• No results found

Tracks en tempo : voert cannabis de boventoon? : een studie naar processen rondom muziek, identiteitsvorming en druggebruik in de Amsterdamse techno-scene

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tracks en tempo : voert cannabis de boventoon? : een studie naar processen rondom muziek, identiteitsvorming en druggebruik in de Amsterdamse techno-scene"

Copied!
59
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tracks & Tempo: voert cannabis de boventoon?

Een studie naar processen rondom muziek, identiteitsvorming en druggebruik in

de Amsterdamse techno-scene

Bron: Beatmakershq

Hannah Kooke (10058680) Eerste begeleider: Chip Huisman Bachelorscriptie Sociologie Tweede begeleider: Thijs Bol

(2)

2

Tracks & Tempo: voert cannabis de boventoon?

Een studie naar processen rondom muziek, identiteitsvorming en druggebruik in

de Amsterdamse techno-scene

Bachelorscriptie Sociologie Hannah Kooke (10058680)

Email: hannah_kooke@hotmail.com Eerste begeleider: Chip Huisman Tweede begeleider: Thijs Bol Juni 2015

(3)

3

Inhoudsopgaven

1. Introductie 4

2. Literatuur 7

2.1. Muziek(scene), identiteit en druggebruik 7

2.2. Lichaam en druggebruik 9

2.3. Verwachtingen 10

3. Methodologie 11

3.1. Mixed Methods: Embedded design 11 3.2. Antenne Amsterdam: kwantitatieve data 12

3.2.1. Dataset 13

3.2.2. Vragenlijst 14

3.3. ‘Tracking’ Techno: kwalitatieve data 14 14

4. Kwantitatieve resultaten 19

4.1. Dataset 19

4.2. Blowpatroon: hoe vaak en waar? 20

4.3. Muziek en cannabis 22

4.4. Techno 23

4.4.1. Techno en cannabisgebruik: hoe vaak? 23 4.4.2. Techno en cannabisgebruik: waar? 24

4.5. Electronic Dance Music 26

4.5.1. EDM en cannabisgebruik: hoe vaak? 26 4.5.2. EDM en cannabisgebruik: waar? 28 4.6. Samenvatting kwantitatieve resultaten 30

5. Kwalitatieve resultaten 31

5.1. Identificatie en parapluterm 32 5.2. Cannabisgebruik en subculturele distinctie 34

5.3. Cannabis: de (after)partydrug 37 5.4. Muziekbeleving en lichamelijkheid 39

6. Overzicht resultaten 42

7. Discussie en significantie 44

7.1. Sample 44

7.2. Vraagstelling Antenne Amsterdam 44 7.3. Kwalitatieve dataverzameling 45 7.4. Verbinding kwantitatieve met kwalitatieve data 46

8. Conclusie 47

8.1. Blowen en muziekvoorkeur 48

8.2. Pluriforme subculturen: de paradox 49

8.3. Blowen op ‘de after’ 50

8.4. Dance & Drugs: een verweven geheel 40

9. Literatuurlijst 52

(4)

4

1. Introductie

In de Amsterdamse uitgaanswereld bestaan er verschillende ‘muziek-scenes’ (Nabben 2010). Onder de parapluterm Electronic Dance Music (EDM) vallen onder andere de techno, tekno en house. Tussen deze scenes zijn er weliswaar overeenkomsten in muziek, maar ook verschillen (Kooke 2015). De popularisering van deze muziekscenes gaat geregeld hand in hand met een sterk drugs georiënteerde uitgaanscultuur, waarbinnen muziek zonder druggebruik ondenkbaar is geworden (Shapiro 1988). Deze samenhang tussen muziek en druggebruik is door (drugs)onderzoekers veelvoudig beschreven (Nabben 2010). Binnen bepaalde subculturen beïnvloeden muziek en druggebruik gezamenlijk geregeld de muziekbeleving (ibid.). Deze relatie tussen muziek en druggebruik is in het subculturele domein ‘Electronic Dance Music’ (EDM) terug te zien; hierbinnen laat het gebruik van partydrugs haar directe weerslag laten zien op de beleving van ritme (Benschop et al.: 2009). Binnen dit domein vallen verschillende muziekgenres die zich als subculturele uitingen doen gelden, waar techno er een van is.

De subculturele uitingen die muziekgenres uitstralen, zijn te linken aan kapitaalvormen of specifieker aan het ‘subculturele kapitaal’ (Thornton 1995). Er is binnen subcultureel kapitaal een bepaalde logica te herkennen: deze houdt verband met symbolen, praktijken en mechanismen die domineren binnen een bepaalde ‘scene’. Dit laat zich kennen als een proces waarbij het kapitaal binnen een subcultuur samenhangt met de identificatie met bepaalde gebruiken (ibid.). Degenen die zich identificeren met deze subcultuur en een aanspraak doen op dit sociale kapitaal, hebben een bepaalde waardering ten opzichte van deze symbolen en gebruiken (ibid.). Deze identificatie staat regelmatig in relatie tot en tegelijkertijd in contrast met subculturele uitingen die aan de eigen subcultuur liëren. Zoals een distinctiemechanisme zou doen verwachten domineren er bepaalde gebruiken en hangen deze samen met ‘tegenreacties’ ten opzichte van de aanverwante scene.

(5)

5

Binnen de logica’s van subculturen is de conceptualisering van ‘lichamelijkheid’ in relatie tot muziek en cannabisgebruik een gebied van onderzoek. Hoe cannabisgebruik zich verhoudt tot processen rond identiteit wordt in de theorie beschreven aan de hand van de invloed die contextuele invloeden hebben op de beleving van drugs. De ‘lichamelijke’ ervaringen hangen samen met onder andere de invloed van muziek en omgeving en worden verwerkt in de beleving van het individu (Duff 2008). Deze interactie tussen identiteit en symbolen van lichamelijkheid en levensfasen vertalen zich in bepaalde gebruik- en ervaringspatronen van cannabis (Lyons, Emslie & Hunt 2014; Weinberg & Newmahr 2015).

In de theorie worden bepaalde logica’s en distinctiemechanismen aan subculturen toegekend die zich rondom EDM beperken tot het gebruik van harddrugs. Hoe de beleving van muziek binnen deze scene (of eigenlijk: scenes) in relatie zou staan met cannabisgebruik en processen rondom identiteitsvorming, is nog onvoldoende belicht. Ook is er nog onvoldoende kennis over processen die de relatie tussen bepaalde muziekgenres, identiteit, lichamelijkheid en cannabisgebruik beschrijven. Niet alleen op een meer medisch vlak waarbij deze lichamelijkheid zich vertaalt in de ervaring van muziekritme en snelheid (beats per minuut) op het individu, maar ook hoe deze ervaring van muziek zich verhoudt tot andere subculturele muziekvormen wekt de interesse. Om de bovengenoemde redenen zal er in dit onderzoek informatie worden gewonnen over de processen rond muziek en identiteit van cannabisgebruikers om een dieper begrip te krijgen van de ervarings- en gebruikspatronen die hier mogelijk mee samenhangen. Hoe de gebruikspatronen van cannabis binnen deze party-scenes zich uit kristalliseren is nog redelijk onbekend terrein, wat interessant kan zijn voor een volledig begrip van de betekenis die drugs hebben binnen de Techno- en EDM-scene van Amsterdam. De onderzoeksvraagstelling luidt als volgt:

Hoe verhoud cannabisgebruik zich tot het proces van identiteitsvorming binnen de Amsterdamse Techno scene?

(6)

6

Ook tracht deze scriptie de volgende deelvragen te beantwoorden aan de hand van dit Mixed Methods onderzoek in samenwerking met het Bonger Instituut:

In hoeverre verschilt het gebruik van cannabis tussen verschillende subgenres van de Amsterdamse Electronic Dance Music-scene?

In hoeverre verschilt de ervaring van cannabis tussen verschillende subgenres van de Amsterdamse Electronic Dance Music-scene? En in hoeverre spelen er onderlinge distinctiepatronen (wij-zij contrasten) een rol?

In hoeverre bestaat er een relatie tussen lichamelijkheid en de ervaring en het gebruik van cannabis binnen de Amsterdamse Electronic Dance Music-scene?

De structuur van dit bacheloronderzoek is ingedeeld in een zevental hoofdstukken waarbij er een overzicht wordt gegeven van het Mixed Methods onderzoek dat er in samenwerking met het Bonger Instituut tot stand is gekomen. Beginnend bij de theoretische inbedding, de methodologie en zowel de kwantitatieve als kwalitatieve data analyse, wordt er een discussie en conclusie gerealiseerd. De kwantitatieve data-analyse is gebaseerd op een sample van 163 Amsterdamse coffeeshopbezoekers die middels een Antenne vragenlijst zijn gegenereerd. Naast deze data is er kwalitatieve data verzameld door het uitvoeren van acht semigestructureerde interviews binnen de technoscene.

(7)

7

2. Literatuur

2.1 Muziek(scene), identiteit en druggebruik

Er is veelvoudig onderzoek gedaan naar de relatie tussen middelengebruik, muziek en subculturen. Zo bestaat er een bepaalde ‘sociale logica van subcultureel kapitaal’; dit vertaalt zich naar een proces waarbij het sociale kapitaal binnen een subcultuur de identificatie van individuen met een bepaalde ‘stijl’ of gebruiken (Thornton 1995). Personen die zich identificeren met een bepaald muziekgenre schrijven hier vervolgens bepaalde waarden aan toe. Deze waarden staan tegelijkertijd in relatie en geregeld in contrast met andere subculturele uitingen, zoals druggebruik (ibid.). Een techno liefhebber zal op deze wijze een andere logica hanteren rondom de gebruiken die er binnen de subculturele context bestaan van de subcultuur als de house liefhebber. Deze wij-zij dichotomie hangt samen met duidelijke distinctiemechanismen die de ervaring van muziek in relatie tot cannabisgebruik op een andere logica zullen aansturen. Hoe bepaalde distinctiemechanismen precies werken binnen de subcultuur van de muziekgenres techno en tekno is afhankelijk van de context van het ‘veld’.

De popularisering en trends die er binnen bepaalde subculturen voorkomen houdt verband met de doorslaggevende koppeling die er is tussen het ontstaan van jongerensubculturen en muziek (Nabben, 2010: 59). Onder andere onder invloed van globalisering is er een proces op gang gekomen waarin subculturele praktijken, productie en identiteiten in elkaar grijpen (Roberts 2004). Met name in de ‘clubscene’ ontstaan er binnen lokale en globale netwerken (sub)culturele elites, verbonden aan gespecialiseerde subculturele handelingen en daarmee gebruikspatronen rondom drugs (ibid.). Daarbij geldt ook dat met de popularisering van bepaalde muziek, een sterk drugs georiënteerde uitgaanscultuur gepaard gaat (Shapiro 1988). Zo is er bekend dat er in zowel de tekno- als technoscene muziekbeleving hand in hand gaat met (party)druggebruik dat samenhangt met de beleving

(8)

8

muziektempo (Benschop et al,. 2009). Het gebruik van (party) drugs is hiermee direct gelinkt aan bepaalde muziekvoorkeuren in de ‘clubscene’, waar Electronic Dance Music (EDM) ook onder te scharen is.

Hoe specifieke scenes die onder de term EDM thuis te brengen zijn zich verhouden tot het Amsterdamse uitgaansleven, verschilt. De wijze waarop bepaalde scenes waaronder techno, tekno en house zich verhouden tot muziekbeleving en druggebruik verschilt daarmee ook. De Nederlandse tekno scene kenmerkt zich door een subculturele ‘harde kern’ met een maatschappij kritische visie en afkeer van de meer gecommercialiseerde feesten waar de techno wereld zich mee identificeert (Nabben 2010). Bij deze ideologie horen in de lijn van het bijbehorende subculturele kapitaal bepaalde gebruiken zoals levensstijl en druggebruik. Op basis van de onderlinge distinctie tussen bijvoorbeeld de techno en tekno subcultuur zijn concepten als ‘underground’ en ‘mainstream’ te verbinden. De onderlinge distincties rondom muziekbeleving kennen hun vertaalslag in een reeks gebruiken die domineren in de subcultuur en een afkeer van de gebruiken van een conflicterende scene. Iemand die zich identificeert met een ‘underground’ scene zal geneigd zijn negatieve connotaties te geven over de mainstream feesten en gebruiken die hier bij komen kijken. Ook het gebruik van drugs kan binnen deze dichotomie leiden tot verschillende opvattingen die tussen scenes kunnen conflicteren. Op basis van deze onderliggende wij-zij verhouding onderschrijft de literatuur conflicterende gebruiken, waaronder een specifieke houding ten opzichte van bepaalde (party)drugs. Ook de distinctie binnen de waardering van cannabis is op basis van onderlinge verhoudingen te analyseren. Onder andere de non-conformistische bril van de ‘underground’ scene, zou kunnen bijdragen aan een afwijkend patroon op het gebied van cannabisaanschaf (Nabben 2010). Met deze non-conformistische benadering zou het zelf kweken van wiet een logica zijn die wordt gehanteerd in bepaalde subculturen (ibid.).

(9)

9

2.2. Lichaam en druggebruik

Er zijn bepaalde contextuele invloeden die samenhangen met de beleving van drugs in de zin van ‘gebruik’ en ‘genot’; deze ervaringen hangen sterk samen met de omgeving en tegelijkertijd het lichaam (Duff 2008). In de subculturele hoek van de techno en EDM scene is bekend dat er een bepaalde samenhang bestaat tussen het gebruik van ‘partydrugs’, muziek en uitgaanscultuur. In deze clubscenes liggen muziektempo’s van techno al gauw rond de 120-140 en van tekno rond de 120-140-160 ‘beats per minuut’. Dat er tijdens deze feesten specifieke partydrugs, meet een oppeppend of wat hallucinerend effect worden gebruikt is te verwachten. Welke ervaringen en conceptualiseringen er heersen binnen en tussen bepaalde scenes, is nog vrij onbelicht gebleven voor cannabis en de relatie tot partydrugs.

Hoe er gedurende een feest vorm wordt gegeven aan druggebruik in relatie tot cannabis op een feest is voor de techno- en EDM-scene vrij onbekend. Welke logica’s er binnen de techno- en EDM scene domineren rondom cannabis en partydrugs, is onbelicht gebleven. Identiteit, lichamelijkheid en cannabisgebruik verhouden zich tot elkaar in direct verband met de (sociale) omgeving. Identiteit, lichamelijkheid en tot op bepaalde hoogte een notie van seksualiteit spelen een rol en interacteren (Weinberg & Newmahr 2015). Deze interactie tussen identiteit, het gebruik van symbolen en lichamelijkheid bepalen tot op zekere hoogte het de ervaring het gebruik van middelen. Hoe de omgeving (hier: scene) betekenis geeft aan cannabisgebruik op of na een feest, kent een sociaal component. Naast de dominerende werking die logica’s binnen een scene hebben en zich afzetten tegen de ander, is er ook een wisselwerking te zien tussen ‘in de scene’ en ‘buiten de scene’. Deze wisselwerking tussen individu en omgeving staat ook bekend als de concepten ‘frontstage’ en ‘backstage’ (Goffman 1959; Weinberg & Newmahr 2015). Zij laten zien dat het handelen van een individu in relatie staat tot de sociale omgeving. Naast de subculturele notie, is de vraag in hoeverre druggebruikers open zijn in bepaalde sociale situaties en welke logica’s

(10)

10

hieraan te verbinden zijn. De subculturele uitingen die muziekgenres uitstralen, zijn te linken aan kapitaalvormen of specifieker aan het ‘subculturele kapitaal’ (Thornton 1995). Net zoals binnen het klassieke kapitaal van Bourdieu, is er binnen subcultureel kapitaal een bepaalde logica en distinctiedrift af te leiden waarmee men onderscheid maakt tussen ‘binnen’ versus ‘buiten’ de groep en ‘underground’ versus ‘mainstream’ (ibid.).

2.3. Verwachtingen

Op basis van de literatuur wordt verwacht dat er een relatie tussen muziek(snelheid) en de ervaring van cannabis bestaat. De muziektempo’s die toe te schrijven zijn aan bepaalde genres binnen de Electronic Dance Music (EDM) verschilt. De subgenres die onder de noemer EDM te scharen zijn, kennen verbinding met een sterk drugs georiënteerde uitgaanscultuur en hoge muziektempo’s (Shapiro 1988). Onder andere in de techno scene zou muziekbeleving hand in hand gaan met (party)druggebruik dat een invloed heeft op beleving van muziektempo (Benschop et al,. 2009). Er is bekend dat het gebruik van middelen zoals speed of coke, kan resulteren in oppeppend gevoel gevoel dat aansluiting vindt bij de snelle muziektempo’s die horen bij EDM. In hoeverre cannabis een typische keuze is op een techno feest is onbekend. Op basis van de literatuur wordt verwacht dat er binnen de EDM-scene (waaronder de technoscene) minder cannabis wordt gebruikt dan onder andere muziekgenres zoals bijvoorbeeld hiphop of reggae.

Er wordt verwacht dat de (non-conformistische) ‘underground’ muziekliefhebber binnen de EDM-scene andere gebruikslogica’s rondom partydrugs en cannabis te hanteren dan de ‘mainstream’ muziekliefhebber (Nabben 2010). Bepaalde drugs zijn aan de ene scene te linken en aan een ander niet per definitie. Ook wordt verwacht dat er tussen de scenes onderliggende wij-zij verhoudingen naar voren komen, reflecterend op (drugs)gebruiken binnen de scenes. Dit leidt ertoe dat de een scene ertoe geneigd is om zich te onderscheiden van een aan de eigen ‘scene’ verwante scene. Deze wij-zij dichotomie tussen de techno-,

(11)

11

tekno- en housescene laat zich kennen door bepaalde distinctiemechanismen, die fluïde van karakter kunnen zijn en kunnen overwaaien (ibid.) De legitimering van bepaalde symbolen en gebruiken vertaald zich ook naar verschillen in druggebruik tussen bepaalde scenes. Er wordt verwacht op basis van de literatuur zowel de techno-scene als andere scenes die onder EDM thuis te brengen zijn, bepaalde betekenisgeving hanteren ten aanzien van het cannabisgebruik, wanneer het volgt op het gebruik van partydrugs. Er wordt verwacht dat binnen de techno- en EDM-scene cannabis geregeld volgt op partydruggebruik omdat dit samenhangt met een bepaalde relatie tussen lichamelijkheid en identiteitsvorming (Weinberg & Newmahr 2015). Daarnaast wordt verwacht dat er binnen de genres die onder EDM worden geschaard, er verschillende logica’s domineren ten aanzien van het cannabisgebruik tussen frontstage (subculturele groep) en backstage (privé leven, familie) (Goffman 1959). Naar verwachting maakt men onderscheid in hoeverre er openlijk over druggebruik wordt gesproken ten opzichte van mensen die zich ‘buiten’ de (muziek)scene begeven (ibid.).

3. Methodologie

3.1. Mixed Methods: Embedded design

Dit onderzoek geeft een Mixed Methods karakter en is te ondervangen onder de noemer ‘Embedded Design’ (Creswell & Pliano Clark 2011: 71). Binnen dit onderzoek bestaan zowel een kwantitatieve als een kwalitatieve dataverzameling en interveniëren deze niet (ibid.). In zekere zin bestaan ze naast elkaar en ‘volgen’ niet op elkaar maar bewegen zich parallel binnen het onderzoek. Binnen dit design is er een zekere nadruk op een van de ‘strands’ (Creswell & Pliano Clark 2011: 91). In dit onderzoek naar cannabis staat het kwalitatieve deel van de dataverzameling centraal. De interviews zijn in die zin het leidende gedeelte en de Antenne vragenlijst van het Bonger Instituut is de volgende ‘strand’. De Antenne vragenlijst

(12)

12

toetst relevante variabelen voor de onderzoeksvragen zoals gebruikspatronen en muziekvoorkeur maar biedt onvoldoende verdieping om de begrippen subculturen, logica’s en distinctie te conceptualiseren en te analyseren. Deze kwalitatieve verdieping richt zich op de onderlinge verschillen in subculturen, subcultureel (cannabis)gebruik en (cannabis)ervaring in kaart te brengen. Ook de betekenis van het cannabisgebruik in relatie tot muziekbeleving en partydrugs zullen kwalitatief uitgediept moeten worden, gezien deze data niet beschikbaar is gesteld voor analyse door het Bonger Instituut. Het zwaartepunt van de data-analyse ligt bij de kwalitatieve strand van dit onderzoek. Vanuit een kwantitatieve uitgangsbasis volgt een analyse van een van de deelvragen. De hoofdvraag en resterende deelvragen benaderd dit onderzoek kwalitatief. Op basis van deze twee analyses, presenteert dit onderzoek de resultaten naast elkaar in hoofdstuk 7.

3.2. Antenne Amsterdam

De kwantitatieve data verzamelde een groep derdejaars Sociologie studenten van de Universiteit van Amsterdam. Gebruik makend van de Antenne vragenlijst van het Bonger Instituut is er getracht om van de veertig geselecteerde (niet-toeristische) coffeeshops, zo veel mogelijk respondenten te benaderen. Deze veertig coffeeshops zijn zodanig geselecteerd dat er rekening is gehouden met geografische spreiding onder verschillende stadsdelen van Amsterdam. Deel van dit veldwerk is om de coffeeshops te benaderen en toestemming te vragen om de vragenlijsten in de shop af te nemen. De grootste interesse ligt in de respons van de ‘halende’ coffeeshopbezoeker. Hiernaast zijn ook respondenten benaderd die in de coffeeshop ‘zitten’. De online enquête bestaat uit een variërend aantal vragen rondom drug-, alcohol- en tabaksgebruik. De lengte van de vragenlijst varieert, afgaand op het gebruikspatroon van de respondent. Wanneer de respondent aangeeft geen harddrugs te hebben gebruikt, vallen deze vragen weg.

(13)

13

3.2.1. Dataset

Allereerst is het databestand opgeschoond. De missende of onvolledig ingevulde data is verwijderd. Het databestand bestaat hierdoor uitsluitend uit volledig ingevulde vragenlijsten van Amsterdamse coffeeshopbezoekers tussen achttien en vijfendertig jaar oud. Omdat het voor dit onderzoek van belang is om te kijken naar zowel muziekvoorkeur als cannabisgebruik, zijn uitsluitend de respondenten meegenomen in de analyse die hebben geantwoord op de vraag: Naar welke muziek luister je het liefst tijdens het uitgaan?

Uit de dataset kunnen we opmaken dat 143 respondenten tussen de achttien en vijfendertig de vragenlijst volledig ingevuld hebben. De vragenlijst behelst tussen de vijftig en negentig vragen. Het totaal van correct ingevulde vragenlijsten bestaat uit 163, die verdeeld over verschillende Amsterdamse coffeeshops zijn verzameld. Omdat dit onderzoek zich richt op de processen rond muziekvoorkeur, identiteit, cannabisgebruik zijn er een aantal variabelen in de dataset die van belang zijn voor de kwantitatieve analyse. In SPSS zijn deze variabelen die theoretisch met elkaar in verband gebracht en geanalyseerd zoals dit in hoofdstuk 4 aan bod zal komen.

Overigens leidt de ‘gevoeligheid’ van bepaalde vragen uit de Antenne vragenlijst ertoe dat deze niet ter beschikking zijn voor analyse. Hier vallen ook de vragen onder rondom het gebruik van ‘partydrugs’. Omdat dit wel degelijk een focusgebied is van dit onderzoek, vanwege de associatie die er bestaat tussen druggebruik binnen de muziek-scenes techno en EDM, is het zaak om uit te wijken naar kwalitatieve verdieping. Ook de vragen rondom identiteit en muziekvoorkeur zijn te eenduidig in de Antenne vragenlijst om op basis hiervan een analyse te geven van deze concepten. Bovendien kan er op basis van de vraag rondom muziekvoorkeur, niet zonder kwalitatieve verdieping een concept als subcultuur hieraan worden verbonden. Dit alles leidt ertoe dat de nadruk van dit onderzoek niet op de kwantitatieve strand ligt, maar op de kwalitatieve dataverzameling.

(14)

14

3.2.2. Vragenlijst

De onderzoeksvraag die de kwantitatieve sectie van het onderzoek tracht te beantwoorden is: In hoeverre verschilt het gebruik van cannabis tussen verschillende subgenres van de Amsterdamse Electronic Dance Music-scene? Om te meten hoe vaak mensen blowen is de volgende vraag gesteld in de Antenne vragenlijst: Hoe vaak gebruik je wiet of hasj? Hierbij waren de volgende antwoordcategorieën mogelijk: [1.Dagelijks; 2. Vijf tot zes dagen per week; 3. Drie tot vier dagen per week; 4. Een tot twee dagen per week; 5. Minder dan een keer per week]. Om te meten waar mensen meestal blowen is de volgende vraag gesteld: Waar gebruik je meestal wiet of hasj?. Hierbij waren de volgende antwoordcategorieën mogelijk: [1.Thuis; 2. Bij vrienden of kennissen; 3. Café of Club; 4. Op straat, op een plein of in een park; 5. Op feestjes]. Om te meten welke muziekvoorkeur mensen hebben is de volgende vraag gesteld: Naar welke muziek luister je het liefst tijdens het uitgaan? Hierbij was de vraag open gesteld en werden de volgende muziekcategorieën die uit de antwoorden gefilterd: [1.Techno; 2.Tekno; 3.Hardstyle en Hardcore; 4.House; 5.EDM; 6.Overige Muziek]. De subgenres die onder techno te scharen zijn zoals ‘minimal techno’, zijn opgenomen in de categorie techno. Het genre Electronic Dance Music (EDM) is de verzamelnaam voor de elektronische genres die hierboven zijn opgesomd en dient als parapluterm waaronder al deze genres thuis horen.

3.3. ‘Tracking’ Techno: kwalitatieve data

De selectie van de populatie van ‘techno liefhebbers’ gebeurt op feesten die aan het muziekgenre gelieerd zijn, of raakvlakken bieden met Electronic Dance Music. Tijdens feesten met een wat ‘underground’ karakter worden respondenten benaderd en gevraagd om een interview in de erop volgende week. Hierbij is een zekere variatie in demografische gegevens zoals geslacht, leeftijd en opleiding van belang. Deze (vaak) techno feesten vinden

(15)

15

plaats op de locatie ‘Cruquiusgilde’ in Amsterdam Oost. De onderzoeksvragen die de kwalitatieve sectie van het onderzoek tracht te beantwoorden zijn:

Hoe verhoud cannabisgebruik zich tot het proces van identiteitsvorming binnen de Amsterdamse Techno scene?

In hoeverre verschilt de ervaring van cannabis tussen verschillende subgenres van de Amsterdamse Electronic Dance Music-scene? En in hoeverre spelen er onderlinge distinctiepatronen (wij-zij contrasten) een rol?

In hoeverre bestaat er een relatie tussen lichamelijkheid en de ervaring en het gebruik van cannabis binnen de Amsterdamse Electronic Dance Music-scene?

Om een kwalitatieve verdieping te krijgen op het gebied van subcultuur, cannabisgebruik, muziekvoorkeur en muziekbeleving analyseert dit onderzoek acht semigestructureerde interviews. Deze interviews worden vanzelfsprekend op een geschikt moment met de respondent worden afgenomen, waarbij wordt benadrukt dat het interview volledig anoniem is. Alleen de demografische gegevens worden opgenomen in de dataverzameling. Het semigestructureerde interview wordt afgenomen aan de hand van een zogeheten ‘Interviewguide’ zoals figuur 1 laat zien. Deze interviewguide tracht aansluiting te vinden op bepaalde kwantitatieve variabelen zoals deze voorkomen in de Antenne vragenlijst en probeert bepaalde concepten uit de diepen.

Gezien de leeftijd in de kwantitatieve dataverzameling is afgebakend tussen 18 en 35 jaar, zal dit ook in het kwalitatieve deel van analyse gelden. De demografische spreiding is bij het vinden van respondenten voor het semigestructureerde interview van belang. Voor deze afbakening is gekozen in het licht van onderscheid maken tussen studerend en werkende Amsterdammers. Daarnaast is deze kwalitatieve verdieping van deze leeftijdsgroepen nodig om processen rondom ‘lichaam’, gender(verschillen) en identiteit te begrijpen.

(16)

16 Figuur 1. Interviewguide

Introductie (op z’n minst):

 Mezelf introduceren (naam, leeftijd, studie, scriptie onderwerp, waarom, etc.)  Geïnteresseerd naar muziekvoorkeur (techno/tekno) en cannabisgebruik  Vragen of het gesprek opgenomen mag worden + vragen over anonimiteit.

1. Waardering muziek(scene): - Associatie

- Symbolen

- lengte van waardering

Introductie en initiële vraag:

- Welke muziek luisteren je wanneer je met vrienden bent/alleen bent? Luister je deze muziek thuis ook? Zo nee: wat luister je dan?

- Welke muziekstijl spreekt je (meer) aan: techno of tekno? Waarom?

- Zou je kunnen spreken van een ‘scene’ en

heb je het gevoel dat je hier deel van bent? (doorvraag: hoe ziet de scene eruit, waar komt men samen?)

- Hoe onderscheid jij zelf techno of tekno liefhebbers/de scene?

2. Herkomst Cannabis

Doel: inzicht krijgen in cannabisgebruik

Introductie en initiële vraag:

- Hoe vaak blow je? (hoe vaak per maand) - In welke gelegenheden? (thuis, vrienden, tijdens feestje, na feestje)

- hoe kom je aan je wiet/hasj?

Doorvraag:

Bij zelfkweek: doorvragen waarom/attitude tegenover coffeeshops/eigen gebruik of verkoop.

3. Ervaring Cannabis

Doel: Inzicht krijgen in cannabiservaring in relatie tot

muziek

Introductie en initiële vraag:

- hoe ervaar je het gebruik van wiet/hasj? - Welk gevoel krijg je?

- Hoe ervaar je muziek bij elke drug? Specifiek voor cannabis?

- Hoe vaak heb je de afgelopen maand geblowd? (van de 30 dagen, hoe veel waren blowdagen?)

- Hoe oud was je toen je voor het eerst blowde?

Doorvragen:

(17)

17

4. Relatie tot partydrugs

Doel:

- Inzicht in bepaalde logica cannabisgebruik in verhouding of in relatie tot partydrugs krijgen. - Inzicht krijgen in het druggebruik binnen een scene in relatie tot muziek.

Introductie en initiële vraag:

- Gebruik je bepaalde partydrugs op feesten? - Welke drugs worden er in jouw scene (techno of tekno) het meest gebruikt: maak een ranking Xtc, speed, coke, MDMA, Cannabis (Er mogen drugs die in de scene ook worden gebruikt, worden toegevoegd). - Hoe ziet deze volgorde er voor jou uit? - Wanneer gebruik je partydrugs? (doorvraag: kun je een situatie schetsen/voorbeeld geven)

- Hoe verhoudt het gebruik van partydrugs zich tot het luisteren naar bepaalde muziek?

- Hoe is dit specifiek voor techno/tekno muziek? - Welk gevoel/effect wil je krijgen (partydrugs)? - Hoe ervaar je de muziek op zo’n moment? - Gebruik je op zo’n moment ook cannabis? (zo ja: - Hoe ervaar je muziek dan?) Welk ‘gevoel’/effect wil je krijgen/bereiken?

- Gaan bepaalde (party)drugs goed samen met cannabis? Zo ja: waarom? Welk effect wil je bereiken?

- Hoe oud was je toen je voor het eerst partydrugs gebruikte?

Doorvragen:

- Bij cannabis in relatie tot partydrug: heb je wel eens last gehad van stemmingswisselingen of dat je even niet lekker in je vel zat na een feest? Hoe voelde je je op zo’n moment?

Indien moe en ‘moodswings’: Wat doe je eraan om je weer wat beter te voelen? Is het gebruikelijk om dan (de week volgend op een feest) cannabis te roken? Waarom wel/niet?

Kun je een voorbeeld geven of situatie schetsen? 5. Representatie

Doel: Inzicht verkrijgen in de openheid binnen de

scene en in het ‘dagelijkse leven’.

Introductie en initiële vraag:

- In hoeverre identificeer jij je met Techno/Tekno? - Wat denken mensen in jouw omgeving (of: scene) over bepaald druggebruik?

- Is je gebruik sinds je bent begonnen met partydrugs en cannabis veranderd? Waarom denk je van wel/niet? Doorvragen:

- Bij wie ben je open over het gebruik van cannabis en bij wie niet? Kun je een voorbeeld geven?

(18)

18

partydrugs en bij wie niet? Kun je een voorbeeld geven

Afronden interview: Dit waren de vragen die ik voor je had. Heb jij nog vragen of opmerkingen? Hartstikke bedankt!

6. Achtergrond van de respondent

Doel: Inzicht verkrijgen in de achtergrond van de

respondent in verhouding tot subculturele scene.

Introductie en vragen:

Kan je me iets vertellen over je achtergrond

- Nationaliteit:

- Nationaliteit ouders:

- Studerend/werkend/werkloos (bij werk: meer of minder dan 21 uur per week?):

- Wel/geen kinderen

- Geboortedatum

(19)

19

4. Kwantitatieve resultaten

4.1. Dataset

De kwantitatieve analyse van dit onderzoek richt zich op de gebruikspatronen rondom cannabis en hoe zich dit verhoudt tot bepaalde subgenres van Electronic Dance Music. Deze analyse richt zich zowel op het gebruikspatroon als de situatie waarin er cannabis wordt gebruikt. De deelvraag die de kwantitatieve sectie van dit onderzoek wil beantwoorden luidt:

In hoeverre verschilt het gebruik van cannabis tussen verschillende subgenres van de Amsterdamse Electronic Dance Music-scene?

Uit de dataset van de Antenne vragenlijst blijkt dat 143 respondenten de vragenlijst volledig ingevuld hebben. Om te meten hoe vaak coffeeshopbezoekers blowen is de volgende vraag gesteld in de Antenne vragenlijst: Hoe vaak gebruik je wiet of hasj? Hierbij waren de volgende antwoordcategorieën mogelijk: [1.Dagelijks; 2.Vijf tot zes dagen per week; 3.Drie tot vier dagen per week; 4.Een tot twee dagen per week; 5.Minder dan een keer per week]. De gemiddelde leeftijd van de coffeeshopbezoekers is in deze sample 25 jaar en het gemiddelde aantal keer dat men per week blowt is 4 a 5 dagen per week, zoals tabel 4.1. laat zien.

Tabel 4.1. Beschrijvende statistiek ‘leeftijd’ en ‘gebruikspatroon cannabis’

Hierbij is het belangrijk om te realiseren dat de variabele ‘gebruikspatroon cannabis’ een gecategoriseerde nominale variabele is waarbij de respondent in een van de vijf categorieën

Minimum Maximum Gemiddelde Standaard

afwijking Hoe vaak gebruik je wiet

of hasj?

Minder dan 1 keer per

week Dagelijks

5 a 6 dagen

per week 1,386

(20)

20

rondom gebruik vallen. De standaard afwijking van 1.386 geeft een standaardafwijking weer van 1,386 categorieën (standaarddeviaties) waarmee het gemiddelde mogelijk kan afwijken.

4.2. Blowpatroon: hoe vaak en waar?

Om te meten hoe vaak coffeeshopbezoekers blowen is de volgende vraag gesteld in de Antenne vragenlijst: Hoe vaak gebruik je wiet of hasj? Hierbij waren de volgende antwoordcategorieën mogelijk: [1.Dagelijks; 2.Vijf tot zes dagen per week; 3.Drie tot vier dagen per week; 4.Een tot twee dagen per week; 5.Minder dan een keer per week]. Uit de dataset blijkt dat van de sample (N=143) het grootste deel van alle respondenten (N=65) aangaf dat zij dagelijks blowen (zie tabel 4.2.). Dit werd gevolgd door drie tot vier dagen per week (N=28), vijf tot zes dagen per week (N=18), een tot twee dagen per week (N=17) en minder dan een dag per week (N=13). Uit deze gegevens blijkt dat het grootste percentage van de coffeeshopbezoekers (46.1%) een dagelijkse blower is en dat het kleinste percentage (9.2%) van de coffeeshopbezoekers minder dan een keer per week blowt.

Tabel 4.2. Gebruikspatroon cannabisgebruik.

Frequentie Percentage (%)

Dagelijks 65 46.1%

Vijf tot zes dagen per week 18 12.8%

Drie tot vier dagen per week 28 19.9%

Een tot twee dagen per week 17 12.1%

Minder dan een keer per week 13 9.2%

Missend 2 -

Totaal 143 100%

Inzage in de situatie waarin de respondenten het liefste blowen is te verkrijgen op basis van de vraag: Waar gebruik je meestal wiet of hasj?. Hierbij waren de volgende

(21)

21

antwoordcategorieën mogelijk: [1.Thuis; 2.Bij vrienden of kennissen; 3.Café of Club; 4.Op straat, op een plein of in een park; 5.Op feestjes]. De volgende tabel (tabel 4.3) laat zien hoeveel respondenten op bepaalde aangelegenheden aangaven dat zij wiet of hasj roken waarbij er slechts één categorie mocht worden aangekruist. De tabel laat zien dat het grootste deel van de coffeeshopbezoekers de voorkeur heeft om thuis hasj of wiet te roken (N=77), gevolgd door blowen in de coffeeshop (N=33), bij vrienden of kennissen (N=24), op straat, op een plein of in een park (N=6), café of club (N=2) en op een feestje (N=1). Uit deze gegevens blijkt dat het grootste percentage van de coffeeshopbezoekers (53.8%) meestal thuis cannabis gebruikt en dat het kleinste percentage (0.7%) van de coffeeshopbezoekers meestal cannabis gebruikt op een feestje.

Tabel 4.3. Situatie van cannabisgebruik.

Frequentie Percentage (%)

Thuis 77 53.8%

Bij vrienden of kennissen 24 16.8%

Coffeeshop 33 23.1%

Café of club 2 1.4%

Op straat, een plein of in een park 6 4.2%

Op een feestje 1 0.7%

Totaal 143 100%

Binnen de steekproef is er slechts één respondent die aangeeft op een feestje wiet of hasj te gebruiken en twee respondenten die aangeven meestal in een café of club wiet of hasj te gebruiken. Hieruit kan men opmaken dat er binnen deze sample 2.1% van de respondenten aangeeft tijdens op een uitgaansgelegenheid cannabis te gebruiken. Dit kwantitatieve resultaat laat zien dat in deze sample het de minst voor de hand liggende keuze is voor een

(22)

22

Amsterdamse coffeeshopbezoeker om op een uitgaansplek te blowen. In hoeverre dit resultaat te verbinden is aan een bepaalde muziekoriëntatie zal in paragraaf 4.3. worden geanalyseerd..

4.3. Muziek en Cannabis

Uit de sample is op te maken dat blowen op een uitgaansgelegenheid (café, club of feestje) de minst populaire keuze is voor de Amsterdamse Coffeeshopbezoeker. Om te meten welke muziekvoorkeur de coffeeshopbezoekers hebben werd de volgende vraag gesteld: Naar welke muziek luister je het liefst tijdens het uitgaan? Hierbij was de vraag open gesteld en kon de respondent meerdere muziekgenres aangeven. Vervolgens zijn uit de dataset de volgende muziekcategorieën gefilterd: [1.Techno; 2.Tekno; 3.Hardstyle en Hardcore; 4.House; 5.EDM; 6.Overige Muziek]. Tot overige muziek rekent dit onderzoek de muziekgenres die niet in te delen zijn onder de hierboven genummerde categorieën. Overigens is er slechts een selectie gemaakt van de eerste muziekvoorkeur. Wanneer er meerdere genres werden aangegeven door de respondent is er slechts het eerst genoemde muziekgenre meegenomen in de analyse. In hoeverre er een eventueel verband is tussen muziekoriëntatie en de keuze om in een bepaalde situatie te blowen, is gedaan door de muziekvoorkeuren te categoriseren en te verbinden aan cannabisgebruik en situatie van cannabisgebruik. Dit is voor zowel de

muziekcategorie techno (paragraaf 4.4) als voor de categorie Electronic Dance Music (EDM) in

paragraaf 4.5 gedaan. Door 143 respondenten werd de vraag die betrekking heeft op muziekvoorkeur ingevuld; degenen die de vraag onvolledig of niet hadden ingevuld zijn uit de sample gehaald. Ook respondenten die antwoorden met ‘maakt mij niks uit’ of ‘geen voorkeur’ zijn uit de sample gehaald. Dit achterliggende methodologische en theoretische argumentatie is dat deze respondenten niet een muziekvoorkeur hebben en daarom voor deze specifieke analyse naar muziekvoorkeur niet relevant zijn.

(23)

23

4.4. Techno

Uit de dataset blijkt dat er een variatie aan muziekvoorkeuren onder coffeeshopbezoekers bestaat. Om te weten in hoeverre Electronic Dance Music (EDM), en specifiek het genre techno met een bepaald gebruikspatroon van cannabis correleert, is muziekvoorkeur ingedeeld in categorieën die worden getoetst. De muziekcategorieën die uit de antwoorden van de sample zijn gefilterd zijn: ‘Techno’, ‘Tekno’, ‘Hardstyle en ‘Hardcore’, ‘House’ en ‘Overige Muziek’.

4.4.1. Techno en cannabisgebruik: hoe vaak?

Er is gekeken welk percentage van de 145 (N) respondenten aangaf het liefst techno te luisteren tijdens het uitgaan; dat komt overeen met een percentage van 8.2% zoals tabel 4.4 laat zien. Op de Antenne vraag Hoe vaak gebruik je wiet of hasj? waren de volgende antwoordcategorieën mogelijk: [1.Dagelijks; 2.Vijf tot zes dagen per week; 3.Drie tot vier dagen per week; 4.Een tot twee dagen per week; 5.Minder dan een keer per week]. Van de techno liefhebbers blijkt dat de percentageverdeling in verschillende gebruikspatronen nogal dicht bij elkaar ligt: in tabel 4.4. is te zien dat de grootste percentages van de techno liefhebbers dagelijks cannabis gebruikt (2.0%) of één tot twee keer per week (2.0%). Deze percentages worden gevolgd door drie gebruikspatronen met ieder een percentage van 1.4%. Het grootste percentage (44.8%) van de respondenten die geen affiniteit hadden met techno, gebruikt cannabis dagelijks en het kleinste percentage (9.1%) van deze respondenten gebruikte minder dan één keer per week cannabis.

(24)

24

Tabel 4.4. Cannabisgebruik en techno

Cannabisgebruik Techno

Ja Nee

Dagelijks 2.0% 44.8%

Vijf tot zes keer per week 1.4% 11.0%

Drie tot vier keer per week 1.4% 17.2%

Een tot twee keer per week 2.0% 9.7%

Minder dan een keer per week 1.4% 9.1%

Totaal 8.2% 91.8%

chi2:, sig, 4.027 0.402

N=145

De Chi-kwadraattoets wordt gebruikt om vast te stellen of voorkeur voor techno onafhankelijk is van cannabisgebruik. De is 4.027 met een significantie van 0.402. De significantie heeft een overschrijdingsgrens met een α van 0.05. De berekende

overschrijdingskans is voor techno in verband met cannabisgebruik 0.402 en daarmee niet significant. Hoewel er uit de kruistabel blijkt dat de verdeling van cannabisgebruikspatronen onder techno liefhebbers enigszins gelijk verdeeld is (gezien de percentages), is dit verschil met het ‘geen voorkeur voor techno’ hebben, niet groot genoeg om significant te zijn. Omdat deze lager is dan de kritische Chi-kwadraat en daarmee niet significant is, is dit verschil te wijden aan toeval. Daarmee is er geen significant verschil in het cannabisgebruik onder de respondenten die wel of niet het liefst techno luisteren tijdens het uitgaan.

4.4.2. Techno en cannabisgebruik: waar?

Naast cannabisgebruik is er gekeken naar de variabele ‘situatie van cannabis wordt gebruikt volgend uit de Antenne vraag: Waar gebruik je meestal wiet of hasj?. Hierbij waren de volgende antwoordcategorieën mogelijk: [1.Thuis; 2.Bij vrienden of kennissen; 3.Café of

(25)

25

Club; 4.Op straat, op een plein of in een park; 5.Op feestjes]. Van de respondenten die het liefst techno luisteren tijdens het uitgaan blijkt het grootste percentage (5.4%) meestal thuis wiet of hasj te roken zoals tabel 4.5 laat zien. Dit percentage wordt gevolgd door ‘bij vrienden of kennissen’ (2.0%) en ‘in de coffeeshop’ (0.7%). Onder de respondenten die in de categorie techno vielen werden de overige categorieën niet genoemd. Van de respondenten die niet in de categorie techno onder te brengen waren, gebruikte het grootste percentage (51.0%) wiet of hasj thuis. Dit percentage werd gevolgd door gebruik in de coffeeshop (21.1%); bij vrienden of kennissen (13.6%); op straat, een plein of in een park (4.1%); in een café of club (1.4%) en op een feestje (0.7%). Het is opvallend dat voor de gehele sample wiet of hasj in de minste mate in de uitgaanswereld wordt gebruikt; zowel voor de categorie ‘techno’ als ‘geen techno’ is dit een opvallende bevinding.

Tabel 4.5. Situatie van cannabisgebruik en techno

Situatie cannabisgebruik Techno

Ja Nee

Thuis 5.4% 51.0%

Bij vrienden of kennissen 2.0% 13.6%

Coffeeshop 0.7% 21.1%

Café of club 0.0% 1.4%

Op straat, een plein of in een park 0.0% 4.1%

Op een feestje 0.0% 0.7%

Totaal 8.1% 91.9%

chi2:, sig, 2.855; 0.722

(26)

26

De Chi-kwadraattoets geeft aan in hoeverre de voorkeur voor techno onafhankelijk is van de situatie waarin er cannabis wordt gebruik. De is 2.855 met een significantie van 0.722. De significantie heeft een overschrijdingsgrens met een α is 0.05. De berekende

overschrijdingskans is voor techno in verband met situatie van cannabisgebruik 0.722 en daarmee niet significant. De verschillen op het gebied van de situatie waarin men cannabis gebruikt tussen degenen die wel of geen techno voorkeur hebben, is niet groot genoeg om significant te zijn. Omdat de lager is dan de kritische Chi-kwadraat en daarmee niet significant is, zijn eventuele verschillen te wijden aan toeval. Daarmee is er geen significant verschil in de situatie van cannabisgebruik onder de respondenten die wel of niet het liefst techno luisteren tijdens het uitgaan.

4.5. Electronic Dance Music

Het overkoepelende muziekgenre Electronic Dance Music op basis van theoretische assumpties gecreëerd en in de kwantitatieve analyse zijn de categorieën ‘Techno’, ‘Tekno’, ‘Hardstyle, ‘Hardcore’ en ‘House’ onder de noemer EDM geschaard. Om te weten in hoeverre Electronic Dance Music (EDM) met bepaalde gebruikspatronen van cannabis samenhangt kijkt dit onderzoek naar hoe vaak men blowt en waar.

4.5.1. EDM en cannabisgebruik: hoe vaak?

Er is gekeken welk percentage van de 145 (N) respondenten aangaf het liefst muziek tijdens het uitgaan te luisteren dat onder de verzamelnaam EDM thuis is te brengen. Om te meten hoe vaak coffeeshopbezoekers blowen en tevens het liefst naar EDM luistert tijdens het uitgaan, is de volgende vraag gebruikt van de Antenne vragenlijst: Hoe vaak gebruik je wiet of hasj? Er is gekeken welk percentage van de 145 (N) respondenten aangaf het liefst EDM te luisteren tijdens het uitgaan; dat komt overeen met een percentage van 29.2% zoals tabel 4.6 laat zien. Op de Antenne vraag Hoe vaak gebruik je wiet of hasj? waren de volgende

(27)

27

antwoordcategorieën mogelijk: [1.Dagelijks; 2.Vijf tot zes dagen per week; 3.Drie tot vier dagen per week; 4.Een tot twee dagen per week; 5.Minder dan een keer per week].

Tabel 4.6. Cannabisgebruik en EDM

Cannabisgebruik EDM

Ja Nee

Dagelijks 11.7% 35.2%

Vijf tot zes keer per week 4.1% 8.3%

Drie tot vier keer per week 6.1% 12.4%

Een tot twee keer per week 2.8% 9.0%

Minder dan een keer per week 3.5% 6.9%

Totaal 29.2% 71.8%

chi2:, sig, 1.305; 0.860

N=145

Van de EDM liefhebbers blijkt dat de percentageverdeling er anders uitziet als bij de analyse die hiervoor is gedaan voor enkel techno. Voor de respondenten die onder de categorie techno thuis waren te brengen, lagen de percentages zeer dicht bij elkaar. Dit is wellicht te verklaren in relatie tot de sample grootte; de categorie techno behelst 8.2% van de respondenten en EDM wel 29.2%. Dat er nu meer spreiding te zien is door deze vergrootte sample is evident. Voor EDM, waar techno ook onder is geschaard in de volgende analyse, blijkt dat het grootste percentage dagelijks cannabis gebruikt (11.7%). Dit percentage wordt gevolgd door; drie tot vier keer per week (6.1%), vijf tot zes keer per week (4.1%), minder dan een keer per week (3.5%) en een tot twee keer per week (2.8%). Het grootste percentage (44.8%) van de respondenten die geen affiniteit hadden met techno, gebruikt cannabis dagelijks en het kleinste percentage (9.1%) van deze respondenten gebruikte minder dan één keer per week

(28)

28

cannabis. Van de respondenten die geen affiniteit hadden met EDM, was ook het grootste percentage weggelegd voor het dagelijks cannabisgebruik (35.2%). Dit komt overeen met zowel de gehele sample en techno categorie.

De Chi-kwadraattoets geeft aan in hoeverre de voorkeur voor EDM onafhankelijk is van de hoe vaak er cannabis wordt gebruik. De is 1.305 met een significantie van 0.860. De significantie heeft een overschrijdingsgrens met een α is 0.05. De berekende overschrijdingskans

is voor EDM in verband met cannabisgebruik 0.860 en daarmee niet significant. De verschillen op het gebied van hoe vaak men cannabis gebruikt tussen degenen die wel of geen EDM voorkeur hebben, is niet groot genoeg om significant te zijn en daarmee is er geen verschil aan te tonen. Omdat de lager is dan de kritische Chi-kwadraat en daarmee niet significant is, zijn eventuele verschillen te wijden aan toeval. Daarmee is er geen significant verschil in de cannabisgebruik onder de respondenten die wel of niet het liefst EDM luisteren tijdens het uitgaan.

4.5.2. EDM en cannabisgebruik: waar?

Ook voor EDM is er gekeken naar de situatie waarin de respondenten meestal wiet of hasj gebruiken volgend uit de Antenne vraag: Waar gebruik je meestal wiet of hasj?. Van de respondenten die tevens onder de noemer EDM te scharen zijn, blijkt het grootste percentage (17.0%) meestal thuis wiet of hasj te roken zoals tabel 4.7. laat zien. Dit percentage wordt gevolgd door ‘bij vrienden of kennissen’ (6.1%), in de coffeeshop (4.1%), op straat, een plein of in park (0.7%). Net als voor techno (zie paragraaf 4.5.1) gold, zijn er in de categorie EDM liefhebbers, geen respondenten die aangaven dat zij in een uitgaansgelegenheid meestal cannabis gebruiken. De respondenten die aangaven dit wel te doen, zijn noch onder de categorie techno, noch onder de categorie EDM thuis te brengen. Het is daarmee opvallend dat voor de gehele sample wiet of hasj in de minste mate in de uitgaanswereld wordt gebruikt;

(29)

29

zowel voor de categorie ‘techno’ als ‘geen techno’ is dit een opvallende bevinding. In hoeverre dit een methodologische oorzaak heeft, volgt in hoofdstuk 7.

Tabel 4.7. Situatie van cannabisgebruik en EDM

Situatie cannabisgebruik EDM

Ja Nee

Thuis 17.0% 39.5%

Bij vrienden of kennissen 6.1% 9.5%

Coffeeshop 4.1% 18.0%

Café of club 0.0% 1.0%

Op straat, een plein of in een park 0.7% 3.4%

Op een feestje 0% 0.7%

Totaal 27.9% 72.5%

chi2:, sig, 4.515; 0.478

N=147

De Chi-kwadraattoets geeft aan in hoeverre de voorkeur voor EDM onafhankelijk is van de situatie waarin er cannabis wordt gebruik. De is 4.515 met een significantie van 0.478. De significantie heeft een overschrijdingsgrens met een α is 0.05. De berekende overschrijdingskans

voor EDM in verband met situatie van cannabisgebruik is 0.478 en daarmee niet significant. De verschillen op het gebied van de situatie waarin men cannabis gebruikt tussen degenen die wel of geen EDM voorkeur hebben, is niet groot genoeg om significant te zijn. Omdat de lager is dan de kritische Chi-kwadraat en daarmee niet significant is, zijn eventuele verschillen te wijden aan toeval. Dat er in de categorie EDM geen respondent aangaf dat hij tijdens in uitgaansgelegenheid blowde is hiermee geen significant resultaat, maar toe te

(30)

30

schrijven aan toeval. Er is geen significant verschil in de situatie van cannabisgebruik onder de respondenten die wel of niet het liefst EDM luisteren tijdens het uitgaan.

4.6. Samenvatting van kwantitatieve resultaten

Samenvattend kan uit de resultaten worden opgemaakt dat er geen associatie bestaat tussen muziekvoorkeur (techno of EDM) en cannabisgebruik. Cannabisgebruik zijn hier geconceptualiseerd op basis van de hoeveel cannabis men gebruikt en in welke situatie men dit doet. Beide variabelen vertoonden geen associatie die significant is binnen deze sample. Uit de gehele sample bleek dat 46.1% dagelijks cannabis gebruikt en 53.8% dit het liefst thuis doet. Ook voor de liefhebbers van techno en EDM bleek dagelijks cannabisgebruik en thuis gebruiken de boventoon te voeren (zie tabel 4.4.; 4.5.; 4.6.; 4.7). Deze samenhang is echter niet significant te associëren met de muziekvoorkeur, vanwege een niet-significante Chi-kwadraat, en berust daarmee op toeval.

(31)

31

5. Kwalitatieve resultaten

De kwalitatieve sample bestaat uit acht interviews die zijn afgenomen onder techno luisteraars in Amsterdam. De thema’s die in de kwalitatieve dataverzameling centraal staan zijn:

muziekvoorkeur, cannabisgebruik, identiteitsvorming, distinctie en lichamelijkheid. Met het gebruik van deze thema’s zijn de volgende onderzoeksvragen die kwalitatief benaderd:

Hoe verhoud cannabisgebruik zich tot het proces van identiteitsvorming binnen de Amsterdamse Techno scene?

In hoeverre verschilt de ervaring van cannabis tussen verschillende subgenres van de Amsterdamse Electronic Dance Music-scene? En in hoeverre spelen er onderlinge distinctiepatronen (wij-zij contrasten) een rol?

In hoeverre bestaat er een relatie tussen lichamelijkheid en de ervaring en het gebruik van cannabis binnen de Amsterdamse Electronic Dance Music-scene?

Voor de kwalitatieve dataverzameling zijn twee vrouwen en zes mannen gedurende een half uur geïnterviewd volgens een vooraf opgestelde ‘interviewguide’(zie hoofdstuk 3). De acht semigestructureerde interviews zijn afgenomen onder respondenten die vallen in de

leeftijdscategorie achttien tot vijfendertig met een zekere spreiding van opleidingsniveau en leeftijd. De demografische gegevens van de acht respondenten zijn overzichtelijk

weergegeven in tabel 5.1. Hierin zijn het geslacht, de leeftijd, het opleidingsniveau, de studie of werk en de muziekvoorkeur opgenomen.

(32)

32

Tabel 5.1. Demografische gegevens van respondenten

Geslacht Leeftijd Opleidingsniveau Studie of werk Muziekvoorkeur(en)

R1 Man 23 MBO Studerend (Minimal) Techno, House

R2 Man 27 HBO Werkend Techno, Jazz, Funk, Tekno

R3 Vrouw 24 Universiteit Studerend Techno, Lounge

R4 Man 24 Universiteit Studerend Techno

R5 Man 25 MBO Werkend Techno

R6 Vrouw 21 Universiteit Studerend House, Techno

R7 Man 21 Universiteit Studerend Techno, House

R8 Man 35 Mavo Uitkering Techno, House

5.1. Identificatie en parapluterm

Er kwamen in de interviews verschillende subgenres van de Amsterdamse Electronic Dance Music-scene (EDM) aan bod. Opvallend genoeg kwam hier een pluriformiteit aan muziekvoorkeuren van de respondenten naar voren. Weliswaar was er een zekere affiniteit met techno en zijn de respondenten op basis van deze affiniteit geselecteerd, toch werden ook aan techno verwante stromingen binnen de ‘Elektronic Dance Music’ voorop gesteld. Om deze lijn van identificatie te doorgronden en te linken aan cannabisgebruik en eventuele distinctie, is eerst de focus gelegd op de mate waarin de respondent zich identificeert met een bepaald subgenre. Op de interviewvraag in ‘hoeverre identificeer jij je met de scene?’ kwamen uit de interviews diverse antwoorden naar voren. Uit meerdere interviews bleek dat de respondenten zich binnen de terminologie ‘techno’ gingen specificeren of zichzelf ook met andere muziekgenres identificeerden. Het onderstaande citaat laat zien dat de respondent een subcategorie toevoegt aan de technoscene, namelijk de ‘minimal techno scene’. Daarnaast geeft de respondent aan dat hij ook deel is van de house scene, hij beschrijft dat het deel zijn van een scene samenvalt met het naar elkaar toe trekken en een mate van fanatisme binnen de

(33)

33

status quo, die de respondent beschrijft als een subcultuur die ‘underground’ is. Niet alleen voelt deze respondent affiniteit met de minimal techno- en de housescene, maar schaart deze scenes onder een grotere noemer ‘de Amsterdamse feest-scene’.

Ik ben deel van de ‘minimal techno-scene’, ook wel van de house scene. Vaak zijn het de mensen die gepassioneerd in muziek zijn die hier bij horen. Iedereen die erin zit is fanatiek, actief binnen de scene. Het is echt een subcultuurtje: het trekt naar elkaar toe. Het [minimal techno-scene] is een vrij underground en afgezonderd deel van de scene: hoe moet ik het zeggen…een kleinere groep ze hebben meer het gevoel naar elkaar toe te trekken. Je zet je niet perse af van een andere scene want er is wel een hele grote Amsterdamse feest-scene. - Respondent 1, man, 23 -

Ook door andere respondenten werd er over identificatie met een bepaalde scene gesproken, waarbij het kiezen voor bepaalde feesten als teken werd gezien als identificatie met de scene. Het ‘raven’ op illegale feesten werd als subculturele uiting geconceptualiseerd zoals respondent 2 hieronder laat zien. Deze scene kenmerkt zich volgens deze respondent door illegale feestjes waar berichtgeving en kennis van het feest, via vrienden die ook in de scene zitten verloopt. Media zoals Whatsapp of Facebook gebruikt men maar openlijke promotie blijft uit, hiermee is er een bepaalde geslotenheid ten opzichte van degenen buiten de scene te onderschrijven. Daarnaast geeft respondent 2 aan dat een ‘tunnelrave’ eigenlijk een samenkomst is van techno, tekno en house en niet zo zeer een muziekgenre. Hierin komt wederom de pluriforme muziekuiting naar voren.

Ik ben een raver; deel van een subcultuur […] Eigenlijk was er op mijn laatste tunnelrave veel techno dat weekend maar eigenlijk ook wel een beetje Tekno, ook veel house […]. Ik kom via mijn netwerk in contact met deze illegale feestjes; het is via via berichtjes op facebook. Er mag voor de illegale geen promo zijn. Of via whatsapp met vrienden, dat ook.

- Respondent 2, man, 27 -

De identificatie met een bepaald subgenre van EDM, waaronder techno, blijkt voor alle respondenten niet eenduidig. De identificatie met subgenres blijkt over te vloeien en de identificatie met een groter geheel zoals de ‘Amsterdamse feest-scene’ of EDM als

(34)

34

overkoepelend geheel werd als parapluterm gebruikt: subgenres zijn er onder te scharen en deel van een groter geheel waaraan men zich identificeert.

5.2.Subculturele distinctie

De onderlinge distinctiepatronen (wij-zij contrasten) die een rol spelen tussen verschillende subgenres van de EDM-scene gaven de respondenten weer als gebruiken en subculturele uitingen van de eigen groep die in directe relatie staan tot de waardering van de andere scene had. De legitimering van de eigen scene met gebruiken en uitstraling die zij ‘had’ werden geregeld beschreven in relatie tot wat de andere scene ‘niet had’. De respondenten werd gevraagd hoe ze de techno-scene zouden beschrijven en vervolgens werd gevraagd hoe de zij de tekno-scene zouden beschrijven. Daarnaast viel op dat er vaak conflicterende, eigenschappen aan de eigen (techno)scene werden toegeschreven en eigenschappen werden toegekend aan de tekno-scene. Respondent 5 gaf aan zich te identificeren met de techno scene maar tegelijkertijd is er binnen zijn scene een onderscheid te maken in de mate van commercie.

Je onttrekt je aan bepaalde feesten; de meer commerciële mainstream feesten en labels laat ik links liggen. Het is wat oppervlakkiger, minder doordacht, groter minder intiem, vlakker. Ik ga nu en dan naar illegale feestjes maar niet zo veel als vroeger. - Respondent 5, man, 25 -

De respondenten gaven aan in hoeverre de scenes techno en tekno van elkaar verschillen en hoe de verschillen voor hen te herkennen zijn. Dit volgde uit de vraag Zou je kunnen spreken van een techno en tekno ‘scene’? Hoe onderscheid jij zelf techno of tekno scene en heb je het gevoel dat je hier deel van bent?. Er werd door de respondenten een lijn geschetst waarin er concepten met een positieve connotatie aan de ‘eigen’ techno-scene, en een negatieve connotatie aan de tekno-scene werd toegeschreven, zoals respondent 3 dat ook laat zien.

(35)

35 Ik heb het gevoel dat tekno wat meer extremere mensen zijn; echt krakers bijvoorbeeld ofzo. Een meisje die ik ken in die scene vertelde over de grootste kelders, gekraakte plekken waar mensen plassen en poepen in hoekjes, iedereen vol aan de drugs is. Er zouden spiegels bij de ingang liggen waar ‘Welkom’ is geschreven in coke of ketamine. Ik weet niet of dit echt een typisch beeld is.

- Respondent 3, vrouw, 24 -

Door de connotaties die er aan een andere scene kleven volgens deze respondent, lijkt zij de affiniteit met de ‘eigen’ scene te legitimeren en ontstaat er distinctieve houding ten opzichte van de ‘andere’ scene. Er werden door alle respondenten kenmerken gegeven van de mensen die zich identificeren met een bepaalde scene. Interessant genoeg werd er dit onderscheid ook voor mensen ook binnen de eigen scene gemaakt zoals respondenten 5 dat weergeeft: binnen de eigen scene mensen zijn er mensen te herkennen die een bepaalde trend volgen die hij er, naar eigen zeggen, gemakkelijk uit kan pikken. De ene techno luisteraar zou de andere niet zijn.

Ik hou niet alleen van techno, het zijn ook vaak dezelfde mensen met naveltruitjes, petje en New Balance schoenen.

- Respondent 5, man, 25 -

Wat opvalt dat er in de identificatie met de eigen scene termen als ‘commercieel’ geregeld tegenover ‘underground’ worden geplaatst. Hier komt niet alleen een onderlinge verhouding waarin de respondent beschrijft dat de underground de leidende rol heeft, maar tegelijk een beschrijving van de grotere scene. Deze grotere scene is in de voorgaande alinea beschreven aan de hand van de beeldspraak ‘de parapluterm’ waarmee techno en andere subcategorieën onder te brengen zijn onder het grote geheel van EDM. Techno als muziekgenre kent volgens de respondenten overeenkomsten met tekno; er zijn raakvlakken die soms voor de respondenten onduidelijk uit elkaar te halen waren. Een precieze omschrijving geven van het verschil in muziekgenre zelf, tempo, muziek en dergelijke, bleek lastig. De respondenten die het onderscheid niet goed wisten te benoemen voor zichzelf, gaven aan dat ze ook niet zo heel

(36)

36

erg verbonden met techno waren. Dat er een ‘rauw’ en ‘underground’ tintje aan tekno kleeft, onderschreven meerdere respondenten, zoals respondenten 2 en 4 aangeven.

Bij techno heb je wel veel geld ronddwalen en verschillende mensen. Er zijn veel yuppen, die één keer per jaar gaan. Ook vind je daar uitgeleefde ravers; het ligt echt aan de line up wie komen. De mode kijkt altijd naar wat er in de underground gebeurt; de afspiegeling kan underground zijn, Berlijn bijvoorbeeld, maar de meest commerciële mensen nemen dit over. - Respondent 2, man, 27 -

Techno spreekt mij meer aan; tekno is rauwer duister industriele ‘vieze gezichten’ muziek. Techno is allemaal iets melodieuzer. Weinig poes pas/lichten/mensen die rondlopen met neo armbandjes. Tekno is meer vol voor de muziek […] Het verschil is techno is hoger, zweveriger, melodieuzer. Tekno heeft een gigantische bassline, techno is ook middagmuziek. - Respondent 4, man, 24 -

Tekno werd hier en daar in een adem genoemd met een ‘underground’ uitstraling, tekno zou minder ‘poes pas’ behelzen en de muziek zou centraler staan dan bij de commerciële feesten waaronder techno in deze dichotomie door de respondenten werd geschaard. Men name door de respondenten die zich binnen de techno scene associeerden met de underground-type feesten werd dit aangegeven, zoals ook respondent 6 aangeeft.

Bij de tekno scene met harde muziek; daar komen meer liefhebbers op af. Waar ik me in bevindt heb ik het gevoel dat ze niet voor de muziek komen.

- Respondent 6, man, 22 -

Ook was er een lijn van identificatie met zowel techno als tekno te herkennen; een zekere veranderlijkheid en de voorkeur geven aan meerdere genres gaven meerdere respondenten aan. Aanvankelijk gaf respondent 5 aan zich te associëren met het technogenre, maar leek van zijn eigen beschrijving van techno voorkeur voor het snelle en harde segment, dit al gauw zelf te conceptualiseren naar tekno. Ook hier werd tekno wederom geassocieerd met ‘hard’, ‘snel’ en ‘illegaal’ en techno met ‘commercieel’.

(37)

37 Ik hou meer van de hardere techno, die je eigenlijk tekno zou moeten noemen […]. ik ben regelmatig uitgenodigd naar illegale feesten maar ik ben eigenlijk nog nooit gegaan […] Dan ga ik liever naar Awakenings ofzo. Ik ben te lui om daar [illegale feesten] naar toe te gaan. - Respondent 5, man, 25 –

5.3. Cannabis: de (after)partydrug

In hoeverre er een lichamelijk component verbonden kan worden aan de ervaring en het gebruik van cannabis binnen bepaalde subgenres van EDM en in hoeverre er onderlinge distinctie hierin te onderscheiden is, conceptualiseerden de respondenten op een aantal manieren. De respondenten gebruikte regelmatig een conceptualisering rondom het ‘oppeppende’ of ‘relaxende’ effect van drugs om de muziekbeleving op een technofeest te beschrijven. Deze conceptualisering van het ‘up’ en ‘down’ effect van bepaalde drugs kende volgens hen haar weerslag zowel tijdens als na het feest. Het oppeppende effect werd door alle respondenten gelinkt aan het gebruik van partydrugs op een feest en het relaxende effect aan het gebruik van cannabis. De relatie die deze effectbeleving heeft op muziek, kleeft aan een notie van ‘lichaamsbeleving’ en zal in paragraaf 5.4 verder worden uitgediept. Er werd verschillend over cannabis in relatie tot partydrugs gedacht; het werd echter altijd geschaard onder een ‘relaxed’ gevoel dat samenvalt met een roes of zweverig gevoel. De combinatie met XTC en designer drugs zoals Benzol, werden onderschreven als een ‘fijne’ combinatie zoals respondent 4 laat zien. Hij verbind het gebruik van cannabis en partydrugs direct aan een intensere muziekbeleving; het gebruik van cannabis heeft een versterkend effect op het zweverige gevoel, de roes en een intense muziekbeleving.

Als ik naar een feest ga, neem ik 1 of twee joints mee. Samen [met designerdrug Benzol] heeft het een effect; je bent als zweverig en licht; met het blowen erbij voel ik me nog zweveriger: super stoned, maar wel echt wakker. De muziek wordt enorm intens opeens; je bent dan even niet meer in staat om echt te dansen. Een beetje verdoofd. Je hebt wel alles onder controle. - Respondent 4, man, 24 -

(38)

38

Er werd veelvuldig gesproken over het gebruik van cannabis volgend op het feest. Wederom viel cannabis onder de noemer ‘kalmerend’ met het effect van een ‘downer’ drug, die volgend op het feest gewenst zou zijn. Op de techno feesten zelf gebruikt men voornamelijk oppeppende middelen zoals pep, coke en XTC. Jointjes roken gebeurt veelvoudig na het feest; het geeft de respondenten een kalmerend effect volgend op partydrugs, zoals respondent 5 aangeeft dat het geval is in de techno-scene.

Twee vrienden in mijn technogroep zijn starre personen, niet ‘openminded’ …. Hij [vriend in de technogroep] gebruikt wiet meer als we aan het chillen zijn. Het volgt vaak op gebruik van partydrugs.

- Respondent 5, man, 25 -

Tijdens een afterparty is de joint niet weg te denken volgens de meeste respondenten. Het roken van wiet of hasj is in de eerste plaats kalmerend, ontspannen of nodig om in slaap te vallen zoals respondenten 1 aangeeft. Ook hier verbindt men de kalmerende werking van ‘peppy’ partydrugs.

Coke, joint, speed gebruik ik. De rest doe ik niet zo veel. Ik rook jointjes aan het einde, als ik thuis kom. Beetje kalmerende effect opzoeken. Als je ‘peppy’ bent dan helpt het om te slapen maar over het algemeen doe ik het niet om te slapen.

- Respondent 1, man, 23 -

De muziekbeleving beschrijft men op de afterparty als intens. Dat deze ervaring intens is, verbinden de respondenten aan het gebruik dat partydrugs voorafgaand aan een joint al hebben veroorzaakt. De combinatie met cannabis zou versterkend op dit effect werken. Het zweverige en relaxte gevoel op de afterparty wordt door respondent 5 verbonden aan het ‘down’ effect van cannabis. Dit resulteert er volgens hem in dat er ook ‘rustigere’ muziek te luisteren tijdens de afterparty. De beleving van muziek en ‘kalmerende’ cannabis resulteert in een andere beleving van muziek. Zoals respondent 6 aangeeft; voegt het gebruik van cannabis in deze wat toe.

(39)

39 Wanneer we terug zijn van een feest; we gaan meteen blowen en lachballonen blazen. Van blowen kan je dan na speed etc lekkerder slapen; het is een downer. Alleen als je wat naplezier na de x wil hebben, is de lachballon een upper. Plezier is lachgas, slapen is blowen. Welke muziek? We luisteren niet echt harde techno, ik weet niet hoe je het noemt; The Mad Professor. Het is een reden om rustigere muziek te luisteren: downer van wiet hangt hiermee samen.

- Respondent 5, man, 24 -

Tijdens een feestje gebruik ik geen cannabis; na een feestje wel om te ontspannen of in slaap te vallen. Thuis [na een feest is de beleving] nog steeds intens; blowen voegt ook wel iets toe. Dat is heel chill; je voelt de muziek binnenstromen. Dat houdt zeker weten verband met de drugs die ik er voor heb gebruikt. Als ik alleen blow ben ik mega relaxed en ontspannen. - Respondent 6, vrouw, 21 -

5.4. Cannabis, muziekbeleving en lichamelijkheid

Muziek beleven meerdere respondenten in combinatie met drugs ‘anders’. De respondenten gebruikten regelmatig een conceptualisering rondom het oppeppende of relaxende effect van cannabis en andere partydrugs om de muziekbeleving op een technofeest of op de afterparty te beschrijven. Deze conceptualisering van het ‘up’ en ‘down’ effect van bepaalde drugs zouden aanspraak maken op de ervaring van muziek. Voornamelijk een roes, verdovend gevoel, relaxed volgt volgens sommige respondenten prettig op het gebruik van partydrugs. Muziek is ‘intenser’, ‘vloeiender’ en ‘je gaat er meer in op’, gaf respondent 4 aan.

Soms heeft een jointje wel effect op het feest; gewoon lekker een roes lekker erin op gaan. - Respondent 4, man, 24 -

Als ik naar een feest ga, neem ik 1 of twee joints mee. Samen heeft het een effect; je bent als zweverig en licht; met het blowen erbij [Benzol] voel ik me nog zweverig; super stoned, maar wel echt wakker. De muziek wordt enorm intens opeens; je bent dan even niet meer in staat om echt te dansen. Een beetje verdoofd. Je hebt wel alles onder controle.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omdat in de to- matenteelt mineervlieg, wittevlieg en bladluis voor problemen kunnen zorgen, kunt u het beste gebruik ma- ken van gele

De Highlifebeurs en mijn eigen netwerk waren de twee belangrijkste ingangen voor de rekrutering van respondenten.. Dit eve- nement met de nieuwste technieken en materialen voor

benaderen en kan hij zich richten op 1 contactpunt, waar hij de gehele personeelsmutatie kan regelen.. Communicatiemiddelen worden herzien en vastgelegd op een uniforme wijze voor

Jezus maakt van Jozef en Maria nieuwe mensen, een nieuwe moeder en een nieuwe vader.. Hij maakt van de herders nieuwe herders: gelukkig omdat zij als eersten de Messias

Niet alleen dus bij Rosaceaeën, hoewel het wel bar gesteld is met het aantal gevoeligheden voor narigheid van deze familie, inclusief het geslacht Malus.. De bovenstaande tabel

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Binnen één samenwerkingsverband is gekozen voor een variant hierop, het matrixmodel, waarbij niet één centrumgemeente als gastheer optreedt, maar waar de gastheerfunctie voor de

Overigens laat de figuur zien dat de gemiddelde schaal niet alleen wordt bepaald door het aantal instellingen, maar ook door meer organische groei door fluctuaties in