• No results found

Voedingsprofessionals : een helpende hand in het doolhof van informatie? : onderzoek naar de werkwijze van voedingsprofessionals

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voedingsprofessionals : een helpende hand in het doolhof van informatie? : onderzoek naar de werkwijze van voedingsprofessionals"

Copied!
66
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Voedingsprofessionals: een helpende

hand in het doolhof van informatie?

Onderzoek naar de werkwijze van voedingsprofessionals

Manouk Dreyer (10000268) Bachelorscriptie Sociologie

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Universiteit van Amsterdam

16 juni 2014

Begeleider: Anna Aalten

Tweede lezer: Marguerite van den Berg  

(2)

Foto gemaakt aan de hand van het kunstproject ‘aMAZEme’ van Marcos Saboya en Gualter Pupa. Zij hebben een 500 m2 boekendoolhof gevormd door met 250.000 tweedehandse boeken muren te bouwen van 2,5 meter hoog.      

 

                                               

(3)

Wel of geen taart?

 

Zal ik dat stuk taart wel of niet nemen? Ehm, eigenlijk vind ik die taart niet zo heel lekker, ik kan hem daarom maar beter laten staan.

Dit is een voorbeeld waarop mijn manier van denken over voeding veranderd is. Waar ik vroeger dat stuk taart gewoon nam, ben ik door de interviews erg bewust geworden van mijn omgang met voeding. Wie had gedacht dat een bachelorscriptie tot zulke ingevingen zou leiden?

Deze scriptie gaat, misschien niet geheel onverwacht, over voeding. Voeding waar op verschillende manieren naar gekeken wordt, maar

hedendaags vooral in termen van gezond en ongezond. Het hoofdstuk

Nutrition landscapes in the late twentieth century van Coveney inspireerde me om hier iets mee te gaan doen tijdens mijn scriptie. Het resultaat is een

scriptie over de werk- en zienswijze van professionals die werkzaam zijn in het veld van voeding.

Allereerst wil ik graag mijn respondenten bedanken. Het waren stuk voor stuk zeer interessante gesprekken waarin zij hun enthousiasme en passie van het vak hebben weten over te brengen op mij. Daarnaast wil ik mijn scriptiebegeleider, Anna Aalten, erg bedanken voor haar opbouwende kritiek en vertrouwen. Ik heb er veel van geleerd. Ten slotte bedank ik mijn omgeving die ervoor gezorgd heeft dat ik respondenten verkreeg, voor het meedenken en voor hun steun.

Manouk Dreyer              

(4)

Inhoudsopgave

 

Wel of geen taart?  ...  3  

Inleiding: een wirwar aan informatie  ...  6  

Hoofdstuk 1: Theoretisch kader  ...  8  

§ 1.1 Gezondheidsdiscours  ...  8  

§ 1.2 Streven naar gezondheid  ...  10  

§ 1.3 Andere visies met betrekking tot voeding  ...  10  

§ 1.4 Sociale omgeving  ...  12   § 1.5 Professionals  ...  13   Hoofdstuk 2: Methodologie  ...  16   § 2.1 Kwalitatief onderzoek  ...  16   § 2.2 Onderzoekspopulatie  ...  17   § 2.3 Kenmerken respondenten  ...  17   § 2.4 Dataverzameling  ...  20   § 2.5 Data analyse  ...  21   § 2.6 Kwaliteitscriteria onderzoek  ...  22   § 2.6.1 Betrouwbaarheid  ...  22   § 2.6.2 Validiteit  ...  22   § 2.6.3 Representativiteit  ...  23  

Hoofdstuk 3: “Een vrouw met een knot in het haar, een plissérok en een parelmoerenketting.”  ...  24  

§ 3.1 “Voeding is alleen maar benzine voor onze motor.”  ...  24  

§ 3.1.1 “Ik dacht dat we er gingen puzzelen.”  ...  26  

§ 3.1.2 “Ik wilde zelf ook die laatste 4 kilootjes kwijt raken.”  ...  28  

§ 3.2 “Ik merk dat heel veel mensen door de bomen het bos inmiddels niet meer zien.”  ...  29  

§ 3.2.1 “Het wordt verkracht door de media.”  ...  31  

§ 3.2.2 “Ik ga geen plakken ontbijtkoeken adviseren want dat past niet meer binnen mijn visie.”  ...  33  

Hoofdstuk 4: “Ik wil de mensen zich fijn laten voelen door gezondheid te creëren.”  ...  39  

§ 4.1 “Bij ons eet een hele grote groep heel erg gedachteloos, ze zijn er helemaal niet mee bezig wat ze eten.”  ...  39  

§ 4.2 “Het kan altijd besproken worden, maar tot nu toe maak ik het niet zo vaak mee.”  ...  42  

§ 4.3 “Weet je, een dikke diëtiste die mensen helpt slank te worden die is voor mij niet echt geloofwaardig.”  ...  43  

§ 4.3.1 “Ze leren dat gezonde voeding iets doet met hun lijf.”  ...  43  

(5)

§ 4.3.3 “Ik zie ons als de aangewezen groep om daar educatie in te geven.”  ....  45  

§ 4.3.4 “Ze mogen zelf kiezen van mij.”  ...  46  

§ 4.4 “Binnen mijn vakgebied weet ik echt wel wat waar is en wat niet.”  ...  47  

Hoofdstuk 5: “Thuis wordt er op me gelet.”  ...  50  

§ 5.1 “Als iedereen een salade bestelt, neem jij geen frietje.”  ...  50  

§ 5.2 “Eet nog een soepje voor je uit eten gaat zodat je je niet volstopt met rotzooi als stokbrood met kruidenboter.”  ...  54  

Hoofdstuk 6: Professionals: een hulpmiddel voor ontwarring?  ...  57  

Literatuurlijst  ...  60  

Bijlage 1: Interviewleidraad  ...  63  

Bijlage 2: Kenmerken respondenten  ...  67  

   

(6)

Inleiding: een wirwar aan informatie

De kranten staan vol met artikelen over de zogenoemde superfoods.

Producten als Goji-bessen, chiazaad en quinoa zouden wonderen verrichten voor onze gezondheid. De onderzoeken die in de kranten verschijnen over deze voedingsproducten zijn erg uiteenlopend. Waar het eerst een uitkomst was voor veel mensen, wordt het nog geen 3 maanden later bestempeld als marketingtruc. Het NRC Handelsblad kopt: ‘Supervoedsel is marketing’ (Köhler 2014). Weer drie maanden later wordt er gekopt: ‘Voedingscentrum waarschuwt: geloof niet in superfoods’ (NRC Handelsblad 2014). In het artikel wordt besproken dat het populaire voedsel toch niet zo gezond is als iedereen dacht. Het superfood is niet beter dan andere groenten of fruit en de heilzame werking zou niet wetenschappelijk onderbouwd zijn, aldus het

Voedingscentrum. Nog geen maand later staat er in de Volkskrant: ‘Nederlandse quinoa vult lege schappen’ (Hosselet 2014). Quinoa wordt zoveel gebruikt dat er een tekort in Nederland is waardoor het product verbouwd gaat worden in Nederland.

Wanneer er naar de kranten gekeken wordt is het erg onduidelijk welke berichten men nu moet geloven en welke niet. Is superfood nu wel de moeite waard? Zou ik er mee geholpen zijn als ik het zou eten? Is superfood gezond of bestaan er gezondere producten? De media geven geen eenduidig

antwoord op deze vragen, maar er zijn wellicht andere mensen die dit wel kunnen.

In dit bacheloronderzoek richt ik mij op de mensen die dit misschien wel kunnen, de voedingsprofessionals: mensen die opleidingen gevolgd hebben die betrekking hebben op voeding. Zij kunnen hun kennis delen met mensen die er geen verstand van hebben, de leken. Op deze manier kan er wellicht wel helderheid verkregen worden in wat nu gezond en wat niet gezond is.

Het doel van dit onderzoek is het probleem van verwarring door zulke mediaberichten te analyseren. Daarbij speelt de sociale omgeving mogelijk een rol, omdat deze invloed zou kunnen hebben op het eetgedrag van de cliënten. Een ander aspect dat van belang kan zijn bij het analyseren van het

(7)

probleem is de beschouwing van voeding door de professionals. Dit kan een rol spelen bij de behandeling van het probleem. Deze twee invloeden zullen verder toegelicht worden in hoofdstuk 1.

De hoofdvraag die bij dit bacheloronderzoek hoort is: ‘Op welke manier bieden voedingsprofessionals een houvast in de wisselende ideeën die er zijn omtrent voeding in het licht van het huidige gezondheidsdiscours en op welke manier wordt er aandacht geschonken aan de sociale omgeving van de cliënt bij het begeleidingsproces?’.

Om op deze vraag een antwoord te formuleren moeten eerst de volgende subvragen beantwoord worden:

1. Hoe kijken deskundigen naar voeding en eetgedrag?

2. Op welke manier zijn de voedingsdeskundigen bewust van de wisselende ideeën over voeding en hoe worden deze verschillende ideeën toegepast in de behandeling?

3. Hoe wordt de relatie tussen het eetgedrag van mensen en de sociale omgeving beschreven door professionals en op welke manier wordt deze relatie gebruikt in de behandeling?

In dit verslag zal in het volgende hoofdstuk aandacht worden besteed aan de theoretische achtergrond die geleid heeft tot bovenstaande vraagstelling. Daarna zal de methodologische verantwoording worden besproken, voordat er in hoofdstuk 3 tot en met 5 analyse wordt gedaan van de interviews. Uiteindelijk zullen er in hoofdstuk 6 antwoorden gegeven worden op deze vragen.                  

(8)

Hoofdstuk 1: Theoretisch kader

 

In dit hoofdstuk staat literatuur met betrekking tot het voedende lichaam centraal. Als eerste zal voeding besproken worden in het licht van

gezondheid. Daarna worden er andere, tegengestelde visies besproken met betrekking tot voeding. Vervolgens wordt het belang van de sociale omgeving aangehaald en wordt er literatuur besproken die uitspraken doet over

professionals.

§ 1.1 Gezondheidsdiscours

Volgens de Australische socioloog John Coveney hebben er sinds de Tweede Wereldoorlog verschillende ontwikkelingen plaatsgevonden die ertoe hebben bijgedragen dat mensen op een andere manier naar eten zijn gaan kijken. De eerste ontwikkeling is de overvloed aan voedsel. Mensen in de Westerse Wereld hoefden zich na de Tweede Wereldoorlog geen zorgen meer te maken over de beschikbaarheid van voldoende voedsel, omdat er vanaf die tijd altijd voldoende eten is geweest voor de meeste mensen. De

aanwezigheid van voldoende voedsel leidt ertoe dat mensen bepaalde keuzes kunnen maken op het gebied van voeding. Ze kunnen bijvoorbeeld kiezen wat ze lekker vinden om te eten, omdat ze keuze hebben uit meerdere producten (Coveney 2000).

Een tweede proces is de opkomst van de voedingsindustrie. De kennis met betrekking tot voeding is enorm toegenomen. Er wordt sinds de Tweede Wereldoorlog veel onderzoek naar gedaan en de uitkomsten van het

onderzoek vragen steeds weer om nieuw onderzoek. Deze kennis wordt gebruikt door de voedingsindustrie bij het ontwikkelen van nieuwe producten of het verbeteren van bestaande producten. De voedingswaarden van

voeding, geproduceerd door de voedingsindustrie, worden kritisch

gecontroleerd. Dit heeft er tevens toe geleid dat het tegenwoordig verplicht is om op verpakkingen informatie te verschaffen over de voedingswaarden van producten. Een probleem van dit voedingsonderzoek is dat het veelal

gesponsord wordt door de voedingsindustrie. De onafhankelijkheid van de kennis over voeding en het publieke advies dat hiervan afgeleid wordt kan daarom in twijfel getrokken worden (Coveney 2000).

(9)

De laatste gebeurtenis die door Coveney genoemd wordt is de ontwikkeling die de geneeskunde door gemaakt heeft. Ziekten die vroeger voorkwamen, zoals tuberculose, zijn geen bedreiging meer voor de mens omdat het milieu waarin mensen leven sterk verbeterd is. Hieruit is het idee ontstaan dat ziekten preventief te behandelen zijn en dat ze omkeerbaar zijn. Er heeft daarom onderzoek plaatsgevonden naar ‘nieuwe’ chronische ziekten die nog om een oplossing vroegen. Een voorbeeld hiervan is

hartaandoeningen. De oorzaak van deze hartkwalen werd door de geneeskunde gevonden in obesitas. Het nastreven van een juist

voedingspatroon zou volgens de onderzoekers leiden tot het verdwijnen van obesitas en daarmee tot het oplossen van de hartaandoeningen. Hier vloeit het idee uit voort dat bepaalde voeding de oorzaak kan zijn van bepaalde ziekten en aandoeningen (Coveney 2000).

Dit idee komt echter niet alleen binnen de geneeskunde voor, maar bijvoorbeeld ook in nutrigenomics onderzoek. Nutrigenomics onderzoek onderzoekt wat de invloed van voeding is op onze genen. Binnen dit veld wordt voeding tevens gezien als een manier om ziekten preventief te bestrijden. Hieruit komt naar voren dat het streven naar gezondheid een middel is om ziekten te bestrijden (Komduur, Korthals & Te Molder 2009).

De manier waarop er naar voeding wordt gekeken is door deze drie ontwikkelingen veranderd. Mensen zijn meer geïnteresseerd in de

consequenties op het gebied van gezondheid met betrekking tot voeding dan dat ze geïnteresseerd zijn in het plezier van eten. Voeding wordt bekeken vanuit een gezondheidsperspectief, omdat mensen meer in termen van gezond en ongezond naar voeding kijken. Coveney noemt dit het ‘gezondheidsdiscours’ (Coveney 2000).

Er is tevens iets anders veranderd door deze ontwikkelingen. De opkomst van de kennis over voeding en de vele onderzoeken die er nog steeds naar worden gedaan hebben geleid tot een nieuw professioneel

gebied. Mensen worden opgeleid tot voedingskenners en geven adviezen aan mensen die zich in de andere groep bevinden, de leken. Er is een

onderscheid gekomen tussen mensen die van voeding weten, de

deskundigen, en mensen die niets van voeding weten op het gebied van gezondheid.

(10)

§ 1.2 Streven naar gezondheid

Het denken in termen van gezond en ongezond komt voort uit het streven naar gezondheid. Het naleven van gezondheid speelt een cruciale rol in ons leven blijkt uit normatieve assumpties van nutrigenomics onderzoek

(Komduur, Korthals & Te Molder 2009). Het wordt daarnaast beschouwd als een hoog gewaardeerde activiteit in het moderne, hedendaagse leven dat vraagt om ontwikkeling en uitbreiding van kennis en bijbehorende producten. Het najagen van gezondheid is een activiteit waar mensen tevens mee worstelen. Crawford geeft daarbij aan dat “ze proberen er gevoel voor te krijgen en ze proberen om een balans te vinden tussen tegengestelde

mandaten, opdrachten die verkregen worden van anderen om zo iets gedaan te krijgen” (Crawford 2006: 413). Het streven naar gezondheid is gebaseerd op eigen verantwoordelijkheid. Individuen moeten doen wat zij kunnen om zichzelf te beschermen tegen kwaad (Crawford 2006).    

De Swaan noemt, net als Coveney, dat voedingsgewoonten voor een groot deel gemotiveerd worden door gezondheidsoverwegingen. ‘Lekker’ wordt daarbij vaak beschouwd als ongezond. Dit komt voort uit de

medicalisering van het dagelijks leven. “Men legt zich allerlei beperkingen op, verlangt of ontwijkt diverse toevoegingen omwille van goede gezondheid en zoekt daarbij medisch advies of in elk geval medische rationalisaties. Dit advies en deze rationalisaties komen vaak niet van medisch personeel af, omdat zij zich terughoudend opstellen, maar wordt veelal uit literatuur gehaald die vaak niet medisch onderbouwd is” (De Swaan 1997: 204-205).

§ 1.3 Andere visies met betrekking tot voeding

In de literatuur worden er tevens argumenten genoemd waarom er juist niet in termen van gezond en ongezond naar voedsel zou moeten worden gekeken. Deze argumenten komen veelal naar voren wanneer er gesproken wordt over obesitas. Obesitas is sinds 1998 geregistreerd als een officiële chronische ziekte en het ongezond leven wordt vaak aangewezen als de oorzaak. In de samenleving heerst het idee dat deze ziekte is ontstaan door een te hoge calorie-inname en te weinig beweging in het dagelijks leven.

(11)

Er zijn echter wetenschappers die hier niet achter staan. Zij noemen andere oordelen die gezien kunnen worden als kritiek op het bekijken van voeding vanuit een gezondheidsperspectief.

Zo stellen Van Kasteren en Rutten dat juist het vermijden van vet in voeding, geïntroduceerd door voedingsdeskundigen, leidt tot het paradoxale effect dat mensen er dik van worden. Wanneer er minder vet gegeten wordt zou men minder snel een verzadigd gevoel hebben en daarom blijven dooreten (Van Kasteren & Rutten 2008).

Andere critici wijzen erop dat voedingsprofessionals bij hun adviezen om minder te eten geen rekening houden met het belang van smaak. Mensen zouden namelijk pas vol zitten wanneer hun zintuigen verzadigd zijn. Een ander punt waarop voedingsprofessionals niet goed scoren zijn de schema’s en richtlijnen die er gemaakt worden. Deze schema’s rangschikken voeding in bepaalde categorieën waaruit blijkt wat men vaak, niet zo vaak en weinig mag eten. Voeding wordt in deze schema’s alleen neergezet als energie en

voedingsstoffen. Dit soort categorieën leiden ertoe dat mensen juist de voeding kiezen die weinig gegeten mag worden. Het is daarom specialer geworden en daarom wordt het aantrekkelijker gevonden dan iets wat op elk moment van de dag gegeten mag worden. Daarnaast worden sommige producten aantrekkelijk, omdat het zo aangeleerd wordt. Mensen worden van jongs af aan al geleerd dat sommige producten speciaal zijn, waar vaak ongezonde producten onder vallen. Hierdoor grijpen mensen ook weer eerder naar de ongezonde producten. Voldoening en verzadigdheid zouden daarom onderdelen van voeding zijn die zwaar onderbelicht worden door

voedingsprofessionals (Mol 2010).

Daarnaast zou er een verschil kunnen zijn tussen bepaalde

bevolkingsgroepen over hoe er naar voeding gekeken wordt. Er zijn namelijk verschillen tussen bevolkingsgroepen op te merken betreffende de kennis over voeding en gezondheid. Mensen met een hogere opleiding zouden meer kennis van dit terrein bevatten dan mensen met een lagere opleiding

(Coveney 2004). Hierdoor zou het kunnen zijn dat mensen met een hoge opleiding meer vanuit een gezondheidsperspectief kijken dan mensen met een lagere opleiding.  

(12)

§ 1.4 Sociale omgeving

Een aspect van voeding dat bij voedingsadviezen vaak onderbelicht blijft, is de rol van de sociale omgeving. In een kritische bespreking van het werk van dieetadviseurs stellen Delormier et al. dat er teveel wordt gekeken naar het individu, terwijl de sociale omgeving volgens hun belangrijker is. De oorzaken worden soms wel gerelateerd aan de sociale omgeving, maar de oplossing vindt dan toch vaak plaats op individueel niveau. “Zo wordt obesitas gelinkt aan maatschappelijke trends waarbij er aangemoedigd wordt om te veel te eten en er weinig aangespoord wordt tot lichamelijke activiteit. De ziekte wordt echter wel op individueel niveau bestreden” (Delormier et al. 2009: 216).

Het bestuderen van eten in termen van individueel gedrag brengt beperkingen met zich mee. De rol van de rationele keuze wordt namelijk op deze manier overschat. Deze vorm van keuze speelt namelijk vrijwel geen rol bij de keuze van mensen over wat ze gaan eten. Daarnaast wordt het

dagelijkse leven ondermijnd. “Eten is namelijk ingebed in de stroom van het dagelijkse leven” (Delormier et al. 2009: 216).

De keuzes die mensen maken op het gebied van voeding worden gedaan aan de hand van hun referentiekader. Dit is kennis, met betrekking tot vaardigheden, overtuigingen en ervaringen, die het meest bruikbaar is op het moment van de voedingskeuze. Daarbij weten de mensen heel goed wat gezond en ongezond eten is. De context speelt tevens een rol bij het maken van de keuze, omdat deze vaak bepalend is (Delormier et al. 2009).

Concrete onderzoeken hebben hier ook uitspraken over gedaan. Zo worden in een gezin de maaltijden gemaakt door de vrouw aan de hand van voorkeuren van de man (Murcott 1995). Mensen zouden hun eetgedrag aanpassen in publieke ruimte vanwege schaamte en angst. Daarnaast

zouden ze tevens bewust zijn dat er naar zwaarlijvige mensen gekeken wordt als ze in het openbaar eten. Ze zouden daarom beperkte levens leiden, omdat zij hun keuzes laten beïnvloeden door andere mensen (Stein & Nemeroff 1995 & Zdrodowksi 1996).

Daarnaast heeft onderzoek aangetoond dat de routine van het eten op school verschilt per geslacht. Meisjes hangen namelijk rond in en om het

(13)

schoolgebouw en doen activiteiten tijdens de lunchpauze die uitgevoerd kunnen worden onder het eten. Jongens daarentegen voeren vaak

lichamelijke activiteiten uit tijdens de pauze waardoor er snel gegeten moet worden of waarbij het eten geheel overgeslagen wordt. Er wordt tevens aangegeven dat de normen van peer group beslissend zijn voor de keuze die de gehele groep maakt wat betreft voeding (Wills et al. 2005).

 

§ 1.5 Professionals

De rol van professionals is hierboven al kort aan bod gekomen, zo zouden ze sommige opvattingen over voeding niet meenemen in de behandeling en zouden ze geen aandacht besteden aan de sociale context. Dit lijkt op de argumenten van de Nederlandse filosoof Hans Achterhuis die stelt dat welzijnswerkers mensen niet kunnen helpen. Buitenstaanders kunnen niet helpen om een leven weer op de rit te krijgen, want ware kennis zit bij de mens zelf en we kennen onszelf het beste. Daarom moet men er zelf voor zorgen dat het leven weer op de rit komt. Hij gaat nog verder in op dit idee en beargumenteert dat er ‘sociale iatrogenese’ optreedt. De gezondheidszorg zou een ziekmakend effect hebben op de samenleving. De welzijnswerkers zouden namelijk stigmatiseren, het maatschappelijk leven uitrangeren, zorgen voor vereenzaming en zorgen voor frustratie (Achterhuis 1988). In het geval van de voedingsprofessionals zou dat betekenen dat ze de mensen niet daadwerkelijk kunnen helpen. Daarnaast zouden de cliënten ‘zieker’ kunnen worden, omdat ze nog meer adviezen krijgen en alsnog te kampen hebben met verwarring.

Ook zou het vertrouwen in professionals wat afgenomen zijn. “In de hedendaagse samenleving is men voor nieuw soort problemen te komen staan die ontstaan zijn uit het industriële karakter van de moderne

samenleving. Er is daarom tegenwoordig sprake van een risicosamenleving.” (De Vries 2005: 9-10). Het betreft problemen die door de mensen zelf

geproduceerd zijn en waar niemand anders daarom verantwoordelijk gesteld voor kan worden. Experts definiëren deze problemen, maar tegelijkertijd zijn zij ook een bron voor deze problemen omdat de expertise ervoor gezorgd heeft dat de oorzaken van de risico’s verbonden zijn aan onze industriële

(14)

levenswijze. Er is geen vertrouwen meer in de experts voor het oplossen voor deze problemen, omdat het zorgt voor onduidelijkheden. “De wetenschap wordt namelijk gepolitiseerd. Tegenbewegingen roepen hun eigen

deskundigen in en zodoende gaan de experts met elkaar in debat” (De Vries 2005: 13). Voedingsprofessionals zouden daarom niet geschikt zijn om verwarring te verminderen, omdat de verwarring alleen maar erger zou worden.

“De professionals op het gebied van voeding informeren de cliënten voornamelijk. Ze bieden uitleg, feiten en advies. Er zijn professionals die nevenactiviteiten verrichten als het publiceren van artikelen in kranten of tijdschriften, het schrijven van boeken voor een algemeen publiek of het verschijnen op radio of televisie. De kern van hun boodschap wordt in

persoonlijke gesprekken met de cliënten, de leken, herhaald, tot in de details besproken en verwerkt tot een ongeschreven handleiding voor gebruikers. De cliënten nemen de professionele begrippen en houdingen over en geven ze door aan gezinsleden en kennissen. Mensen oriënteren zich in het dagelijks leven steeds meer op grondbegrippen en basishoudingen van de professies en zij nemen de bijbehorende gedragsstandaarden over (De Swaan 2004: 252-253).”

De mensen worden daarom niet zelf professionals, maar ze nemen de gedachten over en gebruiken deze. Ze worden professionals in de dop:

‘proto-professionals’. Deze proto-professionalisering is het externe effect van het professionaliseringsproces. Het breidt zich uit naar steeds bredere kringen van leken, omdat het wordt overgebracht door de cliënten van de professies en in toenemende mate via de massamedia (De Swaan 2004: 253). De proto-professionalisering, de opkomst van kennis, kan verschillende functies

hebben. Zaken kunnen verklaard worden, verantwoord worden, begrijpelijk gemaakt worden of er kunnen juist tegenargumenten ontwikkeld worden (Rapley 2008).

Deze proto-professionalisering, het beter geïnformeerd zijn van

mensen en de toegenomen diversiteit in de populatie, wat leidt tot een groep slecht geïnformeerde burgers, zorgt voor een andere relatie tussen de cliënt en professional. “Hierdoor is er een hernieuwde nadruk op paternalisme

(15)

ontstaan waarbij de cliënt wordt aangestuurd op zelfreflectie en zelf empowerment” (Duyvendak, Knijn & Kremer 2006: 13-14).

In dit onderzoek zal er gekeken worden of voedingsprofessionals in Nederland inderdaad werken vanuit het gezondheidsdiscours volgens de theorie van Coveney of dat er gekeken moet worden naar alternatieve ideeën, zoals theorieën van Mol en Van Kasteren en Rutten. Vervolgens wordt er gekeken of de voedingsexperts oog hebben voor de sociale omgeving of dat ze, zoals Delormier et al. stellen, het belang ervan laten liggen. De rol van professionals wordt daarnaast bestudeerd. Er wordt gekeken of zij nog invloed hebben of dat de nadruk ligt op eigen verantwoordelijkheid. Tevens wordt er gekeken welke rol proto-professionalisering hierbij speelt.

     

(16)

Hoofdstuk 2: Methodologie

 

In dit hoofdstuk zal de methodologische verantwoording van dit onderzoek besproken worden. Er zal ingegaan worden op de achtergrond van het onderzoek, de populatie, het werven van deze populatie en een beschrijving gegeven worden van de kenmerken van de respondenten. Vervolgens wordt de dataverzameling en de data-analyse besproken en ten slotte wordt de kwaliteit van het onderzoek behandeld.

§ 2.1 Kwalitatief onderzoek

Er is tijdens dit onderzoek gekozen voor een kwalitatieve manier, omdat de onderzoeksvragen op deze manier geformuleerd konden worden aan de hand van bestaande literatuur. Hierdoor kan na de analyse en de conclusie weer een terugkoppeling naar de literatuur worden gemaakt. Daarnaast wordt het interpretivisme nagestreefd tijdens het onderzoek. De bedoeling van deze vorm van onderzoek is het begrijpen van de sociale wereld vanuit het

perspectief van de participanten door middel van interviews (Bryman 2008). Dit is nagestreefd in het onderzoek door tijdens de interviews te proberen zo min mogelijk sturende vragen te stellen en de respondent het gevoel te geven dat elk antwoord gegeven mag worden.

De kwalitatieve manier was een juiste keuze. Hierdoor is meer inzicht verkregen in de denkwereld van professionals en konden onduidelijkheden tijdens de interviews meteen van tafel worden geveegd. De vorm van

kwalitatief onderzoek, de interviews, zorgt er namelijk voor dat er meteen een interactie kan plaatsvinden met de respondent wanneer er onduidelijkheden zijn. Dit zou niet gedaan kunnen worden wanneer een kwantitatieve aanpak zoals enquêtes was gekozen, omdat er dan weinig interactie kan

plaatsvinden. Daarnaast heeft de kwalitatieve manier ook tot inzichten geleid die niet aan bod gekomen zouden zijn wanneer een kwantitatieve manier toegepast zou worden. Dit is het inzicht dat de professionals ieder een andere visie nastreven (zie hoofdstuk 3).

Van tevoren is er vastgesteld dat er tien respondenten geïnterviewd zouden worden. Dit aantal is gekozen vanwege de tijd die beschikbaar was

(17)

voor het onderzoek. Daarnaast zouden de interviews een omvang moeten hebben van een uur.

§ 2.2 Onderzoekspopulatie

Er is gekozen voor voedingsprofessionals in dit onderzoek, omdat zij dagelijks te maken hebben met voeding en daarnaast informatie over voeding

verspreiden onder hun klanten. Daarnaast is het interessant dat zij een professional zijn om te kijken wat deze status teweeg brengt. Mensen

vertrouwen eerder een professional dan een buitenstaander. Vandaar dat zij wellicht een houvast kunnen bieden.

De voedingsprofessionals die in dit onderzoek centraal staan zijn verkregen aan de hand van snowball sampling (Bryman 2008). In eerste instantie is mijn sociale netwerk benaderd met de vraag of zij

voedingsprofessionals kenden die mee wilden werken aan het onderzoek. Vervolgens is aan de respondenten gevraagd of zij nog andere professionals kenden. Opmerkelijk bij de laatste stap was dat de respons erg laag lag. Meestal kwamen er aan de hand van een respondent vijf of meer mogelijke respondenten uit voort waarvan er vaak maar een daadwerkelijk mee werkte aan het onderzoek. Uiteindelijk zijn er door deze methode acht respondenten verkregen. Aangezien ik tien respondenten wilde interviewen, om de

representativiteit iets te verhogen, is er op internet gezocht naar

voedingsdeskundigen, gewichtsconsulenten en diëtisten in de buurt van Amsterdam. Deze mensen zijn vervolgens per e-mail benaderd. Deze methode werkte erg slecht, zoals verwacht, omdat weinig mensen reageren op deze berichten. Er zijn 25 e-mails verstuurd waar twee respondenten uit voort gekomen zijn. Hierdoor werd het aantal van tien wel gehaald.

§ 2.3 Kenmerken respondenten

De voedingsprofessionals die in dit onderzoek centraal staan vallen niet onder een bepaalde beroepsgroep. Dit was in eerste instantie wel het doel, maar wegens middelen als tijd en beschikbaarheid kon dit ideaal niet nagestreefd worden. Daarom is er gekozen voor verschillende beroepsgroepen binnen de professionals. Deze verschillende groepen maakt het interessant omdat er op deze manier gekeken kan worden of de zienswijze van professionals

(18)

uiteenlopen per beroepsgroep. De keuze voor verschillende beroepsgroepen hoeft geen probleem te zijn in dit onderzoek, omdat alle beroepen binnen dit veld waarschijnlijk te maken krijgen met wisselende ideeën en de rol van de sociale omgeving. Het kan hooguit leiden tot een andere behandeling. Uiteindelijk is gebleken dat de verschillende beroepsgroepen niet voor problemen, maar juist voor variëteit hebben gezorgd in het onderzoek. Het was interessant om de verschillen te zien. Daarnaast hebben zij ook kritiek op andere beroepsgroepen waar ook weer conclusies uit getrokken kunnen worden.

Een nadeel aan dit onderzoek is dat er alleen vrouwelijke

respondenten ondervraagd zijn. Sommige vrouwelijke respondenten geven namelijk aan dat mannelijke voedingsprofessionals anders te werk gaan. Zij zouden zich meer focussen op het aspect van lichaamsbeweging. Echter zijn er weinig mannelijke voedingsprofessionals in Nederland. In 2001 stonden er namelijk 2042 diëtisten ingeschreven bij de Nederlandse Vereniging van Diëtisten waarvan er 17 mannelijk waren (Voedingsmagazine 2001).

Vanwege de tijd en de moeilijkheid is er daarom in dit onderzoek niet gebruik gemaakt van mannelijke respondenten. De generaliseerbaarheid van het onderzoek wordt op deze manier wel aangetast, omdat er niet

gegeneraliseerd kan worden naar mannen.

De respondenten zijn bijna allemaal boven de veertig jaar oud. De jongste respondent is 29 jaar oud en de oudste heeft een leeftijd van 58 jaar. Deze groep is in een bepaalde periode opgeleid. Wel zijn er respondenten die pas veel later begonnen zijn aan hun opleiding. Ze zijn pas op latere leeftijd gestart, waardoor de leeftijd van de respondenten niet gezien kan worden als een probleem. Er zijn respondenten die gelijk na het hoger onderwijs

begonnen zijn aan een opleiding binnen het veld van de voeding. Er zijn echter ook respondenten die eerst een andere baan hebben gehad of een andere opleiding hebben gevolgd en daarna pas begonnen zijn aan een opleiding gericht op voeding.

Hierdoor verschillen de ondervraagden ook op het gebied van werkervaring. Ook zijn de respondenten die geïnterviewd op verschillende gebieden in Nederland werkzaam en hebben ze in verschillende plaatsen de opleiding gevolgd. De opleidingen verschillen ook van elkaar, maar dit heeft

(19)

er vooral mee te maken dat er verschillende beroepsgroepen zijn

geïnterviewd. De diëtisten bijvoorbeeld hebben allemaal de opleiding Voeding en Diëtetiek gevolgd aan een Hogeschool in Nederland. In de tabel hieronder zijn de verschillende kenmerken schematisch weergegeven, een

uitgebreidere weergave is te vinden in de bijlage (bijlage 2).  

Respondent Fictieve Naam

Leeftijd Geslacht Beroep Aantal jaren werkzaam

A Amber 52 Vrouw Voedingsdeskundige 1

B Barbara 58 Vrouw Diëtiste 30

C Carlijn 52 Vrouw Diëtiste 29

D Daniëlle 34 Vrouw Voedingsdeskundige 6

E Eva 45 Vrouw Gewichtsconsulente 3,5

F Fran 42 Vrouw Orthomoleculaire

diëtiste

8

G Gerda 29 Vrouw Diëtiste 5

H Hilde 57 Vrouw Gewichtsconsulente 4

I Imke 52 Vrouw Gewichtsconsulente 1,5

J Janneke 48 Vrouw Diëtiste 5

 

De verschillende beroepen hebben tevens verschillende

bevoegdheden. Een diëtiste heeft naast kennis over voeding ook veel

medische kennis tot haar beschikking. Daarom mag ze bijvoorbeeld mensen met diabetes, eetstoornissen en zware obesitas behandelen. De

orthomoleculaire tak hiervan gaat nog een stap verder. Zij zien voeding als een geneesmiddel. De organen staan volgens deze diëtisten met elkaar in contact en een verstoring in het ene orgaan kan hierdoor tevens een

verstoring in het andere orgaan veroorzaken. De optimale verhoudingen van voedingsstoffen zouden ervoor zorgen dat er geen verstoringen plaatsvinden. De huisartsen verwijzen sommige patiënten naar de diëtisten. Een diëtiste staat ingeschreven in het BIG-register. Dit is een wet die bedoeld is om de kwaliteit van de zorg te waarborgen en de patiënt te beschermen.

Een gewichtsconsulent heeft deze bevoegdheden niet. Ze mag geen mensen helpen die een ziekte hebben en ook geen mensen met een hoger BMI dan 30. Ook is een gewichtsconsulent niet bevoegd kinderen te

behandelen, tenzij er een extra bijscholing voor gedaan is. De

(20)

Een voedingsdeskundige heeft dezelfde bevoegdheden als een gewichtsconsulente, maar de werkwijze van de voedingsdeskundige is net iets anders. In plaats van de focus te leggen op over- en ondergewicht wordt voeding door de voedingsdeskundigen breder gezien. Zij geven vooral voorlichting over voeding en voedingsadviezen in het algemeen waarbij de nadruk niet altijd ligt op het afvallen.    

§ 2.4 Dataverzameling

De interviews zijn afgenomen door middel van een interviewleidraad (zie bijlage). Deze interviews zijn semi-gestructureerd waardoor er afgeweken kan worden van de volgorde van de interviewleidraad (Bryman 2008). De vragen blijven wel hetzelfde. Deze vorm van interviewen is gekozen, omdat zo makkelijker ingespeeld kan worden op bepaalde onderwerpen. Wanneer een respondent bijvoorbeeld al noemde dat eten gezien wordt als gezond en ongezond kon er meteen ingespeeld worden op welke rol de opleiding had bij dit idee.

De interviewleidraad is na het eerste interview aangepast. Uit het eerste interview kwam al naar voren dat men soms hinder ondervond aan de professionele status. Daarom is dit alsnog toegevoegd aan de leidraad, zodat de andere respondenten hier ook antwoord op zouden geven. De deelvraag over het gezondheidsdiscours is geoperationaliseerd door vragen als wat men geleerd heeft tijdens de opleiding, hoe de professional naar voeding kijkt, hoe voeding door de opleiding werd beschouwd, hoe de associaties van voeding veranderd zijn en hoe zij hun kennis zelf gebruiken in hun dagelijks leven. Vragen zoals waar de gedachten van cliënten vandaan komen, welke rol de media spelen in kennis over voeding, vragen naar de visie van de

professional en of cliënten met vragen komen over onduidelijkheden over onderzoeken omtrent voeding, leiden tot een antwoord op de verwarring die er is door de wisselende informatie. Daarnaast is gevraagd hoe de

professionals hierop inspelen. De laatste deelvraag is aan bod gekomen door te vragen of zij een verband zien tussen de sociale omgeving en de voeding. Daarbij zijn tevens vragen aan bod gekomen als hoe de professionals

hiermee omgaan, wat voor vragen ze krijgen en door voorbeelden te vragen van de rol van sociale omgeving.

(21)

De meeste interviews zijn gehouden in de praktijkruimte van de respondent. Deze keuze is niet bewust geweest, maar werd meestal naar voren gebracht door de respondent. Er zijn drie interviews op een andere locatie gehouden, namelijk het huis van de respondent zelf en een publieke ruimte, een café. Ik verwachtte dat dit minder werk gerelateerde antwoorden zou opleveren, maar dit is niet het geval geweest. Wel merkte ik dat tijdens deze drie interviews de respondenten sneller afgeleid waren en zich minder focusten op het interview. Het interview dat in het café is opgenomen heeft als ander nadeel dat het transcriberen erg vermoeilijkt werd door de

achtergrondgeluiden. Deze transcriptie is daarom ook van verminderde kwaliteit en daarom niet gebruikt op gebieden waarvan niet precies duidelijk was wat de respondent exact zei.

De interviews duurden allemaal ongeveer een uur. De respondent had het interview vaak gepland tussen afspraken in waardoor er soms sprake was van tijdgebrek. Wanneer de respondent veel praatte was het onmogelijk alle vragen uit de interviewleidraad te stellen. Hierdoor zijn sommige vragen minder gesteld dan anderen. Ik heb geprobeerd hierop te letten en ervoor te zorgen dat in een ander interview juist wel die vraag gesteld werd. Het heeft gevolgen voor de representativiteit van het interview, omdat misschien anders de conclusies gebaseerd zouden zijn op meer respondenten dan dat in

sommige onderwerpen nu het geval is.

§ 2.5 Data analyse

De interviews zijn na afloop letterlijk getranscribeerd. Hierdoor werd de gehele context niet uit het oog verloren. Het idee was om de interviews te coderen aan de hand van het programma Atlas.ti, maar uiteindelijk is er besloten om handmatig te coderen doordat het programma niet te installeren was op mijn computer.

Het coderen van de data is op een open manier gebeurd en niet aan de hand van de interviewvragen. Er zijn drie stappen gevolgd binnen het coderen. De eerste stap is open coderen waarbij de data vooral

gecategoriseerd wordt op basis van de letterlijke teksten. De tweede stap is axiaal coderen. Hierbij is het doel om de eerder gemaakte codes onder te verdelen door connecties te maken tussen de categorieën. Ten slotte worden

(22)

kern categorieën geselecteerd, gerelateerd aan andere categorieën en wordt er besloten welke categorieën verdere ontwikkeling en verfijning nodig

hebben, het selectief coderen.

§ 2.6 Kwaliteitscriteria onderzoek

Om de kwaliteit van dit onderzoek te beoordelen is gebruikt gemaakt van de kwaliteitscriteria van LeCompte en Goetz. Zij beoordelen kwalitatief

onderzoek aan de hand van externe betrouwbaarheid, interne validiteit en externe validiteit. Interne betrouwbaarheid wordt alleen gebruikt wanneer er sprake is van meerdere onderzoekers (Bryman 2008).

§ 2.6.1 Betrouwbaarheid

De externe betrouwbaarheid houdt in dat een onderzoek gerepliceerd kan worden. Kwalitatief onderzoek maakt dit moeilijk, omdat het onmogelijk is om een sociale setting te bevriezen (Bryman 2008). De interviewleidraad en de opgenomen interviews helpen echter weer om de externe betrouwbaarheid te verhogen. Wel kan er gezegd worden dat het onderzoek nooit precies

gerepliceerd kan worden, omdat de sociale setting waarin het interview plaatsvond nooit herhaald kan worden.

§ 2.6.2 Validiteit

De externe validiteit, de mate waarin de bevindingen gegeneraliseerd kunnen worden in de sociale omgeving, is laag (Bryman 2008). Er zijn immers maar tien interviews afgenomen. Dit is een laag aantal in relatie met het aantal professionals die er zijn op het gebied van voeding. De onderzoeksgroep is daarnaast weinig verschillend wat betreft leeftijd en geslacht. Hierdoor wordt de generaliseerbaarheid ook aangetast. Wel is er gezorgd voor variëteit binnen de onderzoekspopulatie, want er zijn verschillende beroepsgroepen ondervraagd.

De interne validiteit doet uitspraken over de match tussen de

observatie van de onderzoeker en de theoretische ideeën die er ontwikkeld worden (Bryman 2008). Er is in dit onderzoek gezorgd voor congruentie tussen de concepten en de observaties door gebruik te maken van een theoretische achtergrond. Deze theorie heeft bijgedragen aan het formuleren van de onderzoeksvragen en deze onderzoeksvragen zijn beantwoord aan de

(23)

hand van een interviewleidraad die gebaseerd is op de theoretische

achtergrond. Hierdoor kan er gesteld worden dat er een match is tussen de observatie en de theoretische ideeën.

§ 2.6.3 Representativiteit

De representativiteit van de onderzoekspopulatie wordt door de snowball sampling al enigszins verkleind. Het is erg onwaarschijnlijk dat de

respondenten representatief zijn voor de populatie. Het is namelijk geen random selectie, omdat niemand de aard weet waaruit de

onderzoekspopulatie getrokken wordt. Er is namelijk geen beschikbaar sampling frame voor de populatie waaruit de steekproef getrokken is en de moeilijkheid om zo’n frame te ontwikkelen is dat die aanpak de enige uitvoerbare is. Zo’n frame is onnauwkeurig, omdat het altijd gaat om een verschuivende populatie. Er komen altijd nieuwe voedingsprofessionals op de arbeidsmarkt en er verdwijnen er ook weer tegelijkertijd (Bryman 2008).

De snowball sampling heeft er tevens toe geleid dat de respondenten uit verschillende delen van Nederland komen. Hierdoor hebben ze

verschillende opleidingen gevolgd aan verschillende instellingen. De

representativiteit wordt op deze manier vergroot. Er zijn echter ook zaken die de representativiteit aantasten. Het geslacht en de leeftijd verschillen niet erg onder de respondenten. Dit is geen bewuste keuze geweest, maar is zo gelopen. Wegens gebrek aan tijd en beschikbaarheid van de respondenten is het niet meer gelukt de representativiteit van de onderzoekspopulatie te herstellen. Dit heeft nadelige gevolgen voor het onderzoek, omdat de verschillende leeftijden en geslachten niet mee genomen kunnen worden in het onderzoek. Het zou namelijk aannemelijk zijn dat de uitkomsten

verschillen per groep, zeker wanneer gekeken wordt naar het verschil tussen een mannelijke en vrouwelijke professional.

(24)

Hoofdstuk 3: “Een vrouw met een knot in het haar,

een plissérok en een parelmoerenketting.”

1

In de volgende drie hoofdstukken worden de interviews uitgewerkt. Het komende hoofdstuk zal bespreken hoe de voedingsprofessionals te werk gaan en wat zij vertellen aan hun cliënten met betrekking tot de

verscheidenheid aan informatie omtrent voeding. Het vierde hoofdstuk biedt inzicht op welke manier de cliënten aanlopen tegen problemen en hoe er helderheid geschept wordt door de deskundigen. Als laatste analysehoofdstuk zal de rol van de sociale omgeving volgens de voedingsexperts worden

besproken op het gebied van voedingskeuzes.

§ 3.1 “Voeding is alleen maar benzine voor onze motor.”2

De associaties die de voedingsprofessionals hebben op het gebied van voeding verschillen weinig van elkaar. De verschillen die zijn waargenomen kunnen een gevolg zijn van de verschillende beroepsgroepen waar de professionals zich in bevinden. De gedachten van diëtisten zijn namelijk eerder verwant aan ziekten. Deze beroepsgroep stelt, net als de

geneeskunde, dat voeding een rol zou kunnen spelen bij het verminderen van de effecten van ziekten (Coveney 2000).

“Voeding is een hulpmiddel voor mensen om minder ziek te zijn. Je kunt met voeding een heleboel mensen gezonder maken zodat ze minder medicijnen hoeven te gebruiken. Hierdoor worden ze goedkoper voor de gezondheidszorg. Dat is nog niet eens het

belangrijkste, als iemand namelijk afvalt is die persoon energieker en kan hij zelf weer boodschappen doen of zijn veters strikken.”

-Carlijn, diëtiste De voedingsdeskundigen hebben het juist met name over vitaminen en de uitwerkingen daarvan. Ze doelen daarbij vooral op het energieniveau dat                                                                                                                

1 Carlijn, diëtiste, beschrijft het beeld dat mensen vroeger hadden van een voedingsexpert, een diëtiste.

(25)

verhoogd zou kunnen worden door middel van vitaminen, maar ook met het zogenoemde ‘lekker in je vel zitten’.

Echter hebben de professionals voornamelijk een gezamenlijke associatie met voeding, namelijk de mate waarin voeding gezond is. Gedurende het interview wordt er door elke respondent wel een paar keer genoemd wat goed, slecht, gezond of ongezond voedsel is.

“En dan moet je ook geen dipsaus van Duyvis nemen, want dan is het weer slecht.”

-Amber, voedingsdeskundige “De meeste mensen die hier komen eten teveel of verkeerd. Ze eten te weinig brood, maar in plaats daarvan eten ze teveel ongezonde

dingen. Zoete dingen bijvoorbeeld. Ik denk dat de helft van Nederland verslaafd is aan suiker”.

-Barbara, diëtiste Deze ideeën over goede en slechte voeding lijken voort te komen uit de verscheidenheid en de hoeveelheid voedingsstoffen die in de voeding zit, zoals de hoeveelheid calorieën of de hoeveelheid vet in een product. Dit toont volgens de deskundigen namelijk aan of een product gezond is of niet. Zo zegt Barbara dat iedereen boter moet smeren op de boterham, omdat het gezond is vanwege de vitamine A en D die erin zitten. De informatie over voedingsstoffen is consistent, omdat deze hoeveelheden niet veranderen. Het beschouwen van voeding in termen van voedingsstoffen en zodoende het beschouwen vanuit een gezondheidsperspectief wijst erop dat professionals voeding bekijken aan de hand van Coveney’s gezondheidsdiscours. De voedingsprofessionals focussen zich vooral op de gezonde, ongezonde, goede en slechte aspecten van eten (Coveney 2000).

De andere associaties die genoemd zijn met betrekking tot voeding in de literatuur, zoals smaak (Mol 2010) en verzadigdheid (Van Kasteren & Rutten 2008), zouden volgens de professionals niet opgaan. Er zijn namelijk een paar professionals die nog een stap verder gaan en aangeven dat

(26)

voedsel eigenlijk niet zoveel voorstelt. Mensen zouden er veel meer van maken dan het daadwerkelijk is.

“Een opmerking die ooit een maatschappelijk werker maakte was dat voedsel alleen maar benzine is voor onze motor. Dat vond ik echt een geweldige uitspraak. Maar wij maken er veel meer van, wij maken het veel te groot. Voedsel is alleen benzine voor onze motor punt. Maar waar gebruiken wij het allemaal voor? Voor gezelligheid, voor de lekker, om verdriet weg te eten en voor vieren, vieren, vieren. Vooral hier in Brabant. Een feest is geen goed feest als er niet genoeg te eten of te drinken is. Belachelijk. Be-la-che-lijk.”

-Barbara, diëtiste Ook een andere diëtiste haalt de vergelijking tussen voeding en een motor aan:

“we zijn zo veel meer dan wat we er in stoppen. Alleen als de motor geen benzine krijgt stopt hij er acuut mee. Maar wij geven ons lichaam jarenlang de verkeerde benzine en ons lijf probeert zo lang mogelijk door te gaan totdat het ziek wordt”.

-Fran, orthomoleculaire diëtiste

§ 3.1.1 “Ik dacht dat we er gingen puzzelen.”3

De manier waarop de voedingsexperts denken over voeding is voornamelijk toe te kennen aan de opleiding die de respondenten gevolgd hebben. De professionals zijn door de opleiding uitgegroeid van leken naar kenners op het gebied van gezonde voeding. Er worden tijdens de opleiding verschillende onderdelen behandeld, zoals coachen, koken, het opzetten van een praktijk, maar ook de relatie van voeding met betrekking tot ziekten.

Het meest voorkomende onderdeel van de opleiding zijn echter vakken als voedingsleer en dieetleer. Deze vakken houden volgens de

voedingskenners in dat men leert wat gezonde voeding is en waarom het                                                                                                                

3 Barbara, diëtiste, geeft een van haar beweegredenen aan voor de keuze van de opleiding.

(27)

gezond is. Voedingsstoffen spelen hierbij een belangrijke rol, omdat aan de hand hiervan bepaald kan worden wat een lichaam precies nodig heeft. De voedingsstoffen zijn uitvoerig behandeld tijdens de opleidingen van de

respondenten. Zo wordt er genoemd dat er berekeningen worden uitgevoerd die de benodigde hoeveelheden van stoffen als eiwitten, koolhydraten en vetten bepalen bij mensen. Er wordt ook aandacht besteed aan de

voedingsstoffen op zichzelf. Hierbij kan gedacht worden aan de verschillende voedingsstoffen die er zijn, wat voor uitwerkingen deze kunnen hebben en waar ze vandaan komen. Dit component kan behoorlijk feitelijk zijn:

“ik kwam in het eerste jaar en toen moesten we rijtjes van buiten leren waar vitamine A in zat en waar het goed voor was. Toen dacht ik hallo zeg, ik had 3 jaar niks meer van buiten geleerd, moest ik weer rijtjes van buiten leren. Dat vond ik echt heel stom”.

-Barbara, diëtiste De onderwerpen van de opleidingen die aan bod zijn gekomen zitten niet allemaal meer vers in het geheugen aangezien sommige respondenten de opleiding een tijd terug gevolgd hebben. Toch kan ervan uit worden gegaan dat de voedingsleer en de dieetleer disciplines zijn die het meeste aan bod zijn gekomen tijdens de opleidingen, omdat deze onderdelen vrijwel door iedereen genoemd worden. Deze componenten beschouwen voeding in het licht van gezond en ongezond. Daarnaast zijn er enkele respondenten die noemen dat ze absoluut geen kennis over voeding hadden voordat ze aan de opleiding begonnen. Ze zeggen dat ze voor het begin van de opleiding nog niet nagedacht hadden over wat de effecten van voeding zouden zijn. De opleiding geeft daarom inzicht in hoe voeding gebruikt kan worden om gezond te leven of hoe het juist kan leiden tot een ongezond leven of ziekten. Het leert op deze manier de studenten te kijken naar voeding vanuit een gezondheidsperspectief.

De professionals hebben in sommige gevallen kritiek op het beeld dat de opleiding had over voeding. Bijna alle respondenten vinden dat er door de opleiding teveel naar regels en richtlijnen gekeken werd. Een voorbeeld die een diëtiste noemt is dat de opleiding teveel vasthield aan de ‘schijf van vijf’

(28)

van het Voedingscentrum. De professionals zeggen dat ze de regels en richtlijnen van de opleiding te streng vinden en versoepelen ze daarom in sommige gevallen. Ook houden ze meer rekening met de toepassing van de regels, omdat de regels in sommige gevallen niet haalbaar zijn. Een

wielrenner kan bijvoorbeeld geen zes boterhammen voor het fietsen gaan eten vanwege de krampen die het kan veroorzaken. Toch weerhoudt dit ze er niet van om de methode te gebruiken.

“Officieel moet de helft van je voeding uit koolhydraten bestaan, een kwart uit vet, waarvan 10 procent verzadigd vet en de rest onverzadigd en een kwart dus uit eiwitten. Ik hou van de mensen

voedingsdagboeken bij dus ik let daar wel op in het algemeen, maar mensen die sporten bijvoorbeeld mogen weer meer koolhydraten bijvoorbeeld. Ik kijk er daarom meer algemeen naar.”

-Eva, gewichtsconsulente

§ 3.1.2 “Ik wilde zelf ook die laatste 4 kilootjes kwijt raken.”4

Uit de interviews komt naar voren dat er nog een andere aanleiding aan te duiden is voor het ontstaan van de manier van denken van de professionals. In de vorige subparagraaf werd het belang van de opleiding uiteengezet, maar daarnaast kunnen eigen ervaringen ook een rol spelen. Deze ervaringen lijken een verband te hebben met het vormen van een

gezondheidsperspectief wat betreft voeding, omdat ze hierdoor, nog voor de opleiding gestart is, al op de hoogte zijn wat voor effecten voeding kan hebben op het lichaam. Deze effecten worden door de betreffende

respondenten voornamelijk beschreven in termen van gezond en ongezond. Deze ervaringen worden genoemd als drijfveer voor het volgen van de opleiding, omdat ze meer willen weten over de effecten van voeding. De opleiding kan tevens gezien worden als aanvulling op een huidige leefstijl, zoals bij voedingsdeskundige Daniëlle het geval is:

“ik geef zelf sportles en daar ben ik heel erg bezig met mijn gezonde levensstijl. En daar hoort natuurlijk gezonde voeding bij”.

                                                                                                               

(29)

Er zijn enkele vrouwen die tijdens het interview hebben laten weten dat ze zelf met overgewicht te maken hebben gehad. Beiden zeggen van alles uitgeprobeerd te hebben, zoals verschillende diëten en middelen, maar ze zijn uiteindelijk toch overtuigd geraakt van het belang van juiste voeding. Hierbij was volgens hun vooral van belang welke voeding goed voor je is en welke niet. De resultaten wezen uit dat het een goede manier is om overtollige kilo’s te verliezen.

Een andere ervaring die naar voren komt tijdens de interviews is de ervaring van Amber. Zij vertelt dat ze jarenlang ziek is geweest, omdat ze last had van het prikkelbaar darm syndroom. Dit is een aandoening die onder andere gepaard gaat met buikklachten, stoelgang problemen en alsmaar een opgeblazen gevoel. De reguliere geneeskunde kon niets voor haar

betekenen, waardoor ze zelf is gaan zoeken naar een oplossing. Deze oplossing heeft ze gevonden in haar voedingskeuze. Ze is zelf gaan

ontdekken wat ze kon verdragen en wat ze niet kon verdragen op het gebied van voeding. Hierdoor heeft ze ontdekt wat de effecten van voedsel kunnen zijn en kan ze door haar aangepaste voedingspatroon weer een normaal leven leiden. De aanpassing van haar voeding heeft er naar eigen zeggen voor gezorgd dat ze niet meer dagelijks in bed ligt vanwege de pijn.

De ervaringen die respondenten hebben meegemaakt zorgen er voor dat ze vanuit een gezondheidsperspectief zijn gaan kijken naar voeding. De lichamelijke en medische problemen zijn namelijk opgelost door het

aanpassen van de dagelijkse voeding die zij tot zich nemen. Dit is in

overeenstemming met de gedachten die voortvloeien uit de geneeskunde met betrekking tot voeding (Coveney 2000).

§ 3.2 “Ik merk dat heel veel mensen door de bomen het bos

inmiddels niet meer zien.”5

De eerder besproken wirwar aan informatie zou kunnen worden opgelost door de gedachten die de professionals over voeding hebben al dan niet

aangeleerd door de opleiding. Deze chaos is qua omvang erg groot. Er zijn                                                                                                                

5 Imke, gewichtsconsulente, vertelt over de impact van de verscheidenheid aan informatie.

(30)

respondenten die aangeven dat het één van de beweegredenen was om de studie te gaan volgen. Een respondent zegt hierover dat ze de mensen graag een steuntje in de rug wilde geven, omdat er verwarring bestaat over welke producten nu gezond en ongezond zijn volgens haar. Daarnaast is er een respondent die aangeeft dat ze de verschillende en wisselende ideeën ervaart als een nadeel van haar beroep.

“Dat vind ik wel het nadeel van dit beroep. Dat het niet gewoon zwart wit is, van dit is goed dit is fout. Er kan in dit vak namelijk ook een middenweg zijn.”

-Gerda, diëtiste De andere respondenten betrekken de wisselende ideeën niet op zichzelf. Tijdens de interviews wordt vrijwel alleen aandacht besteed aan de hinder die de cliënten ondervinden aan deze verschillende ideeën. Hinder die door een diëtiste genoemd wordt is dat sommige mensen angstig zijn om bepaalde dingen, zoals een banaan, te eten. Ze doelt hierbij vooral op

diabetes patiënten. De kenners laten zichzelf buiten beschouwing wanneer er gesproken wordt over de verscheidenheid aan informatie. Het lijkt er daarom op dat ze er niet op dezelfde manier hinder aan ondervinden als Gerda. Ondanks dat ze zelf geen nadelen zien aan de wisselende ideeën, passen ze de nieuwe informatie wel zelf toe.

“Dan is er wel weer een hype met cholesterol. Dan mag je geen eieren eten, dan mag je weer onbeperkt eieren eten en nu eet ik drie eieren in de week. Dus mensen weten soms ook niet meer waar ze zich aan vast moeten houden”.

-Carlijn, diëtiste De verschillende ingevingen omtrent voeding zijn volgens de

voedingsexperts vooral toe te schrijven aan de media. Ze vinden dat de media een grote invloed heeft op de mensen, omdat de claims en de hypes die de media behandelen worden overgenomen door de mensen. Dit kan leiden tot het maken van de verkeerde keuzes. Een voorbeeld hiervan is het

(31)

laten liggen van gezonde producten zoals broccoli. De professionals geven als gevolg van deze informatie aan dat mensen niet meer weten waar ze zich aan vast moeten houden, omdat ze door de bomen het bos niet meer zouden kunnen zien. De respondenten noemen geen bepaalde bevolkingsgroep die zich meer of minder van deze informatie aantrekt.

“Er is een grote hype over light producten en dat soort dingen. Daar worden mensen soms wel een beetje in de maling genomen, maar ze nemen het heel snel aan wat ze op TV zien of wat er gezegd wordt. Dat nemen ze dan aan voor waar, terwijl er ook heel vaak

onwaarheden in zitten.”

-Daniëlle, voedingsdeskundige Kortom, er kan gesteld worden dat er verheldering moet komen over wat nu gezond en wat nu ongezond is. Mensen horen veel en nemen deze

gedachten snel over. Er treedt proto-professionalisering op. De kennis van de voedingswetenschappen wordt verspreid onder de bevolkingsgroepen, met name door de media volgens de professionals, en zij gebruiken deze gedachten niet alleen, maar nemen ze ook over (De Swaan 2004). Proto-professionalisering kan daarom niet alleen zorgen voor een verklaring, verantwoording en het begrijpelijk maken van zaken, maar het kan ook zorgen voor verwarring (Rapley 2008). Hieronder zal besproken worden welke rol de professionals innemen om deze verwarring te ontraadselen.

§ 3.2.1 “Het wordt verkracht door de media.”6

De voedingsexperts hanteren verschillende strategieën om een oplossing te formuleren voor de hoeveelheid en tegenstrijdigheid aan informatie. De eerste strategie die gebruikt wordt is het grondig bestuderen van de informatie die door de media of in de wetenschap naar buiten wordt gebracht. De

professionals zijn het met elkaar eens dat de berichten die naar buiten komen niet altijd volledig zijn, omdat bijvoorbeeld de uitleg over waarom een product gezond is te summier is. Ze vinden tevens dat de achtergrond van het

                                                                                                               

6 Amber, voedingsdeskundige, vertelt over informatie die in de media verschijnt.

(32)

onderzoek meer belicht moet worden. Daarmee bedoelen de

voedingskenners bijvoorbeeld de hoeveelheid mensen die bij het onderzoek betrokken zijn geweest en de duur van de periode waarin de mensen

onderzocht zijn. Daarnaast worden er teveel hypes naar buiten gebracht, waarbij andere zaken vergeten worden.

“De superfoods, ja dat zijn wel superfoods, alleen er zijn ook hele normale producten zoals boerenkool dat zijn ook superfoods, maar daar hoor je niks van. Superfoods daar neem je maar een hele kleine portie van. Er zit wel relatief veel in, maar als je daar maar een

eetlepeltje van neemt dan krijg je toch niet zo heel erg veel binnen. Daarnaast is het erg duur. Niet voor de inkoop, maar wel in de winkel dus ze maken er enorme winst op.”

-Amber, voedingsdeskundige Ze vragen zich ook vaak af hoe wetenschappelijk onderbouwd en relevant de informatie is. Wetenschappelijk onderzoek vinden ze namelijk wel belangrijk, omdat dit volgens de professionals een criterium is voor

betrouwbaar onderzoek.

Er zijn in de media berichten te vinden die elkaar tegenspreken over wat nu wel of niet goed is. Hier hebben sommige respondenten het moeilijk mee, omdat ze dan niet weten welk bericht juist is. Ook zijn sommige zaken nog onderbelicht in wetenschappelijk onderzoek. Er is volgens de

respondenten nog weinig bekend over de lange termijn gevolgen van stoffen als pesticiden en zoetstoffen. Daarnaast kunnen artikelen ook weer heel wisselend zijn:

“Wat zeg maar gisteren niet goed was lijkt eigenlijk door nader wetenschappelijk onderzoek dat het allemaal wel meevalt of juist omgekeerd”.

-Hilde, gewichtsconsulente Wanneer er nog weinig bekend is op een bepaald gebied geven de

(33)

voor anderen, een conclusie te trekken. Een voorbeeld hiervan is de stof aspartaam. Er is nog te weinig over bekend vinden zij, waardoor ze geen uitspraken kunnen doen of het een goede of slechte stof is.

De professionals vinden dat de mensen teveel afgaan op de informatie die door de media naar buiten wordt gebracht. Echter worden de denkbeelden van de professionals ook gevormd door zulke berichten. Ze proberen namelijk zelf te zoeken naar een oplossing in de chaos aan informatie, maar daarbij raken ze soms zelf ook in de war. Ze weten immers niet welk bericht ze moeten kiezen als er twee lijnrecht tegenover elkaar staan en ze vinden het moeilijk om uitspraken te doen over zaken als pesticiden waar nog weinig onderzoek naar gedaan is.

De tweede strategie die zij toepassen is logisch nadenken. Dit gebeurt vooral door naar de ingrediënten te kijken en de kennis omtrent

voedingsstoffen te gebruiken.

“Ik zeg ook altijd lees eens de ingrediënten. En dan staan er allemaal woorden die je amper in het woordenboek kan vinden en amper uit kan spreken, zo ingewikkeld zijn die. En dan zou je je al eens kunnen afvragen of het goed is. Als je dan ook nog weet dat het gemaakt wordt in fabrieken door mannen met witte jassen en witte mutsjes, dan weet je wel dat het niet echt gezond is.”

-Eva, gewichtsconsulente

§ 3.2.2 “Ik ga geen plakken ontbijtkoeken adviseren want dat past niet meer binnen mijn visie.”7

De strategie die echter het meeste wordt toegepast is het relateren van de informatie aan de eigen visie die de deskundigen hebben. De professionals beoordelen de berichten en de (wetenschappelijke) onderzoeken aan de hand van hun eigen visie. De eigen visie van de expert biedt op die manier een antwoord op de vraag wat gezond en wat niet gezond is, omdat hierdoor verschillende standpunten uit onderzoeken worden aangenomen of juist worden afgewezen.

                                                                                                               

(34)

“Over het algemeen kijk ik zelf wat het beste wat bij mijn visie past”. -Gerda, diëtiste De eigen visie die de professionals hebben, kan gezien worden als een eigen mening. Vrijwel alle informatie die zij doorspelen is gerelateerd aan deze visie. Ze vormen hun mening aan de hand van de kennis die ze hebben opgedaan tijdens de opleiding en ze zeggen dat ze de informatie van

verschillende onderzoeken niet zomaar klakkeloos overnemen. Daarbij ondersteunen ze hun mening vaak door argumenten te geven voor een bepaalde keuze die zij adviseren.

De visies van de professionals zijn echter niet eenduidig. De professionals hebben allemaal een andere, verschillende visie die ze

nastreven ten opzichte van de andere respondenten. Voorbeelden van zulke visies zijn het niet eten van suiker, het naleven van de schijf van vijf van het Voedingscentrum en het gebruik van weinig koolhydraten. Er zijn ook visies die niet gebaseerd zijn op voedingsstoffen, maar bijvoorbeeld op de manier van eten. Men moet er dan op gaan letten dat hij of zij langzaam en met kleine hapjes tegelijk eet. Daar zijn ook speciale beugels voor ontwikkeld die een vervelende prikkel geven wanneer de mond te ver open gaat, de

zogenoemde small bite.

De meningen, of de verschillende visies, van de deskundigen zijn aan bod gekomen tijdens de interviews. Daarbij werden vooral de tegenstellingen ervan erg duidelijk. Zo wordt er bijvoorbeeld door een respondent aangehaald dat er zo min mogelijk koolhydraten gegeten moet worden door mensen, terwijl een andere respondent benadrukt dat dit onzin is, omdat je lichaam gewoon koolhydraten nodig heeft. De tegenstellingen van de verschillende visies zijn ook naar voren gekomen wanneer de respondenten een bepaald product, Optimel, noemden. Een respondent vond het product echt een uitvinding:

“bijvoorbeeld een product als Optimel. Dat is een zuivelproduct zonder vet en zonder suiker. Dat bestond 50 jaar geleden nog niet, toen was

(35)

die ontwikkeling er niet. En het is echt prachtig dat het er is, want het is voor heel veel mensen geschikt”.

-Carlijn, diëtiste Een andere respondent is het niet eens met de mening van Carlijn, omdat het volgens haar juist een slecht product is:

“Wij zaten daar met zijn allen aan tafel en toen stond daar Optimel drink op tafel. Toen heb ik een ongevraagd advies gegeven want ik schrok zo van het feit dat er Optimel stond (…) Jullie moeten geen Optimel drinken want dat is helemaal niet gezond voor jullie. Jullie moeten geen Optimel drinken met zoetstoffen en kleurstoffen. Jullie kunnen gewoon veel beter melk gaan drinken”.

-Barbara, diëtiste Het zou voor de hand liggen dat deze verschillende visies ontstaan zijn doordat de respondenten verschillende opleidingen gevolgd hebben aan verschillende instellingen. Echter kan dit geen verklaring zijn voor de verschillende visies aangezien er vier respondenten zijn die dezelfde opleiding gevolgd hebben aan dezelfde instelling maar wel alle vier een andere visie hebben. De periode waarin ze de opleiding gevolgd hebben zou een verklaring kunnen zijn, omdat deze wel verschillend is voor deze vier respondenten. Dit kan echter niet met zekerheid gezegd worden.

De eigen visie van de professionals is van invloed op de adviezen die zij geven, ook met betrekking tot de verscheidenheid aan informatie.

Aangezien deze visie erg verschillend is, worden er ook verschillende adviezen gegeven. Zij kunnen daarom geen eenduidig antwoord geven op wat er nu gezond is en wat er nu ongezond is. De een zal namelijk beamen dat het gezond is, terwijl de andere van mening is dat het ongezond is. De chaos van informatie die al bestond wordt groter gemaakt door de

professionals, omdat zij juist bijdragen aan (nog meer) verschillende meningen omtrent voeding. Het beeld dat mensen hebben van een

professional is erg van belang. Er wordt vanuit gegaan dat de professional een antwoord kan bieden, maar dit blijken zij niet te kunnen vanwege de

(36)

verschillende visies. Daarom wordt de verwarring van de mensen groter, omdat zij erachter kunnen komen dat zelfs de professionals geen antwoord klaar hebben liggen, omdat deze heel erg verschilt per professional.

De deskundigen zijn in zekere mate op de hoogte van deze

verschillende visies die heersen onder voedingsprofessionals. Ze wijten deze verschillen voornamelijk aan de verschillende beroepsgroepen waar ze toe behoren. Wanneer er gesproken wordt over de verschillende visies binnen de verschillende beroepsgroepen wordt daar vaak ook een negatief oordeel aan verbonden:

“ik kom wel eens andere voedingsdeskundigen tegen en die zijn dan niet opgeleid als gewichtsconsulent, maar als voedingsdeskundige en ehm ik weet daar niet precies het fijne van, maar die hebben dan zo’n toon van maar wat voor jullie gezond is daar zijn wij het helemaal niet mee eens. Terwijl ik dan weet dat ik het met die voedingsdeskundige wel heel erg eens ben. Maar zij denken dat wij allemaal volgens het Voedingscentrum denken, maar dat is niet zo”.

-Amber, voedingsdeskundige Er lijkt tevens een strijd te heersen tussen de verschillende beroepsgroepen:

“Gewichtsconsulent kun je tegenwoordig al worden door een LOI cursus te volgen. Zij mogen wettelijk alleen mensen helpen met overgewicht en ze mogen geen kinderen helpen. Ook mogen zij officieel geen volwassenen helpen die medicijnen gebruiken. Nou, dat gaat al helemaal mis, want als ze ook maar één pilletje gebruiken voor de bloeddruk of dergelijke dan gaat het helemaal mis. Maar dat

gebeurt dus wel. Gelukkig blijven ze wel van de diabeten af”.

-Carlijn, diëtiste Het lijkt erop dat de verschillende beroepsgroepen niet op elkaar vertrouwen, omdat ze bepaalde groepen mensen niet toevertrouwen aan een andere beroepsgroep. Dit zou te maken kunnen hebben met de verschillende visies die de professionals hebben, maar het lijkt er eerder op dat het te maken

(37)

heeft met het ontbreken van kennis binnen bepaalde beroepsgroepen. De ene opleiding duurt namelijk langer dan de ander, waarbij een diëtisten

opleiding vier jaar duurt en een opleiding tot gewichtsconsulent ongeveer een jaar. De kennis, en daarmee ook de duur van de opleiding, zou daarom afkeer kunnen oproepen tussen de verschillende beroepsgroepen binnen het

vakgebied.

De gedachten die de professionals hebben over voeding zijn af te leiden uit de theorie van Coveney. Ze denken voornamelijk in termen van gezond en ongezond en gebruiken voor de beoordeling hiervan hun kennis over voedingswaarden. Deze gedachten zijn op deze manier ook een gevolg van de opleiding, omdat hier vooral aandacht wordt besteed aan

voedingswaarden en voedingsstoffen. De professionals kunnen ook aan dit gezondheidsperspectief zijn gekomen door eigen ervaringen. Ze hebben dan zelf meegemaakt dat gezonde voeding zorgt voor een beter of gezonder leven.

De verschillende informatie die er bestaat over gezonde en ongezonde voeding is een probleem voor mensen uit de samenleving, ook volgens de professionals. Mensen zouden niet meer goed weten wat goed en slecht is, omdat er veel te veel (wisselende) informatie beschikbaar is. De media spelen hier een grote rol in volgens de experts. Om advies te kunnen geven over wat goed en slecht is bestuderen de professionals de berichten en onderzoeken goed en gebruiken ze hun gezonde verstand. Het belangrijkste hulpmiddel om te concluderen of een bericht of onderzoek waarheden bevat is het redeneren vanuit de eigen visie. Door het onderzoek te relateren aan de eigen visie wordt er besloten of de informatie aangenomen kan worden of niet, omdat de informatie wel of niet bij de visie past. De visie is echter per expert

verschillend, waardoor er ook verschillende adviezen gegeven worden. Uiteindelijk zorgen de professionals op deze manier ervoor dat de chaos aan informatie groter wordt. Ze kunnen geen eenduidig antwoord geven op wat nu gezond en wat nu ongezond is. De cliënten van deze professionals kunnen hierdoor verwarder raken en daarom zal de verwarring die ze hebben niet verdwijnen. De gezondheidszorg heeft daarom in een bepaalde mate een ‘ziekmakend’ effect (Achterhuis 1988). Dit is een gevolg van de politisering

(38)

van de wetenschap waarbij de experts met elkaar in debat gaan, omdat zij verschillende visies hanteren (De Vries 2005).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

Een (kleinschalig) onderzoek onder op zichzelf wonende mensen met chro- nisch psychiatrische problematiek of een verstandelijke beperking laat een- zelfde beeld zien: het

Naast het bestaande pedagogisch spreekuur van Kind en Gezin en het huidige aanbod van de opvoedingswinkel zouden medewerkers van het spel- en ontmoetingsinitiatief (en/of

We beoordelen de eerste norm als voldaan: in de gesprekken is aangegeven dat alle relevante organisaties (VluchtelingenWerk, de afdeling inkomen, Werkkracht en werkgevers) door

Ook voor andere personen worden deze gegevens in de RNI bijgehouden, het is echter niet altijd duidelijk waar deze wijzigingen doorgegeven kunnen worden.. Oplossingen met

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Om te bepalen of de werkelijke situatie overeenkomt met de registratie zijn de antwoorden van de geïnterviewde bewoners (of door de observaties van de interviewer in het geval

"Tienduizend mannen moeten Baas Pé helpen om zijn eerste bossen bananen te kappen," luidde de opdracht van Bakroe.. Enkele minuten later had Baas Pé tienduizend