• No results found

Belastingontwijking : een analyse van de CCCTB als oplossing voor de internationale ontwijking van vennootschapsbelasting door multinationals : ontwijking van vennootschapsbelasting door royaltybetalingen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Belastingontwijking : een analyse van de CCCTB als oplossing voor de internationale ontwijking van vennootschapsbelasting door multinationals : ontwijking van vennootschapsbelasting door royaltybetalingen"

Copied!
62
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Master scriptie Fiscale Economie

Faculteit Economie en Bedrijfskunde

Universiteit van Amsterdam

Belastingontwijking: een analyse

van de CCCTB als oplossing

voor de internationale ontwijking

van vennootschapsbelasting door

multinationals

Ontwijking van vennootschapsbelasting door royaltybetalingen

J.J.M. Rumping

10220577

Dhr. L.H. Storm van 's Gravesande 25 juni, 2016

(2)

2

Table of Contents

1.1 Aanleiding van het onderzoek ... 4

1.2 Probleemstelling & deelvragen ... 6

1.3 Onderzoeksopzet ... 7

2. Internationale belastingontwijking door multinationals ... 9

2.1 Inleiding ... 9

2.2 Concurrentie op het gebied van belastingheffing ... 9

2.2.1 Belastingconcurrentie tussen lidstaten ... 9

2.2.2 Belastingconcurrentie tussen bedrijven ... 11

2.3 Afromen winsten door royaltybetalingen ... 12

2.3.1 Wat is een royalty ... 12

2.3.2 Kwalificatieverschil entiteiten ... 13

2.3.3 Cost Contribution Agreement ... 14

2.3.4 Voorbeelden structuren internationale belastingontwijking ... 15

2.4 Gevolgen internationale belastingontwijking ... 20

2.4.1 Gevolgen internationale belastingontwijking voor ontwikkelingslanden ... 21

2.5 Subconclusie ... 23

3. De rol van Nederland in de internationale belastingontwijking door multinationals . 24 3.1 Inleiding ... 24

3.2 Verdragennetwerk Nederland ... 24

3.3 Bronheffing op Rente, Royalty’s & Dividenden ... 25

3.4 Advance Pricing Agreement (APA) & Advance Tax Ruling (ATR) ... 26

3.5 Deelnemingsvrijstelling ... 27

3.6 Gevolgen belastingontwijking via Nederland ... 28

3.7 Subconclusie ... 29

4. Common Consolidated Corporate Tax base ... 30

(3)

3

4.2 Achtergrond ... 30

4.3 Doelstelling CCCTB ... 32

4.4 Voorwaarden CCCTB ... 33

4.4.1 Kwalificerende vennootschappen en groepsdefinitie ... 33

4.4.2 Opting in ... 36

4.4.3 Consolidatie & belastinggrondslag ... 37

4.4.4 Verdeling van de belastinggrondslag ... 39

4.5 Antimisbruikbepalingen ... 41

4.5.1 Controlled Foreign Company ... 42

4.5.2 Switch over bepaling ... 43

4.5.3 Algemene antimisbruikbepaling ... 44 4.6 Subconclusie ... 44 5. Beoordeling CCCTB ... 47 5.1 Inleiding ... 47 5.2 Voordelen van de CCCTB ... 47 5.3 Nadelen van de CCCTB ... 49 5.4 Effectiviteit antimisbruikbepalingen ... 50 5.5 Subconclusie ... 51 6. Eindconclusie ... 53 6.1 Inleiding ... 53 6.2 Eindconclusie ... 53

6.3 Aanbeveling voor vervolgonderzoek ... 56

(4)

4

1. Inleiding

1.1 Aanleiding van het onderzoek

In de afgelopen jaren is er steeds meer controverse ontstaan omtrent internationale belastingstructuren die door multinationale bedrijven worden gebruikt om belasting te ontwijken. Wekelijks staan er in de krant berichten over multinationals die nauwelijks tot geen belasting betalen. Door de globalisering van bedrijven wordt de economie en het betalen van vennootschapsbelasting steeds internationaler. Bedrijfsstructuren worden alsmaar

ingewikkelder. Dit zorgt ervoor dat het voor overheden steeds ingewikkelder wordt om te bepalen welk land bevoegd is om het inkomen van multinationals te belasten. Multinationals gebruiken de verschillen in belastingsystemen om de winsten naar landen te verschuiven waar het betalen van vennootschapsbelasting minimaal is, dit wordt ook wel tax planning genoemd. Multinationals als Apple, Amazon, Starbucks en Zara betalen gemiddeld 5% vennootschapsbelasting1. Apple alleen al heeft in de periode 2009 tot 2012 44 miljard aan belasting ontweken2. De belastingbesparingen van multinationals, door middel van tax planning, zijn zeer omvangrijk. Deze belastingbesparingen spelen dus een belangrijke rol in de bedrijfsvoering van multinationals. Overheden spelen hierop in door het

belastingpercentage te verlagen en buitenlandse investeerders aan te sporen om zich in hun land te vestigen om daarmee hun belastinginkomsten op peil te houden. Nederland wordt in belastingstructuren als doorstroomland gebruikt om winsten zonder heffing te verschuiven. Een belangrijk instrument dat wordt gebruikt voor het verschuiven van deze winsten is het betalen van royalty’s voor het gebruik van intellectuele eigendom. Met het betalen van een royalty wordt de heffing over diverse inkomsten verplaatst van bronlanden naar

belastingparadijzen, waar gewoonlijk weinig tot geen belasting wordt betaald. Het midden- en kleinbedrijf kan niet mee profiteren van deze fiscale routes door middel van

royaltybetalingen vanwege hun nationale karakter. Dit wordt door het midden- en kleinbedrijf beschouwt als groot nadeel van het huidige belastingsysteem binnen Europa.

De OECD en de Europese Commissie spelen een belangrijke rol in het tegengaan van ontwijking van vennootschapsbelasting door tax planning. De G20 bestaande uit 19 grote industriële landen en de Europese unie heeft in 2013 een verzoek neergelegd bij de OECD om een rapport genaamd “Addressing Base Eriosion and Profit Shifting” (BEPS) op te stellen. De OECD heeft hier werk van gemaakt en op 5 oktober 2015 is er een definitief

1 Oxfam Novib 2014b p. 4 2 Ting 2014 p. 40

(5)

5 rapport uitgegeven met 15 actiepunten. Deze actiepunten moeten er volgens de OECD voor zorgen dat grondslagerosie en tax planning van multinationals wordt tegengegaan3. Net als de OECD hoopt de Europese Commissie zo snel mogelijk een oplossing te vinden voor een eerlijk en efficiënt vennootschapsbelastingsysteem binnen Europa. Lange tijd heeft binnen de Europese Unie de nadruk gelegen op het voorkomen van dubbele belastingheffing. De

doelstelling van de Europese Commissie was dan ook om door middel van een duidelijk en transparant belastingsysteem het bedrijfsleven te faciliteren. Door de agressieve tax planning van multinationals is de nadruk echter komen te liggen op het tegengaan van

belastingontwijking4.

De afgelopen vier jaar is er door de Europese Commissie veel gediscussieerd over de Common Consolidated Corporate tax Base (CCCTB) als oplossing voor de internationale ontwijking van vennootschapsbelasting5. De CCCTB is een Europees belastingsysteem welke naast een nationaal belastingsysteem rechtsgeldig is. Vennootschappen die fiscaal inwoner zijn van een Europese lidstaat komen in aanmerking voor de CCCTB. Vennootschappen die in aanmerking komen voor de CCCTB vallen niet meer onder de in de lidstaten geheven nationale vennootschapsbelasting. De verrekenprijsproblematiek ten aanzien van onderlinge transacties tussen groepsmaatschappijen binnen Europese Unie wordt door toepassing van de CCCTB opgelost, aangezien de CCCTB een geharmoniseerde belastinggrondslag kent6. De achterliggende gedachte van CCCTB is dat de belastinggrondslag van een groep

vennootschappen op centraal (EU-)niveau wordt vastgesteld en deze grondslag vervolgens verdeeld wordt over de lidstaten waar de vennootschappen actief zijn. Bovendien maakt de CCCTB grensoverschrijdende verliesverrekening mogelijk tussen kwalificerende

vennootschappen van het concern7. Namens de andere entiteiten van de groep treedt een in een lidstaat gevestigde hoofdbelastingplichtige, de moedervennootschap, op. Vervolgens wordt de winst verdeeld door middel van een verdeelsleutel. De verdeelsleutel is gebaseerd op drie factoren: vaste materiele activa, omzet en arbeid. Het is een streven van de Europese Commissie om door middel van de verdeelsleutel een eerlijk en eenvoudig

winstverdelingsmechanisme te creëren. Het Nederlandse kabinet is echter al van mening dat

3 OECD 2015a

4 Debat orientation ec May 2015. 5 Debat orientation ec May 2015 6 Van de Streek 2011b, p. 180 7 De Wilde 2010, p. 5

(6)

6 landen met een verouderde economie bevoordeeld worden ten opzichte van landen met een meer innovatieve economie en ziet de CCCTB zodoende (nog) niet zitten8.

Met de invoering van de CCCTB tracht de Europese Commissie de rechtsonzekerheid te verminderen9. Grensoverschrijdend opererende bedrijven hebben binnen de Europese Unie te maken met achtentwintig verschillende belastingstelsels. De CCCTB moet volgens de Europese Commissie (EC) zorgen voor opruiming van belastingobstakels, vermindering van administratieve lasten en vereenvoudiging van belastingregels10. Nadat de activiteiten rondom het voorstel van de CCCTB in 2011 een periode hebben stil gelegen, is het voorstel van de Europese Commissie eind 2014 weer opgepakt. In dat kader zijn een aantal

aanpassingen op het voorstel uit 2011 aangedragen11. Deze aanpassingen hebben geleid tot de herlancering van CCCTB in juni 201512.

1.2 Probleemstelling & deelvragen

Deze scriptie zal analyseren in hoeverre de herlancering van de CCCTB in juni 2015 als oplossing kan dienen voor het tegengaan van de internationale ontwijking van

vennootschapsbelasting door multinationals. De probleemstelling die in deze scriptie centraal staat luidt als volgt: In hoeverre kan de CCCTB een oplossing bieden voor het tegengaan van

internationale ontwijking van vennootschapsbelasting door royaltybetalingen?

Met behulp van de volgende deelvragen wordt antwoord gegeven op de hierboven geformuleerde probleemstelling:

• Deelvraag 1: Wat houdt internationale ontwijking van vennootschapsbelasting in en welke gevolgen heeft dit voor de belastinginkomsten?

• Deelvraag 2: Welke rol speelt Nederland bij de internationale ontwijking van vennootschapsbelasting door multinationals?

• Deelvraag 3: Wat houdt de CCCTB in en hoe wordt hiermee getracht de internationale belastingontwijking door royaltybetalingen te voorkomen?

• Deelvraag 4: Wat zijn de voor- en nadelen van de door de Europese Commissie in te voeren CCCTB en hoe effectief zijn de antimisbruikbepalingen tegen de

internationale belastingontwijking door royaltybetalingen?

8 Van de Streek 2011a, p. 76 9 Van de Streek 2011b, p. 69 10Van de Streek 2011a, p. 69 11 EC 2011a, p.1

(7)

7 1.3 Onderzoeksopzet

In deze scriptie wordt onderzocht of de CCCTB als oplossing kan dienen voor de

internationale ontwijking van vennootschapsbelasting. Door het uitgebreide karakter van de internationale ontwijking van vennootschapsbelasting richt deze scriptie zich met name op de betalingen van royaltystromen die de belastingontwijking faciliteren. In dit

literatuuronderzoek worden de volgende bronnen gebruik: Nederlandse - en Europese wetgeving/jurisprudentie, parlementaire stukken, literatuur van de Europese Commissie, OECD en het internationale belastingverdragennetwerk.

Allereerst wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van belastingontwijking op het niveau van multinationals. Hierbij wordt uitgelegd wat dit voor gevolgen heeft voor de overheden van ontwikkelde landen en voor belastinginkomsten van ontwikkelingslanden. Tevens wordt in dit hoofdstuk het begrip royalty behandeld, waarin de rol van royalty’s binnen de internationale belastingontwijking wordt besproken. Bovendien zal hoofdstuk 2 cijfermatige voorbeelden geven om het onwenselijke karakter van de internationale ontwijking van vennootschapsbelasting te benadrukken.

Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de rol die Nederland speelt binnen de internationale ontwijking van vennootschapsbelasting. Nederland wordt in fiscale

constructies veel gebruikt als vestigingsplaats voor een brievenbusmaatschappij. In dit hoofdstuk wordt weergegeven wat Nederland als doorstroomland in de structuren van de internationale belastingontwijking zo aantrekkelijk maakt en wat de gevolgen hiervan zijn.

In hoofdstuk 4 zal allereerst de achtergrond en de doelstelling van de CCCTB worden gedefinieerd. Hierop volgend wordt de CCTB beschreven, welke als voorloper op de CCCTB wordt gezien. De CCCTB zal hierna worden uitgelicht door te beschrijven hoe het in zijn werk gaat en wat de invoering ervan voor gevolgen heeft voor de belastingontwijking door royaltybetalingen. Tevens worden in de hoofdstuk de verschillen tussen de CCTB en de CCCTB met de betrekking tot het tegengaan van belastingontwijking door royaltybetalingen beschreven. Dit hoofdstuk zal afsluiten met een beschrijving van de antimisbruikbepalingen binnen de CCCTB-richtlijn.

Ten slotte worden in hoofdstuk 5 de voor- en nadelen van de CCCTB genoemd om de effectiviteit te kunnen beoordelen voor het tegengaan van internationale belastingontwijking door royaltybetalingen. Tevens zal de effectiviteit van de antimisbruikbepalingen binnen de

(8)

8 CCCTB-richtlijn aan bod komen. Tot slot zal dit hoofdstuk kort ingaan op de effecten van de invoering van de CCCTB op de Nederlandse begroting.

(9)

9

2. Internationale belastingontwijking door multinationals

2.1 Inleiding

Ten gevolge van belastingheffing wordt het bruto inkomen afgeroomd. Een reactie van mensen en entiteiten hierop is logisch. Er zal naar gestreefd worden om het betalen van belastingen indien mogelijk te minimaliseren. De gedragsreacties die hieraan ten grondslag liggen, kunnen worden omschreven door het begrip belastingontwijking13. Zoals vermeld in de inleiding proberen de OECD en de Europese Commissie internationale

belastingontwijking tegen te gaan. Dit hoofdstuk tracht daarmee antwoord te geven op de eerste deelvraag: Wat houdt internationale ontwijking van vennootschapsbelasting in en

welke gevolgen heeft dit voor de belastinginkomsten?

In paragraaf 2.2 wordt concurrentie op het gebied van belastingheffing besproken. Vervolgens zal paragraaf 2.3 zich richten op royaltybetalingen en het doel van deze royaltybetalingen. Aansluitend komen in paragraaf 2.4 de gevolgen van de internationale belastingontwijking voor ontwikkelde en ontwikkelingslanden aan bod. Ten slotte wordt er in paragraaf 2.5 een conclusie gegeven op de hierboven beschreven deelvraag

2.2 Concurrentie op het gebied van belastingheffing

2.2.1 Belastingconcurrentie tussen lidstaten

Lidstaten spelen in de internationale belastingheffing een dubbelrol. Aan de ene kant proberen staten grondslaguitholling te voorkomen door het verscherpen van de nationale belastingwetgeving; aan de andere kant gebruiken lidstaten de nationale belasting (in casu vennootschapsbelasting) om bedrijven aan te sporen zich in hun land te vestigen14.

Voorbeelden van aansporingen van overheden zijn de Nederlandse deelnemingsvrijstelling en het Ierse lage belastingtarief voor industriële bedrijven.

Regelgeving binnen de Europese Unie raakt verder geharmoniseerd. Zo worden sinds de oprichting van Europese Gemeenschap regels omtrent arbeidswetgeving en

milieuvoorschriften Europees gecoördineerd. Uitzondering hierop zijn de belastingstelsels van de verschillende lidstaten, ook wel belastingsoevereiniteit genoemd. Lidstaten zijn binnen de Europese Unie bevoegd om naar eigen denkwijze hun belastingstelsel in te richten,

13 Kavelaars 2013, p. 11 14 Kuithoff 2013, p. 1

(10)

10 wat resulteert in verschillen in nationale belastingsystemen. Lidstaten van de Europese Unie maken gebruik van de verschillen in de fiscale wetgeving om bedrijvigheid aan te trekken. Het gevolg hiervan is dat er een sterke belastingconcurrentie tussen landen ontstaat, die inspringt op fiscaal gemotiveerd gedrag van ondernemingen en dit gedrag versterkt15.

Onder belastingconcurrentie wordt verstaan: verhoging van de welvaart, stimulatie van de economie en verbetering van de belastingpositie van bedrijven ten opzichte van

andere lidstaten door middel van verlaging van het effectieve belastingtarief16. Voor een goed begrip van de beleidsruimte van lidstaten op het gebied van de fiscale wetgeving, is het belangrijk om het verschil uit te leggen tussen negatieve belastingconcurrentie en positieve belastingconcurrentie17. Negatieve belastingconcurrentie betreft maatregelen die

internationaal handelsverkeer in brede zin belemmeren. Deze maatregelen zijn gericht op het behoud van personen, goederen, diensten en/of kapitaal op het nationale grondgebied door negatieve regelgevende reacties op grensoverschrijdende bewegingen18. Hierbij gaat het om discriminatie naar nationaliteit, naar de woon- of vestigingsplaats en bron van inkomen van de belastingplichtige. Deze vorm van belastingconcurrentie heeft niks te maken met versterking van beleidsefficiency en gezonde belastingconcurrentie tussen lidstaten. Dit kan leiden tot “fiscal degradation19” en voordelen (zoals bijvoorbeeld tariefverlaging voor bepaalde vennootschappen) teweegbrengen voor multinationale bedrijven ten opzichte van MKB bedrijven, wat negatieve gevolgen kan impliceren voor de rechtvaardigheid die binnen Nederland wordt nagestreefd20. Tevens bevatten deze concurrentiemaatregelen fiscale antimisbruikbepalingen die enkel en alleen zijn gericht op het tegengaan van het internationaal handelsverkeer.

In tegenstelling tot negatieve belastingconcurrentie bestaat er ook positieve

belastingconcurrentie. Positieve belastingconcurrentie bevat maatregelen die zijn gericht op het behoud van personen, goederen, diensten en/of kapitaal op het nationale grondgebied. Echter, in tegenstelling tot negatieve belastingconcurrentie, beloont positieve

belastingconcurrentie de connectie met het grondgebied van een lidstaat21. Hierbij moet vooral gedacht worden aan het belonen van economische activiteiten binnen een lidstaat.

15 Gribnau & Hamers 2011, p. 4 16 Pinto, 2003, p. 1

17 Van der Vegt 2009, p. 2 18 Van der Vegt 2009, p. 3

19 Het verlies aan belastinginkomsten door landen die zich bezighouden met de verlaging van de belastingen op

inkomsten uit inkomende investeringen, hierover meer in Gribnau & Hamers 2011, p. 5

20 Gribnau & Hamers 2011, p. 5 21 Van der Vegt 2009, p. 3

(11)

11 Elke positieve werking, zoals het belonen van economische activiteiten binnen een lidstaat, kan worden gedefinieerd als positieve belastingconcurrentie. Positieve belastingconcurrentie kan lidstaten dwingen om een ideale mix na te streven met aan de ene kant diensten en- of goederen en aan de andere kant gunstige fiscale tarieven. “Such policy competition between overall national tax systems, leading to budgetary and tax efficiency, is in principle good for everyone22.”

Er zijn 4 verschillende manieren waarmee lidstaten concurreren op het gebied van belastingen: het verlagen van belastingtarieven, het aanbieden van belastinguitwegen, het aanbieden van financiële zekerheden als APA’s en ATR’s ( zie hoofdstuk 3) en het niet naleven van de fiscale handhaving23. Vanuit het oogpunt van de Europese Unie dient te worden opgemerkt dat de positieve concurrentiemaatregelen genormeerd worden door het staatssteunverbod van art. 107 Verdrag werking Europese Unie (voorheen art. 87 Europese Gemeenschap). Onder het begrip staatssteun wordt verstaan: overheidsmaatregelen die voordeel geven aan binnenlandse ondernemingen of instellingen in de vorm van vrijstelling van belasting, korting op leningen of directe subsidies. Op het begrip staatssteun van art. 107 VwEU wordt verder niet ingegaan in deze scriptie.

2.2.2 Belastingconcurrentie tussen bedrijven

Aangezien deze scriptie zich richt op de internationale belastingontwijking door internationaal opererende bedrijven, zal deze de belastingconcurrentie tussen MNC’s (multinational corporation) centraal staan. Zoals in Paragraaf 2.1 beschreven, verstoren belastingen de mededingingsverhoudingen binnen de Europese Unie. Net als concurrentie op het gebied van belastingen tussen lidstaten, vindt er belastingconcurrentie plaats tussen bedrijven. Concurrentie tussen bedrijven is goed voor zowel het bedrijfsleven als de consument. Het zorgt voor zowel gezond ondernemerschap en efficiency voor het bedrijfsleven als lage prijzen en hoge kwaliteit van producten voor de consument. Belastingconcurrentie tussen bedrijven is echter niet goed voor de lidstaten. Wanneer belastingtarieven en belastinginkomsten dalen ten gevolge van tax planning van

internationale bedrijven, zal belastingheffing rusten op de bedrijven en burgers die niet in staat zijn om de voordelen uit tax planning te benutten24. Met het begrip tax planning wordt bedoeld: “het plannen en structureren van de (ondernemings-)activiteiten en de juridische

22 Terra & Wattel 2001, p. 110. 23 Shaxson & O’Hagan 2013, p. 3 24 Shaxson & O’Hagan 2013, p. 3

(12)

12 vorm waarin deze plaatsvinden, met als doel de belastingdruk te verminderen25”.

De informatietechnologie en het eenvoudig kunnen verplaatsen van kapitaalstromen zijn de belangrijkste onderdelen van de hedendaagse globalisering en tax planning. Nationale belastingstelsels en internationaal overeengekomen normen zijn onvoldoende afgestemd op deze nieuwe realiteit26. Bedrijven exploiteren deze mazen in de wet om een belastingvoordeel te behalen ten opzichte van de concurrentie. Bedrijven beproeven het belastingsysteem door middel van agressieve tax planning op zijn solidariteit en elasticiteit, zonder hierbij rekening te houden met de achterliggende gedachte van de wet27. Uiteindelijk zorgt

belastingconcurrentie ervoor dat de rijken proportioneel minder belasting gaan betalen en de armen meer belasting28. Dit heeft als bijgevolg dat de steun van de bevolking voor het overheidsbeleid daalt en er maatschappelijke spanningen ontstaan tussen de rijke en arme gedeelten van de bevolking.

2.3 Afromen winsten door royaltybetalingen

2.3.1 Wat is een royalty

Royalty is het betalen van een vergoeding voor het gebruik van intellectuele eigendom. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen voor het gebruik van een logo, muziek of product. In de landen van waaruit de royalty betaald wordt, wordt gewoonlijk bronheffing ingehouden ook wel Withholding tax genoemd. In belastingverdragen wordt wettelijk geregeld hoeveel de landen aan bronheffing mogen inhouden. Door multinationals worden royaltybetalingen gebruikt om het betalen van belasting zoveel mogelijk te ontwijken. Vanwege het gunstige vestigingsklimaat speelt Nederland een belangrijke rol in deze belasting structuren en het wordt zodoende vaak als doorstroomland gebruikt. Zo kent Nederland onder andere wetsartikel 8c vennootschapsbelasting. Dit artikel stelt dat ‘bij het bepalen van de winst buiten aanmerking blijven de door de belastingplichtige van

onderscheidenlijk aan lichamen of natuurlijke personen die behoren tot het concern waarvan de belastingplichtige deel uitmaakt, ontvangen en betaalde royalty’s’29. In- en uitgaande royalty’s worden dus niet belast in Nederland, mits aan de vereisten van artikel 8c

25Gribnau 2014, p. 8

26OECD 2013, p. 47 & p. 73 27Gribnau 2013, p. 527-548 28Shaxson & O’Hagan 2013, p. 2 29Artikel 8c vennootschapsbelasting

(13)

13 vennootschapsbelasting voldaan wordt. In hoofdstuk 3 wordt verder toegelicht wat Nederland fiscaal zo aantrekkelijk maakt als vestigingsland.

2.3.2 Kwalificatieverschil entiteiten

Kwalificatieverschillen tussen landen worden door multinationals veelvuldig gebruikt in internationale belastingstructuren. Twee soorten kwalificatieverschillen komen het meeste voor binnen internationale belastingstructuren: hybride financieringsconstructies en hybride entiteiten. Een veel voorkomende hybride financiering is een geldlening van een Nederlandse vennootschap aan een buitenlandse groepsmaatschappij. Civielrechtelijk wordt de

verstrekking van de lening gezien als een geldlening. De voorwaarden waaronder de lening wordt verstrekt (achterstalligheid bij alle crediteuren, geen vaste looptijd en

winstafhankelijke rente), kunnen ervoor zorgen dat de geldlening fiscaal als een

kapitaalverstrekking wordt aangemerkt30. Op basis van jurisprudentie in BNB 1998/208

wordt beschreven dat de voordelen van de civielrechtelijke geldlening, in dit geval de rente, onder de deelnemingsvrijstelling worden gerangschikt en dus niet belastbaar zijn. In het buitenland prevaleert de civielrechtelijke vorm en dus is de aan de Nederlandse rechtspersoon verschuldigde rente door de buitenlandse groepsmaatschappij in beginsel aftrekbaar van de winst31. Hierdoor wordt er in het buitenland kunstmatig een aftrekpost gecreëerd waar in Nederland geen belaste rente-inkomsten tegenover staan.

De tweede vorm van kwalificatieverschillen zijn hybride entiteiten. Het is voor samenwerkingsverbanden met het buitenland belangrijk om te toetsen of een lichaam transparant of niet-transparant is. Een entiteit die transparant is wordt niet als zelfstandig belastingplichtige erkend. Fiscaal gezien wordt er doorheen gekeken en de belastingheffing vindt dan ook plaats bij de achterliggende participanten32. Niet-transparante entiteiten worden wel als zelfstandig belastingplichtige gekenmerkt33. Hybride entiteiten zijn lichamen die door het ene land als niet-transparant worden gekenmerkt en door het andere land wel als

transparant worden gekenmerkt. Multinationals maken gebruik van dit kwalificatieverschil om het betalen van belasting te minimaliseren. Voor de beoordeling of een buitenlands lichaam als transparant of niet-transparant kan worden gekenmerkt, dient er gekeken te worden naar 4 verschillende criteria34:

30 Besluit van 30 maart 2001, p. 1 31 Besluit van 30 maart 2001, p. 2 32 Besluit van 18 december 2004, p. 1 33 Besluit van 18 december 2004, p. 1

(14)

14 - Kan het samenwerkingsverband de juridische eigendom hebben van de

vermogensbestanddelen waarmee het de activiteiten uitoefent?

- Zijn alle participanten beperkt aansprakelijk voor de schulden en de andere verplichtingen van het samenwerkingsverband?

- Heeft het samenwerkingsverband een in aandelen verdeeld kapitaal in

civielrechtelijke zin, dan wel kan het kapitaal in maatschappelijke zin gelijkgesteld worden met een in aandelen verdeeld kapitaal?

- Kan er, buiten het geval van vererving of legaat, toetreding of vervanging van participanten plaats vinden zonder dat toestemming nodig is van alle participanten?

Het bestaan van kwalificatieverschillen zorgt ervoor dat er in bepaalde situaties geen belastingheffing plaatsvindt. Multinationals maken hier gebruik van om hun effectieve belastingdruk zoveel mogelijk te verlagen.

2.3.3 Cost Contribution Agreement

CCA (Cost Contribution Agreement) is een contractuele afspraak waarbij de risico’s en de bijdragen, welke gepaard gaan met de door partijen gezamenlijke ontwikkeling van

intellectuele eigendom, worden gedeeld35. Met dien verstande dat de directe voordelen die gepaard gaan met de intellectuele eigendom worden verdeeld over de deelnemers in de CCA. De totale verwachte voordelen per deelnemer moeten consistent zijn met de door elke

deelnemer bijgedragen kosten aan de CCA. Iedere deelnemer wordt effectief eigenaar van een belang in de intellectuele eigendom als gevolg van de activiteit in de CCA. Iedere partij is het dan ook in staat zijn belang in de intellectuele eigendom als gevolg van de activiteit in de CCA te exploiteren. Door middel van een CCA kan de ontwikkeling en de rechtmatige eigenaar van intellectuele eigendom verplaatst worden naar elk land in de wereld.

Multinationals kiezen doorgaans de CCA landen uit met een fiscaal gunstig

vestigingsklimaat. De inkomsten welke kunnen worden herleid aan de CCA worden zodoende minimaal belast. In de volgende paragraaf worden voorbeelden beschreven van internationale belastingstructuren, hierin wordt tevens beschreven wat voor rol een CCA speelt binnen een internationale belastingstructuur.

(15)

15 2.3.4 Voorbeelden structuren internationale belastingontwijking

2.3.4.1 Google

Google is in 1998 opgericht in Californië, Verenigde Staten. In 2011 behaalde Google een omzet van 38 miljard en een winst van 10 miljard. De hierover betaalde effectieve

belastingdruk is 2,4%, terwijl de belastingdruk in de Verenigde Staten en de Europese Unie gemiddeld 35% respectievelijk 20% is36. Het verschil tussen de effectieve belastingdruk van Google en de gemiddelde belastingdruk van de Verenigde Staten en de Europese Unie wordt bewerkstelligd door de geavanceerde belastingstructuur van Google. Voor de

belastingreductie maakt het niet uit of Google, Amazon, Starbucks of Vodafone wordt

geanalyseerd: ze gebruiken min of meer allemaal dezelfde belastingstructuur.

Figuur37: ‘Double Irish Dutch Sandwich’ structuur van google Aangezien de moedermaatschappij van Google gevestigd is in de Verenigde Staten (VS), wordt de wereldwinst van Google belast in de VS. Buitenlandse winst wordt in de Verenigde Staten pas bij een dividenduitkering in de belastingheffing meegenomen. Om de

36 Van den Hurk 2013, p. 2 37 Fuest e.a. 2013, p. 9

(16)

16 belastingheffing in de VS zoveel mogelijk te ontwijken wordt de ‘Double Irish Dutch

Sandwich’ structuur opgezet. Zoals de naam zegt worden er twee Ierse vennootschappen opgericht: een holdingvennootschap en een werkmaatschappij. Tevens wordt een

Nederlandse werkmaatschappij opgericht. Aangezien de feitelijke leiding van de

Holdingvennootschap in de Bermuda zit, wordt de vennootschap vanuit Iers perspectief als trust gezien en zodoende als inwoner van Bermuda. De VS kent daarentegen het

incorporatiestelsel, waarbij de VS kijkt naar het land waar de vennootschap is opgericht. Daarmee beschouwt de VS de holding als een Ierse vennootschap. Dit verschil wordt gekenmerkt als een kwalificatieverschil beschreven in paragraaf 2.3.2.

Om de ‘Double Irish Dutch Sandwich’ structuur te beginnen wordt allereerst in stap 1 de intellectuele eigendom van de Parent company in de VS overgeheveld naar de

IP-holding38. Deze verplaatsing van de intellectuele eigendom gaat gepaard met een buy-in betaling aan de Parent company voor de afrekening van stille reserve. Tevens wordt er een CCA afgesloten tussen de holding en de Parent company wat tot gevolg heeft dat de IP-holding de rechten verkrijgt voor de exploitatie van het intellectuele eigendom van Google in Europa, Afrika en het Midden Oosten. De IP-holding hoeft zodoende geen royalty’s meer te betalen aan de Parent company in de VS. Google verkoopt haar producten, weergegeven in stap 2, voornamelijk online via de operating company in Ierland (Google Ireland limited) aan niet-VS klanten. In deze operating company zijn ruim 2000 werknemers actief voor de verkoop en ontwikkeling van producten van Google. De distributie, marketing en productie activiteiten, stap 3, wordt uitgevoerd door lokale groepsvennootschappen en beloond op basis van de Cost-plusmethode.

De winst behaald uit de verkopen door de Ierse operating company wordt in Ierland belast tegen 12.5%. Deze belastbare winst wordt echter aanzienlijk verlaagd, aangezien de Ierse operating company een hoge aftrekbare royalty (4) betaald aan de IP-holding. Een probleem van deze structuur is nog wel de Ierse bronheffing van 10% op de door de Ierse operating company betaalde royalty aan de IP-holding gevestigd op Bermuda. Om dit probleem te omzeilen wordt, in stap 5, de royalty via een Nederlandse operating company (doorstroomvennootschap) uitgekeerd. De IP-holding kent de Nederlandse

doorstroomvennootschap een licentie voor intellectuele eigendom toe. Daaropvolgend kent de Nederlandse doorstroomvennootschap een sub licentie toe aan de Ierse operating

company. Doordat de royalty nu via Nederland wordt uitgekeerd geldt de Europese rente- en

(17)

17 royalty richtlijn, die de bronheffing op royalty tussen Nederland en Ierland verlaagd naar 0%. De uitkering van de royalty aan de IP-holding door de Nederlandse doorstroomvennootschap is ook belastingvrij, aangezien Nederland geen bronheffing kent op uitgaande royalty’s. Aan welke eisen een doorstroomvennootschap in Nederland dient de voldoen, wordt beschreven in artikel 8c vennootschapsbelasting. Een doorstroomvennootschap is namelijk verplicht een eigen vermogen te hebben van 2 miljoen en het dient tevens economisch eigenaar te zijn van het licentierecht. De ontvangen royalty van de IP-holding is noch in Ierland noch in de Bermuda belastbaar, omdat Bermuda geen winstbelasting kent39.

De VS kent echter nog wel anti-ontgaanswetgeving. Zo wordt de royaltybetaling door de Ierse operating company aan de IP-holding door de VS gekwalificeerd als passief

inkomen. Door middel van Subpart F40 valt dit inkomen onder de fiscale wetgeving van de VS41. Door gebruik te maken van de zogenaamde “check the box” regeling wordt Ierse operating company in de VS als transparant gezien. De royalty betaling tussen de Ierse operating company en IP-holding wordt nu gekenmerkt als een interne transactie en valt dus niet meer onder de fiscale wetgeving van de VS. De structuur van Google wordt hieronder eenvoudig weergegeven:

Figuur42:(EMEA staat voor Europa, Midden Oosten en Afrika)

39 Schoemaker 2012

40 Buitenlands passief inkomen(rente, royalty en dividend) dat is gegeneerd door een entiteit waarin de

moedervennootschap in de Verenigde Staten een direct of indirect belang – gemeten in stemrechten of waarde - heeft van minimaal 50%.

41 Van den Hurk 2013, p. 4 42 Van den Hurk 2013, p. 4

(18)

18 2.3.4.2 Uber

Uber is in 2009 opgericht in San Francisco, Verenigde Staten en het bemiddelt tussen reizigers en aanbieders van personenvervoer in 67 landen. In 2014 behaalde Uber een omzet van 74.5 miljard43. De gemiddelde belastingdruk over de winst van Uber zou in de Verenigde Staten en de Europese Unie gemiddeld 35% respectievelijk 20% moeten zijn. De effectieve belastingdruk verschilt echter aanzienlijk van de gemiddelde belastingdruk en dit wordt

bewerkstelligt door de volgende belastingstructuur:

Figuur44: ‘Double Dutch’. structuur van Uber

Net als Google is de moedermaatschappij van Uber gevestigd in de VS en de wereldwinst wordt tevens belast in de VS. Om de belastingheffing in de VS zoveel mogelijk te ontwijken wordt de ‘Double Dutch’ structuur opgezet. Zoals de naam zegt worden er twee Nederlandse vennootschappen opgericht namelijk: de commanditaire vennootschap (CV) en de operating company (Uber BV). Het hoofdkantoor van Uber CV zit in Bermuda en de achterliggende participanten van de besloten CV vinden hun residentie in de VS. De winst van de CV wordt

43 O’Keefe & Jones 2015 44 O’Keefe & Jones 2015

Parent Company USA CV IP-holder NL/BM Uber BV Operating Company NL Rasier Operating BV Operating Company NL 100% Local Subsidiaries 100% 100% 100% Funding for marketing and support services (5) 100% Ride Price (2) 80% Ride Price (3) 80% Ride Price (4) Royalty (6) Royalty (7) IP Transfer (1)

(19)

19 belast bij de achterliggende participanten en zodoende vindt er geen Nederlandse

belastingheffing plaats. De VS kent daarentegen het incorporatiestelstel, waardoor de CV gezien wordt als een Nederlandse vennootschap. Derhalve is Nederland volgens het

perspectief van de VS bevoegd om te heffen over de belastbare winst van de CV. Dit verschil wordt gekenmerkt als een hybride entiteiten kwalificatieverschil, beschreven in paragraaf 2.3.2.

Om de ‘Double Dutch’ structuur op te zetten, wordt allereerst (stap 1) de intellectuele eigendom van de Parent company in de VS overgeheveld naar de commanditaire

vennootschap (IP-holder). Uber CV betaalt voor deze transactie een eenmalige fee van $1,010,735 en een royalty van 1,45% over de toekomstige omzet van Uber buiten de VS45. Tevens wordt er een CCA afgesloten tussen de Parent company en Uber CV, hierdoor krijgt Uber CV de rechten om de intellectuele eigendom van Uber te exploiteren buiten de VS. In stap 2 vindt de personenvervoer plaats in een willekeurig land buiten de VS. De totale prijs voor deze rit wordt betaald aan Uber BV, waar 48 werknemers werkzaam zijn46. 80% van deze prijs vloeit via Rasier operating BV (stap 3 en 4) weer terug naar de vervoerder. De marketing en support services, weergegeven in stap 5, worden uitgevoerd door lokale groepsvennootschappen. Uber BV betaalt hier een passende vergoeding voor. De winst behaald uit de bemiddeling van personenvervoer wordt in Nederland belast tegen 25% vennootschapsbelasting. Deze belastbare winst wordt echter aanzienlijk verlaagd, aangezien Uber BV een hoge royalty (stap 6) moet betalen aan Uber CV voor het gebruik van de intellectuele eigendom overeengekomen in een “intangible property license agreement”. Per saldo blijft 1% van de omzet (minus kosten van Uber BV belastbaar in Nederland, de rest van de winst wordt door middel van een royalty betaald aan Uber CV. De door Uber CV ontvangen royalty van Uber BV is noch in Nederland noch in de VS belastbaar. Nederland kent namelijk geen bronheffing op uitgaande royalty’s. In de VS worden de CV en de BV gecheckt, ook wel “check the box” genoemd. De CV wordt vanuit VS perspectief als niet-transparant gezien en de BV wordt wel als niet-transparant gezien. De royalty betaling van de BV aan de CV wordt zodoende als een interne transactie gezien en valt dus niet onder het Subpart F inkomen van de VS. Over de inkomende royalty van Uber BV betaalt Uber CV in stap 7 echter wel nog 1,45% aan de Parent company, deze royalty betaling is in de VS belastbaar tegen 35%.

45 O’Keefe & Jones 2015 46 O’Keefe & Jones 2015

(20)

20 Uit de belastingstructuren van Google en Uber valt op te maken dat IP-rijke

multinationals geavanceerde belastingstructuren kunnen gebruiken om hun effectieve belastingdruk zoveel mogelijk te verlagen. Royaltybetalingen spelen hierin een belangrijke rol aangezien deze royalty’s de belastinggrondslag het meest eroderen. Uit onderzoek van de Citizens for Tax Justice blijkt dat Google en Uber niet de enige zijn47. Uit een lijst met 30 bedrijven die het meest belasting ontwijken, blijkt Apple de onbetwiste leider met een vermogen van $181 miljard in belastingparadijzen zoals de Bermuda48.

2.4 Gevolgen internationale belastingontwijking

De wetgever heeft als taak te bepalen hoeveel belasting een belastingplichtige verschuldigd is, met als doel dat iedere belastingplichtige zijn “fair share” aan belasting betaalt. Door de agressieve tax planning gaat het betalen van “fair share” aan belasting voor MNC’s niet op. In het BEPS rapport van 2013 concludeert de OECD dat de huidige fiscale belastingsystemen van de verschillende lidstaten multinationals aanmoedigen om de effectieve belastingdruk te minimaliseren. Multinationals gedragen zich als “free riders”: ze maken gebruik van alle mogelijkheden om zoveel mogelijk winst te behalen zonder iets aan een lidstaat bij te dragen49.

Lidstaten spelen in op de belastingontwijking van multinationals door het statutaire vennootschapsbelastingtarief te verlagen om zo bedrijven aan te sporen zich in hun lidstaat te vestigen50. Een schadelijk gevolg van de verlaging van het vennootschapsbelastingtarief is dat het effectieve vennootschapsbelastingtarief ook afneemt. Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van de hieronder weergegeven afbeelding.

47 CTJ 2015 48 CTJ 2015

49 Oxfam Novib 2013, p. 3 50 Kuithoff 2013, p. 1

(21)

21 Figuur51: ontwikkeling van het statutaire en effectieve

VPB-tarief (%) voor EUR-28 gemiddeld

Het statutaire vennootschapsbelastingtarief in Europa daalde vanaf het jaar 1995 gemiddeld met meer dan 10 procentpunten tot onder de 24% in 2014. Het effectieve belastingtarief daalde vanaf het jaar 2000 met meer dan 6 procentpunten tot onder de 22% in 2013. Zoals eerder beschreven heeft de verlaging van het effectieve belastingtarief en het gunstige belastingklimaat voor multinationals nadelige gevolgen voor het midden- en kleinbedrijf52. Vanwege het nationale karakter is het midden- en kleinbedrijf niet in staat om mee te profiteren van het slim wegsluizen van winsten naar een ander land. Deze vaak onbelaste kapitaalverschuiving naar belastingparadijzen heeft tot gevolg dat het midden- en kleinbedrijf voor de belastinginkomsten van overheden moet zorgen, wat het betalen van “fair share” aan belasting en de hiermee gepaard gaande rechtvaardigheid niet ten goede komt53. Bepaalde overheden hebben dan ook de belastingdruk op immobiele ondernemingen en arbeid verhoogd om toch de gewenste belastinginkomsten te vergaren54.

2.4.1 Gevolgen internationale belastingontwijking voor ontwikkelingslanden

Naast de gevolgen voor ontwikkelde landen, heeft de belastingontwijking een grote invloed op belastinginkomsten van ontwikkelingslanden. In de ontwikkeling van een land wordt belasting gezien als de belangrijkste en meest duurzame financieringsbron55. Voor het creëren van zo’n duurzame financieringsbron wordt ontwikkelingshulp geboden. Dit heeft als

uiteindelijke doel het genereren van voldoende belastinginkomsten voor overheden zodat het bieden van ontwikkelingshulp op de lange termijn niet meer noodzakelijk is. In 2008 heeft Christian Aid berekend dat de verliezen die ontwikkelingslanden lijden door de

belastingontwijking van multinationals ongeveer de 160 miljard bedraagt56, dit is anderhalf keer meer dan de ontwikkelingshulp die geboden wordt. Directeur van Tax Justice Network Africa “Alvin Mosioma” is zelfs van mening dat voor iedere dollar die er in Afrika stroomt 10 dollar weer verdwijnt doordat multinationals hun winsten onbelast overhevelen naar belastingparadijzen57. Dit staat gelijk aan een onbelaste verdwijning van kapitaal ter grootte van 50 miljard. Uit deze cijfers blijkt dat de geboden ontwikkelingshulp aan

51 Eurostat 2014

52 Oxfam Novib 2013 p. 9 53 Gribnau 2014, p. 10 54 Raad van de EU 2015a, p. 6 55 Oxfam Novib 2013 p. 4 56 Christain Aid 2008, p. 2 57 Zijlstra 2013

(22)

22 ontwikkelingslanden niet in verhouding staat tot de winsten die onbelast worden

overgeheveld naar belastingparadijzen door multinationals.

Een andere reden voor de grote invloed van belastingontwijking op

ontwikkelingslanden is de afhankelijkheid van natuurlijke grondstoffen als: koper, nikkel, goud, ijzer en platina. Voor de exploitatie van deze natuurlijke grondstoffen zijn kennis en investeringen nodig. Ontwikkelingslanden zijn zelf niet in staat om deze grondstoffen te ontwikkelen. Ten einde deze natuurlijke grondstoffen te exploiteren worden multinationals benaderd deze exploitatie op zich te nemen58. Multinationals maken gebruik van de

afhankelijke posities van ontwikkelingslanden door financiële stimulansen af te dwingen bij onderhandelingen over de exploitatie van de grondstoffen. Advocaten, accountants en andere experts worden voor onderhandeling naar betreffende ontwikkelingslanden gestuurd om doormiddel van hun kennis en ervaring zoveel mogelijk belastingsubsidies en andere

belastingvoordelen te genereren59. Deze “race to the bottom” zorgt voor meer voordelen voor de multinationals en hun aandeelhouders dan voor de bevolking en overheden van de

ontwikkelingslanden. De belastingsubsidies en andere belastingvoordelen zijn niet

toegankelijk voor binnenlandse bedrijven wat eerlijke concurrentie niet ten goede komt60. Hierbij speelt geheimhouding nog een belangrijke rol. De inhoud van de overeenkomsten tussen overheden van ontwikkelingslanden en multinationals wordt niet bekend gemaakt. Het is voor organisaties als de G20 en de OESO dus ingewikkeld om deze vorm van

belastingontwijking tegen te gaan, omdat ze vaak niet weten wat er wordt overeengekomen tussen de ontwikkelingslanden en de multinationals. Oxfam Novib heeft in 2011 berekend dat door middel van verbeteringen in de belastingheffing van ontwikkelingslanden de

belastinginkomsten kunnen groeien met 269 miljard61. Het doel van de G20 en de OESO is om door middel van hun BEPS action plan verbeteringen in de belastingheffing van

ontwikkelingslanden te realiseren. Echter, tachtig procent van de overheden is uitgesloten van het besluitvormingsproces over het BEPS action plan 1van de G20 en de OESO62. Ondanks het feit dat belastingontwijking voornamelijk voorkomt in ontwikkelingslanden (geen OESO landen), worden deze ontwikkelingslanden niet betrokken bij het nemen van maatregelen om belastingontwijking tegen te gaan. Dit heeft tot gevolg dat elke overeenkomst de belangen

58 Christain Aid 2008, p. 4 59 Christain Aid 2008, p. 5 60 Oxfam Novib 2014a, p. 8 61 Itriago 2011, p. 60 62 Oxfam Novib 2014a, p. 12

(23)

23 van de OESO landen behartigt en daarmee niet de landen waar voornamelijk

belastingontwijking plaatsvindt. 2.5 Subconclusie

Deze paragraaf tracht antwoord te geven op de volgende deelvraag: Wat houdt internationale

ontwijking van vennootschapsbelasting in en welke gevolgen heeft dit voor de belastinginkomsten?

Binnen de internationale belastingheffing kennen lidstaten een dubbelrol. Aan de ene kant richten staten zich op het voorkomen van grondslaguitholling door middel van het

verscherpen van de nationale belastingwetgeving; aan de andere kant maken lidstaten gebruik van de nationale belasting om bedrijven aan te sporen zich in hun land te vestigen63.

Multinationals gebruiken de verschillen in belastingsystemen om tax planning (“het plannen en structureren van de (ondernemings-)activiteiten en de juridische vorm waarin deze plaatsvinden, met als doel het verminderen van de belastingdruk64) toe te passen. Uit

bijvoorbeeld de betaalde belasting van Google en Uber valt op te maken dat IP-rijke

multinationals geavanceerde belastingstructuren gebruiken om hun effectieve belastingdruk zoveel mogelijk te verlagen. Royaltybetalingen spelen hierin een belangrijke rol, aangezien deze royalty’s in de geavanceerde belastingstructuren de belastinggrondslag het meest eroderen. Deze internationale belastingontwijking heeft verregaande gevolgen voor ontwikkelingslanden. Christian Aid heeft in 2008 berekend dat de ontwikkelingslanden verliezen van rond de 160 miljard lijden ten gevolge van de belastingontwijking van multinationals65. Dit is anderhalf keer meer dan de ontwikkelingshulp die aan deze landen wordt geboden. Vanwege het gunstige vestigingsklimaat speelt Nederland een belangrijke rol in de internationale belastingontwijking. In het volgende hoofdstuk wordt beschreven wat Nederland als vestigingsland zo voordelig maakt.

63 Kuithoff 2013, p. 1 64 Gribnau 2014, p. 8 65 Christain Aid 2008, p. 2

(24)

24

3. De rol van Nederland in de internationale belastingontwijking door multinationals

3.1 Inleiding

Nederland beschikt over een fiscaal gunstig vestigingsklimaat. Multinationals vestigen zich dikwijls in Nederland om gebruik te maken van de fiscale voordelen die Nederland biedt. Het uitgebreide fiscale netwerk wordt veelvuldig gebruikt om de internationale

belastingontwijking van vennootschapsbelasting te faciliteren. President Barack Obama noemde Nederland in 2009 zowaar een belastingparadijs66. Nederland is volgens voormalig staatssecretaris Frans Weekers echter geen belastingparadijs. Volgens de staatssecretaris heeft Nederland vooral veel voordeel van de geldstromen die door Nederland lopen67. Dit

hoofdstuk tracht daarmee antwoord te geven op de tweede deelvraag: Welke rol speelt

Nederland bij de internationale ontwijking van vennootschapsbelasting door multinationals?

In paragraaf 3.2 wordt het verdragennetwerk van Nederland beschreven. Vervolgens zal in paragraaf 3.3 bronheffing op rente, royalties en dividenden centraal staan. In paragraaf 3.4 worden de Advance Pricing Agreement en de Advance Tax Ruling besproken.

Daaropvolgend komt de deelnemingsvrijstelling in paragraaf 3.5 aanbod. Vervolgens

beschrijft paragraaf 3.6 de gevolgen van belastingontwijking via Nederland. Ten slotte wordt in paragraaf 3.7 de subconclusie van hoofdstuk 3 beschreven.

3.2 Verdragennetwerk Nederland

Belastingverdragen hebben als doel dubbele belastingheffing voorkomen. Daarnaast gebruikt de Nederlandse overheid belastingverdragen om bedrijven aan te sporen zich in Nederland te vestigen. 80% van de grootste multinationals in de wereld hebben zich reeds in Nederland gevestigd68. Zo berekende de Volkskrant op 23 januari 2013 dat multinationals door middel van belastingverdragen in 2011 57 miljard aan geldstromen naar Nederland en weer uit Nederland sluisden. Momenteel heeft Nederland met circa 105 landen een belastingverdrag afgesloten.

Personen kunnen, krachtens artikel 1 OESO-modelverdrag, belastingverdragen inroepen indien zij inwoner zijn van één of van beide verdragsluitende lidstaten. In artikel 4 OESO-modelverdrag wordt uitgelegd wanneer je als een inwoner van een verdragsluitende

66 NRC 2009 67 Havenkort 2013

(25)

25 staat wordt aangemerkt. Je bent een inwoner van een verdragsluitende staat indien je volgens de verdragsluitende staat “liable to tax” bent69. Het merendeel van de OESO lidstaten, waaronder Nederland, beschouwt “liable to tax” als theoretische of formele

onderworpenheid70. Deze onderworpenheid staat, in tegenstelling tot materiele

onderworpenheid, verdragsinwonerschap in het geval van een subjectieve vrijstelling niet in de weg71. Nederland is na de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk het land met de meeste verdragen. Een nieuw gesloten belastingverdrag zorgt gemiddeld voor een stijging van de directe buitenlandse investeringen met 20% ten opzichte van hetzelfde land zonder een belastingverdrag. Voor een dienstverleningsland als Nederland spelen verdragen dus een belangrijke rol, de Nederlandse regering zal er dan ook alles aan doen om verdragen

omvangrijk en actueel te houden. Zo kan het voorbeeld geschetst worden van Brazilië waarbij Nederland al sinds 2002 pogingen onderneemt om het belastingverdrag uit 1990 te

moderniseren. Brazilië heeft Nederland momenteel zelfs op een grijze lijst gezet, omdat het van mening is dat Nederland een “privileged” belastingsysteem heeft72. Deze maatregel belemmert de handel met Braziliaanse entiteiten, wat de belastinginkomsten niet ten goede komt. Een ander onderdeel van het fiscaal gunstige vestigingsklimaat van Nederland is de afwezigheid van bepaalde bronheffingen. Deze bronheffingen worden in de volgende paragraaf beschreven.

3.3 Bronheffing op Rente, Royalty’s & Dividenden

De aantrekkingskracht van Nederland als vestigingsland is groot ten opzichte van andere landen. Het ontbreken van bronheffing op uitgaande rente en royalty’s, ongeacht of het een verdragsland is of niet, speelt hierin een belangrijke rol73. Ontvangen rente en royalty’s worden daarentegen wel in de belastingheffing meegenomen, maar de buitenlandse

belastingheffing kan met de Nederlandse winstbelasting verrekend worden. De bronheffing op uitgaande dividenden naar niet-verdragslanden bedraagt in Nederland 15%74. Door belastingverdragen is het belastingpercentage op uitgaande dividenden echter aanzienlijk minder. Het gemiddelde belastingtarief van Nederland op uitgaande dividenden ligt rond de 3.6%75. Nederland combineert het grote verdragennetwerk met lage bronheffingen om zo de

69 Pötgens 2011, p. 1

70 Par. 8.6 van het commentaar op art. 4 OESO-modelverdrag 71 Pötgens 2011, p.2

72 Wiebes 2016, p.2 73 Lejour & van ’t Riet, p.11

74 R.P.C.W.M. Brandsma, Cursus Belastingrecht Div.bel.0.3.0 75 Lejour & van ’t Riet, p.11

(26)

26 fiscale concurrentiepositie ten opzichte van andere landen te verbeteren en om directe

buitenlandse investeringen aan te trekken. Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en België zijn een van de weinige landen die het voorbeeld van Nederland volgen. Het Verenigd Koninkrijk heft zelfs helemaal geen belasting op uitgaande dividenden. Deze landen beschikken net als Nederland over een groot verdragennetwerk en een laag

belastingpercentage.

3.4 Advance Pricing Agreement (APA) & Advance Tax Ruling (ATR)

De Advance Pricing Agreement de Advance Tax Ruling hebben grote invloed op het fiscale vestigingsklimaat van Nederland. Vooraf kunnen ondernemingen namelijk aan de

Belastingdienst zekerheid vragen omtrent grensoverschrijdende transacties tussen gelieerde lichaam, ook wel een Advance Pricing Agreement genoemd. De APA76 is een belangrijk

onderdeel van de Transfer Pricing tussen gelieerde ondernemingen. Om een APA af te sluiten, dient er gedetailleerde informatie over de beoogde rechtshandelingen/transacties te worden verstrekt aan de Belastingdienst. Hiernaast dient nog informatie verstrekt te worden over de mogelijke vaste inrichtingen die van belang kunnen zijn. Omdat door middel van een APA zekerheid vooraf wordt verkregen over de vaststelling van verrekenprijzen in

internationaal verband, zullen de gevolgen van deze goedkeuring zich meestal niet beperken tot de Nederlandse belastinggrondslag. Een APA kan daarom ook worden gesloten met een, twee of meerdere belastingautoriteit(en). Na overleg tussen de betrokken Belastingdiensten wordt bij overeenstemming een vaststellingsovereenkomst opgesteld. Deze overeenkomst wordt vervolgens door de landen van de betrokken Belastingdiensten erkend.

Naast APA kan er ook een ATR worden aangevraagd bij de Belastingdienst. Een ATR77 geeft vooraf zekerheid over voorgenomen transacties of samengestelde transacties. Voor een ATR dient evenveel gedetailleerde informatie over de voorgenomen transacties te worden verstrekt aan de Belastingdienst als bij een APA. Een ATR kan bijvoorbeeld worden aangevraagd omtrent de toepassing van de deelnemingsvrijstelling of internationale

structuren waarin hybride financieringsvormen of hybride rechtsvormen betrokken zijn. Een ATR kan in tegenstelling tot een APA alleen worden gesloten met de Nederlandse

Belastingdienst en is zodoende te allen tijde unilateraal. Een APA/ATR is gemiddeld voor een periode van 4-5 jaar geldig. De zekerheid, die multinationals vooraf krijgen doormiddel

76 Besluit van 3 juni 2014, DGB 2014/3098 77 Besluit van 3 juni 2014, DGB 2014/3098

(27)

27 van een APA/ATR, heeft een positieve werking op directe buitenlandse investeringen van deze multinationals in Nederland.

3.5 Deelnemingsvrijstelling

De deelnemingsvrijstelling speelt binnen het Nederlandse belastingsysteem een onmisbare rol. De Hoge Raad hanteert voor de deelnemingsvrijstelling het ‘ne bis in idem beginsel’78.

De deelnemingsvrijstelling voorkomt dat winst die al belast is bij de dochtermaatschappij niet nog een keer wordt belast bij de moedermaatschappij79. Waardeveranderingen zowel positief als negatief zijn niet belast of aftrekbaar. Dubbele belastingheffing wordt dus voorkomen door de deelnemingsvrijstelling. Nederlandse vennootschappen worden door middel van de deelnemingsvrijstelling in staat gesteld te concurreren op buitenlandse markten op basis van een gelijkwaardige fiscale positie80. Multinationals maken gebruik van deze fiscaal gunstige

wetgeving door een vennootschap in Nederland op te richten en deze als

doorstroomvennootschap te gebruiken. Vaak worden hoofdkantooractiviteiten van

internationaal opererende concerns dan ook via een Nederlandse vennootschap uitgeoefend81. De belangrijkste voordelen van de deelnemingsvrijstelling worden hieronder weergegeven82:

• Het is een volledige vrijstelling voor zowel dividenden als vermogenswinsten; • De financieringskosten met betrekking tot een deelneming kunnen worden

afgetrokken door de moedermaatschappij;

• De liquidatieverliezen van de deelneming zijn aftrekbaar;

• De deelnemingsvrijstelling is in beginsel al toepasbaar bij een percentage van 5%. De Moeder-dochterrichtlijn heeft er binnen de Europese Unie voor gezorgd dat de invloed van de deelnemingsvrijstelling sterk is afgenomen. Door de Moeder-dochterrichtlijn is het verschil in de behandeling van binnenlandse en buitenlandse belangen weggenomen83. De Moeder-dochterrichtlijn draagt hierdoor bij aan de geleidelijke opheffing van beperkingen in het internationale handelsverkeer. In de volgende paragraaf wordt beschreven wat de

gevolgen zijn van de belastingontwijking via Nederland.

78 Hoogendoorn 1986, p. 2

79 Artikel 13 lid1 Wet Vennootschapsbelasting 1969 80 Kamerstukken II 2005/06, 30572 nr. 3

81 Kamerstukken II 2005/06, 30572 nr. 3 82 Kamerstukken II 2005/06, 30572 nr. 3

(28)

28 3.6 Gevolgen belastingontwijking via Nederland

Een veel door multinationals in Nederland gebruikte rechtsvorm is de bijzondere financiële instelling (bfi), ook wel brievenbusmaatschappij of doorstroomvennootschap genoemd. Deze bfi’s worden geregistreerd door De Nederlandsche Bank op grond van de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994. Bfi’s zijn de primaire schakels in de financieringsactiviteiten van internationale concerns: ze trekken financiële middelen aan uit het buitenland en zetten dit ook weer uit in het buitenland. De waarde van deze financieringsactiviteiten, voornamelijk rente, royalty’s en dividendstromen, werd in 2010 geschat op €4000 miljard84. De

financieringsactiviteiten, welke in Nederland door middel van bfi’s worden uitgevoerd, dragen jaarlijks naar schatting € 3 tot € 3,4 miljard bij aan de Nederlandse economie in de vorm van belastingen, loonkosten en diensten die zij inkopen bij zakelijke dienstverleners. Het aantal fulltime banen dat hiermee gecreëerd wordt, ligt tussen de 8800 en 1300085. Tegenover de voordelen die de bfi’s genereren, staat het reputatierisico van Nederland om als ‘belastingparadijs’ te worden gezien. Zo heeft SEO in 2011 berekend dat

ontwikkelingslanden €145 miljoen misliepen als gevolg van belastingverdragen met Nederland86.

Volgens Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO), dat in opdracht werkt van Oxfam Novib, is het bedrag dat ontwikkelingslanden misliepen door middel van verdragen met Nederland veel hoger. Volgens hun berekeningen verliezen ontwikkelingslanden ten minste rond de 460 miljoen per jaar (gemiddeld over 2009-2011)87. Inmiddels hebben verscheidene ontwikkelingslanden, waaronder Mongolië, hun

belastingverdrag met Nederland opgezegd. Multinationals in Mongolië maakten oneigenlijk gebruik van het verdrag met Nederland met oog op het nultarief voor

deelnemingsdividenden, hierdoor liep Mongolië de belastingopbrengst van de exploitatie van zijn natuurlijke rijkdommen mis88. Voormalig staatssecretaris Weekers heeft pogingen ondernomen om de opzegging van het verdrag te voorkomen, maar dit heeft niet tot het gewenste resultaat geleid89. Sinds januari 2014 is er dan ook sprake van een verdragloze situatie met Mongolië. Uit een rapport van SOMO in 2015 over de mijnindustrie in

Griekenland komt tevens naar voren dat Nederland de ontwijking van Griekse bronbelasting

84 Kerste e.a. 2013b, p. 11 85 Kerste e.a. 2013a, p. 11 86 Kerste e.a. 2013b, p. 95 87 Oxfam Novib 2013, p.1 88 NRC 2013

(29)

29 faciliteert en zodoende het economisch herstel van Griekenland ondermijnt90. Deze

facilitering van Nederland staat in contrast met de maatregelen, waarmee Nederland heeft ingestemd, die zijn genomen door de EU en de ECB om de economie in Griekenland te herstellen91.

3.7 Subconclusie

Deze paragraaf tracht antwoord te geven op de volgende deelvraag: Welke rol speelt

Nederland bij de internationale ontwijking van vennootschapsbelasting door multinationals?

Nederland speelt ogenschijnlijk een belangrijke rol in de internationale belastingontwijking. De aantrekkingskracht van Nederland is groot ten opzichte van andere landen. Het

omvangrijke verdragennetwerk van Nederland wordt veelvuldig gebruikt om de bronheffing op passief inkomen zoveel mogelijk te verlagen. Het ontbreken van bronheffing op uitgaande rente en royalty’s, ongeacht of het een verdragsland is of niet, speelt hierin een belangrijke rol92. Naast de bronheffing heeft de APA/ATR praktijk een belangrijke functie binnen het

gunstige Nederlandse vestigingsklimaat. Doormiddel van een APA/ATR wordt vooraf

zekerheid verkregen omtrent verrekenprijzen en of voorgenomen (samengestelde) transacties. Deze zekerheid zorgt voor een stijging van de directe buitenlandse investeringen in

Nederland. De deelnemingsvrijstelling zorgt voor het wegnemen van dubbele belasting binnen concern verband. De invloed van de deelnemingsvrijstelling is echter sterk afgenomen door de invoering van de moeder-dochter richtlijn93.

Dat Nederland een belangrijke rol speelt bij de internationale ontwijking van vennootschapsbelasting blijkt uit het feit dat de waarde van het passieve inkomen dat door Nederlandse bfi’s stroomt, in 2010 geschat wordt op €4000 miljard. Dit bedrag is circa 5 keer zo groot als het Nederlands BNP in hetzelfde jaar. Dat er ook nadelen kleven aan het gunstige vestigingsklimaat wordt duidelijk gemaakt door ontwikkelingslanden als bijvoorbeeld

Mongolië. Mongolië heeft inmiddels het belastingverdrag met Nederland opgezegd aangezien het de belastingheffing op natuurlijke rijkdommen, door middel van Nederlandse bfi’s,

misliep. In het volgende hoofdstuk wordt de Common Consolidated Corporate Tax Base besproken. Binnen dit begrip wordt de nadruk gelegd op royaltybetalingen, welke door multinationals het meest worden gebruikt om belasting te ontwijken.

90 SOMO 2015 91 SOMO 2015

92 Lejour & van ’t Riet, p. 11

(30)

30

4. Common Consolidated Corporate Tax base 4.1 Inleiding

Binnen de Europese Unie wordt al jaren gesproken over een geharmoniseerde grondslag voor de vennootschapsbelasting; de Common Consolidated Corporate Tax Base. De huidige belastingsoevereiniteit en het gebrek aan coördinatie tussen de verschillende belastingstelsels binnen de Europese Unie leidt tot internationale ontwijking van vennootschapsbelasting door multinationals. Dit hoofdstuk tracht daarmee antwoord te geven op de derde deelvraag: Wat

houdt de CCCTB in en hoe wordt hiermee getracht de internationale belastingontwijking door royaltybetalingen te voorkomen?

In paragraaf 4.2 zal in vogelvlucht de geschiedenis van een geharmoniseerde Europese

grondslag worden beschreven. Vervolgens zal in paragraaf 4.3 de doelstelling van de CCCTB centraal staan. In paragraaf 4.4 worden de voorwaarden van de CCCTB besproken.

Daaropvolgend komen de antimisbruikbepalingen in paragraaf 4.5 aanbod. Ten slotte wordt in paragraaf 4.6 de subconclusie van hoofdstuk 4 beschreven.

4.2 Achtergrond

De totstandkoming van het voorstel van de CCCTB heeft veel tijd gekost. In maart 2000 kwam de Europese Raad bij elkaar in Lissabon. Tijdens deze bijeenkomst werd het volgende doel gesteld: “ De meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld worden”94. Vervolgens is er in mei 2001, als onderdeel van Fiscaal beleid in de Europese Unie, een onderzoek gestart naar de heffing van vennootschapsbelasting in de interne markt95 van de Europese Unie. In dit onderzoek werd geconcludeerd dat de vennootschapsbelasting in de interne markt inefficiënties creëert. Dit ondermijnt het concurrentievermogen van bedrijven in de Europese Unie met een verlies van welvaart tot gevolg. In de mededeling die volgde op het onderzoek werden verscheidene maatregelen besproken. Zo werd er gesproken over een Europees vennootschapsbelasting-systeem en Common (Consolidated) Base

Taxation als oplossing voor inefficiënties in de interne markt96. De oorsprong van de CCCTB bevindt zich dus al in het jaar 2001.

94 Commissie van de EG 2001, p. 3 95 Commissie van de EG 2001, p. 3 96 Commissie van de EG 2001, p. 24

(31)

31 Op 17 juni 2002 bracht het Economisch en Sociaal Comité advies uit over de

vennootschapsbelasting97. Zij concludeerden dat: “de VPB-stelsels een belemmering vormen voor grensoverschrijdende economische activiteiten op de interne markt en daarmee afbreuk doen aan het internationale concurrentievermogen van de Europese bedrijven”98. Het advies van het Economisch en Sociaal Comité was hiermee in lijn met de uitkomsten van de Europese Raad in 2001. In 2003 werd door de Europese Commissie het standpunt van de Europese Raad uit 2001 herhaald. De enige manier waarop inefficiënties in de interne markt opgelost kunnen worden, is het creëren van een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting op de activiteiten van ondernemingen in de gehele Europese Unie99. Juli 2004 is er actie ondernomen door de Europese Commissie en is er werkgroep opgericht met afgevaardigden uit alle EU-lidstaten100. Deze werkgroep heeft als taak gekregen het uitzoeken van de mogelijkheden voor een gemeenschappelijke

heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting. Vanaf 2004 is er dus begonnen aan het concept en de technische vormgeving van de CCCTB.

In de mededeling van de Europese Commissie, Europa “2020” genoemd, is in maart 2010 geconcludeerd dat de doelstelling uit 2000 niet is gehaald101. De kredietcrisis werd als voornaamste oorzaak genoemd voor het niet behalen van de doelstelling uit 2000. Vervolgens is er in oktober 2010 een tweede mededeling aan het Europees Parlement gedaan. Hierin werden 50 voorstellen aangedragen om binnen de Europese Unie beter samen te werken, te ondernemen en zaken te doen102. Nummer 19 bevat het volgende voorstel: “indiening in 2011 van een richtlijnvoorstel voor een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting”103. Op 16 maart 2011 heeft de Europese Commissie

vervolgens het voorstel van de richtlijn betreffende een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag (CCCTB) voor vennootschappen gepubliceerd. 8 weken na indiening van het voorstel overleefde het voorstel ternauwernood de gele kaart procedure104. Het minimum aantal gele kaarten dat nodig is om de Europese Commissie te dwingen tot een

97 EG 2002, p. 1 98 EG 2002, p. 1 99 Commissie van de EG 2003, p. 4 100 Commission Ecofin 2004, p. 4 101 EC 2010a, p. 8 102 EC 2010b, p. 2 103 EC 2010b, p. 20

104 Elk Europees lidstaat heeft 2 stemmen. Als een derde van de stemmen van de nationale parlementen, in casu

18 van de 56, van mening is dat het onderwerp van een wetsvoorstel niet op Europees niveau, maar op landelijk, provinciaal of gemeentelijk niveau thuishoort, dan zal de Europese Commissie het voorstel moeten

(32)

32 heroverweging, werd op vier stemmen na niet gehaald105. De CCCTB werd in 2011 als

belangrijk onderdeel gezien van het herstel van financiële stabiliteit binnen de Europese Unie. Vandaar dat de commissie-Juridische Zaken heeft getracht de voorgestelde CCCTB-Richtlijn te baseren op artikel 136 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU). Voor de totstandkoming van de CCCTB-richtlijn op grond van artikel 136 VwEU volstaat een kwalificerende meerderheid. Artikel 136 VwEU zou de totstandkoming van de CCCTB-Richtlijn hebben versneld. Het voorstel van de CCCTB-Richtlijn is echter gebaseerd op artikel 115 VwEU, de Raad van de Europese Unie dient zodoende unaniem toestemming te geven106 voor de totstandkoming.

Op 15 juni 2015 heeft de Europese Commissie een actieplan gepresenteerd voor een billijker en efficiënter vennootschapsbelastingsysteem binnen de Europese Unie107. Hierin worden belangrijke wijzigingen van de CCCTB-richtlijn in vergelijking met het voorstel uit 2011 beschreven. Het actieplan bestaat uit een reeks initiatieven die een einde moeten maken aan belastingontwijking, de duurzaamheid van de inkomsten moeten garanderen en de interne markt moeten versterken voor het bedrijfsleven. In de hierop volgende paragrafen van

hoofdstuk 4 zal worden ingegaan op het voorstel van de CCCTB-Richtlijn uit 2011 en de beoogde wijzigingen in 2015. Meer specifiek zal ingegaan worden op de maatregelen tegen de belastingontwijking door middel van royaltybetalingen.

4.3 Doelstelling CCCTB

De Europese Unie heeft met de CCCTB als primair doel de interne markt te versterken door het voor bedrijven makkelijker en goedkoper te maken om grensoverschrijdend te opereren binnen de Europese Unie108. Het zou bedrijven in staat stellen om een enkele aangifte te doen voor al haar activiteiten binnen de Europese Unie via één belastingdienst, ook wel one-stop-shop genoemd. Het ontbreken van gemeenschappelijke regels voor de

vennootschapsbelasting leidt vaak tot overbelasting en dubbele belasting109. Hierbij komen nog bij de zware administratieve lasten en hoge nalevingskosten welke als zeer nadelig worden ervaren door bedrijven. Het voorstel voor een gemeenschappelijke

belastinggrondslag garandeert de samenhang van de nationale belastingstelsels, maar harmoniseert de belastingtarieven echter niet. Eerlijke concurrentie op het gebied van

105 Van der Streek 2012, p. 1 106 Van der Streek 2012, p. 2 107 EC Pers, p. 1

108 Vakstudie Vennootschapsbelasting, art. 8b Wet VPB 1969, aant. 5.7.3, p. 1 109 EC 2011a, p. 4

(33)

33 belastingen zorgt voor meer transparantie en lidstaten kunnen daarbij rekening houden met hun concurrentieklimaat en budgettaire behoeften110. Met de invoering van de CCCTB wordt getracht een gelijk speelveld te creëren zodat het midden- en kleinbedrijf mee kan profiteren van de Europese interne markt111112. Tevens heeft de CCCTB ten doel de mogelijkheden voor agressieve fiscale planning en ongewenste winstverschuivingen door middel van Transfer (mis)Pricing te beperken113. Tenslotte is de CCCTB belangrijk voor de herinrichting van de belastingstelsels binnen de EU en de verschuiving naar groeivriendelijker en groenere vormen van belastingheffing. Zodoende vormt de CCCTB een essentieel onderdeel van de strategie van de Europese Commissie genaamd: ‘Europa 2020’114115.

4.4 Voorwaarden CCCTB

Het begrip CCCTB bestaat uit vier delen en kan als volgt worden gedefinieerd116117:

• Common: binnen de Europese Unie geldt voor alle lidstaten een gemeenschappelijk stelsel van regels en deze regels worden door alle lidstaten toegepast.

• Consolidated: de winsten en verliezen van alle groepsmaatschappijen wordt bij elkaar opgeteld en dit nettoresultaat wordt verdeeld volgens een bepaalde verdeelsleutel onder de lidstaten van de desbetreffende groepsmaatschappijen.

• Corporate: het gaat om belastingheffing van vennootschappen.

• Tax Base: de winst van een onderneming is het voorwerp van de heffing. De belastinggrondslag is gedefinieerd als inkomsten, verminderd met het bedrag van vrijgestelde inkomsten en aftrekposten.

4.4.1 Kwalificerende vennootschappen en groepsdefinitie

Een vennootschap kwalificeert voor de CCCTB richtlijn indien het voldoet aan twee

voorwaarden welke zijn beschreven in artikel 2 lid 1. De vennootschap heeft een rechtsvorm van een EU-lidstaat welke beschreven is in bijlage I van de CCCTB richtlijn en deze

vennootschap is onderworpen aan een in bijlage II van de richtlijn geformuleerde

110 EC 2011a, p. 4 111 EC 2011a, p. 7 112 EC Pers 2016, p. 2

113 Raad van de EU 2015a, p. 1 114 EC 2011a, p. 5

115 EC 2010a 116 EC 2011a, p. 5

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zouden laatst­ bedoelde beginselen inhouden, dat als regel alle vorderingen en aanspraken en alle schulden en verplichtingen in de balans dienen te worden

Kiest men overigens voor het eerste, dan zouden de additionele druk en het daartegenover vrijkomende deel der rekening belastinglatenties niet over de

zal men er in het algemeen (voorzover dat van materieel belang is) van uit moeten gaan, dat in­ dien het rentevoordeel in de winst wordt begrepen (bij sommige

Alvorens deze vraag te beantwoorden lijkt het mij nuttig eerst nog toe te lichten waarom in de gestelde vraag gesproken wordt over „extra-belastingdruk” en niet over

Wordt de in het eerdergenoemde rapport van de Raad van de Nederlandse Werk­ geversverbonden gegeven aanbeveling voor waardering van (meerderheids-) deel­ nemingen door

Verder hebben zij er ook geen bezwaar tegen dat vennootschapsbelasting wordt betaald over het gedeelte van de winst dat niet wordt uitgekeerd en dat bovendien

Der Ausgangspunkt aller Erörterungen um den Einkommen­ steuertarif muss u.E. der Spitzensatz sein, auf den hin dann die Progression zu entwickeln ist. Hinsichtlich

En hoewel mij niet geheel duidelijk is ge­ worden, of Hellema al dan niet meent, dat ons huidige positieve recht tot toepassing van de bruto-methode noopt