• No results found

J. de Bruijn, H.J. Langeveld, Colijn. Bouwstenen voor een biografie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "J. de Bruijn, H.J. Langeveld, Colijn. Bouwstenen voor een biografie"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

618 Recensies

De tijdsaanduiding (1900-1957) is bovendien wel erg ruim bemeten: de tijdschriften zijn van de jaren veertig en begin vijftig, terwijl het eerste artikel, dat los staat van de overige, zich voornamelijk tot het Interbellum beperkt. In de inleiding wordt weliswaar 1957, de nationali-satie van het Nederlands bedrijfsleven en het daarop volgende vertrek van de resterende Nederlanders (ruim 35.000), als einddatum genoemd. De culturele dekolonisatie was toen echter al voltrokken. Niet alleen was Oriëntatie toen een zachte dood gestorven, ook het Nederlands was toen verboden. Aan die context raakt de auteur helaas niet.

De brede vraagstelling keert bovendien noch in de conclusies, noch in de uitermate korte slotbeschouwing (1 bladzij) terug. Na ieder hoofdstuk zou men nog eens willen horen, wat het behandelde volgens de auteur zegt over de culturele ontmoeting tussen beide groepen literato-ren. Door gebruik van verschillende tijden van werkwoorden, vaak drie in één zin, leest het boek bovendien niet gemakkelijk.

Wat biedt het wel? Behalve vele interessante gegevens over vrij onbekende bladen, die in de tekst èn de zeer uitgebreide noten te vinden zijn, geeft Dolk ons een helder inzicht in de dromen en illusies van een progressieve groep Nederlanders in IndiëVIndonesië. Ook zij maakten deel uit van het (cultureel-)koloniaal complex. Door specificering van hun gedachtengoed wordt een scherper zicht geboden op de conservatieve na-oorlogse koloniale ideologie in Nederland en IndiëVIndonesië. En dat is zowel voor wetenschap als maatschappij belangrijk.

E. B. Locher-Scholten

J. de Bruijn, H. J. Langeveld, ed., Colijn. Bouwstenen voor een biografie (Historische boekerij III; Kampen: Kok, 1994, 338 blz., ƒ44,50, ISBN 90 242 8377 9).

Vijftig jaar na de sterfdag van Colijn en 75 jaar na de oprichting van de studierichting geschiedenis aan de Vrije universiteit besteedden deze onderwijsinrichting en het Historisch documentatiecentrum voor het protestantisme in Nederland door middel van een bundel en een daaraan gepaard congres aandacht aan deze grote voorman van de AR. In de bundel, waarin veel gebruik is gemaakt van nog onbekend archiefmateriaal, met name uit het Colijn-archief dat tijdens het onderzoek geïnventariseerd werd, gaat J. de Bruijn in op de wisselwerking die er bestond tussen de charismatische leider en zijn achterban, die een voorwaarde was voor zijn politiek succes. Zoals bekend, maar niettemin opmerkelijk in het verzuilde Nederland, beperkte die achterban zich niet uitsluitend tot de AR-kring, maar oefende de sterke man Colijn ook een aantrekkingskracht uit op de liberalen, die in de jaren dertig in andere Europese landen vooral was voorbehouden aan rechts-extremistische leiders. Colijn was echter meer dan AR-man en nationaal politicus. Hij begon zijn loopbaan als KNIL-officier. Uit de beschrijving van G. R. Zondergeld ontstaat de indruk van een aaneenrijging van My Lais (67), die Colijns geweten overigens niet belastten, gelardeerd met vrolijke en bemoedigende brieven aan zijn 'lief, best wijfje', waaruit niet de preutsheid naar voren komt die men wellicht zou hebben verwacht van deze echtelijke correspondentie. H. J. Langeveld doet uit de doeken hoe Colijn, eenmaal aangeland in de Nederlandse politiek, rond 1910 zijn invloed daar ten nutte poogde te maken van zijn belang in het Nederlands-Indisch landsyndicaat. De bijdrage van P. W. Klein over Colijns directeurschap van de Bataafsche petroleum maatschappij wekt juist een tegengestelde indruk: als lid van de directie van de multinationale Koninklijke had Colijn teveel het nationale belang op het oog en te weinig dat van de onderneming. Klein vecht ook de opvatting aan dat Colijn uitsluitend de grote lijnen in het oog hield. Hij zou zich veeleer in details hebben verloren.

(2)

Recensies 619

Ook in W. Fritschy 's bijdrage over Colijns periode als minister van financiën ( 1923-1926) raakt het beeld van de sterke man aan het wankelen. Zijn beleid was minder krachtig dan zijn woorden. E. S. A. Bloemen, die de ommezwaai van Colijn van een vrijhandels- naar een protectionistische politiek beschrijft als een uitvloeisel van het mislukken van de economische en monetaire wereldconferentie van 1933, hecht daarentegen weer teveel waarde aan Colijns publieke uitlatingen, want in het jaar voorafgaand aan de conferentie gaf Colijn aan intimi toe dat hij die ommezwaai al had gemaakt, doch dat concrete maatregelen moesten worden uitgesteld omdat hij in Londen nog een keer als kampioen van de vrijhandelspolitiek voor de schijnwerpers van de wereld wilde treden. H. de Vries onderneemt een poging tot eerherstel van de aanpassingspo-litiek van Colijn. Volgens hem voerde Colijn geen doctrinair economisch beleid in de jaren dertig, maar poogde hij de Nederlandse economie gedeeltelijk in autarkische zin te herstructu-reren in weerwil van zijn oorspronkelijke voorliefde voor de vrijhandel. Colijns betekenis voor de buitenlandse politiek blijft beperkt tot Duitsland, in een bijdrage van G. van Roon, waardoor een enigszins onevenwichtig beeld ontstaat dat af en toe de schijn wekt dat Colijn pro-Duits zou zijn geweest terwijl integendeel juist verschillende momenten zijn aan te wijzen waarop de antirevolutionaire staatsman binnen de marges van de neutraliteitspolitiek, en als de Britten zich welwillender zouden hebben opgesteld ook nog wel daarbuiten, neigde naar een meer pro-Britse opstelling. G. Harinck schetst de inspanningen van Colijn tussen 1922 en de tweede wereldoor-log als directeur van de Vereeniging voor Hoger onderwijs op gereformeerde grondslag voor behoud en uitbouw van de Vrije Universiteit, een moeizame geschiedenis, waarbij Colijn de doelen nog wel eens te hoog stelde. De bundel wordt ingeleid door twee elkaar enigszins overlappende bijdragen van J. Zijlstra en G. Puchinger.

Bij alle auteurs, in het ene geval iets meer dan het andere, is een kritisch-nuancerende toon ten aanzien van Colijn waar te nemen. Ondanks deze nuanceringen blijft een man van formaat overeind, voor wie het te betreuren valt dat het hoogtepunt van zijn machtsuitoefening, als premier van vier kabinetten tussen 1933 en 1939, samenviel met versmalling van de marges in de buitenlandse en binnenlandse politiek en in de wereldeconomie. Een voordeel van de opzet van de bundel is dat verscheidene momenten uit het leven van Colijn aandacht krijgen waardoor de overaccentuering die de jaren dertig in beschrijvingen van Colijn vaak krijgen achterwege blijft. Juist in dit opzicht mist men zelfs enkele aspecten, zoals zijn houding ten opzichte van Groot-Brittannië in die jaren of zijn ministerschap van koloniën tussen 1933 en 1937. Onderbelicht blijft Colijn ook als de handhaver van orde en gezag, zijn rol bij de totstandkoming en in de leiding van de Bijzonder vrijwillige landstorm bijvoorbeeld. Behalve in Zondergelds bijdrage blijft tevens zijn persoonlijke leven op de achtergrond.

Zou voorts ten behoeve van een echte biografie niet zijn drang naar orde en regelmaat zonder de overdrijving die fascisten en nationaal-socialisten daaraan in zijn tijd plachten te geven als bouwsteen, zo niet als fundament moeten zijn aangedragen? Dat is wellicht ook het bezwaar dat men tegen de bundel kan koesteren: er heeft geen duidelijke conceptie aan ten grondslag gelegen, geen begin van bezinning op de vraag 'what made the man tick?'. Vertrekpunt lijkt veeleer te zijn geweest een combinatie van momenten uit het leven van Colijn en min of meer gemakkelijk voorhanden zijnde belangstellingssferen van de auteurs, die voor een groot deel een VU-achtergrond hebben. Klein noemt in zijn bijdrage Colijn 'Ein Mensch mit seinem Widerspruch'. De echte biograaf, die dus nog komen moet, zal daarmee niet kunnen volstaan maar de tegenstrijdigheden uit de verschillende bijdragen bijeen moeten sprokkelen als eerste aanzet tot zijn schildering van deze boeiende persoonlijkheid. Was Colijn een man van de grote lijnen of van het detail; een man met oog voorde realiteit of iemand die zijn eigen mogelijkheden overschatte; goed voor grote woorden en kleine daden; de man die het lot van Nederland tussen

(3)

620 Recensies

1933 en 1939 noodlottig bepaalde op de terreinen van economie, werkloosheidsvoorziening en defensie of de man die er niet toe deed, omdat de speelruimte toch te gering was; een sober man of een ijdel man; belust op economisch gewin of op nationaal belang; de man van de kleine luyden of de man van de olie; optimist of pessimist; conservatief, reactionair of visionair, een man van de wereld of de eenoog die koning was in het Nederland der blinden, enz.? En dan zijn er nog een paar vraagstukken op te lossen zoals: kregen Deterding en Colijn begin jaren twintig ruzie, zo ja, waarover precies en is het waar dat met name Deterding Colijn daarna nog jarenlang trachtte te dwarsbomen, terwijl de laatste continu de onterechte verdenking bleef ondergaan nog steeds in het belang van de olie te handelen? Waarom werd Colijn ondanks zijn belangstelling voor Indië nooit landvoogd? Wat is er waar van zijn vrouwengeschiedenis in het midden van de jaren dertig? En wat ging erprecies vooraf aan zijn arrestatie door de Duitsers? Wat was de grond van de beschuldiging van spionage die zij hem ten laste legden? Voorwaar geen geringe opgaaf, maar het is te hopen dat met de aanzet van deze bundel het niet nog een halve eeuw zal duren voordat de echte biografie verschijnt.

B. G. J. de Graaff

D. de Weerdt, De vrouwen van de eerste wereldoorlog (Gent: Stichting mens en kuituur, Gent: Instituut voor geschiedenis en maatschappij, Brussel: Socialistische vooruitziende vrouwen, 1993, 303 blz., ƒ52,50, ISBN 90 72931 48 3).

1914-1918: Op de IJzerlinie na, is België bezet door de Duitsers. Aan beide kanten van het front proberen vrouwen het hoofd boven water te houden en de vijand tegen te werken. Vooral arbeidsters en hun gezinnen hadden het zwaar te verduren door de sterk afgenomen bedrijvig-heid, waardoor veel banen verloren gingen; de wapenindustrie werd zelfs geheel ontmanteld. Sommigen voelden zich genoodzaakt vrijwillig voor de bezetter te gaan werken, anderen werden gedwongen tewerkgesteld. Ook prostitutie vormde een belangrijke bron van inkomsten. Vrouwen uit de adel en burgerij richtten zich — zoals voor de oorlog — op liefdadigheid en werkverschaffingsprojecten. Veel jonge vrouwen uit hun midden meldden zich aan als ver-pleegster voor de hospitaals en hospitaaltreinen. Daar moesten ze keihard werken onder de meest erbarmelijke omstandigheden. Alleen door hun tijdens de opvoeding ingeprente plichts-besef, konden ze dit volhouden.

In het verzet hebben vrouwen eveneens actief een rol gespeeld, zoals bij de illegale pers, post voor soldaten, spionage, sabotage en de ontsnappingsnetwerken. Werden vrouwen uit de hogere en middenklasse meer gedreven dooreen vlammend patriottisme, die uit de lagere klasse wilden op deze manier solidair zijn met hun mannen aan het front. 358 Vrouwen zijn door de Duitse overheid veroordeeld; 11 van hen zijn terechtgesteld, onder wie de bekende Edith Cavell en Gabriëlle Petit. Voor het verloop van de oorlog hebben de verzetsactiviteiten weinig uitgemaakt. Na de oorlog wilde men weer snel terug naar 'normaal' en werd de rol van de vrouw als moeder en echtgenote volop benadrukt. Hun oorlogsinspanningen werden of doodgezwegen of tot mythische proporties opgeblazen, denk aan koningin Elizabeth. Wel werkten nu meer vrouwen dan ooit in de industrie en nijverheid. In 1920 werd hun wel het stemrecht voor de gemeente-raadsverkiezingen gegund, maar niet voor het parlement (pas na de tweede wereldoorlog). De oorlogservaringen hebben bij de vrouwen vooral geleid tot een grotere bewustwording van de eigen mogelijkheden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De economische groei die Nederland in het najaar van 1936 en 1937 kende, schreef De Jong toe aan het loslaten van de gouden standaard: “deze groei had men

Het onderwijs moet voor een langen tijd niet zoozeer gericht worden op de vorming van enkele duizenden intellectueelen - die zijn er voorshands waarschijnlijk al meer dan er

(brief van Lohman aan Colijn van 10 juli 1922, zie: Puchinger, Colijn en het einde van de coalitie, deel i, p. 215.) Maar hij schreef ook de twee brieven aan De Geer waarmee hij zich

De gangbare visie is nu dat de eco- nomische en sociale gevolgen ernstig waren en dat Nederland, als het wordt afgezet tegen landen die al in 1931 het goud loslieten

Waarschijnlijk heeft Colijn de Nole om deze reden de Avendersteen uitgekozen voor de hoger gelegen gedeelten van de schouw en voor de reliëfs, die door hun plaat- sing

To test the hypothesis that varicella-zoster virus (VZV) infection contributes to temporal arteritis pathogenesis, comprehensive in situ analysis was performed on temporal ar-

Als in de Spiegel der Minnen Vreese voor schande en Begheerte van hoocheden te voorschijn springen na het aftreden van Dierick die aan Katherina een haarvlecht gevraagd heeft, wordt

An anonymous Dutch historian who, in 1743, published a sixteenth-century Catholic account of the early years of the Revolt, argued in his introduction that while the violent