Dance & Drugs: een verweven geheel

7. Discussie en significantie

8.4. Dance & Drugs: een verweven geheel

Dit onderzoek licht een stukje van de Amsterdamse uitgaanswereld uit waarbinnen er techno als genre onder de loep is genomen De techno- en tekno-scene staan in de empirie en theorie bekend als subculturele groepen waarbinnen het gebruik van partydrugs onlosmakelijk verbonden is met de bij de scene behorende feesten (Shapiro 1988). De popularisering van bepaalde muziekgenres gaat geregeld hand in hand met een sterk drugs georiënteerde uitgaanscultuur, waarbinnen muziek zonder druggebruik ondenkbaar is geworden (ibid.). Deze samenhang tussen muziek en druggebruik is door sociologen veelvoudig beschreven (Nabben 2010: 57). Binnen bepaalde subculturen gaan muziek en druggebruik hand in hand

en beïnvloeden zij tezamen de muziekbeleving (Nabben 2010: 60). Deze relatie tussen muziek en druggebruik is in het subculturele domein ‘Electronic Dance Music’ (EDM) terug te zien; hierbinnen laat het gebruik van partydrugs haar directe weerslag laten zien op de beleving van ritme (Benschop et al.: 2009). Binnen het domein EDM zijn verschillende muziekgenres te scharen die zich als subculturele uitingen doen gelden. Door het pluriforme karakter van de party-scene waarin club en rave samen komen, worden bepaalde feesten en scenes ‘mainstream’ (Nabben 2010). Het lijkt voor de jongeren een uitdaging te zijn om de onderscheidingen te blijven maken en andere scenes op te zoeken om deze distinctie te blijven maken. De wijze waarop jongeren zichzelf associëren met bepaalde gebruiken hangt samen met een symbolische betekenisgeving die zij toeschrijven aan muziekvoorkeur en druggebruik (Thornton 1995). Bepaalde symbolen hebben een conflicterend karakter ten opzichte van elkaar zoals‘mainstream’ en ‘underground’ (ibid.). Individuen benaderen het concept identiteit hiermee op een manier die passend is voor de situatie (Goffman 1959). In de techno- scene hangt dit samen met de sociale interacties binnen en buiten te scene die in direct contact staan met het gebruik van drugs, waaronder cannabis. De sociale setting van ‘de afterparty’ draagt bij aan een conformerende houding waaronder de situatie waarin er op de afterparty het roken van een joint als sociaal proces wordt gezien. De respondenten gaven aan dat er cannabis werd gerookt op een after, waarbij het gebruikelijk is om mee te blowen. Ook het gedeelde collectieve gevoel van ‘relaxen’ of samen willen ‘chillen’ na oppeppende partydrugs is een veelvoorkomende logica. De openheid over partydruggebruik en cannabisgebruik hangt samen met een gevoel van ‘openheid’. Binnen de scene was er algehele openheid maar mensen zich hiermee niet associëren worden gezien als buitenstaanders.

In de academische wereld wordt druggebruik in verband gebracht met subculturen maar het als een subculturele uiting te poneren is discutabel. Door het concept subcultureel kapitaal van Thornton (1995) toe te passen op de kwalitatieve dataverzameling is gebleken dat

er bepaalde gebruiken domineren binnen de eigen techno-scene en dat er distinctiemechanismen ten opzichte van een verwante scene de kop op steken. Dit mechanisme kent haar vertaalslag ook binnen de eigen scene waar er onderlinge wij-zij verhoudingen bestaan. Dit gaat gepaard met noties rondom de dichotomie van ‘mainstream’ versus ‘underground’. Op basis van deze onderscheidingen die jongeren maken in de techno en EDM scene categoriseren zij bepaalde gebruiken rondom muziek- en ook drugsvoorkeur. Met het subcultureel kapitaal dat zij verwerven en legitimeren wordt er in wezen een hiërarchie gerealiseerd binnen de eigen scene en ten opzichte van andere scenes (Thornton 1995). Binnen deze subculturen zijn drugs en muziekbeleving zo sterk gelieerd dat zij tezamen een directe uitwerking hebben op de beleving van de muziek en de scene zelf (Nabben 2010: 57). Deze uitgaanscultuur kenmerkt zich door een sterke drugsoriëntatie die verbonden is met de specifieke beleving van muziek onder invloed van drugs (ibid.). Er zijn bepaalde ‘muziek-scenes’ die onlosmakelijk verbonden zijn met het gebruik van middelen zoals partydrugs of cannabisgebruik. Uit de bevindingen concludeert dit onderzoek dat muziekbeleving gelinkt aan drugsgebruik binnen het muziekgenre Electronic Dance zich vertaalt naar een gebruikspatroon met name gericht op partydrugs. Deze oppeppende middelen, zoals XTC en pep, worden gedurende een feest gebruikt en staan in relatie tot de muziekbeleving. Daarnaast is het gebruik van partydrugs in verband met cannabis te brengen. De kalmerende werking die cannabis heeft wordt in de techno-scene niet zo zeer bejubeld op een techno feest of rave, maar is tijdens de afterparty niet weg te denken binnen de techno- scene. Al met al is voert Cannabis aan de ene kant niet de boventoon in het drugslandschap van de Amsterdamse techno-scene. Aan de andere kant staat cannabis in significante relatie tot muziekbeleving en identiteitsvorming binnen de Electronic Dance scene en is ook hier niet weg te denken.

9. Literatuur

Beatmakersgq (2015). Afbeelding beschikbaar via: <http://www.beatmakershq.com/wp- content/> [3 juni 2015].

Creswell & Plano (2011). Designing and Conducting Mixed Methods Research. 2nd edition. Sage Publications.

Duff, C. (2008). The pleasure in context. International Journal of Drug Policy. Volume: 19 Issue: 5 Pages: 384-392 . Cited: 29.

Eastman, J (2012). Rebel Manhood: The Hegemonic Masculinity of the Southern Rock Music Revival. Journal of Contemporary Ethnography. Volume: 41 Issue: 2 Pages: 189-219. Cited: 3.

Goffman (1959). The presentation of self in everyday life. New York: Anchor Books. Kooke, H. (2015). Tracks & Tempo: voert cannabis de boventoon? Wetenschapsfilosofische keuzen in een scriptie over processen rond muziek, identiteit en druggebruik in de

Amsterdamse techno- en teknoscene.

Lyons, A.; Emslie, C.; Hunt, K. (2014). Staying 'in the zone' but not passing the 'point of no return': embodiment, gender and drinking in mid-life. Sociology of Health & Illness. Volume: 36 Issue: 2 Pages: 264-277 .

Nabben, T.(2010). High Amsterdam. Ritme, roes en regels in het uitgaansleven. Amsterdam: Candide Uitgeverij.

Roberts, M. (2004) ‘Notes on the global underground: subcultures and globalisation’. In: K. Gelder (ed.) The subcultures reader, pp. 575-587. London: Routledge,

Weinberg, T.S & S. Newmahr (2015) Selves, Symbols and Sexualities. An Interactionist Anthology. Sage Publications. Chapter: “Sex, emotion and Identity”: blz. 223-250. Thornton, S. (1995). Club Cultures. Music, Media and Subcultural capital. Polity Press: Cambridge, United Kingdom.

10. Syntax

USE ALL.

COMPUTE filter_$=(q0110 <= 24).

VARIABLE LABELS filter_$ 'q0110 <= 24 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'. FORMATS filter_$ (f1.0).

FILTER BY filter_$. EXECUTE.

DESCRIPTIVES VARIABLES=q0010 /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX. FREQUENCIES VARIABLES=q0010 /ORDER=ANALYSIS. CROSSTABS /TABLES=q0110 BY q0010 /FORMAT=AVALUE TABLES /CELLS=COUNT

/COUNT ROUND CELL. CROSSTABS

/TABLES=q0110 BY q0010 /FORMAT=AVALUE TABLES /STATISTICS=CHISQ CORR /CELLS=COUNT

/COUNT ROUND CELL.

FREQUENCIES VARIABLES=q0010

/STATISTICS=STDDEV VARIANCE MINIMUM MAXIMUM SEMEAN MEAN MEDIAN /ORDER=ANALYSIS.

DESCRIPTIVES VARIABLES=q0010 q0110 /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX. CORRELATIONS

/VARIABLES=q0010 q0110 /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE.

FREQUENCIES VARIABLES=q0020

/STATISTICS=STDDEV VARIANCE MINIMUM MAXIMUM SEMEAN MEAN MEDIAN /ORDER=ANALYSIS. CROSSTABS /TABLES=q0010 BY q0020 /FORMAT=AVALUE TABLES /STATISTICS=CHISQ CORR /CELLS=COUNT

/COUNT ROUND CELL.

RECODE VAR00011 (0=0) (1=1) (2=0) (3=0) (4=0) (5=0) (6=0) INTO Technoalleen. EXECUTE.

/VARIABLES=q0010 Technoalleen /PRINT=TWOTAIL NOSIG

/MISSING=PAIRWISE.

RECODE VAR00011 q0010 (1=1) (2=0) (3=0) (4=0) (5=0) INTO Technoalleen Dagelijksblowen. EXECUTE.

RECODE VAR00011 q0010 (3=0) (4=0) (5=0) (1=0) (2=1) INTO Technoalleen Dagelijksblowen. EXECUTE.

RECODE VAR00011 (1=1) (0=0) (2=0) (3=0) (4=0) (5=0) (6=0) INTO Techno. EXECUTE.

RECODE q0010 (1=1) (2=0) (3=0) (4=0) (5=0) INTO Dagelijks. EXECUTE.

RECODE q0010 (3=0) (4=0) (5=0) (1=0) (2=1) INTO vijftotzes. EXECUTE.

RECODE q0010 (4=0) (5=0) (1=0) (3=1) (2=0) INTO drietotvier. EXECUTE.

RECODE q0010 (5=0) (1=0) (2=0) (4=1) (3=0) INTO eentottwee. EXECUTE.

RECODE q0010 (1=0) (2=0) (3=0) (4=0) (5=1) INTO minderdaneen. EXECUTE.

RECODE VAR00011 (1=0) (0=1) (2=1) (3=1) (4=1) (5=1) (6=1) INTO Muziekbehalvetechno. EXECUTE.

USE ALL.

COMPUTE filter_$=(q0110 <= 24).

VARIABLE LABELS filter_$ 'q0110 <= 24 (FILTER)'. VALUE LABELS filter_$ 0 'Not Selected' 1 'Selected'. FORMATS filter_$ (f1.0).

FILTER BY filter_$. EXECUTE.

DESCRIPTIVES VARIABLES=q0010 /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX. FREQUENCIES VARIABLES=q0010 /ORDER=ANALYSIS. CROSSTABS /TABLES=q0110 BY q0010 /FORMAT=AVALUE TABLES /CELLS=COUNT

/COUNT ROUND CELL. CROSSTABS

/TABLES=q0110 BY q0010 /FORMAT=AVALUE TABLES /STATISTICS=CHISQ CORR /CELLS=COUNT

FREQUENCIES VARIABLES=q0010

/STATISTICS=STDDEV VARIANCE MINIMUM MAXIMUM SEMEAN MEAN MEDIAN /ORDER=ANALYSIS.

DESCRIPTIVES VARIABLES=q0010 q0110 /STATISTICS=MEAN STDDEV MIN MAX. CORRELATIONS

/VARIABLES=q0010 q0110 /PRINT=TWOTAIL NOSIG /MISSING=PAIRWISE.

FREQUENCIES VARIABLES=q0020

/STATISTICS=STDDEV VARIANCE MINIMUM MAXIMUM SEMEAN MEAN MEDIAN /ORDER=ANALYSIS. CROSSTABS /TABLES=q0010 BY q0020 /FORMAT=AVALUE TABLES /STATISTICS=CHISQ CORR /CELLS=COUNT

/COUNT ROUND CELL.

RECODE VAR00011 (0=0) (1=1) (2=0) (3=0) (4=0) (5=0) (6=0) INTO Technoalleen. EXECUTE.

CORRELATIONS