• No results found

Sociale angst en emotionele empathie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sociale angst en emotionele empathie"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sociale Angst en Emotionele Empathie

Yazmin Daruvalla

Studentnummer: 10002154/6147577

Universiteit van Amsterdam, Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Specialisatie: Klinische Psychologie

Begeleid door: Corine Dijk

Datum: 01-12-2017

(2)

Abstract

In het huidige onderzoek is gekeken of mensen met sociale angst minder emotionele empathie hebben dan mensen zonder sociale angst. De hoog sociaal angstige groep bestond uit 20 deelnemers en de laag sociaal angstige groep uit 85 deelnemers. Beide groepen voltooiden de Emotional Contagion Scale (ECS), een vragenlijst die vatbaarheid voor emotionele empathie meet, en de Emotionele Empathie Taak. Tijdens deze taak kregen de deelnemers filmclips van acteurs te zien waarin vijf verschillende expressies werden

uitgebeeld (neutraal, blij, minachting, angst en boos). Daarna werd gevraagd in hoeverre de deelnemers zich blij, minachtend, angstig of boos voelden. Uit de ECS bleek er geen verschil te zijn in emotionele empathie tussen beide groepen. Ook bleek er geen verschil te zijn in emotionele empathie van positieve emoties tussen beide groepen. De hoog sociaal angstige groep bleek meer emotionele empathie van negatieve emoties te hebben dan de laag sociaal angstige groep. Uit de Emotionele Empathie Taak bleek er geen verschil te zijn in emotionele empathie tussen beide groepen, dit gold ook voor emotionele empathie van positieve emoties. De hoog sociaal angstige groep bleek juist meer emotionele empathie te hebben wat betreft de emotie boosheid dan de laag sociaal angstige groep. De hoog sociaal angstige groep werd bozer na het zien van de boze expressie filmclips dan na het zien van de neutrale expressie filmclips dan de laag sociaal angstige groep. Er kan geconcludeerd worden dat er evidentie is dat de hoog sociaal angstige groep meer negatieve emotionele empathie lijkt te hebben dan de laag sociaal angstige groep en de emotie boosheid een specifieke rol lijkt te spelen.

(3)

Inhoudsopgave

Hoofdstukken Bladzijden

1. Inleiding 3

1.1 Sociale Angst 3

1.2 Emotionele Empathie 3

1.3 Emotionele Verstoringen bij Mensen met Sociale Angst 4 1.4 Cognitieve Verstoring bij mensen met Sociale Angst 5

1.5 Doel van het onderzoek 5

2. Methode 6 2.1 Deelnemers 6 2.2 Materiaal 7 2.3 Procedure 10 2.4 Data Analyse 10 3. Resultaten 11

3.1 Emotionele Empathie Taak 11

3.2 Emotional Contagion Scale 16

4. Conclusie & Discussie 17

4.1 Samenvatting Testresultaten 17

4.2 Emotionele Empathie of Emotioneel reageren 18

4.3 Gevolgen voor Interpersoonlijke Problemen 20

4.4 Beperkingen en Suggesties Vervolg Onderzoek 20

4.5 Eindconclusie en Afsluiting 22

(4)

3 1. Inleiding

1.1 Sociale Angst

In Nederland is ongeveer 20 procent van de bevolking ooit gediagnosticeerd met een angststoornis, waarvan sociale angststoornis de meest voorkomende is met 7.8 procent (Bijl, Ravelli, & Van Zessen, 1998). Sociale angst wordt gekenmerkt door consistente en

disproportionele angst tijdens sociale interacties die gepaard gaat met emotionele symptomen zoals overmatig zelfbewustzijn en fysieke symptomen zoals hartkloppingen, trillen en blozen (Morrison et al., 2016; M. Stein & D. Stein, 2008). Mensen met sociale angst hebben

enerzijds behoefte aan gezelschap maar vermijden daarentegen sociale interacties uit angst om negatief beoordeeld of afgewezen te worden door anderen (Alden & Taylor, 2004; M. Stein & D. Stein, 2008). Mensen met sociale angst ervaren vaak verschillende interpersoonlijke problemen (Alden & Taylor, 2004; Keltner & Kring, 1998). Eén daarvan is moeite hebben met het ontwikkelen en onderhouden van interpersoonlijke relaties (Schneier et al., 1994; Turner, Beidel, Dancu, & Keys, 1986). Mensen met sociale angst blijken minder vrienden, minder dates en minder seksuele relaties te hebben (e.g. Hart, Turk, Heimberg, & Liebowitz, 1999; Schneier et al., 1994; Turner et al., 1986). Daarnaast lijken mensen met sociale angst een kleinere kans te hebben om te trouwen dan mensen zonder sociale angst (e.g. Hart et al., 1999; Schneier et al., 1994; Turner et al., 1986). Tevens ervaren mensen met sociale angst relaties als minder bevredigend (Alden & Taylor, 2004). Als gevolg van deze

interpersoonlijke problemen kunnen mensen met sociale angst eenzaamheid ervaren (Bonetti, Campbell, & Gilmore, 2010).

1.2 Emotionele Empathie

Emotionele empathie is van belang bij het ontwikkelen en onderhouden van positieve interpersoonlijke relaties (Keltner & Kring, 1998). Emotionele empathie kan op verschillende manieren gedefinieerd worden. In het huidige onderzoek wordt emotionele empathie

(5)

4 gedefinieerd als emotionele besmetting, dit betekent dat men ‘besmet’ kan worden met de emoties van anderen tijdens sociale interacties (Parkinson, 2011). Het gaat niet alleen om het herkennen van de emoties van anderen, maar ook om dezelfde emoties van anderen te voelen (Blair, 2005; Mehrabian & Epstein,1972; Sonnby–Borgström, 2002). Bijvoorbeeld dat men zich blij voelt na het zien van iemand die de emotie blijheid uit.

Mensen met sociale angst lijken een aantal verstoringen op emotioneel en cognitief gebied te hebben. Deze verstoringen zouden mogelijk de mate van emotionele empathie bij mensen met sociale angst kunnen beperken en op lange termijn interpersoonlijke problemen kunnen veroorzaken. Het is om die reden relevant om te onderzoeken of mensen met sociale angst beperkingen hebben met betrekking tot emotionele empathie.

1.3 Emotionele Verstoringen bij Mensen met Sociale Angst

Om in staat te zijn emotionele empathie te ervaren, zouden mensen met sociale angst überhaupt emoties (van anderen) moeten kunnen voelen. Uit eerder onderzoek komt naar voren dat mensen met sociale angst negatieve overtuigingen lijken te hebben over het voelen van emoties en de neiging te hebben om emoties onderdrukken(Spokas, Luterek, &

Heimberg, 2009). Dit zou mogelijk kunnen komen doordat mensen met sociale angst tijdens sociale interacties meer gepreoccupeerd zijn door de angst om negatief beoordeeld of afgewezen te worden (Spokas et al., 2009). Tevens blijkt dat mensen met sociale angst een neiging hebben om emotionele responses van anderen als negatief te ervaren (Winton, Clark, & Edelmann, 1995). Daarnaast ervaren mensen met sociale angst minder vaak positieve emoties dan negatieve emoties (Goldin, Manber, Hakimi, Canli, & Gross, 2009). Mensen met sociale angst blijken over het algemeen meer negatieve emoties, voornamelijk boosheid, te voelen en te uiten tijdens sociale interacties met anderen (Kashdan & Collins 2010). Uit een recent verschenen onderzoek van Morrison et al. (2016) komt naar voren dat mensen met sociale angst minder positieve emotionele empathie lijken te hebben dan mensen zonder

(6)

5 sociale angst. Mensen met sociale angst lijken minder in staat te zijn om positieve emoties van anderen te voelen en te delen. Echter werd geen verschil in negatieve emotionele empathie gevonden bij mensen met sociale angst (Morrison et al., 2016). Het lijkt erop dat mensen met sociale angst wel in staat zijn om tot een zekere hoogte emoties te kunnen voelen en besmet te kunnen worden door emoties van anderen. Echter zijn er een aantal verstoringen op emotioneel gebied die deels ten grondslag kunnen liggen aan mogelijke beperkingen in emotionele empathie bij mensen met sociale angst.

1.4 Cognitieve Verstoring bij Mensen met Sociale Angst

Naast het hebben van verstoringen op emotioneel gebied lijken mensen met sociale angst ook een verstoring op cognitief gebied te hebben. Uit eerder onderzoek komt naar voren dat mensen met sociale angst een negatieve interpretatiebias hebben (Huppert, Foa, Furr, Filip, & Mathews, 2003; Winton et al., 1995). Deze negatieve interpretatiebias wordt gedefinieerd als de neiging om neutrale of ambigue stimuli als bedreigend of negatief te interpreteren (Morrison & Heimberg, 2013). Dit heeft mogelijk als gevolg dat mensen met sociale angst tijdens sociale interacties de neiging hebben om emotionele stimuli van anderen negatief te interpreteren. Deze negatieve interpretatiebias zou deels ten grondslag kunnen liggen aan mogelijke beperkingen in emotionele empathie bij mensen met sociale angst. Door de neiging om emotionele stimuli van anderen negatief te interpreteren tijdens sociale

interacties zou er minder ruimte kunnen zijn voor emotionele empathie dan mensen zonder een negatieve interpretatiebias (zonder sociale angst). Deze negatieve interpretatiebias zou er mogelijk ook voor kunnen zorgen dat mensen met sociale angst zich negatiever gaan voelen.

1.5 Doel van het Onderzoek

Uit eerder onderzoek komt naar voren dat mensen met sociale angst zowel op emotioneel gebied als op cognitief gebied verstoringen hebben. Deze verstoringen zouden

(7)

6 deels ten grondslag kunnen liggen aan mogelijke beperkingen in emotionele empathie bij mensen met sociale angst. Ook blijkt dat mensen met sociale angst minder positieve

emotionele empathie te hebben (Morrison et al., 2016). Of dit het geval is met betrekking tot negatieve emotionele empathie is nog onduidelijk. Wel is bekend dat mensen met sociale angst meer negatieve emoties dan positieve emoties voelen (Goldin et al., 2009). Er is voornamelijk eerder onderzoek gedaan naar de relatie tussen emotionele empathie en andere psychische stoornissen zoals autisme en psychopathologie (Dziobek et al., 2008). Naast het recent verschenen onderzoek van Morrison et al. (2016), ontbreekt voldoende eerder onderzoek naar de relatie tussen sociale angst en emotionele empathie. In het huidige onderzoek zal daarom gekeken worden naar wat de relatie is tussen sociale angst en emotionele empathie. De hypothese is dat mensen met sociale angst in mindere mate

emotionele empathie zullen hebben dan mensen zonder sociale angst. Deze hypothese zal met twee verschillende meetinstrumenten worden onderzocht. Daarnaast zal er exploratief

gekeken worden naar het verschil in positieve en negatieve emotionele empathie tussen mensen met sociale angst en mensen zonder sociale angst.

2. Methode

2.1 Deelnemers

De deelnemers waren eerstejaars psychologiestudenten van de Universiteit van Amsterdam met een leeftijd tussen de 18 en 50 jaar, mannen en vrouwen. Er werden in totaal 105 deelnemers uitgenodigd op basis van hun score op de Social Interaction Anxiety Scale (SIAS; Mattick & Clarke, 1998) tijdens de testweek van de Universiteit van Amsterdam. Bij aanvang van het onderzoek werd ter controle nog een keer de SIAS afgenomen bij de

(8)

7 afname van de SIAS. Besloten is om de deelnemers op basis van de tweede afname van de SIAS in twee groepen (hoog en laag sociale angstige groep) te splitsen bij de SIAS score 30 omdat die meer recent en accuraat bleek te zijn (zie Figuur 1). In Figuur 1 is duidelijk een bipolaire verdeling te zien. Het onderzoek vond plaats in het laboratorium van de Universiteit van Amsterdam. De deelnemers ontvingen één proefpersoon punt voor de deelname aan het onderzoek.

Figuur 1. Verdeling SIAS Score en Split

2.2 Materiaal

2.2.1 Social Interaction Anxiety Scale

De Social Interaction Anxiety Scale (SIAS; Mattick & Clarke, 1998) meet angst voor sociale interacties en bestaat uit twintig items over bepaalde angsten/ervaringen in sociale situaties. Een voorbeeld item is; ‘Ik vind het moeilijk om me gezellig te mengen onder

mensen aangeven of het item helemaal niet of helemaal wel van toepassing was. Hoe hoger de score op de SIAS was, hoe angstiger de deelnemer is in sociale interacties. De SIAS heeft een

(9)

8 goede validiteit, een hoge interne consistentie en een goede test-her test betrouwbaarheid (Mattick & Clarke, 1998).

2.2.2 Emotionele Empathie Taak

De Emotionele Empathie Taak werd gebruikt om de mate van emotionele empathie te meten. Tijdens deze taak kregen de deelnemers filmclips te zien van verschillende expressies van acteurs op een computerscherm. De acteurs waren drie mannen en drie vrouwen van Westerse afkomst. De filmclips met acteurs werden verkregen uit Amsterdam Dynamic Facial Expression Set (ADFES; van der Schalk, Hawk, Fischer, & Doosje, 2011).De aangeboden filmclips werden in blokken gedeeld van zes, waarbij binnen één blok steeds één en dezelfde expressie getoond werd (neutraal, blij, minachting, angst, boosheid). Elke filmclip duurde gemiddeld vijf seconden. Om emotionele empathie te versterken werd vooraf als instructie aan de deelnemers gevraagd om goed naar de filmclips te kijken en te proberen om de gedachtes van de acteurs te lezen. Daarnaast werd de deelnemers wijsgemaakt dat zij na het zien van de filmclips een gesprek zouden gaan voeren met de acteurs (wat uiteindelijk werd ‘afgezegd’). Alle deelnemers van de twee groepen kregen alle expressies te zien, vijf in totaal. De neutrale expressie werd bij alle deelnemers als eerst aangeboden, daarna kon de volgorde van de aangeboden expressies per deelnemer variëren. De uitdrukking van de expressies bereikte ongeveer binnen één seconde een maximum. Na elk blok van een expressie, volgde een aantal vragen over hoe de deelnemers zich voelden tijdens het zien van de filmclips op een Visueel Analoge-schaal van nul tot 100 of het item helemaal niet of helemaal wel van toepassing was. Er werd gevraagd in hoeverre de deelnemers zich blij, vol minachting, nerveus (stond voor de expressie angst) of geïrriteerd (stond voor de expressie boosheid) voelden, (van der Schalk et al., 2011).

(10)

9 2.2.3 Emotional Contagion Scale

Emotional Contagion Scale (ECS; Doherty, 1997) werd gebruikt om individuele verschillen te meten in de mate van vatbaarheid om te convergeren naar de emoties van anderen (Lundqvist, 2006). De ECS is een zelf-rapportage met vijftien items die meten hoe iemand emotioneel reageert in verschillende situaties. Drie items betroffen de emotie blijheid, drie items over liefde, drie items over angst, drie items over boosheid en drie items over verdriet. De deelnemers kregen een aantal stellingen te lezen en moesten op een vier punt Likert Scale van nul tot drie aangeven of het item helemaal niet of helemaal wel van

toepassing was. Een voorbeeld van een stelling is; ‘Als ik met een vrolijk iemand ben, vrolijkt dat me op als ik me neerslachtig voel’. Hoe hoger de score op de ECS was, hoe meer vatbaar de deelnemer was voor emotionele empathie. In dit onderzoek werd naast de totaalscore ook gekeken naar de verschillen in scores op twee subschalen, namelijk Positieve Subschaal (ECS Positief) met items over positieve emoties (blijheid en liefde) en de Negatieve Subschaal (ECS Negatief) met items over negatieve emoties (angst, boosheid en verdriet). De ECS heeft een goede (construct) validiteit en er is sprake van homogeniteit en een hoge test- her test betrouwbaarheid (Doherty, 1997; Lundqvist, 2006). Er is voorafgaand aan het huidige onderzoek een betrouwbaarheidsanalyse gedaan, waaruit bleek dat er een goede interne consistentie was voor de ECS (α = .75) en de ECS negatief (α = .77). De ECS positief had voldoende interne consistentie (α = .64).

2.2.4 Demografische Vragen

Tot slot werden er enkele demografische gegevens gevraagd, zoals de leeftijd en het geslacht van de deelnemer.

(11)

10 2.3 Procedure 1

De deelnemers werden op basis van hun score op de SIAS tijdens de testweek van de Universiteit van Amsterdam per mail en/of telefoon uitgenodigd om mee te doen aan het onderzoek. Vlak voor het onderzoek werd ter controle nog een keer de SIAS afgenomen bij de deelnemers. Bij binnenkomst werden de deelnemers achter de computer geplaatst en stelde de proefleider zich voor. Er volgden mondelinge instructies over het onderzoek. De

deelnemers werden van tevoren niet geïnformeerd over het exacte onderwerp van het onderzoek om te voorkomen dat er (on) bewust sociaal wenselijke antwoorden gegeven zouden worden. De deelnemers tekenden vervolgens het informed consent formulier. Alle deelnemers uit beide groepen voerden eerst de Emotionele Empathie Taak uit(zie materialen). Nadat de deelnemers de Emotionele Empathie Taak hadden afgerond, volgde de ECS

vragenlijst (zie materialen). Vervolgens werd nog een aantal demografische vragen gesteld. Het onderzoek duurde in totaal circa een uur en vond plaats in het laboratorium van de Universiteit van Amsterdam. Tot slot kregen de deelnemers een debriefing en een

informatiebrochure met informatie over het onderzoek. Er werd vermeld dat de deelnemers contact op konden nemen als er nog vragen of onduidelijkheden waren. De deelnemers kregen één proefpersoon punt als beloning voor hun deelname aan het onderzoek.

2.4 Analyse-plan

In dit onderzoek werd de hypothese, dat mensen met hoge sociale angst minder emotionele empathie hebben dan mensen met lage sociale angst, op twee verschillende manieren getoetst. Beide meetinstrumenten meten de mate van emotionele empathie. Om de data van de Emotionele Empathie Taak te analyseren werd gekeken naar de interactie tussen

1

Het huidige onderzoek is een onderdeel van een groter onderzoek. Enkel de variabelen die relevant zijn voor dit onderzoek zullen worden beschreven.

(12)

11 de groep (hoog sociaal angstig vs. laag sociaal angstig) en expressie (neutraal vs. blij, neutraal vs. minachting, neutraal vs. angst en neutraal vs. boos ) met een two-way repeated measure ANOVA. De neutrale expressie werd steeds vergeleken met de relevante expressie,

bijvoorbeeld ‘Hoe blij voelde je je na het zien van een neutrale expressie en hoe blij voelde je je na het zien van een blije expressie’. Er was sprake van emotionele empathie als een

deelnemer bij het zien van een expressie, bijvoorbeeld blij, zich ook significant blijer voelde na het zien van een blije expressie dan na het zien van een neutrale expressie. Om de data van de ECS te analyseren is gebruik gemaakt van een onafhankelijke t-toets waarbij de

gemiddelde somscores van beide groepen (hoog sociaal angstig en laag sociaal angstig) met elkaar vergeleken werden. Tot slot is met onafhankelijke t-toetsen gekeken of de deelnemers verschilden in vatbaarheid voor positieve en negatieve emotionele empathie.

3. Resultaten

3.1 Emotionele Empathie Taak

Om de resultaten van de Emotionele Empathie Taak te analyseren is met een two-way repeated measure ANOVA gekeken in hoeverre er emotionele empathie plaatsvond na het zien van filmpjes met verschillende expressies, namelijk neutraal, blij, minachting, angst en

boosheid. De two-way repeated measure ANOVA bestond uit twee variabelen, namelijk sociale angst en emotionele empathie. Sociale angst had twee niveaus; hoge en lage sociale angst. Emotionele empathie had vijf niveaus, namelijk neutraal, blij, minachting, angst en boosheid. De gemiddelden (M) en standaarddeviaties (SD) van het hoofdeffect van emotie worden weergegeven in Tabel 1. De gemiddelden (M) en standaarddeviaties (SD) van het hoofdeffect van groep worden weergegeven in Tabel 2. In Tabel 3 worden de gemiddelden (M) en standaarddeviaties (SD) weergeven van de deelnemers uitgesplitst op emotie en groep.

(13)

12 3.1.1 Emotionele Empathie Blij

Er werd gekeken in hoeverre de deelnemers zich blij voelden na het zien van een neutrale expressie en na het zien van een blije expressie. Er bleek een significant hoofdeffect te zijn van emotie, F(1, 103) = 108.38, p = < .001, ηp2 = .51. De deelnemers voelden zich

blijer na het zien van een blije expressie dan na het zien van een neutrale expressie, zie Tabel 1. Echter bleek er geen significant hoofdeffect te zijn van groep, F(1, 103) = 1.29, p = .259, ηp2 = .01, zie Tabel 2. Tevens bleek er geen significant interactie effect te zijn van

emotie*sociale angst, F(1, 103) = 0.04, p = .848, ηp2 = < .01, zie Tabel 3.

Tabel 1

Emotionele Empathie Taak: Gemiddelde (M) en Standaarddeviaties (SD) van alle Deelnemers in Hoeverre ze de Relevante Expressie Voelden na het Zien van zowel de Neutrale Expressie als de Relevante Expressie

Empathie taak Neutrale Expressie Relevante Expressie M (SD) M (SD) Blij 45.99 (17.59) 75.45 (15.22) Minachting 11.66 (15.54) 21.60 (22.17) Angst 22.65 (21.85) 21.84 (22.46) Boos 12.10 (14.92) 21.24 (23.89)

Noot. Relevante expressie = hoe blij voelde jij je na het zien van blij, hoe vol minachtend voelde jij je na het zien van minachting, hoe angstig voelde jij je na het zien van angst en hoe boos voelde jij je na het zien van boos.

(14)

13 Tabel 2

Emotionele Empathie Taak: Gemiddelden (M) en Standaarddeviaties (SD) van Hoog en Laag Sociaal Angstige Groep op Expressies

Empathie Taak Hoge Sociale Angst Lage Sociale Angst

M (SD) M (SD) Blij 58.03 (10.21) 61.35 (12.10) Minachting 17.79 (15.51) 16.36 (16.67) Angst 36.72 (17.30) 18.84 (18.89) Boos 23.97 (19.23) 14.96 (15.37) Tabel 3

Emotionele Empathie Taak: Gemiddelden (M) en Standaarddeviaties (SD) van de Hoog en Laag Sociale Angstige Groep in Hoeverre ze de Relevante Expressie Voelden na het Zien van zowel de Neutrale Expressie als de Relevante Expressie

Empathie Taak Hoge Sociale Angst Lage Sociale Angst

Neutrale Expressie Relevante Expressie Neutrale Expressie Relevante Expressie

M (SD) M (SD) M (SD) M (SD)

Blij 42.85 (13.06) 73.20 (14.92) 46.72 (18.48) 75.98 (15.33) Minachting 11.57 (12.52) 24.01 (21.68) 11.68 (16.23) 21.03 (22.37) Angst 35.42 (22.69) 38.01 (22.79) 19.65 (20.65) 18.04 (20.74) Boos 14.57 (16.12) 33.37 (28.34) 11.52 (14.66) 18.39 (21.94)

Noot. Relevante expressie = hoe blij voelde jij je na het zien van blij, hoe vol minachtend voelde jij je na het zien van minachting, hoe angstig voelde jij je na het zien van angst en hoe boos voelde jij je na het zien van boos.

(15)

14 3.1.2 Emotionele Empathie en Minachting

Er werd gekeken in hoeverre de deelnemers zich vol minachting voelden na het zien van een neutrale expressie en na het zien van een minachtende expressie. Er bleek een significant hoofdeffect te zijn van emotie, F(1, 103) = 19.54, p = < .001, ηp2 = .16. De

deelnemers voelden zich meer vol minachting na het zien van een expressie minachting dan na het zien van een neutrale expressie, zie Tabel 1. Echter bleek er geen significant

hoofdeffect van groep, F(1, 103) = .12, p = .726, ηp2 = .00, zie Tabel 2. Tevens bleek er geen

significant interactie effect te zijn van emotie*sociale angst, F(1, 103) = .40, p = .53, ηp2 =

.00, zie Tabel 3.

3.1.3 Emotionele Empathie en Angst

Er werd gekeken in hoeverre de deelnemers zich angstig voelden na het zien van een neutrale expressie en na het zien van een angstige expressie. Er bleek geen significant

hoofdeffect te zijn van emotie, F(1, 103) = .04, p = .843, ηp2 = <.001. De deelnemers voelden

zich niet significant angstiger na het zien van een angstige expressie dan na het zien van een neutrale expressie, zie Tabel 1. Echter bleek er wel een significant hoofdeffect te zijn van groep, F(1, 103) = 14.94, p = < .001, ηp2 = .13. De deelnemers uit hoog sociaal angstige groep

voelden zich gemiddeld angstiger dan de deelnemers uit de laag sociaal angstige groep na het zien van de expressie filmclips, zie Tabel 2. Deze resultaten zijn in lijn met de verwachting. Aangezien de twee groepen zijn geselecteerd op verschil in mate van sociale angst, verwacht men ook een verschil in angst tussen beide groepen, ongeacht de expressie filmpclips. Er bleek geen significant interactie effect te zijn van emotie*sociale angst, F(1, 103) = .72, p = .397, ηp2 = .01, zie Tabel 3.

(16)

15 3.1.4 Emotionele Empathie en Boos

Er werd gekeken in hoeverre de deelnemers zich boos voelden na het zien van een neutrale expressie en na het zien van een boze expressie. Er bleek een significant hoofdeffect te zijn van emotie, F(1, 103) = 22.04, p = < .001, ηp2 = .18. De deelnemers voelden zich bozer

na het zien van een boze expressie dan na het zien van een neutrale expressie, zie Tabel 1. Tevens bleek er een significant hoofdeffect te zijn van groep, F (1, 103) = 5.04, p = .027, ηp2

= .05, zie Tabel 2. Er bleek ook een interactie effect te zijn van emotie*sociale angst (grafisch weergegeven in figuur 2), F(1,103) = 4.77, p = .031, ηp2 = .04), zie Tabel 3. Om te kijken of

het effect van sociale angst significant was bij beide expressies, werd met onafhankelijke t-toetsen gekeken naar het verschil tussen de hoog sociaal angstige groep en de laag sociaal angstige groep. Er bleek geen significant verschil te zijn tussen de hoog sociaal angstige groep en de laag sociaal angstige groep in toename van boosheid na het zien van een neutrale

expressie, t (103) = - .82, p = .414, Tabel 3. Wel bleek er een significant verschil te zijn tussen de hoog sociaal angstige groep en de laag sociaal angstige groep in toename van boosheid na het zien van een boze expressie, t (24.63) = - 2.21, p = .036, zie Tabel 3.

(17)

16 3.2. Emotional Contagious Scale (ECS)

3.2.1 Emotional Contagious Scale Som (ECS)

Om de vatbaarheid van emotionele empathie tussen de twee groepen te meten is gekeken naar het verschil van gemiddelde som score op ECS vragenlijst met een

onafhankelijke t-toets. Er bleek geen significant verschil te zijn tussen de hoge sociale angst groep en de laag sociale angst groep, t(103) = -1.62, p = .109, zie Tabel 4.

Er is ook nog gekeken naar twee subschalen van de ECS, namelijk ECS Positief (items over blijheid en liefde) en ECS Negatief (items over angst, verdriet en boosheid).

Tabel 4

ECS Vragenlijst: Gemiddelden (M) en Standaarddeviaties (SD) van Hoog en Laag Sociaal Angstige Groep op de ECS

ECS Hoge Sociale Angst Lage Sociale Angst

M (SD) M (SD)

Som ECS 25.60 (5.73) 23.49 (5.12) Positief 1.83 (.36) 1.98 (.40) Negatief 1.63 (.52) 1.29 (.44)

3.2.2 Positieve ECS

Om te analyseren of de twee groepen verschilden in vatbaarheid voor emotionele empathie van positieve emoties werd een onafhankelijke t-toets uitgevoerd. Er bleek geen significant verschil te zijn in vatbaarheid voor emotionele empathie van positieve emoties tussen de hoog sociaal angstige groep en de laag sociaal angstige groep, t(103) = -1.61, p = .111, zie Tabel 4.

(18)

17 3.2.3 Negatieve ECS

Om te analyseren of de twee groepen verschilden in vatbaarheid voor emotionele empathie van negatieve emoties werd een onafhankelijke t-toets uitgevoerd. Er bleek een significant verschil te zijn in vatbaarheid voor emotionele empathie van negatieve emoties tussen de hoog sociaal angstige groep en de laag sociaal angstige groep, t(103) = -2.98, p = .004, zie Tabel 4.

4. Conclusie & Discussie

4.1 Samenvatting van de Testresultaten

In het huidige onderzoek werd onderzocht of mensen met sociale angst minder emotionele empathie hebben dan mensen zonder sociale angst. Emotionele empathie werd met twee verschillende meetinstrumenten geanalyseerd; de Emotionele Empathie Taak en de Emotional Contagion Scale. Uit het onderzoek met de Emotionele Empathie Taak kwam naar voren dat er geen verschil was in mate van emotionele empathie tussen mensen met sociale angst en mensen zonder sociale angst wat betreft de emoties blij, minachting en angst. Echter, bleken mensen met sociale angst meer emotionele empathie te hebben wat betreft de emotie boosheid dan mensen zonder sociale angst. Mensen met sociale angst voelden zich bozer na het zien van een boze expressie dan na het zien van een neutrale expressie dan mensen met lage sociale angst. Uit het onderzoek met de Emotional Contagion Scale kwam naar voren dat mensen met sociale angst net zo vatbaar zijn voor emotionele empathie als mensen zonder sociale angst. Dit resultaat veranderde op het moment dat er een onderscheid werd gemaakt tussen positieve en negatieve emoties. Mensen met sociale angst bleken niet te verschillen in vatbaarheid voor emotionele empathie van positieve emoties van mensen zonder sociale angst. Mensen met sociale angst bleken juist meer vatbaar te zijn voor emotionele empathie

(19)

18 van negatieve emoties dan mensen zonder sociale angst. Opvallend is dat zowel uit de

Emotionele Empathie Taak als uit de Emotional Contagion Scale naar voren kwam dat mensen met sociale angst juist meer emotionele empathie lijken te hebben als het om negatieve emoties (boosheid) gaat dan mensen zonder sociale angst. Deze resultaten liggen niet in lijn met eerder onderzoek van Morrison et al. (2016), dat juist minder emotionele empathie van positieve emoties vaststelde bij mensen met sociale angst.

4.2 Emotionele Empathie of Emotioneel Reageren?

Het verschil tussen emotioneel reageren en emotionele empathie komt tot uiting in een reactie op een stimuli. Bij de emotie boosheid wordt in het geval van emotioneel reageren boos gereageerd op een stimuli. In het geval van emotionele empathie gaat het om het

daadwerkelijk meevoelen met een ander en dezelfde emotie als een ander ervaren. In dit geval is er sprake van besmetting; de persoon voelt dezelfde emotie als de ander. Het is dan ook de vraag of er in het huidige onderzoek daadwerkelijk sprake is van emotionele empathie of dat er meer sprake is van emotioneel reageren. Er zijn verschillende uitgangspunten die de resultaten van de Emotionele Empathie Taak zouden kunnen verklaren. Een mogelijke verklaring is dat mensen met sociale angst versterkt boos reageren op een emotionele stimuli door een gevoel van afwijzing. Volgens Staugaard (2010) zijn mensen met sociale angst tijdens sociale interacties bezig om niet negatief beoordeeld of afgewezen te worden door anderen. Een negatieve of boze expressie van een ander zou opgevat kunnen worden als een afkeurende blik of een teken van afwijzing. Dit heeft als mogelijk gevolg dat mensen met sociale angst meer angst en boosheid ervaren tijdens sociale interacties (Staugaard, 2010). Een andere verklaring zou kunnen zijn dat mensen met sociale angst boos worden van een boze expressie van een ander. In dit geval wordt er boos gereageerd op een boze expressie van een ander. Dit is niet hetzelfde als het hebben van negatieve emotionele empathie waarbij men

(20)

19 besmet wordt met de emotie van een ander oftewel dezelfde emotie voelt als de ander. Het is mogelijk dat mensen met sociale angst boos reageren op een boze expressie van een ander zonder dat er sprake is van besmetting van de emoties boosheid. In dit geval zou er meer sprake zijn van een emotioneel reageren in plaats van emotionele empathie zelf. Tevens blijkt uit eerder onderzoek dat mensen met sociale angst over het algemeen vaker boos zijn dan mensen zonder sociale angst (Erwin, Heimberg, Schneier, & Liebowitz, 2003). Een andere benadering is dat mensen met sociale angst over het algemeen ‘gewoon’ bozer zijn dan mensen zonder sociale angst. Echter bleek uit het huidige onderzoek dat mensen met sociale angst zich niet bozer voelden na het zien van een neutrale expressie, maar dat er wel een toename in boosheid plaatsvond na het zien van een boze expressie. Hieruit kan

geconcludeerd worden dat mensen met sociale angst op voorhand niet bozer waren. Als dat het geval was geweest dan zou deze groep zich ook bozer voelen na het zien van een neutrale expressie. Ook bij de Emotional Contagion Scale bestaat er twijfel of het daadwerkelijk alleen om emotionele empathie gaat of dat er ook sprake is van emotioneel reageren. Als men naar de stellingen kijkt van de Emotional Contagion Scale, bijvoorbeeld de stelling ‘Als ik een angstig kind hoor gillen in de wachtkamer van de tandarts word ik zenuwachtig’ is het aannemelijk dat het meer gaat om een emotionele reactie. Als men een kind hoort gillen in een wachtkamer zou het zenuwachtige gevoel een reactie kunnen zijn op het gegil en gaat het niet om besmetting van dezelfde emotie als het kind.

Zoals hierboven genoemd zijn er verschillende uitgangspunten die de resultaten zouden kunnen verklaren. Het is echter niet met zekerheid te zeggen of er alleen sprake is van emotionele empathie of dat er ook emotioneel gereageerd wordt. In vervolg onderzoek zou dit nader onderzocht moeten worden. Er is in ieder geval genoeg evidentie dat mensen met sociale angst versterkt negatief lijken te reageren (ECS) en dat de emotie boosheid een

(21)

20 specifieke rol lijkt te spelen (Emotionele Empathie Taak). Het is aannemelijk dat dit gevolgen zou kunnen hebben voor de interpersoonlijke problemen bij mensen met sociale angst.

4.3 Gevolgen voor Interpersoonlijke Problemen?

Zoals eerder vermeld blijken mensen met sociale angst interpersoonlijke problemen te hebben op het gebied van relaties (Alden & Taylor, 2004; Winton et al., 1995). Mensen met sociale angst lijken in relaties en huwelijken meer ruzie en problemen te ervaren (Davila & Beck, 2002). Volgens Keltner en Kring (1998) is het hebben van onverstoorde emotionele empathie en emoties juist bevorderlijk bij het vormen en behouden van relaties. Dit is van belang omdat het gedragingen van meerdere mensen synchroniseert en informatie geeft over andermans gevoelens, ook als het individu niet expliciet zegt wat diegene voelt (Hatfield, Cacioppo, & Rapson, 1994). Aangezien mensen met sociale angst verstoringen hebben op emotioneel gebied en versterkt negatief lijken te reageren op emotionele stimuli is het

aannemelijk dat dit het ontwikkelen en onderhouden van interpersoonlijke relaties bij mensen met sociale angst negatief beïnvloedt (Keltner & Kring, 1998). Het versterkt negatief reageren en met meer boosheid reageren op emotionele stimuli zou het aangaan van nieuwe relaties kunnen belemmeren. Tevens zou het er in relaties voor kunnen zorgen dat er meer ruimte is voor negatieve emoties, boosheid en ruzies waardoor het onderhouden van relaties

bemoeilijkt wordt. Met als mogelijk gevolg dat de relaties op den duur worden verbroken. Op lange termijn kan dit resulteren in meer interpersoonlijke problemen zoals eenzaamheid (Bonetti, Campbell, & Gilmore, 2010).

4.4 Beperking en Suggesties Vervolg Onderzoek

Tijdens de Emotionele Empathie Taak werd gebruik gemaakt van filmclips van acteurs die de deelnemers direct aankeken. Dit kan de angst om negatief beoordeeld te worden

(22)

21 waarbij de acteurs de deelnemers niet direct aankijken. Mogelijk reageren mensen met sociale angst anders wanneer de acteurs hen niet direct aankijken. Mensen met sociale angst zouden mogelijk anders reageren als de acteurs de deelnemers niet direct. Dit zou minder

intimiderend over kunnen komen en de angst om negatief beoordeeld of afgewezen te worden verkleinen. In vervolgonderzoek kan ook gekozen worden voor het gebruik van afbeeldingen zonder mensen waar men bijvoorbeeld boos van wordt in plaats van filmclips met acteurs om te kijken of er vergelijkbare resultaten gevonden worden. Op deze manier is de mogelijkheid om negatief beoordeeld of afgewezen te worden door een ander niet aanwezig. Daarnaast is in het huidige onderzoek op een tamelijk ‘kunstmatige’ manier naar emotionele empathie

gekeken, omdat het bij de Emotionele Empathie Taak om expressies van acteurs op een computerscherm gaat en bij de Emotional Contagion Scale om stellingen over emoties op een computerscherm. Er zou wellicht in vervolg onderzoek specifieker gekeken kunnen worden naar hoe mensen in ‘real life’ op emoties van anderen reageren, bijvoorbeeld door mensen met sociale angst daadwerkelijk in contact te brengen met een persoon die een bepaalde emotie uit in plaats van acteurs of een vragenlijst. Op deze manier zouden de resultaten meer toepasbaar zijn in het dagelijkse leven. Tevens is in dit onderzoek gebruik gemaakt van een deelnemersgroep bestaand uit eerstejaars psychologiestudenten van de Universiteit van Amsterdam en niet uit mensen die klinisch gediagnosticeerd zijn met sociale angst. Dit betekent dat de resultaten uit het huidige onderzoek betrekking hebben op studenten met zowel hoge als lage sociale angst wat in de praktijk niet te generaliseren is naar mensen die klinisch gediagnosticeerd zijn met sociale angst. Wellicht zou in vervolg onderzoek gebruik gemaakt kunnen worden van deelnemers die gediagnosticeerd zijn met sociale angst.

(23)

22 4.5 Eindconclusie en Afsluiting

Uit het huidige onderzoek kan geconcludeerd worden dat mensen met sociale angst over het algemeen niet blijken te verschillen in vatbaarheid voor emotionele empathie dan mensen zonder sociale angst. Er is wel een verschil gebleken in de mate van emotionele empathie van positieve en negatieve emoties. Mensen met sociale angst hebben meer emotionele empathie als het om negatieve emoties gaat dan mensen zonder sociale angst. Daarnaast lijkt de emotie boosheid een specifieke rol te hebben met betrekking tot emotionele empathie bij mensen met sociale angst. Er is vervolg onderzoek nodig naar de relatie tussen sociale angst en emotionele empathie om te achterhalen of het daadwerkelijk enkel om emotionele empathie gaat of dat het deels te maken heeft met emotioneel reageren. Hoe dan ook er is genoeg evidentie om te kunnen stellen dat mensen met sociale angst versterkt

negatief reageren op emotionele stimuli en met meer boosheid te reageren dan mensen zonder sociale angst. Het is aannemelijk dat dit gevolgen heeft voor de interpersoonlijke problemen die mensen met sociale angst ervaren. Uiteindelijk is dit onderzoek een stap in de goede richting aangezien in het verleden weinig onderzoek is gedaan naar deze specifieke onderzoeksvraag.

(24)

23 5. Literatuurlijst

Alden, L. E., & Taylor, C. T. (2004). Interpersonal processes in social phobia. Clinical psychology review, 24(7), 857-882.

Blair, R. J. R. (2005). Responding to the emotions of others: dissociating forms of empathy through the study of typical and psychiatric populations. Consciousness and

cognition, 14(4), 698-718.

Bijl, R. V., Ravelli, A., & Van Zessen, G. (1998). Prevalence of psychiatric disorder in the general population: results of The Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study (NEMESIS). Social psychiatry and psychiatric epidemiology, 33(12), 587-595.

Bonetti, L., Campbell, M. A., & Gilmore, L. (2010). The relationship of loneliness and social anxiety with children's and adolescents' online communication. Cyberpsychology,

Behavior, and Social Networking, 13(3), 279-285.

Davila, J., & Beck, J. G. (2002). Is social anxiety associated with impairment in close relationships? A preliminary investigation. Behavior Therapy, 33(3), 427-446.

Doherty, R. W. (1997). The emotional contagion scale: A measure of individual differences. Journal of nonverbal Behavior, 21(2), 131-154.

Dziobek, I., Rogers, K., Fleck, S., Bahnemann, M., Heekeren, H. R., Wolf, O. T., & Convit, A. (2008). Dissociation of cognitive and emotional empathy in adults with Asperger syndrome using the Multifaceted Empathy Test (MET). Journal of autism and

developmental disorders, 38(3), 464-473.

(25)

24 and expression in social anxiety disorder: Pretreatment profile and predictors of

attrition and response to cognitive-behavioral treatment. Behavior Therapy, 34(3), 331-350.

Goldin, P. R., Manber, T., Hakimi, S., Canli, T., & Gross, J. J. (2009). Neural bases of social anxiety disorder: emotional reactivity and cognitive regulation during social and physical threat. Archives of general psychiatry, 66(2), 170-180.

Hart, T. A., Turk, C. L., Heimberg, R. G., & Liebowitz, M. R. (1999). Relation of marital status to social phobia severity. Depression and Anxiety, 10(1), 28-32.

Hatfield, E., Cacioppo, J. T., & Rapson, R. L. (1994). Emotional contagion: Cambridge studies in emotion and social interaction. Cambridge, UK: Cambridge University

Press. errors-in-variables regression model when the variances of the measurement errors vary between the observations. Statistics in Medicine, 21, 1089-1101.

Huppert, J. D., Foa, E. B., Furr, J. M., Filip, J. C., & Mathews, A. (2003). Interpretation bias in social anxiety: A dimensional perspective. Cognitive Therapy and Research, 27(5), 569-577.

Kashdan, T. B., & Collins, R. L. (2010). Social anxiety and the experience of positive emotion and anger in everyday life: an ecological momentary assessment approach. Anxiety, Stress, & Coping, 23(3), 259-272.

Keltner, D., & Kring, A. M. (1998). Emotion, social function, and psychopathology. Review of General Psychology, 2(3), 320.

Lundqvist, L. O. (2006). A Swedish adaptation of the Emotional Contagion Scale: Factor structure and psychometric properties. Scandinavian Journal of Psychology, 47(4), 263-272.

(26)

25 Mattick, R. P., & Clarke, J. C. (1998). Development and validation of measures of social

phobia scrutiny fear and social interaction anxiety. Behaviour research and

therapy, 36(4), 455-470.

Mehrabian, A., & Epstein, N. (1972). A measure of emotional empathy. Journal of

personality, 40(4), 525-543.

Morrison, A. S., & Heimberg, R. G. (2013). Social anxiety and social anxiety disorder. Annual review of clinical psychology, 9, 249-274.

Morrison, A. S., Mateen, M. A., Brozovich, F. A., Zaki, J., Goldin, P. R., Heimberg, R. G., & Gross, J. J. (2016). Empathy for positive and negative emotions in social anxiety disorder. Behaviour research and therapy, 87, 232-242.

Parkinson, B. (2011). Interpersonal emotion transfer: Contagion and social appraisal. Social and Personality Psychology Compass, 5(7), 428-439.

Van der Schalk, J., Hawk, S. T., Fischer, A. H., & Doosje, B. J. (2011). Moving faces, looking places: The Amsterdam Dynamic Facial Expressions Set

(ADFES), Emotion, 11, 907-920.

Schneier, F. R., Heckelman, L. R., Garfinkel, R., Campeas, R., Fallon, B. A., Gitow, A.,& Liebowitz, M. R. (1994). Functional impairment in social phobia. Journal of Clinical Psychiatry.

Sonnby–Borgström, M. (2002). Automatic mimicry reactions as related to differences in emotional empathy. Scandinavian journal of psychology, 43(5), 433-443.

Spokas, M., Luterek, J. A., & Heimberg, R. G. (2009). Social anxiety and emotional suppression: The mediating role of beliefs. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 40(2), 283-291.

(27)

26 Staugaard, S. R. (2010). Threatening faces and social anxiety: a literature review. Clinical

psychology review, 30(6), 669-690.

Stein, M. B., & Stein, D. J. (2008). Social anxiety disorder. The Lancet, 371(9618), 1115-1125.

Turner, S. M., Beidel, D. C., Dancu, C. V., & Keys, D. J. (1986). Psychopathology of social phobia and comparison to avoidant personality disorder. Journal of abnormal

psychology, 95(4), 389.

Winton, E. C., Clark, D. M., & Edelmann, R. J. (1995). Social anxiety, fear of negative evaluation and the detection of negative emotion in others. Behaviour research and therapy, 33(2), 193-196.

(28)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Zoals wordt aangetoond, heeft de gezindheid van de dader een diepe invloed op ons ervaren van onrecht. Dit is slechts de opmaat naar een nog verder- gaande discussie, te weten de

Als je weet dat je een empaat bent, maar niet goed weet hoe je je talenten als sterke punten kunt inzetten, als je ver- moedt dat je een empaat bent en graag meer wilt weten, als

Het is belangrijk professionele hulp te zoeken als je gevoelens de dagelijkse routine gaan beïnvloeden:. • niet meer kunnen werken vanwege

In particular, the access to and manage- ment of land and water needs to improve markedly; the lack of clear and stable land and water rights and the weak regulations and

design that had limitations in range of motion, measurement accuracy and maximum applicable assistance, while also reducing setup and device calibration times, since our defi

• Jiapan Guo, Chenyu Shi, George Azzopardi, and Nicolai Petkov, Recognition of archi- tectural and electrical symbols by COSFIRE filters with inhibition, In Computer Analysis of

When evaluating the results of our replication study on the basis of Bayes factors, we find that only one of the three statistically significant effects —the finding of a greater

De meeste ouders denken, dat er wel een aantal ouders geïnteresseerd zullen zijn. De ouders die snappen wat het doel is van de applicatie, zullen het wel gaan spelen. Een ouder