• No results found

De Nederlandse cultuur vanuit een buitenlands perspectief

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Nederlandse cultuur vanuit een buitenlands perspectief"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Nederlandse

cultuur vanuit

een buitenlands

perspectief

Een onderzoek naar het beeld van de

Nederlandse cultuur vanuit het

perspectief van de westerse expat

Masterthesis Europese Studies Cultuur & Identiteit

Faculteit Geesteswetenschappen UvA Judith de Lange

3/5/2015

Eerste Lezer: Alex Drace-Francis Tweede Lezer:

(2)

1

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 2 1.2 Onderzoeksopzet ... 4 2. Onderzoeksmethode ... 7 2.1 Literatuuronderzoek ... 7 2.3 Respondenten en data-analyse ... 9

3. Cultuur en de Nederlandse beeldvorming. ... 11

3.1 Het woord cultuur ... 11

3.2 Cultuurtheorieën. ... 12

3.3 Nederlandse beeldvorming ... 15

3.4 De hedendaagse Nederlandse cultuur en identiteit ... 19

3.5 Conclusie ... 21

4. Travel writing ... 23

4.1 Wat is travel writing ... 23

4.2 Growing Dutch ... 25 4.3 The Undutchables ... 27 4.4 Amsterdam ... 29 4.5 conclusie. ... 32 5. Interviews ... 33 5.1 Open en eerlijkheid ... 33 5.2 Tolerantie ... 35 5.3 Egalitarisme ... 38 5.4 Handelsvolk ... 39

De laatste respondent van dit onderzoek ... 41

5.5 Conclusie ... 43

6. Conclusie... 44

6.1 Cultuurtheorieën verbonden met Nederland ... 45

6.2 De Nederlandse cultuurkenmerken ... 46

6.3 Cultuur in het groter geheel ... 47

7. Literatuurlijst ... 49

8. Bijlagen ... 51

8.1 Interviewvragen: ... 51

(3)

2

1. Inleiding

‘’De Nederlander bestaat niet.’’ In een toespraak op 24 september 2007 mengde de toenmalige prinses Máxima zich met dit standpunt in de zeer gevoeligediscussie over de Nederlandse identiteit. Hoewel het beeld van de Nederlander net zo gecompliceerd en moeilijk te omschrijven is voor een geboren Nederlander, was er veel kritiek op deze uitspraak van Máxima, als toch buitenlander zijnde. In de Nederlandse politiek en media ontstond er veel ophef over deze opmerking dat de Nederlander niet bestaat.

Vanuit dit oogpunt is het te begrijpen dat de Nederlandse cultuur, en de daarbij behorende identiteit, als onderzoeksonderwerp in de wetenschap aan populariteit wint sinds de jaren negentig. In de jaren voorafgaand aan de jaren negentig werd er hoofdzakelijk vanuithistorisch en sociologisch onderzoek naar de Nederlandse cultuur gekeken,en was er vanuit een antropologisch perspectief nog niet veel van de grond gekomen. Zo weinig zelfs, dat de Amerikaanse antropoloog Sydel Silverman een oproep deed aan haar Nederlandse collega’s: ‘’do something about putting the

Netherlands on the English speaking anthropological map.’’ 1 Nu ruim twintig jaar later, zijn de

onderzoeken meer interdisciplinair geworden en zijn de onderzoeken heden ten dage historisch, sociologisch en cultureel antropologisch gecombineerd.

Meerdere onderzoeken hebben gepoogd een eenduidige conclusie te trekken over wat de Nederlandse cultuur en identiteit precies inhouden, maar tot nu toe nog zonder succes. De historici Koen Koch en Paul Scheffer merken in hun boek Het nut van Nederland terecht op dat: ‘’hoe scherper wij onze nationale identiteit willen omschrijven, des te sneller verdwijnt de

overeenstemming over wat Nederland eigenlijk typeert. […] De omschrijving van onze nationale identiteit is een voortdurend debat.’’ 2 Het debat is ontstaan doordat mensen zich steeds bewuster worden van de cultuur, waarin de mens inziet dat er verschillende culturen zijn, en dat er invloed op uitgeoefend kan worden. Metandere woorden, een cultuur leeft en is constant in beweging.

Concepten als cultuur en identiteit verwijzen eerder naar een belevings-en gevoelswereld dan naar een feitelijke zijnswereld. Dit maakt dat een onderzoek naar cultuur niet losstaat van een onderzoek naar de mens, puur en alleen omdat de basis van cultuur altijd de beleving van de mens is.

Dit gegeven wordt al bewezen door het feit dat onderzoek naar cultuur bijna altijd literatuuronderzoek is; een vorm van onderzoek die empirisch moeilijk te bewijzen valt. Een persoonlijk aspect is altijd aanwezig, in dit geval mijn literaire interpretatie als Nederlandse

vrouw/mens en Europese studies student. De basis van dit onderzoek is dus het persoonlijke verhaal van de mens, dat het antropologische, historische en sociologische onderzoek verbindt. Hier is voor

1 Rob van Ginkel, ‘Ruth Benedict over Nederlanders’, Etnofoor, nr. 2 (1990), p. 5-16.

(4)

3

gekozen omdat cultuur meer is dan een historisch verhaal, of een antropologisch onderzoek. Daarbij is cultuur altijd mens-gebonden en is het onvermijdelijk om ook op de mens zelf te focussen. Het heeft dus een filosofische insteek, waarin wezenlijke vragen aan bod komen.

Toch impliceren bovenstaande probleemstellingen echter niet dat er niets concreets gezegd kan worden over de cultuur, het zegt eerder dat er nog zoveel meer gezegd kan worden. In de wetenschap wordt de daadwerkelijke cultuur als iets ongrijpbaars bestempeld, maar de manier waarop we er naar kijken en hoe we het gebruiken, kan wel onderzocht worden, omdat dit het menselijk aspect is. Daarnaast kan er wel een aantal aspecten vastgelegd geworden, bijvoorbeeld het feit dat de meeste Nederlandse cultuuraspecten hun oorsprong hebben in bepaalde

geschiedkundige gebeurtenissen (zoals in ieder land het geval is). Een bekende uitkomst van deze link tussen Nederlandse cultuuraspecten en geschiedkundige gebeurtenissen, is de creatie van het Nederlandse canon. Ditcanon heeft als doel om de geschiedenis van de Nederlandse cultuur in kaart te brengen, net alsde Gouden Eeuw en de moord op de stadhouder dat doen, samen met nog meer topics, tot aan de invoering van de euroanno nu. De geschiedenis wordt vaak ingezet om een bepaalde beeldvorming te creëren, waardoor de gebeurtenis wel hetzelfde blijft, maar de betekenis ervan niet. Het gaat er dus om hoe de mens iets voelt en beleeft. Een voorbeeld is de uitspraak van de toenmalige minister-president Jan-Peter Balkenende in 2006: “Laten we blij zijn met elkaar! Laten wij optimistisch zijn! Laten we zeggen: “Nederland kan het weer! Die VOC-mentaliteit3, over grenzen

heen kijken, dynamiek! Toch?” 4 Hoewel over het algemeen iedere Nederlander snapt welk beeld Balkenende wil oproepen bij het woord ‘VOC-mentaliteit’, met betrekking tot handel en

internationale allure, komen er toch ook andere beelden op, zoals het Nederlandse slavernij verleden. Dit blijkt ook uit de vele reacties op de opmerking diewijzen op de ontkenning van de gewelddadige manier van handelen door de VOC en de slavenhandel die daarmee gepaard ging. Het is dus altijd de vraag welke betekenis die ‘levende’ mens aan een geschiedkundige, of culturele gebeurtenissen geeft.

3 Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) is in 1602 opgericht en werd een van de rijkste en machtigste

handelsorganisaties in die tijd.

4 Wikipedia, ‘VOC-mentaliteit, http://nl.wikipedia.org/wiki/VOC-mentaliteit, geraadpleegd op 10 oktober

(5)

4

1.2 Onderzoeksopzet

In dit onderzoek wordt de Nederlandse cultuur vanuit het perspectief van de buitenlander onderzocht. De vraag is: “Hoe wordt er, door buitenlanders die in Nederland zijn komen wonen , naar de Nederlandse cultuur gekeken? ” Met de nadruk opwelke aspecten van de Nederlandse cultuur en identiteit buitenstaanders gebruikenom de Nederlandse cultuur te beschrijven. In dit onderzoek zal voor het gemak het woord ‘expat’ gebruikt worden, met als betekenis, een persoon die bewust naar Nederland is verhuisd om hier een nieuw leven op te bouwen. Om deze vragen optimaal te kunnen beantwoorden, zal er in hoofdstuk 3 eerst een theoretisch kader de revue passeren waarin de belangrijkste algemene cultuurtheorieën en de verscheidene onderzoeken naar de Nederlandse cultuur besproken en geanalyseerd worden. Dit wordt gevolgd door twee

hoofdstukken die respectievelijk bestaan uit een literatuurstudie en een kwalitatief onderzoek middels interviews, die ik speciaal ontworpen heb voor dit onderzoek. De motivatie om interviews toe te voegen is omdat de nadruk op de menselijke beleving ligt,en om de verbinding te leggen tussen de wetenschap en het persoonlijke aspect. Het uiteindelijke doel van dit onderzoek is om een visie te creëren over cultuur, waarin het onvermijdelijk is om meerdere onderzoeksmethoden te gebruiken, aangezien een eenduidige verklaring over cultuur niet te geven is, en een breed onderzoeksveld dus noodzakelijk is. Ten slotte wordt in de conclusie de hoofdvraag beantwoordt door middel van het combineren van de literatuurstudie en het kwalitatieve onderzoek met het theoretische kader. De hoofdvraag die beantwoord wordt is:

“ In hoeverre komen de ervaringen van westerse emigranten overeen met de aspecten van de Nederlandse cultuur zoals die beschreven staan in wetenschappelijke onderzoeken naar dit onderwerp, en wat is de invloed van de manier van vertellen?”

Het thema in dit onderzoek is de subjectiviteit van het onderwerp, omdat de beleving van cultuur voor iedereen anders is,en het wordt dusook anders beschreven. Om deze onderzoeksvraag echter zo optimaal mogelijk te beantwoorden, is het belangrijk dat er eerst een helder theoretisch kader uiteen gezet wordt. In dit kader worden verschillende wetenschappelijke bronnen over de Nederlandse cultuur geanalyseerd. Sleutelwerken zijn onder andere Imagology (2007) van

hoogleraren Joep Leerssen en Manfred Beller, Op zoek naar eigenheid (1999) van antropoloog Rob van Ginkel,en verscheidene artikelen, waaronder een aantal geschreven door Ruth Benedict, een Amerikaanse antropoloog in de jaren ’40 en ’50.

Echter, voordat we de diepte in springen, is het noodzakelijk om eerst het begrip cultuur te bespreken. Wat is cultuur en hoe ontstaat het? De belangrijkste theorieën die aan de orde komen

(6)

5

over de opkomst van cultuur zijn bedacht door Ernest Gellner, Benedict Anderson en Eric

Hobsbwam. In de discussie over cultuur zijn er twee belangrijke begrippen: Self (autobeeld) en Other (heterobeeld). Om dit onderzoek af te bakenen is er gekozen om de Other te beperken tot de Westerse gebieden van Europa en de Verenigde Staten. Het concept Self en Other en de wisselwerking daartussen, hebben een complex karakter. Om deze reden is er beslotenom de historische en culturele verschillen tussen de Nederlander en haar emigranten zo klein mogelijk te houden, enzo te vermijden dat er een vergelijking wordt gemaakt tussen de algehele westerse cultuur en ‘de ander’.

Nadat er aandacht wordt besteed aan het ontstaan van cultuur en de ontwikkelingen van cultuur, zal er in meer detail worden gekeken naar de specifieke Nederlandse cultuuraspecten. Hiervoor wordt voornamelijk het overzichtswerk Imagology gebruikt, waarin de meest

vooraanstaande Nederlandse cultuuraspecten in een historische context staan beschreven. Daarnaast komen er nog andere onderzoeken over de Nederlandse cultuur aan bod, waaronder meerdere werken van Rob van Ginkel. Zijn boek Op zoek naar eigenheid (2008) is een overzichtswerk over de geschiedenis van de beeldvorming en bewustwording van cultuur in Nederland. Het

onderwerp is dus niet nieuw, echter welanders dan in het onderzoek van Van Ginkel waarin het vanuit een ander perspectief wordtbekeken.

Zoals eerder aangegeven, wordt deze scriptie over de Nederlandse cultuur, door de ogen van the Other op twee verschillende manieren opgebouwd. Allereerst wordt er gebruik gemaakt van een literatuurstudie waarin drie verschillende boeken die tot travel writing behoren worden

onderzocht. Vervolgens bestaat de tweede methode uit diepte-interviews met expats. En ten slotte wordendeze twee methodes in dit onderzoek gecombineerd, enworden hoge cultuur (literatuur) en lage cultuur (interviews) met elkaar verenigd.

De eerste onderzoeksmethode bestaat dus uit een literatuurstudie in travel writing. De reisverhalen zijn een relevante toevoeging omdat het door buitenlanders geschreven is die daadwerkelijk hier geweest zijn en hebben gewoond. De sleutelwerken zijn het bekende boek The

Undutchables (2013) geschreven door de Britse schrijver Colin White en de Amerikaanse Laurie

Boucke, Amsterdam (2014) van Russel Shorto, en Growing Dutch (2013), geschreven door de Amerikaan Ronald van der Krol. In hoofdstuk 4 worden de aspecten van de Nederlandse cultuur zoals genoemd in deze boeken geanalyseerd en vervolgens met elkaar vergeleken, om zo een helder beeld te vormen over wat de Nederlandse cultuur volgens deze schrijvers inhoudt. In dit onderzoek moet in acht genomen worden dat het voornamelijk om een literatuurstudie gaat, aangevuld met persoonlijke ervaringen. Het doel van het onderzoek is dus het analyseren van de subjectiviteit van iedere tekst en ieder interview, en dat betekent dat de uitkomst nooit empirisch kan zijn. De

(7)

6

reisverslagen kunnen als link gezien worden tussen het wetenschappelijke kader in hoofdstuk drie en de interviews in hoofdstuk 5, omdat ze zowel wetenschappelijk als persoonlijk onderbouwd zijn. In hoofdstuk 5 wordt de kwalitatieve onderzoeksmethode gehanteerd. Door middel van diepte-interviews met expats, wordt hun ervaring met de Nederlandse cultuur en identiteit besproken. Met expat wordt in dit onderzoek iemand bedoeld die bewust heeft gekozen om in Nederland te leven en te werken. Met andere woorden: iedere respondent heeft zich bewust geïntegreerd. Het integreringsproces toets ik met behulp van de Nederlandse taal; die moet de respondent kunnen spreken. De gedachten hierachter zijn dat er veel cultuuraspecten via de taal worden meegegeven, en om een totaalbeeld te krijgen is het van belang dat de expat daar weet van heeft. Het toevoegen van dergelijk kwalitatief onderzoek is met name relevant voor deze studie omdat het inzicht geeft in de ervaringen van westerse expats met de Nederlandse cultuur. Hoe is hun integratie verlopen? Wat is hun ervaring met de Nederlandse cultuur? Hoe verhoudt de Nederlandse cultuur zich tot de bestaande Nederlandse stereotypen? Middels de analyse van deze interviews, kan er in kaart worden gebracht of er een verschil bestaat tussen hetgeen wat

beschreven wordt als de Nederlandse cultuur, in zowel wetenschappelijk onderzoek als in de reisverhalen, en wat daadwerkelijk ervaren wordt in het dagelijks leven door expats.

(8)

7

2. Onderzoeksmethode

In dit eerste hoofdstuk wordt deonderzoeksmethode uitgelegd. De verschillende manieren van onderzoeken komen aan de orde en de relevantie ervan. Er wordt ook aandacht besteed aan de begrippen hoge en lage cultuur, en wat de onderlinge verbinding inhoudt.

2.1 Literatuuronderzoek

Er worden twee verschillende onderzoeksmethoden gecombineerd in dit onderzoek: het literatuuronderzoek, waar het theoretisch kader en de analyse van de travel writings onder valt, en de kwalitatieve onderzoeksmethode in dit onderzoek door middel van interviews. In de

geesteswetenschappen wordt voornamelijk gebruik gemaakt van literatuuronderzoek, waarin de bestudering van primaire en secundaire bronnen centraal staat. De onderzoeker tracht hierin overeenkomsten en verschillen te ontdekken en daaruit conclusies te trekken. Het is voornamelijk geschikt om het heersende beeld van de Nederlandse cultuur in kaart te brengen en een voorlopige leidraad voor het onderzoek te geven, want de vraagstelling kan altijd aangepast worden door nieuwe verworven kennis in deze onderzoeksmethode. Literatuuronderzoek is dus altijd de visie van de onderzoeker op een bepaald onderwerp en is niet empirisch georiënteerd.

Zoals al eerder genoemd, is cultuur vanuit verschillende disciplines onderzocht omdat het een veelzijdig begrip en fenomeen is. Er is gekozen voor een toevoeging van kwalitatief onderzoek omdat er in dit onderzoek uit wordt gegaan van de ervaring van westerse expats van de Nederlandse cultuur, enkan dit alleen gemeten worden door de mens zelf. De mens is dus uiteindelijk het

uitgangspunt.

De reisverhalen worden in dit onderzoek in brede zin gekozen: non-fictie literatuur over Nederland geschreven door buitenlanders die hier daadwerkelijk hebben gewoond. Hier is voor gekozen om aan genoeg hedendaagse literatuur te komen en de echte ervaring van de schrijvers te kunnen lezen, in plaats van een overzicht van andere geschreven werken. Het geeft daarbij een totaalbeeld om verschillende reisverhalen naast elkaar te leggen, allen primair gericht op de eigen ervaring.

Zoals al eerder is aangekaart staat in literatuuronderzoek naast empirisch onderzoek ook de ervaring en de observering van de onderzoeker centraal. Daarom gebruik ik het verzamelboek The

Nature of History Reader om inzicht te geven op de manier waarop een tekst geschreven is, met

name de reisverslagen. Met deze informatie krijg je namelijk ook inzicht in hoe je zelf de tekst het beste kunt benaderen. Keith Jenkins en Alun Munslow, de schrijvers van het boek, stellen dat er drie manieren zijn om de geschiedenis te presenteren, namelijk als empirisch (reconstructionism), waarin

(9)

8

de historicus de ‘waarheid’ van een gebeurtenis kan achterhalen door bronnenonderzoek.

Vervolgens alsconstructionism wat in dejaren ’60 in West-Europa en de Verenigde Staten opkwam, en wattot op heden als de meest populaire methode gerekend wordt. Constructionismimpliceert dat geschiedenis iets anders is dan de wereld van een historicus. Dat betekent echter niet dat geschiedenis niet bestaat, maar men moet zich wel bewust zijn van het feit dat de onderzoeker invloed heeft op de uitkomst. Kort gezegd is constructionism: ‘’empiricism plus concepts.’’ 5 En ten slotte alsdeconstructionalism, waar er nog meer de nadruk wordt gelegd op de beleving en op de

manier waarop geschiedenis geschreven is. Daarbij is de canonisering van groot belang, omdat bronnen in bepaald taalgebruik lezen, onvermijdelijk invloed heeft op de manier waarop de

historicus zijn eigen verhaal schrijft en ereen groot verschil wordtaangekaart tussen het feit dat iets is gebeurd, en de beschrijving van die gebeurtenis. Hoewel niet alle reisverslagen in dit onderzoek een historische achtergrond hebben, gebruik ik deze theorie wel om te bepalen hoe

waarheidsgetrouw de boeken zijn. Jenkins en Munslow bevestigen mijn keuze hierin, door zelf ook te suggereren dat hun methode van geschiedschrijving indelen veel wegheeft van het indelen van literaire genres.6 Naast de daadwerkelijke Nederlandse karaktereigenschappen wordt in dit

onderzoek dus ook de vertelling in beschouwing genomenom aan te tonen dat dit ook veel invloed heeft op de bruikbaarheid ervan.

2.2 De Reisverslagen

Het boek Growing Dutch bestaat uit columns van de Amerikaan Ronald van de Krol, die eerder in het Financieel Dagblad hebben gestaan. Er wordt per keer een onderwerp aangehaald dat als typisch Nederlands bestempeld wordt, of wat de schrijver als een cultuurverschil ervaart. Hij houdt daarbij de lezer, maar ook zichzelf een spiegel voor over hoe er in Nederland met elkaar wordt omgegaan. Hij beschrijft ook zijn eigen proces in het ‘vernederlandsen’, en hoe hij bepaalde aspecten van de Nederlandse cultuur klakkeloos heeft overgenomen, en hoe andere aspecten nog steeds ‘raar’ zijn in zijn ogen. Van de Krol heeft een journalistische achtergrond en daaruit komt een visie voort waarin hij zich bewust is van zijn subjectiviteit, watdit boek tot een interessante aanvulling op dit

onderzoek maakt.

The Undutchables is geschreven door de Britse Colin White en de Amerikaanse Laurie Boucke als een humoristische reisgids waarin verschillende aspecten van het leven in Nederland aangekaart worden. Voor toeristen is het evengoed bruikbaar, want praktische zaken als een OV-chipkaart en toiletgebruik krijgen ook de aandacht met dezelfde humoristische inslag. Hoewel het

5 K. Jenkins en A. Munslow, The Nature of History Reader, London: Routledge, 2004. P. 10. 6 Ibid, p. 5.

(10)

9

boek als oppervlakkig gezien kan worden, staan er in essentie dezelfde eigenschappen in als in andere reisverslagen over Nederland. Het boek is daarom voornamelijk bruikbaar als bevestiging van bepaalde dieperliggende culturele aspecten en de oorsprong daarvan. Daarbij is het veruit het populairste boek van de drie die in dit onderzoek gekozen zijn, en om hun clichébeelden kracht bij te zetten gebruiken Boucke en White veel persoonlijke voorbeelden van henzelf en andere mensen. In het boek Amsterdam wordt de verhalende geschiedenis van Amsterdam gecombineerd met de ervaringen van de schrijver zelf. Russel Shorto streeft ernaar nauwkeurig te kijken naar verschillende cultuuraspecten en vindt verklaringen hiervoor in de geschiedenis zelf. Als

uitgangspunt neemt hij Amsterdam, de stad waar volgens zijn meningalles samenkomt wat er in heelNederland gebeurd. Zijn uitgangspunt is dat het liberalisme in Nederland geboren is.

Er is voor deze drie boeken gekozen omdat ze alle drie een andere invalshoek hebben, naast een heel andere vertelwijze. Van de Krol legt de nadruk op zijn eigen persoonlijke ervaring, White en Boucke schrijven het vanuit een algemeen beeld, aangevuld met persoonlijke ervaringen,naast die van andere mensen, en Shorto vertelt het in een verhalend geschiedverhaal. Daarbij heeft hij verklaringen van tegenwoordige eigenschappen gezocht in de geschiedenis. Ze hebben echter gemeen dat alle drie de boeken een inzicht bieden in de Nederlandse cultuur.

2.3 Respondenten en data-analyse

Voor de interviews heb ik gezocht naar respondenten die bewust hierheen zijn verhuisd en met als belangrijkste criterium dat ze de Nederlandse taal moeten beheersen. In de praktijk echter bleek dat een aantal expats zichnog niet comfortabel genoeg voelden om alle antwoorden in het

Nederlands te geven, en schakelden zij soms over op het Engels. Het vinden van respondenten was geen enkel probleem, er zijn veel expats over heel Nederland te vinden, maar toch voornamelijk in Amsterdam. Voor dit onderzoek heb ik ook respondenten buiten Amsterdam gezocht, om te vermijden dat het een onderzoek naar de Amsterdamse cultuur wordt. Het resultaat is dat van de tien geïnterviewde mensen, de helft werkend of wonend buiten Amsterdam is. Bijna iedereen die ik heb benaderd wilde meedoen, waaruit ik kan opmaken dat mensen openstaan voor hunervaringen delen. Van de tien respondenten hebben er zes vrouwen en vier mannen meegewerkt, waarvan vijf mensen onder de veertig jaar en vijf mensen boven de veertig jaar zijn. Hun opleidingsniveau was vrij hoog: zeven van de tien hebben een opleiding van HBO of WO niveau afgerond. De verblijftijd in Nederland verschilde enorm, maar het was minimaaltwee jaar.

Om de ervaringen van de respondenten zo accuraat mogelijk te kunnen analyseren heb ik alle interviews opgenomen en uitgeschreven. Voor de data-analyse heb ik vervolgens gebruik

(11)

10

kwalitatief onderzoek. Voor het coderen van de interviews is mij aangeraden de theorie van Kathy Charmaz toe te passen, beschreven in het boek Constructing Grounded Theory: A Practical Guide

through qualitative analysis (2006). Charmaz beschrijft hierin het proces van de interviews coderen,

en raadt aan te beginnen met initial coding, waarin je iedere zin codeert om patronen te ontdekken en je data te ordenen. Daarbij is het van belang om niet uit het oog te verliezen dat jij als

onderzoeker ook een bepaald perspectief hebt op het onderzoek. 7 Dus de subjectiviteit is ook terug te vinden in het verwerken van de interviews. Vervolgens kan de fase van focused coding beginnen; alle codes benoemen en indelen in nieuwe categorieën. In Atlas.ti heet dit families creëren, een verzameling maken van alle codes die over hetzelfde onderwerp gaan. Zo heb ik mijn interviews ook geanalyseerd.

Er is gekozen voor tien interviews omdat het een deel van het onderzoek is naast de literatuurstudie. Het kan gebruikt worden om voorzichtig conclusies te trekken, maar het blijft beperkt door het kleine aantal.

7 K. Charmaz, Grounded Theory. In J. A. Smith, K. Charmaz, R. Harré, & L. Langehove van, Rethinking

(12)

11

3. Cultuur en de Nederlandse beeldvorming.

Een onderzoek naar een nationale cultuuris het toevoegen aan een onderzoeksveld zonder ooit een eenduidig antwoord te vinden. Er is veel geschreven over cultuur en er zijn vele manieren om ernaar te kijken. In het debat over de Nederlandse cultuur is voornamelijk op de geschiedenis gefocust, maar tegenwoordig zijn er ook antropologische en sociologische onderzoeken aan toegevoegd. Om een helder antwoord te kunnen geven op wat de Nederlandse cultuur heden ten dage inhoudt, is het belangrijk om te weten waar het concept Nederlandse cultuur vandaan komt. Daarom wordt er in dit hoofdstuk een historisch beeld gegeven van cultuurbesef, en wel

voornamelijk het besef in Nederland. Het woord ‘cultuur’ wordt eerst uitgelegd, om aan te tonen dat zelfs het woordgebruik afhankelijk is van een tijdsperiode en de heersende cultuur op dat moment. Het is dus nooit eenduidig en alleen al een definitie van de begrippen ‘Nederlands’ en ‘cultuur’ is gecompliceerd. Tevens wordt er een overzicht gegeven van de meest invloedrijke cultuurtheorieën van de twintigste eeuw omdat veel latere onderzoeken hierop gebaseerd zijn. Vervolgens wordt er dieper ingegaan op het beeld van Nederland, gezien vanuit de imagologie, de historie en de antropologie. Tot slot wordt er een beeld geschetst van het cultuurbeeld dat tegenwoordig heerst over Nederland en welke controversiële kwesties daarinvloed op hebben. Dit theoretisch kader is van belang om een helder overzicht te geven van wat er over cultuur geschreven is, en hoe het afhankelijk is van de mens.

3.1 Het woord cultuur

Vanuit een historisch oogpunt zien we dat de beleving van cultuur pas tot ontwikkeling komttijdens de opkomst van natiestaten en het nationalisme eind achttiende eeuw.8 De woorden nationalisme, identiteit en cultuur zijn nauw met elkaar verbonden in dit onderzoek, om de reden dat het om de cultuur van een natie gaat. De beleving van cultuur is dus iets anders dan de cultuur zelf.

Het woord cultuur vindt zijn oorsprong in de Romeinse tijd. Het stamt af van het Latijnse woord colere, wat de betekenis bebouwen, onderhouden, bewerken en vereren heeft. Van origine was het voornamelijk als tegenhanger van ‘natuur’ bedoeld, met datverschil dathet door de mens geschapen isof niet. Sinds 45 jaar voor Christus wordt het woord door de Romeinse filosoof Cicero in zijn boek Tusculanes voor het eerst anders gebruikt, namelijk als ‘de bewerking van de geest is de filosofie’ (cultura animi, filosofia est). 9 Pas eind achttiende eeuw wordt het woord herontdekt door

een opleving in Europa van het ‘nationaal denken’, ofwel het definiëren van de cultuur in het eigen

8 Tegenwoordig zijn er ook historici die beweren dat het nationale besef eerder opkwam, de meeste

gangbare theorie is echter dat het eind achttiende opkomt.

(13)

12

land. In Duitsland wordt vanaf 1793 veelvuldig het woord ‘Kultur’ gebruikt door meerdere geleerden als Jacob Grimm en Immanuel Kant. Vanaf dit moment wordt zelfs het gebruik van het woord cultuur

cultureel bepaald, omdat de Franse en Engelse wetenschappelijke vocabulaire op een conventionele,

andere manier, tot ontwikkeling kwam. Zo gebruikten de Fransen het woord civilisation, het van origine oudere woord, maar met dezelfde betekenis. Die wasniet afhankelijk van de moderne Duitse school die in opkomst was.

Het feit dat de Fransen een ander woord gebruikten valt ook te verklaren door de oorlog tussen Frankrijk en Duitsland rond 1870, waarin Duitsland grote delen vanFrankrijk in bezit nam, waaronder Elzas-Lotharingen. De motivatie van Duitsland was dat het gebied allang bij Duitsland hoorde omdater veel mensen Duits spraken in die regio. Tien jaar later schreef de Franse filosoof Ernest Renan zijn beroemde essay ‘Que’est-ce qu’une nation’ , met als doel de Duitse theorie te weerleggen. Hij vond dat een Franse nationaliteit niets met ras of taal te maken had, maar met een doorlopen proces, waarin iedere burger de vrije keus heeft bij een natie te willen horen of niet. 10 Wat een natie is, en hoe die tot stand komt, heeft dus ook erg met hetverloop van de geschiedenis te maken. Zo zien we het van Duitse oorsprong woord cultuur wel snel verschijnen in de

Scandinavische, de Slavische en de Nederlandse taal, met dezelfde betekenis: ‘’that complex whole

which includes knowledge, belief, art, law, morals, custom, and any other capabilities and habits acquired by man as a member of society.’’ 11 Deze definitie lijkt nog steeds van toepassing, als we het

vergelijken met de betekenis van de hedendaagse Van Dale: ‘Het geheel van geestelijke verworvenheden van een land, volk enz.’

3.2 Cultuurtheorieën.

De meest invloedrijke theorieën over natievorming en cultuur zijn die van Ernest Gellner, Benedict Anderson en Eric Hobsbawm. Gellner schetst in zijn boek Nations and Nationalism dat het nationale denken ontstaat door de neiging om politieke principes overeenstemmend te maken met de nationale eenheid. Dit komt volgens hem doordat er net als in de vroegere samenleving, erin de moderne samenleving ongelijkheid is, met dat verschil dat er door de industrialisatie een vraag naar gelijkheid komt. Arbeid werd gecompliceerder, en een baangerichte opleiding werd steeds

belangrijker: er ontstond een behoefte naar gelijkgestemde opvoeding in een land. 12 Nationalisme is volgens Gellner dus een bijkomstigheid van de industriële samenleving die opkwam en heeft meer

10 H.W. Wardman, Ernest Renan : a critical biography, London : The Athlone Press, 1967. P. 161-162. 11 A.L. Kroeber en C. Kluckhohn, Culture A Critical Review of Concepts and Definitions. New York: Random

House. Pp.9-11 en 42.

12 D. Conversi,’ Homogenisation, nationalism and war: should we still read Ernest Gellner? ’ European Policy Research Centre, University of Lincoln (2007), vol 30, nr. 3. P.371-373.

(14)

13

met de technologische ontwikkelingen te maken dan de mens zelf.

Anderson is bekend om zijn theorie over de Imagined community, waarmee hij bedoelt dat zodra een gemeenschap groter wordt dan een dorp men elkaar niet meer persoonlijk kent, en er dan sprake is van een ingebeelde gemeenschap, waarin men zich verbonden voelt door een

gemeenschappelijke noemer, zoals een taal of geschiedenis. Hij schreef daarover: ‘A nation is an imagined political community - and imagined as both inherently limited and sovereign’.13Een natie is dus altijd ingebeeld want niemand kent elke inwoner. Het is tevens beperkt, omdat er over de grens een nieuwe natie begint die soeverein is omdat de natie zelf bepaald hoe het eruit ziet,

zonder inbreng van buiten dus. Voor Anderson is het in-en uitsluiten van bepaalde aspecten dus een bewust proces die de gemeenschap samen uitvoert.

In het boek The Invention of Tradition stelt Hobsbawm dat ieder land sinds de negentiende eeuw nationale symbolen en gewoontes ‘onterecht’ voorstelt als oude tradities. Onterecht tussen aanhalingstekens omdat het soms daadwerkelijk terug te verhalen is op een historische gebeurtenis of tekst, maar gebruikt wordt om de nationale gevoelens aan te sterken. 14 Voorbeelden zijn volksliederen en vlaggen, die vaak ouder voorgesteld worden dan ze daadwerkelijk zijn. Een

Nederlands gemaakte traditie is onder andere de gouden koets, die in 1898 aan koningin Wilhelmina werd aangeboden, terwijl de auto allang was uitgevonden, maar als te modern werd bestempeld. Tegenwoordig zien we de gouden koets als een eeuwenoude Nederlandse traditie. In Hobsbawms theorie ligt de focus dus op hoe de politiek, of de bestuurders van een land de natie zien.

De woorden ‘cultuur’, ‘natie en nationalisme’ krijgen dus een andere betekenis, zodra het besef bij de mensen van een cultuur ook verandert. In de theorieën, hierboven beschreven, staat de gemeenschap centraal, en niet de mens in de gemeenschap. Uiteindelijk bestaat de gemeenschap toch ook uit mensen?

Historicus Joep Leerssen, gespecialiseerd in het Romantic Nationalism, stelt dat op het breukvlak tussen de achttiende en negentiende eeuw het nationaal denken ontstaat, met als gevolg dat er een heel nieuwe betekenis aan het woord cultuur gegeven wordt. Het woord romantic staat

voor de toevoeging van het gevoel en het culturele bewustzijn van de mens. Vóór de achttiende

eeuw was het cultuurbesef, ofwel het nationaal besef, eerder pragmatisch. Het land verschafte je voedsel, werk en zelfs wat gezelligheid, dus je was blij met jouw vaderland. De bevolking was dus voornamelijk verbonden door een gezamenlijk sociaal economisch systeem, wat bijvoorbeeld de naam ´Nederland´ had gekregen. Maar er was op geen enkel vlak een verheerlijking van het eigen vaderland, aldus Leerssen.

13 R. van Ginkel, Op zoek naar eigenheid, Denkbeelden en discussies over cultuur en identiteit in Nederland,

Den Haag: Sdu Uitgevers, 1999. P. 5.

(15)

14

In de negentiende eeuw verandert dit drastisch: er ontstaat een neiging om de bestaande staatsgrenzen te laten samensmelten met de culturele grenzen. Doordat mensen in een bepaald gebied dezelfde taal spreken, een geschiedenis delen, en dezelfde normen en waarden hebben, ontstaat er een ‘wij-gevoel’: een culturele gemeenschappelijkheid. Het ontstaan van dit nationale besef heeft enorme gevolgen gehad voor het hele Europese continent. Oude talen en culturen zijn opnieuw tot leven gekomen (zoals het Vlaams, Catalaans, enzovoort), en andersom zien we ook pogingen om juist kleine gemeenschappen samen te voegen, zoals in Duitsland en Italië het geval was. 15 Hoewel er veel geschreven is over het nationale bewustzijn dat opkwam in de negentiende eeuw, is de vraag hoe dit opkomt nog steeds onbeantwoord. Het is een bevestiging voor dit onderzoek dat iets onzichtbaars de mens leidt, iets wat niet alleen met de wetenschap te verklaren is.

In Nederland was deze trend van een opkomend cultureel bewustzijn niet anders: in 1830 besluit een deel van de Nederlandse bevolking plotseling zich geen Nederlander te voelen en scheidt zij zich af als het nieuwe land België. De aanleiding was een operavoorstelling van l’amour sacrée de

la patrie te Brussel. Opmerkelijk is dat de opera als viering bedoeld was voor de 58ste verjaardag van Willem I van Holland enniet tot

vaderlands geliefde

gevoelens leidde, maar wel tot separatistische gevoelens. 16

In de politiek ontstond er in de negentiende eeuw meer eenheid in Nederland: door het ‘revolutiespook’ dat door Europa vloog, liet koning Willem II uit angst voor een revolutie in

Nederland de liberaal Johan Thorbecke een grondwet opstellen waarin de macht van de koning werd beperkt ten bate van het kabinet en de Tweede Kamer. Zelfs aan het eind van de negentiende eeuw was een algemene, monolithische nationale gedachtengoed echter ver te zoeken: de politiek was verdeeld tussen de liberalen, orthodox-protestanten, katholieken en de socialisten. Ondanks dat de politiek gepolariseerd was, was er op dat moment consensus over het feit dat er iets de Nederlandse cultuur uniek maakte, en verschillen in wat dat dan was, werden ondergebracht onder de uitspraak ‘eenheid in verscheidenheid’, hetgeen de groepen tot bedaren bracht. 17

Tegenwoordig is de globalisering de voornaamste ontwikkeling voor een nieuwe opleving van het benoemen van de eigenheid en cultuur van een land,en voor Europa is dit met name de machtstoename van de Europese Unie. Grenzen vielen weg en het Engels werd steeds belangrijker, dus de prangende vraag was “waar blijft de Nederlandse cultuur dan?” Hoewel Leerssen terecht

15 J. Leerssen, Culturele identiteit en nationale beeldvorming. In: J.C.H Blom e.a. De onmacht van het grote. Amsterdam: AUP. Pp. 9-10.

16 J. Leerssen, Culturele identiteit en nationale beeldvorming, pp. 11-12. 17 R. van Ginkel, Op zoek naar eigenheid, P. 29.

(16)

15

opmerkt, dat het nationale besef, dat gevoel een Nederlander te zijn, bijna een natuurlijk gegeven is, wordt het ons met de paplepel ingegoten en wordt het gedeeld met iedereen in onze omgeving. 18 Sterker nog: het verbindt ons met de omgeving door een simpel feit dat we Nederlands metelkaar spreken. Daarbij kan ook gezegd worden dat het niet eens een vrije keuze is, als kind word je geboren bij een familie, in een bepaalde cultuur, die je hoe dan ook mee krijgt. Een andere terechte vraag die gesteld kan worden, naar aanleiding van het stuk van Leerssen, is waarom je als mens je niet Nederlander én Europeaan kan voelen? We voelen ons vaak al verbonden met onze stad, gemeente, land, dus een continentaal bewustzijn kan er ook nog wel bij, tenzij angst bepaalt dat cultuur verloren kan worden.

Er kan dus geconcludeerd worden dat een cultureel besef veranderlijk is en altijd te maken heeft met de begrippen self en de other. Opmerkelijk is dat de mens altijd een other nodig heeft om het self te definiëren, en dus te weten dat er iets anders is aan zijn eigen identiteit of cultuur. Hobsbawm bevestigt ook dat een collectief wij/zij visie de eerste stappen zijn tot een natie besef. 19 Een vast gegeven over de cultuurbepaling van een land is dat er altijd een ‘ander’ moet zijn,

simpelweg omdat de Nederlandse cultuur anders is dan de Belgische cultuur. In de negentiende eeuw is dit principe helder te herkennen, omdat er ‘opeens’ in heel Europa een trend op gang komt om de nationaliteit te versterken door literaire- en kunstwerken die zogenaamd kenmerkend zijn voor de desbetreffende natie. De filmhistoricus Thomas Elsaesser omschrijft het als volgt:

‘’Nationhood and identity are not given, but gained, not inherited, but paid for. They exist in a field of force of inclusion and exclusion, as well as resistence and appropriation.’’ 20 Elsaesser benadrukt ook dat een culturele identiteit geen vast gegeven is. Het is eerder een spel van in- en -uitsluiting, waarin de subjectieve, menselijke beleving centraal staat in plaats van feitelijke kennis.

3.3 Nederlandse beeldvorming

Hoewel ieder mens eencultuur ofeen nationaal besef zonder meer meekrijgt, blijft het een terechte vraagstelling wat het dan precies is en in hoeverre het behouden moet worden. Het is een feit dat het leeft onder de bevolking, dat het mensen met elkaar verbindt en dat er nog steeds volop over geschreven wordt. Er is tegenwoordig zelfs een tak van de wetenschap die zich met de culturele, nationale identiteit van een land bezighoudt: de imagologie. Deze tak geeft een kritische analyse op nationale stereotypes en onderzoekt waar deze vandaan komen. Een vooraanstaand boek op dit

18 J. Leerssen, Culturele identiteit en nationale beeldvorming. In: J.C.H Blom e.a. De onmacht van het grote. Amsterdam: AUP. Pp. 10-11.

19 Ibid, P. 5.

20 T. Elsaesser, Holland to Hollywood and Back. In: J.C.H Blom e.a. De onmacht van het grote. Amsterdam:

(17)

16

gebied is het boek Imagology, waarin het beeld van iedere Europese natie vanuit the Self en the

Other wordt beschreven en onderzocht.

Het beeld van Nederland heeft zijn oorsprong al in de zestiende eeuw, wanneer Nederland in opstand komt tegen de Spaanse overheersing. Door simpelweg een acte te ondertekenen had Nederland collectief besloten dat een opstand gelegitimeerd was tegen de heerser als diegene zich schuldig maakt aan onderdrukking van Hollandse bevolking. De Acte van Verlaatinghe werd in 1581 ondertekend en was de verklaring tot onafhankelijkheid van Nederland, maar liet de troon verlaten achter. Deze kleine beginnende onafhankelijke staat werd bevestigd door historici en filologen met een precedent. Ze herontdekte de oude aantekeningen van Tacitus over de Bataven die in opstand kwamen tegen Rome en de Bataafse mythe was geboren. Voornamelijk in het noorden van

Nederland werden Nederlanders door humanisten beschreven als afstammelingen van de Bataven, een klein, nederig volk, dat al sinds de tijd van de Romeinen onafhankelijkwas. De Bataafse mythe werd zeer invloedrijk, mede omdat Nederland als land een leidende rol ging spelen in de

zeventiende eeuw, ofwel de Gouden Eeuw. 21

Religie speelde ook een belangrijke rol in de opstand in de zestiende eeuw en de latere rijke zeventiende eeuw. Spanje was katholiek, terwijl in Nederland (hoofdzakelijk het noorden van Nederland) het protestantisme steeds meer aanhangers kreeg. De invloed van het calvinisme kan niet onderschat worden: een religie, waar hard werken en betrouwbaarheid als deugd gezien wordt, gaf het volk een buitengewone motivatie om in het werkende leven uit te blinken, hetgeen precies gebeurde in de Gouden Eeuw.

Het calvinisme versterkte ook een andere Nederlandse deugd: gelijkheid. Al in de zeventiende eeuw heerste er in Nederland (en met name in het handelscentrum van de wereld Amsterdam) al een zekere vorm van gelijkheid tussen arm en rijk. Er waren bijvoorbeeld in Amsterdam in de zeventiende eeuw geen andere wijken voor de armen, zij leefden in de kleine straatjes tussen de grachten, die bewoond waren door de rijke kooplieden. Een ander voorbeeld is dat het bekend is dat bedienden samen aten met hun werkgevers, iets wat in omliggende landen nooit gebeurde. De verklaring hiervoor is de bescheidenheid die er heerste in Nederland, maar ook doordat het land in constante strijd was met water, en in een strijd bundelen alle beschikbare mankrachten zich. Het gezegde ‘God schiep de wereld, maar de Nederlanders schiepen hun eigen land’ bestaat niet voor niets. De calvinistische instelling ‘ we zijn allemaal kleine mensen en we zijn

21 M. Beller en J. Leerssen, Imagology, The cultural construction and literary representation of national characters, Amsterdam: Rodopi B.V. 2007. Pp. 142-144.

(18)

17

geen van allen een god’, versterkte dit gevoel van gelijkheid. 22

Doordat Nederland door handel machtig was geworden in de zeventiende eeuw, werden er voornamelijk door de concurrerende landen negatieve verhalen verteld over het land. Zo werden Nederlandse handelaren in Engeland afgeschilderd als onbetrouwbaar en hebzuchtig. In de rest van de wereld kwamen meerdere vergelijkingen op van Nederlanders als ‘kikkers, levend in een moeras’, vandaar de naam ‘kikkerlandje’, wat nog steeds voorkomt in de Nederlandse vocabulaire. De netheid en hygiëne werd bijna mythisch in de hele wereld in de zeventiende eeuw. Het viel buitenlanders in de achttiende eeuw op dat er zoveel in Nederland al onnatuurlijk gemaakt was door de mens. De verklaring is snel gevonden: Nederland was een snelgroeiend, klein land, en ligt onder zeeniveau. Om verder te kunnen groeien waren innovatieve en moderne oplossingen noodzakelijk.

In de negentiende eeuw valt Nederland terug op de trotse geschiedenis en morele instelling van de zeventiende eeuw. De termen die in de Nederlandse politiek graag genoemd werden waren tolerantie, vrede en vrijhandel, in de ogen van Nederland allemaal deugden al sinds de zeventiende eeuw. Historicus Duco Hellema, gespecialiseerd in het buitenlands beleid van Nederland, merkt echter terecht op dat de Nederlandse Republiek de gehele zeventiende eeuw in oorlog was en op kundige, effectieve manier de vijand versloeg op militair maar ook economisch gebied. In het

buitenland waren ze hierom berucht. Zo gooide de Republiek de Schelde dicht om Antwerpen op zijn knieën te krijgen. 23 Veel landen waren het absoluut niet eens met de beschrijving die Nederlanders zelf gebruikten voor hun land, maar de Nederlandse beeldvorming werkte in eigen land beslist wel. Als vierde kenmerkende eigenschap van Nederland kwam er ‘neutraliteit’ bij. Historicus Ellen Krol legt in het boek Imagology uit dat Nederland zichzelf, zelfs nu nog, een hoge maatschappelijke rol toebedeelt in de politiek, omdat er nog nooit een dictator van eigen bodem geregeerd heeft in het land, alleen van buitenaf. Voortkomend uit dit gegeven, is er een sterke vorm van egalitarisme in het land, een afkeer van heldenaanbidding en autoriteit en zelfs een gevoel van morele

superioriteit. 24 Hier komt ook de opvatting vanuit eigen bodem vandaan, dat Nederland een perfecte ‘gidsland’ kan zijn voor de wereld. Het internationaal gerechtshof in Den Haag is daar een voorbeeld van, waarin Nederland dus een neutrale, bemiddelingspositie inneemt. Ook in de politiek in Nederland zijn de kleinste minderheden nog gerepresenteerd in de politiek, want het

uitgangspunt is dat iedereen een stem heeft.

Uit deze gedachtegang komt ook het zogeheten polder model, een typisch Nederlandse

22 J. Israel, Dutch Republic: Its rise, greatness and fall 1477-1806, London: Clarendon Press, p.114-116. En

R. Shorto, Amsterdam, Geschiedenis van de meest vrijzinnige stad ter wereld, Amsterdam: Anthos Uitgevers. 2013. P. 148.

23 D. Hellema, Nederland in de wereld, Houten: Het Spectrum, 2014. Pp. 45-47. 24 M. Beller e.a. Imagology. P.144.

(19)

18

vorm van overleggen, concessies doen door onderhandelingen, met als doel consensus bereiken. De oorsprong van het begrip is onduidelijk, echter is er wel een overeenstemming over dat de manier van besluitvorming al sinds de middeleeuwen bestaat, simpelweg omdat er zonder directe leider meer stemmen gehoord moeten worden. Veel historici leggen uit dat het poldermodel heden ten dage niet veel overeenkomsten meer heeft met het besluitvormingsproces eeuwen geleden en daarbij terecht het moderne polder model genoemd kan worden. 25

De visie dat Nederlanders argwanend tegenover een autoriteit staan wordt gedeeld door meerdere mensen. De Amerikaanse Ruth Benedict, een van de voornaamste antropologen die over Nederland schreef tijdens de Tweede Wereldoorlog, merkte dit ook op. Zij schreef in 1944 voor het

Office of War Information (OWI) een basis analyse over de verscheidene culturen en

gemeenschappen in Europa. Nederland was een opdracht, omdat Amerikaanse troepen op het punt stonden Nederland te bevrijden. Veldwerk was echter onmogelijk, dus haar onderzoek is

voornamelijk gebaseerd op archiefwerk, informatie via informanten en interviews met immigranten die in Amerika woonden. Een portret van de typische Nederlander is volgens haar:

‘’A moralizing, individualistic, liberty- and peace-loving, tolerant, self-assured, proud, ironic,

puritan, tidy, prudent, thrifty, conservative, domestic, serious and somewhat melancholy person, who is very conscious of class and social distinction.’’ 26

In deze beschrijving van ‘de Nederlander’ komen weer een aantal bekende aspecten naar voren: moreel superieur, vrede en vrijheid lievend, tolerant en ook de oude netheid mythe was volgens Benedict nog steeds te aanschouwen in het Nederland van de jaren vijftig. Het trotse in de Nederlander is volgens Benedict samen met morele superioriteit twee kanten van dezelfde munt: trots zijn op je morele visie, kan in sommige gevallen zorgen voor een gevoel van superioriteit. Het trotse karakter van de Nederlander had volgens Benedict echter ook met het grote koloniale rijk te maken dat het land toen nog had, en met het feit dat niet God, maar de Nederlanders zelf hun land hebben gecreëerd, hetgeen met het inpolderen van land te maken heeft. De ironie van Hollanders had volgens haar te maken met het feit dat men liever als grap geliefden, of het land belachelijk maakten, dan dat ze er vleierij en ophemeling op los lieten, want heldenverering kennen de Nederlanders niet. 27

25 J. Jonker, ‘The Netherlands and the Polder Model’ - ‘Nederland en het poldermodel’ In: Low Countries

Historical Review vol. 129 (2014), nr.1, p. 88-89

26 R. van Ginkel, ‘Typically Dutch…Ruth Benedict on the national character of Netherlanders’, In:

Netherlands' Journal of Social Sciences, vol. 28 (1992), nr. 1. Pp. 53.

(20)

19

Het is opvallend dat de observaties van Benedict vrijwel geheel overeenkomen met de kenmerken die we tegenwoordig nog steeds in wetenschappelijke artikelen tegenkomen over de Nederlanders, terwijl haar tekst voor Amerikaanse soldaten in oorlogstijd bedoeld was.

Andere opvallende kenmerken die Benedict aan Nederlanders toebedeelde zijn huiselijk en individueel, twee kenmerken die koningin Maxima in 2007 ook noemde toen ze ‘de Nederlander’ omschreef. Beide vrouwen zeggen zelfs letterlijk dat de Nederlandse huiskamer zonder gordijnen is, waar tegelijkertijd wel verwacht wordt dat men niet naar binnen kijkt.

Al deze overeenkomsten in ‘Nederlandse eigenschappen’, in verschillende tijdperioden, ontstonden niet alleen doordat het feitelijk waar is, zeontstonden vaak ook doordat auteurs elkaars werk en reisverslagen raadpleegden en vanuit die kennisbril naar het land keken. Dat is een

onvermijdbaar gevolg van geschreven tekst, en deze ontwikkeling zorgt voor een geschreven continuïteit. Hier ontstaat de canonisering uit.

3.4 De hedendaagse Nederlandse cultuur en identiteit

Zoals al eerder benoemd is, heeft de globalisering tegenwoordig de grootste invloed op culturen in de hele wereld. In algemene zin lijkt de tendens echter niet een inzet naar saamhorigheid, maar eerder een afzetting tegen de samensmelting. Dit is wel iets te kort door de bocht: culturen leven meer samen, we nuttigen steeds meer hetzelfde voedsel en op politiek en economisch gebied zijn landen in toenemende mate onderling afhankelijk geworden. Het lijkt dus voornamelijk op cultureel gebied dat veel gemeenschappen de behoefte voelen om hun eigenheid te behouden en te

beschermen. Twee grote ontwikkelingen hebben hieraan bijgedragen: de massale immigratie in Europa (waaronder Nederland) en de toenemende macht van de Europese Unie.

In Nederland, een land waar veel verschillende etnische minderheden wonen, is dit niet anders. In de jaren ’70 en ’80 heeft Nederland massaal arbeidsimmigranten naar Nederland gehaald, met geen enkel lange termijn plan in het achterhoofd. Toen het duidelijk werd dat de

arbeidsimmigranten (voornamelijk Turken en Marokkanen) zouden blijven, werd het beleid erop aangepast. Lange tijd was de richtlijn in het Nederlandse minderhedenbeleid ‘integratie met behoud van eigen identiteit’, oftewel inburgering maar geen assimilatie. 28 De gedachte hierachter was dat racisme en discriminatie werden tegengegaan en verschillende groepen werden gestimuleerd om zich open te stellen voor andere culturen. Het had echter een tegengesteld effect:

minderheidsgroepen bleven groeien doordat er te goede subsidies en regelingen waren ter behoud van de eigen cultuur, zonder de dwang tot integratie in de Nederlandse cultuur. Tegenwoordig is er daarom in de politiek een ambivalente houding tegenover minderhedenbeleid.

(21)

20

De cultuurverschillen en de verschillende groeperingen in Nederland hebben bij de intelligentsia geleid tot vragen naar de gevolgen hiervan voor de Nederlandse identiteit. Het uitte zich in de politiek in een verharding van het beleid tegenover immigranten, en de discussies hierover zijn verre van emotievrij, zowel bij de voorstanders van de bescherming van de identiteit, als bij de tegenstanders. Hoewel het voor veel mensen bekend staat onder het begrip ‘integratie’, staat dit niet los van cultuur, want om immigranten te laten integreren is het wel nodig om te weten in wat dan precies. Het is dus weer een bevestiging van Hobsbawms theorie, dat er altijd een ander nodig is om je eigen cultuur helder te kunnen zien. De vraagt blijft echter wat er dan behouden moet

worden? Nederland heeft veel bereikt door juist open te zijn naar de hele wereld toe, dus wat maakt dat dit gevoel is veranderd? En beweegt een cultuur niet automatisch mee met de samenleving, en daarmee de mens? Dus wat betekent het om iets te ‘behouden’? Is dat niet de beweging van cultuur juist blokkeren?

Socioloog Fleur Sleegers geeft in haar boek “ In debat over Nederland” (2007) een overzicht van hoe de standpunten van Nederlandse politieke partijen verhardden en veranderden in de 21ste eeuw. Hierbij moet opgemerkt worden dat angst een grote rol heeft gespeeld in dit proces, wat naar aanleiding van de aanslagen in New York in 2001, in Madrid in 2004 en de moord op Theo van Gogh, hier in Nederland gevoed werd. Want er wordt vergeten dat Nederland traditioneel gezien nooit religieus of cultureel homogeen is geweest, en dat juist dat gegeven al sinds de Gouden Eeuw als de kracht van het land gezien werd. Het lijkt een contradictie: wereld of invloedrijke gebeurtenissen zorgen voor een verlangen terug naar het landelijke, het kleinere.

Hetzelfde zien we gebeuren door een grote overkoepelende organisatie als de Europese Unie: doordat er op alle mogelijke vlakken wordt gewerkt aan eenheid en saamhorigheid, ontstaat er op cultureel gebied een drang naar het kleine terug. Al sinds de jaren tachtig is de EU bezig met het stimuleren en creëren van culturele saamhorigheid tussen de lidstaten. Met behulp van verschillende commissies werd er gesteld dat het imago en identiteit van Europa versterkt konden worden door het bevorderen van gevoelens en saamhorigheid door culturele uitwisseling en de creatie van Europese symbolen, zoals een Europees volkslied (in 1985 officieel ingevoerd), een Europese vlag en een nadruk op een Europees paspoort, geen nationaal paspoort. Al deze symbolen zijn een invented tradition, die ervoor moeten zorgen dat men zich verbonden gaat voelen met iedereen in Europa. Deze plannen hebben maar gedeeltelijk gewerkt: hoewel er steeds meer burgers zich ook Europees voelden, werden ook juist de nationalistische gevoelens versterkt. Ook in de politiek is in heel Europa te zien dat rechtse, populistische partijen steeds meer aanhang krijgen de laatste vijftien jaar.29

(22)

21

Hoewel Nederland altijd als een van de meest Pro –Europese landen werd gezien, is er sinds de jaren negentig veel veranderd. Nederland heeft lang een gevoel van morele superioriteit gehad en wilde ‘gidsland’ zijn, het onbevooroordeelde midden tussen alle grote lidstaten met al hun verschillende belangen. 30 Dit is echter nooit een aanvaarde positie geworden voor de andere lidstaten en kwam in 1991 tot een dieptepunt met het voorzitterschap van Nederland, waarin een Nederlands plan compleet werd afgeschoten. Het plan was volgens veel lidstaten (waaronder de grote lidstaten Frankrijk en Duitsland) veel te ambitieus en supranationaal opgesteld. Na deze gebeurtenis, ook wel ‘zwarte maandag’ genoemd, veranderde de Nederlandse houding ten opzichte van Europa.31 Mensen zijn sceptischer en ook in de politiek in Nederland verandert de koers

drastisch. Waar in 1990 nog geluiden waren om één sterk Europa te creëren, benadrukte premier Balkenende in 2004 het belang van een nationale identiteit in een interview met NRC Handelsblad: “natuurlijk zijn er invloeden van buiten. Maar er zijn wezenskenmerken van onze samenleving die toch fundamenteel zijn…” Oud minister Heinsbroek van de LPFzei in 2005 zelfs dat er: “…niet zoiets bestaat als een Europa met één cultuur, één taal en één communis opinio, en ook nooit zal bestaan… Er is wel maar één Nederland” 32 In mijn optiek is het échte Nederland anno 21ste eeuw echter juist een mix tussen verschillende culturen, want al sinds de Gouden Eeuw is dit land verwelkomend naar andere nationaliteiten en heeft het daar altijd de vruchten van geplukt. Zoals een mens beweegt, doet een cultuur dat ook.

Een andere vraag die in mij opkomt is: wat maakt dat er een cultuur nodig is? Is de

wetgeving in een land niet genoeg om mensen op hetzelfde spoor te brengen? In mijn ogen is er dus

iets in de mens dat zich verbonden wil voelen met de gemeenschap en om dit te ervaren is er een

gemeenschappelijke noemer nodig, een bepaald idee of ideaal waar we op terug kunnen vallen.

3.5 Conclusie

Cultuur blijft een moeilijk te duiden begrip. Verscheidene historici, filosofen en andere intelligentsia hebben zich gebogen over de vraag wat cultuur is, en in het bijzonder voor dit onderzoek de

Nederlandse cultuur. Daarbij worden er verschillende woorden gebruikt, namelijk nationalisme, cultuur en identiteit en wel in een zelfde context: dat wat een natie tot een eigen natie maakt. In Nederland was dit niet anders: waar in de negentiende eeuw werd gewerkt aan de natievorming, spreekt men tegenwoordig over het cultuurbehoud en identiteitsbevestiging. Het gaat echter beide om hetzelfde fenomeen, het gevoel om als ‘groep mensen’ te willen weten wie en wat je bent, met als grootste doel je onderscheiden van een andere groep of natie. Nederland is altijd een klein land

30 R. van Ginkel, Op zoek naar eigenheid, p.287.

31 Bob van den Bos, Mirakel en debacle, De Nederlandse besluitvorming over de Politieke Unie in het Verdrag van Maastricht, Assen, Van Gorkum, 2008, pp. 3-4, 150-152.

(23)

22

geweest, met al sinds de middeleeuwen veel invloeden van buitenaf, en toch lijkt het anders benaderd te worden nu. Het is misschien ook de ‘roep’ van mensen om ergens bij te horen, en gehoord te worden door de ander, en om dit te bereiken is een gemeenschappelijke noemer bedenken van belang. En ergens ‘bijhoren’ betekent automatisch ook het uitsluiten van andere groepen. Echter kan er ook gesteld worden dat scheiden iets anders is dan onderscheiden, waarin de verschillen worden gezien, zonder een oordeel eraan vast te plakken.

(24)

23

4. Travel writing

Hier worden de verschillende reisverslagen onderzocht, het persoonlijke verhaal als toevoeging aan de theorie die in het vorig hoofdstuk is uitgelegd, want cultuur gaat ten slotte nog altijd over de mens zelf. Om de boeken te analyseren wordt er eerst een theoretische inleiding gegeven om de kracht en de moeilijkheden van travel writing te analyseren. Vervolgens komen de travel writing boeken die ik heb gekozen een voor een aan bod en wordt er een vergelijking gemaakt tussen de drie.

4.1 Wat is travel writing

Travel writing heeft gedurende de geschiedenis verschillende types gekend, waarin altijd één aspect vaststaat: het gaat om een reis. De betekenis van een reis verschilt en kan een daadwerkelijke reis naar een ander land, gebied, naar het onbekende zijn, maar het heeft echter ook vaak een

symbolische betekenis, namelijk een innerlijke reis van de persoon waar het verhaal om draait. Hoewel het vroeger meer gebruikt werd in de etnografie en sociologie om meer over een andere cultuur te weten te komen, vindt er vanaf de achttiende eeuw een verschuiving plaats, waarin niet alleen de ‘ander’ als onderzoeksobject wordt gezien, maar ook degene die het schrijft. 33 Dit valt onder meer te verklaren door een ander cultureel zelfbewustzijn dat in die tijd opkwam, waarin er steeds meer erkend werd dat de cultuur, de omgeving waar een persoon vandaan komt, grote invloed heeft op hoe de persoon een andere plek waarneemt. Een Duitser zal bijvoorbeeld Nederland anders ervaren en omschrijven dan een Rus.

Een andere belangrijk aspect van reisverhalen is dat het qua geschreven stijl vaak een poëtische functie heeft en daarmee wordt de grens tussen fictie en non-fictie opgezocht. Zo schrijft historicus Jan Borm, dat men niet moet vergeten dat reisverhalen al sinds de middeleeuwen ook voor puur plezier gelezen worden, hij claimt ook dat reisverhalen geen op zichzelf staand genre zijn, maar eerder een collectieve term voor een variëteit van teksten, die allemaal één aspect gemeen hebben: een reis.34 Een voorbeeld daarvan is de reis van Marco Polo, waar twijfels over bestaan of het fictie of non-fictie is, maar waarbij het tot op de dag van vandaag de tekst niet minder waardevol heeft gemaakt. Het zijn nooit alleen harde feiten, want hoe kan de ervaring en de omschrijving van een persoon de werkelijkheid zijn? Aan de andere kant merkt Albert Meijer in Imagology terecht op dat reizigers soms juist objectiever lijken te zijn:

33 M. Beller e.a. Imagology. P. 446.

34 Glenn Hooper en Tim Young, Perspectives on Travel Writing, Studies in European Cultural Transition volume 19, Aldershot: Ashgate 2004, p. 13.

(25)

24

‘’ In doing so, travel writing develops a twofold, asymmetric communicative situation: the

traveller/writer has or claims to have experienced both realities (the own and the alien), because he acts dynamically- thereby claiming a superior epistemic position to the static worlds of the reader and the visited Outside.’’ 35

Dus doordat de schrijver beide werelden heeft ervaren, kan hij er ook objectiever naar kijken, zoals simpelweg de nacht pas herkend kan worden als ook de dag bekend is. Het betekent echter dat hetzelfde geldt voor de lezer: een lezer kan iets als waar aannemen wat geschreven is, maar kan hij ook de verschillen daadwerkelijk pas zelf herkennen als hij/zij er geweest is? In de interviews die ik heb gehouden met expats stel ik daarom ook de vraag of het beeld van Nederland anders was voordat ze hier zijn gaan wonen, het antwoord is bij iedere respondent hetzelfde: ‘Ja!’

In het boek The Nature of History Reader, eerder aangehaald in dit onderzoek, worden de verschillende manieren van geschiedenis presenteren beschreven: reconstructionalism,

constructionalism en deconstructionalism. In deze theorie van Jenkins en Munslow wordt alleen de

geschiedschrijving bedoeld, maar het is wel toepasbaar op reisverslagen. Zo kun je de ‘benadering van de geschiedenis’ vervangen door de ‘benadering van een nieuwe cultuur’. Want is een schrijver zich bewust van zijn positie? En hoe gaat een schrijver daarmee om? Zo heb ik ook naar de boeken gekeken die ik in dit onderzoek gebruik en alle drie hebben een andere insteek.

Ronald Van de Krol geeft in het boek Growing Dutch aan bewust te zijn van zijn dubbele positie: aan de ene kant weet hij dat hij door zijn Amerikaanse achtergrond over een bepaalde objectiviteit beschikt, maaraan de andere kant geeft hij ook aan dat je als expat nergens meer echt thuis bent. In de theorie van Jenkins en Munslow zou hij behoren tot de constructionalists, omdat hij informatie over de Nederlandse cultuur (zijn eigen ervaring) gebruikt om iets uit te leggen, met het bewustzijn dat het zijn ervaring is. Door zijn heldere onderbouwing is het echter erg bruikbaar om verschillende Nederlandse eigenschappen aan het licht te brengen.

The Undutchables is een ander verhaal en heeft een ambivalente functie. Aan de ene kant

wordt het aanvaard als dé survival kit voor expats, waarin dus waarheidsgetrouw de Nederlandse cultuur wordt beschreven, aan de andere kant is het overduidelijk dat het humoristisch bedoeld is. Alleen in het voorwoord geven White en Boucke een ‘verklaring’ voor de manier waarop het boek geschreven is: ‘’Er zullen lezers zijn die zich ergeren aan wat in hun ogen stereotypen zijn, maar iedereen vormt die als hij buiten de eigen landsgrenzen reist of verblijft. ’’ 36 Het blijft echter een feit dat het boek als waarheidsgetrouw is geschreven, en daarmee lijken de schrijvers zich voornamelijk

35 Ibid, p. 448

(26)

25

bij de reconstructionalists aan te sluiten. Het boek is dus voornamelijk bruikbaar om stereotypen te herkennen, maar moet met een flinke korrel zout genomen worden.

Het meest toepasbare boek in de theorie van Jenkins en Munslow is het boek Amsterdam, omdat het op basis van de geschiedenis geschreven is. Historicus Shorto schrijft een verhalende geschiedenis van Amsterdam en is het gevaarlijkste om als waarheidsgetrouw aan te nemen. Hoewel hij ook zijn bronnen benoemd en er geen twijfel over bestaat dat hij grondig onderzoek heeft

gedaan, is het boek geschreven vanuit een objectieve waarneming, een positie die moeilijk waar te maken is. Hij behoort daarbij tot de reconstructionalists, omdat hij er van uit gaat dat je als historicus daadwerkelijk de geschiedenis kan beschrijven. Zo schrijft hij de geschiedenis van Amsterdam op een verhalende manier, waarin hij ook in het hoofd duikt van verschillende historisch bekende personen. De geschiedenis verhalend presenteren heeft wel het voordeel dat het aangenaam leesbaar is, maar voor wetenschappelijke doeleinden moet in acht genomen worden dat het denken van een persoon niet gereconstrueerd kan worden. Er kan wel geconcludeerd worden over dit boek dat Shorto zijn theorieën helder onderbouwt hetgeen inzicht kan bieden in de Nederlandse cultuur.

4.2 Growing Dutch

In het boek Growing Dutch beschrijft Ronald van de Krol hoe het is om van Amerika naar Amsterdam te komen en welke cultuurverschillen hem opvallen, waar hij tegen aanloopt, en de normen en waarden die hij wel kan waarderen en welke niet. Het is in columnvorm geschreven, met het effect dat ieder hoofdstuk kort en bondig is, maar ook een stuk verdieping mist. Het is als het ware een reis van een Amerikaan door het Amsterdamse gezinsleven, waarin de invloed van opvoeding wordt benadrukt. In het voorwoord merkt hij op dat hoewel hij hier al jaren woont, hij nooit een ‘echte’ Nederlander zal worden, en zelfs nooit meer helemaal Amerikaan: ‘’In geen van beide landen hoor ik echt 100 procent thuis.’’ 37 Dit valt terug te leiden tot hetgeen wat Meijer ook bedoelt: reizen, naar het onbekende gaan, betekent dat je helder kan zien wat er speelt in je eigen cultuur en in de ‘onbekende’ cultuur, en dat je van daaruit een keuze hebt of je bepaalde aspecten over wilt nemen van de nieuwe cultuur of niet, omdat je danhelder ziet welke aspecten je van je bestaande cultuur hebt. Van de Krol is daarbij ook erg realistisch en claimt niet de waarheid in pacht te hebben, en daarin is zijn constructionalist’ kant terug te vinden. Zijn benadering van cultuur is terug te herleiden naar een opvatting die hij ook deelt met Leerssen: cultuur is iets dat je van kinds af aan met de paplepel ingegoten krijgt, en niet geboren zijn in Nederland, betekent automatisch nooit helemaal Nederlands worden. Hij verwoordt het zo:

(27)

26

‘’Als je in Amerika bent opgegroeid en nooit een Nederlandse jeugd hebt gehad, kun je onmogelijk echt Nederlands zijn, hoezeer je ook vernederlandst bent.’’ 38

Hij beargumenteert dit met zijn eigen levensverhaal, waarin hij zich altijd zal blijven verbazen over bepaalde Nederlandse cultuuraspecten, maar ook het levensverhaal van zijn kinderen, die in

Nederland geboren en getogen zijn, benoemt hij meerdere malen. Daarbij ziet hij het verschil tussen zijn kinderen en hemzelf, want hoewel hij een Amerikaanse vader is, snappen zijn kinderen al veel meer van de Nederlandse cultuur doordat ze de ‘Nederlandse paplepel’ krijgen.

Van de Krol beschrijft op een humoristische manier hoe hij zich, bewust en onbewust, Nederlandse eigenschappen eigen heeft gemaakt en hoe bepaalde Amerikaanse eigenschappen altijd aanwezig zullen blijven. Een voorbeeld die hij meerdere malen aanhaalt is de ‘Nederlandse nuchterheid’, wat hij in bijna alles in het Nederlands dagelijks leven terugziet. Zo legt hij uit dat in Nederland een bepaalde nuchterheid bestaat over het naakte lichaam, recht tegenover de

Amerikaanse preutsheid. Op dit punt is hij naar eigen zeggen erg vernederlandst. Hij legt dit uit door een voorbeeld waarin hij met zijn familie in Amerika verblijft voor vakantie, en zijn dochter met een nichtje van haar in bad zit, beiden rond de zes jaar. Als ‘ vernederlandste’ vader ziet hij dit als uitgelezen ‘Kodak-moment’, maar zodra zijn nichtje de camera ziet roept ze geschokt:’ Wait! My

privates!’ En kruist haar armen over haar borst, waar nog niets zit. 39 Culturele overtuigingen worden als kind dus al snel eigen gemaakt.

Ook in de oudere generaties ziet Van de Krol de nuchterheid terug: In Nederland bestaat er een bepaalde nuchterheid over ouder worden. In Amerika zit niemand erop te wachten om op je vijfendertigste je verjaardag te vieren, in Nederland is dat niet meer dan normaal.

Hij snijdt ook een gevoeliger punt aan in de Nederlandse maatschappij: het zogenaamde tolerantiebeleid in dit land. Van de Krol begint in het eerste hoofdstuk over het nog steeds merkbare effect van verzuiling in de Nederlandse maatschappij. Een halve eeuw geleden was dit geen geheim hier: je had een katholieke zuil, een protestantse zuil en zelfs ideologische zuilen, zoals de

socialisten. Ieder met hun eigen krant, tv-zender en zelfs scholen, en als Nederlander kent iedereen de verhalen wel. Van de Krol kent de verhalen door middel van wat zijn Nederlandse vrouw hem vertelde, dat zij naar een katholieke school ging, en zelfs een katholieke tandarts had, maar Van de Krol ziet ook juist de effecten nu van deze zolang gevoerde politiek. Zijn dochter wordt in de vierde klas van de middelbare school in de ‘nieuwe zuil’ E&M’er ingedeeld (vakkenpakket van economie en maatschappij) en hijzelf werd herkend als lid van de oude zuil katholiek, omdat hij zijn trouwring aan

38 Ibid, p. 105.

(28)

27

zijn linkerhand droeg, een normale gang van zaken in Amerika. 40

Hoewel dit onschuldige voorbeelden zijn, is de verzuiling ook in grotere maatschappelijke vraagstukken terug te zien, zoals in het Nederlands integratiebeleid: ‘’ inburgering maar geen assimilatie’’, waarin eigenlijk de betekenis verborgen zit dat iedere nieuwe groep mensenhier kan komen, zolang ze hun eigen zuil zelf creëren en er verder niemand mee lastigvallen. Hoewel het nergens zo expliciet genoemd wordt, lijkt het een gevolg te zijn van de verzuiling. Hierbij moet gezegd worden dat hoewel het in dit onderzoek als Nederlands verschijnsel genoemd wordt, er geen vergelijkend onderzoek is gedaan met andere landen in Europa.

Het bestaan van de verzuiling doet echter niets af aan het ‘doorgeslagen’ egalitarisme volgens Van de Krol en het maakt zelfs ‘politiek rechtse gevoelens’ wakker in hem. In zijn mening is het doorgeslagen naar een samenleving waarin anders zijn, of beter gezegd, uit te blinken in iets niet gewaardeerd wordt. Zo krijgt iedere kunstenaar wel een subsidie zonder daadwerkelijk iets te doen en is de service in Nederland niet erg vriendelijk. In zijn eigen woorden zegt hij:

‘’Hoe is andersom het gebrek aan service te verklaren in Nederland? Hier te lande is het egalitarisme doorgeschoten. De serveerster die onverschillig de bestelling opneemt, of de caissière die je nauwelijk aankijkt, wil de klant onbewust duidelijk maken dat hij of zij zich geen air moet aanmeten.’’ 41

Een klant is in waardering dus niet meer dan een serveerster en dat gaat vóór het daadwerkelijk uitvoeren van je werk.

4.3 The Undutchables

Het boek Undutchables is een zelfs grotere parodie op de Nederlandse samenleving dan Growing Dutch. Het grootste verschil met Growing Dutch is de doelgroep: Van de Krol richt zich voornamelijk op Nederlanders, terwijl White en Boucke zich voornamelijk op de toeristen richten. In 1989 werd het boek voor het eerst uitgegeven en is daarna iedere twee tot vier jaar heruitgegeven met

contemporaine zaken erin verwerkt. Hoewel er ook veel kritiek is op de overdreven spot, kan er wel geconcludeerd worden dat het nog steeds veel gelezen wordt. De ‘reis’ die de Amerikaanse en Engelse schrijver maken is zonder twijfel geschreven om te vermaken, een veelvoorkomend doel bij reisverhalen. Het boek is zeer gedetailleerd, in de zin dat geen enkel ‘Nederlands aspect’ buiten beschouwing wordt gelaten. Woonboten, het koningshuis, fietsen, en alles tot aan het Nederlandse toilet toe komen allemaal aan bod. Door de ironie heen lezend, en in het achterhoofd houdend dat

40 Ibid, p. 17-19.

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer men spreekt over het bevorderen van de particuliere bespa- ringen gaat het om een tweetal zaken: het mobiliseren van voldoende middelen om de

Godsdienst- socioloog Meerten ter Borg toont in zijn artikel aan, dat in Nederland van malaise die bij een crisis verwacht zou worden, feitelijk geen sprake is, en neemt eerder de

Het doel van dit hoofdstuk is niet om de casuïstiek uitputtend te verslaan, hoe belangwekkend wellicht ook, noch om alle geschreven teksten die zijn aangedragen

Concluderend, in dit rapport worden situaties besproken die de aandacht vragen omdat (a) we als Nederlandse samenleving willen voorkomen dat ze optreden in onze

This report provides exploratory answers to the questions what class justice in the Dutch criminal justice system entails anno 2021, whether it occurs, how frequently it occurs

Aangezien de items op basis van Glas (item 14 tot en met 29) niet vertaald zijn maar door een Nederlandse moedertaalspreker (Van Bruggen, 2013) werden ontwikkeld, wordt

In zijn antwoord heeft de geachte Minister mij medegedeeld dat er eerstdaags twee andere Konink- lijke Besluiten zullen worden uitgewerkt door de beide Ministers van Cultuur voor

Kan de heer Minister eveneens mededelen of deze proce- dure ook geldt voor openbare onderzoeken waarvan het initiatief tot klassering uitgaat van de Koninklijke Com- missie