• No results found

De Wet Affectieschade

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Wet Affectieschade"

Copied!
191
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

u

De

ve

n

te

r |

13

ju

n

i 2

0

1

9

De Wet Affectieschade

“Het prijskaartje van het menselijk smart.”

Student: Anne van Maanen (418924)

Docent begeleider: mr. R. Veldman

Tweede lezer: mr. E. de Olde

Onderwijsinstelling: Saxion Hogescholen te Deventer

(2)

2

Persoonlijke informatie

Naam: Anne van Maanen Studentnummer: 418924

E-mailadres: 418924@student.saxion.nl Telefoonnummer: 06-37336877

Opleiding: Sociaal Juridische Dienstverlening, te Saxion Hogescholen Deventer Informatie afstudeeropdracht

Titel afstudeeropdracht: Het prijskaartje van het menselijk smart Naam van instelling: Saxion Hogescholen

Naam begeleider/ opdrachtgever/ eerste lezer: mr. R. Veldman Naam tweede lezer: mr. E. de Olde

(3)

3

Samenvatting

Per 1 januari 2019 is de Wet Affectieschade ingevoerd waarna een uitbreiding is gekomen van artikelen 6:107 jo 6:108 Burgerlijk Wetboek. Dankzij deze ontwikkeling is het voor nabestaanden mogelijk om beroep te doen op een zelfstandige vordering van immateriële schade. De emotionele schade die de nabestaanden lijden, wordt op deze manier erkend.1

In het tweede hoofdstuk zal ik bespreken dat er vóór 1 januari 2019 talloze pogingen zijn gedaan door nabestaanden van slachtoffers om een zelfstandige vordering op smartengeld te verkrijgen. Na arresten zoals het Taxibus-arrest, het baby Kelly-arrest en het baby Joost-arrest, de diverse kritieken vanuit de literatuur en de veranderende kijk op affectieschade in de Europese Unie werd de druk op de wetgever zo groot dat er in 2003 een eerste voorstel voor affectieschade kwam. Toch ontstond er twijfel bij de wetgever over de vraag of er wel echt behoefte was aan deze vergoeding. Er werd onder leiding van Akkermans een onderzoek uitgevoerd naar deze vraag.2 Uit het onderzoek bleek dat een grote meerderheid van de

geïnterviewde naasten en nabestaanden hier behoefte aan hadden. Zodoende leidde dit onderzoek tot een tweede wetsvoorstel dat in 2017 is aangenomen.

In het derde hoofdstuk zal ik uiteenzetten hoe de wetgever heeft gekozen voor een beperkte kring gerechtigden en de vaste bedragen die door een Algemeen Maatregel van Bestuur zullen worden opgelegd. De bedragen worden dus niet aangepast aan de aard of ernst van de

situatie.3 Nabestaanden van een medische misser komen dus in aanmerking voor een

vergoeding van affectieschade. Zij zullen, na vaststelling van deze misser, tussen de €15.000 en de €17.500 aan compensatie krijgen. Dit alles zal bijdragen aan de erkenning van het leed van de nabestaanden en de verwerking hiervan door middel van een symbolische vergoeding. In hoofdstuk vier komen de immateriële behoeften van nabestaanden in de medische sector aan bod. Niet alleen in de juridische sector wordt er gewerkt aan de vervulling van de immateriële behoeften van nabestaanden, ook in de medische sector wordt er hard aan gewerkt. Door onder andere de komst van de GOMA wil men zorgen voor openheid en transparantie richting de nabestaanden. Doordat de nabestaanden excuses, uitleg en erkenning krijgen, worden er minder juridische procedures ingesteld tegen artsen en ziekenhuizen. Dit is positief voor zowel arts als nabestaande. Uit onderzoek is gebleken dat artsen enorm geschaad zijn in hun doen en laten na een tuchtklacht en voor de nabestaanden blijkt het aanspannen van zo’n procedure ook voor veel hartzeer te zorgen. Het onderhavige onderzoek doet in het kader van de overlap tussen de juridische- en medische sector vier praktische aanbevelingen, die u terug vindt in hoofdstuk zes. Deze aanbevelingen zijn gebaseerd op literatuurstudie, interviews met twee medici, twee nabestaanden en drie autoriteiten op het gebied van smartengeld. De vijf behoeften van nabestaanden uit het onderzoek van Akkermans zijn getoetst aan de uitkomsten van mijn onderzoek.4 Er is ook door de respondenten over het

algemeen positief gereageerd op de komst van de Wet Affectieschade. Ook is het mooi om te zien dat de medici daar (onbewust) al veel stappen in maken. De autoriteiten blijven kritisch op de wet en dan met name de beperkte kring gerechtigden zonder de broers en zussen en de vastgestelde bedragen. De uiteenzetting met betrekking tot het onderzoek, komt terug in hoofdstuk vijf.

1 Kamerstuk: Memorie van Toelichting. Wetsvoorstel vergoeding affectieschade. 20-07-2015

2 A.J. Akkermans, L.Hulst, L. Claassen, A. Ten Boom, N.A. Elbers, K.A.P.C. van Wees, D.J. Bruinvel, Slachtoffers en aansprakelijkheid.

Amsterdam, Boom Lemma Uitgevers, 2015.

3 De introductie Wet Vergoeding Affectieschade Personenschade Instituut van Verzekeraars 14-01-2019

4 A.J. Akkermans, J. Legemaate, J. Van Buschbach, J.S. Hulst, J.L. Smeehuijzen en J.L. van Wees. Opvang en schadeafwikkeling medisch handelen. 2013. Vrije Universiteit Amsterdam

(4)

4

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 1.1 Voorwoord blz. 5

Inleidende stukken 1.2 Inleiding blz. 6

1.3 Aanleiding blz. 7 1.4 Doelstelling blz. 8 1.5 Probleemstelling blz. 8 1.6 Onderzoeksvragen blz. 8 1.7 Afbakening onderzoek blz. 9 Hoofdstuk 2 2.1 Inleiding blz. 9

De tijd vóór 1 januari 2019 2.2 Immateriële schade en materiële schade blz. 9

2.3 Verkenning van grenzen blz. 10 2.4 Begroting smartengeld blz. 13

2.5 Schockschade blz. 14

Hoofdstuk 3 3.1 Inleiding blz. 15

De tijd na 1 januari 2019 3.2 Inhoud Wet Affectieschade blz. 16

3.3 Wetsvoorstel Wet Affectieschade blz. 18 3.3 Affectieschade in België blz. 21

3.4 Analyse blz. 22

3.5 Conclusie blz. 25

Hoofdstuk 4 4.1 Inleiding blz. 26

Ontwikkelingen van immateriële 4.2 Pre-juridische fase blz. 26

schade in de medische sector 4.3 Juridische fase blz. 27

4.4 De GOMA blz. 29

4.5 Conclusie blz. 30

Hoofdstuk 5 5.1 Inleiding blz. 31

Bijdrage Wet Affectieschade 5.2 Nabestaanden blz. 31

5.3 Autoriteiten blz. 33

5.4 Medici blz. 35

5.5 Conclusie blz. 36

Hoofdstuk 6 6.1 Aanbevelingen blz. 37

Aanbevelingen 6.2 Methode van onderzoek blz. 39

6.3 Discussie blz. 41

Literatuur- en bronnenlijst blz. 43 Bijlagen

(5)

5

Hoofdstuk 1: inleidende stukken

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie: ‘De Wet Affectieschade. Het prijskaartje van het menselijk smart.’ Deze scriptie is het slotstuk van mijn vierjarige opleiding aan Saxion Hogescholen te

Deventer. Tevens is deze scriptie een eerste stap voor de volgende dappere SJD’ers om zich te wagen aan het onderwerp smartengeld en affectieschade.

Toen ik mijn docent, de heer Veldman, benaderde voor het idee van deze scriptie had ik het geluk dat dit zijn expertise bleek te zijn. Na een periode van overleg, zenuwen (van mijn kant) en uiteindelijke goedkeuring, mocht ik bij mijn eigen docent gaan afstuderen. Ik ben erg dankbaar dat mij deze kans geboden is en ik heb deze dan ook met beide handen aangegrepen. De scriptie is geschreven in de periode van februari 2019 tot en met juni 2019.

De onderwerpen smartengeld en affectieschade in het privaatrecht betreffen complexe materie. Smartengeld wordt met een reden ‘de vergoeding van tranen met duiten’5 genoemd.

Zal een schadevergoeding het leed van de nabestaanden kunnen vergoeden? Kun je aan menselijk smart een prijskaartje hangen? Mijns inziens is het menselijk smart niet te begroten. Tijdens het schrijven van deze scriptie ben ik met enige regelmaat tegen de complexiteit van het onderwerp aangelopen, maar heb mijn keuze hiervoor geen enkele dag in twijfel

getrokken. Ik heb mezelf de afgelopen twintig weken volledig op het onderwerp

affectieschade gestort en ik denk dat de Wet Affectieschade een prachtige ontwikkeling is voor de versterking van de positie van slachtoffers en nabestaanden.

Via deze weg wil ik graag mijn begeleider bedanken voor de fijne, geduldige en nuttige begeleiding en ondersteuning gedurende de afgelopen twintig weken. Ik heb al uw feedback ter harte genomen en het heeft geleid tot de mooie scriptie die zij nu is. Ook wil ik graag alle geïnterviewde nabestaanden, medici en autoriteiten op het gebied van smartengeld bedanken voor hun tijd en bijdrage aan deze scriptie. Daarnaast wil ik graag mijn lieve familie en vrienden bedanken voor hun onuitputbare peptalks, de tissues, de repen chocola en vooral voor de steun. Mijn dank gaat hierin in het bijzonder uit naar mijn ouders. Dankzij jullie heb ik een scriptie kunnen schrijven over ons. Over ons verhaal. Over een onderwerp dat ons aan het hart gaat. Jullie zijn altijd een voorbeeld voor mij geweest en door middel van jullie steun en complimenten hebben jullie mij door deze afgelopen twintig weken heen geloodst.

Ik wens u veel leesplezier toe. Anne van Maanen

(6)

6

Inleiding

Om te kunnen afstuderen, mag ik een onderzoek doen naar een actueel probleem in de huidige maatschappij. Ik heb er voor gekozen om een privaatrechtelijk onderzoek te gaan doen naar de nieuwe Wet Affectieschade.6 Mijn focus in deze scriptie ligt enkel op de positie van

nabestaanden van personen die zijn overleden door toedoen van een medische misser. Ondanks dat het onderwerp een strafrechtelijk karakter heeft, zal het oogpunt van mijn scriptie privaatrechtelijk zijn.

Smartengeld is een zeer actueel onderwerp omdat er tegenwoordig steeds meer aandacht is voor de positie van het slachtoffer. 7 Vanaf 1 januari 2019 is het ook mogelijk voor

nabestaanden om een vergoeding te vorderen, door het aannemen van de nieuwe wet Affectieschade. Uit onderzoek van het Ministerie van Justitie bleek dat ook nabestaanden behoefte hebben aan een vergoeding. Deze vergoeding zal helpen bij de verwerking van de emotionele gevolgen van die gebeurtenis. Daarnaast wordt de nieuwe wet opgevat als erkenning voor de nabestaanden zelf en erkenning van de emotionele gevolgen van een ongeval of ingrijpende gebeurtenis. Daarnaast helpt de Wet de nabestaanden aan een genoegdoening, het feit dat hun rechtsgevolg wordt verzacht doordat de aansprakelijke persoon een schadevergoeding dient te betalen.8 De emotionele schade die de nabestaanden

lijden, wordt op deze manier erkend.9 De vraag blijft echter, zal een schadevergoeding het

leed van de nabestaanden kunnen vergoeden? Kun je aan menselijk smart een prijskaartje hangen? Dit is een jarenlange discussie.10 Maar door middel van mijn scriptie wil ik graag

gaan onderzoeken of deze wet de positie van de nabestaanden daadwerkelijk verbetert.

Definiëren

Medische misser11: iedere gebeurtenis12 die geleid heeft tot een schadelijk gevolg voor de

cliënt.13 Deze gebeurtenis moet hebben geleid tot het overlijden van het slachtoffer. Tevens

moet deze gebeurtenis er voor hebben gezorgd dat nabestaanden gedurende lange tijd op indringende wijze met ingrijpende gevolgen van de schadeveroorzakende gebeurtenis geconfronteerd worden. 14

Nabestaanden: de wetgever heeft geoordeeld dat naast het slachtoffer zelf, de partner van het slachtoffer15, zijn kinderen16 en de ouders17 en eventuele andere personen waarmee een

zorgrelatie in gezinsverband bestaat18, in aanmerking kunnen komen voor de Wet

Affectieschade. Zij ondervinden niet het nadeel in vermogensschade, maar in het leed dat men ondervindt doordat een persoon waarmee zij een affectieve band hebben ernstig gewond raakt of overlijdt.19

6 Artikel 6:107 jo 6:108 Burgerlijk Wetboek

7 Ministerie van Veiligheid en Justitie. (2013). Recht doen aan slachtoffers. 8 Ministerie van Veiligheid en Justitie. (2013). Recht doen aan slachtoffers.

9 Kamerstuk: Memorie van Toelichting. Wetsvoorstel vergoeding affectieschade. 20-07-2015 10 Nationaal Juristen Blad. (2019, December 20). Affectieschade. Opgehaald van www.njb.nl:

https://www.njb.nl/wetgeving/staatsbladen/affectieschade.15907.lynkx

11 Er is veel gediscussieerd over wat precies een medische misser is. In deze scriptie zal ik hem zodoende afbakenen. 12 Elke gebeurtenis die in strijd is met artikel 7:453

13 M.M.Dirken-Heukensfeldt (2008). De kunst van het incidenten herkennen en fouten voorkomen. Opgehaald van www.link.springer.com: 14 Kamerstuk: Memorie van Toelichting. Wetsvoorstel vergoeding affectieschade. 20-07-2015

15 Artikel 6:107 lid 2 sub a BW 16 Artikel 6:107 lid 2 sub b BW 17 Artikel 6:107 lid 2 sub c & d BW 18 Artikel 6:107 lid 2 sub e & f BW

(7)

7

§ 1.3 Aanleiding

De gerechtelijke procedure was in beginsel een proces tussen de verdachte en het Openbaar Ministerie. Er werd binnen dit proces geen tot weinig aandacht geschonken aan het

slachtoffer. Slachtoffers hebben lange tijd het gevoel gekregen dat zij binnen het

strafrechtelijk systeem werden genegeerd. Een nieuwe tak in de criminologie bracht hier verandering in: victimologie, de leer omtrent het slachtoffer. Het was pas in de jaren zeventig van de vorige eeuw dat er belangstelling ontstond voor slachtoffers. Door deze nieuwe victimologische inzichten leerde men dat slachtoffers behoefte hebben aan erkenning als een bijzondere betrokkene.20

Ondanks deze belangrijke verbetering bleef de aandacht voor de nabestaanden van slachtoffers beperkt. Zelfs nadat er verschillende wetsartikelen en jurisprudentie waren opgemaakt21, werd de emotionele schade van nabestaanden niet tot nauwelijks erkend.

Nederland was tot op heden het laatste land in Europa, nadat Duitsland vorig jaar was ‘omgegaan’, dat geen recht op vergoeding van affectieschade erkende.22 De vorm en mate

waarin het smartengeld wordt toegekend verschilt echter. Scandinavië en Oostenrijk erkennen alleen smartengeld voor nabestaanden indien er sprake is van opzettelijk handelen of grove schuld/nalatigheid van de dader. 23 In Nederland zal affectieschade ook worden uitgekeerd aan

nabestaanden van ernstig letsel, zoals al eerder in België, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Oostenrijk, Spanje en Zwitserland. In bijna alle landen bedraagt de vergoeding rond een maximum van €20.000. In Spanje en Zwitserland zien we hogere vergoedingen terug. Zo is er in Spanje een bedrag van €90.000 uitgekeerd en in Zwitserland €30.000.24

Waarom was het aannemen van deze wet noodzakelijk? Allereerst en vooral de erkenning in rechte dat ook anderen dan het slachtoffer in geval van ernstig letsel of overlijden onrecht is aangedaan bij een verkeers-of arbeidsongeval, een medische fout of een misdrijf.Daarbij biedt de nieuwe Wet Affectieschade de mogelijkheid voor nabestaanden om het nadeel dat is ondervonden, maar niet uit vermogensschade bestaat, te verhalen door middel van een

krachtens Algemene Maatregel van Bestuur vast te stellen bedrag.25 In deze scriptie zal ik mij

enkel gaan richten op nabestaanden van slachtoffers die zijn overleden door een medische fout.26 Een medische fout moet zo ernstig en tevens blijvend letsel veroorzaken, dat het ervoor

zorgt dat nabestaanden gedurende een lange tijd op indringende wijze met deze gevolgen geconfronteerd worden. Waar nabestaanden eerst enkel recht hadden op vergoeding ten behoeve van het slachtoffer, zoals de kosten van lijkbezorging en vergoeding van gederfd levensonderhoud27, ontvangen zij straks ook een vergoeding op affectieschade. Niet langer

krijgen ouders van hun overleden kind slechts een vergoeding voor begrafeniskosten en niet langer wordt tegen ouders die hun gezonde kind gehandicapt terugzien gezegd dat ons recht hen niks te bieden heeft. Niet langer worden nabestaanden die een vergoeding eisten verzocht om andere wegen te bewandelen, zoals beroep doen op shockschade.28 Een belangrijke

ontwikkeling in het aansprakelijkheidsrecht is dan ook het inzicht dat het de nabestaanden om

20 M.Groenhuijsen (1997). Victimologie en de Nederlandse strafrechtspleging. Tijdschrift voor Criminologie. 21 Artikelen 6:106 lid 2 jo 6:107 jo 6:108 BW | ECLI:NL:HR:2002:AD5356 (Taxibus-arrest)

22 Kamerstuk: Memorie van Toelichting. Wetsvoorstel vergoeding affectieschade. 20-07-2015

23 SDU. (2018, December 16). De wet voor vergoeding van affectieschade komt eraan. Opgehaald van www.sdu.nl: 24 C. Van Dam.,(2013). Begroting en verhoging van het smartengeld. Utrecht: Utrecht Universiteit.

25 Artikel 6:107 Burgerlijk Wetboek

26 Uitleg ten behoeve van dit begrip onder kopje ‘definiëren’ 27 Zie artikel 6:108 Burgerlijk Wetboek

(8)

8

veel meer dan een schadevergoeding en dus geld gaat. Het is te stellen dat de wet ook recht

wil doen aan de zogenaamde immateriële behoeften29 van eisers. 30

§ 1.4 Doelstelling

Allereerst ga ik in kaart brengen hoe de wet- en regelgeving vóór 1 januari 2019 geregeld was voor nabestaanden van slachtoffers van een medische misser. Ik zal gaan onderzoeken wat de mogelijkheden waren, vóór 1 januari 2019, die nabestaanden hadden om smartengeld te vorderen, met betrekking tot een medische misser. Het is belangrijk om te gaan meten wat er voor de nabestaanden ontbrak in de tijd dat de Wet Affectieschade nog niet in werking was getreden. Om te kunnen analyseren of de Wet Affectieschade bijdraagt aan de verbetering van de positie van nabestaanden, is het belangrijk om de voorgeschiedenis kritisch door te lichten. Vervolgens zal ik onderzoeken wat de nieuwe Wet Affectieschade precies inhoudt. Ik zal de nieuwe wet- en regelgeving analyseren om te kijken welke nieuwe mogelijkheden de wet biedt voor nabestaanden van slachtoffers van een medische misser en welke mogelijkheid de voorkeur heeft. Ik zal dit gaan analyseren door middel van literatuurstudie en door te kijken naar de wetgevingsopties. Ook zal ik prof. mr. Hartlief31 en de heer Goossens32 benaderen

voor een interview. Beiden zijn zij een autoriteit op het gebied van smartengeld in Nederland. Nadat ik in mijn eerste twee deelvragen de wet- en regelgeving vóór en na 1 januari 2019 heb geanalyseerd, zal ik in mijn derde en tevens laatste deelvraag gaan onderzoeken of de Wet Affectieschade een positieve bijdrage levert aan de vergoeding van de immateriële schade van nabestaanden van slachtoffers. Ik zal tevens onderzoeken wat er voor de nabestaanden

ontbrak aan de oude wet- en regelgeving. Dit zal ik gaan doen door interviews af te nemen met verschillende correspondenten.33 Uit deze interviews kan ik een conclusie trekken of de

nieuwe wetgeving voldoet aan de verwachtingen. Uiteindelijk zal ik door middel van bovengenoemde literatuurstudie, het kijken naar wetgevingsopties en het afnemen van interviews de nieuwe situatie van de Wet Affectieschade in kaart brengen en kritisch

doorlichten of de nieuwe Wet Affectieschade daadwerkelijk bijdraagt aan de verbetering van de positie van nabestaanden.

§ 1.5 Probleemstelling

In hoeverre zal de Wet Affectieschade bijdragen aan de verbetering van de positie van nabestaanden van slachtoffers die zijn overleden door toedoen van een medische misser?

§ 1.6 Onderzoeksvragen

1. Wat ontbrak er voor nabestaanden van slachtoffers die zijn overleden door een medische misser in de tijd dat de Wet Affectieschade nog niet in werking was getreden?

2. Welke mogelijkheden biedt de nieuwe Wet Affectieschade voor nabestaanden van slachtoffers die zijn overleden door toedoen van een medische misser?

29 Immateriële behoeften: Erkenning van de aansprakelijkheid van de wederpartij, wat wordt gezien als een voorwaarde om serieus

genomen te worden door eigen sociale omgeving; erkenning doordat de wederpartij zelf toegeeft dat er een fout is gemaakt en door deze beseffen en voelen wat er is gebeurd; en de behoefte aan medeleven en excuses van de wederpartij. Dr. R.M.E. Huver (2007) Onderzoek

naar slachtoffers en aansprakelijkheid

30 T. Hartlief, (2018) Uit de ban van hier en nu, opgehaald van www.njb.nl: https://www.njb.nl/blog/uit-de-ban-van-hier-en-nu.30698.lynkx 31 Prof. mr. Hartlief is een van de bekendste autoriteiten in Nederland op het gebied van schadevergoedingsrecht. Hartlief is oud-hoogleraar

Privaatrecht aan de Universiteit van Maastricht, hoofdredacteur van AV&S en lid van de redactie van het Nederlands Juristenblad. Tegenwoordig is hij Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad in Den Haag.

32 Ludo Goossens is hoofdofficier van justitie in Amsterdam geweest, een rechter op Curaçao, hoofd van de strafsector van de rechtbank

Rotterdam en is tegenwoordig rechter in Arnhem en voorzitter van het Schadefonds Geweldsmisdrijven.

33 De correspondenten zullen o.a. zijn: nabestaanden van slachtoffers van een medische misser, autoriteiten op het gebied van affectieschade

(9)

9

3. Kan het vergoeden van affectieschade een positieve bijdrage leveren aan de bevrediging

van de immateriële behoeften34 van nabestaanden?

§ 1.7 Afbakening van het onderzoek

Door de Wet Affectieschade is het voor nabestaanden mogelijk om een schadevergoeding te eisen wanneer hun naaste als gevolg van bijvoorbeeld een verkeersongeluk, een medische fout, een bedrijfsongeval of een geweldsmisdrijf overlijdt of ernstig gewond raakt.35 Om een

goede scriptie te kunnen schrijven binnen de gestelde twintig weken, heb ik besloten om mij te richten op de nabestaanden van dierbaren die zijn overleden door een medische fout. Om een kwalitatief goede inhoudelijke scriptie te schrijven heb ik ervoor gekozen om het

onderzoek af te bakenen. Het onderzoek richt zich zowel op het immateriële gedeelte van de vordering op affectieschade, als op de inhoud van de wet zelf. Ik zal in kaart gaan brengen of de vergoeding affectieschade bijdraagt aan de verbetering van de positie van nabestaanden.

Hoofdstuk 2: de tijd vóór 1 januari 2019

§ 2.1 Inleiding

Het was een lange weg voor nabestaanden om aanspraak te maken op een zelfstandige immateriële smartengeldvordering. Om goed te kunnen begrijpen wat een vordering tot smartengeld betekent, is het belangrijk om allereerst duidelijkheid te creëren over wat de begrippen materiële- en immateriële schade precies inhouden. Mijn scriptie is gefocust op immateriële schade, maar om daar een volledig beeld van te krijgen acht ik het noodzakelijk om kort de vergelijking te maken tussen materieel en immaterieel. In de onderstaande hoofdstukken zal ik de civiele grondslag van smartengeld beschrijven. Ik zal hierin onder andere het proces van het ontstaan van een zelfstandige smartengeld vordering uiteenzetten. Ten slotte zal ik antwoord geven op de vraag wat schokschade precies is en wanneer men daar voor in aanmerking komt.

§ 2.2 Immateriële schade en materiële schade

Op basis van artikel 6:95 boek 6 Burgerlijk Wetboek kan worden opgemaakt dat er twee soorten schade zijn: vermogensschade en niet-vermogensschade. Vermogensschade wordt ook wel materiële schade genoemd36. Niet vermogensschade wordt ook wel immateriële

schade, ideële schade of ander nadeel genoemd.37 In deze scriptie komen de begrippen

materiële- en immateriële schade veel aan bod. Daarom zal ik deze twee begrippen definiëren. Immateriële schade

Immateriële schade is, in tegenstelling tot materiële schade, lastig om in geld uit te drukken. Het is volgens artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek geen geval van vermogensschade. Vaak gaat het om het leed, het verdriet en de angst van het slachtoffer ten gevolge van een

onrechtmatige daad. Doordat het slachtoffer schade heeft geleden door de aansprakelijke

34 Zie voetnoot 29

35 Kamerstuk: Memorie van Toelichting. Wetsvoorstel vergoeding affectieschade. 20-07-2015 36 De term materiële schade zal ik aanhouden tijdens het schrijven van deze scriptie. 37 De term immateriële schade zal ik aanhouden tijdens het schrijven van deze scriptie.

(10)

10

persoon, heeft het slachtoffer recht op vergoeding van deze schade.38 De vergoeding van

immateriële schade noem je smartengeld. Verburg beschrijft immateriële schade als: “De concrete beleving of ervaring van de benadeelde.”39 De crux bij immateriële schade is echter

de complexiteit van het aantonen van de causaliteit tussen de aansprakelijkheid en de schade, maar hierover later meer.

Materiële schade

Artikel 6:96 Burgerlijk Wetboek geeft ons inzicht in het begrip materiële schade. Het is van belang dit begrip te definiëren omdat dit begrip uitlegt wat immateriële schade niet is, zijnde: vermogensschade. Volgens lid 1 is materiële schade geleden verlies evenals gederfde winst. Maar ook redelijke kosten ter voorkoming of beperking van de schade, de redelijke kosten ter vaststelling en aansprakelijkheid van schade en de redelijke kosten ter verkrijging van

voldoening buiten rechte. Vermogensschade wordt volgens de parlementaire geschiedenis gedefinieerd als ‘schade die in geld is uit te drukken’.40

Verplaatste schade

Het definiëren van begrippen is tevens van belang als het gaat om een vordering bij overlijden.41 Dit heeft te maken met het feit dat vóór 1 januari 2019, in beginsel alleen de

gekwetste zelf aanspraak kan maken op vergoeding van zijn schade. Derden hebben slechts recht op het verkrijgen van een schadevergoeding voor zover de wet hen daar uitdrukkelijk recht op geeft. Dit heet verplaatste schade.42

§ 2.3 Verkennen van grenzen

Om de problematiek goed te kunnen begrijpen zal ik een beknopte uitleg geven over de achtergrond van het wettelijke stelsel inzake immateriële schade vóór 1 januari 2019. De hoofdregel in geval van letsel was dat alleen de gekwetste zelf aanspraak op een

schadevergoeding kan maken. Anderen die lijden als gevolg van letsel of overlijden van een naaste, worden ‘derden’ genoemd. Derden hebben slechts recht op een vergoeding als de wet daar uitdrukkelijk recht voor geeft. 43 De reden dat deze groep derden recht heeft op deze

vergoeding, zit hem in het feit dat de verzekering ten behoeven van het slachtoffer deze kosten vorderen. Een voorbeeld van deze groep zijn bijvoorbeeld de werkgevers44

De wet (artikelen 6:107a en 108 Burgerlijk Wetboek) stelt dat het voor een beperkte kring gerechtigden niet nodig is om zelf een schadevergoeding te vorderen uit de grondslag dat er jegens hen een norm is geschonden, het is al voldoende als het gaat om een normschending jegens de slachtoffers. Het artikel geeft een limitatieve opsomming van personen die een vordering kunnen instellen en van hetgeen dat kan worden gevorderd. Het stelsel laat niet toe dat derden naar aanleiding van de schade die zij lijden door verlies van hun naasten, zelf een aanspraak op een vergoeding kunnen maken op grond van een ‘zelfstandige’ jegens hen gepleegde onrechtmatige daad.45 Derden kunnen onder bepaalde voorwaarden wel aanspraak

maken op zogenoemde verplaatste schade. Nabestaanden kunnen (deels) het

38 Zie hiervoor ook artikel 6:98 Burgerlijk Wetboek die stelt dat men slechts in aanmerking komt voor een vergoeding van schade, wanneer

die in zodanig verband staat met de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid van de schuldenaar berust en hem mede gezien de aansprakelijkheid en van de schade, als een gevolg van deze gebeurtenis kan worden toegerekend.

39 G.J.M. Verburg, vaststelling van smartengeld, 2009, p. 266 40 EV I, parlementaire geschiedenis van boek 6, p. 388. 41 Zie artikel 6:108 Burgerlijk Wetboek

42 M. Hoendervoogt, Slachtoffer en de rechtspraak, P. 141 Den Haag: LOVS 2017

43 Prof. mr. T. Hartlief, Verbintenissen uit de wet en Schadevergoeding, Deventer Wolters Kluwer 44 Artikelen 6:107 jo 6:107a Burgerlijk Wetboek

(11)

11

levensonderhoud46 vorderen als deze werd voorzien door de overledenen. Ook kunnen de

kosten voor de lijkbezorging47 worden gevorderd. Een nabestaande kan echter ook als

erfgenaam onder algemene titel een vordering van het slachtoffer verkrijgen. Dit moet dan gaan om een vordering bij het (overleden) slachtoffer waarvoor een derde aansprakelijk is. Doordat deze vordering onder algemene titel overgaat op de erfgenaam, kan deze vanuit de positie van de overledene een derde aansprakelijk stellen. Voor immateriële schade geldt als voorwaarde dat de overledene bij leven kenbaar heeft gemaakt hier aanspraak op te willen maken.48 In het geval dat het slachtoffer onverwacht of direct is overleden, is dit in theorie

lastig te onderbouwen.

De eerste keer dat er in cassatie werd geoordeeld over de ruimte voor derden om een zelfstandige vordering ter zake van eigen schade geldend te maken, was het Baby Joost- arrest.49 Het slachtoffer zelf, baby Joost, raakte tijdens een operatie aan een liesbreuk ernstig

gehandicapt. Er werd een regeling getroffen, waardoor de ouders hun eigen schade mochten vorderen. Ze beriepen zich op artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek, omdat zij in de

veronderstelling waren dat zij als ouders zijnde, ook partij zijn bij de geneeskundige

behandelingsovereenkomst en er dus jegens hen ook een wanprestatie en onrechtmatige daad (zijnde: aantasting van gezinsleven) was gepleegd. De rechtbank wees aan beide ouders f 50.000 toe op basis van de wanprestatie. Echter vernietigde het hof dit vonnis en wees de vorderingen van de ouders af. In cassatie werd de vraag behandeld of de ouders als derden voor een vergoeding in aanmerking konden komen. Dit werd hier ook verworpen. Dit arrest is mede aanleiding geweest voor het wetsvoorstel inzake affectieschade. 50 Uit kamerstukken uit

vergaderjaar 1999-2000, blijkt dat mede door dit arrest er belangstelling is gekomen voor het toekennen van smartengeld voor nabestaanden en verwanten. Er wordt echter wel direct een beperking aan gesteld, het moet gaan om derden die een zeer nauwe affectieve band met het slachtoffer hebben of hadden. 51

De onrechtmatige daad, de causaliteit en de toerekenbaarheid.

Bij een medische fout gaat het om de aansprakelijkheid en de vereisten hiervoor. De vereisten zijn: de onrechtmatige daad52, de causaliteit, de toerekenbaarheid en de aanwezigheid van de

schade. Wil je aantonen dat er een fout is gemaakt in het medisch recht, dien je een causaal verband aan te tonen tussen het onzorgvuldige gedrag van de zorgverlener(s) en de schade. Op basis van artikel 7:446 Burgerlijk Wetboek is er een overeenkomst tussen de

zorgaanbieder en de zorgvrager. Er bestaat dus een inspanningsverplichting van de

zorgaanbieder. Het gaat om een overeenkomst van opdracht: het verlenen van zorg. Wanneer de zorgvrager vindt dat hij niet naar behoren is behandeld, is er een tekortkoming in de overeenkomst. Bij medische fouten is het echter lastig om de causaliteit tussen de schade en de daadwerkelijke tekortkoming van de hulpverlener aan te tonen. Er moet er vaak worden gekeken naar hypothetische situaties. Je moet je namelijk afvragen wat er gebeurd zou zijn als er een diagnose eerder was gesteld of als de arts eerder kwam. Bij het opmaken van een schadeberekening gaat het vaak om de vergelijking tussen de huidige situatie en de

46 Bij de begroting van deze kosten wordt rekening gehouden met de gezinssituatie. Er wordt een berekening gemaakt op basis van de

hypothetische situatie dat het slachtoffer niet zou zijn overleden. Behoeftigheid van kinderen en de financiële situatie in het verleden, heden en toekomst spelen een rol.

Op basis van: M. Hoendervoogt, Slachtoffer en de rechtspraak, P. 195 Den Haag: LOVS 2017

47 Vergoeding voor kosten zoals passende begrafenis of crematie, de uitvaartplechtigheid, kosten van bloemen; rouwkaarten; ontvangst na de

plechtigheid en dergelijke. Ook kunnen de kosten voor repatriëring van het stoffelijk overschot hieronder vallen. Op basis van: M. Hoendervoogt, Slachtoffer en de rechtspraak, P. 141 Den Haag: LOVS 2017

48 Artikel 6:106 lid 2 Burgerlijk Wetboek 49 HR 08-09-2000 ECLI:NL:PHR:2000:AA7041

50 S.D. Lindenbergh, Smartengeld voor naasten en nabestaanden. AV&S 2008 51 TK 1999-2000, 26630, nr. 2 p. 6-7

(12)

12

hypothetische situatie. Een voorbeeld van onzekere causaliteit is bijvoorbeeld predispositie. Je

spreekt van predispositie wanneer het slachtoffer vóór het ongeval meer aanleg heeft voor een bepaalde aandoening dan andere mensen. Dit kan van invloed kan zijn op de causaliteit en de hoogte van de schade. Want is de verantwoordelijke hulpverlener ook aansprakelijk voor de ‘extra’ schade die iemand lijdt door de predispositie? Met de berekening van de schade wordt er vaak rekening gehouden met de predispositie, vanwege de onzekere causaliteit. Vaak is er bij de berekening van schade een 100% - 0% verdeling van de schade. Is de schade voor minder dan 50% toe te rekenen aan de aansprakelijke dan krijg je niks vergoed. Is er meer dan 50% toe te rekenen aan de aansprakelijke, dan betaalt hij 100% van de schade. Maar vanwege de zojuist besproken onzekere causaliteit, is het soms moeilijk aan te tonen waar de

hulpverlener aansprakelijk voor kan worden gehouden. Dit hangt onder andere af van de mate van de schending. Wanneer er sprake is van een zeer grove schending, wordt er meer

toegerekend aan de aansprakelijke. Zelfs de eventuele complicaties van de operatie waarin de schending voorkwam, kunnen nog worden toegerekend aan de aansprakelijke. De hoogte van de schadevergoeding wordt onder andere berekend door middel van het gebruik van de ANWB Smartengeld gids, maar hierover later meer. Twee andere vormen van

schadeberekeningen zijn kans- en deelaansprakelijkheid. De deelaansprakelijkheid zag je terug in het baby Joost-arrest. De kans-aansprakelijkheid komt voor in het baby Kelly-arrest.53

Dit gaat om een zaak waarbij een stel meerdere keren een miskraam heeft gehad, wegens een chormosale afwijking in de familie van de man. Wanneer de vrouw, na het krijgen van een eerste gezonde baby, weer opnieuw in verwachting raakt wil zij een prenataal onderzoek, omdat zij geen gehandicapt kind wilde. De verloskundige zag daar geen noodzaak in en voerde dit zodoende ook niet uit. Na de geboorte bleek dat het kind een chormosale afwijking heeft en ernstig gehandicapt is. De ouders stelde het ziekenhuis aansprakelijk en vorderde een schadevergoeding voor zichzelf en hun dochter. De rechtbank wees deze toe aan de ouders. Echter wees het Hof in cassatie alleen de vordering toe aan baby Kelly, de vordering van de ouders wordt afgewezen. De Hoge Raad oordeelt dat alle kosten met betrekking tot de opvoeding en de verzorging van Kelly vergoed moeten worden, ook na haar 21e. De kosten

voor de immateriële schade van de moeder, die door een ernstige inbreuk op haar

zelfbeschikkingsrecht, doordat er essentiële gegevens zijn onthouden voor het nemen van een beslissing betreffende het houden of afbreken van de zwangerschap. Het gaat hier dus om de ontneming van een kans, waardoor er schade is opgelopen bij de ouders.

Eerste zelfstandige vordering immateriële schade

Een ander baanbrekend derde arrest is het Oogmerk-arrest54, dit arrest gaat over een huwelijk

tussen een man en een vrouw dat ontbonden zou worden. Vlak voor de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking doodt de man hun zevenjarige zoon. De man had bij dit doden, volgens het Hof, het oogmerk leed aan de vrouw toe te brengen. De rechtbank en het Hof wezen de vergoeding voor immateriële schade toe aan de vrouw. In artikel 6:106 lid 1 sub a Burgerlijk Wetboek staat dat wanneer ‘de aansprakelijke het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen’ er recht op vergoeding van immateriële schade ontstaat. In cassatie ging het om de vraag of dat niet in strijd was met het stelsel van de wet inzake schadevergoeding een

zelfstandige immateriële vordering bij overlijden. Het stelsel van artikel 6:108 BW stond niet in de weg voor de vrouw om een vergoeding van immateriële schade te vorderen. Indien de dader iemand doodt met het oogmerk een ander schade toe te brengen, bieden artikel 6:107 en 6:108 wél ruimte voor een eigen vordering en dus recht op smartengeld.

53 HR 18-03-2005 ECLI:NL:HR:2005:AR5213 54 HR 26-10-2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2775

(13)

13

§ 2.4 Begroting van smartengeld

De wettelijke grondslag van smartengeld ligt in het Burgerlijk Wetboek. Smartengeld heeft een dubbele functie en dient niet alleen ter compensatie van het leed, maar tevens ter

genoegdoening.55 Daarnaast dient smartengeld ter erkenning van verdriet en als preventieve

werking.56/ 57 Bij vergoeding van het immateriële gaat het om een compensatie van iets dat

niet langer hersteld kan worden. De moeilijkheid ligt in het bepalen van de omvang van de schadevergoeding. De rechter heeft een grote discretionaire bevoegdheid en dient de schade naar redelijk- en billijkheid vast te stellen. Naar billijkheid betekent volgens Lindenbergh: “met de hand op het hart, maar niet het verstand op nul.”58 Daarbij kunnen volgens vaste

rechtspraak alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen.59 De

onduidelijke norm billijkheid behoedt het recht voor willekeur en maakt een functionele vaststelling van smartengeld mogelijk.60

Op basis van artikel 6:97 Burgerlijk Wetboek heeft de rechter een schattingsbevoegdheid. Dit houdt in dat de rechter de schade begroot op de wijze die het meest met de aard van de schade in overeenstemming is. Wanneer de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, dan wordt zij geschat. De rechter dient bij het maken van deze schatting wel te kijken naar bedragen die in soortgelijke gevallen door andere rechters zijn toegekend. Dit heet de gevalsvergelijkingsmethode. De Hoge Raad stelt namelijk dat de rechter bij zijn begroting dient te letten op bedragen die door de Nederlandse Rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, daaronder begrepen de maximaal toegekende bedragen, een en ander met in aanmerkingneming van de sedert betreffende uitspraken opgetreden geldontwaarding.61 Toch

lijkt de toewijzing van smartengeldbedragen al enige jaren op een constant niveau. Dit geldt niet alleen voor de hoogste bedragen, maar voor de gehele linie van smartengeldgevallen. Er kan dus geconcludeerd worden dat de wijze van gevalsvergelijking voor verstarring lijkt te zorgen62. Een belangrijk hulpmiddel bij gevalsvergelijking is de Smartengeldgids van de

ANWB. Hierin staat een verzameling van smartengeldjurisprudentie, die ter beschikking staat bij gevalsvergelijking. De Smartengeldgids biedt partijen een richtlijn over de grootte van de smartengeldbedragen in specifieke situaties. Daarbij maakt de Smartengeldgids het voor de rechters makkelijker om zich te oriënteren op andere zaken.

Echter blijkt na jaren van stagnatie dat het hoogst uitgekeerde smartengeldbedrag is gestegen tot €250.000. Dat is bijna een €100.000 meer dan vier jaar geleden63. Door de rechtbank in

Rotterdam werd er recentelijk een smartengeld bedrag van €200.000 uitgekeerd na het overlijden van een vrouw aan uitgezaaide nierkanker.64 De vrouw verscheen in 2007 bij de

uroloog inzake haar nieren. De uroloog voert afwachtend beleid en ontslaat de vrouw van de

55 Parlementaire geschiedenis van boek 6, p. 377 56 G.J.M. Verburg, vaststelling van smartengeld 2009 p. 3 57 Smartengeld ter genoegdoening:

Dit kan bijvoorbeeld gaan om genoegdoening voor wat er is gebeurd, als erkenning en als eventuele afkeuring van het gedrag van de aansprakelijke. Tevens kan het gaan om genoegdoening van de geschokte gevoelens van de benadeelde.

Smartengeld ter erkenning:

Bij het verlies van een naaste is het voor nabestaanden van belang om erkenning te krijgen voor hun leed en hun verdriet. Hiernaast kan het ook gaan om het achterhalen van wat er werkelijk gebeurd is, of om de aansprakelijke ter verantwoording te roepen en op deze manier te voorkomen dat het nogmaals gebeurt.

Smartengeld als preventieve werking:

Smartengeld kan een afschrikkende werking hebben, door de verplichting van het betalen van een vergoeding.

58 S.D. Lindenbergh 1998 p.211

59 M. Hoendervoogt, Slachtoffer en de rechtspraak, P. 135 Den Haag: LOVS 2017 60 G.J.M. Verburg, vaststelling van smartengeld 2009, p. 267

61 HR 17-11-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA8358 62 G.M.J. Verburg Vaststelling van smartengeld p. 268

63 Algemeen Dagblad, 16-01-2019. Meer smartengeld, hoogste vergoeding €250,000. 64 RB Rotterdam 21-03-2017 ECLI:NL:RBROT:2017:2139

(14)

14

behandeling. In mei 2013 komt de vrouw terug voor de aanhoudende pijn aan haar

rechterflank. Er wordt een niertumor ontdekt en de vrouw blijkt ongeneselijk ziek. Uit

onderzoek is gebleken dat de uroloog in strijd heeft gehandeld met de professionele standaard waarvoor hem ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het ernstig verwijtbare medisch handelen heeft geleid tot een erkend doctors delay65 van ongeveer vijf jaar. Hierdoor is de

aanvankelijke reële kans op overleving verloren gegaan. Dit alles heeft voor een lijdensweg van dertien maanden gezorgd, waarin mevrouw met veel verdriet en pijn is geconfronteerd. Door het verwijtbaar medisch handelen is het rechtsgevoel van mevrouw ernstig aangetast. Het letsel en het leed worden aangemerkt door de rechtbank als letsel in de zwaarste categorie waarvoor €200.000 aan smartengeld wordt toegewezen. Volgens Lindenbergh weegt de doodsangst en wetenschap van naderend overlijden extra zwaar66, zodoende werd er een

hoger bedrag uitgekeerd.

§ 2.5 Schokschade

Waar in het eerder genoemde Oogmerk-arrest langzaam ruimte werd geboden voor een zelfstandige vordering van een nabestaande, wordt er in het Taxibus-arrest67 door de Hoge

Raad algemeen geformuleerd onder welke specifieke omstandigheden hier ruimte voor bestaat. Het Taxibus-arrest betreft een meisje van vijf jaar oud dat, al spelend op het erf van haar moeder, wordt aangereden door een taxibus. Hierdoor raakte haar schedel beschadigd en kwam de inhoud hiervan naast het hoofdje te liggen. Toen de moeder, die op het moment van het ongeval nog in de woning was, naar haar dochtertje rende zag zij de inhoud van het schedeltje voor braaksel aan. Toen zij het hoofdje van haar dochter probeerde om te draaien, verdween haar hand in het schedeltje van haar dochter. Door dit ongeval heeft de vrouw ernstig geestelijk letsel opgelopen. De Hoge Raad oordeelde dat mevrouw in aanmerking kwam voor schokschade, aangezien zij direct na het voltrekken van het ongeluk met de gevolgen hiervan werd geconfronteerd en hierdoor ernstig geestelijk letsel heeft opgelopen. Dit arrest is van grote waarde, omdat de Hoge Raad hier voor het eerst uitspraken heeft

gedaan over de stand van het recht op dit gebied. Daarbij geeft de Hoge Raad aan onder welke omstandigheden kan worden aangenomen dat degene die met een schokkende gebeurtenis wordt geconfronteerd een eigen aanspraak op een onrechtmatige daad kan doen.68

In het Taxibus-arrest is door de Hoge Raad ruimte gecreëerd voor een zelfstandige vordering voor anderen dan de gekwetste zelf. Het gaat hier niet om een algemeen recht op een

schadevergoeding maar om een aanspraak die een naaste onder specifieke of bijzondere omstandigheden krijgt, door een confrontatie met een gebeurtenis waarbij objectiveerbaar psychisch letsel is opgelopen.69 Schokschade verwijst naar de ontstaansbron van de schade,

niet naar de categorieën materieel of immaterieel.70 Bij schokschade ontstaat er een recht op

schadevergoeding indien er sprake is van een objectiveerbaar psychisch letsel; ‘enkel’ verdriet, hoe groot ook, is in deze dus niet genoeg.71 Recent is uit onderzoek gebleken dat de

meeste schokschadevorderingen stranden. Bij de meeste gevallen wordt de vordering

65 Doctor’s delay is de periode tussen het eerste contact met de gezondheidszorg voor deze ziekte-episode en de start van de behandeling.

NTR. (N.B.) Woordenlijst NTR/Nederlands TuberColose Register Opgehaald van: www.tbc-online.nl/woordenregister.html

66 S.D. Lindenbergh, Smartengeld, tien jaar later. Rotterdam: Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series 2008 p. 32 67 HR 22-03-2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5356

68 S.D. Lindenbergh, Smartengeld, tien jaar later. Rotterdam: Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series 2008 p. 46 69 S.D. Lindenbergh, Smartengeld, tien jaar later. Rotterdam: Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series 2008 p. 46 70 M. Hoendervoogt, Slachtoffer en de rechtspraak,P. 135 Den Haag: LOVS 2017

(15)

15

ontvankelijk verklaart door de strikte eisen dat het geestelijk letsel in de psychiatrie erkend

moet zijn of op andere wijze objectief moet worden vastgesteld. 72

De Hoge Raad stond bij haar uitspraak inzake het Taxi-arrest stil bij de beperking én de betekenis van een recht op de schadevergoeding voor nabestaanden. De Hoge Raad geeft aan dat ‘de toewijzing van een vordering tot vergoeding van immateriële schade kan slechts in zeer beperkte mate leed verzachten, doch kan in zekere mate erkenning van het ondervonden leed betekenen. Deze erkenning kan echter niet de grond van de toewijzing zijn’. Wat hierin opvalt is dat de Hoge Raad niet alleen de focus legt op de juridische afwikkeling, maar ook een empathisch standpunt inneemt. Lindenbergh schrijft hierover “Ook al kan het recht op de emotionele belangen geen soelaas bieden en is de rol van de rechter hierin beperkt, het oog hebben voor de menselijke situaties en het expliciteren van (on)mogelijkheden van het recht kan hier bijdragen aan herstel, althans het voorkomen van teleurstelling en verdere schade.” 73

In deze zaak noemt de Hoge Raad als tweede punt de mogelijkheden van de rechter om grenzen te verleggen. De Hoge Raad stelt dat het niet uitgesloten is dat het wettelijk stelsel onvoldoende tegemoet komt aan de maatschappelijke behoeften om aan nabestaanden, die in hun leven met de emotionele gevolgen van het verlies van hun naasten moeten kampen, enige vorm van genoegdoening verschaffen. Verlies van een naaste komt volgens de wet niet in aanmerking voor een vergoeding. Hierin geeft de Hoge Raad aan dat het dus niet aan de rechter, maar aan de wetgever is om daar iets aan te doen. Als derde punt oordeelt de Hoge Raad dat het bij de uitgekeerde vergoeding van schokschade moet gaan om een geestelijk letsel dat men oploopt door:

a) Een schokkende gebeurtenis waarbij

b) de schok dermate ernstig is dat deze leidt tot een aantasting van de gezondheid, hetgeen in het algemeen slechts het geval zal zijn indien er sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Dit letsel kan vermogensschade en immateriële schade veroorzaken.74

Nabestaanden hebben dus geen recht op vergoeding van affectieschade, maar kunnen soms wel met succes het pad van de schokschadevordering bewandelen. 75

Hoofdstuk 3: de tijd na 1 januari 2019

§ 3.1 Inleiding

Bij ernstig en langdurig lijden en bij het overlijden kunnen nabestaanden en naasten sinds 1 januari 2019 een beroep doen op de Wet Affectieschade, een zogenaamde vergoeding voor verdriet. Affectieschade valt onder de artikelen 6:107 en 6:108 Burgerlijk Wetboek. Wie hebben er allemaal recht op een vergoeding van affectieschade? En waar hebben ze dan precies recht op? In de tweede paragraaf vindt u mijn uiteenzetting over de precieze inhoud van de wet, de kring van gerechtigden en het doel van de wetgever. Vervolgens zal ik het verloop van de komst van de wet beschrijven, met als doel u een volledig beeld te geven van de ‘weg’ die de wet heeft afgelegd sinds 2003. In de vierde paragraaf vindt u een vergelijking van de Wet Affectieschade met onze zuiderburen, België. Ik heb bewust gekozen voor een vergelijking van rechtssystemen, zodat u kunt zien welke keuzes onze wetgever (niet) heeft

72 E.S. Engehard, M.R. Hebly en L. Van der Zalm de shockschadevordering in het strafproces Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade,

2015 p. 89.

73 S.D. Lindenbergh, Smartengeld, tien jaar later. Rotterdam: Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series 2008 p. 47 74 M. Hoendervoogt, Slachtoffer en de rechtspraak,P. 135 Den Haag: LOVS 2017

(16)

16

gemaakt in verhouding tot België. Ik zal dit hoofdstuk afsluiten met een analyse van de tijd

vóór 1 januari 2019 en de tijd na 1 januari 2019.

§ 3.2 Inhoud van de Wet Affectieschade

Doel wetgever

De komst van de Wet Affectieschade heeft in de eerste plaats tot doel erkenning te

verschaffen door het ondervonden leed van nabestaanden. Daarbij wil de wetgever een zekere genoegdoening verschaffen, waarmee het geschokte rechtsgevoel van nabestaanden wordt verzacht doordat er van de aansprakelijke persoon een extra opoffering wordt gevraagd. Het gaat niet om het vergoeden van de schade die een persoon in zijn vermogen lijdt, het gaat om een financiële tegemoetkoming voor pijn, verdriet en gederfde levensvreugde.76

Bij de vormgeving van het wetsvoorstel had de wetgever als belangrijk uitgangspunt dat er zoveel mogelijk geprobeerd moest worden om langdurige en pijnlijke discussies over de intensiteit van het leed te vermijden. De wetgever introduceert hierom een wettelijk systeem met vaste gerechtigden en vaste bedragen, wat lange en pijnlijke procedures voorkomt. De Memorie van Toelichting biedt ook ruimte voor een vergoeding affectieschade wanneer er sprake is van ernstig en blijvend letsel. Er zijn verschillende groepen gerechtigden, waarbij de aard van de relatie tussen het slachtoffer en de nabestaanden leidend is. Daarnaast wordt er door de wetgever onderscheid in bedragen gemaakt tussen schade die is opgelopen door een misdrijf. Indien dit het geval is, valt het door middel van een Algemeen Maatregel van Bestuur vastgesteld bedrag hoger uit dan wanneer er geen sprake is van een misdrijf. De omvang van de bedragen wordt bij Algemeen Maatregel van Bestuur vastgesteld, zodat in de toekomst de bedragen eventueel kunnen fluctueren. 77

De gerechtigden

In tegenstelling tot andere landen, zoals bijvoorbeeld België78, is er in Nederland een beperkte

kring van gerechtigden. De vorm en mate waarin deze affectieschade wordt toegekend is dan ook overal binnen de Europese Unie verschillend. Bij de vormgeving van de Wet

Affectieschade heeft de wetgever in Nederland, zoals eerder genoemd, als belangrijk uitgangspunt dat er zoveel mogelijk vermeden moet worden dat het toekennen van

affectieschade leidt tot langdurige discussies over de intensiteit van het leed. De wetgever is dan ook van mening dat een vaste kring van gerechtigden veel procedures voorkomt.79 De

Memorie van Toelichting stelt dat alleen personen waarvan geacht wordt een zeer nauwe affectieve band te hebben met het slachtoffer en waarvoor het verlies zo ernstig en intens is, een vergoeding toekomt. Daarnaast zou, indien de kring van gerechtigden te ruim werd getrokken, de beheersbaarheid van de regeling sterk afnemen.80 De groep gerechtigden

bestaat op basis van artikel 6:108 Burgerlijk Wetboek uit81:

A) Echtgenoten en geregistreerde partners

De invulling van deze categorie wordt door de formele situatie van het slachtoffer en diens partner bepaald. Het huwelijk of geregistreerd partnerschap kan worden onderbouwd door

76 Kamerstuk: Memorie van Toelichting. Wetsvoorstel vergoeding affectieschade. 20-07-2015 77 Kamerstuk: Memorie van Toelichting. Wetsvoorstel vergoeding affectieschade. 20-07-2015 78 Zie hierover § 3.4 Affectieschade in België

79 Kamerstuk: Memorie van Toelichting. Wetsvoorstel vergoeding affectieschade. 20-07-2015 80 Kamerstuk: Memorie van Toelichting. Wetsvoorstel vergoeding affectieschade. 20-07-2015 81 Artikel 6:108 lid 4 sub a Burgerlijk Wetboek

Artikel 6:108 lid 4 sub b Burgerlijk Wetboek Artikel 6: 108 lid 4 sub c Burgerlijk Wetboek

Artikel 6: 108 lid 4 sub d Burgerlijk Wetboek Artikel 6: 108 lid 4 sub e & f Burgerlijk Wetboek Artikel 6: 108 lid 4 sub g Burgerlijk Wetboek

(17)

17

middel van een huwelijksakte of een akte van geregistreerd partnerschap, een

samenlevingscontract is in deze onvoldoende verklaard. Tevens dient er vastgesteld te worden dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding, en dat er geen sprake is van een scheiding van tafel en bed. 82

B) Levensgezellen

Voor deze categorie gaat het om de materiële situatie. De Hoge Raad stelt in haar arrest vast83

dat met het begrip levensgezel gaat om twee meerderjarigen, anders dan elkaars echtgenoot, die een nauwe persoonlijke betrekking onderhouden. Belangrijk hierbij is dat er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding, wat de duur hiervan is, wat de aard van de relatie is en of de betrokkenen uitgaan van een nauwe lotsverbonding.84

C & D) Minder- en meerderjarige (niet) thuiswonende kinderen en ouders

Dit gaat wederom om een bepaling door de formele situatie. Het gaat er hier allereerst om dat de nabestaanden ten tijde van de onrechtmatige daad ouders zijn van de overledene. De nauwe affectieve band ligt hier zodanig voor de hand, dat er geen aanvullende eisen worden gesteld. Onder het begrip ouder vallen naast de biologische ouders ook de adoptieouders; de ouder die op het tijdstip van overlijden gehuwd is met de vrouw uit wie het kind is geboren; waarbij het ouderschap gerechtelijk is vastgesteld of het slachtoffer heeft erkent zijnde zijn of haar kind. Daarbij komt de vraag wanneer iemand erkend wordt als zijnde kind van de

overledene. Er dient sprake te zijn van een ouder-kind relatie ten tijde van de onrechtmatige daad. De erkenning of adoptie van een kind moet voor deze gebeurtenis zijn afgerond. 85

E&F) Pleegkinderen en ouders en/of zorg in een gezinsverband

De invulling hiervan wordt, zoals bij sub B, bepaald door de materiële situatie. In deze categorie kan gedacht worden aan gevallen waarin de zorg voor een kleinkind duurzaam in het gezin plaatsvindt en gevallen waarbij er duurzaam voor een kind wordt gezorgd als zijnde pleegouder. Er moet sprake zijn van zorg en verantwoordelijkheid van geestelijk en

lichamelijk welzijn en de veiligheid van een kind. 86

G) Overige nauwe relaties

Deze laatste categorie is lastig te definiëren. Het gaat hier om uitzonderlijke situaties waarbij de vergoeding van affectieschade wordt toebedeeld aan een persoon die niet tot de

bovenstaande vaste kring van gerechtigden behoort. De feitelijke verhouding is in deze beslissend voor het vaststellen van de nauwe relatie, waarbij alle omstandigheden van het geval bepalend zullen zijn. Er dient te worden bewezen dat er een hechte affectieve band is en een verwachting van de bestendigheid van deze relatie in de toekomst en de invloed van de gebeurtenis hierop.87/88

De vergoedingen

Uit het onderzoek onder leiding van Akkermans89, werd de conclusie getrokken dat de

voorgenomen tegemoetkoming van €10.000 door de meerderheid van naasten niet goed wordt opgevat. De voorkeuren liggen gemiddeld veel hoger dan dit originele voorstel van de

wetgever. Naar aanleiding van het onderzoek heeft de wetgever de bedragen verhoogd naar een vergoeding van ten minste €12.500 en maximaal €20.000. In figuur 1.190 is te zien dat er

verschillende gradaties in hoogte zijn in het uitkeren van de vergoeding. Er wordt door de

82 De introductie Wet Vergoeding Affectieschade Personenschade Instituut van Verzekeraars 14-01-2019 83 HR 29-10-2013 ECLI:NL:HR:2013:1075

84 De introductie Wet Vergoeding Affectieschade Personenschade Instituut van Verzekeraars 14-01-2019 85 De introductie Wet Vergoeding Affectieschade Personenschade Instituut van Verzekeraars 14-01-2019 86 De introductie Wet Vergoeding Affectieschade Personenschade Instituut van Verzekeraars 14-01-2019 87 De introductie Wet Vergoeding Affectieschade Personenschade Instituut van Verzekeraars 14-01-2019

88 De definities van de gerechtigden staan uitgewerkt in artikelen 1:228, 1:247, 1:253s, 1:253t, 1:254, 1:256, 6:108 Burgerlijk Wetboek,

artikel 811 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, artikel 3 van de Wet Schadefonds Geweldsmisdrijven, en artikelen 1, 5, 22 en 51 van de Algemene Nabestaandenwet.

89 Hierover meer in § 3.3 Wetsvoorstel Wet Affectieschade onder ‘onderzoek slachtoffers en aansprakelijkheid’. 90 Voor figuur 1.1 zie bijlage 2.

(18)

18

wetgever een onderscheid gemaakt tussen ernstig en blijvend letsel en het overlijden. Tevens

werd er door de wetgever gekozen voor een verhoging van de vergoeding indien er sprake is van een misdrijf. De wetgever heeft ervoor gekozen om de bedragen op álle vormen van ernstig en blijvend letsel en overlijden te laten gelden, zodat er geen onderscheid wordt gemaakt in de mate van het leed.91 De bedragen worden dus niet aangepast aan de aard of

ernst van de situatie.92 Nabestaanden van een medische misser komen dus in aanmerking voor

een vergoeding van affectieschade. Zij zullen, na vaststelling van deze misser, tussen de €15.000 en de €17.500 aan compensatie krijgen. Op de vraag wat de mening van de door mij geïnterviewde respondenten was over de keuze van de wetgever voor vaste bedragen, werd wisselend gereageerd.

Nabestaande 1 ‘Ik denk dat ik een vast bedrag goed had gevonden. Omdat je dan niet hoeft na te denken hoe dat leed verdeeld is. Er zijn geen argumenten nodig om te kijken wiens leed nou het ergst is. Ik kan me ook voorstellen dat je het anders zou willen, maar ik vond een zakelijke afwikkeling goed.’

Nabestaande 2 ‘Ik vind wel dat er verzachtende en verzwarende omstandigheden zijn. (…)Als je wordt geopereerd door een arts en hij heeft een feestje gehad en is nog dronken. Of gewoon ondanks waarschuwingen van anderen nalatig is geweest. Of in ons geval, dat hij niet kwam. Terwijl door meerdere mensen vaker tegen hem is gezegd dat hij moet komen. Dan is dat gewoon nalatig. Als het per ongeluk is, door een verkeerd infuus, dan vind ik het anders.’

De nabestaanden waren echter wél unaniem positief over de zakelijke en snelle afwikkeling van de vaste bedragen, in tegenstelling tot de respondenten in het onderzoek van Akkermans. Respondent 1 gaf aan dat zij met de vergoeding de school van haar dochter later zal

financieren93. De tweede respondent zou, naar alle waarschijnlijkheid, het geld voor een

zelfde soort doel gaan gebruiken.94 Beiden wilden niet dat geld op zou gaan aan

‘huis-tuin-en-keuken’-rekeningen. De respondenten uit het onderzoek van Akkermans gaven aan dat zij de vergoeding zullen gebruiken voor basisuitgaven, een herdenkingsmonument of ontspannende activiteiten. 95

§ 3.3 Wetsvoorstel Wet Affectieschade

Nadat de Hoge Raad in 2002 in haar arrest van het eerder besproken Taxibus-arrest besloot dat het niet aan hen was om smartengeld voor naasten in te voeren, maar aan de wetgever, kwam de regering in 2003 met een voorstel voor affectieschade96. Dit zou gaan om een

aanvulling op de reeds bestaande wetgeving: artikelen 6:107 en 6:106 Burgerlijk Wetboek. De aanvulling zou bestaan uit een recht op schadevergoeding bij ernstig letsel voor naasten en, bij overlijden, voor nabestaanden. Het beperkt zich tot gevallen waarin aan deze naasten onmiskenbaar ernstig leed is toegebracht. Het wetsvoorstel beoogt zo goed mogelijk tegemoet te komen aan de belangen van naasten van gekwetsten. Het gaat om een symbolische

91 Kamerstuk: Memorie van Toelichting. Wetsvoorstel vergoeding affectieschade. 20-07-2015 92 De introductie Wet Vergoeding Affectieschade Personenschade Instituut van Verzekeraars 14-01-2019 93 Transcript 2 regelnummer 977 tm 979

94 Transcript 1 regelnummer 175 t/m 185

95 A.J. Akkermans, L.Hulst, L. Claassen, A. Ten Boom, N.A. Elbers, K.A.P.C. van Wees, D.J. Bruinvel, Slachtoffers en aansprakelijkheid.

Amsterdam, Boom Lemma Uitgevers, 2015.

(19)

19

vergoeding97 van hun schade. Dit voorziet in hun behoefte aan erkenning van het toegebrachte

leed en genoegdoening.98 Uit onderzoek blijkt al dat een financiële vergoeding slachtoffers

en nabestaanden gevoelens van erkenning en gerechtigheid biedt en dat hun lijden op die manier wordt verzacht. De financiële vergoeding werd aangeboden door het Schadefonds Geweldsmisdrijven99. De bedragen zijn relatief laag, maar uit het onderzoek blijkt dat er zich

onder de gerechtigden grote mate van tevredenheid voordoet. Deze uitkomsten wijzen erop dat de doelen van de wetgever, zijnde erkenning en genoegdoening, behaald kunnen worden met de komst van de wet.100

Het eerste wetsvoorstel

Uiteindelijk werd na het aandringen van de literatuur en de pogingen van burgers om de grenzen van het gesloten rechtssysteem te verkennen, op 6 februari 2003 in de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend. 101 Over de inhoud van het wetsvoorstel bestond kritiek in de

literatuur, met name over de gesloten kring van gerechtigden102 in combinatie met het vaste

bedrag. Ook richtte de kritiek zich op de onbepaaldheid van het begrip ‘ernstig en blijvend letsel’. 103Dit zorgde ervoor dat de wetgever het wetsvoorstel heeft aangepast, een voorbeeld

hiervan is de hardheidsclausule. De hardheidsclausule zorgde ervoor dat degenen die in zeer nauwe affectieve band met de overledene stonden, maar niet tot de vooropgestelde kring van gerechtigden behoorden, tóch aanspraak konden maken op affectieschade.104 Door de kritiek

op het werken met een vast bedrag, werd er gekozen voor een door Algemene Maatregel van Bestuur vast te stellen bedrag, waarbij de hoogte van de bedragen kunnen variëren. Toch ontstond er in de Eerste Kamer twijfel over de vraag of er wel degelijk behoefte was aan een dergelijke vergoeding. 105 Naar aanleiding hiervan is vanuit het Ministerie van Justitie een

onderzoek uitgevoerd door de Vrije Universiteit van Amsterdam naar de behoefte van nabestaanden aan de Wet Affectieschade , onder leiding van Akkermans106.

Onderzoek slachtoffers en aansprakelijkheid107

Het onderzoek beoogt specifiek antwoord te geven op een aantal vragen die speelden in de Senaat omtrent het wetsvoorstel Affectieschade. Het onderzoek vond plaats door een

vragenlijst onderzoek onder naasten en nabestaanden in Nederland en België. In totaal hebben 462 mensen de vragenlijst ingevuld, zijnde 391 naasten en 72 nabestaanden.

Uit het onderzoek is gebleken dat de ruime meerderheid een duidelijke behoefte heeft aan de Wet Affectieschade. Ook stemt de grote meerderheid in met het feit dat een vergoeding affectieschade een positieve bijdrage kan leveren aan de bevrediging van hun immateriële behoeften. Een ander belangrijk punt was dat voor hun verwerking van de gebeurtenis een soepele afwikkeling van de financiële schade van grote waarde is. Belangrijk is hierbij dat de verantwoordelijke partij door middel van excuses en/of medeleven, zijn fout erkent. Ook is

97 Het wordt een symbolische vergoeding genoemd omdat zij geen compensatie kan bieden voor het verdriet van de naaste, het gaat vooral

om het bieden van erkenning van het verdriet. (Kamerstukken II 2014/2015, 34 257, nr. 3, p. 3)

98 Eerste Kamer, vergaderjaar 2016/2017, 34 257, C

99 Schadefonds Geweldsmisdrijven geeft een eenmalige uitkering aan slachtoffers en nabestaanden. Men kan aanspraak maken op deze

uitkering voor diverse situaties waaronder: geweldsdelicten; medische missers; seksueel misbruik en psychisch letsel. Op deze manier willen zij bijdragen aan het herstel van het vertrouwen in de samenleving. De bedragen zijn geen vorm van schadevergoeding of smartengeld, maar bedoeld als een ‘financieel steuntje in de rug.’

100 J.D.W.E. Mulder Hoe schadevergoeding kan leiden tot gevoelens van erkenning en gerechtigheid. Nederlands Juristenblad 2010. 101 K.A.P.C. van Wees, het wetsvoorstel affectieschade in de ijskast, Tijdschrift voor Personenschade, 2006, nummer 4. P. 125 102 De gerechtigden waren: De partner, de ouders van minderjarige kinderen, duurzame verzorgers en duurzaam verzorgden.

S.D. Lindenbergh, Smartengeld, tien jaar later. Rotterdam: Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series 2008 p.59

103 E.F.M. Mulder, W. Weterings, vergoeding van affectieschade 2011 Tilburg Universiteit

104 K.A.P.C. van Wees, het wetsvoorstel affectieschade in de ijskast, Tijdschrift voor Personenschade, 2006, nummer 4. P. 126 105 S.D. Lindenbergh, Smartengeld, tien jaar later. Rotterdam: Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series 2008 p.55 106 A.J. Akkermans, L.Hulst, L. Claassen, A. Ten Boom, N.A. Elbers, K.A.P.C. van Wees, D.J. Bruinvel, Slachtoffers en aansprakelijkheid.

Amsterdam, Boom Lemma Uitgevers, 2015.

107 Een onderzoek naar behoeften, verwachtingen en ervaringen van slachtoffers en naasten met betrekking tot het civiele

(20)

20

het voorkomen van een herhaling van het voorval ter bescherming van anderen prominent

gebleken. De conclusie dat erkenning één van de belangrijkste aspecten is voor nabestaanden en naasten, sluit goed aan bij de verwachtingen van de Tweede Kamer. Zij waren namelijk alvorens van mening dat de Wet Affectieschade vooral erkenning en genoegdoening beoogt. Uit het onderzoek is gebleken dat de respondenten de voorkeur gaven aan variabele bedragen, waarin rekening wordt gehouden met hun individuele omstandigheden, dit ondanks het besef dat het aanleiding kan geven tot een lastigere en langdurigere afwikkeling.

In de vragenlijst waren er tot nu toe geen significante verschillen tussen de antwoorden van naasten en nabestaanden, maar op dit punt waren en er wel grote verschillen. Zo vonden nabestaanden de €10.000 vaker te laag dan de naasten. Ruim 28% van de respondenten van het onderzoek vond de €10.000 te laag. De nabestaanden vonden een vergoeding voor hun eigen situatie tussen de €50.000 en de €100.000 passend, terwijl naasten een bedrag invulden tussen de €10.000 en de €25.000. De keuze om een grote vergoeding toe te kennen aan

nabestaanden wordt op deze manier gesteund door het onderzoek. Het onderzoek wijst niet uit dat de respondenten iets voelden voor verschillende categorieën affectieve relaties. Tevens wordt er gesteld dat de afwikkeling van de vergoeding op een betrokken en empathische manier moet verlopen. De uitkomsten van de Belgische interviews (waar affectieschade al wel wordt uitgekeerd aan naasten en nabestaanden) geven aan dat een strikt zakelijke

afwikkeling enorm pijnlijk is. Men heeft behoefte aan een persoonlijke manier van aanbieden, waar medeleven uit blijkt. De persoonlijke kenmerken, zoals geslacht of leeftijd, speelden geen rol in de behoefte aan affectieschade.108

Tijdens het uitvoeren van het onderzoek werd het wetsvoorstel in de zogenoemde ‘ijskast’ gezet, zodat het wetsvoorstel later nog kon worden toe- en aangepast op de conclusies van het onderzoek109. Bij de plenaire behandeling op 12 september 2006 zetten diverse fracties

plotseling vraagtekens bij het wetsvoorstel. De vraagtekens gingen niet over het feit of er wel behoefte aan affectieschade was, maar gingen voornamelijk om het praktische aspect van de wet. De fracties waren van mening dat ‘pijn en verdriet niet in geld uit te drukken waren’ en ‘vergoeding van leed leidt tot commercialisering’. Ook werd er de angst voor de claimcultuur in Nederland uitgesproken. 110

Dat het huidige stelsel steeds meer weerstand oproept in de Nederlandse maatschappij, heeft ook vast en zeker te maken met het feit dat in de meeste Europese landen wél een recht op affectieschade wordt erkend zonder dat daar de problemen waar de wetgever bang voor is zich voordoen.111/112 In het voorstel van de wetgever werd in eerste instantie een bedrag

genoemd van €10.000 per nabestaande.113 Dit betekent dat alle nabestaanden hetzelfde bedrag

krijgen, ondanks de verschillende persoonlijke situaties en de ingediende vorderingen. Deze gelijke behandeling van ongelijke gevallen geeft aan dat de wetgever slechts wil erkennen dat de nabestaanden lijden en niet zozeer hún lijden, in hún situatie. De keuze voor een vast bedrag vloeide voort uit de wens om nabestaanden duidelijkheid te bieden over wie welke aanspraken heeft. 114 Hartlief zegt hierover: “Natuurlijk willen gerechtigden duidelijkheid en

geen onnodige procedures, maar dat wil niet zeggen dat zij zitten te wachten op een regeling die iedere discussie over wat hen is aangedaan en onder welke omstandigheden dat is

gebeurd, voorkomt.”115

108 A.J. Akkermans, L.Hulst, L. Claassen, A. Ten Boom, N.A. Elbers, K.A.P.C. van Wees, D.J. Bruinvel, Slachtoffers en aansprakelijkheid.

Amsterdam, Boom Lemma Uitgevers, 2015. P.9

109 K.A.P.C. van Wees, het wetsvoorstel affectieschade in de ijskast, Tijdschrift voor Personenschade, 2006, nummer 4. P. 127 110 T. Hartlief Leven in een claimcultuur: wie is er bang voor Amerikaanse toestanden? 2005, Maastricht Universiteit. 111 Zie over het onderwerp affectieschade in België later meer in § 3.4

112 T. Hartlief Leven in een claimcultuur: wie is er bang voor Amerikaanse toestanden? 2005, Maastricht Universiteit.

113 T. Hartlief, De schrik van het burgerlijk recht, 2009, Nederlands Juristen Blad, S.D. Lindenbergh, Smartengeld, tien jaar later.

Rotterdam: Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series 2008 p. 56

114 K.A.P.C. van Wees, het wetsvoorstel affectieschade in de ijskast, Tijdschrift voor Personenschade, 2006, nummer 4. P. 127 115 T. Hartlief Leven in een claimcultuur: wie is er bang voor Amerikaanse toestanden? 2005, Maastricht Universiteit

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Regeling bekostiging personeel primair onderwijs 2011-2012 en aanpassing bedragen leerlinggebonden budget voortgezet onderwijs 2011-2012. Eerste Regeling bekostiging personeel

Regeling bekostiging personeel primair onderwijs 2011-2012 en aanpassing bedragen leerlinggebonden budget voortgezet onderwijs 2011-2012. Regeling bekostiging personeel

Verder worden bepaalde (persoonsgebonden) hulpmiddelen vergoed voor bewoners van regionale instellingen voor beschermd wonen (RIBW's), verzorgingstehuizen en gvt's.. In veel

Deze verordening heeft betrekking op bekendmakingen van besluiten en kennisgeving van berichten, die voor een onbepaalde groep van personen van belang kunnen zijn.. De verordening

Voor eergerelateerd geweld bestaat geen aparte wetgeving en niet alle vormen zijn strafbaar.. Het strafrecht kan worden ingezet als de dreiging van eergerelateerd geweld

Als je een voedselbos wil aanplanten in een gebied dat valt onder het Natuurnetwerk (voormalig EHS), zie kaart van Natuurnetwerk Nederland, dan moet je voedselbos passen binnen

Als ik namelijk in een staat van doodzonde het een of ander werkje kan verrichten, dat niet alleen naar zijn inhoud voor God aangenaam is, maar ook genade om redenen

werknemer niet opzeggen vanwege te goeder trouw gedane melding Huis, gedurende het onderzoek van het Huis en tot 1 jaar na het oordeel van het Huis dat er een misstand was. •