• No results found

Nieuw proefbedrijf in Lelystad: de stal voor kraamzeugen en gespeende biggen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuw proefbedrijf in Lelystad: de stal voor kraamzeugen en gespeende biggen"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Neuw proefbedrijf in Lelystad: de stal voor

kraam-zeugen en gespeende biggen

Nico Verdoes, PV

Het Praktijkonderzoek Varkenshouderij bouwt in 2000 samen met ID Lelystad een nieuwe proefaccommodatie aan de Runderweg in Lelystad. In Praktijkonderzoek Varkenshouderij van oktober 1999 is aandacht besteed aan de lay-out van de stal voor guste en drachtige zeugen. Dit artikel beschrijft de stal voor kraamzeugen en gespeende biggen.

Het nieuwe proefbedrijf wordt uitgerust voor on-derzoek naar bedrijfssystemen. Er zullen drie groe-pen van honderd zeugen worden gehouden. De zeugen uit een groep blijven hun hele leven in die groep. Er zal gewerkt worden met een drieweeks productiesysteem. Deze opzet komt ook duidelijk tot uiting in de stal voor kraamzeugen en gespeen-de biggen. In elke groep worgespeen-den éénmaal in gespeen-de drie weken de kraamzeugen uit één afdeling gespeend. Welke bedrijfsvergelijking gaat plaatsvinden in de stal voor kraamzeugen en gespeende biggen is nog niet bekend.

Indeling van het gebouw

Naast een berging/voerruimte biedt de stal (30,20 m breed en 6O,I5 m lang) plaats aan

- zes kraamafdelingen voor veertien zeugen, - een afdeling voor zeven zeugen (restafdeling) en - negen afdelingen voor honderdveertig gespeende

biggen.

In figuur I zijn een kraamafdeling en een afdeling voor gespeende biggen weergegeven. De lucht wordt aangevoerd vanaf de zijkant (lengtezijde) van het gebouw en onder de dichte vloeren van de afdelingen door geleid naar een luchtkanaal onder één van de controlepaden. Luchtafvoer geschiedt via centrale afzuiging.

Afdeling voor kraamzeugen

De afdeling is I3,20 m diep en 7,00 m breed. Een kraamhok is I ,80 m breed en 2,40 m diep. De zeu-gen staan gefixeerd in boxen in rechte opstelling, met de staarten naar de centraal gelegen controle-gang met dichte vloer ( I ,20 m breed). Aan beide zij-den van de afdeling, voor de koppen van de zeugen,

is een smalle gang van 0,50 m met luchtinlaatope-ningen gemaakt. Deze smalle gang heeft drie func-ties:

- onder het rooster van deze gang ligt een luchtka-naal;

- er moeten vanwege het onderzoek mogelijkhe-den aanwezig zijn om ruwvoeders te verstrekken; - het uit de hokken laten van de zeugen bij

ver-plaatsen gebeurt via deze gang.

Om rond te kunnen lopen is aan het einde van de afdeling ook een gangetje van 050 m gemaakt. De afdeling is volledig onderkelderd. Er worden ge-plastificeerde metalen roosters toegepast met een dicht vloergedeelte voor de biggen van 0,6 rn? Onder de zeug is het rooster verhoogd. Onder de roosters worden Groen-Labelwaardige mestpannen van kunststof aangebracht. De binnenkomende lucht stroomt, vanuit de ruimte onder de centrale gang, onder deze mestpannen door naar het luchtkanaal voor de kop van de zeug. Door deze efficiënte vorm van ventilatie is de lucht op temperatuur voordat ze bij de dieren komt. Praktijkonderzoek in Sterksel heeft aangetoond dat hiermee een bespa-ring van energie mogelijk is.

Afdeling voor gespeende biggen

De afdelingen voor gespeende biggen hebben dezelfde maten als de kraamafdelingen. Dit is met opzet gedaan om later afdelingen te kunnen uitwis-selen en een flexibele gebouwenstructuur te heb-ben. In het midden ligt ook hier een controlegang van I ,20 m breed, voorzien van betonrooster, De lucht komt binnen via een luchtkanaal onder deze controlegang. In de afdeling kunnen achttien hokken voor acht dieren geplaatst worden (I,47 m breed en 2,90 m diep). Hiervan zal vooral gebruik gemaakt

(2)

worden bij voedingsonderzoelc Als er geen voe-dingsonderzoek loopt, zal met grotere groepen big-gen worden gewerkt. Het is namelijk ook mogelijk om zes hokken voor 24 dieren te maken of vier hokken voor 36 dieren. De groepsgrootte kan zelfs nog verder worden opgevoerd tot twee hokken voor elk 72 dieren. Er zal met droogvoerbakken of buisvoerbakken worden gewerkt. De hokken zijn uitgevoerd met een smal waterkanaal (0,30 m) aan de zijde van de controlegang, een hellende dichte vloer ( I ,50 m) en een mestkanaal ( I , I 0 m) voorzien van metalen driekantroosters. In het mestkanaal worden schuine wanden aangebracht en een r-iole-ringssysteem. Voor grote groepen biggen (meer dan dertig stuks) is dit hokontwerp Groen-Labelwaardig,

Gebruik van stro en mestafvoer

In deze afdelingen wordt voorlopig geen stro of strooisel toegepast. Eerst zal via pilot-onderzoek in andere stallen van het Praktijkonderzoek

Varkens-houderij aangetoond moeten worden dat stro-(oisel)verstrekking praktisch mogelijk is en dat het de gezondheid van de kraamzeugen en gespeende biggen niet schaadt. In de afdelingen is er wel reke-ning mee gehouden dat stro- of strooiselverstrek-king in de toekomst mogelijk moet zijn. Bij de ge-speende biggen is daarom uitgegaan van een hel-lende vloer en niet van een bolle vloer. Alle mest-putten zijn 0,90 m diep. Hierin kunnen later eventu-eel mestafvoersystemen voor strorijke mest wor-den ingebouwd. Ook zal gezocht worwor-den naar alternatieven voor stro(oisel) voor deze diercatego-rieën.

Planning

Half februari 2000 is met het graafwenk op het ter-rein begonnen. Eind 2000 moeten de stallen gereed zijn. In een volgende uitgave van dit blad zal een beschrijving van de stallen voor de vleesvarkens op-genomen worden. W

luchtinlaat-kanaal

kraamafdeling

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als de rechthebbende over zijn onder bewind gestelde goederen wil beschikken terwijl dit beschikken niet als een beheershandeling kan worden aangemerkt, behoeft

Gezien het verkeer tussen boerderij en land: het omrijden, zou men verwachten dat tijdens de werkweek bij de 48e en 24e laan hogere intensiteiten worden gemeten dan halverwege

De Rijksoverheid stimuleert met haar beleid de biobased economy in Nederland. De markt van biobased producten wordt steeds groter. Daarom wil het Rijk zelf ook biobased én

8,10,17,18;fig.3 t/m 8)en van 4(reeksnr.2,9,ll,13;fig.9 t/m 12) is het verloop van de verdwijning gedeeltelijk geschat m.b.v.de 6 bruikbare reeksen metingen.De ove- rige 17

In de verschillende jaren zijn er af en toe statistisch betrouwbare verschillen in opbrengst maar gemiddeld genomen zowel per locatie als over de locaties heen zijn er

Overzicht van aantekeningen per bedrijf in 1979 van methoden van koppen en pellen, voorvrucht, eigen- of huurland en het verwachte aantal jaren dat men nog over vers land

Door van de getransformeerde scores elk jaar het landelijk gemiddelde (bepaald met behulp van de 140 beschouwde stations) voor het betreffende jaar af te trekken, kan de

ziening van het gewas, grondsoort en gewasontwikkeling. Da~waas.t wtfrd~h;. g~gevens ge- bruikt over relaties· tusseri ziekte.;.. gens vaste ~elrnethod1el<en. dauw en