• No results found

Het verband tussen chronische verwaarlozing en delinquentie bij adolescenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het verband tussen chronische verwaarlozing en delinquentie bij adolescenten"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het Verband Tussen Chronische Verwaarlozing en Delinquentie bij Adolescenten Definitieve Versie Bachelor scriptie

Pedagogische Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

Nelleke Stibbe (10572708) Begeleider: Tessa van den Berg

Aantal woorden: 5306 Datum: 23 Januari 2019

(2)

Inhoudsopgave Abstract p.3 Inleiding p.4 Fysieke verwaarlozing p.8 Emotionele verwaarlozing p.12 Discussie p.17 Literatuurlijst p.22

(3)

Abstract

Huidig literatuuronderzoek beschrijft verband tussen chronische verwaarlozing in de kinderjaren en delinquente gedragingen tijdens de adolescentie. Dit werd gedaan door te kijken naar twee vormen van chronische verwaarlozing: fysieke en emotionele verwaarlozing. Een belangrijk resultaat welke uit de verschillende onderzoeken naar voren is gekomen, was dat zowel fysieke- als emotionele verwaarlozing een positief verband hadden met delinquent gedrag tijdens de adolescentie. Naar het huidige onderwerp zou meer onderzoek gedaan moeten worden. Daarnaast is een betere kennis over dit begrip van maatschappelijk belang zodat in de toekomst interventies hierop aangepast kunnen worden en zo kindermishandeling bestreden kan worden.

(4)

Chronische Verwaarlozing en Delinquentie bij Adolescenten In 2010 kwam uit een onderzoeksrapport van de Nationale Preventiestudie

Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen dat er in Nederland ongeveer 107.200 kinderen per jaar worden mishandeld (Alink et al., 2011). Het gaat hierbij om ruim 3% van de

Nederlandse kinderen (NJI, 2017). Mishandeling wordt, volgens artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, gedefinieerd als het opzettelijk toebrengen van enig lichamelijk letsel.

Kindermishandeling wordt door Verroccio en collega’s (2016) omschreven als elke vorm van mishandeling welke voor een kind bedreigend of gewelddadig is en welke de ontwikkeling van stress- en emotieregulatie bij een kind in gevaar brengt. Bij drie kwart van de gevallen van kindermishandeling gaat het om verwaarlozing in verschillende vormen (Alink et al, 2011). Omdat verwaarlozing, zoals blijkt uit voorgaande onderzoeken, de meest

voorkomende vorm van kindermishandeling is, zal in huidig literatuuroverzicht dit probleem en de mogelijke gevolgen ervan verder in beeld worden gebracht.

Zoals hiervoor genoemd, is verwaarlozing de meest voorkomende vorm van kindermishandeling (Lukkassen, 2013). Echter is deze vorm van mishandeling moeilijk te herkennen. Dit komt omdat verwaarlozing een meer verborgen vorm van mishandeling is en de signalen hiervan subtieler zijn dan bij andere vormen van mishandeling. Verwaarlozing kan worden gedefinieerd als het onvoldoende voorzien van de basisbehoeften van een kind, zoals voedsel, kleding, onderdak en een adequate verzorging (Duva & Metzger, 2010). Ouders of verzorgers welke hun kind(eren) verwaarlozen, falen erin om hun kind(eren) één, of meerdere, van de voorgaande aspecten te bieden (Child Welfare Information Gateway, 2016). Onder verwaarlozing zijn twee verschillende vormen te onderscheiden. Dit zijn fysieke- en emotionele verwaarlozing. Om duidelijk te krijgen wat deze verschillende vormen verwaarlozing precies inhouden, zullen deze verder gedefinieerd worden.

(5)

Allereerst fysieke verwaarlozing. Deze vorm van verwaarlozing wordt door Alink en collega’s (2011) gedefinieerd als het niet geven of verbieden van de juiste maatregelen die nodig zijn voor de opvoeding of groei van een kind. Ook bevat het gedrag wat de opvoeding of groei kan vertragen. Hierbij moet worden gedacht aan het niet geven van eten, schone kleding, lichamelijke verzorging of een veilige huisvesting. Ouders voorzien het kind voor een langdurige periode dus niet van de lichamelijke basisbehoeften en hebben daarnaast een ontoereikend toezicht over hun kind. Bij fysieke verwaarlozing hoort ook het niet bieden van noodzakelijke medische zorg aan het kind wanneer deze van belang is (Berge et al., 2012; Landsmeer-Beker, Van Voorst Vader-Boon, & Van de Putte, 2013). Volgens Alink en collega’s (2011) is het niet alleen het niet bieden van de noodzakelijke zorg, maar kan het worden omschreven als het weigeren om deze zorg te bieden aan hun kind.

Een tweede vorm van verwaarlozing is emotionele verwaarlozing. Dit wordt volgens Lukkassen (2013) omschreven als een gebrek aan aandacht voor de behoefte van een kind aan genegenheid, emotionele steun, aandacht, bevestiging en controle. Verwaarlozing in deze categorie houdt in dat ouders een ontoereikende koestering of genegenheid tonen naar hun kind toe (Alink et al., 2011). Ook wanneer er in het gezin huiselijk geweld voorkomt waarbij het kind aanwezig is, of wanneer ouders het bewust toestaan dat een kind drugs of alcohol gebruikt is dit emotionele verwaarlozing (Alink et al., 2011). Daarnaast behoort het

verwaarlozen van onderwijs, zoals het bewust toestaan van schoolverzuim of onvoldoende gehoor geven aan signalen van school, tot deze categorie (Lukkassen, 2013). Ouders schieten bij emotionele verwaarlozing dus langdurig te kort in de responsiviteit en tonen weinig emotionele of empathische betrokkenheid naar het kind toe (Baartman & Hoefnagels, 2012). Handelingen in deze categorie van verwaarlozing hebben dan ook een grote

(6)

2012). In dit huidige literatuuroverzicht zal worden gefocust op zowel fysieke- als emotionele verwaarlozing.

Behalve dat verwaarlozing een meer verborgen vorm van mishandeling is, blijkt uit onderzoek van Lohman (2006) dat kinderen welke verwaarlozing ervaren, frequenter last hebben van herhaaldelijke incidenten van verwaarlozing. Deze herhaaldelijke voorvallen blijken vaker bij verwaarlozing voor te komen dan bij andere vormen van

kindermishandeling. Eén vorm van verwaarlozing waarbij er specifiek sprake is van herhaaldelijke verwaarlozing is chronische verwaarlozing (Logan-Greene & Jones, 2015). Hierbij doet de verwaarlozing, zowel fysieke- als emotionele, zich herhaaldelijk voor over een langere tijd. Hoewel er al meerdere onderzoeken naar zijn geweest (Logan-Greene & Jones, 2015; Jonson-Reid, Emery, Drake, & Stahlschmidt, 2010; Graham et al., 2010) is chronische verwaarlozing een nog niet duidelijk gedefinieerd concept. De term verwijst meestal naar families waar herhaaldelijke incidenten van verwaarlozing zich voordoen, verspreid over verschillende ontwikkelingsstadia (Child Welfare Information Gateway, 2016; Graham et al., 2010; Jonson-Reid, Emery, Drake, & Stahlschmidt, 2010). Deze families hebben vaak meer omgevings-stressoren in vergelijking met families waarbij een eenmalig verwaarlozingsincident zich voordoet (Nelson, Saunders, & Landsman, 1993). Ook blijkt uit onderzoek van Logan-Greene en Jones (2015) dat chronische verwaarlozing, naast

verschillende herhaaldelijke voorvallen van verwaarlozing, ook incidenten van andere soorten mishandeling bevat.

Naast herhaaldelijke mishandeling en omgevings-stressoren komt uit onderzoek van Logan-Greene en Jones (2015) naar voren dat herhaaldelijke verwaarlozing in de kinderjaren, zoals zich voordoet bij chronische verwaarlozing, ervoor kan zorgen dat de

ontwikkelingsfasen van een kind worden verstoord. Dit kan als gevolg hebben dat de ontwikkelingstaken welke horen bij de verstoorde ontwikkelingsfasen eveneens worden

(7)

verstoord en minder goed ontwikkelen. Daarbij komt uit onderzoek van Perry (2006) naar voren, dat wanneer kinderen frequent worden verwaarloosd in hun kindertijd dit er ook voor kan zorgen dat de hersenontwikkeling bij het kind niet volledig optimaal verloopt. Dit zou ten gevolge kunnen hebben dat de sensorische input op latere leeftijd niet altijd op een adequate manier geïnterpreteerd zou kunnen worden (Nadel, 1992). Ook zouden adolescenten door de verminderde hersenontwikkeling moeite kunnen hebben met het reguleren van hun affect of gedrag en daarnaast een minder goede impulscontrole ontwikkeld hebben (Van der Kolk, 2003).

Uit het voorgaande blijkt dat de gevolgen die zich kunnen voordoen bij het ervaren van chronische verwaarlozing veel invloed kan hebben op de verschillende

ontwikkelingsfasen en het latere leven van een kind (Logan-Greene & Jones, 2015). Door deze gevolgen zouden er problemen kunnen ontstaan tijdens latere levensfasen van het kind, zoals de adolescentie. Een van deze problemen is het ontstaan van delinquent gedrag (Rigter, 2014). Met delinquent gedrag wordt verschillend gedrag bedoeld welke volgens de wet strafbaar is, zoals geweldsdelicten en vermogensdelicten (Van de Laan & Blom, 2011). Voor minderjarigen geld daarnaast ook dat alcohol en druggebruik worden gezien als delinquent gedrag en volgens de wet strafbaar zijn (Rijksoverheid, 2014). De voorgaande gedragingen komen in Nederland voor bij 1,6% van de jongeren tussen de 12 en 18 jaar (CBS, 2018). Daarnaast is delinquent gedrag bij adolescenten een maatschappelijk probleem. Uit

onderzoek van het CBS (2016) blijkt dat een op de drie Nederlanders boven de 15 zich vaker onveilig voelt. Hieruit blijkt dat delinquentie schade toebrengt aan de samenleving. Tevens is een betere kennis over dit onderwerp van maatschappelijk belang. Wanneer er meer aandacht zou worden besteed aan de gevolgen van chronische verwaarlozing kunnen jongeren op een meer adequate manier geholpen worden wanneer zij een strafbaar feit begaan.

(8)

Omdat uit voorgaande onderzoeken blijkt dat de problemen die kunnen ontstaan door verwaarlozing kunnen leiden tot het vertonen van delinquentie (Rigter, 2014) en naar het verband hiertussen tot op heden weinig onderzoek naar is gedaan luidt de hoofdvraag in het huidige literatuuroverzicht als volgt: In hoeverre is er een verband tussen chronische

verwaarlozing in de kinderjaren en het vertonen van delinquent gedrag bij adolescenten tussen de 12 en 17 jaar?

Om antwoord te kunnen geven op deze hoofdvraag zal het huidige literatuuroverzicht worden opgedeeld in twee delen. Allereerst zullen er onderzoeken besproken worden welke trachten een antwoord te geven op de eerste deelvraag: In hoeverre is er een verband tussen chronische fysieke verwaarlozing in de kinderjaren en het vertonen van delinquent gedrag bij adolescenten tussen de 12 en 17 jaar? Vervolgens zal in het tweede onderdeel van het

literatuuronderzoek onderzoeken worden behandeld welke proberen hetzelfde te doen voor de tweede deelvraag: In hoeverre is er een verband tussen chronische emotionele

verwaarlozing in de kinderjaren en het vertonen van delinquent gedrag bij adolescenten tussen de 12 en 17 jaar? Wanneer de onderzoeksvraag verder toegelicht wordt aan de hand van de deelvragen, zal dit ervoor kunnen zorgen dat verwaarloosde adolescenten in de

toekomst adequater ondersteund kunnen worden wanneer zij in aanraking komen met justitie. Chronische Fysieke Verwaarlozing en Delinquentie

Zoals al besproken in de inleiding wordt fysieke verwaarlozing gedefinieerd als het niet geven of verbieden van de juiste maatregelen die nodig zijn voor de opvoeding of groei van een kind (Alink et al., 2011). Er zijn verschillende onderzoeken gedaan welke kijken naar het verband tussen chronische fysieke verwaarlozing en het vertonen van delinquent gedrag tijdens de adolescentie. Wanneer er in deze onderzoeken wordt gesproken over fysieke verwaarlozing, zal het gaan over chronische fysieke verwaarlozing. Zoals eerdergenoemd zijn dit herhaaldelijke incidenten van verwaarlozing (Logan-Greene & Jones, 2015).

(9)

In het eerste onderzoek van McGuigan, Luchette en Atterholt (2018) werd besproken dat fysieke verwaarlozing de kans op het vertonen van agressief gedrag bij jongens tussen de 12 en 19 jaar vergrootte. Om dit verband te onderzoeken werd bij 85 jongens, welke in hechtenis verbleven, een anonieme zelf-rapportage vragenlijst afgenomen. Dit was een samenstelling van verschillende vragenlijsten welke controleerden voor het effect van leeftijd, illegaal drugs gebruik, fysieke kindermishandeling en blootstelling aan familie-geweld. Uit de resultaten van dit onderzoek kwam naar voren dat leeftijd, zelfvertrouwen, persoonlijke competentie, depressie en blootstelling aan familie-geweld geen significant verband hadden met gewelddadig gedrag tijdens de adolescentie. Daarnaast bleek fysieke verwaarlozing wel een significant verband te hebben met gewelddadig gedrag tijdens de adolescentie. Fysieke verwaarlozing was met 48,9% de grootste voorspeller voor het

vertonen van gewelddadig gedrag (McGuigan, Luchette, & Atterholt, 2018). Er wordt in deze studie benadrukt dat er een potentieel gevaar is voor gewelddadig gedrag bij adolescente mannen welke tijdens de kinderjaren fysiek zijn verwaarloosd.

De tweede studie was een longitudinaal onderzoek van Kotch en collega’s (2008) waarin werd gevonden dat er een verband is tussen vroege verwaarlozing en agressie bij kinderen. Daarnaast werd er ook gekeken of er een associatie was tussen deze agressie en of deze kinderen later zelf gingen mishandelen. Voor deze studie werden er 1318 kinderen geworven uit vier steden in de Verenigde Staten. Lokale verslagen van de kinderbescherming werden gebruikt om na te gaan of de kinderen mishandeld waren. Voor dit onderzoek werd, wanneer de kinderen twee jaar oud waren, met de primaire opvoeder een twee uur lang interview gehouden. Wanneer de kinderen wat ouder werden, werd er ook een individueel interview gehouden met het kind. In deze interviews werd gebruikt gemaakt van zowel gestandaardiseerde als consortium maatregelen. Uit de resultaten van het onderzoek kwam naar voren dat wanneer kinderen in de vroege kinderjaren fysiek verwaarloosd werden, zij

(10)

meer agressie vertoonden later in hun leven dan wanneer kinderen op latere leeftijd werden verwaarloosd (Kotch et al., 2008). Er kan dus worden gesuggereerd dat wanneer kinderen in hun vroege kinderjaren zijn verwaarloosd, er een grotere kans bestaat dat zij later in hun leven last zullen krijgen van agressieve gedragingen.

Uit de voorgaande twee onderzoeken kan een korte conclusie worden getrokken. Wanneer de resultaten van de voorgaande onderzoeken in beschouwing worden genomen kan worden geconcludeerd dat er in de onderzoeken corresponderende resultaten gevonden worden. Beide onderzoeken vinden dat wanneer kinderen fysiek worden verwaarloosd in hun kinderjaren, zij op latere leeftijd meer kans hebben op het vertonen van gewelddadig of agressief gedrag. Het onderzoek van Kotch en collega’s (2008) voegt hieraan toe dat wanneer deze fysieke verwaarlozing zijn oorsprong heeft in de vroege kinderjaren, het effect van de fysieke verwaarlozing, het vertonen van gewelddadig of agressief gedrag, langduriger is.

In een derde onderzoek van Chen, Propp, deLara en Corvo (2011) wordt een andere vorm van delinquent gedrag onderzocht, namelijk drugs- en alcoholgebruik bij jeugdigen. Uit dit onderzoek blijkt dat fysieke verwaarlozing zorgt voor een verhoogd risico op het vertonen van deze vorm van delinquent gedrag. Om dit te onderzoek is er gebruik gemaakt van 251 gevallen kan kindermishandeling welke zijn geselecteerd uit een voorgaande sample van 877 gevallen van kinderen. Daarnaast is er voor deze groep een gelijke gematchte controlegroep van 251 jongeren uit een longitudinale data set gebruikt. De afhankelijke variabele in dit onderzoek zijn het aantal gemaakte arresten voor drugs- en alcoholmisbruik. Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat adolescenten, welke slachtoffer zijn geweest van fysieke verwaarlozing tijdens de kinderjaren, significant meer betrokken zouden zijn bij drugs en alcohol gerelateerde overtredingen. Daarnaast kwam naar voren uit het onderzoek dat jongens welke fysiek verwaarloosd waren in hun kinderjaren een hogere frequentie overtredingen op het gebied van drugs en alcohol zouden hebben in vergelijking met de

(11)

controlegroep (Chen, et al., 2011). Er kan worden gesuggereerd dat wanneer kinderen fysiek worden verwaarloosd, zij als adolescent een verhoogd risico hebben om drugs en alcohol te gaan misbruiken.

In het onderzoek van Lalayants en Prince (2016) werden overeenkomstige resultaten gevonden met het onderzoek van Chen en collega’s (2011). Lalayants en Prince (2016) onderzochten of er een relatie zou bestaan tussen kindermishandeling en afhankelijkheid van drugs en tussen verwaarlozing van kinderen en afhankelijkheid van drugs. Deze relatie bleek te bestaan tussen fysieke verwaarlozing van kinderen en afhankelijkheid van drugs. De steekproef voor dit onderzoek werd gehaald uit een groter nationaal onderzoek. Dit is een longitudinale data-set welke informatie bevat over een steekproef van 5872 kinderen en adolescenten welke bij jeugdzorg zijn geweest. Uit deze steekproef zijn voor het onderzoek van Lalayants en Prince (2016) 462 participanten genomen welke tussen de nul en 18 jaar waren. Deze participanten namen deel aan een onderzoek met twee meetmomenten. In meetmoment 1 werd gecontroleerd voor demografische karakteristieken, leeftijd en etniciteit. De ouders van de kinderen vulden bij het eerste meetmoment een vragenlijst in over of verschillende soorten mishandeling zich in het afgelopen jaar hadden voorgedaan. Hierdoor bevatte de steekproef van het onderzoek alleen maar kinderen welke binnen het afgelopen jaar enige vorm van mishandeling hebben ervaren. Het tweede meetmoment vond 18 maanden later plaats en hierin gecontroleerd of er een afhankelijkheid aan drugs was ontwikkeld. Uit de resultaten van het onderzoek van Lalayants en Prince (2016) komt naar voren dat wanneer kinderen in het afgelopen jaar fysieke zijn verwaarloosd, zij twee keer zoveel kans hebben om tussen de twee meetmomenten in een afhankelijkheid aan drugs te hebben ontwikkeld. De voorgaande resultaten in beschouwing genomen kan er gesuggereerd worden wat wanneer kinderen fysiek verwaarloosd worden, de kans groter is dat zij zich vergrijpen aan drugs en hiervan afhankelijk worden.

(12)

Wanneer er wordt gekeken naar de twee voorgaande onderzoeken kan geconcludeerd worden dat beide onderzoeken overeenkomstige resultaten hebben gevonden. Zo vinden beide

onderzoeken dat wanneer kinderen in hun jeugd fysiek verwaarloosd worden zij een

verhoogde kans hebben om een afhankelijkheid aan drugs of alcohol te ontwikkelen (Chen, et al., 2011; Lalayants & Prince, 2016). Dit middelengebruik hangt ook samen met aanraking met de politie. Daarnaast heeft drugsgebruik tijdens de adolescentie niet alleen gevolgen voor de adolescentiefase van het leven, maar kan een afhankelijkheid hieraan ook een grote

invloed hebben op latere fases van het leven (Henry, Knight, & Thornberry, 2012). In een volgend onderzoek dat van belang is voor dit literatuuroverzicht, werd het verband aangetoond tussen fysieke verwaarlozing en gewelddadig gedrag (Robert & Burton, 2010). Hiervoor werd bij 160 delinquente jongens, met een gemiddelde leeftijd van 16,51 jaar, een vragenlijst over mishandeling afgenomen. Daarnaast vulden zij een vragenlijst in over delinquent gedrag. Hierbij werd delinquent gedrag opgesplitst in gewelddadig- en niet gewelddadig delinquent gedrag. Ten slotte werd er een persoonlijkheidsvragenlijst door de jongens ingevuld. Uit de resultaten van het onderzoek van Robertson en Burton (2010) is naar voren gekomen dat jongens, welke gewelddadige delicten hadden gepleegd, significant hogere scores haalden op fysieke verwaarlozing dan jongens welke niet gewelddadige delicten hadden gepleegd. Uit deze studie blijkt dus dat fysieke verwaarlozing ernstige en blijvende gevolgen kan hebben voor de slachtoffers, met name wanneer het gaat om het vertonen van geweld later in het leven.

Tot slot, alle vijf voorgaande onderzoeken zijn uitgevoerd om te bestuderen in hoeverre er een verband is tussen fysieke verwaarlozing in de kinderjaren en het delinquente gedrag in de adolescentie. Er wordt in de verschillende onderzoeken niet alleen significante resultaten gevonden voor het verband tussen fysieke verwaarlozing en gewelddadig of agressief gedrag bij adolescenten, maar er wordt daarnaast ook een significant verband

(13)

gevonden tussen fysieke verwaarlozing en drug- en alcoholgebruik bij adolescenten. Een overeenkomst tussen de voorgaande onderzoeken is dat zij allen met verschillende vormen van delinquentie een significant verband hebben gevonden. Aan deze uitkomsten kan worden gezien hoe schadelijk her ervaren van fysieke verwaarlozing in de kinderjaren is en hoeveel impact het kan hebben op iemands latere leven.

Chronische Emotionele Verwaarlozing en Delinquentie

In het tweede onderdeel van dit literatuuroverzicht zal de aandacht liggen bij de relatie tussen emotionele verwaarlozing en delinquentie. Evenals in de eerste deelvraag van huidig literatuuronderzoek, zal in de tweede deelvraag wanneer er gesproken wordt over emotionele verwaarlozing, chronische emotionele verwaarlozing bedoeld worden. Emotionele

verwaarlozing wordt in de inleiding al gedefinieerd als een gebrek aan aandacht voor de behoefte van een kind aan genegenheid, emotionele steun, aandacht, bevestiging en controle (Lukkassen, 2013). Ook naar het verband tussen emotionele verwaarlozing en het vertonen van delinquente gedragingen zijn verschillende onderzoeken gedaan.

Het eerste onderzoek is van You en Lim (2015) waarin werd onderzocht of er een verband was tussen emotionele verwaarlozing en delinquent gedrag tijdens de adolescentie. Om dit te onderzoeken werden er bij 2013 Koreaanse jongeren een vragenlijst over

familiestructuur afgenomen. Op basis van de antwoorden op deze vragenlijst werden de participanten onderverdeeld in twee groepen. Een groep waarin de familie samenleefde met meerdere generaties en een groep waarbij kinderen alleen samenleefde met hun ouder of ouders. Verwaarlozing werd gemeten door middel van een vragenlijst met stellingen welke gebaseerd waren op kindermishandeling en verwaarlozing. Daarnaast werd ook de mate van agressie bij de participant gemeten. Dit werd gedaan aan de hand van vijf items van een Koreaanse Adolescent Agressie schaal. Vervolgens is delinquent gedrag van de Koreaanse jongeren gemeten middels een jeugd panel. Uit de resultaten van dit onderzoek komt naar

(14)

voren dat emotionele verwarlozing niet in verband is met agressie, maar dat er wel een significant verband is gevonden tussen emotionele verwaarlozing en het vertonen van niet gewelddadig delinquent gedrag, zoals alcohol drinken en het gebruiken van drugs. Er kan door middel van de resultaten van You en Lim (2015) worden gesuggereerd dat wanneer kinderen emotioneel verwaarloosd worden, ze meer kans hebben op het vertonen van niet gewelddadig delinquent gedrag.

In een tweede onderzoek worden over overeenkomstige resultaten gevonden met You en Lim (2015). Hieruit komt naar voren dat adolescenten een grotere kans hebben om alcohol te gaan misbruiken wanneer zij en in jeugd emotioneel verwaarloosd worden (Snyder & Merritt, 2016). In deze studie werd bij 11.117 kinderen meerdere vragenlijsten afgenomen. De eerste vragenlijsten gingen over alcohol gebruik. Vervolgens werden er meerdere vragenlijsten afgenomen over de verschillende risico- en beschermende factoren in de omgeving van het kind. Een van de genoemde risicofactoren was emotionele verwaarlozing waarbij onder meer werd gekeken naar hoe vaak een ouder een kind alleen thuisliet zonder supervisie. Uit de resultaten van het onderzoek van Snyder en Merritt (2016) komt naar voren dat er drie tot vier verschillende categorieën drinkers te onderscheiden vielen uit het

onderzoek. Voor mannen waren dit vier categorieën. Namelijk meervoudige risico drinkers, gemiddelde risico drinkers, binge-drinkers en lage risico drinkers. Voor vrouwen viel de categorie binge-drinkers af, waardoor er drie categorieën overbleven. Volgens Snyder en Merritt (2016) bleek dat wanneer kinderen emotioneel verwaarloosd werden zij twee keer zoveel kans hadden om terecht te komen in de categorie meervoudige risico drinkers. Deze kans bestond er niet voor de andere categorieën. Hieruit kan dus geconcludeerd worden dat het ervaren van emotionele verwaarlozing in de kindertijd geassocieerd kan worden met een grotere kans om alcohol te gaan misbruiken.

(15)

Wanneer de twee voorgaande onderzoeken worden vergeleken, kan er een overeenkomstig resultaat worden gezien. In beide onderzoeken is het verband tussen

emotionele verwaarlozing en middelengebruik onderzocht. Ook komt uit beide onderzoeken naar voren dat het ervaren van emotionele verwaarlozing in de kinderjaren een significante relatie blijkt te hebben met alcohol gebruik in de adolescentie. In het onderzoek van You en Lim (2015) wordt dit verband ook gevonden met het gebruik van drugs tijdens de

adolescentie. Hierin wordt dit gebruik van alcohol en drugs ook niet gewelddadig delinquent gedrag genoemd. Het gedrag is delinquent omdat het niet is toegestaan voor adolescenten onder de 18 jaar om alcohol of drugs te gebruiken (Rijksoverheid, 2014). Concluderend kan er voorzichtig worden gesteld dat het ervaren van emotionele verwaarlozing in de kinderjaren een verband heeft met niet gewelddadig delinquent gedrag.

Het derde onderzoek is een longitudinaal onderzoek van Cohen, Menon, Shorey, Le en Temple (2017). In dit onderzoek worden deels tegenstrijdige resultaten gevonden met de twee voorgaande onderzoeken over emotionele verwaarlozing. In dit onderzoek wordt onderzocht wat de consequenties zijn van emotionele verwaarlozing. Hiervoor wordt bij 580 adolescenten een zelf-rapportage vragenlijst over kindermishandeling afgenomen. Daarnaast worden elk jaar, gedurende drie jaar, meerdere vragenlijsten afgenomen. Deze vragenlijsten bevatten vragen over depressie, posttraumatische stressstoornis, gegeneraliseerde

angststoornis en drugsgebruik. Drugsgebruik werd gemeten door middel van een vragenlijst waarin de adolescent werd gevraagd om een indicatie te maken van zijn of haar drugsgebruik van het afgelopen jaar. Ook werd in dit onderzoek gebruik gemaakt van twee fases. In de eerste fase werden de patronen van emotionele verwaarlozing gemeten. Vervolgens werd in de tweede fase een multi-level methode gebruikt om de prospectieve impact van de

emotionele verwaarlozing te onderzoeken. Uit de resultaten van het onderzoek van Cohen en collega’s (2017) komt naar voren dat emotionele verwaarlozing een significante relatie blijkt

(16)

te hebben met drugs gebruik. Daarnaast bleek, in tegenstelling tot de eerdergenoemde onderzoeken van You en Lim (2015) en Snyder en Merritt (2016), dat er geen significante relatie gevonden werd tussen emotionele verwaarlozing en alcohol gebruik. Er mag volgens dit onderzoek dus worden aangenomen dat kinderen welke emotioneel verwaarloosd zijn in de kinderjaren een vergroot risico hebben tot het gebruiken van drugs tijdens de adolescentie. Echter is er volgens dit onderzoek geen risico tot het gebruiken van alcohol (Cohen et al., 2017).

Het laatste onderzoek naar het verband tussen frquente emotionele verwaarlozing en delinquentie is het onderzoek van Rosenkranz, Muller en Hederson (2012). In dit onderzoek worden soortgelijke effecten gevonden als in het onderzoek van Cohen en collega’s (2017). In het onderzoek van Rozenkranz en collega’s (2012) is onderzoek gedaan naar de relatie tussen mishandeling en drugsgebruik bij 216 adolescenten welke aangemeld waren voor een behandelingsprogramma voor jeugdigen waarbij een vermoeden was dat ze drugs

misbruikten. De data voor dit onderzoek is gekregen middels een zelf-rapportage vragenlijst over de ernst van hun gebruik van drugs en alcohol. De twee verschillende scores op drugs en alcohol zijn voor dit onderzoek samengevoegd tot één score om het algemene construct, middelenmisbruik, te vertegenwoordigen. Naast middelenmisbruik is in dit onderzoek mishandeling gemeten doormiddel van een vragenlijst. Deze vragenlijst bestond

oorspronkelijk uit 42 items, maar in het huidige onderzoek zijn slechts 10 van deze items in de vragenlijst opgenomen. Uit de resultaten van het onderzoek kwam naar voren dat alleen emotionele verwaarlozing en emotionele mishandeling significante voorspellers waren voor de ernst van de problemen met middelenmisbruik. Andere vormen van verwaarlozing, zoals fysieke verwaarlozing, bleken hiervoor geen significante voorspeller te zijn (Rozenkranz et al., 2012). Concluderend kan worden gesteld dat wanneer kinderen emotioneel worden

(17)

verwaarloosd de kans volgens Rozenkranz en collega’s (2012) significant groter dat zij te maken krijgen met middelen misbruik.

In de twee hiervoor behandelde onderzoeken van Cohen en collega’s (2017) en Rozenkranz en collega’s (2017) zijn dus overeenkomstige resultaten gevonden. Beide onderzoeken hebben het verband tussen fre emotionele verwaarlozing en drugsgebruik onderzocht en vonden hiertussen een samenhang. Het onderzoek van Cohen en collega’s (2017) deed naast drugsmisbruik ook onderzoek naar het gebruik van alcohol bij

adolescenten. Hierbij wordt, in tegenstelling tot de artikelen van You en Lim (2015) en Snyder en Merritt (2016), geen resultaat gevonden met emotionele verwaarlozing. In tegenstelling tot dit verschil wordt er bij de onderzoeken van Cohen en collega’s (2017) en Rozenkranz en collega’s (2012) ook een significante relatie gevonden tussen emotionele verwaarlozing in de kinderjaren en de ontwikkeling delinquent gedrag in de adolescentie. Ook hier is het delinquente gedrag het gebruik van middelen welke verboden zijn voor adolescenten onder de 18 jaar oud (Rijksoverheid, 2014).

Tot slot, de onderzoeken welke zijn besproken in het tweede deel van dit

literatuuroverzicht waren bevestigend voor het verband tussen emotionele verwaarlozing in de kinderjaren en delinquent gedrag bij adolescenten. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar het verband tussen emotionele verwaarlozing en het vertonen van delinquente gedragingen in de adolescentie, dit geven meerdere auteurs van de onderzoeken ook aan (Snyder & Merritt, 2016; Cohen et al., 2017). Toch werd bij deze vorm van verwaarlozing een verband gevonden met delinquent gedrag. Dit verband was vooral gevonden tussen emotionele verwaarlozing en alcoholmisbruik en emotionele verwaarlozing en drugsgebruik. Voor het verband tussen emotionele verwaarlozing en alcoholmisbruik is in het onderzoek van Cohen en collega’s (2017) geen bewijs gevonden. Het verschil in deze uitkomsten zou verklaard kunnen worden doordat in het onderzoek van Cohen en collega’s (2017) niet alleen

(18)

wordt gericht op het misbruik van alcohol, maar ook op andere aspecten, zoals depressie, angst en posttraumatische stress. In de onderzoeken van You en Lim (2015) en Snyder en Merritt (2016) werd specifiek gefocust op het middelengebruik. Ook voor het verband tussen emotionele verwaarlozing en agressief gedrag, waarbij wel een verband werd gevonden met fysieke verwaarlozing, is geen bewijs gevonden. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat emotionele verwaarlozing vooral zorgt voor internaliserende gedragingen, zoals het gebruik van alcohol of drugs (Nooner, Hooper, & De Bellis, 2017). Ondanks dat met slechts enkele aspecten van delinquentie een verband is gevonden, kan er toch voorzichtig worden

geconcludeerd dat emotionele verwaarlozing in de kinderjaren inderdaad een verband heeft met het vertonen van delinquente gedragingen tijdens de adolescentie.

Conclusies en Discussie

In het huidige literatuuroverzicht is getracht om een antwoord te geven op de vraag: In hoeverre is er een verband tussen chronische verwaarlozing en het vertonen van delinquent gedrag bij adolescenten tussen de 12 en 17 jaar? Om tot een antwoord te komen is een

overzicht gegeven van bestaande literatuur onderzoeksresultaten over het verband tussen chronische verwaarlozing en delinquent gedrag in de adolescentie. Hiervoor werd zowel het verband tussen chronische fysieke verwaarlozing en delinquente gedragingen onderzocht, als het verband tussen chronische emotionele verwaarlozing en delinquentie. Er zijn

verschillende onderzoeken welke hebben gepoogd dit verband aan te tonen. Bij de meerderheid van deze onderzoeken werd een positief verband gevonden tussen verwaarlozing en delinquente gedragingen.

In het eerste deel van dit literatuuroverzicht is het verband tussen chronische fysieke verwaarlozing en delinquent gedrag besproken. Verschillende onderzoeken ondersteunden de relatie tussen chronische fysieke verwaarlozing in de kinderjaren delinquent gedrag tijdens de adolescentie. Er kan aan de hand van deze onderzoeksresultaten dus worden geconcludeerd

(19)

dat het verband tussen chronische fysieke verwaarlozing in de kinderjaren en delinquent In het tweede deel van dit onderzoek is vervolgens het verband tussen chronische emotionele verwaarlozing en delinquent gedrag behandeld. Ook in dit deel kwam naar uit de

onderzoeksresultaten een positief verband tussen chronische emotionele verwaarlozing en delinquent gedrag naar voren.

Zoals eerder benoemd, was er bij het onderzoek van Cohen en collega’s (2017) een tegenstrijdig resultaat gevonden met de overige onderzoeksresultaten voor het verband tussen chronische emotionele verwaarlozing en delinquentie. Er kan een mogelijke verklaring worden gegeven voor de gevonden verschillen in de sterkte van het verband tussen chronische emotionele verwaarlozing en delinquent gedrag. Deze verklaring is dat het onderzoek van Cohen en collega’s (2017) zich niet specifiek richt op de invloed van emotionele verwaarlozing. Daarnaast wordt er in dit onderzoek ook gericht op

psychologische effecten, zoals depressie en posttraumatische stress. Om deze reden kan worden geconcludeerd dat het verband tussen chronische emotionele verwaarlozing in de kindertijd en delinquent gedrag tijdens de adolescentie over het algemeen kan worden bevestigd.

Naast verschillen binnen een vorm van verwaarlozing zijn er ook verschillen in resultaten gevonden tussen de twee onderzochte vormen van chronische verwaarlozing, fysieke en emotionele verwaarlozing. Zo komt er uit de resultaten van de onderzoeken naar chronische fysieke verwaarlozing naar voren dat er een positief verband is tussen chronische fysieke verwaarlozing in de kindertijd en het vertonen van gewelddadig en agressief gedrag tijdens de adolescentie (Kotch et al., 2008; Robert & Burton, 2010; McGuigan, Luchette, & Atterholt, 2018). Dit zijn resultaten welke in onderzoek naar chronische verwaarlozing weinig tot niet worden gevonden. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat, zoals

(20)

eerdergenoemd, emotionele verwaarlozing hoofdzakelijk zorgt voor internaliserende probleemgedragingen (Nooner, Hooper, & De Bellis, 2017).

Tussen de twee vormen van verwaarlozing zijn, naast verschillende, ook overeenkomstige resultaten gevonden. Zo blijkt zowel uit onderzoeksresultaten naar chronische fysieke verwaarlozing en delinquentie als uit onderzoeksresultaten naar

chronische emotionele verwaarlozing en delinquentie dat er een positief verband gevonden wordt tussen chronische verwaarlozing en alcohol en/of drugsmisbruik (Chen, et al., 2011; Rozenkranz et al., 2012; You & Lim, 2015; Lalayants & Prince, 2016; Snyder & Merritt, 2016). Wanneer een adolescent chronische verwaarlozing heeft ervaren, is de kans op een afhankelijkheid aan drugs en/of alcohol dus waarschijnlijker. Een verklaring voor dit

verschijnsel bij chronische emotionele verwaarlozing is al eerdergenoemd (Nooner, Hooper, & De Bellis, 2017), maar voor chronische fysieke verwaarlozing is hier geen specifieke verklaring voor te vinden. Wel is het al langer bekend dat internaliserende

probleemgedragingen frequent bij verwaarloosde kinderen optreden (Hildyard & Wolfe, 2002)

Bij het huidige literatuuroverzicht zijn echter wel enkele beperkingen te noemen welke in beschouwing genomen moeten worden. Allereerst werd er in meerdere onderzoeken gebruik gemaakt van zelfrapportage vragenlijsten. Dit kan ervoor zorgen dat jongeren

ongemak ervaren wanneer zij hun persoonlijke ervaringen met verwaarlozing moeten openbaren (Rozenkranz, Muller, & Hederson, 2012). Daarnaast kunnen jongeren de neiging hebben om sociaal wenselijk te antwoorden, wat betekent dat de participanten mogelijk niet naar waarheid de antwoorden hebben ingevuld (Maruyama et al., 2014). Ondanks het ongemak wat de jongeren wellicht ervaren hebben en wellicht de wellicht gegeven sociaal wenselijke antwoorden, kwam er uit het er uit de resultaten van de onderzoeken wel een significante samenhang. Er kan dus met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden dat

(21)

chronische verwaarlozing tijdens de kinderjaren een samenhang heeft met het vertonen van delinquente gedragingen tijdens de adolescentie.

Een tweede beperking die in acht genomen dient te worden is dat in de onderzoeken overwegend meer jongens dan meisjes zijn gebruikt. Dit is bij alle onderzoeken, afgezien van Kotch en collega’s (2008) en Lalayants en Prince (2016), het geval. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn de steekproeven voor de verschillende onderzoeken veelal

steekproeven waren bij adolescenten waarbij al delinquentie aanwezig was. Uit onderzoek van Nooner, Hooper en De Bellis (2017) blijkt ook dat jongens meer externaliserende probleemgedragingen en delinquentie in het algemeen vertonen terwijl meisjes meer internaliserende probleemgedragingen vertonen. Jongens zouden drie keer zo vaak delicten plegen dan meisjes (Weerman, Bernasco, Bruinsma en Pauwels, 2016). Externaliserende probleemgedragingen worden door de maatschappij eerder waargenomen dan

internaliserende probleemgedragingen wat zou verklaren waarom er in de steekproeven overwegend veel jongens opgenomen waren. Desondanks was het verschil in verhouding tussen jongens en meisjes in de onderzoeken klein genoeg om toch te kunnen spreken van representatieve steekproeven en heeft het geen invloed gehad op de gevonden

onderzoeksresultaten. Om deze reden was het toch mogelijk om uitspraken te doen over de onderzoekspopulatie.

Tot slot, hoewel dit onderzoek een aantal beperking kent, levert het toch een bruikbare bijdrage aan de praktijk. Uit het literatuuroverzicht is gebleken dat chronische verwaarlozing in de kinderjaren verband houdt met delinquente gedragingen tijdens de adolescentie. Het is echter wel van belang dat er naar dit onderwerp meer onderzoek gedaan wordt. Meerdere auteurs geven aan dat er te weinig onderzoek naar dit onderwerp wordt gedaan (Chen et al., 2011; Lalayants & Prince, 2016; Snyder & Merritt, 2016). Zij geven hierbij ook aan dat dit merkwaardig is aangezien verwaarlozing de meest voorkomende vorm van

(22)

kindermishandeling is. Wanneer er meer onderzoek gedaan zou worden zou er meer inzicht verkregen kunnen worden in wat de invloed van chronische verwaarlozing is op de

(23)

Literatuurlijst

Alink, L., IJzendoorn, R. V., Bakermans-Kranenburg, M. J., Pannebakker, F., Vogels, T., & Euser, S. (2011). Kindermishandeling in Nederland anno 2010. De Tweede Nationale Prevalentiestudie mishandeling van kinderen en jeugdigen (NPM-2010). Opgehaald van: http://media.leidenuniv.nl/legacy/rapportnpm-2010-screen.pdf

Baartman, H., & Hoefnagels, C. (2012). Emotionele mishandeling, een lastig te duiden begrip. Tijdschrift Kindermishandeling, 5. Opgehaald van:

https://www.nji.nl/nl/Kindermishandeling-Probleemschets-Definitie/Psychische-verwaarlozing

Berge, I. J., Addink, A., de Baat, M., Bartelink, C., van Rossum, J., & Vinke, J. G. (2012). Stoppen en helpen: Een adequaat antwoord op kindermishandeling. Nederlands Jeugd Instituut. Opgehaald van: https://www.nji.nl/nl/Download-NJi/Publicatie-NJi/Boek-stoppen-en-helpen.pdf

Boer, F., & Landsmeer-Beker, E.A. (2013). Emotionele verwaarlozing. In Medisch handboek kindermishandeling (pp. 237-244). Bohn Stafleu van Loghum, Houten. Opgehaald van: https://link.springer.com/content/pdf/10.1007%2F978-90-313-9185-1.pdf Chen, W. Y., Propp, J., & Corvo, K. (2011). Child neglect and its association with

subsequent juvenile drug and alcohol offense. Child and Adolescent Social Work Journal, 28(4), 273. doi:10.1007/s10560-011-0232-2

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2016, Augustus). Veiligheidsmonitor 2016. Opgehaald van: https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2017/09/veiligheidsmonitor-2016

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2018, Maart). Verdachten; geslacht, leeftijd, land van herkomst en generatie allochtonen. Opgehaald van:

(24)

D1=0-2&D2=0&D3=0-2&D4=a&D5=0&D6=15-17&HD=170420- 1029&HDR=G5,G2,G1,G4,T&STB=G3

Child Welfare Information Gateway. (2016). Definitions of child abuse and

neglect. Washington, DC: U.S. Department of Health and Human Services, Children's Bureau. Opgehaald van: https://www.childwelfare.gov/pubPDFs/define.pdf

Cohen, J. R., Menon, S. V., Shorey, R. C., Le, V. D., & Temple, J. R. (2017). The distal consequences of physical and emotional neglect in emerging adults: A person-centered, multi-wave, longitudinal study. Child abuse & neglect, 63, 151-161. doi:10.1016/j.chiabu.2016.11.030

Duva, J., & Metzger, S. (2010). Addressing poverty as a major risk factor in child neglect: Promising policy and practice. Protecting Children, 25(1), 63-74. Opgehaald van: http://childhub.org/sites/default/files/addressing-poverty-as-a-major-risk-factor-in-child.pdf

Ford, J., Chapman, J., Connor, D., Cruise, K., & Langton, C. (2012). Complex Trauma and Aggression in Secure Juvenile Justice Settings. Criminal Justice and Behavior, 39(6), 694-724. doi: 10.1177/0093854812436957

Graham, J. C., English, D. J., Litrownik, A. J., Thompson, R., Briggs, E. C., & Bangdiwala, S. I. (2010). Maltreatment chronicity defined with reference to development:

Extension of the social adaptation outcomes findings to peer relations. Journal of Family Violence, 25(3), 311-324. doi: 10.1007/s10896-009-9293-9

Henry, K. L., Knight, K. E., & Thornberry, T. P. (2012). School disengagement as a predictor of dropout, delinquency, and problem substance use during adolescence and early adulthood. Journal of youth and adolescence, 41(2), 156-166. doi: 10.1007/s10964-011-9665-3

(25)

Hildyard, K. L., & Wolfe, D. A. (2002). Child neglect: developmental issues and outcomes. Child abuse & neglect, 26(6-7), 679-695. doi:10.1016/S0145-2134(02)00341-1

Jonson-Reid, M., Kohl, P. L., & Drake, B. (2012). Child and adult outcomes of chronic child maltreatment. Pediatrics, 129, 839-45. doi:10.1542/peds.2011-2529

Van der Kolk, B. (2003). The neurobiology of childhood trauma and abuse. Child and Adolescent Psychiatric Clinics of North America, 12(2), 293-317. doi:10.1016/S1056-4993(03)00003-8

Kotch, J., Lewis, T., Hussey, J., English, D., Thompson, R., Litrownik, A., . . . Dubowitz, H. (2008). Importance of early neglect for childhood aggression. Pediatrics, 121(4), 725-31. Opgehaald van:

http://pediatrics.aappublications.org/content/pediatrics/121/4/725.full.pdf Van der Laan, A. M., & Blom, M. (2011). Jeugdcriminaliteit in de periode 1996-2010.

WODC. Opgehaald van: https://repository.tudelft.nl/view/wodc/uuid:25fcd0bd-3dcd-494a-bcb3-c0e4bb691c84

Lalayants, M., & Prince, J. D. (2016). Child Neglect and Onset of Substance Use Disorders among Child Welfare‐Involved Adolescents. Child abuse review, 25(6), 469-478. doi:10.1002/car.2372

Landsmeer-Beker, E.A., van Voorts Vader-Boon, N.D., & van de Putte, E.M. (2013).

Lichamelijke verwaarlozing. In Medisch handboek kindermishandeling (pp. 227-236). Bohn Stafleu van Loghum, Houten. Opgehaald van:

https://link.springer.com/content/pdf/10.1007%2F978-90-313-9185-1.pdf

Logan-Greene, P., & Jones, A. S. (2015). Chronic neglect and aggression/delinquency: A longitudinal examination. Child abuse & neglect, 45, 9-20.

(26)

Loman, L. A. (2006). Families frequently encountered by child protection services: A report on chronic child abuse and neglect. St. Louis, MO: Institute of Applied Research. Opgehaald van: http://www.iarstl.org/papers/FEfamiliesChronicCAN.pdf

Lukkassen, I. M. A. (2013). Verwaarlozing. In Medisch handboek kindermishandeling (pp. 223-226). Bohn Stafleu van Loghum, Houten. Opgehaald van:

https://link.springer.com/content/pdf/10.1007%2F978-90-313-9185-1.pdf

Maruyama, G., & Ryan, C. S. (2014). Research methods in social relations. John Wiley & Sons

McGuigan, W. M., Luchette, J. A., & Atterholt, R. (2018). Physical neglect in childhood as a predictor of violent behavior in adolescent males. Child abuse & neglect, 79, 395-400. doi:10.1016/j.chiabu.2018.03.008

Nadel, L. (1994). Multiple memory systems: What and why, an update. Memory systems, 1994, 39-63. Opgehaald van:

http://cognet.mit.edu.proxy.uba.uva.nl:2048/content/journal-of-cognitive-neuroscience

Nederlands Jeugdinstituut. (2017, juni). Kerncijfers kindermishandeling. Opgehaald van: https://www.nji.nl/Kindermishandeling-Probleemschets-Cijfers

Nelson, K. E., Saunders, E. J., & Landsman, M. J. (1993). Chronic child neglect in perspective. Social Work, 38(6), 661–671. Opgehaald van:

https://web.b.ebscohost.com/ehost/pdfviewer/pdfviewer?vid=1&sid=231d1ba4-bf0e-458b-a729-002b320298b7%40pdc-v-sessmgr01

Nooner, K. B., Hooper, S. R., & De Bellis, M. D. (2017). An examination of sex differences on neurocognitive functioning and behavior problems in maltreated youth.

Psychological Trauma -Theory Research Practice and Policy, 10, 435-443. doi:10.1037/tra0000356

(27)

Norman, R. E., Byambaa, M., De, R., Butchart, A., Scott, J., & Vos, T. (2012). The long-term health consequences of child physical abuse, emotional abuse, and neglect: a

systematic review and meta-analysis. PLoS medicine, 9(11), e1001349. doi:10.1371/journal.pmed.1001349

Perry, B. D. (2006). Applying principles of neurodevelopment to clinical work with maltreated and traumatized children: The neurosequential model of therapeutics. Opgehaald van: http://psycnet.apa.org/record/2006-01104-003

Rigter, J. (2013). Handboek ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen. Bussum: Coutinho

Rijksoverheid (2014). Richtlijn en kader voor strafvordering jeugd en adolescenten, inclusief strafmaten Halt. Opgehaald van:

http://rijksoverheid.archiefweb.eu/#search.1544698696789

Rijksoverheid. (z.j.). Straffen en maatregelen voor jongeren. Opgehaald van:

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/straffen-en-maatregelen/straffen-en-maatregelen-voor-jongeren

Robertson, C. I., & Burton, D. L. (2010). An exploration of differences in childhood

maltreatment between violent and non-violent male delinquents. Journal of Child & Adolescent Trauma, 3(4), 319-329. doi:10.1080/19361521.2010.523065

Rosenkranz, S. E., Muller, R. T., & Henderson, J. L. (2012). Psychological maltreatment in relation to substance use problem severity among youth. Child Abuse &

Neglect, 36(5), 438-448. doi:10.1016/j.chiabu.2012.01.005

Snyder, S., & Merritt, D. (2016). The Effect of Childhood Supervisory Neglect on Emerging Adults’ Drinking. Substance Use & Misuse, 51(1), 1-14.

(28)

Tapia, M., Alarid, L. F., & Clare, C. (2018). Parenting Styles and Juvenile Delinquency: Exploring Gendered Relationships. Juvenile and Family Court Journal, 69(2), 21-36. doi: https://doi.org/10.1111/jfcj.12110

Verrocchio, M. C., Baker, A. J., & Bernet, W. (2016). Associations between exposure to alienating behaviors, anxiety, and depression in an Italian sample of adults. Journal of forensic sciences, 61, 692-698. doi:10.1111/1556-4029.13046

Weerman, F., Bernasco, W., Bruinsma, G., & Pauwels, L. (2016). Gender Differences in Delinquency and Situational Action Theory: A Partial Test. Justice Quarterly, 33(7), 1182-1209. doi:10.1080/07418825.2015.1064987

You, S., & Lim, S. A. (2015). Development pathways from abusive parenting to delinquency: the mediating role of depression and aggression. Child abuse & neglect, 46, 152-162. doi:10.1016/j.chiabu.2015.05.009

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The modelling framework has two stochastic components: (i) a Poisson component, which models the observed (random) landslide count in each terrain subdivision for a given

In this contribution, we present the results of a field experiment that, as a first step, documents the effect of building geometry on the size of aeolian

The aim of this study was to formally assess the performance of the mILAS as a tool for monitoring early recovery following THR by: (1) examining construct validity via internal

Table 2: Contextual equity factors at the international, national and sub-national level, that may determine access or capacity to participate in the design of REDD+ and at the

The findings in this paper are based on international data from European ERTMS implementations linked with national data obtained from semi-structured interviews with Dutch ERTMS

However, the number of tailored applications for resected NCSLC patients is limited, with as far as we know, only two single-component applications reported: a symptom

Although formula-scoring method tests are not fre- quently used, except for progress tests in medicine, it gives students the opportunity to acknowledge that they do not know