Consumentenbescherming bij
grensoverschrijdende internetkoop binnen
het Internationaal Privaatrecht
Een vergelijking tussen de Europese Unie en Quebec
Auteur I. S. Doelman
Mastertrack Privaatrecht, Privaatrechtelijke Rechtspraktijk Begeleider mw. dr. A. E. Oderkerk
1
Samenvatting
In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar consumentenbescherming bij grensoverschrijdende internetkoop binnen het internationaal privaatrecht in de Europese Unie en de Canadese provincie Quebec. De centrale vraag in deze scriptie is hoe de internationaal privaatrechtelijke consumentenbescherming in de Europese Unie in gevallen van internetkoop verbeterd kan worden. Om deze vraag te beantwoorden wordt inspiratie gehaald uit een rechtsvergelijking tussen de Europese Unie en de Canadese provincie Quebec. Bij deze rechtsvergelijking wordt geconcentreerd op de vraag wat de overeenkomsten en verschillen in consumentenbescherming zijn vanuit internationaal privaatrechtelijk perspectief tussen de Europese Unie en Quebec in gevallen van internetkoop.
Het doel van deze scriptie is tweeledig. Enerzijds is het doel het geven van suggesties voor verbetering van de Europese wetgeving. De doelstellingen van Rome I en Brussel I herschikking vormen daarbij het beoordelingskader. Anderzijds is het doel om in kaart te brengen wanneer de consumentenbescherming in de Europese Unie en Quebec geldt en wat deze inhoudt. Er wordt gebruik gemaakt van de rechtsvergelijkende methode, in combinatie met (internationaal) jurisprudentie- en literatuuronderzoek.
Grote verschillen tussen de consumentenbescherming in de Europese Unie en Quebec liggen in de mate waarin de regelingen grensoverschrijdend zijn en de voorwaarden waaraan voldaan moet zijn om te vallen onder de consumentenbeschermingsregeling. Wat betreft de inhoud van beide consumentenbeschermingsregelingen zijn er veel overeenkomsten.
De belangrijkste suggestie voor verbetering die wordt gegeven is vervanging van het Europese ‘richten op’-criterium. Ook op het gebied van de rechtskeuze en op het gebied van bescherming tegen exclusieve arbitragebedingen kan de Europese wetgeving verbeterd worden.
2
Inhoudsopgave
Samenvatting ... 1
Inhoudsopgave ... 2
Inleiding ... 3
Hoofdstuk 1 – Jurisdictieregels in de Europese Unie ... 6
Jurisdictie bij gebrek aan een forumkeuzeclausule ... 6
Jurisdictie bij een forumkeuzeclausule ... 9
Jurisdictie bij een exclusief arbitragebeding ...10
Hoofdstuk 2 – Jurisdictieregels in Quebec ...13
Afbakening van bevoegdheden ...13
Jurisdictie bij gebrek aan een forumkeuzeclausule ...14
Jurisdictie bij een forumkeuzeclausule ...16
Jurisdictie bij een exclusief arbitragebeding ...16
Hoofdstuk 3 – Vergelijking en beoordeling jurisdictieregels ...18
Harmonisatie ...18
Het ‘richten op’-criterium ...18
Inhoud consumentenbescherming ...20
Exclusieve arbitragebedingen ...20
Hoofdstuk 4 – Conflictenrecht in de Europese Unie ...22
Het objectief toepasselijk recht ...22
Toepasselijk recht bij een rechtskeuze ...24
De ontwikkeling van het conflictenrecht ...25
Hoofdstuk 5 – Conflictenrecht in Quebec ...27
Het objectief toepasselijk recht ...27
Toepasselijk recht bij een rechtskeuze ...28
Hoofdstuk 6 – Vergelijking en beoordeling conflictenrecht ...30
De voorwaarden voor bescherming...30
Inhoud consumentenbescherming ...31
Mogelijkheden tot rechtskeuze ...31
Conclusie ...33
Bibliografie ...36
Literatuur ...36
Europese jurisprudentie ...40
3
Inleiding
Er worden steeds meer koopovereenkomsten gesloten door consumenten via het internet. Als deze overeenkomsten grensoverschrijdend zijn en een juridisch conflict opleveren, brengen ze vragen mee met betrekking tot de bevoegdheid van nationale rechters en het toe te passen recht. In de Europese Unie moeten de antwoorden op deze vragen gevonden worden in nationale wetgeving en de verordeningen Brussel I herschikking1 en Rome I2. In beide verordeningen zijn specifieke bepalingen
opgenomen voor consumentenovereenkomsten, die als doel hebben de consument te beschermen.3
In de literatuur zijn de consumentenbeschermingsregelingen van Brussel I herschikking en Rome I uitgebreid geanalyseerd en bediscussieerd. Op een aantal punten is er kritiek op deze regelingen. Dit suggereert dat de regelingen verbeterd zouden kunnen worden. In deze scriptie staat de vraag centraal hoe de
internationaal privaatrechtelijke consumentenbescherming in de Europese Unie in gevallen van internetkoop verbeterd kan worden.
Bij beantwoording van deze vraag op welke punten de regelingen verbeterd zouden kunnen worden, worden de doelstellingen van Brussel I herschikking en Rome I als uitgangspunt genomen. Deze zijn opgenomen in de preambules van beide
verordeningen. De belangrijkste zijn het zorgen voor rechtszekerheid en voor bescherming van de consument.4
Om te komen tot suggesties voor verbetering wordt in brede zin inspiratie gehaald uit een rechtsvergelijking met de Canadese provincie Quebec. Het internationaal privaatrecht van deze provincie is gecodificeerd in de Civil Code of Quebec (CCQ). Bij deze rechtsvergelijking wordt gefocust op de vraag wat de overeenkomsten en verschillen in consumentenbescherming zijn vanuit internationaal privaatrechtelijk perspectief tussen de Europese Unie en Quebec in gevallen van internetkoop.
1
Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking)(PbEU 2012, L351/1).
2
Verordening (EG) Nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I)(PbEU 2008, L177/6).
3 Preambule overweging 18 en 19 jo. afdeling 4 Brussel 1 herschikking; Preambule overweging 25
jo. art. 6 Rome 1.
4 Rechtszekerheid: preambule overweging 16 Brussel I herschikking jo. preambule overweging 16
Rome I; Consumentenbescherming: preambule overweging 18 Brussel I herschikking jo. preambule overweging 25 Rome I.
4 Deze scriptie heeft twee doelen. Het ene doel is het geven van suggesties voor
verbetering van de Europese wetgeving. Deze scriptie kan daarbij ook als onderdeel dienen van onderzoek naar de optimale manier om consumenten te beschermen via het internationaal privaatrecht. Het andere doel van deze scriptie is om in kaart te brengen wanneer de consumentenbescherming geldt en wat deze bescherming inhoudt. Dit is belangrijk voor bedrijven die van plan zijn hun commerciële diensten internationaal aan te bieden en voor consumenten die willen weten wat hun rechten zijn bij een internationale internetkoop. Hierbij is gekozen voor een focus op de internetkoop omdat deze markt groeiende is.5
Deze scriptie is descriptief en normatief van aard. Er zal gebruik worden gemaakt van de rechtsvergelijkende methode, waarbij gebruik wordt gemaakt van een combinatie van (internationaal) jurisprudentie- en literatuuronderzoek. Er is gekozen voor een rechtsvergelijking met Quebec omdat in de
codificatiegeschiedenis van deze provincie de Napoleontische Code Civil uit 1804 een grote invloed heeft gehad, net als in veel Europese landen.6 Bij het ontwerpen
van de regels voor het internationale privaatrecht hebben de Europese regels bovendien als inspiratie gediend.7 Dit is om twee redenen interessant. Ten eerste is
door deze overeenkomsten in zowel de rechtstraditie als de regelingen zelf een vergelijking op detailniveau mogelijk. Daarnaast heeft de Quebecse wetgever zich wel door de Europese regels laten inspireren, maar deze zijn niet volledig
overgenomen.
De vraag wie als consument wordt aangemerkt, is geen onderwerp in deze scriptie. Er wordt uitgegaan van een consument die aan de vereisten van alle verschillende regelingen voldoet.8
In het eerste hoofdstuk wordt de Europese regeling op het gebied van jurisdictie, de verordening Brussel I herschikking, geanalyseerd. Daarbij is de vraag in welke gevallen de consumentenbescherming geldt en wat deze inhoudt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gevallen waarin er in het contract niets is geregeld, gevallen waarin er een forumkeuze is gemaakt en gevallen waarin een exclusief arbitragebeding in het contract is opgenomen. Bovendien wordt er gekeken naar de voornaamste kritiek uit de literatuur op deze regeling. Vervolgens wordt in het
5 Centre for Retail Research 2016. 6
Guy 1993, p. 459.
7 Glenn 1996, p. 232.
8 Art. 17 Brussel I herschikking jo. art. 6 Rome I jo. art. 1384 CCQ, inclusief bijbehorende
5 tweede hoofdstuk hetzelfde gedaan voor de wetgeving in Quebec, waarna in
Hoofdstuk 3 de belangrijkste overeenkomsten en verschillen worden geanalyseerd. Ook worden in het derde hoofdstuk suggesties gegeven voor verbetering van de Europese regeling.
In het vierde hoofdstuk wordt geanalyseerd welk recht van toepassing is op een consumentenovereenkomst in de Europese Unie. Zowel situaties waarin een rechtskeuze is gedaan als situaties waarin dat niet is gebeurd, worden besproken. Ook de belangrijkste kritieken uit de literatuur worden behandeld. Daarna wordt in Hoofdstuk 5 de regeling in Quebec op dezelfde manier bestudeerd. In Hoofdstuk 6 worden de regelingen met elkaar vergeleken en worden verbeterpunten voor de Europese regeling gegeven. Afgesloten wordt met een conclusie.
6
Hoofdstuk 1 – Jurisdictieregels in de Europese Unie
Binnen de Europese Unie moet voor de beantwoording van jurisdictievragen worden gekeken naar de verordening Brussel I herschikking. Toepassing van Brussel I herschikking kan alleen als de zaak binnen het formele, materiële en temporele toepassingsgebied valt.9 Mocht de zaak daarbuiten vallen, dan moet het
antwoord op de jurisdictievragen worden gevonden in nationale wetgeving. Voor de uitleg van de bepalingen van Brussel I herschikking zijn de uitspraken van het Hof van Justitie leidend. Hierbij is ook de uitleg door het Hof van gelijkwaardige bepalingen in de voorgangers van Brussel I herschikking van belang.10
In het eerste deel van dit hoofdstuk wordt geanalyseerd wanneer een rechter jurisdictie heeft in gevallen waarin geen forumkeuze is gemaakt. Daarna wordt onderzocht wanneer een forumkeuze geldig is. Tot slot wordt besproken wat de invloed is van een exclusief arbitragebeding op de jurisdictie.
Jurisdictie bij gebrek aan een forumkeuzeclausule
Het doel van de speciale bepalingen omtrent consumentenovereenkomsten is om de consument, als zwakkere economische partij, te beschermen.11 Niet alle
internetkoopovereenkomsten met consumenten vallen onder deze bepalingen. In artikel 17 Brussel I herschikking zijn de gevallen opgesomd waarin de bepalingen van toepassing zijn.
Ten eerste zijn de consumentenbepalingen van toepassing als het gaat om een koop of verkoop op afbetaling van roerende zaken.12 Ook bij “leningen op afbetaling of
andere krediettransacties ter financiering van de verkoop van zulke zaken”, wordt de consument beschermd.13 Daarnaast gelden de bepalingen als de wederpartij
commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft, en de overeenkomst onder die activiteiten valt.14 Tot slot zijn de
consumentenbepalingen van toepassing als de wederpartij commerciële of
beroepsactiviteiten richt op de lidstaat waar de consument woonplaats heeft, of op
9
Zie voor het formele toepassingsgebied art. 4-6, voor het materiële toepassingsgebied art. 1-3 en voor het temporele toepassingsgebied art. 66 Brussel I herschikking.
10 Strikwerda 2015, p. 251. 11
Preambule overweging 18 Brussel I herschikking; Strikwerda 2015, p. 269.
12 Art. 17 lid 1 sub a Brussel I herschikking. 13 Art. 17 lid 1 sub b Brussel I herschikking. 14
7 meerdere staten waaronder die lidstaat, en de overeenkomst onder die activiteiten valt.15 Bij geen van deze gevallen is het van belang via welke weg de overeenkomst
uiteindelijk gesloten is.
Vooral het laatste geval heeft nadere uitleg nodig: wanneer richt een onderneming zich op een bepaalde lidstaat? In de gevoegde zaken Pammer en Hotel Alpenhof heeft het Hof zich hierover uitgesproken. 16 In Pammer ging het om een zaak waarbij
een rederij weigerde de volledige prijs van een reis per vrachtschip terug te betalen. Consument Pammer had niet deelgenomen aan deze reis, die hij via het internet had geboekt.17 In Hotel Alpenhof weigerde consument Heller om zijn hotelrekening te
betalen. Hij had dit hotel geboekt via internet.18
Het Hof heeft beslist dat voor ‘richten op’ vereist is dat de ondernemer “zijn wil tot uitdrukking heeft gebracht om commerciële betrekkingen aan te knopen met consumenten in één of meerdere andere lidstaten, waaronder die waar de consument woonplaats heeft.”19 Daarbij moet er worden gekeken of er voor het
sluiten van de overeenkomst aanwijzingen waren dat de wederpartij van plan was om handel te drijven met consumenten uit andere lidstaten, waaronder die van de consument, in de zin dat hij bereid was om met deze consumenten een
overeenkomst te sluiten.20 Het hebben van een website alleen is daarvoor niet
voldoende.21 Duidelijke aanwijzingen hiervoor zijn een vermelding dat hij diensten
of goederen aanbiedt in een of meerdere van deze lidstaten of
zoekmachineadvertentiediensten gebruikt.22 Andere aanwijzingen hiervoor worden
ook genoemd in dit arrest, in een niet uitputtende lijst.23
15 Ibid.
16
HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 & C-144/09 (gevoegde zaken Pammer en Hotel Alpenhof).
17
Ibid, r.o. 2 jo. r.o. 15.
18 Ibid, r.o. 2. 19 Ibid, r.o. 75. 20 Ibid, r.o. 76. 21 Ibid, r.o. 71. 22 Ibid, r.o. 81. 23
Ibid, r.o. 83: “het internationale karakter van de betrokken activiteit, zoals bepaalde toeristische activiteiten, de vermelding van een telefoonnummer met internationaal kengetal, het gebruik van een andere topleveldomeinnaam dan die van de lidstaat waar de ondernemer gevestigd is, bijvoorbeeld ‘.de’, of het gebruik van een neutrale topleveldomeinnaam, zoals ‘.com’ of ‘.eu’, routebeschrijvingen vanuit één of meerdere andere lidstaten naar de plaats waar de dienst wordt verricht, en de verwijzing naar een internationaal clièntele dat is samengesteld uit klanten die in verschillende lidstaten woonplaats hebben, met name door de weergave van getuigenissen van deze klanten.” De vermelding van het e-mailadres of het geografische adres van de ondernemer en de opgave van zijn telefoonnummer zonder internationaal kengetal zijn geen aanwijzing (Ibid, r.o. 77). De gebruikte taal of munteenheid zijn ook niet relevant indien
8 De voornaamste kritiek op dit arrest is dat hoewel het Hof uitgebreid is ingegaan op de vraag wanneer een website zich richt op een lidstaat, het criterium nog steeds niet eenvoudig toepasbaar is.24 De rechter zal in elk individueel geval moeten
beoordelen of er voldoende aanwijzingen zijn om te kunnen concluderen dat de ondernemer van plan was overeenkomsten te sluiten met consumenten in die lidstaat.25 Dit zal lastig te voorspellen zijn26 en kan leiden tot verschillen in
uitkomsten van vergelijkbare geschillen bij verschillende rechters.27 De uitleg van
het Hof geeft daarom niet veel rechtszekerheid.28 Bovendien is de uitleg van het
‘richten op’-criterium afhankelijk van de tot uitdrukking gebrachte wil van de ondernemer.29 Dit betekent dat de uitkomst niet per se recht doet aan de
gerechtvaardigde verwachtingen van de consument.30
Een andere vraag die heeft gespeeld is of het nodig is dat er een causaal verband is tussen het middel waarmee de ondernemer zijn activiteit richt op de lidstaat waar de consument woont en het sluiten van een overeenkomst met de consument. In het arrest Emrek heeft het Hof bepaald dat dit causale verband niet vereist is.31 Het
bestaan van een causaal verband is wel een aanwijzing dat de overeenkomst verband houdt met de activiteit.32 Dit betekent dat als een onderneming uit het
buitenland zich door middel van regionale televisiespotjes in Groningen zou richten op Nederland, een consument uit Limburg die via internet een aankoop doet, ook beschermd is. Bovendien worden bewijsproblemen aan de kant van de consument hiermee voorkomen.33
De consumentenbescherming houdt in dat de consument een vordering kan instellen in zowel de lidstaat van de wederpartij als in de lidstaat waar de
consument woont.34 De wederpartij kan slechts een vordering instellen in de lidstaat
van de consument, tenzij dit een tegenvordering is bij het gerecht waar de
deze overeenstemmen met de gewoonlijke taal en munteenheid van de lidstaat van de ondernemer. Als de site een mogelijkheid geeft een andere taal of munteenheid te gebruiken, kunnen deze wel weer een aanwijzing vormen (Ibid, r.o. 84).
24 Svantesson 2011, p. 304. 25
Wefers Bettink 2011, p. 45.
26
Van Bochove & Kramer 2016, p. 70.
27 Van Hoek 2012, p. 106. 28
Ibid.
29
HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 & C-144/09 (gevoegde zaken Pammer en Hotel Alpenhof), r.o. 75.
30 Van Hoek 2012, p. 107. 31
HvJ EU 17 oktober 2013, C-218/12 (Emrek), r.o. 32.
32 Ibid, r.o. 32. 33 Ibid, r.o. 25. 34
9 oorspronkelijke vordering is gebracht.35 Dit garandeert niet dat de consument op de
meest effectieve manier zijn rechten kan laten gelden.36
Jurisdictie bij een forumkeuzeclausule
Ook als er een forumkeuze in het contract staat, wordt de consument onder dezelfde voorwaarden beschermd. Deze bescherming houdt in dat er slechts drie situaties zijn waarin de gemaakte forumkeuze geldig is.37 Deze moeten strikt worden
uitgelegd.38 Ten eerste is de forumkeuze geldig als de forumkeuzeovereenkomst is
gesloten na het ontstaan van het geschil.39 Een forumkeuzeclausule is ook geldig als
de clausule het mogelijk maakt voor een consument om het geschil bij een ander gerecht aanhangig te maken.40 Tot slot is een forumkeuzeovereenkomst geldig als de
twee partijen bij het sluiten van de overeenkomst woonplaats hadden in dezelfde lidstaat en de overeenkomst de rechter in die lidstaat bevoegd verklaart, tenzij die lidstaat de overeenkomst verbiedt.41
Ook tegen een stilzwijgende forumkeuze wordt de consument beschermd. De rechter zal de consument erop moeten wijzen dat de consument het recht heeft de bevoegdheid te betwisten voordat de rechter zich bevoegd verklaart. Ook moet de rechter de consument wijzen op de gevolgen van het verschijnen of het niet verschijnen.42 Deze bescherming was er nog niet in de voorganger van Brussel I
herschikking.43 Dit bleek uit de uitspraak van het Hof in de zaak ČPP Vienna
Insurance Group.44 Hier werd overwogen dat de bescherming van afdeling 3 tot en
met 5 een partij niet kon worden opgedrongen en dat een stilzwijgende forumkeuze daarom mogelijk was.45 Artikel 26 van Brussel I herschikking scherpt de
consumentenbescherming op dit punt aan.46
35
Art. 18 lid 2 jo. lid 3 Brussel I herschikking.
36
Van Hoek 2012, p. 101.
37 Art. 19 Brussel I herschikking. 38
Kuypers 2008, p. 734.
39
Art. 19 sub 1 Brussel I herschikking.
40 Art. 19 sub 2 Brussel I herschikking. 41
Art. 19 sub 3 Brussel I herschikking.
42
Art. 26 lid 2 Brussel I herschikking.
43
Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en
handelszaken (Brussel I)(PbEG 2001, L 12/1), art. 24.
44 HvJ EU 20 mei 2010, C-111/09 (ČPP Vienna Insurance Group). 45 Ibid, r.o. 30 jo. r.o. 33.
46
10
Jurisdictie bij een exclusief arbitragebeding
Uit Brussel I herschikking blijkt duidelijk dat deze verordening niet van toepassing is op arbitrage.47 Mocht er in een consumentenovereenkomst een arbitragebeding
voorkomen, dan is de eerste vraag of dit een geldig beding is. Mocht het beding niet geldig zijn, dan is Brussel I herschikking wel van toepassing. Om de geldigheid van het beding te beoordelen zal de rechter zijn nationale recht moeten toepassen. Hierbij is de doorwerking van de Richtlijn oneerlijke bedingen48 van belang, omdat
die belangrijk is bij de beantwoording van de vraag of het arbitragebeding geldig is.49 Deze richtlijn is uitgevaardigd op basis van minimumharmonisatie, wat inhoudt
dat de betreffende lidstaat de consument meer mag beschermen dan in de richtlijn is vastgesteld.50 Het beschermingsniveau van de richtlijn geldt als minimum.
Er zijn landen die een hoger beschermingsniveau tegen exclusieve
arbitragebedingen kennen. Zo wordt in Nederland een exclusief arbitragebeding als onredelijk bezwarend51 aangemerkt, tenzij de consument de mogelijkheid wordt
gegeven binnen een maand voor de volgens de wet bevoegde rechter te kiezen als er een beroep wordt gedaan op het beding.52
Indien de rechter het beding als oneerlijk aanmerkt, zal het niet bindend zijn voor de consument.53 De rechter zal hierbij ambtshalve moeten beoordelen of het beding
oneerlijk is.54
Er zijn twee zaken van het Hof van Justitie bekend waarin de geldigheid van het arbitragebeding onderwerp van discussie was. Eén daarvan is de zaak Mostaza Claro.55 In deze zaak was het geschil in arbitrage in het nadeel van de consument,
Mostaza Claro, beslecht. Vervolgens vocht Mostaza Claro het arbitrale vonnis aan bij de Spaanse rechter, die oordeelde dat het arbitragebeding in de overeenkomst
47 Art. 1 lid 2 sub d jo. preambule overweging 12 Brussel I herschikking. 48
Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (OJ L 95).
49 De definitie van consument die in deze richtlijn wordt gebruikt is breder dan de definitie van
consument in Brussel 1 herschikking (art. 2 sub b Richtlijn oneerlijke bedingen). We kunnen er daarom vanuit gaan dat iemand die onder de consumentenregeling van Brussel I herschikking valt, ook valt onder deze richtlijn.
50
Art. 8 Richtlijn oneerlijke bedingen: minimumharmonisatie.
51
De Nederlandse wet gebruikt de term ‘onredelijk bezwarend’ in plaats van ‘oneerlijk’, maar de werking is hetzelfde.
52 Art. 6:236 sub n BW. 53
Art. 6 lid 1 Richtlijn oneerlijke bedingen.
54 HvJ EG 26 oktober 2006, C-168/05 (Mostaza Claro), r.o. 38; HvJ EU 4 juni 2009, C-243/08,
(Pannon GSM), r.o. 35.
55
11 oneerlijk was.56 Aan het Hof werd toen gevraagd of het vonnis daarom vernietigd
moest worden, ondanks dat Mostaza Claro zich in de arbitrageprocedure niet op nietigheid had beroepen.57 Het Hof antwoordde bevestigend.58
In de zaak Asturcom Telecommunicaciones was de consument geheel passief gebleven en was het arbitrale vonnis al in kracht van gewijsde gegaan. Het Hof besliste dat de rechter ambtshalve het arbitragebeding moet onderzoeken voor zover hij dit volgens de nationale procesregels kan doen.59 Als de rechter volgens de
nationale procesregels ambtshalve moet onderzoeken of een arbitragebeding in strijd is met de openbare orde, moet hij ook ambtshalve onderzoeken of het beding oneerlijk is.60
In zowel Mostaza Claro als Asturcom Telecommunicaciones was door de nationale rechter al vastgesteld dat het arbitragebeding in die gevallen oneerlijk was.61 Een
beding is volgens de richtlijn oneerlijk als het “in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.”62 In de bijlage
van de richtlijn staat een indicatieve en niet-uitputtende lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. Hieronder valt een exclusief
arbitragebeding.63 Het Hof heeft in een serie uitspraken uitleg gegeven over de
invloed van de lijst in de richtlijn op de beoordeling of een beding oneerlijk is.64 Een
beding uit de lijst is niet noodzakelijkerwijs oneerlijk, en een beding dat niet op de lijst voorkomt kan nog steeds oneerlijk zijn.65 Dit geldt ook in het geval van een
forumkeuzebeding: een dergelijk beding kan als oneerlijk worden aangemerkt.66 Het
feit dat een beding op de lijst voorkomt is een wezenlijk aspect in de beoordeling of het beding oneerlijk is.67 In Nederland heeft de Hoge Raad zich uitgesproken over de
56 Ibid, r.o. 21. 57 Ibid, r.o. 20. 58 Ibid, r.o. 39. 59
HvJ EU 6 oktober 2009, C-40/08 (Asturcom Telecommunicaciones), r.o. 59.
60
Ibid, r.o. 53.
61 HvJ EG 26 oktober 2006, C-168/05 (Mostaza Claro), r.o. 19; HvJ EU 6 oktober 2009, C-40/08
(Asturcom Telecommunicaciones), r.o. 25.
62
Art. 3 lid 1 Richtlijn oneerlijke bedingen.
63
Art. 3 Richtlijn oneerlijke bedingen jo. sub q Bijlage bij de richtlijn.
64 Hondius & Rijken 2015, p. 106. 65
HvJ EG 7 mei 2002, C-478/99 (Commissie/Zweden), r.o. 20; HvJ EG 1 april 2004, C-237/02 (Freiburger Kommunalbauten), r.o. 20.
66 HvJ EU 4 juni 2009, C-243/08 (Pannon GSM), r.o. 44. 67
12 beoordeling van een arbitragebeding in het arrest Van Marrum/Wolff.68 Hierbij
moet worden gekeken naar de feitelijke omstandigheden van het geval.69 In de
literatuur is men het eens met deze uitspraak.70
Een geldig exclusief arbitragebeding zal de bevoegdheid van de rechter in de weg staan. In de praktijk zullen deze bedingen vaak als oneerlijk worden aangemerkt, waardoor ze de consument niet binden. Dit zal afhangen van de omstandigheden van het geval, wat de rechtszekerheid niet ten goede komt. Ook als het arbitrale vonnis al gewezen is, moet de oneerlijkheid van het beding leiden tot nietigheid van het vonnis. De rechter moet dit ambtshalve onderzoeken mits hij dit volgens de nationale procesregels mag onderzoeken.
68 HR 21 september 2012 (Van Marrum/Wolff). 69 Ibid, r.o. 3.5.
70
13
Hoofdstuk 2 – Jurisdictieregels in Quebec
In dit hoofdstuk worden de jurisdictieregels in Quebec geanalyseerd. Daarvoor wordt eerst ingegaan op de manier waarop de wetgevende bevoegdheden van de provincie Quebec en de rechtsmacht van Quebecse rechters zijn afgebakend. Vervolgens wordt de regeling besproken voor consumentenkoopcontracten die gesloten zijn via het internet waarin geen forumkeuze is gemaakt. Daarna worden de effecten van forumkeuzebedingen en arbitragebedingen op de jurisdictie besproken.
Afbakening van bevoegdheden
Binnen Canada hebben de provincies bevoegdheid om hun eigen wetgeving te maken met betrekking tot het interregionale en internationale privaatrecht.71 Iedere
provincie heeft andere bevoegdheidsregels: deze zijn niet uniform binnen Canada. Dit uitgangspunt heeft geleid tot kritiek; de verscheidenheid aan regelingen leidt tot verschillen in beschermingsniveau tussen provincies en tot onduidelijkheid.72
De bevoegdheid van provincies is niet zonder beperkingen. Ten eerste is deze bevoegdheid begrensd door de provinciegrenzen. De bevoegdheid wordt
overschreden als de wetgeving er op gericht is om rechten buiten de provincie aan te passen.73 Dit geldt ook voor het recht van burgers en ondernemers uit andere
provincies of andere landen om een zaak aanhangig te maken bij hun eigen rechter. Een provincie kan er daarom niet voor zorgen dat haar inwoners alleen kunnen worden gedaagd in hun eigen provincie.74
Daarnaast heeft het Supreme Court of Canada, het hoogste gerechtshof van Canada, de rechtsmacht van Quebecse rechters in diverse uitspraken beperkt. Het
uitgangspunt dat het Supreme Court hanteert is dat een provincie jurisdictie mag claimen als de zaak een ‘daadwerkelijk en substantieel verband’ heeft met de provincie.75 Dit geldt zowel voor het internationaal privaatrecht als voor het
interregionaal privaatrecht.
71
Supreme Court of Canada 18 april 2012, Club Resorts Ltd. c. Van Breda, r.o. 71.
72 Tassé et al. 2001, p.10. 73
Blom 2014, p. 30.
74 Tassé et al. 2001, p. 19.
75 Supreme Court of Canada 20 december 1990, Morguard Investments Ltd. c. De Savoye, ‘real
14 Een privaatrechtelijke procedure in Quebec wordt in eerste instantie gehoord door het Court of Quebec of door het Superior Court (voor claims groter dan 85.000 Canadese Dollars).76 Hoger beroep kan worden ingesteld bij het Court of Appeal. In
sommige gevallen kan daarna nog worden geprocedeerd bij het eerder genoemde
Supreme Court of Canada.77 Of en in hoeverre lagere rechters gebonden zijn aan de
eerdere uitspraken van hogere rechters, het beginsel van stare decisis, is al decennia onderwerp van debat.78
In Quebec wordt zowel Frans als Engels gesproken. Van wetgeving wordt daarom zowel een Franse als een Engelse versie gemaakt, die beiden dezelfde status hebben.79 Procederen mag in beide talen.80
Jurisdictie bij gebrek aan een forumkeuzeclausule
In Quebec wordt geen onderscheid gemaakt tussen interregionaal en internationaal privaatrecht.81 Het internationale en interregionale privaatrecht is gecodificeerd in
boek tien van de Civil Code of Quebec (CCQ). Hierin is een speciale regel voor consumenten opgenomen: de Quebecse autoriteiten zijn bevoegd in zaken betreffende consumentencontracten als de consument zijn woonplaats of
verblijfplaats in Quebec heeft.82 Een consumentencontract is hierbij een contract dat
valt binnen de reikwijdte van de consumentenbeschermingswetgeving waarbij de consument goederen of diensten verkrijgt voor persoonlijk of huishoudelijk gebruik van een partij die deze goederen of diensten aanbiedt als onderdeel van een
bedrijf.83 De consumentenbeschermingswetgeving waarop gedoeld wordt, is in het
geval van koop de Consumer Protection Act (CPA).84 Deze wet is toepasselijk op
contracten voor goederen of diensten tussen een consument en een handelaar in de
76
85.000 Canadese Dollars is het equivalent van ongeveer 60.000 Euro.
77 Justice Québec 2016. 78
Palmer 2012, p. 54.
79
Art. 133 Constitution Act 1867 jo. art. 7 Charter of the French Language.
80 Art. 133 Constitution Act 1867 jo. art. 7 lid 4 Charter of the French Language. 81
Glenn 1996, p. 253.
82
Art. 3149 CCQ: Québec authorities also have jurisdiction to hear an action based on a consumer contract or a contract of employment if the consumer or worker has his domicile or residence in Québec; the waiver of such jurisdiction by the consumer or worker may not be set up against him.
83
Art. 1384 CCQ: A consumer contract is a contract whose field of application is delimited by legislation respecting consumer protection whereby one of the parties, being a natural person, the consumer, acquires, leases, borrows or obtains in any other manner, for personal, family or domestic purposes, property or services from the other party, who offers such property and services as part of an enterprise which he carries on.
84
15 uitoefening van zijn bedrijf, met een aantal specifieke uitzonderingen.85 De manier
waarop het contract tot stand is gekomen, is niet relevant voor de vraag of de CPA van toepassing is.
In de meeste gevallen van internetkoop door een Quebecse consument zal de Quebecse rechter jurisdictie hebben. Artikel 3135 CCQ maakt het mogelijk dat de rechter zich alsnog onbevoegd verklaart als hij meent dat een andere rechter in een betere positie is om over het geschil te beslissen.86 Dit artikel is een codificatie van
de doctrine van het forum non conveniens.87 Volgens de jurisprudentie moet dit
artikel alleen worden toegepast in een uitzonderlijk geval: een ander forum moet duidelijk geschikter zijn om te beslissen over het geschil.88 Hiervoor heeft het Court of Appeal criteria ontwikkeld, die later zijn bevestigd door het Supreme Court.89 De
Quebecse rechter zal zich in het algemeen niet snel onbevoegd verklaren.90 Gezien
de beschermingsgedachte achter de consumentenbepaling zal dit in
consumentenzaken alleen in zeer uitzonderlijke gevallen gebeuren. In de zaak Bousquet c. Acer America Corporation (Canada) overwoog het Court of Quebec dat een onbevoegdverklaring in een consumentenzaak niet in overeenstemming leek te zijn met de bedoeling van de wetgever.91
De Quebecse rechter zal dus in vrijwel alle zaken waarbij Quebecse consumenten betrokken zijn jurisdictie hebben. Dit betekent echter niet dat rechters in andere provincies of andere landen geen jurisdictie hebben. Het Superior Court bevestigde in de zaak LVH Corp. (Las Vegas Hilton) c. Lalonde dat artikel 3149 CCQ geen
85
Art. 2 CPA: contract for goods or services entered into between a consumer and a merchant in the course of his business. De uitzonderingen worden genoemd in art. 5 en 6 CPA:
verzekeringscontracten, contracten voor de koop van elektriciteit en gas, contracten met betrekking tot derivaten en effecten, en contracten voor de koop, huur of bouw van onroerend goed.
86
Art. 3135 CCQ: Even though a Québec authority has jurisdiction to hear a dispute, it may, exceptionally and on an application by a party, decline jurisdiction if it considers that the authorities of another State are in a better position to decide the dispute.
87
Manolis et al. 2009, p. 19-20.
88 Court of Appeal 7 september 1998, Oppenheim forfait GMBH c. Lexus maritime inc. 89
De criteria zijn: (1) De woonplaats van partijen, getuigen en experts; (2) de locatie van het bewijsmateriaal; (3) de plek waar over het contract was onderhandeld en waar het werd uitgevoerd; (4) het bestaan van een procedure tussen partijen in een andere jurisdictie; (5) de locatie van het bezit van de verweerder; (6) het toepasselijke recht; (7) voordelen voor de eiser door zijn keuze van het forum, indien die er zijn; (8) het belang van gerechtigheid; (9) het belang van partijen; (10) de noodzaak om de uitspraak erkend te krijgen in een andere jurisdictie. De criteria worden voor het eerst genoemd in Court of Appeal 7 september 1998, Oppenheim forfait GMBH c. Lexus maritime inc. en zijn bevestigd in Supreme Court of Canada 6 december 2002, Spar Aerospace Ltd. v. American Mobile Satellite Corp., r.o. 71.
90 Manolis et al. 2009, p. 24. 91
16 exclusieve bevoegdheid geeft aan de Quebecse rechter in het geval van contracten met Quebecse consumenten.92 Aangezien de rechter in Nevada ook bevoegd was,
werd de uitspraak van deze rechter erkend.93
Jurisdictie bij een forumkeuzeclausule
Als de Quebecse rechter jurisdictie heeft op grond van de consumentenbepaling, kan hier geen afbreuk aan worden gedaan op basis van een forumkeuzeclausule in de overeenkomst.94 Ook hier geldt dat een rechter in een andere provincie op basis van
de forumkeuzeclausule wel jurisdictie zou kunnen hebben, en dat bescherming hiertegen niet mogelijk is.95 Ook tegen een stilzwijgende forumkeuze wordt de
consument niet beschermd.96
Jurisdictie bij een exclusief arbitragebeding
In 2007 heeft het Supreme Court een uitspraak gedaan in de zaak Dell Computer
Corp. v. Union des consommateurs.97 Er was een geschil ontstaan tussen een groep
consumenten en Dell. De consumentencontracten bevatten een exclusief arbitragebeding. Dit arbitragebeding werd getoetst aan artikel 1437 CCQ, dat oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten nietig verklaart.98 De
consumenten konden in dit geval niet aantonen dat het beding oneerlijk was.99 Ook
artikel 3149 CCQ, dat voorkomt dat een forumkeuze de bevoegdheid van de rechter in consumentenzaken belemmert, had geen effect.100 Het arbitragebeding was
daarom bindend.
De gevolgen van deze uitspraak zijn klein, omdat de Quebecse wetgever al voor de uitspraak de CPA heeft gewijzigd. Artikel 11.1 is daarbij toegevoegd aan de wet. Dit artikel verbiedt exclusieve arbitragebedingen in consumentencontracten en geldt
92 Superior Court 3 april 2003, LVH Corp. (Las Vegas Hilton) c. Lalonde, r.o. 22. 93 Ibid, r.o. 23-26. 94 Art. 3149 CCQ. 95 Tassé et al. 2001, p. 19. 96
Superior Court 3 april 2003, LVH Corp. (Las Vegas Hilton) c. Lalonde, r.o. 26.
97
Supreme Court of Canada 13 juli 2007, Dell Computer Corp. v. Union des consommateurs.
98 Art. 1437 CCQ: An abusive clause in a consumer contract or contract of adhesion is null, or the
obligation arising from it may be reduced.
An abusive clause is a clause which is excessively and unreasonably detrimental to the consumer or the adhering party and is therefore not in good faith; in particular, a clause which so departs from the fundamental obligations arising from the rules normally governing the contract that it changes the nature of the contract is an abusive clause.
99 Supreme Court of Canada 13 juli 2007, Dell Computer Corp. v. Union des consommateurs, r.o.
229.
100
17 voor alle contracten gesloten na 14 december 2006.101 Er bestaat wel nog een
mogelijkheid om na het ontstaan van een geschil een arbitrageovereenkomst te sluiten.102
101
Ibid, r.o. 111-112.
102
Art 11.1 CPA: Any stipulation that obliges the consumer to refer a dispute to arbitration, that restricts the consumer’s right to go before a court, in particular by prohibiting the consumer from bringing a class action, or that deprives the consumer of the right to be a member of a group bringing a class action is prohibited.
If a dispute arises after a contract has been entered into, the consumer may then agree to refer the dispute to arbitration.
18
Hoofdstuk 3 – Vergelijking en beoordeling jurisdictieregels
In dit hoofdstuk worden de jurisdictieregels van de Europese Unie en Quebec met elkaar vergeleken. Bovendien wordt de Europese wetgeving beoordeeld aan de hand van de doelen die in de preambule van de verordening Brussel I herschikkinggenoemd worden: het zorgen voor rechtszekerheid en consumentenbescherming. 103
Hierbij worden er suggesties gegeven voor mogelijke verbeteringen in de Europese wetgeving.
Harmonisatie
Het eerste verschil tussen de jurisdictieregels in de Europese Unie en Quebec (en de rest van Canada), is een systeemverschil. Waar Brussel I herschikking in de
Europese Unie voor een harmonisatie van regelgeving zorgt, zijn de jurisdictieregels niet uniform binnen Canada. Vanuit zowel het perspectief van rechtszekerheid als van consumentenbescherming heeft het Europese systeem daarbij duidelijk zijn voordelen. De voordelen met betrekking tot rechtszekerheid zijn daarbij evident, maar ook het voordeel met betrekking tot consumentenbescherming is groot: de consument kan effectief beschermd worden tegen procedures die in andere lidstaten tegen hem worden aangespannen, en is daarbij niet afhankelijk van een buitenlandse wetgever.104
Het ‘richten op’-criterium
Het tweede verschil heeft betrekking op de vraag wanneer een consument valt onder de consumentenbeschermingsregeling van de bevoegdheidsregeling. Binnen Quebec is deze vraag relatief eenvoudig te beantwoorden: de consument valt binnen de regeling, tenzij het gaat om een aantal specifieke gevallen.105 Dat een contract is
gesloten via het internet heeft hierbij geen invloed. De Europese regels zijn een stuk ingewikkelder: het Hof heeft met name het ‘richten op’-criterium meerdere malen moeten uitleggen. Bovendien wordt de regeling nog steeds bekritiseerd omdat hij niet duidelijk zou zijn.106 Ik sluit me bij deze kritiek aan. Bovendien denk ik dat het
‘richten op’-criterium niet toekomstbestendig is. Dit wordt geïllustreerd in het volgende voorbeeld:
103
Preambule overweging 16 jo. Preambule overweging 18 Brussel I herschikking.
104 Art. 18 lid 2 Brussel I herschikking. 105
Zie Hoofdstuk 2; de uitzonderingen zijn verzekeringscontracten, contracten voor de koop van elektriciteit en gas, contracten met betrekking tot derivaten en effecten, en contracten voor de koop, huur of bouw van onroerend goed.
106
19 Een Belgische grafisch vormgever biedt zijn diensten aan via sociale media. Hij gebruikt hierbij de Engelse taal, zodat de informatie die hij geeft voor zowel klanten uit het Nederlandstalige, Franstalige als Duitstalige deel van België begrijpelijk is. Een van zijn berichten wordt gedeeld en gezien door een Ierse consument, die vervolgens een ontwerp voor een trouwkaart bestelt. Dit gebeurt zonder dat voor één van beide partijen duidelijk is waar de ander vandaan komt. Omdat het product digitaal wordt geleverd en zowel Ierland als België gebruik maken van de Euro, is dit geen probleem.
Als in dit geval een juridisch conflict ontstaat, snijden de criteria die het Hof in de zaken Pammer en Hotel Alpenhof genoemd heeft om te bepalen of de ondernemer zich heeft gericht op Ierland, geen hout. Het arrest is gewezen in 2010, toen het nog niet gebruikelijk was om diensten aan te bieden en te adverteren via sociale media. Tegenwoordig wordt dat steeds gebruikelijker. Situaties zoals het voorgaande zullen daarom steeds vaker voorkomen. Het gebrek aan rechtszekerheid in dit geval is zowel voor consumenten als ondernemers problematisch.
Bovendien denk ik dat de consument niet optimaal beschermd wordt door het ‘richten op’-criterium. Het is namelijk aan de consument om te bewijzen dat de wederpartij zich richtte op de lidstaat van de consument, en dit kan lastig te bewijzen zijn. Dit is met name omdat het gaat om uitingen van de wil van de
wederpartij in het verleden. Hoe bewijs je dat er bepaalde informatie op de website stond op het moment dat je bestelde? Of dat je daarvoor een billboard gezien had van het betreffende bedrijf? Of een advertentie op sociale media? Een ruimere bescherming zou mijns inziens beter zijn. Hierbij kan worden gekozen voor een regeling die zo ruim is als de regeling in Quebec, maar een tussenweg is ook mogelijk. Aangezien het overnemen van de Quebecse regeling in de Europese Unie een ingrijpende wijziging met zich mee zou brengen ten nadele van ondernemers, gaat mijn voorkeur uit naar een tussenweg. Mijn voorstel is een regeling die de consument bij een koop op afstand beschermt, tenzij de ondernemer kan bewijzen dat hij heeft proberen te voorkomen dat hij overeenkomsten zou sluiten met consumenten uit een bepaald land. Op een website zou dit kunnen door de
bestelomgeving zo in te richten dat een consument moet aangeven waar hij vandaan komt voordat hij kan bestellen. Ook binnen sociale media zal dit mogelijk worden gemaakt als hier vraag naar is. Dit zou zowel de rechtszekerheid vergroten als de bewijslast voor de consument verlichten, zonder dat het de ondernemer onmogelijk wordt gemaakt consumenten uit bepaalde rechtstelsels te weren.
20
Inhoud consumentenbescherming
Wat betreft de inhoud van de consumentenbescherming zijn er veel
overeenkomsten tussen de Europese Unie en Quebec. Beide regelingen zorgen dat de consument de mogelijkheid heeft om in het land of de provincie van zijn woonplaats te procederen. Bovendien worden consumenten in beide regelingen beschermd tegen een forumkeuze. Vanwege het gebrek aan harmonisatie van regelgeving in Canada is deze bescherming binnen de Europese Unie effectiever.107
Bovendien worden consumenten in de Europese Unie in tegenstelling tot Quebecse consumenten beschermd tegen een stilzwijgende forumkeuze. Daartegenover staat dat er binnen de Europese Unie meer mogelijkheden zijn om wel een forumkeuze te maken.108 Deze zijn duidelijk en zullen weinig impact hebben op het
beschermingsniveau.
Een kritische vraag is hierbij of beide wetgevers niet zijn doorgeschoten in hun bescherming van de consument ten opzichte van kleine ondernemers.109 Denk
hierbij aan een beginnend kunstenaar die zijn werk over heel Europa verkoopt aan welgestelde kunstverzamelaars. Bij een juridisch conflict zal de kunstenaar naar de lidstaat van de consument toe moeten. De consumentenbepalingen gaan er vanuit dat de consument altijd de zwakke partij is die moet worden beschermd, maar in dit geval is het maar de vraag. Deze discussie is zeer interessant, maar past niet binnen het kader van deze scriptie.
Exclusieve arbitragebedingen
Hoewel een exclusief arbitragebeding potentieel de jurisdictie van de rechter kan belemmeren, worden in zowel de Europese Unie als in Quebec consumenten niet via de normale jurisdictieregelingen beschermd, maar via aparte
consumentenbeschermingswetten. In Quebec is de wetgeving sinds de
wetswijziging in 2006 duidelijk: een arbitrageovereenkomst is alleen mogelijk als die is gesloten na ontstaan van het geschil.110 In de Europese Unie wordt de
consument beschermd via de in nationale wetgeving omgezette Richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Dit heeft een aantal nadelen. De richtlijn
107
Zie Hoofdstuk 2.
108
In Quebec is de enige uitzondering een forumkeuze die gemaakt is na het ontstaan van het geschil, in de Europese Unie is een forumkeuze ook mogelijk als deze de consument ook de mogelijkheid geeft het geschil bij een andere rechter aanhangig te maken of als de forumkeuze gemaakt wordt door twee partijen die op dat moment woonplaats in dezelfde lidstaat hebben en dit mag volgens die lidstaat. Zie Hoofdstuk 1.
109 Van Bochove & Kramer 2010, p. 32. 110
21 is tot stand gekomen op basis van minimumharmonisatie, waardoor het
beschermingsniveau tussen lidstaten kan verschillen. Daarnaast is de richtlijn niet erg duidelijk. Er is wel een lijst met bedingen die oneerlijk kunnen zijn, waar een exclusief arbitragebeding ook op staat, maar deze lijst is indicatief. Het hangt
daarom af van feitelijke omstandigheden en van nationale wetgeving of een exclusief arbitragebeding geldig is of niet. Dit komt zowel de rechtszekerheid als de
consumentenbescherming niet ten goede. Ook het ondernemingsklimaat is hier niet bij gebaat.
Mijns inziens zou de Europese Unie dit kunnen verbeteren door de regeling te uniformeren. Hierbij kan worden gekozen voor een totaal verbod op
arbitragebedingen, zoals in Quebec, of voor een regeling met uitzonderingen die lijken op de uitzonderingen met betrekking tot forumkeuzemogelijkheden. Ook het Nederlandse compromis, waarbij een arbitragebeding alleen is toegestaan als de consument de mogelijkheid wordt geboden binnen een termijn naar de volgens de wet bevoegde rechter te stappen, is een mogelijkheid. Bij het ontwerpen van de regeling moet een afweging worden gemaakt tussen de voordelen van arbitrage en de effectiviteit van de consumentenbescherming. Ik pleit voor een regeling die onder limitatieve voorwaarden arbitragebedingen mogelijk maakt. Dit omdat arbitrage in sommige gevallen een effectievere en snellere manier is om een geschil te
beslechten. Dit is in het voordeel van zowel de consument als de wederpartij, en zou daarom niet verboden moeten worden. Daarbij moeten consumenten beschermd wel worden tegen arbitragebedingen die hen dwingen ver van hun woonplaats een dure procedure te starten.
Samenvattend bevatten de consumentenbeschermingsregelingen van de Europese Unie en Quebec veel overeenkomsten. Een belangrijk verschil komt voort uit harmonisatie: een groot voordeel van de Europese regeling is dat deze in alle lidstaten gelijk is. De Europese regeling zou kunnen verbeteren door het ‘richten op’-criterium te vervangen door een criterium dat duidelijker en toekomstbestendig is. Ook de regeling met betrekking tot de geldigheid van arbitragebedingen is voor verbetering vatbaar, allereerst door harmonisatie. Deze verbeteringen zouden zowel de rechtszekerheid, de consumentenbescherming als het ondernemingsklimaat ten goede komen.
22
Hoofdstuk 4 – Conflictenrecht in de Europese Unie
Het toepasselijk recht op een grensoverschrijdende
consumentenkoopovereenkomst binnen de Europese Unie die op dit moment wordt gesloten wordt bepaald door de Rome I-verordening.111 Voor het recht dat van
toepassing is op consumentenkoopovereenkomsten die vóór 18 december 2009 zijn gesloten moet worden gekeken naar het EVO-verdrag.112
Voor de uitleg van bepalingen van Rome I is, naast de jurisprudentie van het Hof over bepalingen uit Rome I, ook de jurisprudentie van het Hof over vergelijkbare bepalingen uit Brussel I (herschikking) van belang. Wat betreft
consumentenbepalingen moeten de begrippen uit Rome I op een samenhangende wijze worden uitgelegd met de begrippen uit Brussel I (herschikking).113
In dit hoofdstuk wordt eerst het conflictenrecht geanalyseerd voor overeenkomsten waarin geen geldige rechtskeuze is gemaakt. Vervolgens wordt het effect van een rechtskeuze onderzocht. Om de kritieken op het conflictenrecht beter te begrijpen worden daarna de recente ontwikkelingen in het conflictenrecht besproken.
Het objectief toepasselijk recht
De consumentenbepaling in Rome I bepaalt dat het recht van toepassing is van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats114 heeft.115 Er zijn twee situaties
waarin deze bepaling van toepassing is. Ten eerste is dat als de verkoper116 “zijn
commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in het land waar de consument zijn woonplaats117 heeft”.118 Daarnaast geldt deze bepaling als de verkoper commerciële
111 Een consumentenkoopovereenkomst die op dit moment wordt gesloten valt binnen het
formele toepassingsgebied (art. 2; universeel), het materiële toepassingsgebied (art. 1; burgerlijke- en handelszaak) en het temporele toepassingsgebied (art. 28; gesloten na 17 december 2009) van Rome I.
112
Verdrag 80/934/EEG inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit
overeenkomst, ter ondertekening opengesteld te Rome op 19 juni 1980 (EVO)(Trb. 1980, 156).
113 Preambule overweging 24 Rome I. 114
Voor een consument is het begrip gewone verblijfplaats niet nader uitgewerkt. Volgens Vlas geldt de gebruikelijke betekenis van maatschappelijke woonplaats (2009, p. 1013). Het gaat om de gewone verblijfplaats van de consument op het moment van sluiten van de overeenkomst (art. 19 lid 3 Rome I).
115
Art. 6 lid 1 Rome I.
116
“een andere persoon die handelt in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep”, art. 6 lid 1 Rome I.
117
In de Nederlandse versie van de verordening staat in lid 1 sub a “het land waar de consument
woonplaats heeft”. Het gebruik van het begrip woonplaats is waarschijnlijk een vertaalfout. In de
Engelse, Franse en Duitse versies van de verordening wordt een equivalent van het begrip gewone verblijfplaats gebruikt: de Engelse versie gebruikt het begrip habitual residence, de
23 of beroepsactiviteiten “met ongeacht welke middelen richt op dat land of op
verscheidene landen, met inbegrip van dat land, en de overeenkomst onder die activiteiten valt.”119 Hierop zijn nog wel enkele uitzonderingen.120
Het ‘richten op’-criterium moet hetzelfde worden geïnterpreteerd als het ‘richten op’-criterium van Brussel I herschikking.121 Dit houdt in dat het gaat om de vraag of
de ondernemer de wil had om handel te drijven met consumenten uit een andere lidstaat.122 Bij de beantwoording van deze vraag moet worden gekeken of er
aanwijzingen hiervoor waren vóór het sluiten van de overeenkomst.123
De consumentenbescherming die Rome I beoogt te geven is beperkt: niet het voor de consument meest gunstige recht prevaleert, maar het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft.124 Hiervoor is gekozen met als doel de
kosten voor de beslechting van consumentengeschillen te drukken.125 Omdat
consumentengeschillen vaak over weinig geld gaan, is het bijna nooit economisch rendabel om een procedure te starten.126 Dit geldt des te meer als de consument in
het buitenland moet procederen of als er buitenlands recht op de overeenkomst van toepassing is.127 Aangezien consumenten over overeenkomsten die onder de
reikwijdte van de consumentenbeschermingsbepalingen vallen meestal kunnen procederen in hun eigen land en op basis van hun eigen recht, lijkt dit te zijn gelukt.128
Franse versie het begrip résidence habituelle en de Duitse versie het begrip gewöhnlichen Aufenthalt. Op andere plekken waar deze begrippen voorkomen, zoals art 6 lid 1 aanhef, worden deze vertaald naar het begrip gewone verblijfplaats. In art. 17 van Brussel I herschikking wordt overigens wel het begrip woonplaats gebruikt (Engels: domicile; Frans: domicile; Duits:
Wohnsitz), wat volgens art. 62 lid 1 Brussel I herschikking moet worden ingevuld door nationaal recht.
118 Art. 6 lid 1 sub a Rome I. 119
Art. 6 lid 1 sub b Rome I.
120
Deze uitzonderingen worden genoemd in lid 4: (a) diensten die uitsluitend in een ander land meten worden verstrekt; (b) vervoersovereenkomsten (met uitzondering van pakketreizen); (c) overeenkomsten met betrekking tot onroerend goed; (d & e) bepaalde financiële instrumenten.
121
Preambule overweging 24 Rome I.
122 HvJ EU 7 december 2010, C-585/08 & C-144/09 (gevoegde zaken Pammer en Hotel Alpenhof),
r.o. 75.
123
Zie voor een uitgebreide uitleg Hoofdstuk 1.
124
Van Hoek 2012, p. 101.
125 Preambule overweging 24 Rome I. 126
Jerker & Svantesson 2012, p. 14-15.
127 Van der Plas 2008, p. 321.
128 Ibid. Er zijn uitzonderingen, zie Hoofdstuk 1 voor forumkeuze en verderop in dit hoofdstuk de
24
Toepasselijk recht bij een rechtskeuze
Artikel 6 lid 2 van de Rome I-verordening bepaalt dat het mogelijk is om een rechtskeuze te maken in consumentenovereenkomsten,129 maar dat deze
rechtskeuze niet kan leiden tot het verlies van de bescherming van
dwingendrechtelijke bepalingen van het recht dat van toepassing was geweest als er geen rechtskeuze was gemaakt. De meeste auteurs zijn van mening dat dit betekent dat de rechter een rechtsvergelijking moet maken tussen het objectief toepasselijke recht en het gekozen recht.130 Als het gekozen recht meer of evenveel bescherming
biedt aan de consument, geldt het gekozen recht. Anders gelden de
beschermingsbepalingen van het objectief toepasselijke recht. Hierbij moet worden gekeken naar de concrete resultaten die worden bereikt door de
beschermingsbepalingen.131 Een beperkt aantal Nederlandse auteurs interpreteert
artikel 6 lid 2 anders. Strikwerda (2015) suggereert dat de dwingendrechtelijke bepalingen van het objectief toepasselijk recht altijd van toepassing zijn. Het maakt daarbij niet uit of deze meer of minder bescherming geven aan de consument dan het gekozen recht.132
De meeste (internationale) auteurs menen dat er een rechtsvergelijking moet plaatsvinden. Als beide rechtsstelsels met elkaar worden vergeleken, is het goed mogelijk dat bepaalde aspecten van het gekozen recht meer bescherming bieden aan de consument dan gelijkwaardige bepalingen van het objectief toepasselijke recht, en andere bepalingen minder. Er is discussie in de literatuur over de vraag hoe hiermee moet worden omgegaan.133 Onder andere Stone (2014) is van mening dat
de bescherming cumulatief geldt: op elk punt waar het objectief toepasselijke recht meer bescherming biedt dan het gekozen recht, geldt het objectief toepasselijke recht.134 Anderen zien deze cumulatieve benadering als onwenselijk, omdat het de
uitkomst van het geschil onvoorspelbaar maakt.135
129
Hierbij moet wel worden voldaan aan de algemene eisen aan een rechtskeuze, zoals beschreven in art. 3 Rome I. Een rechtskeuze kan zowel impliciet als expliciet zijn (lid 1), en kan op elk moment worden gemaakt (lid 2).
130
Ferrari & Ragno 2015, p. 236; Asser/Kramer & Verhagen 10-III 2015/865-866; Hondius & Rijken 2015, p. 616; Rühl 2014, p. 352-353.
131 Ferrari & Ragno 2015, p. 236-237. 132
Strikwerda 2015, p. 180. Rammeloo deelt deze mening (2009, p. 1023).
133 Ferrari & Ragno 2015, p. 237-238. 134 Stone 2014, p. 348.
135
25 Voor vragen over de formele geldigheid van een overeenkomst geldt altijd het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft. Een rechtskeuze in de overeenkomst heeft hier geen effect.136
De ontwikkeling van het conflictenrecht
De voorganger van Rome I is het EVO-verdrag. Ook in dit verdrag was een consumentenbeschermingsregeling opgenomen.137 De voorwaarden voor
bescherming onder het verdrag zijn anders dan onder Rome I. Onder het EVO-verdrag wordt een consument beschermd in drie situaties. De eerste is als er een bijzonder voorstel of publiciteit in het land van de consument is geweest voor het sluiten van de overeenkomst en de consument bovendien in dat land de handelingen heeft verricht die nodig waren voor het sluiten van de overeenkomst. De tweede situatie waarin de consument wordt beschermd is als de bestelling van de
consument door de wederpartij of zijn vertegenwoordiger is ontvangen in het land van de consument. Hoe dit moet worden uitgelegd in gevallen van internetkoop is niet bekend.138 Tot slot wordt de consument beschermd als hij een
koopovereenkomst heeft gesloten in een ander land tijdens een door de verkoper met dat doel georganiseerde reis.
De voorwaarden voor consumentenbescherming die zijn opgenomen in het EVO-verdrag werden in de praktijk destijds als te beperkt gezien vanwege de
136
Art. 11 lid 4 Rome I; Asser/Kramer & Verhagen 10-III 2015/959.
137
Art. 5 lid 2 EVO: Ongeacht artikel 3 kan de rechtskeuze van de partijen er niet toe leiden dat de consument de bescherming verliest welke hij geniet op grond van de dwingende bepalingen van het recht van het land waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft, indien:
- de sluiting van de overeenkomst in dat land is voorafgegaan door een bijzonder voorstel of publiciteit en indien de consument in dat land de voor de sluiting van die overeenkomst noodzakelijke handelingen heeft verricht;
- de wederpartij van de consument of zijn vertegenwoordiger de bestelling van de consument in dat land heeft ontvangen; of
- het een koopovereenkomst betreft en de consument vanuit dat land naar een ander land is gereisd en daar de bestelling heeft gedaan, mits de reis door de verkoper is georganiseerd met het doel de consument tot koop te bewegen.
Art. 5 lid 3 EVO: Ongeacht artikel 4 worden deze overeenkomsten, bij gebreke van een
rechtskeuze overeenkomstig artikel 3, beheerst door het recht van het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft, indien zij zijn gesloten in de in lid 2 beschreven omstandigheden.
138
Deze bepaling werd destijds zo uitgelegd dat het recht van de consument onder andere van toepassing is als de overeenkomst is gesloten op een beurs of expositie of in een filiaal of agentschap van de verkoper in het land van de consument (Rapport betreffende het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst door M. Giuliano en P. Lagarde, PbEG 1980, C 282, p. 24). De toepassing van deze bepaling in gevallen van internetkoop geeft complicaties (Schu 1997, p. 216).
26 technologische ontwikkelingen.139 Het gebruik van het ‘richten op’-criterium werd
gezien als een manier om in te spelen op de ontwikkelingen, zonder de werkingssfeer van de consumentenbescherming inhoudelijk ingrijpend te wijzigen.140
De consumentenbescherming in het EVO houdt in dat het recht van het land van de gewone verblijfplaats van de consument wordt toegepast.141 Een rechtskeuze in de
overeenkomst kan er niet toe kan leiden dat de consument de bescherming verliest die hij heeft op grond van dwingende bepalingen van het recht van het land waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft.142 Ook hier is het niet duidelijk hoe dit moet worden
geïnterpreteerd.143 In het eerste ontwerp van Rome I was een rechtskeuze in een
consumentenovereenkomst uitgesloten.144 Deze verandering had als doel te komen
tot een eenvoudige en voorzienbare conflictregel.145 Uiteindelijk is toch de regel uit
het EVO-verdrag overgenomen in Rome I, onder andere omdat een rechtskeuze ook tot hogere bescherming zou kunnen leiden en de partijen de vrijheid zouden moeten hebben om hiervoor te kiezen.146 Het nadeel is dat het niet duidelijk is hoe deze
regel moet worden toegepast.147 Bovendien zal het partijen tijd en geld kosten als ze
een rechtsvergelijking moeten (laten) maken om de uitkomst van het geschil te voorspellen.148 Dit staat op gespannen voet met het doel uit de preambule om de
kosten van het beslechten van consumentengeschillen te drukken.149
139 Groenboek over de omzetting van het Verdrag van Rome van 1980 inzake het recht dat van
toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst in een communautair instrument, alsmede over de modernisering ervan, 14 januari 2003, COM/2002/0654, para. 3.2.7.2.; Solomon 2008, p. 1718.
140
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I), 2005/0261 (COD), p. 7.
141 Art. 5 lid 3 EVO. 142
Art. 5 lid 2 EVO.
143
Groenboek over de omzetting van het Verdrag van Rome van 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst in een communautair instrument, alsmede over de modernisering ervan, 14 januari 2003, COM/2002/0654, para. 3.2.7.2.
144
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I), 2005/0261 (COD), p. 17.
145 Ibid, p. 6. 146
Rammeloo 2009, p. 1023.
147 Wallart & van Wechem 2008, p. 86. 148 Rammeloo 2009, p. 1023.
149
27
Hoofdstuk 5 – Conflictenrecht in Quebec
In dit hoofdstuk wordt het conflictenrecht in Quebec bestudeerd. Daarbij komen eerst consumentencontracten met betrekking tot internetkoop aan bod waarin geen rechtskeuze is gemaakt. Vervolgens wordt het effect van een rechtskeuze in deze contracten besproken.
Het objectief toepasselijk recht
De consumentenbeschermingsbepaling in de CCQ, artikel 3117, bepaalt dat bij gebrek aan een rechtskeuze het recht van de woonplaats van de consument van toepassing is.150 Deze bepaling is van toepassing in een aantal situaties. Als geen
hiervan van toepassing is, geldt het recht van het land of de provincie die het nauwst verbonden is met het contract. 151
De eerste situatie waarin de bepaling van toepassing is, is als aan het contract een specifiek aanbod of een advertentie is voorafgegaan in de staat van de woonplaats van de consument en de consument bovendien in die staat alle stappen heeft ondernomen die nodig waren voor de sluiting van het contract. Ten tweede is de bepaling van toepassing als de bestelling van de consument ontvangen is in de staat van de woonplaats van de consument. Tot slot is de bepaling van toepassing als de consument door de andere partij was bewogen om te reizen naar een andere staat met als doel een contract te sluiten.
Een van de vragen die hierbij opkomt, is wanneer een website een specifiek aanbod doet of adverteert. In de zaak Bousquet c. Acer America Corporation (Canada) wordt deze vraag gesteld, maar niet beantwoord, omdat het antwoord in die zaak niet van belang was.152 Er is dus nog geen duidelijkheid op dit punt.
150
Art. 3117 CCQ: The choice by the parties of the law applicable to a consumer contract cannot result in depriving the consumer of the protection afforded to him by the mandatory rules of the law of the State where he has his residence if the conclusion of the contract was preceded, in that State, by a specific offer or by advertising and the consumer took in that State all the steps necessary on his part for the conclusion of the contract, or if the order from the consumer was received in that State.
The same rule also applies where the consumer was induced by the other contracting party to travel to a foreign State for the purpose of concluding the contract.
In the absence of a designation by the parties, the law of the place where the consumer has his residence is, in the same circumstances, applicable to the consumer contract.
151
Art. 3112 CCQ: If no law is designated in the act or if the law designated invalidates the juridical act, the courts apply the law of the State with which the act is most closely connected in view of its nature and the attendant circumstances; Glenn 1996, p. 246.
152
28 Een volgende vraag is hoe het tweede criterium moet worden uitgelegd in gevallen van internetkoop: wanneer wordt een bestelling ontvangen in de staat van de
woonplaats van de consument? Op deze vraag heb ik geen antwoord kunnen vinden. Daarnaast kan de vraag gesteld worden hoe het begrip ‘woonplaats’ moet worden geïnterpreteerd. In artikel 77 CCQ wordt dit gedefinieerd als de plek waar iemand gewoonlijk verblijft, maar daar wordt ook gesuggereerd dat iemand meer dan één woonplaats kan hebben.153 Daarnaast is het niet duidelijk welk moment
doorslaggevend is voor bepaling van de woonplaats. Ook deze vraag werd gesteld in Bousquet c. Acer America Corporation (Canada), maar niet beantwoord.154
De consumentenbeschermingsbepaling lijkt zeer op die van het EVO-verdrag en die van het Zwitserse internationaal privaatrecht.155 Dit betekent niet dat bij de
interpretatie van de Quebecse bepalingen de Europese of Zwitserse uitleg leidend zijn.156 Er is nog geen uitspraak gedaan door een Quebecse rechter waarin
duidelijkheid wordt geboden.
Een punt van kritiek op deze regeling is dat het bij een internetkoop niet altijd eenvoudig is om te achterhalen in welke staat de consument was toen hij de stappen ondernam die nodig waren voor het sluiten van het contract.157 Dit is zowel voor de
ondernemer als voor de consument een probleem. De ondernemer zal dit willen weten om te bepalen welk recht van toepassing is. De consument zal moeten bewijzen in welke staat hij was om in aanmerking te komen voor de
beschermingsregeling. Dit probleem zal nog groter worden als het gebruikelijk wordt om via een mobiele telefoon contracten te sluiten.
Toepasselijk recht bij een rechtskeuze
Als aan een van de hierboven genoemde situaties waarin artikel 3117 van
toepassing is, is voldaan, kan een rechtskeuze er niet toe leiden dat de consument de bescherming verliest van dwingendrechtelijke bepalingen in de staat waar hij zijn
153
Art. 77 CCQ: The residence of a person is the place where he ordinarily resides; if a person has more than one residence, his principal residence is considered in establishing his domicile.
154 Court of Quebec 22 februari 2012, Bousquet c. Acer America Corporation (Canada), r.o. 128. 155
Vergelijk met art. 5 EVO en art. 120 Bundesgesetz über das Internationale Privatrecht (IPRG) vom 18. Dezember 1987.
156 Court of Quebec 20 november 2009, Lamothe c. Chrysler Canada inc., r.o. 37-38. 157
29 woonplaats heeft.158 Hoe dit in het algemeen moet worden geïnterpreteerd, is niet
bekend.
Voor consumenten die hun woonplaats in Quebec hebben, betekent dit dat ze de dwingendrechtelijke bescherming genieten van de CPA.159 Artikel 19 hiervan
verbiedt elke bepaling die een andere wet van toepassing verklaart dan een wet die uitgevaardigd is door het parlement van Canada of Quebec.160 Deze bepaling wordt
gezien als een bepaling van openbare orde.161 De mogelijkheid tot rechtskeuze die
de CCQ geeft wordt hierdoor geblokkeerd voor contracten met een consument die zijn woonplaats in Quebec heeft.
Interessant is de vraag hoe ver het toepassingsgebied van de CPA strekt. Artikel 3076 CCQ, dat bepalingen van andere artikelen van de CCQ opzij kan zetten ten gunste van rechtsregels met een bijzonder doel, zou er voor kunnen zorgen dat de CPA ook geldt als artikel 3117 geen bescherming biedt.162 In de literatuur wordt
deze benadering als onjuist gezien, en dit is door het Court of Quebec bevestigd.163 Er
wordt uitdrukkelijk niet uitgesloten dat het recht zich zo zal ontwikkelen dat de bescherming van de CPA in de toekomst wel onder artikel 3076 CCQ valt, en daarmee direct toepasbaar wordt.164 Voor nu is de toepasbaarheid van de CPA nog
afhankelijk van de voorwaarden die gesteld worden in artikel 3117 CCQ.165
158 Art. 3117 CCQ.
159
Art. 261 CPA: No person may derogate from this Act by private agreement.
160
Art. 19 CPA: Any stipulation in a contract that such contract is wholly or partly governed by a law other than an Act of the Parliament of Canada or of the Parliament of Québec is prohibited.
161
Court of Quebec 25 januari 2010, Tanguay c. Future Steel Buildings, r.o. 10; Court of Quebec 15 april 2016, Desrosiers c. Bâtiments Futur, r.o. 14.
162
Art. 3076 CCQ: The rules contained in this Book apply subject to those rules of law in force in Québec which are applicable by reason of their particular object.
163
Court of Quebec 22 februari 2012, Bousquet c. Acer America Corporation (Canada), r.o. 115-122.
164 Ibid, r.o. 122. 165