• No results found

Empirisch onderzoek naar strategisch manoeuvreren met de ad baculum-drogreden en administratieve autoriteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Empirisch onderzoek naar strategisch manoeuvreren met de ad baculum-drogreden en administratieve autoriteit"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1. Inleiding

‘Houd je mond of ik sla hem dicht!’. De ad baculum-drogreden wordt door gewone taalgebruikers steevast als de meest onredelijke discussiezet aangewezen, zo blijkt uit het empirische onderzoek dat Van Eemeren, Garssen en Meuffels naar de pragma-dialectische vrijheidsregel deden (2001: 114). Wie de ad baculum-drogreden in een discussie naar voren brengt, schendt daarmee de pragma-dialectische Vrijheidsregel, die stelt dat er geen beperkingen mogen worden gesteld aan de standpunten die in een discussie naar voren worden gebracht, of aan de personen die een standpunt naar voren mogen brengen (Van Eemeren et al. 2001: 1). Het is niet verwonderlijk dat de gewone taalgebruiker de drogreden zo onredelijk vindt. Er lijkt immers geen minder subtiele manier om iemand in zijn vrijheid om een standpunt, of twijfel daaraan, naar voren te brengen te beperken, dan hem de mond proberen te snoeren door te dreigen met negatieve gevolgen als gevolg daarvan. In de theorie van de pragma-dialectiek is een dergelijke zet ontoelaatbaar en uit onderzoek blijkt de intuïtie van de gewone taalgebruiker de grenzen van het dialectische kader prima aan te geven.

Het lijkt voor de discussiant geen effectieve zet om de ad baculum-drogreden in te zetten in een discussie. Drogredenen vinden immers plaats wanneer in een discussie de balans tussen redelijkheid en efficiëntie doorslaat richting het doel het standpunt aanvaard te krijgen (efficiëntie). Het lijkt weinig voor de hand liggend dat de tegenpartij zich zal laten overreden door een zet die hij als duidelijk onredelijk ervaart. Toch is de ad baculum-drogreden niet voor niets opgenomen in de

standaardlijsten van drogredenen. Het antwoord op de vraag waarom de ad baculum-drogreden door gewone taalgebruikers enerzijds structureel van de hand gewezen wordt en anderzijds wel in de praktijk voorkomt, kan gezocht worden in de uitgebreide pragma-dialectiek, die ingaat op het strategisch manoeuvreren tussen redelijkheid en efficiëntie bij het voeren van een discussie.

In bovengenoemd onderzoek van Van Eemeren, Garssen en Meuffels werd gebruik gemaakt van zogenaamde clear cases. De drogredenen werden in de aan de

proefpersonen gepresenteerde fragmenten onomfloerst naar voren gebracht en dat maakt het weinig opzienbarend dat de beoordelaars de drogreden herkenden en als onredelijk beoordeelden.

(2)

In de argumentatieve praktijk komt de drogreden echter toch voor. Het vermoeden bestaat daarom dat discussianten door middel van strategische manoeuvres trachten de

ad baculum-drogreden te verhullen door hem op een andere zet te doen lijken, die

doorgaans wel redelijk gevonden wordt door de gewone taalgebruiker. Uit eerder kleinschalig vooronderzoek (hierna ‘onderzoek 1’) bleek dit zowel mogelijk als effectief te kunnen door de ad baculum-drogreden te presenteren als een goedbedoeld advies. De factor autoriteit is in dit onderzoek echter volledig buiten beschouwing gebleven, en zal in dit onderzoeksverslag centraal staan. De onderzoeksvraag die middels dit verslag beantwoord wordt, luidt daarmee:

Achten gewone taalgebruikers de ad baculum-drogreden minder onredelijk wanneer die gepresenteerd wordt als een redelijke uiting van administratieve autoriteit, dan wanneer als clear case gepresenteerd wordt?

De bijbehorende hypothese luidt:

H1: De ad baculum-drogreden zal minder onredelijk gevonden worden dan clear cases wanneer hij gepresenteerd wordt als een redelijke uiting van administratieve

autoriteit.

Middels een kleinschalig empirisch onderzoek wordt het vermoeden, dat de ad

baculum-drogreden vermomd kan worden door hem te presenteren als het op redelijke

wijze benoemen van sancties, getoetst.

Beantwoording van de onderzoeksvraag kan leiden tot een completer beeld van de manier waarop men in de praktijk strategisch manoeuvreert met de ad baculum-drogreden. De theorie van het strategisch manoeuvreren zal door confirmatie van de hypothese kunnen worden uitgebreid.

Om tot een beantwoording van de onderzoeksvraag te komen, zal aan de hand van de taalhandelingstheorie van Searle eerst een theoretische achtergrond van de ad

baculum-drogreden gegeven worden. Vervolgens zal worden ingegaan op de soorten

(3)

baculum-drogreden zich wellicht laat vermommen. Daarnaast zal ook de manier waarop het op redelijke wijze benoemen van een sanctie verschilt van het op onredelijke wijze laten gelden van gezag besproken worden. Daaropvolgend wordt aandacht besteed aan de verhouding tussen autoriteit en macht. Vervolgens wordt er verslag gedaan van de manier waarop dit onderzoek tot stand gekomen is, en welke keuzes daarbij zijn gemaakt. Ten slotte wordt de hypothese getoetst, waarna er een voorlopige conclusie getrokken kan worden die als uitgangspunt voor nader onderzoek kan dienen.

(4)

2. Karakterisering van de ad baculum-drogreden

Om te kunnen verantwoorden als welke argumentatieve zet de ad baculum-drogreden zich mogelijk laat vermommen, is het van belang na te gaan hoe de ad baculum-drogreden zich laat karakteriseren. De ad baculum-baculum-drogreden zal in dit hoofdstuk eerst vanuit pragma-dialectisch oogpunt beschreven worden, aangezien dit het kader is van waaruit de onderzoeksvraag ontstaan is. Vervolgens zal worden nagegaan hoe de ad baculum-drogreden zich vanuit de taalhandelingstheorie van Searle laat karakteriseren. Hiervoor is gekozen omdat er door de drogreden te begaan een specifieke illocutionaire handeling wordt uitgevoerd waarmee een duidelijk perlocutionair effect beoogd wordt. Om te kunnen voorspellen als welke

argumentatieve zet de ad baculum-drogreden zich mogelijk laat vermommen, is het van belang erachter te komen middels welke zetten eenzelfde perlocutionair effect teweeggebracht kan worden. Ten slotte zal aan de hand van de verkregen inzichten en aanvullende literatuur worden beredeneerd als welke argumentatieve zet de ad

baculum-drogreden zich mogelijk laat vermommen.

2.1 Het pragma-dialectische kader

Wanneer de ene discussiepartij de andere de mond probeert te snoeren door te dreigen met consequenties die zullen volgen op het niet-aanvaarden van het standpunt, is er sprake van een ad baculum-drogreden (Van Eemeren en Snoeck Henkemans 2006: 91). Vanuit de pragma-dialectiek bekeken, is deze zet onaanvaardbaar omdat de pragma-dialectische Vrijheidsregel ermee geschonden wordt. Het is volgens deze regel immers niet toegestaan restricties te verbinden aan de mogelijkheid een

standpunt of twijfel daaraan naar voor te brengen, of aan wie daar het recht toe heeft. Hoe het kan dat de ad baculum-drogreden enerzijds in onderzoek als onredelijk van de hand gewezen wordt, en anderzijds wel een plaats heeft in de argumentatieve praktijk, is beantwoord in onderzoek 1. Uit dit onderzoek bleek dat gewone

taalgebruikers de ad baculum-drogreden aanzienlijk redelijker vonden wanneer deze werd vermomd als een argumentatieve zet waarmee de ad baculum-drogreden gelijkenissen vertoonde. In onderzoek 1 betrof dit pragmatische argumentatie in de vorm van een goedbedoeld advies.

(5)

In dit tweede onderzoek wordt nagegaan of een soortgelijk effect bereikt kan worden door de ad baculum-drogreden te vermommen als een andere argumentatieve zet waarmee hij ook gelijkenissen vertoont. Het gaat hierbij om de redelijke uiting van administratieve autoriteit, waarmee de ene discussiepartij de andere waarschuwt voor sancties die zullen worden opgelegd naar aanleiding van bepaald ongewenst gedrag. Deze zet wordt binnen het pragma-dialectische kader redelijk geacht, zolang de waarschuwende partij inderdaad de autoriteit heeft om de sanctie op te leggen. Wanneer de autoriteit zijn autoriteit alleen gebruikt om zijn standpunt aanvaard te krijgen, wordt de zet drogredelijk. De discussie wordt dan immers niet op redelijke wijze aangegaan, maar al in de confrontatiefase in de kiem gesmoord.

2.2 De ad baculum-drogreden als taalhandeling

Om te kunnen voorspellen hoe de ad baculum-drogreden zich laat vermommen, is het zaak een andere taalhandeling te vinden die gelijkenissen met de drogreden vertoont. In dit hoofdstuk zal daarom worden ingegaan op de verschillende categorieën

taalhandelingen, en zal worden beredeneerd welke taalhandelingen zich ertoe zouden kunnen lenen als vermomming van de ad baculum-drogreden ingezet te worden. Er zijn slechts twee typen taalhandelingen waar de ad baculum-drogreden mee te maken lijkt te hebben: de stuurders en de binders. De vermomde ad

baculum-drogreden kan als stuurder gezien worden, omdat de spreker met het uiten van het

dreigement probeert de luisteraar ertoe te overreden het standpunt te aanvaarden. De vermomde ad baculum-drogreden vertoont echter ook gelijkenissen met

taalhandelingen uit de categorie van de binders. Door een dreigement te uiten, legt de spreker zich immers min of meer vast om dat dreigement ook uit te voeren indien er niet aan zijn eisen wordt voldaan.

Om erachter te komen als welke taalhandelingen de ad baculum-drogreden zich mogelijk laat vermommen, is het zaak op zoek te gaan naar taalhandelingen die gelijkenissen vertonen met het dreigen met negatieve gevolgen. Taalhandelingen uit andere categorieën dan de binders en de stuurders zullen daarom van nu af aan buiten beschouwing gelaten worden.

(6)

Om te verantwoorden hoe de ad baculum-drogreden in dit onderzoek wordt benaderd, is het niet nodig alle twaalf de door Searle onderscheiden dimensies van

taalhandelingen te beschrijven. Om deze reden zullen alleen de meest relevante dimensies worden behandeld.

De eerste – en volgens Searle belangrijkste – dimensie is de intentie van de handeling (Searle 1981a: 146). Door een stuurder uit te voeren, probeert de spreker de

luisteraar(s) ertoe te bewegen bepaalde verbale of non-verbale handelingen uit te voeren. Deze intentie vormt de inhoud van de essentiële voorwaarde van de

taalhandeling (Searle 1981a: 146). Het op zich nemen van een verplichting om een bepaalde handeling uit te voeren, geldt als de essentiële voorwaarde voor

taalhandelingen uit de categorie van de binders. Door een ad baculum-drogreden naar voren te brengen, probeert de discussiepartij in kwestie niet alleen de andere partij ertoe te bewegen een bepaalde verbale of non-verbale handeling uit te voeren, maar neemt hij ook de verplichting op zich een bepaalde handeling (het dreigement) uit te voeren. Dat hij niet daadwerkelijk van plan is het dreigement door te zetten, doet er in theorie niet toe. Door de taalhandeling te uiten, kan hij aan zijn dreigement gehouden worden.

De ad baculum-drogreden voldoet dus aan de essentiële voorwaarden van zowel de stuurders als de binders.

Door een taalhandeling uit de categorie van de binders uit te voeren, legt de spreker zich dus vast op het wel of niet verrichten van een handeling die in de propositionele inhoud van de taalhandeling besloten ligt, en waar hij ook aan gehouden kan worden. De voorwaarden die Searle stelt aan het correct uitvoeren van taalhandelingen van de categorie binders zijn als volgt:

(7)

Voorwaarden voor het correct uitvoeren van taalhandelingen in de categorie binders

Voorbereidende voorwaarde S is in staat H uit te voeren. L wil dat S H

uitvoert.

Oprechtheidsvoorwaarde S heeft de intentie om H uit te voeren.

Propositionele inhoudsvoorwaarde S prediceert een toekomstige handeling H van S.

Essentiële voorwaarde Geldt als het op zich nemen van een

verplichting door S om H uit te voeren.

S = spreker, L = Luisteraar, H = Handeling (Searle 1981b: 221).

Het mag duidelijk zijn dat een spreker die een ad baculum-drogreden uit, de

taalhandeling meestal niet correct uitvoert wanneer we deze als binder beschouwen. Het is immers helemaal nog niet zeker of de spreker daadwerkelijk van plan is zijn dreigement uit te voeren. Hoewel dit voor de essentiële voorwaarde niet uitmaakt, wordt daarmee niet aan de oprechtheidsvoorwaarde voldaan.

Daarnaast staat in deze voorwaarden beschreven dat de luisteraar moet willen dat de spreker de handeling uitvoert. We mogen er gerust van uitgaan dat de luisteraar de uitvoer van het dreigement liever geen realiteit ziet worden.

Er zijn manieren waarop de ad baculum-drogreden zich als binder laat vermommen. Iemand zou bijvoorbeeld kunnen ‘beloven’ dat iets verkeerd uit zal pakken wanneer de luisteraar niet akkoord gaat met de spreker. Voor de taalhandeling ‘garanderen’ geldt hetzelfde. In deze voorbeelden zijn de genoemde taalhandelingen weliswaar duidelijk ironisch bedoeld, maar door een belofte of garantie te noemen, is de spreker wel aan deze taalhandeling gebonden. Zijn daadwerkelijke intenties en de ironie doen daar niets aan af.

Daarbij komt dat de derde dimensie die Searle ter onderscheiding van categorieën taalhandelingen noemt, de geestesgesteldheid van de spreker is. Het dreigement wordt hierbij door Searle in een adem genoemd met de belofte, het zweren en het

garanderen iets te zullen doen (Searle 1981a: 146). Het dreigement wordt door Searle zelf dus tot de categorie van de binders gerekend, aangezien het uitdrukking geeft aan de intentie van de spreker om een bepaalde handeling uit te voeren.

(8)

Het karakter van de ad baculum-drogreden lijkt een andere dan die van het gewone dreigement te zijn. De essentie van een binder is namelijk het door de spreker op zich nemen van een verplichting om een bepaalde handeling uit te voeren (Searle 1981b: 221). Zonder verdere context lijkt een dreigement hier inderdaad op neer te komen. Zelfs als de spreker niet daadwerkelijk van plan is het dreigement uit te voeren, drukt hij volgens Searle de intentie uit dat wel te doen (Searle 1981: 148). Een gewoon dreigement, buiten de argumentatieve context, valt daarmee in de taxonomie van Searle dus in de categorie van de binders.

Wanneer een discussiant een ad baculum-drogreden inzet, doet hij dit echter in eerste instantie om de tegenpartij de mond te snoeren en niet om uiting te geven aan zijn voornemen een bepaalde handeling uit te voeren wanneer de andere partij niet inbindt. Anders gezegd, gebruikt de discussiant de taalhandeling ‘dreigen’ wanneer hij de ad

baculum-drogreden inzet, om uiting te geven aan de intentie de luisteraar ergens toe te

bewegen. De ad baculum-drogreden lijkt daarmee op een speciaal type dreigement, waarmee geprobeerd wordt de ander ertoe te overreden iets te doen. Daarnaast lijkt de

ad baculum-drogreden een geconventionaliseerde indirecte taalhandeling te zijn,

waarbij het primaire doel dat van een stuurder- en het secundaire doel dat van een binder is.

2.3 Het vermommen van de ad baculum-drogreden

De ad baculum-drogreden wordt in de pragma-dialectiek beschouwd als overtreding van de Vrijheidsregel, omdat de overtreder middels deze zet probeert te voorkomen dat zijn opponent verdere argumentatie naar voren brengt. Daarnaast lijkt de ad

baculum-drogreden een speciaal soort geconventionaliseerde indirecte taalhandeling

waarvan het primaire doel dat van de stuurder, en het secundaire doel dat van een binder is. De essentie van de ad baculum-drogreden is iemand aanzetten tot het uitvoeren van een bepaalde handeling, namelijk het aanvaarden van het standpunt van de spreker. Een taalhandeling die naadloos lijkt aan te sluiten op het essentiële doel van de ad baculum-drogreden is het ‘overreden’.

(9)

Hoewel de ad baculum-drogreden vaak wordt omschreven als dreigement, lijkt deze definiëring te kort door de bocht te zijn. Als de taalhandeling ‘dreigen’ in het geval van de ad baculum-drogreden inderdaad slechts een middel is om een andere

handeling uit te voeren, namelijk het doen van een poging een standpunt aanvaard te krijgen, rijst de vraag hoe de ad baculum-drogreden beter te definiëren is. Om een antwoord te vinden op deze vraag, zullen in deze paragraaf enkele verschillende theoretische benaderingen van de ad baculum-drogreden besproken worden.

Jason is van mening dat men bij de karakterisering van de ad baculum-drogreden de fout in is gegaan door hem te omschrijven als dreigement, in plaats van als techniek om de andere partij te beangstigen (1987: 491). De techniek van het beangstigen beschrijft Jason als statement of ander middel, dat als doel heeft de luisteraar zich bedreigd te doen voelen, maar dat geen daadwerkelijk bewijs van enige reële dreiging vormt (1987: 496). Het lijkt dus onvolledig om de ad baculum-drogreden als

dreigement te omschrijven. De stelling dat het dreigement in de ad

baculum-drogreden slechts een middel is dat kan worden ingezet om te overreden, lijkt hiermee aannemelijk.

Levi benadrukt het feit dat de ad baculum-drogreden vooral ingezet wordt om een voortijdig einde aan een discussie maken (1999: 149). De nadruk ligt daarmee weer op het sturende doel van de zet. Walton sluit zich bij dit inzicht aan. Hij noemt de ad

baculum-drogreden een tactiek waarmee de spreker probeert te voorkomen dat de

discussie überhaupt van de grond komt (1989: 99). Daarmee is de ad baculum-drogreden niet alleen een dreigement, maar vooral ook een poging om de tegenpartij de mond te snoeren. Deze karakterisering komt dus overeen met die van de pragma-dialectiek.

Woods noemt autoriteit als factor in het karakteriseren van de ad baculum-drogreden. Hij is van mening dat de ad baculum-drogreden is ontstaan tegen een historische achtergrond waarin nobelen hun gezag zouden laten gelden om hun standpunt tegenover minderen overeind te houden (1998: 495). Er lijkt dus inderdaad een duidelijke link tussen de ad baculum-drogreden en de factor autoriteit te zijn.

Bovenstaande inzichten in beschouwing genomen, lijkt het inderdaad te kort door de bocht om de ad baculum-drogreden alleen als dreigement te zien. De drogreden wordt

(10)

immers ook ingezet als techniek om te beangstigen en daarmee anderen te overreden, en een manier om te voorkomen dat de discussie überhaupt van de grond komt. De ad

baculum-drogreden kan kortom worden gezien als een speciaal type dreigement dat

wordt ingezet om de andere discussiepartij ertoe te dwingen het standpunt te aanvaarden nog voor er argumentatie heeft plaatsgevonden.

Een andere taalhandeling waarvan het primaire doel dat van een stuurder, en het secundaire doel dat van een binder is, is de waarschuwing.

In de meeste gevallen laat de waarschuwing zich het beste onder de stuurders scharen, maar wanneer gewaarschuwd wordt voor sancties waartoe de spreker zich vanuit zijn functie of rol genoodzaakt ziet ze op te leggen, vertoont dit type waarschuwing ook gelijkenissen met de binder. Daarnaast kan de waarschuwing ook worden in gezet als middel om een discussie in de kiem te smoren.

De waarschuwing lijkt eenzelfde rol in te kunnen nemen in het overredingsproces van de ad baculum-drogreden als het dreigement. Beide taalhandelingen kunnen immers gebruikt worden om te wijzen op negatieve gevolgen die mogelijk volgen op (het uitblijven van) bepaald gedrag. In beide gevallen kan daarmee getracht worden de tegenpartij een bepaalde angst in te boezemen, met als doel het aanvaard krijgen van het standpunt. Net als het dreigement kan de waarschuwing worden ingezet als indirecte beangstigingstechniek, en kan ze worden gebruikt om een discussie in de kiem te smoren. Daarmee lijkt deze taalhandeling een goede optie voor het

vermommen van de ad baculum-drogreden.

De taalhandeling ‘waarschuwen’ is onder te verdelen in verschillende variëteiten. Zo is er de oprechte waarschuwing, die nauw verwant is aan het oprecht goedbedoelde advies. Het verschil tussen deze twee taalhandelingen ligt in de nuance, waarbij het oprecht goedbedoelde advies een positievere insteek heeft dan de oprechte

waarschuwing. In de regel zal men vermoedelijk eerder voor het goedbedoelde advies kiezen wanneer de consequenties die ermee benadrukt worden, van niet al te groot belang zijn of wanneer de ander voor een duidelijke keuze staat.

Voor de waarschuwing zal eerder gekozen worden wanneer de gevolgen waarvoor men waarschuwt een reëel gevaar vormen. Als een voetganger dreigt over te steken wanneer er een groot aantal auto’s met een behoorlijke vaart aan komt rijden, zal een omstander niet ingrijpen door de voetganger slechts te adviseren zijn pas in te houden.

(11)

Wanneer de mogelijke gevolgen futiel zijn, lijkt een waarschuwing daarentegen weer niet op zijn plaats. Daarnaast kan middels een waarschuwing slechts op negatieve gevolgen gewezen worden. Met het goedbedoelde advies kan op kwesties met zowel mogelijke positieve, als mogelijke negatieve gevolgen betrekking gewezen worden. Wanneer een spreker ervoor kiest de ad baculum-drogreden als een van bovenstaande taalhandelingen te vermommen, vormt zijn primaire doel het aanvaard krijgen van zijn standpunt. Het waarschuwen of het goedbedoeld adviseren vormt dan het secundaire doel. De spreker blijft immers aan deze handelingen gebonden, al is het niet daadwerkelijk zijn intentie een advies of waarschuwing te geven.

Het lijkt niet ondenkbaar dat gewone taalgebruikers de ad baculum-drogreden vermomd als goedbedoeld advies als redelijker beoordelen dat de ad baculum-drogreden vermomd als waarschuwing, aangezien de spreker het met het goedbedoelde advies beter voor lijkt te hebben met de luisteraar, dan met de

waarschuwing. Met de als waarschuwing verpakte ad baculum-drogreden zal immers alleen verwezen kunnen worden naar gevolgen waar de spreker enige controle over uitoefent. Waar de gewone waarschuwing om niet over te steken wanneer er een stoet auto’s aan geracet komt duidelijk met de beste intenties wordt gegeven, worden de goede bedoelingen lastiger te verkopen wanneer een ad baculum-drogreden als waarschuwing wordt ingezet. Vergelijk:

Als je niet oppast, word je aangereden.

Met:

Als je niet oppast, vertel ik de baas dat je steken laat vallen.

Een andere variant van de waarschuwing, is het waarschuwen voor sancties door een autoriteit. Deze manier van waarschuwen lijkt dichter bij het dreigement te liggen, maar is volkomen redelijk. Wanneer een autoriteit aangeeft dat een bepaalde sanctie bepaald gedrag zal opvolgen, mag de luisteraar ervan uitgaan dat de sanctie

daadwerkelijk op zal treden wanneer bepaald gedrag (niet) wordt vertoond. Bij het dreigement is het nog maar de vraag of het ook daadwerkelijk tot uitvoer gebracht zal worden, wanneer bepaald gedrag (niet) wordt vertoond. De spreker is hieraan echter wel gebonden door de taalhandeling te uiten.

(12)

Het doel van het benoemen van een sanctie, is het sturen van gedrag. Een dreigement kan ook enkel ter beangstiging van de andere partij dienen en is per definitie

onredelijk wanneer het in argumentatieve context plaatsvindt.

Aangezien de redelijke uiting van administratieve autoriteit een vorm van waarschuwen is die vanuit pragma-dialectisch oogpunt redelijk is, en door

taalgebruikers dus waarschijnlijk als redelijk wordt gezien, is het mogelijk dat deze vorm van waarschuwen – evenals het goedbedoelde advies – een geschikte

vermomming van de ad baculum-drogreden vormt. Het betreft in dat geval een context waarbinnen de autoriteit van de spreker niet geldig is.

Een leraar kan een leerling waarschuwen dat diens telefoon zal worden ingenomen wanneer de leerling deze niet uitschakelt, en dat zou volkomen redelijk zijn. Wanneer de leraar echter dreigt met sancties in een argumentatieve situatie die losstaat van de institutionele context ‘school’, - bijvoorbeeld een fatsoenlijke

discussie over de kwaliteit van een bepaald product, is een dergelijk dreigement niet redelijk. Deze laatste vorm van het inzetten van de ad baculum-drogreden, door het onredelijk waarschuwen voor een bepaalde sanctie, vormt het onderwerp van dit onderzoeksverslag.

De waarschuwing zal hierna niet meer expliciet genoemd worden, aangezien het waarschuwende aspect al besloten ligt in de uiting van administratieve autoriteit. Deze uiting vormt immers altijd een waarschuwing voor sancties die zullen volgen op bepaald gedrag.

(13)

3. De ad baculum-drogreden als uiting van administratieve autoriteit

Wanneer iemand zijn autoriteit probeert te laten gelden buiten het domein waarbinnen die autoriteit geldig is, is er sprake van machtsmisbruik. Voor een goed begrip van de manier waarop taalgebruikers hun macht kunnen misbruiken door een ad baculum-drogreden te vermommen als redelijke uiting van autoriteit, wordt in dit hoofdstuk dieper ingegaan op de verhouding tussen legitieme autoriteit en machtsmisbruik.

Dit hoofdstuk opent met een beschrijving van de verschillende soorten

autoriteit die in de literatuur worden onderscheiden en er wordt verantwoord op welke vorm dit onderzoeksverslag zich richt. Vervolgens wordt nader ingegaan op de manieren waarop autoriteit tot stand komt. Hierna zal aandacht worden besteed aan macht en machtsmisbruik om inzicht te krijgen in de manier waarop de ad baculum-drogreden kan worden vermomd als legitieme uiting van autoriteit. Ten slotte zal worden uiteengezet op welke manier men strategisch kan manoeuvreren met autoriteit en de ad baculum-drogreden.

Voor dit hoofdstuk is voornamelijk gebruikgemaakt van de inzichten van Melisa Stevanovic, die als taalsociologe verbonden is aan de universiteit van Helsinki.

3.1 Vormen van autoriteit

Wanneer we over autoriteit spreken, worden er grofweg twee typen onderscheiden, die onder verschillende namen in de literatuur besproken worden. In dit

onderzoeksverslag wordt de naamgeving die Walton hanteert aangehouden. Hij spreekt van epistemische- en administratieve autoriteit. Het eerste type houdt verband met oordelen, het andere heeft te maken met macht. Anders gezegd kan iemand ‘een autoriteit’ zijn (epistemisch), of ‘in autoriteit’ zijn (administratief) (Stevanovic 2013: 18).

Searle categoriseerde taalhandelingen onder andere aan de hand van het begrip

richting tussen woorden en de wereld. Hierop voortbordurend kunnen epistemische-

en administratieve autoriteit als twee verschillende typen taalhandelingen beschouwd worden, waarbij epistemische autoriteit erop gericht is de woorden in

(14)

daarentegen ten doel de wereld in overeenstemming te brengen met de woorden (Stevanovic 2013: 19). Zo bekeken, valt epistemische autoriteit onder de categorie van de beweerders, waarbij de woorden in overeenstemming met de wereld worden gebracht (iets dat in de wereld ‘is’, wordt onder woorden gebracht). Administratieve autoriteit valt daarmee in de categorie van de stuurders. Door het laten gelden van administratieve autoriteit wordt immers een poging gedaan om iets dat nog niet ‘is’, maar dat wel wordt benoemd, in de wereld tot stand te brengen.

Stevanovic bevestigt daarnaast de aanname die in hoofdstuk twee gedaan werd; namelijk dat administratieve autoriteit zowel onder de binders als de stuurders valt (2013: 19). Aan de ene kant spelen namelijk verzoeken, voorstellen en suggesties een rol, die onder de categorie van de stuurders vallen. Aan de andere kant zijn ook aanboden, uitnodigingen en beloften - die onder de categorie van de binders vallen - meespelende factoren (Stevanovic 2013: 19).

Goodwin maakt hetzelfde onderscheid, maar kiest voor de termen ‘authority of command’ en ‘authority of expertise’. Wie ‘authority of command’ heeft, geeft orders en ondersteunt die met de mogelijkheid van het opleggen van sancties. Wie ‘authority of expertise’ heeft, geeft advies dat men maar het beste aan kan nemen (Goodwin 1998 : 268). De verschillende taalhandelingen waar de twee vormen van autoriteit onder vallen, worden ook met deze beschrijving bevestigd.

De mate waarin iemand epistemische autoriteit heeft, kan variëren. Factoren als ervaring en kwalificaties spelen hierbij een rol. Voor administratieve autoriteit gaat dit echter niet op. Iemand heeft administratieve autoriteit, of hij heeft die niet.

Het zijn de intenties van degene over wie iemand autoriteit zou hebben in de gegeven situatie, en niet die van de mogelijke autoriteit, die centraal staan in de constructie van administratieve autoriteit (Stevanovic 2013: 19). De motieven om gehoor te geven aan administratieve autoriteit variëren van gewoonte tot eigen bestwil. Evenals bij de meeste stuurders, ziet de ondergeschikte zijn onderschikking altijd als iets dat hij uit vrije wil doet, omdat hij gelooft dat het erkennen van de autoriteit in het domein in kwestie in zijn voordeel werkt (Stevanovic 2013: 19). Deze informatie kan van belang zijn voor dit onderzoek aangezien het de vraag is hoe ver de ondergeschikte partij gaat in het aanvaarden van administratieve autoriteit. Het feit dat autoriteit niet vaststaat, maar impliciet wordt toegekend door de ondergeschikte partij, is bepalend voor de uitkomst van het onderzoek. Wanneer autoriteit onbetwistbaar zou zijn, zoals bij

(15)

aanvang werd aangenomen, zou de kans vermoedelijk groter zijn dat de

ondergeschikte partij zich door de onderzochte manoeuvre zou laten intimideren. Nu echter blijkt dat de ondergeschikte partij de ruimte heeft om autoriteit af te wijzen, lijkt de kans op uitblijven van confirmatie van de hypothese groter. Wanneer de ondergeschikte partij immers een afweging maakt of hij de autoriteit al dan niet aanvaardt, zal hij vermoedelijk kritischer naar de discussiebijdrage kijken dan wanneer hij de autoriteit zonder meer zou aanvaarden.

Bovendien dient te worden opgemerkt dat autoriteit slechts in een bepaald veld geldt (Stevanovic 2013: 17). Wanneer de ad baculum-drogreden wordt vermomd als legitieme uiting van autoriteit, probeert de partij met autoriteit die dus te laten gelden in een veld waarbinnen hij geen autoriteit heeft. Een politieagent heeft binnen zijn functie bijvoorbeeld administratieve autoriteit wanneer iemand de wet overtreedt. Hij heeft dan het deontische recht iemand ergens op aan te spreken, staande te houden, te beboeten of te arresteren. Die administratieve autoriteit reikt echter niet verder dan dat. Wanneer een agent zijn buurvrouw met wie hij het aan de stok heeft, tegenkomt, heeft hij niet het recht haar te arresteren wanneer zij hem aanspreekt op zijn

onverzorgde voortuintje. Zou hij dit wel doen, dan probeert hij zijn administratieve autoriteit in te zetten buiten het veld waarin die autoriteit geldig is. De kans dat de ondergeschikte partij deze overtreding doorziet, en afwijst, is groter nu blijkt dat het de ondergeschikte partij is die de autoriteit primair construeert.

Voor dit onderzoek is het de vraag of de ondergeschikte partij de autoriteit van de andere partij ook buiten het domein waarbinnen de autoriteit geldt, erkent. Een obstakel hierbij is dat het niet de ondergeschikte partij zelf, maar een externe partij, is die de redelijkheid van de argumentatie beoordeelt. Uiteraard is dit een algemeen probleem dat een rol speelt in dit soort onderzoek naar drogredenen, maar het is goed mogelijk dat de factor autoriteit dit probleem vergroot. Van proefpersonen wordt altijd een bepaalde inleving in de situatie gevraagd, maar wanneer autoriteit een rol speelt, spelen er ook vaak andere factoren een rol, zoals persoonlijke belangen, sociale druk en de noodzaak na de discussie nog samen te moeten werken.

Over het verband tussen epistemische autoriteit en argumentatie is al veel geschreven en het onterecht inzetten van deze vorm van autoriteit is zelfs een bekende drogreden (argumentum ad verecundiam). De link tussen (het misbruik maken van) autoriteit en

(16)

argumentatie is dus wel gelegd. Toch lijkt er tot dusverre weinig tot geen aandacht te zijn voor de manier waarop administratieve autoriteit ten onrechte ingezet kan worden in argumentatie. In dit onderzoeksverslag wordt de aandacht juist op dit verschijnsel gericht.

3.2 Het laten gelden van administratieve autoriteit

Zoals in de voorgaande paragraaf al werd beschreven, gaat administratieve autoriteit niet slechts over het geven van commando’s en bevelen. Administratieve autoriteit refereert aan het recht van de ene persoon om meewerking van een ander te

verwachten, ongeacht diens persoonlijke opvattingen (Stevanovic 2013: 16). De redelijke uiting van administratieve autoriteit is daarmee dus een andere taalhandeling dan bijvoorbeeld het geven van commando’s of bevelen, of het eisen. Gesteld zou kunnen worden dat de redelijke uiting van administratieve een iets genuanceerdere essentiële voorwaarde heeft, waarin niet alleen het sturende karakter, maar ook het recht daartoe binnen een bepaalde context, en de verwachting van medewerking zijn opgenomen.

Autoriteit gaat echter nog verder dan het recht om bevelen te geven en medewerking te verwachten. Autoriteit is gebaseerd op de bereidwilligheid van de ene persoon om te accepteren dat de ander geloof, attitudes en handelingen voorschrijft, of verbiedt. Door deze bereidwilligheid van de ondergeschikte partij, wordt de onderschikking niet als onderdrukking ervaren. Autoriteit behelst daarmee ook het opgeven van het persoonlijk oordeel. Gehoor geven aan autoriteit is niet meer dan het handelen of geloven op basis van tweederangs redeneren. Iemand die autoriteit heeft, oefent die dus niet uit door redenen te geven, maar wordt gehoorzaamd of geloofd bij de gratie van zijn autoriteit (Stevanovic 2013: 16). De redelijke uiting van administratieve autoriteit is daarmee geen argumentatieve zet. De discussie wordt middels de zet immers, net als bij de ad baculum-drogreden, in de kiem gesmoord.

Goodwin voegt hier aan toe dat eerdergenoemd tweederangs redeneren gekoppeld is aan een sterk bewustzijn van de sancties die kunnen volgen bij uitblijven van het gewenste gedrag, waarmee duidelijk wordt dat de mogelijke consequenties van het niet-gehoorzamen wel degelijk een rol spelen bij het erkennen van autoriteit (1998: 272). Dit sterkt het vermoeden dat het inzetten van de ad baculum-drogreden door een

(17)

autoriteit genoeg reden kan zijn om een standpunt te aanvaarden.

Wanneer iemand zijn administratieve autoriteit inzet in een discussie, is er kortom geen sprake van argumentatie. Door te waarschuwen voor een sanctie bij (uitblijven van) bepaald gedrag, wordt de discussie immers in de kiem gesmoord. Deze zet vindt dus, net als de ad baculum-drogreden, al plaats in de confrontatiefase.

Wanneer de autoriteit dit binnen het veld van zijn autoriteit doet, is dit volkomen redelijk. Wanneer echter gedreigd wordt met een sanctie buiten het veld van de autoriteit, is er sprake van een als redelijke uiting van administratieve autoriteit vermomde ad baculum-drogreden.

De rechten die gepaard gaan met administratieve autoriteit noemt Stevanovic ‘deontic rights’. Deze rechten spelen volgens haar een fundamentele rol in sociale relaties en de manier waarop men zich tot elkaar verhoudt (2013: 11). Om die reden zijn deze rechten essentieel verbonden met de interacties tussen mensen. Deontische rechten vormen daarmee niet alleen de interactie tussen mensen, maar worden op hun beurt ook gevormd door diezelfde interactie (Stevanovic 2013: 11). Wanneer de grenzen van de deontische rechten van personen sterk geconventionaliseerd zijn, blijven zij mogelijk grotendeels onopgemerkt. Wanneer er afwijkingen optreden, worden ze echter zichtbaar (Stevanovic 2013: 11). Dit feit maakt het indenkbaar dat gewone taalgebruikers niet voor de vermomming van de ad baculum-drogreden als legitieme uiting van autoriteit vallen.

3.3 Administratieve autoriteit en de ad baculum-drogreden

Dat er een verschil is tussen het laten gelden van administratieve autoriteit en

machtsmisbruik is duidelijk. Wie administratieve autoriteit heeft, heeft echter ook een bepaalde macht waarvan hij misbruik zou kunnen maken. Dit kan hij bijvoorbeeld doen om een standpunt aanvaard te krijgen. In deze paragraaf wordt verder ingegaan op de factoren macht en machtsmisbruik om het begrip voor de manier waarop een autoriteit de ad baculum-drogreden kan vermommen te vergroten.

(18)

uitdelen van orders en commando’s aan een ondergeschikte massa, maar op de vrije wil om te gehoorzamen, zoals in paragraaf 3.2 werd beschreven (Stevanovic en

Peräkylä 2012: 297). Autoriteit behelst dus het laten gelden van een bepaalde macht doordat het subject ervan de autoriteit als legitiem beschouwt. Deze autoriteit komt onder andere tot stand door het charisma van een leider, traditionele normen en juridische rationaliteit (Stevanovic en Peräkylä 2012: 297). In het geval van een als legitieme uiting van autoriteit vermomde ad baculum-drogreden, probeert een

autoriteit zijn wil dus op te leggen, en macht over iemands gedrag of gedachten uit te oefenen in plaats van slechts gebruik te maken van het feit dat de andere partij hem als autoriteit uit vrije wil gehoorzaamt. Hij gaat daarmee dus voorbij aan de rol die de ondergeschikte partij speelt bij het construeren van autoriteit. Kort gezegd, wordt autoriteit toegekend of aanvaard, en wordt macht opgeëist of afgedwongen.

Macht is een essentieel aspect van de sociale organisatie van iedere vorm van het politieke, organisatorische en institutionele leven (Stevonovic 2013: 13). De kern van alle concepties van macht is het feit dat er consequenties in het leven geroepen kunnen worden (Stevanovic 2013: 13). Macht brengt daarmee altijd een (impliciete) bedreiging mee, die kan worden ingezet om gehoorzaamheid, bijvoorbeeld wat het aanvaarden van een standpunt betreft, af te dwingen. Weber omschrijft macht als de waarschijnlijkheid dat een actor binnen een sociale relatie in de positie is om zijn wil door te drukken, ondanks eventuele weerzin van de andere partij (1978: 53).

Er zijn drie manieren waarop iemands gedrag en/of attitude kunnen worden beïnvloed, namelijk: dwang, persuasie en autoriteit (Stevanovic 2013: 15). Dwang wordt daarbij gezien als de zwakste vorm van sociale macht omdat de gedachten en attitude van de ondergeschikte partij onveranderd (kunnen) blijven (Stevanovic 2013: 15). Voor persuasie gaat dit niet op. Persuasie kan worden gedefinieerd als het door middel van argumentatie overreden van anderen om te denken of te handelen zoals de actor wenst (Stevanovic 2013: 15). Wanneer iemand gepersueerd is, handelt hij, intrinsiek gemotiveerd, uit vrije wil (Stevanovic 2013: 15).

In het geval van de ad baculum-drogreden is er dus sprake van dwang die wordt gepresenteerd als autoriteit. Deze zet is drogredelijk, omdat het inzetten van autoriteit niet onder de persuasie (het overreden door middel van argumenten) valt. In een discussiesituatie is van bovengenoemde manieren om gedrag en/of attitude te

(19)

beïnvloeden alleen persuasie een redelijke manier om het standpunt aanvaard te krijgen.

Hoewel autoriteit gaat over de aanvaarding van iemands recht om voor te schrijven wat gedaan of gedacht moet worden, is autoriteit beslist niet hetzelfde als dwang. Dwang wordt juist veroorzaakt door een gebrek aan autoriteit en ondermijnt de eventueel restererende autoriteit nog verder (Stevanovic 2013: 15). Om deze reden probeert men dwang te vermommen als legitieme autoriteit en de bedreiging van de ervaren vrijheid van anderen te minimaliseren (Stevanovic 2013) 15). Dwang en autoriteit hebben echter niets met persuasie te maken, aangezien persuasie gebruikmaakt van argumentatie. Dwang en autoriteit hoeven hiervan juist geen gebruik te maken (Stevanovic 2013: 15). De noodzaak om argumentatie in te zetten, wordt gezien als een handeling die de autoriteit verzwakt (Stevanovic 2013: 15). Autoriteit kan overslaan naar dwang, en dwang kan worden getransformeerd tot autoriteit (Stevanovic 2013: 17).

Wanneer de ad baculum-drogreden wordt ingezet als het legitiem laten gelden van autoriteit, wordt in een situatie waarin persuasie het probate middel zou zijn, gebruikgemaakt van dwang onder het mom van het hebben van autoriteit. Deze manoeuvre zou effectief kunnen zijn doordat deelnemers aan een conversatie ervan uitgaan dat de andere partij het samenwerkingsprincipe van Grice in acht neemt en er dus geen misbruik zal worden gemaakt van autoriteit.

3.4 Strategisch manoeuvreren met administratieve autoriteit en macht

De manieren waarop taalgebruikers strategisch kunnen manoeuvreren met drogredenen is mede-afhankelijk van de institutionele context waarbinnen zij dit doen. Zeker in de manoeuvre waar dit onderzoeksverslag om draait, spelen de conventies die gelden ten aanzien van het omgaan met autoriteit een grote rol. De partij die de drogreden begaat, zal hiermee rekening houden bij zijn keuze uit het topisch potentieel, de aanpassing aan zijn publiek en de presentatie van de uiting. De deontische rechten van een autoriteit beperken zich immers tot een bepaald veld (Stevanovic 2012: 298). Om te voorkomen dat de andere discussiepartij de drogreden doorziet, zal de partij met autoriteit dus op een specifieke manier strategisch moeten

(20)

manoeuvreren.

In deze paragraaf zal worden uiteengezet op welke manieren het strategisch

manoeuvreren met autoriteit en de ad baculum-drogreden kan worden toegepast. Het is daarbij niet nodig in te gaan op de verschillende conventies die binnen

verschillende institutionele contexten gelden. Wanneer strategisch gemanoeuvreerd wordt met autoriteit en de ad baculum-drogreden wordt immers niet langer gestreefd naar het behalen van het institutionele doel. Bovendien is er geen reden om aan te nemen dat men in verschillende contexten anders omgaat met het overschrijden van de grenzen waaraan autoriteit gebonden is. Wel is het voorstelbaar dat de mate van machtsafstand hierop van invloed is, hiermee is dan ook rekening gehouden bij de itemconstructie.

De verdedigingslijn die de partij met autoriteit uitzet om zijn standpunt aanvaard te krijgen, is in het geval van strategisch manoeuvreren met de ad baculum-drogreden het dreigen met negatieve consequenties die in verband worden gebracht met het niet-aanvaarden van het standpunt.

Wat de keuze uit het topisch potentieel betreft, wordt er dus niet voor gekozen een bepaald argumentatieschema in te zetten. Er wordt weliswaar een causaal verband gelegd tussen een sanctie en het niet aanvaarden van het standpunt, maar dit moet niet verward worden met het inzetten van causale argumentatie. Causale argumentatie vindt immers plaats in de argumentatiefase. Het dreigen met consequenties om het standpunt aanvaard te krijgen, voorkomt juist dat de argumentatiefase bereikt wordt, en vindt plaats in de confrontatiefase. Door de ad baculum-drogreden in te zetten, wordt het standpunt immers niet onderbouwd. De bedreiging moet de andere partij ertoe overreden het standpunt aan te nemen, maar de andere partij hoeft daarbij niet overtuigd te zijn van de juistheid van het standpunt. De taalhandeling argumenteren wordt in dit geval dus volledig overgeslagen.

In plaats van te beargumenteren waarom het standpunt in kwestie zou moeten worden aanvaard, worden negatieve gevolgen van het uitblijven van instemming benoemd. Er wordt dus voor gekozen de discussie in de kiem te smoren, in plaats van hem aan te gaan.

Binnen de keuze om de discussie door middel van een ad baculum-drogreden in de kiem te smoren, wordt ervoor gekozen de drogreden te rechtvaardigen uit naam van

(21)

een bepaalde administratieve autoriteit. Er wordt dus voor gekozen de bedreiging niet als clear case of bijvoorbeeld als goedbedoeld advies te presenteren. In plaats daarvan wordt geprobeerd de andere partij te intimideren door de administratieve autoriteit die de actor in een ander veld heeft, in te zetten.

Het publiek dat geprobeerd wordt te overreden met de ad baculum-drogreden wordt in het manoeuvreren met autoriteit uiteraard ook in ogenschouw genomen. Zoals in paragraaf 3.1 al werd beschreven, is het het publiek dat de autoriteit in wezen tot stand brengt. Wanneer een partij met een bepaalde autoriteit probeert een ander te overreden door een ad baculum-drogreden in te zetten, kan hij er dus voor kiezen zijn autoriteit te misbruiken. Hij weet immers dat zijn publiek hem (in principe) als autoriteit erkent binnen een bepaald veld. Dit maakt het voor de andere partij mogelijk moeilijker te weigeren het standpunt te aanvaarden.

Deze manoeuvre zal dus alleen ingezet worden tegen de doelgroep van de autoriteit. Een leraar zal de drogreden op deze manier bijvoorbeeld wel tegen zijn leerlingen kunnen gebruiken, maar niet tegen bijvoorbeeld zijn partner.

Wanneer iemand strategisch manoeuvreert met autoriteit en de ad baculum-drogreden, zal hij de presentatie van de drogreden afstemmen op de aard van de manoeuvre. Het feit dat deze persoon autoriteit heeft, zal worden benadrukt, evenals de onvermijdelijkheid van het volgen van een sanctie op het niet-aanvaarden van het standpunt. Het dreigen met de sanctie zal kortom als vanzelfsprekende handeling gepresenteerd worden, waarvoor de partij met autoriteit zich niet hoeft te

verantwoorden.

Er zullen kortom weinig solidariserende middelen worden ingezet en het verantwoorden van het bevel, commando of de eis zal uitblijven. Daarnaast zal geprobeerd worden te benadrukken dat de autoriteit zich uit naam van zijn autoriteit genoodzaakt ziet de sanctie op te leggen.

In deze paragraaf is getracht een beeld te schetsen van de manieren waarop strategisch gemanoeuvreerd kan worden met autoriteit en de ad baculum-drogreden. Met deze factoren is vanzelfsprekend rekening gehouden bij het construeren van de items die voor het onderzoek gebruikt zijn. In hoofdstuk vier zal hier nader op ingegaan worden.

(22)

4. Het onderzoek

Uit onderzoek 1 bleek dat gewone taalgebruikers de ad baculum-drogreden als minder onredelijk beoordelen wanneer men deze vermomt als goedbedoeld advies. In dit onderzoek wordt nagegaan of eenzelfde effect optreedt wanneer men de ad baculum-drogreden vermomt als redelijke uiting van administratieve autoriteit. De hypothese die daarmee getoetst wordt, luidt:

H1: De ad baculum-drogreden zal minder onredelijk gevonden worden dan clear cases wanneer hij gepresenteerd wordt als een redelijke uiting van administratieve

autoriteit.

In dit hoofdstuk zal worden verantwoord hoe het onderzoek is opgezet en uitgevoerd. Voor de compleetheid, en om bepaalde aanpassingen te verantwoorden, zal begonnen worden met een vergelijking tussen dit onderzoek en onderzoek 1. Vervolgens zal worden beschreven en verantwoord hoe de gebruikte items zijn geselecteerd en geconstrueerd. Ten slotte zullen de specifieke omstandigheden waaronder het onderzoek is uitgevoerd worden benoemd.

4.1 Vergelijking met eerder onderzoek naar de vermomming van de ad baculum-drogreden als goedbedoeld advies

Evenals in onderzoek 1 werd geprobeerd de ad baculum-drogreden te vermommen als een argumentatieve zet die overeenkomsten vertoont met de drogreden in kwestie. Bij zowel de ad baculum-drogreden als de redelijke uiting van administratieve autoriteit wordt immers gewezen op negatieve consequenties van ongewenst gedrag. Een groot verschil tussen deze vermomming en de vermomming als goedbedoeld advies ligt in de presentatie van de boodschap.

De redelijke uiting van administratieve autoriteit lijkt sterker op de ad baculum-drogreden, aangezien in beide gevallen duidelijk is dat de actor verantwoordelijk is voor de gevolgen waarmee gedreigd wordt. Het verschil in die verantwoordelijkheid ligt in het feit dat er in het geval van administratieve autoriteit sprake is van het recht de consequenties waarmee gedreigd wordt te doen laten volgen op bepaald ongewenst gedrag. De vermomming als goedbedoeld advies komt daarbij sympathieker over

(23)

doordat de actor het beste met de andere partij lijkt voor te hebben. Een

administratieve autoriteit daarentegen heeft met het welzijn van de andere partij weinig van doen. De beoordeling van de manoeuvre is dus in eerste plaats afhankelijk van de mate van gevoeligheid voor autoriteit van de gewone taalgebruiker.

Het lijkt aannemelijk dat de vermomming als goedbedoeld advies redelijker gevonden zal worden dan de vermomming als redelijke uiting van administratieve autoriteit, doordat de toon van het goedbedoelde advies vriendelijker is. Daarbij komt dat de relatie tussen de discussiepartijen bij de vermomming als redelijke uiting van

administratieve autoriteit onpersoonlijk is, waar die in het geval van de vermomming als goedbedoeld advies over het algemeen intiemer zal zijn. Een voorbeeld maakt het verschil in ervaring – van wat in wezen allebei het dreigen met gevolgen van het niet-aanvaarden van een standpunt is – wellicht beter voorstelbaar:

1. Ad baculum-drogreden vermomd als goedbedoeld advies

Twee collega’s zijn het niet eens over de organisatie van een bedrijfsuitje.

Collega 1: We gaan steengrillen, dat doen we al jaren en iedereen vindt het leuk. Collega 2: Ik ben het er niet mee eens, we hebben dat al zo vaak gedaan dat het zo langzamerhand gaat vervelen.

Collega 1: Als ik jou was, zou ik nu niet dwars gaan liggen, je wil niet dat je straks uit de feestcommissie gezet wordt.

2. Ad baculum-drogreden vermomd als redelijke uiting van administratieve autoriteit

De voorzitter van een feestcommissie en een lid van diezelfde commissie hebben een discussie over het jaarlijkse bedrijfsuitje.

Voorzitter: We gaan steengrillen, dat doen we al jaren en iedereen vindt het leuk. Lid: Ik ben het er niet mee eens, we hebben dat al zo vaak gedaan dat het zo langzamerhand gaat vervelen.

(24)

commissie nog eens moeten heroverwegen.

Het verschil tussen de vermomming van de ad baculum-drogreden als goedbedoeld advies- en die als redelijke uiting van administratieve autoriteit ligt dus in de machtsafstand, de sociale relatie tussen de partijen en de toon van de manoeuvre.

De theoretische achtergrond die als uitgangspunt dient voor het onderzoek maakt duidelijk dat er aanwijzingen zijn om te geloven dat ook het vermommen van de ad

baculum-drogreden als redelijke uiting van administratieve autoriteit effectief zou

kunnen zijn. Er zijn echter ook mogelijke obstakels gevonden die een dergelijk effect in de weg staan. Zo zou de beoordeling door gewone taalgebruikers niet geheel representatief kunnen zijn, doordat zij zich buiten de argumentatieve situatie vinden en zij niet de druk ervaren die een discussie met een autoriteit met zich meebrengt.

4.2 Itemconstructie

De items die voor het onderzoek gebruikt worden, bestaan ieder uit een korte omschrijving van de context om er geen twijfel over te laten bestaan dat de

fragmenten zich binnen een discussie afspelen. De fragmenten bestaan ieder uit drie gespreksbeurten. Voor dit laatste is gekozen om een zo natuurlijk mogelijke dialoog te creëren. De items hebben daarmee ieder de volgende vorm:

Discussiepartij 1: Standpunt + argument Discussiepartij 2: Standpunt + argument

Discussiepartij 1: Standpunt + redelijke argumentatie/redelijke uiting van administratieve autoriteit/ tu quoque-drogreden/ ad hominem

circumstantial-drogreden/verstopte ad baculum-drogreden/openlijke ad baculum-drogreden

Een andere keuze waarbij de natuurlijkheid van de dialoog leidend is geweest, is de manier waarop de discussiepartijen worden aangeduid. De discussiepartijen zijn

(25)

daarom niet slechts met een letter of nummer aangeduid, maar kregen een naam of de naam van een functie.

Voor dit onderzoek in het bijzonder is het belangrijk dat de aard van het standpunt niets te raden overlaat. Het dreigen met gevolgen is immers niet per definitie

onredelijk. Het is dus van belang dat het de proefpersonen duidelijk is of de dreiging met sancties zich binnen een argumentatieve context afspeelt. In de beschrijving van de context wordt daarom telkens expliciet benoemd dat het een verschil van mening betrof.

De proefpersonen wordt gevraagd telkens de laatste discussiebijdrage te beoordelen op redelijkheid. Onder deze laatste bijdragen zijn zes clear cases van de ad baculum-drogredenen en zes als redelijke uiting van administratieve autoriteit vermomde ad

baculum-drogredenen. Om een baseline te creëren om de vergelijking tussen redelijke

en niet-redelijke argumentatie te kunnen trekken, worden enkele fragmenten waarin enkel redelijk geargumenteerd wordt, toegevoegd. Daarnaast worden er fillers die andere drogredenen bevatten ter afleiding toegevoegd, om de validiteit te kunnen waarborgen. Het onderzoek Conceptions of Reasonableness (Van Eemeren et al. 2009) geeft inzicht in wat verwacht mag worden van de redelijkheidsbeoordeling door gewone taalgebruikers over de verschillende typen ad hominem-drogreden. Om deze reden is ervoor gekozen de fillers uitsluitend uit dit type drogreden te laten bestaan. De reeks discussiefragmenten die aan de proefpersonen is voorgelegd bestaat uit tweeënveertig items die als volgt zijn samengesteld: zes keer Clear cases van de ad baculum-drogreden, zes keer ad baculum-drogreden vermomd als redelijke uiting van administratieve autoriteit, zes keer redelijke argumentatie, zes keer redelijke uiting van administratieve autoriteit, zes keer ad hominem abusive, zes keer ad hominem circumstancial en zes keer ad hominem tu quoque.

De fragmenten werden in willekeurige volgorde aangeboden, waarbij er wel voor gezorgd werd dat er geen al te grote clusters van hetzelfde type argumentatieve zet ontstonden.

Het slagen van de vermomming van de ad baculum-drogreden valt of staat met de presentatie ervan. De drogreden zal zo gepresenteerd moeten worden, dat niet direct duidelijk is dat er sprake is van een drogreden. Het is verleidelijk hem daarom een beetje in te kleden met solidariserende middelen, maar de aard van de manoeuvre die

(26)

in dit onderzoek centraal staat, leent zich daar maar weinig toe. Door de zet als een verzoek of bewering te formuleren, zou de partij met autoriteit zijn status immers verzwakken doordat hij het min of meer aan de andere partij overlaat om te bepalen of er gehoor gegeven wordt aan de wens (Stevanovic 2013: 25). Dit laatste is uiteraard weinig efficiënt wanneer er eigenlijk een ad baculum-drogreden wordt ingezet.

Bovendien probeert de partij met autoriteit de ander te doen accepteren dat hij zijn autoriteit inzet buiten het veld waarbinnen die autoriteit geldt. Hij zal zijn

boodschap daarom zo moeten formuleren dat er zo min mogelijk ruimte is voor twijfel aan de deontische rechten die hij claimt. Om deze reden is ervoor gekozen de vermomming van de ad baculum-drogreden als redelijke uiting van administratieve autoriteit als onomwonden bevel, in gebiedende wijs, te formuleren.

Om te voorkomen dat de items in kwestie direct worden afgeschreven door een al te brute formulering zijn waar mogelijk verzachtende woorden toegevoegd. Zo werd de zin ‘Als u die hond nu niet aanlijnt, slinger ik u op de bon’ veranderd in: ‘Als u die hond nu niet aanlijnt, slinger ik u echt op de bon’.

Om te voorkomen dat de mate van machtsafstand zou leiden tot uiteenlopende resultaten, is ervoor gekozen de items in contexten te plaatsen waarbinnen de sociale afstand tussen de discussiepartijen ongeveer gelijk is. De items spelen zich binnen verschillende contexten af, om te voorkomen dat eventuele specifieke conventies binnen een bepaalde institutie de resultaten beïnvloeden. Daarnaast zijn de items waarin een clear case van de ad baculum-drogreden gepresenteerd wordt, zo

samengesteld dat er geen sprake is van een grote sociale afstand. Hiertoe is besloten om te voorkomen dat de vergeleken categorieën, op meer fronten dan alleen het feit dat er een ad baculum-drogreden begaan wordt, gelijkenissen vertonen. Dit zou de interne validiteit immers in het geding brengen.

Om te voorkomen dat de proefpersonen zich door persoonlijke voorkeuren of sentimenten zouden laten leiden bij de beoordeling van de fragmenten, is gekozen voor niet-controversiële standpunten. Het is immers indenkbaar dat proefpersonen bij wie het standpunt van een te beoordelen fragment gevoelig ligt, de argumentatie bij voorbaat als minder redelijk zal beoordelen. Om dezelfde reden is ervoor gekozen geen situaties in de items op te nemen waarbij de ene discussiepartij zich tegenover de andere discussiepartij over diens gedrag beklaagt.

(27)

Tot slot is ervoor gekozen om alleen appelerende standpunten in de items op te nemen. Hiervoor is ook weer gekozen met het oog op de natuurlijkheid van de dialoog. Het lijkt immers weinig voor de hand liggend om met een dreigement te reageren op een descriptief standpunt.

4.3 Afname onderzoek

Het onderzoek is afgenomen van studenten uit het eerste jaar van twee

HBO-opleidingen (Sociaal Juridische Dienstverlening aan de Hogeschool van Amsterdam, en Vrijetijdsmanagement aan Hogeschool InHolland). Er is voor HBO-studenten gekozen opdat de proefpersonen geen bekenden waren en zij hoe dan ook op die tijd en die plek een aanwezigheidsplicht te vervullen hadden. Daarbij komt dat studenten zich over het algemeen goed laten generaliseren en de groep redelijk homogeen van aard is. Deze kenmerken maken dat de externe validiteit zoveel mogelijk gewaarborgd wordt. Daarbij komt dat ook de kans op uitbijters in een dergelijke groep beperkt blijft. In totaal vulden 74 studenten de vragenlijst in.

Het onderzoek bestond uit een combinatie van het repeated measurement design en het multiple messages design. Dit houdt in dat alle proefpersonen alle fragmenten voorgelegd kregen, dus ook de fragmenten die alleen ter afleiding dienden, en dat er meerdere fragmenten aan de proefpersonen gepresenteerd werden.

De onafhankelijke variabele waarvan uit is gegaan, is of er een vermomde of openlijke ad baculum-drogreden in het fragment was opgenomen. De afhankelijke variabele werd gevormd door de redelijkheidsscore die de proefpersonen aan de fragmenten toekenden.

De proefpersonen werd vooraf niet meer verteld dan dat het onderzoek betrekking had op de redelijkheid van argumentatie. Er werd de proefpersonen gevraagd om op hun eerste ingeving af te gaan, de fragmenten niet te analyseren en telkens slechts de laatste discussiebijdrage – met daarbij de context en eerste twee discussiebijdragen in het achterhoofd, te beoordelen. De redelijkheidsscore kon worden aangegeven op een oplopende schaal van 1 tot 7, waarbij 1 voor ‘zeer onredelijk’ stond en een 7 aangaf dat de bijdrage ‘zeer redelijk’ gevonden werd. Een score van 4 betekende dat de bijdrage als neutraal (niet redelijk en niet onredelijk) beoordeeld werd. Verder werd

(28)

geëxpliciteerd dat het onderzoek anoniem was en dat er geen goede of foute antwoorden waren. Ook werd benoemd dat ervan uitgegaan kon worden dat de discussiepartijen niet logen.

(29)

5. Resultaten

In de tabel 1 worden de resultaten van het onderzoek weergegeven. De resultaten vormen de gemiddelden per categorie van argumentatie die in de vragenlijst werden opgenomen.

Tabel 1: Gemiddelde redelijkheidsscore voor redelijke argumentatie (=valid), de ad baculum-drogreden (=adbac), de als redelijk uiting van administratieve autoriteit vermomde ad baculum-drogreden

(=onrechtsanctie), de ad hominem abusive-drogreden (=abusive), de ad hominem circumstantial-drogreden (=circum), de tu quoque-drogreden (=tuquoque), de redelijke uiting van administratieve autoriteit (=redsanctie) per replicatie:

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

redelijk 3,83 6,67 5,1461 ,57998 adbac 1,33 4,67 3,0525 ,79537 onrechtsanctie 1,33 5,17 2,4589 ,71188 abusive 1,67 4,50 2,8721 ,61459 circumstantial 2,17 5,33 4,0913 ,66611 tuquoque 3,00 6,00 4,6758 ,74010 redsanctie 1,83 6,33 4,1438 ,81948 Valid N (listwise)

Uit tabel 1 valt af te lezen dat de proefpersonen redelijke argumentatie wat redelijkheid betreft over het algemeen hoger beoordeelden dan drogredelijke

argumentatie. Alleen de tu quoque werd redelijker gevonden dan de redelijke uiting van administratieve autoriteit). Dit was echter ook de uitkomst van het onderzoek ter afronding van de bachelor, waarvan de resultaten in tabel 2, op de volgende pagina, getoond worden. In dit eerdere onderzoek werd de redelijke tegenhanger van de vermomming gevormd door redelijke pragmatische argumentatie.

De scores van de drie varianten van de ad hominem-drogreden verhouden zich op dezelfde manier tot elkaar als ze in Conceptions of reasonableness (Van Eemeren et al. 2009) deden. De directe variant (abusive) wordt duidelijk het minst redelijk gevonden, gevolgd door de indirecte variant (circumstancial) en ten slotte de tu

(30)

quoque, die zoals gezegd zelfs redelijker gevonden werd dan de redelijke uiting van administratieve autoriteit.

Hieruit blijkt dat gewone taalgebruikers de grenzen van het dialectische kader intuïtief herkennen en daarnaar oordelen. Deze resultaten komen daarnaast ook overeen met het onderzoek van Van Eemeren, Garssen en Meuffels met betrekking tot het strategisch manoeuvreren met de ad hominem-drogreden (2012: 151). Deze overeenkomsten met eerdere onderzoeken versterkt de validiteit van de resultaten waarom het in dit onderzoek draait.

Tabel 2: Resultaten van het onderzoek ter afronding van de bachelor. Gemiddelde redelijkheidsscore voor de ad baculum-drogreden (=adbac), de verstopte ad baculum-drogreden (=verstoptadbac), de ad hominem

circumstantial-drogreden (=circum), de tu quoque-drogreden (=tuquoque), de redelijke argumentatie (=redelijk), de ad hominem abusive-drogreden (=abusive) en de redelijke pragmatische argumentatie (=pragmatisch), per replicatie

N Minimum Maximum Mean Std. Deviation

adbac 93 1,50 5,00 2,8065 ,70037 verstoptadbac 93 2,17 6,33 4,3889 ,85844 circum 93 2,33 6,33 4,3262 ,76452 tuquoque 93 3,17 6,50 4,5520 ,62986 redelijk 93 3,50 7,00 5,1667 ,60093 abusive 93 1,00 4,83 2,7348 ,76544 pragmatisch 93 3,83 7,00 5,7437 ,65596 Valid N (listwise) 93

Opvallend is dat de openlijke ad baculum-drogreden in zowel dit onderzoek als het onderzoek ter afronding van de bachelor redelijker gevonden werd dan de abusive ad

hominem-drogreden. Uit Conceptions of Reasonableness bleek immers dat de ad baculum-drogreden steevast als minst redelijke zet werd beoordeeld (Van Eemeren et

(31)

verstopte ad hominem-drogreden, waarbij de ad baculum-drogreden ook als op een na minst redelijke zet beoordeeld werd (2012: 151). De afwijkende uitkomst uit

Conceptions of Reasonableness is mogelijk toe te schrijven aan het feit dat er in dat

geval uitsluitend gebruikgemaakt werd van zogenaamde clear cases van de ad

baculum-drogreden waarbij ook fysieke bedreigingen in de fragmenten waren

opgenomen.

Wat vooral opvalt aan de resultaten in tabel 1, is de manier waarop de experimentele items zijn beoordeeld. De openlijke ad baculum-drogreden werd een relatief hoge score toegekend met afgerond een 3 op de zevenpuntsschaal. Verwacht werd dat de

ad baculum-drogreden vermomd als redelijke uiting van administratieve autoriteit

redelijker gevonden zou worden dan de openlijke variant, maar deze verwachting is niet uitgekomen. Met afgerond een 2.5 op de zevenpuntsschaal werd de vermomde variant van de drogreden een stuk minder redelijk gevonden dan de openlijke variant. Opvallend is ook de score van de redelijke uiting van administratieve autoriteit. Met afgerond een 4.1 op de zevenpuntsschaal werd deze redelijke tegenhanger van de onderzochte manoeuvre niet zo redelijk gevonden als verwacht had kunnen worden.

Een verklaring voor zowel het uitblijven van bevestiging van de hypothese, als de tamelijk lage score van de redelijke tegenhanger van de onderzochte zet, is de gevoeligheid voor, en attitude ten opzichte van autoriteit van de proefpersonen. In landen waar de sociale machtsafstand klein is, worden respect en gehoorzaamheid van bijvoorbeeld kinderen ten opzichte van hun ouders en leerkrachten in veel mindere mate verwacht, dan in landen waar de machtsafstand groot is (Hofstede 2005: 7). In deze landen, waar Nederland er een van is, wordt van kinderen verwacht dat zij leren op eigen benen te staan en experimenteren (Hofstede 2005: 7).

Ervan uitgaande dat de proefpersonen als kind al hebben geleerd op eigen benen te staan, kritisch te denken en hun eigen mening te vormen, lijkt het

aannemelijk dat zij zich kritisch verhouden ten aanzien van autoriteit. Het lijkt dan niet ondenkbaar dat autoriteit niet als een gegeven, maar als een flexibeler concept zien waarvan zij bij zichzelf te rade gaan of zij ten eerste de autoriteit op zich erkennen, en ten tweede of zij wat de autoriteit van hen vraagt redelijk vinden.

Bovenstaande in overweging genomen, is de uitkomst van het onderzoek mogelijk te verklaren. De hypothese werd opgesteld met de aanname dat de gewone

(32)

taalgebruiker de redelijke uiting van administratieve autoriteit per definitie als volkomen redelijk zou beoordelen (met een score van rond de 5 op de

zevenpuntsschaal). Nu blijkt dat dit niet het geval is, is het feit dat de onredelijke uiting van administratieve autoriteit nog veel minder redelijk gevonden wordt, weinig opzienbarend.

Dat de vermomde ad baculum-drogreden in dit geval zelfs nog onredelijker dan de open variant werd beoodeeld, is hiermee ook te verkaren. De onredelijkheid van de manoeuvre zit namelijk niet alleen in het feit dat er gedreigd wordt met consequenties van het niet aanvaarden van het standpunt alleen, maar ook in het feit dat een autoriteit – naar wie blijkbaar kritisch gekeken wordt – zijn macht misbruikt om de andere partij de mond te snoeren. Het gevoel van onrecht wordt daarmee vergroot, wat leidt tot een nog lagere beoordeling van de redelijkheid van de zet.

De mate van machtsafstand en de manier waarop Nederlandse taalgebruikers daardoor omgaan met autoriteit, verkaart mogelijk ook de opvallend grote

standaarddeviatie van de beoordeling van de redelijke uiting van administratieve autoriteit. Wanneer de proefpersonen de autoriteit en zijn gedrag inderdaad per situatie kritisch bekijken, kan het inderdaad zo zijn dat de zet per situatie verschillend beoordeeld wordt.

Het zou kunnen dat de manoeuvre in de argumentatieve praktijk wel het gewenste effect kan hebben. Dit zou dan toe te schrijven zijn aan de sociale druk die komt kijken bij het tegenspreken van een autoriteit. Ook persoonlijke belangen kunnen hierbij een rol spelen. Wanneer iemand afhankelijk is van de autoriteit voor

bijvoorbeeld het behoud van zijn baan, is de kans groot dat hij zich toch de mond laat snoeren door het machtsvertoon van de autoriteit. In dit onderzoek wordt echter gevraagd naar het oordeel over de redelijkheid van de zet. Deze staat uiteraard los van de vraag of de zet voorkomt en effectief is.

Uit het onderzoek is gebleken dat het niet effectief is om de ad baculum-drogreden te proberen te vermommen als redelijke uiting van administratieve autoriteit. In

tegenstelling tot de resultaten uit het onderzoek ter afronding van de bachelor, blijkt deze manoeuvre juist een averechts effect te beoogsten. Waar de vermomming van de

ad baculum-drogreden in het eerdere onderzoek met bijna 1.6 punt hoger werd

beoordeeld dan de openlijke variant, wordt de ad baculum-drogreden vermomd als redelijke uiting van administratieve autoriteit juist met bijna een halve punt lager

(33)

beoordeeld op de zevenpuntsschaal.

De iets hoger uitvallende score van de openlijke ad baculum-drogreden in dit

onderzoek ten opzichte van de eerdere onderzoeken, is mogelijk te verklaren door de relativiteit van de score. Het is mogelijk dat de proefpersonen de openlijke ad

baculum-reden weliswaar behoorlijk onredelijk achtten, maar dat zij hem iets hoger

beoordeelden op de zevenpuntsschaal doordat zij de vermomde variant nóg onredelijker vonden.

(34)

6. Conclusie

De argumentatieve praktijk en de resultaten uit onderzoek naar de

redelijkheidsbeoordeling van de ad baculum-drogreden door gewone taalgebruikers, laten een discrepantie zien tussen de manier waarop zij de drogreden enerzijds structureel van de hand wijzen, en de drogreden anderzijds toch in het dagelijkse taalgebruik opduikt en effectief blijkt. Dit verschil is eerder verklaarbaar gebleken aan de hand van het fenomeen strategisch manoeuvreren. Uit eerder onderzoek bleek namelijk dat de ad baculum-drogreden zich effectief laat vermommen als

goedbedoeld advies.

Aangezien gebleken is dat gewone taalgebruikers de grenzen van het dialectisch kader intuïtief aanvoelen, zullen discussianten de ad baculum-drogreden in de praktijk meestal niet onomwonden presenteren. Het zou immers weinig effectief zijn om onomwonden een drogreden in te zetten die over het algemeen zo duidelijk wordt afgekeurd. Wanneer de ad baculum-drogreden werd vermomd als goedbedoeld advies bleken gewone taalgebruikers echter wel voor de drogreden te vallen.

In dit onderzoek werd nagegaan of er met de ad baculum-drogreden op nog een andere manier strategisch gemanoeuvreedrd kon worden, namelijk door hem te vermommen als redelijke uiting van administratieve autoriteit.

Verondersteld werd dat gewone taalgebruikers de redelijke uiting van administratieve autoriteit een hoge redelijkheidsbeoordeling zouden toekennen. Uitgaande van die veronderstelling, werd ook verondersteld dat gewone taalgebruikers zich mogelijk om de tuin zouden laten leiden door de ad baculum-drogreden als een dergelijke uiting te vermommen.

Uit de resultaten van het onderzoek bleek dat de proefpersonen zich niet alleen niet door de manoeuvre lieten overtuigen, maar dat zij de vermomde variant van de ad

baculum-drogreden nog minder redelijk vonden dan de onomwonden variant.

Bovendien werd de redelijke uiting van administratieve autoriteit ook niet zonder meer als redelijk beoordeeld. Met een neutrale score en een hoge standaarddeviatie lijkt het erop dat de proefpersonen per fragment hebben beoordeeld of ze het gedrag

(35)

van de autoriteit redelijk vonden. Deze gegevens kunnen worden verklaard aan de hand van de sociale machtsafstand die in Nederland klein is. In landen waar de machtsafstand klein is, wordt kinderen zelfstandigheid en experimenteren aangeleerd. Dit kan ertoe leiden dat zij daardoor leren ook kritisch om te gaan met autoriteit, wat erin resulteert dat deze niet zonder meer aanvaard wordt en per situatie wordt

beoordeeld.

Dat de ad baculum-drogreden vermomd als redelijke uiting van administratieve autoriteit nog minder redelijk wordt gevonden dan de openlijke variant van de

drogreden ligt mogelijk in het feit dat de zet op twee vlakken onredelijk gevonden kan worden. Niet alleen de poging om de tegenpartij de mond te snoeren door het dreigen met geweld, maar ook het feit dat daartoe misbruik van autoriteit gemaakt wordt, kan als onaanvaardbare zet gezien worden.

De overige resultaten uit het onderzoek kwamen overeen met de resultaten die in eerdere onderzoeken al naar voren kwamen. De tu quoque leunde iets dichter naar redelijkheid dan onredelijkheid, de directe variant van de ad homimen-drogreden werd het minst redelijk gevonden. De openlijke ad baculum-drogreden werd iets minder onredelijk gevonden dan de directe ad hominem-drogreden, gevolgd door de indirecte variant. De redelijke argumentatie werd, evenals in eerder onderzoek als tamelijk redelijk beoordeeld.

De hypothese die aan dit onderzoek ten grondslag lag, is hiermee gefalsifieerd. De ad

baculum-drogreden wordt niet minder onredelijk gevonden wanneer deze wordt

gepresenteerd als redelijke uiting van administratieve autoriteit. De factor autoriteit lijkt er zelfs voor te zorgen dat er extra kritisch naar argumentatie gekeken wordt. Dit betekent echter niet dat de manoeuvre niet voorkomt in de argumentatieve praktijk. Het is goed mogelijk dat de zet door factoren als sociale druk en persoonlijke

belangen ervoor zorgen dat het onrechtmatig dreigen met sancties evengoed voorkomt en effect heeft. In dit onderzoek werd echter slechts gekeken naar het

redelijkheidsoordeel van deze zet. De vraag of de zet wel of niet voorkomt in de praktijk en effectief is, kan aan de hand van een op deze manier opgezet onderzoek niet beantwoord worden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ten slotte is het team waarin een respondent werkzaam was in de analyse opgenomen. Deze analyse konden wij niet verrichten met behulp van de observatiegegevens vanwege de manier

Verder hebben de Verordening en de wet gevolgen voor burgers die planten of plantaardig materiaal willen binnenbrengen binnen de EU.. De Verordening stelt regels met betrekking

De procedure wordt nu voornamelijk ingezet door aanbestedende diensten in de speciale sectoren waar al meer vrijheid is om voor deze procedure te kiezen.. De

Indien in het antwoord niet verwezen wordt naar de dood van Orpheus, geen scorepunt toekennen..

Voor onze systematische stijlanalyse richten wij ons op de pleidooien die de advocaten van Van Gelder (Cor Hellingman) en van NOC*NSF (Haro Knijff) voor het kort geding

Het grootste deel van deze uitbesteding, circa driekwart van alle kosten voor uitbestede administratieve lasten, is ingegeven door een verplichting die de overheid aan de burger

Het vierde kabinet Balkenende wil onnodige regeldruk aanpakken. Daarbij kunt u denken aan het verminderen van regeldruk bij burgers en bedrijven maar ook medeoverheden, zoals

In deze situatie zouden de premissen van Fodors redenering waar zijn en de conclusie onwaar: alle diepe theorieën (dat is dan alleen de kwantum-.. mechanica) gaan over