• No results found

Het effect van mindfulness op zelfcontrole en egodepletie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van mindfulness op zelfcontrole en egodepletie"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Effect van Mindfulness op Zelfcontrole en

Egodepletie

Nina van Knapen

Universiteit van Amsterdam

Bachelorthese Sociale Psychologie : Eindversie

Studentnummer : 6054862

Docent : Loes Kreemers

Inleverdatum : 19 juni 2014

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 2

Een Operationele Definitie van Mindfulness 5

Het Effect van Mindfulness op Zelfcontrole en egodepletie 6

De Unieke Bijdrage van Mindfulness 13

Conclusie en Discussie 19

Literatuurlijst 21

(3)

Het Effect van Mindfulness op Zelfcontrole en Egodepletie

N.S. van Knapen Universiteit van Amsterdam

Abstract

In dit literatuuroverzicht is onderzocht wat het effect is van mindfulness op zelfcontrole en egodepletie. Tevens is getracht te beschrijven wat de unieke bijdrage is van mindfulness

wanneer deze training wordt vergeleken met andere cognitieve manipulaties zoals een ontspanningstraining. In dit literatuuroverzicht is wetenschappelijke literatuur van de afgelopen tien jaar geanalyseerd. Uit de bevindingen komt naar voren dat mindfulness de mate van zelfcontrole vergroot en egodepletie tegenwerkt. Verder wordt er gesuggereerd dat

mindfulness effectiever is in het vergroten van zelfcontrole dan een ontspanningstraining. Echter bestaat hier nog onduidelijkheid over en zal vervolgonderzoek moeten uitwijzen of dit

daadwerkelijk zo is. Tenslotte lijkt de unieke bijdrage van mindfulness zich te uiten in bewustwording van het huidige moment en acceptatie.

Mindfulness staat de laatste jaren weer volop in de belangstelling. De

trainingsbureaus schieten als paddenstoelen uit de grond en het aanbod aan cursussen en trainingen is overweldigend (van Elk, 2012). Naast het feit dat mindfulness steeds vaker wordt ingezet in de gezondheidszorg, is ook de wetenschappelijke belangstelling voor mindfulness de afgelopen tien jaar explosief gestegen (van Elk, 2012). De bevindingen van diverse recente onderzoeken zijn veelbelovend. Mindfulness laat bijvoorbeeld positieve effecten zien voor mensen met een psychische aandoening. Zo hebben personen met een depressie na het volgen van een mindfulnesstraining minder kans op terugval (Teasdale et al., 2000) en wordt het aantal angstklachten bij personen met een angststoornis gereduceerd (Roemer & Orsillo, 2002). Mindfulness is gestoeld op eeuwenoude Boeddhistische tradities

(4)

in combinatie met de hedendaagse psychologie (van Elk, 2012) en bedacht door Jon Kabat-Zinn in 1979. Mindfulness draait om leven in het hier en nu en je van elk moment bewust zijn. Kabat-Zinn stelt dat mindfulness werkt als een spier die zonder training zijn kracht zal verliezen (A classroom in the now, 2013). Net zoals buikspieren worden getraind voor een sixpack, wordt door middel van mindfulness het bewustzijn en de aandacht getraind. Met behulp van mindfulness wordt dus de zogenoemde ‘aandachtspier’ getraind.

Deze analogie wordt ook gehanteerd als het gaat om zelfcontrole. Zelfcontrole is het in overeenstemming brengen van je gedachten, gevoelens en gedrag met je doelen. Het is een executieve functie die ons gedrag, keuzes en plannen voor de toekomst reguleert (Aronson, Wilson & Akert, 2007). Zelfcontrole wordt in verband gebracht met positieve resultaten zoals superieure academische prestaties (Duckworth & Seligman, 2005) of gezonde

interpersoonlijke relaties (Finkel & Campbell, 2001). Een gebrek aan zelfcontrole wordt gerelateerd aan diverse problemen, zoals alcohol- en drugsmisbruik (Muraven, Collins, & Neinhaus, 2002), impulsief gedrag (Vohs & Faber, 2007) en onveilig vrijen (Aronson et al., 2007). Diverse onderzoeken onderbouwen het idee dat ook zelfcontrole werkt als een spier (Baumeister, Bratslavsky, Muraven & Tice, 1998; Muraven & Baumeister, 2000). Wanneer deze zogenoemde ‘zelfcontrolespier’ uitgeput raakt, zijn mensen minder in staat hun

gevoelens, gedachten en gedrag te reguleren. Het Self Regulatory Resource Model

(Baumeister et al., 1998) veronderstelt dat de mate van zelfcontrole gelimiteerd is omdat de verschillende vormen van zelfcontrole uit eenzelfde energiebron putten. Deze energiebron is beperkt en zorgt ervoor dat individuen slechts een beperkte mate van energie hebben om aan een taak te besteden die zelfcontrole vereist. Zelfcontrole uitoefenen op de ene taak beperkt namelijk de hoeveelheid zelfcontrole die besteed kan worden aan de tweede taak. Gelijkelijk gaat de marathon lopen lastiger als je vlak daarvoor al een wedstrijd hebt gevoetbald.

Wanneer de capaciteit van de energiebron wordt overschreden ontstaat egodepletie

(5)

(Baumeister et al., 1998). Het effect van egodepletie wordt omschreven als een spier die uitgeput raakt na frequent gebruik (Muraven & Baumeister, 2000). Waar egodepletie verwijst naar een uitgeputte zelfcontrolespier, wordt door middel van mindfulness de aandachtspier getraind. Verwijzen deze analogieën naar dezelfde spier?

Masicampo en Baumeister (2007) suggereren dat het frequent trainen van de zelfcontrolespier de mate van zelfcontrole versterkt. Dit kan volgens de onderzoekers door verschillende zelfcontrole-oefeningen, waar mindfulness er één van is. Indien mindfulness een positief effect heeft op zelfcontrole biedt dit mogelijkheden voor mensen die meer zelfcontrole willen uitoefenen.

Hoewel de populariteit van mindfulness in de loop der jaren enorm is gestegen, was er tot 10 jaar geleden nog geen gedegen onderzoek gedaan naar het effect van mindfulness op het psychisch welzijn (Bishop et al., 2004). Inmiddels is de wetenschappelijke belangstelling voor de effecten van mindfulness op de geestelijke gesteldheid enorm toegenomen (van Elk, 2012). Dit is een reden om de literatuur eens nader te bekijken. Dit literatuuroverzicht geeft een overzicht van het wetenschappelijk onderzoek naar het effect van mindfulness op zelfcontrole in de afgelopen tien jaar. Daarbij wordt gekeken wat de relatie is tussen

mindfulness, zelfcontrole en egodepletie. Ook wordt beantwoord of mindfulness effectiever is dan andere zelfcontrole-oefeningen zoals een ontspanningstraining, en welke facetten van mindfulness hierin een cruciale rol spelen.

In de eerste paragraaf wordt een operationele definitie van mindfulness gegeven. Door de jaren heen zijn er in de wetenschappelijke literatuur verschillende definities van

mindfulness gehanteerd. Om meer consensus te krijgen over de definitie van mindfulness hebben Bishop et al. (2004) een operationele definitie geconstrueerd die in het

wetenschappelijke veld kan worden gebruikt. In de tweede paragraaf wordt het effect van mindfulness op zelfcontrole en egodepletie beschreven. Er wordt besproken of het trainen

(6)

van de aandachtspier de mate van zelfcontrole vergroot. In deze paragraaf zal blijken dat mindfulness een positief effect heeft op de mate van zelfcontrole. Omdat nog niet duidelijk is of mindfulness ook van invloed is op egodepletie, wordt tevens beschreven of mindfulness ook effectief is wanneer de zelfcontrolespier al is uitgeput. In de derde paragraaf wordt onderzocht of mindfulness effectiever is in het vergroten van zelfcontrole dan andere zelfcontrole-oefeningen zoals zelfontspanning. Omdat een mindfulnesstraining en een ontspanningstraining op bepaalde punten met elkaar overlappen, is het interessant om deze twee trainingen met elkaar te vergelijken. In deze paragraaf zal naar voren komen dat mindfulness effectiever lijkt te zijn dan een ontspanningstraining. Daarom wordt er tevens gekeken welke elementen van mindfulness ervoor zorgen dat mindfulness effectiever is dan een ontspanningstraining.

Een Operationele Definitie van Mindfulness

Mindfulness wordt door de Bishop et al. (2004) omschreven als een niet

veroordelend, aanwezig bewustzijn waarbij elke gedachte, elk gevoel of elke sensatie die ontstaat wordt erkend en geaccepteerd zoals die is. De onderzoekers hebben een model opgesteld bestaande uit twee componenten: (1) zelfregulatie van de aandacht en (2) oriëntatie op ervaring.

Zelfregulatie van de aandacht betreft het vasthouden van de aandacht, het switchen van de aandacht en de inhibitie van elaboratieve verwerking.Het vasthouden van de aandacht verwijst naar het vermogen om een staat van alertheid voor een langere periode te aan te houden. Het switchen van de aandacht refereert naar de mogelijkheid om de aandacht terug te brengen naar de ademhaling wanneer een gedachte, gevoel of sensatie is geobserveerd. Met inhibitie van elaboratieve verwerking wordt bedoeld dat opkomende gedachten, gevoelens of sensaties louter worden geobserveerd en geaccepteerd. Er wordt verder niet nagedacht over

(7)

deze observatie of getracht de huidige gedachtes, gevoelens of sensaties te onderdrukken. Na het observeren wordt de aandacht weer teruggebracht naar de ademhaling om verdere

elaboratie te voorkomen (Bishop et al., 2004). In deze context kan mindfulness worden beschouwd als een metacognitieve vaardigheid.

Oriëntatie op ervaring wordt gekarakteriseerd door nieuwsgierigheid, openheid en acceptatie. Allereerst moeten gedachten, gevoelens en sensaties met nieuwsgierigheid en openheid worden benaderd. Alle gedachten, gevoelens en sensaties die in een persoon

opkomen zijn relevant en moeten daarom worden onderworpen aan observatie. Er wordt dus niet getracht de emoties, gedachten of sensaties te veranderen, deze worden louter

geobserveerd. Op die manier wordt een houding van acceptatie aangenomen. Acceptatie wordt gedefinieerd als het experiënteel openstaan voor het huidige moment (Bishop et al., 2004).

De operationele definitie van Bishop et al. (2004) werd recentelijk nog onderbouwd door andere wetenschappers (Chambers, Lo & Allen, 2008) en zal ook in dit onderzoek worden aangehouden.

Het Effect van Mindfulness op Zelfcontrole en Egodepletie

In deze paragraaf wordt besproken wat de invloed is van mindfulness op zelfcontrole. In de diverse onderzoeken die worden besproken wordt zelfcontrole gemeten aan de hand van pijntolerantie. Het onderdrukken van de neiging om fysieke pijn te vermijden of te

ontvluchten is een voorbeeld van het uitoefenen van zelfcontrole (Evans, Eisenlohr-Moul, Button, Baer en Segerstrom, 2014). Het doel van een pijntolerantietaak is om de pijn zo lang mogelijk te verdragen, terwijl de onmiddellijke behoefte signaleert dat de pijn moet worden vermeden. Het vergt dus zelfcontrole om het pijngevoel in lijn te brengen met het doel, namelijk het doorstaan van de pijn.

(8)

Een onderzoek van Kingston et al. (2007) laat zien dat er een positief effect is van mindfulness op zelfcontrole. De eerste groep proefpersonen volgde zes keer een

mindfulnesstraining van één uur verspreid over drie weken. De focus van deze training lag op bewustwording van het moment. Dit komt overeen met de operationele definitie van Bishop et al. (2004). In de definitie komt naar voren dat de aandacht naar het huidige moment brengen één van de aspecten van mindfulness is. De tweede groep proefpersonen volgde gedurende drie weken twee keer een Guided Visual Imagery training van één uur waar zij zichzelf leerden te ontspannen. Bij deze training lag de focus juist op de aandacht wegleiden van het moment. Alle deelnemers moesten gedurende drie weken elke dag 20 minuten oefenen met een CD. Tijdens het onderzoek vond er bij beide groepen zowel een voormeting als een nameting plaats. De mate van zelfcontrole werd gemeten aan de hand van de Cold Pressor Task. Bij deze taak moeten proefpersonen hun handen zo lang mogelijk in een bak

met ijswater steken. Aan de hand van hoelang iemand zijn hand in het water houdt kan de pijntolerantie (de mate van zelfcontrole) worden gemeten. Uit de resultaten kwam naar voren dat respondenten met een mindfulnesstraining meer pijn tolereerden na het volgen van de training dan respondenten die een ontspanningstraining hadden gevolgd. Bij deze groep werd geen verschil gevonden tussen de voor- en nameting. Deze resultaten suggereren dat

deelnemers die een mindfulnesstraining hadden gevolgd beter waren in het uitoefenen van zelfcontrole. Een kanttekening die bij het onderzoek van Kingston et al. (2007) geplaatst kan worden is dat er zes mindfulnesstrainingen plaatsvonden en slechts twee Guided Visual Imagery trainingen. De condities in dit onderzoek verschilden dus niet alleen in de focus van

de training, maar ook in de frequentie van de training. Het is daarom mogelijk dat deze onevenredige verdeling aan trainingen een alternatieve verklaring biedt voor het gevonden effect. Omdat deelnemers in de mindfulnessconditie vaker training hebben gehad dan

deelnemers in de Guided Visual Imagery conditie, biedt de frequentie wellicht een verklaring

(9)

voor het feit dat de mindfulnesstraining effectiever was dan de Guided Visual Imagery training.

Het onderzoek van Kingston et al. (2007) toont aan dat een mindfulnesstraining verspreid over drie weken een positief effect heeft op zelfcontrole. Het is echter nog niet duidelijk of het positieve effect van de mindfulnesstraining ook opgaat voor een

mindfulnesstraining die korter duurt dan drie weken. Bovendien lijkt een mindfulnesstraining effectiever dan een ontspanningstraining, al moet dit effect voorzichtig worden

geïnterpreteerd. Op dit laatste punt wordt verderop in het literatuuroverzicht dieper ingegaan. Het volgende onderzoek dat wordt besproken laat zien dat een mindfulnesstraining die korter duurt dan drie weken tevens een positief effect heeft op de mate van zelfcontrole.

Net zoals Kingston et al. (2007), vonden Zeidan, Gordon, Merchant en Goolkasian (2010) een positief effect van mindfulness op zelfcontrole. Daarnaast kwam uit het onderzoek van Zeidan et al. (2010) naar voren dat mindfulness een groter effect heeft op zelfcontrole dan andere cognitieve manipulaties. In hun studie werd zelfcontrole eveneens gemeten aan de hand van pijntolerantie. Ditmaal middels het toedienen van elektrische schokken in plaats van de Cold Pressure Task. De proefpersonen werden verdeeld in vier groepen. De eerste groep proefpersonen volgde een driedaagse mindfulnesstraining van 30 minuten per dag. Een tweede groep proefpersonen kreeg geen training maar werd verteld zich voor aanvang van het experiment gedurende vijf minuten te ontspannen. De derde groep proefpersonen kreeg wederom geen training en werd gedurende het experiment afgeleid met een wiskundige taak. Tot slot was er ook nog een vierde baseline groep zonder vorm van cognitieve manipulatie. Uit de resultaten kwam naar voren dat proefpersonen die een mindfulnesstraining hadden gevolgd meer pijn tolereerden dan proefpersonen die een andere of geen cognitieve

manipulatie hadden ondervonden. Hoewel ontspanning en wiskundige afleiding tevens voor

(10)

een verhoogde mate van pijntolerantie zorgden, bleek mindfulness de meest effectieve wijze om de pijn te verdragen.

Deze bevindingen suggereren dat een mindfulnesstraining in vergelijking met de andere cognitieve manipulaties succesvoller is in het vergroten van de mate van zelfcontrole. Toch biedt ook dit onderzoek geen uitsluitsel over de effectiviteit van een

mindfulnesstraining in vergelijking met een andere trainingom de mate van zelfcontrole te versterken. De deelnemers in de overige condities hebben bijvoorbeeld geen

ontspanningstraining gehad, maar werden louter geïnstrueerd om zich te ontspannen of een wiskundige som te maken. Daarnaast laat dit onderzoek zien dat zelfs een korter durende mindfulnesstraining van drie dagen al een positief effect heeft op zelfcontrole. Het volgende onderzoek dat wordt besproken laat zien of dit effect ook opgaat wanneer personen slechts een instructie krijgen over mindfulness zonder enige vorm van training.

In tegenstelling tot de studies van Kingston et al. (2007) en Zeidan et al. (2010), die een positief effect aantonen van mindfulness op zelfcontrole, vonden Evans et al. (2014) een omgekeerd effect. Evans et al. (2014) stellen dat mindful zijn dermate veel zelfregulatie vraagt dat het juist een negatief effect heeft op zelfcontrole en leidt tot egodepletie. De onderzoekers onderzochten het effect van mindfulness op zelfcontrole middels de Cold Pressor Task. De respondenten werden verdeeld over drie groepen. De eerste twee groepen

kregen een korte instructie over mindfulness, waarbij de ene groep werd gevraagd zich te focussen op bewustwording van het huidige moment en de andere groep werd geïnstrueerd de situatie te accepteren en niet veroordelend te zijn. Bewustwording van het huidige moment, acceptatie en niet oordelen zijn aspecten van mindfulness die ook terugkomen in de definitie van Bishop et al. (2004). De controlegroep werd gevraagd een copingmechanisme toe te passen dat ter plekke in hen opkwam. De resultaten lieten zien dat een korte instructie over mindfulness een negatief effect had op de mate van pijntolerantie. Dit lijkt in strijdmet

(11)

eerdere resultaten, waarbij werd gevonden dat mindfulness wel degelijk de mate van

pijntolerantie verhoogt. Dit verschil in resultaten treedt mogelijk op omdat deelnemers in de onderzoeken van Kingston et al.(2007) en Zeidan et al. (2010) een mindfulnesstraining verspreid over een paar dagen of weken hebben gehad. Daarom waren zij meer geoefend in mindfulness dan de deelnemers in het onderzoek van Evans et al. (2014), die slechts een korte instructie hebben gehad. De beginfase van een mindfulnesstraining vraagt zoveel zelfcontrole dat de energiebron uitgeput raakt en egodepletie optreedt. Omdat de initiële fase van mindfulness teveel zelfcontrole vergt, beperkt dit de mate van zelfcontrole op andere domeinen. Met andere woorden, om de zogenoemde aandachtspier of zelfcontrolespier te laten groeien moet deze spier eerst worden getraind. Immers, een spiermassa kweken vergt de nodige training.

Uit de verschillende beschreven onderzoeken blijkt enerzijds dat een korte driedaagse mindfulnesstraining al een positief effect heeft op zelfcontrole (Zeidan et al., 2010).

Anderzijds komt naar voren dat een mindfulnesstraining zonder oefening een negatief effect heeft op de mate van zelfcontrole en leidt tot egodepletie (Evans et al., 2014). Hieruit zou je kunnen opmaken dat geoefend zijn in mindfulness een belangrijke factor is. Maar wat als de zelfcontrolespier al uitgeput is? Heeft mindfulness ook een positieve invloed op egodepletie? In het volgende onderzoek wordt besproken wat het effect is van mindfulness op egodepletie.

Friese, Messne en Schaffner (2012)onderzochten of een korte mindfulnessmeditatie van vijf minuten het effect van egodepletie opheft wanneer personen een gebrek aan

zelfcontrole ervaren. De deelnemers in dit onderzoek bestonden uit personen die een driedaagse mindfulnesstraining hadden voltooid. De mate van zelfcontrole werd in dit onderzoek gemanipuleerd door deelnemers wel of niet hun emoties te laten onderdrukken tijdens een taak. Het onderdrukken van emoties vergt zelfcontrole omdat proefpersonen hun normale gedrag moeten bedwingen. Vervolgens kregen de deelnemers een neutrale taak

(12)

voorgelegd of moesten zij mediteren. Tijdens een meditatie worden opkomende gedachten geobserveerd, geaccepteerd en niet veroordeeld. Vervolgens wordt de aandacht weer

teruggebracht naar de ademshaling. Deze beschrijving is in lijn met de operationele definitie van mindfulness (Bishop et al. 2004). Tot slot werd er een aandachttest afgenomen die eveneens zelfcontrole vergde, om de verschillen in de mate van egodepletie te meten. Uit de resultaten kwam naar voren dat een mindfulnessmeditatie van vijf minuten de effecten van egodepletie tegenwerkt. Proefpersonen die na het onderdrukken van hun emoties vijf minuten hadden gemediteerd, scoorden even hoog op de aandachttaak als proefpersonen die van tevoren niet waren uitgeput. Proefpersonen waarbij de mate van zelfcontrole was uitgeput scoorden significant lager op de aandachtstaak dan de proefpersonen die naderhand hadden gemediteerd. Deze bevindingen onderbouwen het gegeven dat mindfulness het effect van egodepletie tegengaat in omstandigheden van een uitgeputte energiebron. Wanneer iemand een gebrek aan zelfcontrole ervaart, kan een korte meditatie het effect van egodepletie tegengaan.

Het onderzoek van Friese et al. (2012) suggereert dat een driedaagse

mindfulnesstraining het effect van egodepletie tegenwerkt. Ook uit de eerder besproken onderzoeken komt naar voren dat personen na een mindfulnesstraining succesvoller zijn in het uitoefenen van zelfcontrole, mits er geoefend is. Uit deze bevindingen kan worden opgemaakt dat een kortdurende mindfulnesstraining al voldoende is om de mate van

zelfcontrole te vergroten en het effect van egodepletie tegen te gaan. Maar is er ook nog een verschil te ontdekken in de mate van ervaring met mindfulness? Leidt jaren ervaring met mindfulness ertoe dat iemand succesvoller is in het uitoefenen van zelfcontrole dan wanneer iemand minder ervaring met mindfulness heeft? In het volgende onderzoek dat wordt besproken is gekeken naar de relatie tussen ervaring met mindfulness en de mate van zelfcontrole.

(13)

In een correlationeel onderzoek van Taylor en Mireault (2008) is nader bekeken in hoeverre de duur van het volgen van een mindfulnesstraining gerelateerd is aan zelfcontrole. De onderzoekers maakten onderscheid tussen personen met veel en weinig ervaring met mindfulness. De deelnemers bestonden uit leden van een meditatiecentrum en werden onderverdeeld in twee groepen. De eerste groep deelnemers omvatte de ervaren cursisten die minimaal vijf jaar ervaring hadden met mindfulnessmeditatie. De tweede groep deelnemers bestond uit minder ervaren cursisten met ervaring in mindfulness variërend van een kwart jaar tot ruim vier-en-een-half jaar. De mate van zelfcontrole werd gemeten aan de hand van de Self-Regulation-Questionnaire (SRQ). In deze vragenlijst werd gevraagd naar het

vermogen om gepland gedrag te ontwikkelen, implementeren en flexibel te handhaven. Uit de resultaten blijkt dat er geen verschil is tussen de ervaren en minder ervaren deelnemers wat betreft zelfcontrole. Deze bevindingen suggereren dat het niet uitmaakt of iemand veel ervaring of weinig ervaring met mindfulness heeft.

Samengevat kan er worden geconcludeerd dat mindfulness een positief effect heeft op de mate van zelfcontrole. Het is hierbij belangrijk dat personen voldoende getraind zijn in mindfulness. Wanneer iemand nog niet genoeg geoefend is in mindfulness vergt deze onbedrevenheid dermate veel zelfcontrole dat dit egodepletie als gevolg heeft. Indien een persoon voldoende getraind is in mindfulness vereist deze geoefendheid juist minder cognitieve capaciteit waardoor de mate van zelfcontrole verhoogt. Met voldoende training lijkt het dus mogelijk om de energiebron van zelfcontrole op te bouwen. Daarnaast blijkt mindfulness een goede methode te zijn om de bronnen van zelfcontrole weer aan te vullen in een staat van egodepletie. Een korte mindfulnessmeditatie kan het effect van egodepletie al tegengaan. Verder wordt gesuggereerd dat de hoeveelheid ervaring met mindfulness niet uitmaakt. Er is geen verschil tussen personen die veel geoefend zijn en personen die minder geoefend zijn in mindfulness wat betreft de mate van zelfcontrole.Maar welke facetten van

(14)

mindfulness zorgen er nu voor dat mindfulness zo effectief is? Uit de besproken onderzoeken komt naar voren dat geoefend zijn in mindfulness een belangrijke factor is. Maar wat voor invloed heeft de inhoud van de training? Kingston et al. (2007) suggereren bijvoorbeeld dat een mindfulnesstraining effectiever is dan de Guided Visual Imagery training, terwijl beide trainingen wel degelijk een aantal dezelfde componenten delen. Deze overlap uit zich in mentale activiteit, alertheid en fysieke inactiviteit (Kingston et al., 2007). Daarnaast is het nog maar de vraag of een mindfulnesstraining daadwerkelijk effectiever is dan een

ontspanningstraining, aangezien de deelnemers in het onderzoek van Kingston et al. (2007) een onevenredig aantal trainingen hebben gehad. Is het verschil in effectiviteit van beide trainingen te wijten aan het ongelijke aantal trainingen of heeft mindfulness daadwerkelijk een unieke bijdrage? In de volgende paragraaf wordt gepoogd te beschrijven of mindfulness daadwerkelijk effectiever is en wat in dat geval de unieke contributie is van mindfulness.

De Unieke Bijdrage van Mindfulness

Het regelmatig trainen van de zelfcontrolespier vergroot de capaciteit van zelfcontrole (Masicampo & Baumeister, 2007). Naast mindfulness zijn er ook andere oefeningen die laten zien dat zij, mits er geoefend wordt, de mate van zelfcontrole te vergroten (Masicampo & Baumeister, 2007). Het vergroten van zelfcontrole kan bijvoorbeeld ook door de visuele aandacht op een bepaald object te richten gedurende een aantal minuten (DeWall,

Baumeister, Stillman & Gailliot, 2007) of door de niet-dominante hand te gebruiken voor taken zoals tandenpoetsen, eten of de deur openen (Gaillot, Plant, Butz & Baumeister, 2007). Volgens Masicampo en Baumeister (2007) overlappen oefeningen die de mate van

zelfcontrole vergroten op een aantal vlakken met mindfulness. Die overlap uit zich bijvoorbeeld in ontspanning of bewust de aandacht ergens op richten. De onderzoekers stellen dat mindfulness daarmee slechts één van de mogelijkheden is om de zelfcontrolespier te trainen. Uit de onderzoeken die in dit literatuuroverzicht zijn besproken blijkt inderdaad

(15)

dat oefeningen met betrekking tot het vergroten van zelfcontrole een aantal dezelfde

componenten met mindfulness delen (Evans et al., 2014; Kingston et al., 2007; Zeidan et al., 2010). Hoewel sommige van deze oefeningen een positief effect blijken te hebben op de mate van zelfcontrole (Zeidan et al., 2010), lijkt mindfulness tot dusver de meest effectieve

methode om de mate van zelfcontrole te vergroten. Deze veronderstelling kan gezien de onderzoeksopzet van bijvoorbeeld Kingston et al. (2007) in twijfel worden getrokken. Hoewel een verschil in hoeveelheid aangeboden training niet uitsluit dat de effectiviteit door de duur van de training komt, wordt de inhoud van beide trainingen nader bekeken. Daarom wordt in deze paragraaf bekeken of mindfulness effectiever is dan een andere training. In deze paragraaf wordt gekeken naar het verschil tussen een mindfulnesstraining en een ontspanningstraining. Als mindfulness daadwerkelijk effectiever is dan een

ontspanningstraining volgt de vraag wat dan de unieke bijdrage van mindfulness is aan dit positieve effect. Deze paragraaf gaat ook daar dieper op in. Nu zal eerst opnieuw het onderzoek van Kingston et al. (2007) worden aangehaald om de verschillen en

overeenkomsten tussen een mindfulnesstraining en een ontspanningstraining in kaart te brengen.

In het onderzoek van Kingston et al. (2007) werd een mindfulnesstraining vergeleken met een Guided Visual Imagery training en een baseline meting. De focus van de

mindfulnesstraining lag op bewustzijn van het huidige moment. Elke mindfulnesstraining bestond uit een korte introductie, verschillende oefeningen en een reflectieve discussie. De training begon met een body scan van twee minuten, waarbij de aandacht op het lichaam gevestigd werd. Vervolgens werd de aandacht naar de ademhaling geleid. Deelnemers werden aangemoedigd om zicht bewust te worden van opkomende gedachten, gevoelens en sensaties, om deze vervolgens te observeren zonder te elaboreren. Vervolgens moesten zij de observaties accepteren en de aandacht weer terugbrengen naar de ademhaling. De Guided

(16)

Visual Imagery training had als doel zelfontspanning en de aandacht wegleiden van het

moment. De training had eenzelfde opbouw als de mindfulnesstraining. Elke training begon met een korte introductie, vervolgens werd er geoefend en tenslotte werd er nog een

reflectieve discussie gehouden. De training begon met een geleide, diepe

ademhalingsoefening van twee minuten. Vervolgens moesten de deelnemers mentale beelden visualiseren die werden beschreven door de trainer, zoals het door een tuin heen lopen. Waar de focus van de mindfulnesstraining op bewustwording van het moment lag, richtte de Guided Visual Imagery training zich juist op de aandacht wegleiden van het moment.

Ondanks dit verschil overlappen de beide trainingen elkaar op een aantal componenten. Zo lag bij beide trainingen de focus op de ademhaling. Ook is er bij zowel de

mindfulnesstraining als de ontspanningstraining sprake van mentale activiteit, fysieke inactiviteit en een constante staat van alertheid. Met een constante staat van alertheid wordt bedoeld dat de aandacht voor een langere tijd kan worden vastgehouden.

Zelfregulatie van de aandacht, en daarmee bewustwording van het huidige moment in het bijzonder lijkt hier de bepalende factor. Met name het switchen tussen de aandacht speelt een rol. Na het bewust worden van sensaties, gedachten of gevoelens worden deze

geaccepteerd en wordt de aandacht weer teruggebracht naar het moment. Het cruciale verschil lijkt zich dus te uiten in de aandacht wegleiden versus de aandacht naar het huidige moment brengen. Het volgende onderzoek dat wordt besproken vergelijkt het effect van een mindfulnesstraining met een ontspanningstraining.

Jain et al. (2007) vergeleken het effect van mindfulness op stress, afleidende

gedachten of gedrag, ruminatie en stemming met het effect van een ontspanningstraining. Het doel van dit onderzoek was om te kijken of één van beide trainingen een groter effect had op deze variabelen dan de andere training. Hoewel er in dit onderzoek niet expliciet naar

zelfcontrole werd gekeken, kan worden aangenomen dat afleidende gedachten of gedrag een 15

(17)

vorm van zelfcontrole representeren. Immers, je gedachten of gedrag controleren valt onder de definitie van zelfcontrole (Aronson et al., 2007; Muraven & Baumeister, 1998). De deelnemers in het onderzoek van Jain et al. (2007) werden verdeeld over twee groepen. De eerste groep deelnemers volgde een mindfulnesstraining, de tweede groepdeelnemers volgde een ontspanningstraining. De ontspanningstraining is vergelijkbaar met de Guided Visual Imagery training uit het onderzoek van Kingston et al. (2007). Beide groepen volgden vier

trainingen verspreid over vier weken van anderhalf uur per les. Daarnaast was er een

controlegroep die geen enkele vorm van training kreeg. Middels vragenlijsten werd tijdens de voor- en nameting de mate stress, ruminatie, afleidende gedachten en stemming achterhaald. Uit de resultaten kwam naar voren dat zowel de mindfulnesstraining als de

ontspanningstraining een positief effect hadden op de stemming en de mate van stress. Daarnaast bleek de mindfulnesstraining op bepaalde fronten effectiever dan de

ontspanningstraining. De unieke bijdrage van de mindfulnesstraining uitte zich in minder afleidende gedachten en minder ruminatie. Mogelijk heeft dit te maken met de inhibitie van elaboratieve verwerking. Door middel van een mindfulnesstraining wordt de deelnemer aangeleerd om de aandacht te switchen tussen opkomende gedachten en de ademhaling. Wanneer een gedachte is geobserveerd en geaccepteerd wordt de aandacht weer

teruggebracht naar de ademhaling. Hierdoor is er geen ruimte voor afleidende gedachten, de aandacht wordt immers teruggeleid naar de ademhaling. Door het switchen van de aandacht vindt er tevens minder elaboratie plaats en daarmee ook minder ruminatie (Bishop et al., 2004).

Aan de hand van de onderzoeksopzet van Jain et al. (2007) kan er een gedegen vergelijking worden gemaakt tussen een mindfulnesstraining en een ontspanningstraining. Omdat in dit onderzoek de duur en de frequentie van de trainingen gelijk waren, kan er met meer zekerheid worden geïnsinueerd dat het verschil in effectiviteit op zelfcontrole te wijten

(18)

is aan de inhoud van de training en niet aan de duur van de training. Jain et al. (2007) doen echter niet expliciet onderzoek naar het effect van mindfulness versus ontspanning op zelfcontrole. Daarom moeten ook de bevindingen uit dit onderzoek met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Een onderzoek van Tang et al. (2007) kan wellicht meer zeggen over het verschil tussen een mindfulnesstraining en een ontspanningstraining wanneer er wordt gekeken naar de mate van zelfcontrole. In dit onderzoek wordt gekeken naar het effect van een meditatietraining met daarin aspecten van mindfulness op zelfcontrole. De

meditatietraining werd in dit onderzoek vergeleken met een ontspanningstraining.

Tang et al. (2007) vergeleken het effect van een meditatietraining op aandacht en zelfcontrole met het effect van een ontspanningstraining. De proefpersonen werden verdeeld in twee groepen. De eerste groep volgde gedurende vijf dagen een meditatietraining, de tweede groep volgde dezelfde vijf dagen een ontspanningstraining. In de meditatietraining zaten aspecten van mindfulness verwerkt, zoals het creëren van rustgevende alertheid en bewustwording van de ademhaling en het lichaam. Dit is in lijn met de definitie van Bishop et al. (2004). In het onderzoek vond een voor- en een nameting plaats. De mate van

zelfcontrole werd gemeten aan de hand van vragenlijsten. Uit de resultaten kwam naar voren dat de meditatietraining een sterker positief effect had op de mate van zelfcontrole dan de ontspanningstraining. Het onderzoek van Tang et al. (2007) onderbouwt het idee dat mindfulness effectiever werkt om de mate van zelfcontrole te vergroten dan een

ontspanningstraining. Echter moet ook het effect van dit onderzoek met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Er is in dit onderzoek immers gebruik gemaakt van een

meditatietraining met daarin aspecten van mindfulness en geen mindfulnesstraining op

zichzelf. Daarom kan er op basis van deze bevindingen niet met zekerheid worden gesteld dat het effect op zelfcontrole louter kan worden toegeschreven aan de aspecten van mindfulness.

(19)

Vervolgonderzoek zal daarom moeten uitwijzen of dit effect ook opgaat voor mindfulnesstraining.

De onderzoeken van Jain et al. (2007) en Tang et al. (2007) suggereren dat een mindfulnesstraining effectiever is dan een ontspanningstraining. Het grootste verschil tussen een mindfulnesstraining en een ontspanningstraining uit zich in de aandacht richten op het huidige moment of de aandacht juist wegleiden van het huidige moment. Het volgende onderzoek dat wordt besproken (McMullen et al., 2007) gaat dieper in op de richting van de aandacht. Het onderzoek van McMullen et al. (2007) biedt meer inzicht in de werkzaamheid van de verschillende facetten van mindfulness.

McMullen et al. (2007) onderzochten het effect van acceptatie versus afleiding op de mate van pijntolerantie. Acceptatie is één van de kernelementen van mindfulness. Door Bishop et al. (2004) wordt het ook wel gekarakteriseerd als het ervaringsmatig openstaan voor het huidige moment. Afleiding vormt een onderdeel van ontspanningstrainingen. Hierbij wordt de aandacht juist weggeleid van het huidige moment. In dit onderzoek werd de mate van pijntolerantie gemeten aan de hand van het toedienen van elektrische schokken. De proefpersonen werden verdeeld over vijf condities. In de eerste twee condities kregen

proefpersonen een instructie over acceptatie of afleiding en aansluitend daarop een oefening. In de derde en de vierde conditie ontvingen proefpersonen louter een instructie met

betrekking tot acceptatie of afleiding. De controleconditie ontving geen enkele vorm van instructie of oefening. Uit de resultaten kwam naar voren dat personen die een instructie en oefening over acceptatie hadden ontvangen een verhoogde mate van pijntolerantie

vertoonden. Voor de overige condities was er geen verschil gevonden in de mate van

pijntolerantie. Dit onderzoek laat zien dat de acceptatie van een gedachte, sensatie of gevoel de mate van zelfcontrole verhoogt. Daarnaast toont dit onderzoek aan dat acceptatie

effectiever werkt dan afleiding, wat suggereert dat een mindfulnesstraining een positiever 18

(20)

effect heeft dan een ontspanningstraining. Bovendien wordt wederom bevestigd dat geoefend zijn in mindfulness een belangrijke factor is.

Kort samengevat suggereren de besproken onderzoeken dat een mindfulnesstraining effectiever is in het vergroten van zelfcontrole dan een ontspanningstraining. Toch moet dit effect met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd en zal vervolgonderzoek moeten uitwijzen of het positieve effect op zelfcontrole volledig kan worden toegeschreven aan een

mindfulnesstraining. Daarnaast suggereren diverse onderzoeken dat mindfulness een unieke bijdrage levert aan het effect op zelfcontrole, ondanks dat mindfulness en andere cognitieve manipulaties zoals een ontspanningstraining op bepaalde fronten met elkaar overlappen. Zo lijkt het dat bewustzijn van het huidige moment en acceptatie de unieke bijdrage van mindfulness kunnen verklaren.

Conclusie en discussie

In dit literatuuroverzicht werd het effect van mindfulness op zelfcontrole en

egodepletie onderzocht. Daarnaast werd getracht te beschrijven wat de unieke bijdrage is van mindfulness wanneer deze training wordt vergeleken met andere cognitieve manipulaties.

De besproken onderzoeken suggereren dat mindfulness de mate van zelfcontrole kan vergroten. Door de aandachtspier te trainen lijkt dus ook de zelfcontrolespier te worden getraind. Het is hierbij van belang dat er voldoende wordt geoefend met mindfulness. Een driedaagse mindfulnesstraining lijkt al voldoende om de mate van zelfcontrole te vergroten. Wanneer iemand nog niet voldoende is getraind in mindfulness raakt de zelfcontrolespier juist uitgeput en treedt er egodepletie op. Regelmatig oefenen met mindfulness leidt ertoe dat het mindful zijn minder cognitieve capaciteit opeist. Op deze manier kan de mate van

zelfcontrole worden verhoogd en egodepletie worden tegengegaan. Verder blijkt Mindfulness ook een positief effect te hebben wanneer de zelfcontrolespier al is uitgeput. In een staat van

(21)

uitputting werkt mindfulness het effect van egodepletie tegen. Slechts vijf minuten

mindfulnessmeditatie is al voldoende om het effect van egodepletie op te heffen, wederom mits er is geoefend. Tenslotte lijkt de hoeveelheid ervaring met mindfulness niet gerelateerd te zijn aan de mate van zelfcontrole. Een persoon die veel getraind heeft met mindfulness verschilt niet in de mate van zelfcontrole met een persoon die minder geoefend is.

Verder wordt geïmpliceerd dat mindfulness effectiever is in het vergroten van zelfcontrole dan andere cognitieve manipulaties zoals een ontspanningstraining. Deze bevinding moet echter met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Zo keken Jain et al. (2007) niet expliciet naar zelfcontrole, maakten Tang et al. (2007) gebruik van een bredere meditatietraining dan alleen een mindfulnesstraining, en was er bij Kingston et al. (2007) sprake van een ongelijke verdeling tussen mindfulness- en ontspanningstrainingen.

Vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen of het positieve effect op zelfcontrole volledig kan worden toegeschreven aan mindfulness.

Daarnaast heeft mindfulness raakvlakken met andere oefeningen waarbij de mate van zelfcontrole kan worden vergroot. Toch suggereren de onderzoeken waarbij er een

vergelijking wordt gemaakt tussen een mindfulnesstraining en een ontspanningstraining dat mindfulness toch wel degelijk een unieke bijdrage levert. Zo lijken bewustwording van het huidige moment en acceptatie ervoor te zorgen dat mindfulness effectiever is dan een

ontspanningstraining. Bewustwording van het huidige moment en de gedachten, gevoelens en sensaties accepteren leiden tot een vergrote mate van zelfcontrole. Dit in tegenstelling tot de aandacht afleiden van het moment. De aandacht wegleiden van het moment leidt niet tot meer zelfcontrole. Vervolgonderzoek in de toekomst moet uitwijzen of ook andere centrale

aspecten van mindfulness een unieke bijdrage leveren.

(22)

In dit literatuuroverzicht is gepoogd om de operationele definitie van mindfulness van Bishop et al. (2004) aan te houden. Een discussiepunt is dat niet elk besproken onderzoek de aangereikte definitie van Bishop et al. (2004) heeft gehanteerd. Zoals blijkt is mindfulness een breed definieerbaar concept en leidt dit gemakkelijk tot verschillen in interpretaties van mindfulness. Dit kan problematisch zijn omdat het tot van elkaar afwijkende definities leidt. Een andere definitie van mindfulness leidt mogelijk tot een andere onderzoeksopzet en daarmee verschillende interpretaties van de resultaten. Daarom wordt het aangeraden om in de toekomst dezelfde definitie aan te houden in de wetenschappelijke literatuur.

Jon Kabat-Zinn stelt dat met mindfulness de aandachtspier wordt getraind die ervoor zorgt dat we onze aandacht kunnen focussen op het huidige moment (A classroom in the now, 2013). Bewustwording van het huidige moment vergroot ook de mate van zelfcontrole. Er kan met voorzichtigheid worden gesteld dat met het trainen van de aandachtspier ook de zelfcontrolespier wordt getraind.

Literatuurlijst

A classroom in the now. (2013). Opgehaald van http://harvardmagazine.com/2013/10/a-classroom-in-the-now

Aronson, E., Wilson, T.D. & Akert, R.M. (2007). Social Psychology. New Jersey: Pearson Education.

Baumeister, R. F., Bratslavsky, E., Muraven, M., & Tice, D. M. (1998). Ego depletion: is the active self a limited resource? Journal of Personality and Social Psychology, 74(5), 1252. doi: 10.1037/0022-3514.74.5.1252

(23)

Bishop, S. R., Lau, M., Shapiro, S., Carlson, L., Anderson, N. D., Carmody, J. & Devins, G. (2004). Mindfulness: A proposed operational definition. Clinical psychology: Science and practice, 11(3), 230-241. doi: 10.1093/clipsy.bph077

Chambers, R., Lo, B. C. Y., & Allen, N. B. (2008). The impact of intensive mindfulness training on attentional control, cognitive style, and affect. Cognitive Therapy and

Research, 32(3), 303-322. doi: 10.1007/s10608-007-9119-0

DeWall, C. N., Baumeister, R. F., Stillman, T. F., & Gailliot, M. T. (2007). Violence restrained: Effects of self-regulation and its depletion on aggression. Journal of Experimental Social Psychology, 43(1), 62-76. doi: 10.1016/j.jesp.2005.12.005

Duckworth, A. L., & Seligman, M. E. (2005). Self-discipline outdoes IQ in predicting academic performance of adolescents. Psychological Science, 16(12), 939-944. doi: 10.1111/j.1467-9280.2005.01641.x

Evans, D. R., Eisenlohr‐Moul, T. A., Button, D. F., Baer, R. A., & Segerstrom, S. C. (2014). Self‐regulatory deficits associated with unpracticed mindfulness strategies for coping with acute pain. Journal of Applied Social Psychology, 44(1), 23-30. doi:

10.1111/jasp.12196

Finkel, E. J., & Campbell, W. K. (2001). Self-control and accommodation in close relationships: an interdependence analysis. Journal of personality and social psychology, 81(2), 263-277. doi: 10.1037/0022-3514.81.2.263

Friese, M., Messner, C., & Schaffner, Y. (2012). Mindfulness meditation counteracts self-control depletion. Consciousness and Cognition, 21(2), 1016-1022. doi:

doi:10.1016/j.concog.2012.01.008

(24)

Gailliot, M. T., Plant, E. A., Butz, D. A., & Baumeister, R. F. (2007). Increasing self-regulatory strength can reduce the depleting effect of suppressing

stereotypes. Personality and Social Psychology Bulletin, 33(2), 281-294. doi: 10.1177/0146167206296101

Jain, S., Shapiro, S. L., Swanick, S., Roesch, S. C., Mills, P. J., Bell, I., & Schwartz, G. E. (2007). A randomized controlled trial of mindfulness meditation versus relaxation training: Effects on distress, positive states of mind, rumination, and

distraction. Annals of Behavioral Medicine, 33(1), 11-21. doi: 10.1207/s15324796abm3301_2

Kingston, J., Chadwick, P., Meron, D., & Skinner, T. C. (2007). A pilot randomized control trial investigating the effect of mindfulness practice on pain tolerance, psychological well-being, and physiological activity. Journal of Psychosomatic Research, 62(3), 297-300. doi: 10.1016/j.jpsychores.2006.10.007

Roemer, L., & Orsillo, S. M. (2002). Expanding our conceptualization of and treatment for generalized anxiety disorder: Integrating mindfulness/acceptance‐based approaches with existing cognitive‐behavioral models. Clinical Psychology: Science and

Practice, 9(1), 54-68. doi: 10.1093/clipsy.9.1.54

Taylor, D.G. & Mireault, G.C. (2008). Mindfulness and self-regulation: A comparison of long-term to short-term meditators. Journal of Transpersonal Psychology, 40(1), 88-99. doi: 10.1159/000330362

Masicampo, E. J., & Baumeister, R. F. (2007). Relating mindfulness and self-regulatory processes. Psychological Inquiry, 18(4), 255-258. doi: 10.1080/10478400701598363

(25)

McMullen, J., Barnes-Holmes, D., Barnes-Holmes, Y., Stewart, I., Luciano, C., & Cochrane, A. (2008). Acceptance versus distraction: Brief instructions, metaphors and exercises in increasing tolerance for self-delivered electric shocks. Behaviour Research and

Therapy, 46(1), 122-129. doi: 10.1016/j.brat.2007.09.002

Muraven, M., & Baumeister, R. F. (2000). Self-regulation and depletion of limited resources: Does self-control resemble a muscle? Psychological Bulletin, 126(2), 247-259. doi: I0.I037//0033-2909.126.2.24

Muraven, M., Collins, R. L., & Neinhaus, K. (2002). Self-control and alcohol restraint: an initial application of the self-control strength model. Psychology of Addictive Behaviors, 16(2), 113-120. doi: 10.1037/0893-164X.16.2.113

Tang, Y. Y., Ma, Y., Wang, J., Fan, Y., Feng, S., Lu, Q., ... & Posner, M. I. (2007). Short-term meditation training improves attention and self-regulation. Proceedings of the

National Academy of Sciences, 104(43), 17152-17156. doi: 10.1073/pnas.0707678104

Teasdale, J. D., Segal, Z. V., Williams, J. M. G., Ridgeway, V. A., Soulsby, J. M., & Lau, M. A. (2000). Prevention of relapse/recurrence in major depression by mindfulness-based cognitive therapy. Journal of consulting and clinical psychology, 68(4), 615. doi: 10.1037/0022-006X.68.4.615

Van Elk, M. (2012). De gelovige geest: op zoek naar de biologische en psychologische wortels van religie. Amsterdam: Bert Bakker.

Vohs, K. D., & Faber, R. J. (2007). Spent resources: Self‐regulatory resource availability affects impulse buying. Journal of Consumer Research, 33(4), 537-547. doi: 10.1086/510228

(26)

Zeidan, F., Gordon, N. S., Merchant, J., & Goolkasian, P. (2010). The effects of brief mindfulness meditation training on experimentally induced pain. The Journal of

Pain, 11(3), 199-209.doi: 10.1016/j.jpain.2009.07.015

(27)

Titel

Het Positieve Effect van een Mindfulnesstraining versus een Ontspanningstraining op Zelfcontrole.

Korte samenvatting

Uit diverse onderzoeken blijkt dat het volgen van een mindfulnesstraining een positief effect heeft op de mate van zelfcontrole (Friese, Messne & Schaffner, 2012; Kingston, Chadwick, Meron en Skinner, 2007; Zeidan, Gordon, Merchant en Goolkasian, 2010). In verschillende onderzoeken wordt het effect van mindfulness op zelfcontrole vergeleken met het effect van een ontspanningstraining op zelfcontrole (Kingston et al., 2007; Tang et al., 2007). Deze onderzoeken suggereren dat mindfulness een groter effect heeft op zelfcontrole dan een ontspanningstraining. Echter kan er op basis van de onderzoeksopzet van deze onderzoeken niet met zekerheid worden gesteld dat een mindfulnesstraining daadwerkelijk effectiever is. Daarom wordt in dit onderzoek wederom gekeken naar het verschil in effect tussen een mindfulnesstraining en een ontspanningstraining op de mate van zelfcontrole, ditmaal met een aangepaste onderzoeksopzet. Aan de hand van dit onderzoek wordt ontbrekende informatie aangevuld en kan er een eenduidige conclusie worden getrokken.

Afleiden van de onderzoeksvraagstelling

In diverse onderzoeken is getracht te vergelijken of het volgen van een mindfulnesstraining een positiever effect heeft op de mate van zelfcontrole dan een ontspanningstraining. Zo vergeleken Kingston et al. (2007) het effect van een

mindfulnesstraining met een Guided Visual Imagery training. Uit hun onderzoek kwam naar voren dat alleen de mindfulnesstraining een positief effect had op de mate van zelfcontrole. Er werd geen effect gevonden voor de ontspanningstraining. Echter moet bij dit onderzoek

(28)

worden opgemerkt dat er zes mindfulnesstrainingen plaatsvonden en slechts twee Guided Visual Imagery trainingen. Mogelijk behoeft een Guided Visual Imagery training minder

uitleg en begeleiding dan een mindfulnesstraining. Toch kan de onevenredige verdeling aan trainingen ook een alternatieve verklaring bieden voor het gevonden effect. Omdat er vaker een mindfulnesstraining is gegeven dan een ontspanningstraining, biedt dit mogelijk een verklaring voor het feit dat de mindfulnesstraining effectiever was dan de Guided Visual Imagery training. Op basis van dit onderzoek kan dus niet worden geconcludeerd dat een

mindfulnesstraining effectiever is dan een ontspanningstraining. Ook Tang et al. (2007) vergeleken het effect van een meditatietraining met daarin aspecten van mindfulness met een ontspanningstraining. Uit dit onderzoek kwam tevens naar voren dat de meditatietraining effectiever was in het vergroten van de mate van zelfcontrole dan de ontspanningstraining. Er kan echter niet met zekerheid worden gesteld dat het positieve effect op zelfcontrole louter kan worden toegeschreven aan de aspecten van mindfulness. Omdat de meditatietraining niet volledig overeenkomt met een mindfulnesstraining, kan op basis van dit onderzoek niet worden gesteld dat mindfulness een positiever effect heeft op de mate van zelfcontrole dan een ontspanningstraining.

Omdat deze onderzoeken geen uitsluitsel bieden over het effect van een mindfulnesstraining versus een ontspanningstraining op zelfcontrole, wordt er in dit onderzoek gepoogd een gedegen vergelijking te maken. In dit onderzoek wordt de vraag beantwoord of een mindfulnesstraining effectiever in het vergroten van de mate van zelfcontrole dan een ontspanningstraining. De eerste hypothese luidt dat personen na het volgen van een mindfulnesstraining succesvoller zijn in het uitoefenen van zelfcontrole dan voorafgaand aan de training. De tweede hypothese stelt dat personen na het volgen van een ontspanningstraining succesvoller zijn in het uitoefenen van zelfcontrole dan voorafgaand aan de training. De derde hypothese luidt dat personen die een mindfulnesstraining hebben

(29)

gevolgd een grotere mate van zelfcontrole hebben dan personen die een ontspanningstraining hebben gevolgd. In komend onderzoek ontvangen de deelnemers een mindfulnesstraining of een ontspanningstraining. Deze onderzoeksopzet kan de onderzoeksvraag beantwoorden omdat er een vergelijking wordt gemaakt tussen het effect van een mindfulnesstraining en een ontspanningstraining. Daarbij worden de beide trainingen zoveel mogelijk

gestandaardiseerd. Denk hierbij aan het evenredig verstrekken van trainingen.

Onderzoeksmethode

Deelnemers

De deelnemers in het onderzoek zullen bestaan uit studenten van de Universiteit van Amsterdam. De proefpersonen worden benaderd voor het onderzoek via de e-mail en www.proefpersonen.net. Er geldt het exclusiecriterium dat deelnemers met ervaring in mindfulness of een ontspanningstraining niet mogen deelnemen aan het onderzoek. Er is een exclusiecriterium ingesteld om ervoor te zorgen dat deelnemers op de voormeting zo min mogelijk van elkaar verschillen, zodat met zekerheid kan worden gesteld dat het effect op zelfcontrole kan worden toegeschreven aan de training. De deelnemers worden verdeeld in twee groepen. De eerste groep deelnemers krijgt een mindfulnesstraining en de tweede groep deelnemers ontvangt een ontspanningstraining. De voormeting is tevens een baselinemeting, waardoor een controleconditie overbodig is. De deelnemers zullen worden beloond met participatiepunten.

Materialen

Deelnemers ontvangen een mindfulnesstraining of een ontspanningstraining. Alle deelnemers krijgen een driedaagse training van 30 minuten per dag. Uit onderzoek van Zeidan et al. (2010) blijkt dat een driedaagse mindfulnesstraining al een positief effect heeft

(30)

op de mate van zelfcontrole. Een langer durende training is daarmee overbodig, ook om onnodige kosten te voorkomen. Elke training bestaat uit een korte introductie, verschillende oefeningen en reflectieve discussie. Bij de mindfulnesstraining ligt de focus op

bewustwording van het huidige moment. De ontspanningstraining richt zich juist op de aandacht wegleiden van het moment. Voor een uitgebreide beschrijving van beide trainingen, zie Kingston et al. (2007).

De mate van zelfcontrole wordt gemeten aan de hand van de Cold Pressor Task. Bij deze taak moeten proefpersonen hun handen zo lang mogelijk in een bak met ijswater steken. Aan de hand van hoelang iemand zijn hand in het water houdt kan de pijntolerantie worden gemeten. Het overkomen van de neiging om fysieke pijn te vermijden of te ontvluchten is een voorbeeld van het uitoefenen van zelfcontrole (Evans, Eisenlohr-Moul, Button, Baer en Segerstrom, 2014). Het doel van een pijntolerantietaak is om de pijn zo lang mogelijk te verdragen, terwijl de onmiddellijke behoefte signaleert dat de pijn moet worden vermeden. Het vergt dus zelfcontrole om het pijngevoel in lijn te brengen met het doel, namelijk het doorstaan van de pijn. Er vindt zowel een voor- als een nameting plaats. Aan de hand hiervan kan met zekerheid worden gesteld dat er een verandering optreedt in de mate van zelfcontrole als gevolg van de mindfulnesstraining of de ontspanningstraining. Als manipulatiecheck moeten de deelnemers een korte vragenlijst beantwoorden met daarin de vraag welke tactieken zij hebben toegepast om hun hand zo lang mogelijk in de bak met ijswater te kunnen houden. Tot slot wordt er ook nog naar enkele demografische gegevens gevraagd.

Procedure

Het onderzoek is verspreid over vijf dagen. Op de eerste dag vindt er een voormeting plaats. Tijdens de voormeting voeren de deelnemers de Cold Pressor Task uit en vullen zij een vragenlijst in. Vervolgens zullen zij een driedaagse mindfulnesstraining of een driedaagse

(31)

ontspanningstraining ontvangen. Op de vijfde dag komen de deelnemers terug voor de nameting. Op deze laatste dag zal wederom de Cold Pressor Task worden afgenomen en moeten de deelnemers opnieuw een korte vragenlijst invullen. Na afloop van het onderzoek ontvangen de deelnemers een debriefing en wordt hen de gelegenheid geboden om vragen te stellen.

Data-analyse

Er is in dit onderzoek sprake van zowel een within subjects design als een between subjects design. Allereerst wordt in dit onderzoek middels de voor- en nameting afzonderlijk

voor de mindfulnesstraining en de ontspanningstraining gekeken of de trainingen een positief effect hebben op de mate van zelfcontrole. Daarnaast wordt er gekeken over er een verschil is in effect tussen de mindfulnesstraining en de ontspanningstraining op de mate van

zelfcontrole. De data worden geanalyseerd met behulp van een Repeated Measures ANOVA.

Interpretatie van mogelijke resultaten

Allereerst wordt verwacht dat deelnemers die een mindfulnesstraining hebben gehad hun hand tijdens de nameting langer in een bak met ijswater kunnen houden dan tijdens de voormeting. Ook van de deelnemers die een ontspanningstraining hebben gehad wordt verwacht dat zij hun hand tijdens de nameting langer in een bak met ijswater kunnen steken dan tijdens de voormeting. Als dit uit de resultaten naar voren komt, kan uit deze bevindingen worden opgemaakt dat het volgen van een mindfulnesstraining of een ontspanningstraining de mate van zelfcontrole vergroot.

Daarnaast wordt er verwacht dat deelnemers die een mindfulnesstraining hebben gehad hun hand significant langer in een bak met ijswater kunnen houden dan deelnemers die een ontspanningstraining hebben gehad. Indien dit het geval is, kan er met voorzichtigheid

(32)

worden geconcludeerd dat een mindfulnesstraining effectiever werkt in het vergroten van de mate van zelfcontrole dan een ontspanningstraining.

Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek kan er een eenduidige conclusie worden getrokken. Bovendien kan er worden gesteld of een van beide trainingen effectiever werkt indien een persoon de mate van zelfcontrole wil vergroten.

Literatuur

Friese, M., Messner, C., & Schaffner, Y. (2012). Mindfulness meditation counteracts self-control depletion. Consciousness and Cognition, 21(2), 1016-1022. doi:

doi:10.1016/j.concog.2012.01.008

Kingston, J., Chadwick, P., Meron, D., & Skinner, T. C. (2007). A pilot randomized control trial investigating the effect of mindfulness practice on pain tolerance, psychological well-being, and physiological activity. Journal of Psychosomatic Research, 62(3), 297-300. doi: 10.1016/j.jpsychores.2006.10.007

Tang, Y. Y., Ma, Y., Wang, J., Fan, Y., Feng, S., Lu, Q., ... & Posner, M. I. (2007). Short-term meditation training improves attention and self-regulation. Proceedings of the

National Academy of Sciences, 104(43), 17152-17156. doi: 10.1073/pnas.0707678104

Zeidan, F., Gordon, N. S., Merchant, J., & Goolkasian, P. (2010). The effects of brief mindfulness meditation training on experimentally induced pain. The Journal of

Pain, 11(3), 199-209.doi: 10.1016/j.jpain.2009.07.015

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om een conclusie te kunnen trekken moet je ook de onbetrouwbaarheidsdrempel weten en moet je de

[r]

V is het vlakdeel dat wordt ingesloten door de grafiek van

De laatste jaren zijn er veel nieuwe ontwikkelingen binnen de psychologie. Acceptance and 

To test which secondary source (celebrity endorsement, other brand, and sponsorship) is most effective in creating an authentic image, a factorial ANCOVA analysis

OR approaches typically involve the creation of a model of the design problem and then support the development of a design solution by calculating the performance of specific

Finally, the social vulnerability based index of multiple burdens and benefits presented in Figure 4 allows us to identify the spatial pattern of inequalities across the city and

Thank you for giving me the opportunity to work on the Fstl1 project and for being very supportive in finalizing this thesis by providing me with feedback and suggestions.. I would