• No results found

In dit onderzoek is door middel van tien interviews onderzocht hoe de

voedingsprofessionals in deze tijd te werk gaan. Er is daarbij gekeken welke associaties zij met voeding hebben, hoe er om wordt gegaan met wisselende ideeën en hoe zij omgaan met het al dan niet het belang zijn van de sociale omgeving.

Het opvallendste van dit onderzoek is dat de professionals ieder een andere visie nastreven. De oorzaak hiervan is helaas niet uit dit onderzoek naar voren gekomen, maar het zou te maken kunnen hebben met de periode waarin de deskundigen hun opleiding hebben gevolgd. De gevolgen van deze verschillende visies is echter wel duidelijk. De manier waarop zij met de

informatie omgaan is tegenstrijdig, omdat de verschillende visies ook tegenstrijdig zijn. Wanneer iemand twee professionals zou bezoeken zou diegene er waarschijnlijk nog verwarder vandaan komen dan wanneer de persoon geen enkele professional bezocht zou hebben. De wirwar aan informatie wordt vergroot door de deskundigen, omdat hun verschillende visies bijdragen aan een grotere chaos. Mensen kunnen hierdoor nog steeds niet weten wat gezond en ongezond is.

De professionals zijn er wel van overtuigd dat zij weten wat gezonde en ongezonde voeding is. Zij bekijken voeding ook alleen vanuit deze gedachtegang. Er bestaan geen andere associaties met eten, zoals de

associaties die de cliënten van de experts wel hebben en daarom behandelen ze eten telkens vanuit een gezondheidsperspectief.

Dit perspectief hebben de deskundigen voornamelijk verkregen vanuit de opleiding, maar sommigen hebben dit zelf ervaren door ziekte of

overgewicht. Zij zijn dan zelf tot de conclusie gekomen wat voor uitwerkingen voeding kan hebben op de gezondheid of het lichaam. Andere gedachten die de cliënten hebben omtrent voeding, zoals genot, smaak, gezelligheid en een bezigheid, worden niet gebruikt door de professionals. Ze gebruiken deze gedachten vrijwel niet tijdens de consulten. De gedachten die de cliënten hebben worden vrijwel meteen naar beneden gehaald en worden verbonden aan de eigen associaties. Hierdoor doen ze net alsof de andere associaties

niet bestaan en er maar één juiste dichotomie is: die van gezond en ongezond.

De respondenten zijn zich erg bewust van het feit dat de informatie die naar buiten wordt gebracht erg tegenstrijdig en overvloedig kan zijn. Ze erkennen zelf dat de mensen door de bomen het bos niet meer kunnen zien en daardoor niet meer weten wat gezonde en ongezonde voeding is. De oorzaak hiervoor ligt volgens de professionals bij de media. Zij zouden tevens onjuiste informatie en teveel hypes naar buiten brengen waardoor er een wirwar aan informatie ontstaat. De professionals vinden dat hiervoor een oplossing moet komen, maar komen niet vanuit zichzelf met een oplossing. Het is geen thema dat centraal staat tijdens de consulten of een thema dat besproken wordt. De mensen moeten hierover zelf met vragen komen willen ze duidelijkheid over gezonde en ongezonde voeding. Het aantal vragen dat gesteld wordt door de cliënten is veel minder dan verwacht. Om advies te kunnen geven aan de hand van vragen naar de onduidelijkheid van gezonde en ongezonde voeding passen de respondenten drie strategieën toe. De kennis die er beschikbaar over is kan worden beoordeeld aan de hand van de geloofwaardigheid van het onderzoek. Ze kijken onder andere naar hoeveel proefpersonen erbij betrokken zijn en over welke tijd het onderzoek heeft plaatsgevonden. Een andere strategie is het logisch nadenken. Wanneer er stoffen in het product voorkomen met vreemde namen wordt er vanuit gegaan dat het niet gezond kan zijn voor de mens omdat het niet natuurlijk is. De derde strategie, de meest voorkomende, is de informatie relateren aan de eigen visie. Er wordt gekeken of de informatie past bij de visie die de professionals hebben en zodoende wordt de informatie al dan niet

overgenomen. Aangezien de visies erg verschillend zijn, zijn de uitwerkingen ervan ook verschillend. Twee diëtisten bijvoorbeeld kunnen op deze manier toch andere adviezen gaan geven. De strategie die zij het meeste toepassen is waarschijnlijk niet effectief, omdat deze strategie er namelijk voor zorgt dat de wirwar aan informatie alleen maar groter wordt. De professionals kunnen geen duidelijkheid bieden over wat gezonde voeding is en wat niet, al vinden de professionals zelf dat zij deze duidelijkheid wel geven. Ze nemen daarbij hun taken, onder andere het vergaren van informatie, serieus.

De sociale omgeving wordt niet meegenomen door de professional in de behandeling van cliënten. Ze geven wel enige voorbeelden waaruit blijkt dat de rol van de sociale omgeving wel erkend wordt door de professionals. Deze voorbeelden hebben met name betrekking op het laten varen van de rationele keuze en de stroom van het dagelijks leven. Een aspect van de sociale omgeving dat soms ook door de cliënten naar voren wordt gebracht is de sociale druk. Hier ondervinden sommige klanten wel eens hinder aan. De deskundigen lossen deze belemmering veelal op met het geven van

praktische tips. Ze vinden het geven van adviezen rondom dit thema tevens zinloos, omdat ze het idee hebben dat de adviezen niet opgevolgd worden. De sociale druk wint het van de rationele keuze. Hierdoor zou juist het belang van het betrekken van de sociale omgeving een belangrijk uitgangspunt moeten zijn. Echter wordt er door de professionals vastgehouden aan een individuele aanpak.

Bieden de voedingsprofessionals een helpende hand in een doolhof van informatie? Nee, de voedingsprofessionals zorgen er juist voor dat het doolhof vergroot wordt waardoor het moeilijker is om de juiste weg te vinden. Maar ze zijn wel graag de helpende hand waarbij ze proberen om de cliënten zich zo gezond mogelijk te laten voelen.

 

 

 

 

Literatuurlijst

Achterhuis, Hans (1988) De markt van welzijn en geluk. Elfde editie. Baarn: Ambo.

Bryman, Alan (2008) Social Research Methods. New York: Oxford University Press.

Coveney, John (2000) Food, morals and meaning: The pleasure and anxiety of eating. London: Routledge.

Coveney, John (2004) ‘A qualitative study exploring socio-economic differences in parental lay knowledge of food and health: implications for public health nutrition ‘. Public Health Nutrition 8 (3): 290-297.

Crawford, Robert (2006) ‘Health as a meaningful social practice’. Health 10 (4): 401-421.

Delormier, Treena, Katherine Frohlich and Louise Potvin (2009) ‘Food and eating as social practice – understanding eating patterns as social

phenomena and implications for public health’. Sociology of Health & Illness 31 (2): 215-228.

Duyvendak, Jan Willem, Trudie Knijn en Monique Kremer (eds.) (2006) Policy, people and the new professional. Amsterdam: Amsterdam University Press.

Hosselet, Leonie (2014) ‘Nederlandse quinoa vult lege schappen’. De Volkskrant, 1 april.

Kasteren, Joost van, en Hans Rutten (2008) ‘Wetenschap en beleid vertillen zich aan overgewicht’. Spil 4: 16-20.

Komduur, Rixt H., Michiel Korthals & Hedwig Te Molder (2009) ‘The Good life: living for health and a life without risks? On a prominent script of

nutrigenomics’. British Journal of Nutrition, 101 (3): 307-316.

Mol, Annemarie (2010) ‘Moderation or Satisfaction? Food Ethics and Food Facts’. In Whose Weight Is It Anyway? Essays on Ethics and Eating. Ed. By Sofie Vandamme, Suzanne van de Vathorst en Inez de Beaufort, Leuven: Acco: 121-133.

Murcott, Anne (1995) ‘Symposium on

‘Psycho-social influences on food choice: implications for dietary change’. Proceedings of the Nutrition Society, 54 (3): 729-735.

NRC Handelsblad (2014) Voedingscentrum waarschuwt: geloof niet in ‘superfoods’ beschikbaar via

http://www.nrc.nl/nieuws/2014/03/06/voedingscentrum-trap-niet-in- superfoods/> (15-06-2014).

Rapley, Tim (2008) ‘Distributed decision making: The anatomy of decisions- in-action’. Sociology of Health and Illness, 30 (3): 429-444.

Steim, Richard & Carol Nemeroff (1995) ‘Moral Overtones of Food: Judgments of Others Based on What they Eat’. Personality and Social

Psychology Bulletin, 21 (5): 480-490.

Swaan, de Abram (1997) De mens is de mens een zorg. Opstellen 1971-

1981. Zesde editie. Amsterdam: Meulenhoff.

Swaan, de Abram (2004) Zorg en de staat. Welzijn, onderwijs en

gezondheidszorg in Europa en de Verenigde Staten in de nieuwe tijd. Zesde

editie. Amsterdam: Bert Bakker.

Voedingsmagazine (2001) ‘Mannelijke diëtisten vinden salaris en imago onaantrekkelijk’. 14 (5).

Vries, Gerard de (2005) ‘Politiek, expertise en individuele verantwoordelijkheid in een risicosamenleving’. In Leven in de

risicosamenleving. Ed. By Boutellier en Drenth von Februar, Amsterdam: Amsterdam University Press: 9-17.

Wills, W.J., Backett-Milburn, K., Gregory, S. and Lawton, J. (2005) ‘The influence of the secondary school setting on the food practices of young teenagers from disadvantaged backgrounds in Scotland’. Health Education Research 20 (4): 458-465.

Zdrodowski, Dawn (1996) ‘Eating Out. The Experience of Eating in Public for the “Overweight” Woman’. Women’s Studies International Forum 19 (6): 655- 664.

Bijlage 1: Interviewleidraad