en Sax, Voor zover plaats aan de perstafel, 12. 72 Diekerhof, Elias en Sax, Voor zover plaats aan de perstafel, 12. 73 Kanter, Men and women of the corporation, 383.

(29)

minderheden (zoals vrouwen, maar ook allochtonen) uit de top geweerd.

Marlies Ott publiceerde in 1985 – aan de hand van Kanters ideeën – haar onderzoek naar de minderheidspositie van agentes en verplegers. Vrouwelijke politieagenten in een stereotype ‘mannenberoep’ en mannelijke verplegers in een zogenoemd ‘vrouwenberoep’. Als homogeniteit te allen tijde van belang is en minderheden uit de top worden geweerd, dan zou dit zelfde moeten gelden voor mannen in vrouwenberoepen. Uit Otts onderzoek blijkt dat niet alle minderheden de dupe worden van het conformiteitsprincipe, maar dat het gaat om stereotypen. Mannen als minderheid in een vrouwenberoep ervaren namelijk een andere positie dan vrouwen als minderheid in een mannenberoep. De mannelijke stereotypen hebben een positieve werking, de vrouwelijke stereotypen niet. Waar naar mannen geluisterd wordt als zij alleen aan het ziekbed verschijnen, worden vrouwen aangesproken op hun verzorgende en dienende taken, eigenschappen die volgens Ott laag in het maatschappelijk aanzien staan.75 De periode die nodig is voordat vrouwen op hun professionaliteit en capaciteiten beoordeeld worden in plaats van op hun sekse heeft volgens Joke Huisman, die ook in de jaren tachtig onderzoek deed naar vrouwen in mannenberoepen, een verlammende werking op promotiekansen en arbeidsmobiliteit.76 Zodra vrouwen die grens bereikt hebben en omhoog klimmen op de arbeidsladder vormt de vrouw een bedreiging voor de mannelijk homogene top. Het mannelijk monopolie in het beroepenveld wordt bedreigd. Een reactie daarop zou het aanspreken van vrouwelijke collega’s op hun sekse zijn om te zorgen dat de uitzonderingspositie in stand blijft. Vrouwen moeten ‘vrouwelijk blijven’, seksueel aantrekkelijk, of verzorgend en moederlijk. Het is een constant schipperen tussen de eisen van professionaliteit en eisen als vrouw. Het is een soort ‘catch 22’, gevangen in een paradoxale situatie waarin het onmogelijk is de gewenste uitkomst te bereiken. Om gezien te worden als ‘goede leider’ is het voor vrouwen van belang hun vrouwelijke gender stereotypen te ontkrachten en juist de aan leiderschap gerelateerde eigenschappen te versterken. Echter, door dat te doen lopen zij het risico over te komen alsof ze een sociale tekortkoming hebben en dus geen ‘goede vrouw’ zijn.77 De stereotypen verbonden aan beide rollen, vrouw zijn en leider zijn, staan lijnrecht tegenover elkaar lijkt het. Aan beide voldoen is praktisch onmogelijk. Karen Ross, die onderzoek deed naar dagbladredacties in Groot-Brittannië, typeert de sociale structuur door mannen als ‘de norm’ te bestempelen en vrouwen als ‘het andere’.78 75 Diekerhof, Elias en Sax, Voor zover plaats aan de perstafel, 13.

76 Idem, 13.

77 Ryan en Haslam, The Glass Cliff: Exploring the Dynamics Surrounding the Appointment of Women to Precarious Leadership Positions, 551.

(30)

Deze – volgens haar op de man gerichte cultuur – zorgt ervoor dat vrouwen volgens Ross de keuze hebben uit een aantal strategieën. De eerste mogelijke strategie is die van inlijving, ook wel ‘one-of-the-boys’- strategie genoemd. Hierbij meten vrouwen zich masculiene eigenschappen aan. Deze strategie wordt volgens Ross geadopteerd om seksisme en de lage sociale status die hoort bij zogenoemd ‘vrouwen werk’ te voorkomen. Anne Philips karakteriseert dit als ‘domesticated feminism’.79 Philips noemt haar strategie, die erg veel overeenkomt met Ross’ strategie van inlijving, “Playing the game by ‘male’ rules”. Hierbij streven vrouwen wel naar gelijke kansen, maar zij doen dit in de op dat moment bestaande cultuur. Deze vorm van feminisme probeert niet de huidige structuur omver te werpen, maar probeert daarbinnen nieuwe mogelijkheden te creëren.80 Ross haar tweede strategie is ‘feminisme’, maar op een andere manier dan Philips. Bij Ross’ feminisme kiezen vrouwen er juist voor een ander geluid te laten horen dan het gebruikelijke. Dit betekent dat vrouwen expres het vrouwelijke geluid over het voetlucht proberen te brengen en ook proberen de cultuur te veranderen of omver te werpen. Daarnaast bestaat er nog een derde strategie, terugtrekking. Hierbij geeft de vrouw de strijd op de werkvloer op. Dit kan resulteren in een freelance bestaan of in een andere beroepskeuze.

In het onderzoek van Ross blijkt ook dat veel van de respondenten zich bedreigd voelen door andere vrouwen. Het begrijpen van de ontwikkeling van intra seksuele competitie onder vrouwen heeft weinig aandacht gekregen, maar het onderzoek hiernaar neemt toe.81 Volgens gedragswetenschapper Karlijn Massar, die promoveerde op onderzoek naar onbewuste jaloezie, maken mensen onbewust een inschatting van de bedreiging van de persoon die een rivaal vormt. Mannen besteden meer aandacht aan dominantie en status, vrouwen aan tekenen van fysieke aantrekkelijkheid en voorplantingspotentieel. Vrouwen voelen zich bedreigd door vrouwen die zich seksueel beschikbaar opstellen en monitoren elkaars kleding en andere vormen van uiterlijkheden.82 Dit bleek ook uit wetenschappelijk onderzoek van Tracy Vaillancourt en Aanchal Sharma die een sociaal experiment uitvoerden onder vrouwen. Om te kijken hoe vrouwelijke studenten reageren op een concurrent, lieten ze deze plaatsnemen in een kamer om zogenaamd over vrouwenvriendschappen te praten. Het echte experiment begon op het moment dat een seksueel aantrekkelijke vrouw de kamer binnenkwam en een enkele vraag stelde. Vanaf dat moment werd de reactie van de student 79 De Bruin en Ross, Gender and newsroom cultures. Identities at work, 146.

80 Idem.

81 Stockley en Campbell, “Introduction: Female competition and aggression: interdisciplinary perspectives”, 1.

82 Massar, “Unconscious Rivals: the Automatic Evaluation of Rivals in Jealousy-evoking Situations”.

(31)

geobserveerd. De binnenkomende vrouw droeg ofwel een spijkerbroek met T-shirt, of een laag uitgesneden blouse met een kort rokje. Bij de laatste outfit waren de reacties vijandig volgens de onderzoekers, vooral als zij de kamer weer had verlaten. Het stigmatiseren van vrouwelijke losbandigheid – ook wel ‘slut-shaming’ genoemd – wordt vaak aan mannen toegedicht, maar uit onderzoek blijkt dat vooral jonge en adolescente vrouwen dit onderling doen.83

Al met al kan gesteld worden dat de bijzondere kwaliteiten en competenties die vrouwen meebrengen op de redactievloer vaak niet op waarde worden geschat en zelfs kunnen leiden tot een nadeel zonder dat vrouwen zich er bewust van zijn. Eerlijkheid, gevoeligheid en vriendelijkheid worden gezien als tekenen van weinig leiderschapskwaliteiten of gebrek aan assertiviteit. Vrouwen met een hardere manier van leidinggeven of het nadrukkelijk tonen van ambitie wordt vaak verweten mannelijk te zijn. In beide gevallen kan het een promotie of waardering negatief beïnvloeden. Het is een soort ‘catch 22’, een paradoxale situatie zonder goede uitkomst. De verticale segregatie van vrouwen in de dagbladjournalistiek wordt wegens dergelijke gender gerelateerde aspecten sterk beïnvloed. 2.4 Nieuwsopvattingen

Iedere dag valt de krant op de mat. Pagina’s nieuws, achtergronden en opinies samengesteld door een verscheidenheid aan redacteuren. In de zoektocht naar de arbeidsbeleving van vrouwen in de dagbladjournalistiek, mag de opvatting over het te maken product niet achter blijven. De selectie, productie en presentatie van nieuws is afhankelijk van de redacteuren van de krant. De rol van gender binnen dit proces is binnen de wetenschap onderwerp van debat. Hoe de vrouwelijke redacteuren hier op reflecteren, is vindbaar in hoofdstuk 4.

Binnen de wetenschap zijn de meningen omtrent de rol van gender in berichtgeving verdeeld. Randal Beam en Damon Di Cicco wijzen in hun artikel ‘When women run the newsroom’ dat niet alleen de individuele gendereigenschappen van redacteuren van belang zijn, maar dat voornamelijk de organisatiestructuur- en cultuur van invloed zijn. Zij karakteriseren dit als ‘werkpleksocialisatie’.84 Aan de andere kant van het debat staan wetenschappers die spreken van ‘gendersocialisatie’, een theorie waarbij vrouwelijke journalisten anders te werk gaan dan hun mannelijke collega’s. Volgens Liesbet van Zoonen zijn het sekse- en genderverschillen die ten grondslag liggen aan nieuwsoutput.

Van Zoonen claimt dat vrouwelijke journalisten andere nieuwswaarden en 83 Tierney, “A cold war fought by women.”

84 Westerhof, “(Adjunct) Hoofdredacteur m/v. De ondervertegenwoordiging van vrouwen in hoofdredacties bij Nederlandse dagbladen en de factoren die hierbij een rol spelen”, 72.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Figuur 2 toont het aantal uitspra- ken dat leerlingen deden die niet binnen een dimensie vielen, zoals uitspraken waarin een leerling aangeeft het verhaal moeilijk te vin-

2p 49 „ Wat wil in dit geval een betrouwbaarheid van 94 % zeggen voor vrouwen die gedurende een jaar Persona gebruiken.. A Dat er bij hen bij 94 van de 100 keer gemeenschap geen

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Deze vragen dienen gericht te zijn op seksuele geweldsmisdrijven in de openbare sfeer (zoals aanran- ding, verkrachting), geweld in de huiselijke sfeer (zoals mishandeling,

Voor een gepassioneerde boombeheerder zou een andere zekerheid natuurlijk veel belangrijker moeten zijn, namelijk de zekerheid dat de twee of drie Latijnse namen die in zijn bestek

Op locaties waar massaria eerder is aangetroffen in dikke risico- takken zal vaker gecontroleerd moeten worden dan op locaties waar massaria nog niet eerder is aangetroffen.

Andere onderwijsvormen en aantal uren dat je daar aan besteedde (bv. groepswerken, papers, ...)

Ze verbleef tijdelijk in een opvang voor kwetsbare, ongedocumenteerde vrouwen, maar toen deze werd ontruimd kwam ze weer op straat terecht.. Op dit moment leeft ze met een