• No results found

De invloed van perceptuele vloeiendheid en affect op subjectieve tijdwaarneming

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van perceptuele vloeiendheid en affect op subjectieve tijdwaarneming"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Invloed van Perceptuele Vloeiendheid en Affect op Subjectieve

Tijdwaarneming

Studentennummer: 10191186

Naam: W. A. M. Beerepoot

Begeleider: Dr. Mark Rotteveel

Instituut: Universiteit van Amsterdam

Bachelorproject: Sociale Psychologie

Datum: 21 mei 2015

(2)

Inhoudsopgave Abstract p. 3 Inleiding p. 4 Methode p. 8 Resultaten p. 12 Discussie p. 17 Appendix A p. 21 Appendix B p. 22 Appendix C p. 25 Appendix D p. 27 Appendix E p. 31 Literatuurlijst p. 32

(3)

Abstract

In dit onderzoek werd de invloed van visuele vloeiendheid en affect op subjectieve tijdwaarneming onderzocht bij 34 studenten. Verwacht werd dat positieve affectieve stimuli voor kortere subjectieve tijdwaarneming zorgen dan negatieve affectieve stimuli. Ook werd verwacht dat stimuli die visueel vloeiend aangeboden worden voor kortere subjectieve tijdwaarneming zorgen dan stimuli die visueel niet-vloeiend aangeboden worden. Verder werd verwacht dat visuele vloeiendheid en affect met elkaar interacteren. Om dit te testen voerden deelnemers een tijdwaarnemingstaak uit. Uit de resultaten bleek dat stimuli die visueel vloeiend aangeboden werden voor langere subjectieve tijdwaarneming zorgen dan stimuli die visueel niet-vloeiend aangeboden werden. Een verklaring hiervoor is de mis-attribution hypothesis (Jacoby & Dallas, 1981). Affect bleek geen invloed te hebben op subjectieve tijdwaarneming.

(4)

Inleiding

Mensen hebben het soms wel eens over de uitdrukking “de tijd vliegt voorbij” of “het lijkt wel of de tijd stilstaat.” Uit deze uitdrukkingen kan opgemaakt worden dat het voor deze mensen net lijkt alsof hun subjectieve tijdwaarneming niet in overeenstemming is met de realiteit. Uit eerder onderzoek komt naar voren dat er wellicht een kern van waarheid schuilt in deze uitdrukkingen. Zo bleek uit het onderzoek van Raghubir, Morwitz, en Chakravarti (2011) dat consumenten het gevoel hadden dat de reis van een bestemming naar huis sneller ging, dan de reis van huis naar dezelfde bestemming. Hierbij leek een bekende weg, de weg van bestemming naar huis, een kortere subjectieve tijdwaarneming te hebben dan een minder bekende weg, de weg van huis naar bestemming (Ragbuhir, Morwitz, & Chakravarti, 2011). Dit onderzoek geeft aan dat bijvoorbeeld bekendheid zorgt voor een vertekening van

subjectieve tijdwaarneming. Zijn er wellicht andere factoren die zorgen voor een vertekening van subjectieve tijdwaarneming?

Uit onderzoek blijkt dat een stimulus die herhaald aangeboden wordt een gevoel van bekendheid met de stimulus creëert (Mandler, 1980). Zou herhaalde aanbieding van een stimulus ook zorgen voor een vertekening van subjectieve tijdwaarneming? Onderzoek geeft aan dat herhaalde aanbieding van een stimulus zorgt voor een vertekening van subjectieve tijdwaarneming (Matthews, 2011). In het onderzoek van Matthews (2011) kregen deelnemers twee foto’s te zien. De eerste foto was de standaard stimulus, deze stimulus werd elke keer voor 506 milliseconden (ms) aangeboden. De tweede foto was de vergelijkingsstimulus met een variërende tijdsaanbieding. Na de aanbieding van de vergelijkingsstimulus, moesten deelnemers aangeven of zij dachten dat de vergelijkingsstimulus langer of korter werd aangeboden dan de standaardstimulus. Bij de helft van de trials was de vergelijkingsstimulus hetzelfde plaatje als de standaardstimulus (de herhaalde aanbieding van de stimulus). Bij de andere helft van de trials was de vergelijkingsstimulus een ander plaatje dan de

standaardstimulus (geen herhaalde aanbieding van de stimulus). Hieruit bleek dat herhaalde aanbieding van de stimulus zorgde voor een kortere subjectieve tijdwaarneming dan niet eerder aangeboden stimuli (Matthews, 2011).

De verklaring die Matthews (2011) geeft op basis van zijn gevonden resultaat is gebaseerd op het model van Eagleman en Pariyadath (2009). In dit model geven Eagleman en Pariyadath (2009) aan dat de ervaring van tijd afhangt van de cognitieve inspanning die besteed wordt aan het representeren van de stimulus, oftewel de codering efficiëntie. Het blijkt dat de vertekening van subjectieve tijdwaarneming parallel loopt aan het patroon van

(5)

neurale activiteit wat te zien is bij herhaalde aanbieding van stimuli (Pariyadath & Eagleman, 2007). Om specifiek te zijn, de amplitude van neurale respons in hogere corticale gebieden van het brein vermindert snel na het herhaald aanbieden van een stimulus (Rainer & Miller 2000). Met andere woorden, hoe vaker stimuli (kort achter elkaar) worden aangeboden, hoe minder neurale activiteit in het brein aanwezig is. Dit effect wordt repetition

suppression genoemd (Henson & Rugg 2003). In het kort, herhaalde aanbieding van stimuli zorgt ervoor dat er verminderde neurale activiteit in het brein aanwezig is en deze

verminderde neurale activiteit leidt ertoe dat individuen aangeven dat ze herhaalde stimuli als korter hebben waargenomen dan niet eerder aangeboden stimuli.

Volgens de correspondentie hypothese (Phaf & Rotteveel, 2005) is het zo dat stimuli die positief affectief geladen zijn en bekende stimuli dezelfde affectieve karakteristieken hebben. Bekende stimuli werden in het onderzoek van Phaf en Rotteveel (2005)

gemanipuleerd door de stimulus herhaald aan te bieden. Met andere woorden, herhaald aangeboden stimuli en positieve affectieve stimuli hebben dezelfde affectieve

karakteristieken. Ook is het volgens de correspondentie hypothese (Phaf & Rotteveel, 2005) zo dat stimuli die niet eerder aangeboden zijn en stimuli die negatief affectief geladen zijn dezelfde affectieve karakteristieken hebben (Phaf & Rotteveel, 2005). Uit onderzoek blijkt dat stimuli die een affectieve lading hebben, zorgen voor een vertekening van subjectieve

tijdwaarneming (Lui, Penney, & Schirmer, 2011; Droit-Volet, Brunot & Niedenthal; Angrilli, Cherubini, Pavese, & Manfredini, 1998). Op basis hiervan zou aangenomen kunnen worden dat woorden die herhaald aangeboden worden en positieve affectieve woorden dezelfde invloed hebben op subjectieve tijdwaarneming. Daarnaast kan wellicht aangenomen worden dat niet eerder aangeboden stimuli en negatieve affectieve woorden dezelfde invloed hebben op subjectieve tijdwaarneming. Kortom, het zou zo kunnen zijn dat positieve affectieve stimuli voor een kortere subjectieve tijdwaarneming zorgen dan negatieve affectieve stimuli.

Uit ander onderzoek blijkt dat perceptual fluency invloed heeft op hoe affectief een neutrale stimulus beoordeeld wordt (Reber, Winkielman & Schwarz, 1998). Perceptual fluency (visuele vloeiendheid) heeft te maken met hoe vloeiend een stimulus verwerkt wordt. Bij stimuli die perceptual fluent (visueel vloeiend) verwerkt worden, gaat het om snelle en makkelijke verwerking (Reber, Wurtz & Zimmerman, 2004). Bij stimuli die perceptual disfluent (visueel niet-vloeiend) verwerkt worden, gaat het om een langzame identificatie van de visuele informatie (Huber, Clark, Curran, & Winkielman, 2008). In het onderzoek van Reber, Winkielman en Schwarz (1998) werd visuele vloeiendheid gemanipuleerd door hoe lang een neutrale stimulus werd aangeboden. Hierbij werd lange aanbieding gezien als visueel

(6)

vloeiend en korte aanbieding gezien als minder visueel vloeiend. Hieruit bleek dat hoe langer de neutrale stimulus aangeboden werd hoe positiever de deelnemers de neutrale stimulus beoordeelden (Reber, Winkielman & Schwarz, 1998). Ook bleek hieruit dat hoe korter de stimulus aangeboden werd, hoe negatiever de deelnemers de neutrale stimulus beoordeelde. Hieruit kan opgemaakt worden dat de stimulus als positief affectief beoordeeld wordt als de stimulus visueel vloeiend verwerkt wordt. Ook kan hieruit opgemaakt worden dat de stimulus als negatief affectief beoordeeld wordt als de stimulus visueel niet-vloeiend verwerkt wordt.

Het mere exposure effect geeft aan dat herhaalde aanbieding van een neutrale stimulus ervoor zorgt dat deze stimulus gezien wordt als positief affectief (Zajonc, 1968). Visueel vloeiende verwerking van een stimulus en het herhaald aanbieden van een stimulus zorgen er beide voor dat de stimulus positief affectief beoordeeld wordt. Eerder bleek dat stimuli die een affectieve lading hebben, zorgen voor een vertekening van subjectieve tijdwaarneming (Lui, Penney, & Schirmer, 2011; Droit-Volet, Brunot & Niedenthal; Angrilli et al, 1998). Omdat stimuli die herhaald aangeboden worden en stimuli die visueel vloeiend verwerkt worden dezelfde affectieve lading hebben, zou het zo kunnen zijn dat beide aanbiedingen van stimuli dezelfde invloed hebben op subjectieve tijdwaarneming. Met andere woorden, het zou wellicht zo kunnen zijn dat stimuli die vloeiend verwerkt worden voor een kortere subjectieve tijdwaarneming zorgen dan niet eerder aangeboden stimuli. Zoals al eerder aangegeven werd, zorgen stimuli die niet eerder aangeboden zijn en stimuli die negatief affectief geladen zijn voor dezelfde affectieve karakteristieken (Phaf & Rotteveel, 2005). Aangezien visueel niet-vloeiende verwerking van een stimulus ook tot negatieve affectieve lading leidt (Reber, Winkielman & Schwarz, 1998), zou het zo kunnen zijn dat niet eerder aangeboden stimuli en stimuli die visueel niet-vloeiend verwerkt worden dezelfde invloed hebben op subjectieve tijdwaarneming. Op basis hiervan is het wellicht aannemelijk dat stimuli die visueel vloeiend verwerkt worden voor een kortere subjectieve tijdwaarneming zorgen dan stimuli die visueel niet-vloeiende verwerkt worden.

Het is echter nog niet duidelijk wat de rol van affect en visuele vloeiendheid is op de subjectieve tijdwaarneming en hoe ze eventueel met elkaar kunnen interacteren. Daarom wordt er in dit onderzoek gekeken naar de invloed van affect en visuele vloeiendheid op subjectieve tijdwaarneming in een experimenteel design. Er worden hierbij drie hypotheses opgesteld. De eerste hypothese die hierbij opgesteld wordt, is dat stimuli die een positieve affectieve lading hebben voor een kortere subjectieve tijdwaarneming zorgen dan stimuli die een negatieve affectieve lading hebben. De tweede hypothese stelt dat stimuli die visueel vloeiend verwerkt worden voor een kortere subjectieve tijdwaarneming zorgen dan stimuli die

(7)

visueel niet-vloeiend verwerkt worden. De derde hypothese stelt dat affect en vloeiendheid met elkaar interacteren. Kijk naar figuur 1 voor een volledige weergave van deze hypothese.

De taak die in dit onderzoek gebruikt wordt is afgeleid van de taak van Matthews (2011). Affect wordt in dit onderzoek gemanipuleerd door positief, neutraal en negatieve affectieve woorden afkomstig uit het onderzoek van Zeelenberg, Wagenmakers en Rotteveel (2006). In dit onderzoek worden woorden die visueel vloeiend verwerkt worden

gemanipuleerd door de woorden in een zwarte kleur en een goed leesbaar font aan te bieden (Carr, Rotteveel, & Winkielman, submitted). Woorden die visueel niet-vloeiend verwerkt worden, worden in dit onderzoek gemanipuleerd door de woorden in een (licht)grijze kleur en een minder goed leesbaar font aan te bieden (Carr, Rotteveel, & Winkielman, submitted). Er wordt verwacht dat woorden die positief affectief geladen zijn voor een kortere subjectieve tijdwaarneming zorgen dan woorden die negatief affectief zijn. Daarnaast wordt er verwacht dat woorden die een zwarte kleur hebben en in een goed leesbaar font worden aangeboden voor een kortere subjectieve tijdwaarneming zorgen dan woorden die een (licht)grijze kleur hebben en in een minder goed leesbaar font worden aangeboden. Tot slot wordt er verwacht dat er een interactie is tussen de affectieve woorden en de kleur en font waarin zij aangeboden worden. Kijk naar figuur 2 voor een volledige weergave van deze verwachting.

Figuur 1. De weergave van de derde hypothese, deze hypothese geeft aan dat positief en vloeiende stimuli voor de kortste subjectieve tijdwaarneming zorgen en negatief en niet-vloeiende stimuli voor de langste subjectieve tijdwaarneming zorgen.

(8)

Figuur 2. De weergave van de verwachting van het interactie tussen affectieve woorden en de kleur en font waarin zij aangeboden worden. Hierbij zorgen positieve affectieve woorden die een zwarte kleur hebben en in een goed leesbaar font worden aangeboden voor de kortste subjectieve tijdwaarneming en zorgen negatieve affectieve woorden die een (licht)grijze kleur hebben en in een minder goed leesbaar font worden aangeboden voor de langste subjectieve tijdwaarneming.

Methode

Deelnemers en Design

Aan dit onderzoek deden 34 psychologie studenten mee. Zij waren allemaal student aan de Universiteit van Amsterdam in Nederland. De groep deelnemers bestond uit 10 mannen en 24 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 22.1 (leeftijden liepen van 18 tot 27, SD = 2.3). In dit onderzoek was gebruik gemaakt van een within-subjects design, dus alle deelnemers doorliepen het hele onderzoek. Het was een 2 (vloeiend en niet-vloeiend) x 3 (positieve, negatieve en neutrale woorden) x 5 (400 ms, 447 ms, 506 ms, 565 ms en 612 ms) design. Dit betekent dat er 30 verschillende stimulus condities waren met elk negen affectieve woorden (Zeelenberg, Wagenmakers, & Rotteveel, 2006). De afhankelijke variabele in dit onderzoek was subjectieve tijdwaarneming. Subjectieve tijdwaarneming werd gemeten aan de hand van een dichotome respons. De antwoordmogelijkheden waren korter of langer dan de standaardstimulus. Deze dichotome respons werd omgezet in een gemiddelde waarde per conditie. Dit gemiddelde was een waarde tussen de 0 en 1. De waarde 1 gaf aan dat de stimulus als korter wordt waargenomen en de waarde 0 gaf aan dat de stimulus als langer wordt waargenomen. In dit onderzoek waren er drie onafhankelijke variabelen. De drie onafhankelijke variabelen waren visuele vloeiendheid, affect en tijdsaanbieding. De afhankelijke variabele werd gemeten door de proportie korte responsen, de drie

(9)

herhaalde metingen ANOVA.

Belangrijk was dat deelnemers Nederlands als moedertaal hadden. Ook was het belangrijk dat de deelnemers niet dyslectisch waren. Verder was het belangrijk dat de

deelnemers het onderzoek serieus en geconcentreerd invulden. Deelnemers konden online een afspraak maken voor dit onderzoek of inlopen tijdens de uren dat de proefleiders aanwezig waren in het lab van de Universiteit van Amsterdam. Voor deelname kregen de deelnemers een participatiepunt.

Er werd in dit onderzoek gebruik gemaakt van een informed consent. In het informed consent stonden de risico’s van het onderzoek en kon men aangegeven of men instemt mee te doen aan het onderzoek wetende wat de risico’s van het onderzoek zijn. Zie de appendix A voor de volledige versie van het informed consent.

Materialen

Er werd in dit onderzoek gebruik gemaakt van het programma Inquisit. De taak is afgeleid van de taak van Matthews (2011). Per stimulus conditie werden negen affectieve woorden (drie positieve, drie negatieve en drie neutrale affectieve woorden) (Zeelenberg, Wagenmakers, & Rotteveel, 2006) aangeboden. Dit was op deze manier gedaan zodat de woorden niet meerdere keren worden aangeboden. Deze negen woorden waren zo gematcht dat de intensiteit van de positieve, negatieve en neutrale affectieve woorden over de

verschillende stimulus condities gelijk waren. Er waren in dit onderzoek tien verschillende versies gemaakt van de taak. Bij deze tien verschillende versies waren de positieve, negatieve en neutrale affectieve woorden zo over de verschillende stimulus condities verdeeld dat er in de verschillende versies andere woorden staan in elke stimulus condities. Verder waren de manipulaties in elke versie hetzelfde. Dit was zo gedaan om mogelijke specifieke invloeden van de stimuli te vermijden. Elke versie werd door ongeveer evenveel deelnemers

doorlopen. Voor een weergave kijk in de appendix B.

In dit onderzoek werden visueel vloeiende stimuli gemanipuleerd door het gebruik van het lettertype Arial, lettergrootte 18, dikgedrukt en een zwarte kleur (Carr, Rotteveel, & Winkielman, submitted). Visueel niet-vloeiende stimuli werd gemanipuleerd door het gebruik van het lettertype Script MT bold, lettergrootte 14, niet dikgedrukt en een (licht)grijze kleur (Carr, Rotteveel, & Winkielman, submitted). Zie figuur 3 voor een weergave van de

(10)

Figuur 3. De weergave van de aanbieding van een woord (in dit geval blij) die visueel vloeiend verwerkt werd (A) en een woord die visueel niet-vloeiend verwerkt werd (B).

Affect werd in dit onderzoek gemanipuleerd door affectieve woorden. Er werd gebruik gemaakt van 96 positieve affectieve woorden (bijv. aaien, aardig en applaus), 96 negatieve affectieve woorden (bijv. afgang, agressie en akelig) en 96 neutrale affectieve woorden (bijv. aanbod, aard en arbeid) (Zeelenberg, Wagenmakers, & Rotteveel, 2006). Woorden werden in het midden van het scherm aangeboden. In totaal waren er 270 affectieve woorden gebruikt voor het onderzoek en 18 affectieve woorden voor de oefentrials (Zeelenberg, Wagenmakers, & Rotteveel, 2006).

Tijdsaanbieding werd in dit onderzoek gemanipuleerd door vijf verschillende tijdsaanbiedingen. De verschillende tijdsaanbiedingen waren 400, 447, 506, 565 en 612 ms (Matthews, 2011). Deze verschillende tijdsaanbiedingen golden alleen voor de

vergelijkingsstimulus. In het onderzoek van Matthews (2011) werden er acht verschillende tijdsaanbiedingen aangeboden, in dit onderzoek werden er vijf verschillende

tijdsaanbiedingen aangeboden. Dit is zo gedaan omdat er anders te weinig waarnemingen per stimulus conditie waren.

Subjectieve tijdwaarneming werd gemeten aan de hand van een korte of lange

respons. Dit werd gedaan door op de blauwe knop (de letter s op het toetsenbord) te drukken voor korter en op de gele knop (de letter k op het toetsenbord) te drukken voor langer.

Ook werd in dit onderzoek gebruikt gemaakt van een informatie brochure hierin stond informatie over het onderzoek. Er stond onder andere in wat het doel was van het onderzoek, de instructie en metingen. Kijk voor de volledige versie naar Appendix C.

Verder werd in dit onderzoek gebruik gemaakt van een exit interview. In het exit interview stonden vragen om demografische gegevens te vergaren en om erachter te komen hoe de deelnemer de taak had uitgevoerd. Voorbeelden van vragen uit het exit interview zijn “Hoe oud ben je?” en “Had je een bepaalde strategie?” Zie appendix D voor een volledige versie van het exit interview.

(11)

Procedure

Deelnemers konden online een afspraak maken of zij konden inlopen tijdens de uren dat de proefleiders aanwezig zijn in het lab van de Universiteit van Amsterdam. Op het moment dat de deelnemer aanwezig was en het onderzoek kon beginnen, werd de deelnemer door één van de drie proefleiders de computerruimte ingeleid. Voordat de deelnemers met het onderzoek begonnen, lazen zij de informatiebrochure. Daarna tekenden de deelnemers

het informed consent. Er werd gevraagd aan de deelnemers om hun mobiel uit te zetten. Ook werd aan de deelnemers gevraagd om geconcentreerd het onderzoek uit te voeren. Daarnaast werd aan de deelnemers gevraagd of zij een actieve houding wilden aannemen en er werd gevraagd of zij hun tas in de hoek wilden zetten. Na de instructies van de proefleider werd één van de tien versies van de taak opgestart. Verdere instructies stonden aangegeven op het computerscherm. Een weergave van deze instructies staat in appendix E. Eerst deden de proefpersonen een oefenronde van 18 trials. Elke trial bestond uit 1000 ms durend wit scherm (mask), een 506 ms durende standaardstimulus (XXXXXXXXX), een 306 ms durend mask, een vergelijkingsstimulus met variërende tijdsaanbieding en een uiteindelijk keuzescherm waarin op een knop gedrukt moest worden. Deelnemers drukten op de blauwe knop voor korter en op de gele knop voor langer. Zie figuur 4 voor een weergave van een trial. Na de 18 oefentrials volgde het onderzoek. Het onderzoek bestond uit negen blokken van 30 trials, deze trials waren hetzelfde als de trials uit de oefenronde. Tussen elk blok was er gelegenheid voor de deelnemer om een kleine pauze te houden. Aan het einde van het negende blok vulde de deelnemer een exit interview in. Het einde van het onderzoek was na het exit interview. Het onderzoek duurde maximaal een uur. Deelnemers konden aan het einde van het onderzoek vragen stellen over het onderzoek. Er was een mogelijkheid tot debriefing, hiervoor moesten de deelnemers hun e-mailadres opgeven.

(12)

Figuur 4. De weergave van een trial, waarin deelnemers beoordeelden of de vergelijkingsstimulus (in dit geval blij) korter of langer werd aangeboden dan de standaardstimulus (XXXXXXXXX).

Resultaten

Data van twee deelnemers zijn uit het onderzoek gehaald. Één van deze twee

deelnemers heeft dyslexie en aangezien een van de manipulaties het aanbieden van woorden was, is de data van deze deelnemer van de verdere analyse uitgesloten. De andere deelnemer was een uitbijter. Deze deelnemer lag in drie van de zes stimulus groepen twee

standaarddeviaties boven het gemiddelde. Deze zes stimulus groepen zijn gebaseerd op de manipulaties vloeiendheid en affect. Door deze deelnemer zou er een vertekening van de resultaten voor vloeiendheid en affect kunnen optreden. Daarom is deze deelnemer ook uitgesloten van verdere analyse. Uit het exit interview bleek dat 50 % van de deelnemers de visuele vloeiendheid manipulatie was opgevallen. Ook bleek uit het exit interview dat 20 % van de deelnemers de affect manipulatie was opgevallen.

In dit onderzoek is er een herhaalde metingen ANOVA over de proportie korte

responsen op subjectieve tijdwaarneming uitgevoerd, met als onafhankelijke variabelen affect (positief, negatief en neutraal), visuele vloeiendheid (visueel vloeiend en visueel

(13)

tijdsaanbieding 3 = 506 ms, tijdsaanbieding 4 = 565 ms en tijdsaanbieding 5 = 612 ms). Hieruit bleek dat er een hoofdeffect was van vloeiendheid (F(1, 31) = 8.19, p = .007, η² = .21). Als er gekeken wordt naar vloeiendheid in het algemeen (t(33) = 4.51, p < .001), gaven deelnemers meer korte responsen dan lange responsen (M = .58, SD = .10). Ook leken woorden die een zwarte kleur hadden en in een goed leesbaar font aangeboden werden (M = .52, SD = .02) langer aangeboden te worden dan woorden die (licht)grijze kleur hadden en in een minder goed leesbaar font werden aangeboden (M = .62, SD = .02). Zie figuur 5 voor een grafische weergave. Er was geen significant hoofdeffect gevonden voor affect (F(2, 62) = .09, p = .916, n.s.). Voor tijdsaanbieding was de assumptie van sfericiteit

geschonden, χ2 (9) = 88.56, p < .001. Daarom werd gekeken naar de Greenhouse-Geisser correction. Hieruit bleek dat er een hoofdeffect van tijdsaanbieding was (F(4, 124) =

93.90, p < .001, η² = .75). Tijdsaanbieding 1 (M = .78, SD = .02) leek het langst aangeboden te worden en tijdsaanbieding 5 (M = .33, SD = .03) leek het kortst aangeboden te worden. In tabel 1 staan de gemiddelden en standaarddeviaties van de tijdsaanbiedingen. De gemiddelden en standaarddeviaties van alle stimulus condities staan in tabel 2.

Daarnaast bleek uit de resultaten dat er geen significant interactie effect was tussen vloeiendheid en affect (F(2, 62) = 2.28, p = .111, n.s.). Verder bleken er geen betrouwbare of marginaal betrouwbare resultaten uit de statistische analyse.

Uit deze resultaten kan geconcludeerd worden dat de verwachtingen over affect niet uitgekomen zijn. De verwachting was dat woorden die positief affectief geladen zijn voor een kortere subjectieve tijdwaarneming zorgen dan woorden die negatief affectief zijn. Er bleek geen significant effect te zijn van affect. Ook bleek uit de resultaten dat de verwachtingen over vloeiendheid niet uitgekomen zijn. De verwachting was dat woorden die een zwarte kleur hebben en in een goed leesbaar font worden aangeboden voor een kortere subjectieve tijdwaarneming zorgen dan woorden die een (licht)grijze kleur hebben en in een minder goed leesbaar font worden aangeboden. Uit de resultaten bleek dat woorden die een zwarte kleur hadden en in een goed leesbaar font aangeboden werden langer aangeboden leken te worden dan woorden die een (licht)grijze kleur hebben en in een minder goed leesbaar font worden aangeboden. Met andere woorden, voor visuele vloeiendheid is het tegenovergestelde effect gevonden van wat er verwacht werd op basis van het onderzoek van Matthews (2011). Tot slot is de verwachting over de interactie tussen affect en vloeiendheid niet uitgekomen. Er werd verwacht dat affect en vloeiendheid met elkaar zouden interacteren. Uit de resultaten bleek dat er geen significant interactie effect was tussen affect en vloeiendheid.

(14)

Figuur 5. Gemiddelde proportie korte responsen van subjectieve tijdwaarneming voor

woorden die visueel vloeiend verwerkt worden en woorden die visueel niet-vloeiend verwerkt worden.

(15)

Tabel 1

Gemiddelde Proportie Korte Responsen en Standaarddeviaties van Subjectieve Tijdwaarneming van de Verschillende Tijdsaanbiedingen.

Tijdsaanbieding Gemiddelde (M) Standaarddeviatie (SD)

Tijd 1 (400 ms) .799 .024 Tijd 2 (447 ms) .712 .022 Tijd 3 (506 ms) .575 .021 Tijd 4 (565 ms) .431 .025 Tijd 5 (612 ms) .330 .025 Tabel 2

Gemiddelde Proportie Korte Responsen en Standaarddeviaties van Subjectieve

Tijdwaarneming van Visuele Vloeiendheid, Affect en Tijdsaanbieding voor Alle Deelnemers.

Visuele

Vloeiendheid

Affect Tijdsaanbieding Gemiddelde (M) Standaarddeviatie (SD) Vloeiend Positief 1 .72 .23 2 .63 .23 3 .51 .24 4 .40 .24 5 .26 .18 Neutraal 1 .78 .22 2 .65 .21

(16)

3 .54 .23 4 .39 .20 5 .28 .23 Negatief 1 .76 .24 2 .70 .21 3 .53 .22 4 .37 .22 5 .25 .20 Niet-vloeiend Positief 1 .86 .14 2 .75 .18 3 .65 .26 4 .50 .21 5 .40 .23 Neutraal 1 .83 .18 2 .75 .22 3 .63 .17 4 .48 .26 5 .36 .22 Negatief 1 .85 .16 2 .79 .18 3 .60 .22 4 .45 .25 5 .42 .23

(17)

Discussie

In dit onderzoek werd er gekeken naar de invloed van affect en visuele vloeiendheid op subjectieve tijdwaarneming. Er werd duidelijk dat stimuli die vloeiend verwerkt worden langer lijken te duren dan stimuli die niet-vloeiend verwerkt worden. Daarnaast bleek verrassend dat affect geen invloed had op subjectieve tijdwaarneming. Tot slot bleek dat er geen effect was van de interactie tussen affect en visuele vloeiendheid op subjectieve tijdwaarneming. Deze resultaten spreken de verwachtingen op basis van het onderzoek van Matthews (2011) tegen.

Het resultaat van dit onderzoek geeft geen ondersteuning voor de eerste hypothese die stelde dat stimuli die positief affectief geladen zijn voor een kortere subjectieve

tijdwaarneming zouden zorgen dan stimuli die een negatieve affectieve lading hebben. Deze hypothese is gebaseerd op de correspondentie hypothese (Phaf & Rotteveel, 2005). De

correspondentie hypothese (Phaf & Rotteveel, 2005) geeft aan dat positieve affectieve stimuli en herhaald aangeboden stimuli dezelfde affectieve karakteristieken hebben. Ook stelt de correspondentie hypothese (Phaf & Rotteveel, 2005) dat negatieve affectieve stimuli en niet eerder aangeboden stimuli dezelfde affectieve karakteristieken hebben. Uit eerder onderzoek blijkt dat stimuli die een affectieve lading hebben, zorgen voor een vertekening van

subjectieve tijdwaarneming (Lui, Penney, & Schirmer, 2011; Droit-Volet, Brunot &

Niedenthal; Angrilli et al., 1998). Daarbij liet onderzoek van Matthews (2011) specifiek zien dat stimuli die herhaald aangeboden worden zorgen voor een kortere subjectieve

tijdwaarneming dan stimuli die niet herhaald aangeboden worden. Op basis hiervan werd verwacht dat stimuli die positief affectief geladen zijn voor een kortere subjectieve tijdwaarneming zouden zorgen dan stimuli die een negatieve affectieve lading hebben.

Uit de resultaten bleek dat affect geen invloed had op de op subjectieve

tijdwaarneming. Een verklaring voor het feit dat affect in dit onderzoek geen invloed had op subjectieve tijdwaarneming, zou te maken kunnen hebben met dat er geen aandacht besteed wordt aan de affectieve stimuli. In dit onderzoek is affect gemanipuleerd door het aanbieden van affectief geladen woorden. Aan het begin van het onderzoek werd er tegen de deelnemers gezegd dat zij tijdsduur moesten waarnemen. Er werd niet tegen de deelnemers gezegd dat zij de woorden daadwerkelijk moesten lezen die zij te zien kregen. Het zou zo kunnen zijn dat deelnemers zich alleen gefocust hebben op het waarnemen van tijd en zich niet bezig hielden met de aangeboden affectieve woorden. Met andere woorden, het zou zo kunnen zijn dat de deelnemers geen aandacht hebben besteed aan de aangeboden affectieve woorden, waardoor

(18)

de woorden niet geïdentificeerd werden. Uit onderzoek blijkt dat stimuli niet geïdentificeerd worden als er geen aandacht aan besteed wordt (Lachter, Forster, & Ruthruff, 2004). Dit zou tot gevolg kunnen hebben gehad dat de affectieve woorden niet affectief hebben gewerkt omdat ze niet geïdentificeerd werden. Aan de andere kant zou het ook zo kunnen zijn dat de deelnemers geen aandacht besteed hebben aan de affectieve woorden, maar dat zij de affectieve woorden toch automatisch gelezen en geïdentificeerd hebben. Het blijkt

bijvoorbeeld dat woorden automatisch gelezen en geïdentificeerd worden (Macleod, 1991). Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat de affectieve woorden wel tot het gewenste affect hebben geleid. Dit zou dan betekenen dat affect geen invloed heeft gehad op subjectieve tijdwaarneming.

Het resultaat van dit onderzoek weerlegt ook de tweede hypothese. De tweede hypothese stelde dat stimuli die visueel vloeiend verwerkt worden zorgen voor een kortere subjectieve tijdwaarneming dan stimuli die visueel niet-vloeiend verwerkt worden. De hypothese werd opgesteld op basis van eerder onderzoek. Uit eerder onderzoek bleek namelijk dat stimuli die visueel vloeiend verwerkt worden positief affectief beoordeeld worden en stimuli die visueel niet-vloeiend verwerkt worden negatief affectief beoordeeld worden (Reber, Winkielman, & Schwarz, 1998). Het mere exposure effect geeft aan dat herhaalde aanbieding van stimuli, net als visueel vloeiende verwerking van stimuli, ervoor zorgt dat de stimuli positief affectief beoordeeld worden (Zajonc, 1968). Onderzoek geeft aan dat affect zorgt voor een vertekening van subjectieve tijdwaarneming (Lui, Penney, &

Schirmer, 2011; Droit-Volet, Brunot & Niedenthal; Angrilli et al, 1998). Ook bleek dat stimuli die niet eerder aangeboden zijn en negatieve affectieve stimuli dezelfde affectieve karakteristieken hebben (Phaf & Rotteveel, 2005). Onderzoek van Matthews (2011) gaf aan dat stimuli die herhaald aangeboden worden zorgen voor een kortere subjectieve

tijdwaarneming dan stimuli die niet herhaald aangeboden worden. Op basis hiervan werd verwacht dat stimuli die visueel vloeiend verwerkt worden zorgen voor een kortere subjectieve tijdwaarneming dan stimuli die visueel niet-vloeiend verwerkt worden.

Uit dit onderzoek bleek dat stimuli die visueel vloeiend verwerkt worden voor een langere subjectieve tijdwaarneming zorgen dan stimuli die visueel niet-vloeiend verwerkt worden. Dit is niet in lijn met wat er verwacht werd op basis van het onderzoek van Matthews (2011). Het is aannemelijk dat visueel vloeiende verwerking van de stimulus geen verklaring geeft voor de gevonden resultaten van het onderzoek van Matthews (2011). Een mogelijke verklaring van de gevonden resultaten van het onderzoek van Matthews (2011) is repetition suppression effect (Henson & Rugg 2003). Uit onderzoek van Pariyadath en Eagleman (2007)

(19)

blijkt dat vertekening van subjectieve tijdwaarneming parallel loopt aan het patroon van neurale activiteit bij een stimulus die herhaald aangeboden wordt. Hierbij zorgt weinig

neurale activiteit voor een korte subjectieve tijdwaarneming en veel neurale activiteit voor een lange subjectieve tijdwaarneming (Pariyadath & Eagleman, 2007). Het repetition suppression effect (Henson & Rugg, 2003) geeft aan dat stimuli die herhaald aangeboden worden voor minder neurale activiteit in het brein zorgen dan stimuli die niet eerder zijn aangeboden. Op basis hiervan zou verwacht worden dat herhaald aangeboden stimuli voor een kortere subjectieve tijdwaarneming zorgen dan stimuli die niet eerder aangeboden worden. Dit is in lijn met het gevonden resultaat van Matthews (2011). Kortom, het repetition suppression effect (Henson & Rugg, 2003) is een mogelijke verklaring voor de gevonden resultaten van het onderzoek van Matthews (2011).

Het resultaat van dit onderzoek met betrekking tot de tweede hypothese, zou verklaard kunnen worden door eerder onderzoek waarin de relatie tussen het geheugen en subjectieve tijdwaarneming onderzocht werd (Witherspoon & Allan, 1985). In het onderzoek van

Witherspoon en Allan (1985) moesten deelnemers aan het begin van het onderzoek woorden hardop voorlezen. Op deze manier werden de woorden in het geheugen opgeslagen. Later in het onderzoek werden woorden voor 30 ms of voor 50 ms aangeboden. De helft van deze woorden waren de woorden die de deelnemers eerder in het onderzoek hardop moesten voorlezen, de andere helft van de woorden waren nog niet eerder aangeboden. Deelnemers moesten beoordelen hoe lang zij dachten dat de woorden werden aangeboden. Hieruit bleek dat woorden die eerder aangeboden waren en in het geheugen lagen opgeslagen voor een langere subjectieve tijdwaarneming zorgen dan niet eerder aangeboden woorden

(Witherspoon & Allan, 1985).

De verklaring die Witherspoon en Allan (1985) geven voor de gevonden resultaten is de mis-attribution hypothesis (Jacoby & Dallas, 1981). Deze hypothese stelt dat stimuli die eerder aangeboden zijn en opgeslagen liggen in het geheugen, leiden tot een meer visueel vloeiende verwerking wanneer de stimulus weer aangeboden wordt. Hoe meer visueel vloeiend de stimulus verwerkt wordt, hoe langer een individu kan bijhouden hoeveel tijd er verstreken is. Omdat een individu de tijdsduur langer kan bijhouden zal het individu bij visueel vloeiende verwerking van een stimulus een hogere inschatting maken van de tijdsduur dan bij een stimulus die visueel niet-vloeiend verwerkt wordt. Kortom, visueel vloeiende verwerking wordt verkeerd gerelateerd aan een langere subjectieve tijdwaarneming van de stimulus dan een stimulus die visueel niet-vloeiend verwerkt worden (Jacoby & Dallas, 1981). Uit dit onderzoek blijkt dat stimuli die visueel vloeiend aangeboden worden voor een langere

(20)

subjectieve tijdwaarneming zorgen dan stimuli die visueel niet-vloeiend aangeboden worden. Dit is in lijn met wat er verwacht zou worden op basis van de mis-attribution hypothesis (Jacoby & Dallas, 1981). Het is aannemelijk dat visueel vloeiende verwerking van een

stimulus leidt tot een gevoel van bekendheid met de stimulus. Het zou wellicht zo kunnen zijn dat stimuli die visueel vloeiend verwerkt worden en stimuli die in het geheugen liggen

opgeslagen en opnieuw worden aangeboden voor dezelfde visueel vloeiende verwerking zorgen. Op basis van de mis-attribution hypothesis (Jacoby & Dallas, 1981) zou deze visueel vloeiende manier van verwerken voor een langere subjectieve tijdwaarneming zorgen dan stimuli die visueel niet-vloeiend verwerkt worden. Om dit nader te onderzoeken zou er in vervolgonderzoek gekeken kunnen worden naar de relatie tussen visuele vloeiendheid en het geheugen.

De resultaten van dit onderzoek geven helaas ook geen ondersteuning voor de derde hypothese. De derde hypothese stelde dat affect en vloeiendheid met elkaar zouden

interacteren. Deze hypothese is opgesteld op basis van de eerder besproken onderzoeken van de eerste hypothese en de tweede hypothese. Uit dit onderzoek bleek dat er geen interactie effect was tussen vloeiendheid en affect. De verklaring hiervoor is zeer waarschijnlijk dat affect in dit onderzoek geen invloed heeft gehad op de subjectieve tijdwaarneming. Al eerder is besproken wat de mogelijke verklaring is voor het gevonden resultaat dat affect geen invloed heeft op subjectieve tijdwaarneming.

Voorlopig kan geconcludeerd worden dat vloeiendheid invloed heeft op subjectieve tijdwaarneming. Verder is er nog geen uitsluitsel over de invloed van affect op subjectieve tijdwaarneming. Er lijkt dus een kern van waarheid te zitten in uitdrukkingen zoals “de tijd vliegt voorbij” of “het lijkt wel of de tijd stilstaat.” Hoewel mensen soms wellicht denken dat de tijd die zij waarnemen in overeenstemming is met de realiteit, hoeft het niet zo te zijn dat deze subjectieve tijdwaarneming ook daadwerkelijk overeenkomt met de werkelijkheid.

(21)

Appendix A

Informed consent*

Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de informatiebrochure ‘Tijdwaarneming is een kunst’. Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord.

Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven en besef dat ik op elk moment mag stoppen met het experiment. Indien mijn onderzoeksresultaten gebruikt zullen worden in wetenschappelijke publicaties, dan wel op een andere manier openbaar zullen worden gemaakt, zal dit volledig geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens zullen niet door derden worden ingezien zonder mijn nadrukkelijke toestemming.

Als ik nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen, nu of in de toekomst, kan ik mij wenden tot Jasmijn van Veggel (jasmijn_van_veggel@hotmail.com; 06-44113994). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam: Femke ten Velden (F.S.tenVelden@uva.nl; 020 5256755).

Aldus in tweevoud getekend:

………. ……….

Naam proefpersoon Handtekening

‘Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.’

………. ……….

(22)

Appendix B RandomisatieSchema

Woordgroepen*

Groep A Groep B Groep C Groep D Groep E

beroerd kanker moord haat fataal

verraad duivel stikken dwang triest

kapot akelig bedrog vijandig dreigend

schelden woest tragisch klagen smerig

falen verdomme nood lelijk janken

leugen puin plaag stress monster

zonde plagen pech saai weduwe

pistool star lawaai doof kaal

koud berucht duister donderen hongerig

fragment opzoeken persen oppakken brij

kudde casino ronde pijl toezien

klappen gamma vloeien lijn meten

drietal reeks comité laken fractie

beetje ontlenen broek fungeren kalk

bizar cent premier feit aard

verblijf meeuw gloeien bellen piloot

thee totaal dialoog rivier duizend

orkest mythe ruiken zuurstof smaak

schat klasse plus guitig braaf

best luxe juweel troost aaien

baat trots gunnen gerust speels

beleefd winst glorie handig gewonnen

populair schoon welkom knap triomf

slim goed vredig gaaf held

zalig perfect pret dapper hoop

hoera succes trouw engel briljant

gezond wijsheid lach humor lief

(23)

slaaf arbeid driftig werkend zielig evolutie boos gratie rotzooi beroemd stomp knus zoek makker zender leuk fles geliefd

Groep F Groep G Groep H Groep I Groep J

wanhoop ziekte agressie ramp kwellen

dode kwetsen schoft ruzie geslagen

crisis gevangen kwaal verrot afgang

hopeloos zeuren wraak fout nijdig

dief jammeren grauw bang schade

giftig schande sleur bitter ontslaan

onrust piekeren blind zinloos vuil

klap bloed herrie idioot kwalijk

schim donker dilemma raar drama

natie inwendig delven stof dronk

buitenaf marine gewicht economie klok

sultan cijfer wetgever aspect context

code schema kauwen wetboek tijdperk

cabine lopend linnen lade smidse

straks jeep tent media tijdig

jonker rugzak prompt tempo tante

mens oosters conditie sparen aanbod

blinken drankje piano stijl lied

kermis applaus verzot keurig deugd

fraai jolig geschikt fris correct

(24)

beloning waardig royaal elegant voldaan

geschenk charmant bloei bekwaam moedig

prima strelen begaafd zoen teder

oprecht aardig volmaakt grappig opgewekt

feest kameraad ideaal creatief hemels

zonnig geluk paradijs vreugde vriend

* De woorden zijn aan elkaar gekoppeld op basis van intensiteit. In elke groep zijn dus evenveel positieve, neutrale en negatieve woorden aanwezig, maar ook ongeveer evenveel woorden met lage en hoge intensiteit.

Versies*

* Op basis van de variabele vloeiendheid (2) en tijd (5) kunnen 10 groepen gemaakt worden. Voorbeelden hiervan zijn “Groep 1; vloeiende verwerking x tijd 1” en “Groep 2; niet-vloeiende x tijd 2”. In het schema hierboven is terug te vinden hoe de groepen woorden (a, b, c etc.) zijn geroteerd in de groepen van vloeiendheid x tijd. Op deze manier zijn er 10 versies van de taak gemaakt waarbij alle woordgroepen één keer in elke groep van vloeiendheid en tijd heeft gezeten.

Vloeiend Niet-vloeiend

Tijd 1 Tijd 2 Tijd 3 Tijd 4 Tijd 5 Tijd 1 Tijd 2 Tijd 3 Tijd 4 Tijd 5

Versie 1 A B C D E F G H I J Versie 2 J A B C D E F G H I Versie 3 I J A B C D E F G H Versie 4 H I J A B C D E F G Versie 5 G H I J A B C D E F Versie 6 F G H I J A B C D E Versie 7 E F G H I J A B C D Versie 8 D E F G H I J A B C Versie 9 C D E F G H I J A B Versie 10 B C D E F G H I J A

(25)

Appendix C

Informatiebrochure*

Informatiebrochure ‘Tijdwaarneming is een kunst’

U gaat deelnemen aan het onderzoek ‘Tijdwaarneming is een kunst’. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u kennis neemt van de procedure die in dit onderzoek gevolgd wordt. Leest u daarom het onderstaande zorgvuldig door.

Doel van het onderzoek

In dit experiment onderzoeken wij hoe goed u kunt discrimineren tussen verschillende tijdsaanbiedingen. Het gaat hierbij om de snelheid en juistheid waarin dit gedaan wordt. Instructie

Tijdens het experiment zit u voor een computerscherm waarop woorden zullen worden aangeboden. We vragen u te beoordelen hoe lang de tijdsaanbieding van een woord is geweest in vergelijking met een standaard stimulus die kort voor het woord zal worden aangeboden. De gebruikte woorden kunnen een emotionele betekenis hebben. Daarnaast zullen de woorden worden aangeboden in verschillende verschijningsvormen. U krijgt eerst een aantal oefentrials, om vertrouwd te raken met de experimentele procedure en de verschillende woorden en verschillende verschijningsvormen van de woorden. Metingen

Tijdens het experiment zal uw reactietijd en uw accuratesse gemeten worden. Vrijwilligheid

Uw deelname is geheel vrijwillig, het zal op geen enkele wijze gevolgen voor u hebben als u nu of tijdens het onderzoek afziet van deelname aan dit onderzoek. U kunt ook tot 24 uur na het onderzoek nog uw toestemming voor het gebruiken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te alle tijden staken; U bent vrij om dit te doen zonder opgave van redenen. In dat geval zullen uw gegevens uit onze bestanden verwijderd worden en vernietigd.

Veiligheid en verzekering

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor uw gezondheid of veiligheid met zich meebrengt, gelden de voorwaarden van de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van de UvA. Vertrouwelijkheid van de onderzoeksgegevens

De gegevens van dit onderzoek zullen door de onderzoekers alleen worden gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van uw

persoonsgegevens en blijft de anonimiteit gewaarborgd. De gegevens kunnen eventueel ter beschikking worden gesteld aan andere onderzoekers, maar dan wel in volstrekt anonieme vorm.

Vergoeding

De deelnemer krijgt een vergoeding van één proefpersoonpunt per uur voor deelname aan het onderzoek.

(26)

Nadere inlichtingen

Voor eventuele extra informatie over het onderzoek, kunt u zich wenden tot Jasmijn van Veggel (jasmijn_van_veggel@hotmail.com; 06-44113994). Voor eventuele klachten over dit onderzoek, kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling

Psychologie van de Universiteit van Amsterdam: Femke ten Velden (F.S.tenVelden@uva.nl; 020-5256755).

(27)

Appendix D

Exit interview*

Exit interview bij: “ Tijdswaarneming is een kunst” Proefpersoonnummer:

1. Zijn er dingen die je zijn opgevallen tijdens het onderzoek (maakt niet uit wat)? ---

2. Hoe ging de taak voor je eigen gevoel?

---

3. Is het gelukt om geconcentreerd te blijven tijdens het uitvoeren van de gehele taak? Zo niet, van welk moment af aan lukt het niet meer om je goed te concentreren? ---

4. Heb je emotioneel geladen woorden gezien en zoja, welke?

(28)

---

5. Is het je opgevallen dat de woorden in verschillende fonts (eventueel uitleggen) werden aangeboden? ---

6. Is het je opgevallen dat de woorden ook in verschillende kleuren werden aangeboden? ---

7. Had je het idee dat er een relatie bestond tussen de emotionele betekenis van de woorden en het font waarin ze werden aangeboden?

---

8. Had je het idee dat er een relatie bestond tussen de emotionele betekenis van de woorden en de kleur waarin ze werden aangeboden?

(29)

---

9. Is het je opgevallen dat de woorden verschillende aanbiedingstijden hadden?

---

10. Had je het idee dat er een relatie bestond tussen de verschillende aanbiedingstijden en de emotionele betekenis van de woorden?

---

11. Had je het idee dat er een relatie bestond tussen de verschillende aanbiedingstijden en de kleur van de woorden?

(30)

---

12. Had je het idee dat er een relatie bestond tussen de verschillende aanbiedingstijden en het font waarin de woorden werden aangeboden?

---

(31)

Appendix E

Taak instructies

Welkom,

In dit onderzoek wordt er gekeken naar de tijdswaarneming. Wij zijn geïnteresseerd in hoe goed jij bent in het onderscheiden van verschillende aanbiedingstijden. Het is belangrijk dat je niet afgeleid raakt tijdens dit onderzoek en dat je je goed blijft concentreren. Tussendoor is de mogelijkheid tot het nemen van een pauze, maak daar gebruik van als dat nodig is. Het is verder de bedoeling dat je telefoon uit is en in je tas zit.

Druk op de spatie om verder te gaan.

De taak ziet er als volgt uit, we beginnen met een oefenblok bestaande uit 18 trials. Dit wordt gedaan om bekendheid met de taak te creëren, zodat duidelijk is wat er van je verwacht wordt. Na dit oefenblok volgt het echte onderzoek.

Druk op de spatie om verder te gaan.

Allereerst zie je een standaardstimulus (XXXXXXXXX), deze heeft een bepaalde aanbiedingstijd. Daarna volgt het target-woord, deze tijdsaanbieding kan enigszins verschillen ten opzichte van de standaardstimulus. We vragen aan jou om aan te geven of het target-woord (de tweede stimulus), korter of langer wordt aangeboden dan de standaardstimulus. Dit wordt gedaan door op de blauwe toets te drukken als het korter is en op de gele toets als het langer is.

Druk op de spatie om verder te gaan. De oefenronde begint nu.

Succes!

Druk op de spatie om verder te gaan.

Dit was de oefenronde, hopelijk is de taak nu duidelijk. Als er nu nog vragen zijn, stel ze aan de proefleider. Hierna gaat het echte onderzoek beginnen. Er zijn 9 blokken van 30 trials. Zorg dat je geconcentreerd blijft en wanneer nodig tussen de blokken een korte pauze neemt.

Druk op de spatie om verder te gaan.

Nu gaat het onderzoek echt beginnen. Op de volgende pagina begint de eerste trial. Succes!

Druk op de spatie om verder te gaan.

Dit was het onderzoek, bedankt voor je deelname. Je kunt nu naar de proefleider gaan. Wil je op de hoogte gehouden worden van de resultaten, dan kan je bij de proefleider je e-mailadres opschrijven.

(32)

Literatuurlijst

Angrilli, A., Cherubini, P., Pavese, A., & Manfredini, S. (1997). The influence of affective factors on time perception. Perception & psychophysics, 59(6), 972-982.

Carr, E. W., Rotteveel, M., & Winkielman, P. (Submitted). Easy Moves.

Droit‐Volet, S., Brunot, S., & Niedenthal, P. (2004). BRIEF REPORT Perception of the duration of emotional events. Cognition and Emotion, 18(6), 849-858.

Eagleman, D. M., & Pariyadath, V. (2009). Is subjective duration a signature of coding efficiency? Philosophical Transactions of the Royal Society B: Biological Sciences, 364, 1841-1851.

Henson, R. N. A., & Rugg, M. D. (2003). Neural response suppression, haemodynamic repetition effects, and behavioural priming. Neuropsychologia, 41(3), 263-270.

Huber, D. E., Clark, T. F., Curran, T., & Winkielman, P. (2008). Effects of repetition priming on recognition memory: Testing a perceptual fluency-disfluency model. Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory, and Cognition, 34(6), 1305.

Jacoby, L. L., & Dallas, M. (1981). On the relationship between autobiographical memory and perceptual learning. Journal of Experimental Psychology: General, 110(3), 306.

Lachter, J., Forster, K. I., & Ruthruff, E. (2004). Forty-five years after Broadbent (1958): still no identification without attention. Psychological review, 111(4), 880.

Lui, M. A., Penney, T. B., & Schirmer, A. (2011). Emotion effects on timing: attention versus pacemaker accounts. PloS one, 6(7), e21829.

MacLeod, C. M. (1991). Half a century of research on the Stroop effect: an integrative review. Psychological bulletin, 109(2), 163.

Mandler, G. (1980). Recognizing: The judgment of previous occurrence. Psychological review, 87(3), 252.

(33)

Matthews, W. J. (2011). Stimulus repetition and the perception of time: The effects of prior Exposure on temporal discrimination, judgment, and production. PLoS one, 6(5), e19815.

Pariyadath, V., & Eagleman, D. (2007). The effect of predictability on subjective duration. PloS one, 2(11), e1264.

Phaf, R. H., & Rotteveel, M. (2005). Affective modulation of recognition bias. Emotion, 5(3), 309.

Raghubir, P., Morwitz, V. G., & Chakravarti, A. (2011). Spatial categorization and time perception: Why does it take less time to get home? Journal of Consumer Psychology, 21(2), 192-198.

Rainer, G., & Miller, E. K. (2000). Effects of visual experience on the representation of objects in the prefrontal cortex. Neuron, 27(1), 179-189.

Reber, R., Winkielman, P., & Schwarz, N. (1998). Effects of perceptual fluency on affective judgments. Psychological science, 9(1), 45-48.

Reber, R., Wurtz, P., & Zimmermann, T. D. (2004). Exploring “fringe” consciousness: The subjective experience of perceptual fluency and its objective bases. Consciousness and Cognition, 13(1), 47-60.

Witherspoon, D., & Allan, L. G. (1985). The effect of a prior presentation on temporal judgments in a perceptual identification task. Memory & Cognition, 13(2), 101-111.

Zajonc, R. B. (1968). Attitudinal effects of mere exposure. Journal of personality and social psychology, 9(2p2), 1.

Zeelenberg, R., Wagenmakers, E. J., & Rotteveel, M. (2006). The impact of emotion on perception bias or enhanced processing?. Psychological Science,17(4), 287-291.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The goal of this live study is to evaluate our instrument (the checklist) and its effect on the validation process of a given SRS.. The live study will most notably help

Komplekse strukture, byvoorbeeld ’n kanon in die tenoor met ’n omgekeerde kanon in die pedale terwyl die gospel-melodie daaroorheen gehoor word, maak van ’n prelude soos Just as I am

It is argued that these questions will contextualize any decisions regarding curriculation and could contribute to the relevancy discourse regarding Public

C 2 symmetric molecular motors based on overcrowded alkenes with stereogenic centres in the two alpha positions (3 in Figure 1.5 and e in Figure 1.1) were the first synthetic

that adolescents with relatively weak behavioral control at age 11 and high reward sensitivity at age 16 are at the greatest risk for risk behaviors at age 16, such as alcohol

Step three – left and right identification for remaining segments This step is also the same as the left and right leg identification in the full-body configuration case see Table

Therefore, galaxies with compact dust emission would be a key population for understanding the morphological and star formation evolution from star-forming disks to quiescent