37 AFZETTINGEN WTKG23 (2), 2002
GEOCOMmunicatie 22
over
geologische giganten:
dieren, consequenties
vanverweringsprocessen,
raadselachtige gaten
in dezeebodem,
inslagkraters
en
oprispingen
A.J.+(Tom)
vanLoon*Inleiding
Evolutie
vande maximale
lichaamsgrootte
Eenvan de vragen waarvoor
biologen
enpaleon-tologen
zichgesteld
zien iswaaromsommige
dier-groepenreuzensoorten bevattenenandereniet.Het was al
langer
bekend datreuzen ophet land alleenzijn
ontstaan toen ergrotecontinenten bestonden. Eenalge-meenaanvaarde
verklaring
daarvoor ontbrakoverigens
tot nutoe. Nieuw onderzoekgeeft
meerinzichtenwijst
bo-vendien uitdat degrootste
landdieren ook alleplanten-eters waren,endatze
koudbloedig
waren.AmerikaanseenAustralische onderzoekers
analyseerden
hiertoe gegevensvandegrootste planten-
envleesetersvan30 eilandenencontinenten
(dus
doorwateromringde
- en dus
biogeografisch geïsoleerde
-landmassa’s).
Voorelkvandeze
gebieden
kekenze naardegrootste
(gewervel-de)
landdieren dienogleven,
of- indien groter- naarde grootstesoorten die binnen de laatste 65.000jaar zijn
uit-gestorven.
Uit hunanalyses blijkt
dat,voor eenlandmassavan een
bepaalde grootte,
degrootste warmbloedige
plan-teneteraltijd
groterwas/is dan degrootstewarmbloedige
vleeseter;
hetgaat daarbij
watgewicht
betreft zelfsruw-wegom eenfactor 10! Eenzelfde relatie
lijkt
tebestaan tussenkoudbloedige planten-
envleeseters.Omdaterveel minderkoudbloedige
danwarmbloedige
reuzenonder degewervelde
landdierenzijn, zijn
de gegevensvoorkoud-bloedige
reuzenoverigens betrekkelijk
schaars. Dezeerschaarse
(3!)
gegevensvoorkoudbloedige planteneters
wijzen
erop datzegroter zijn
dan dewarmbloedige
plan-teneters.Op
basis vandeze gegevensvoor(sub)recente
soortenzijn
de onderzoekers nagegaanwat dit kan heb-ben betekendvoor deontwikkeling
vanreuzensoorten.Daarbij
maaktenzegebruik
vanwiskundige
relaties diezetussende diverse gegevens hadden
vastgesteld.
Eenvandeeerstevragen die
opkomt,
isnatuurlijk
waaromde
grootste
vleeseters zoveel kleinerzijn
dan degrootsteplanteneters.
Hetantwoordop die vraagis echter al be-kend:bij
iederestapomhoog
in devoedselketen,
neemt de hoeveelheid voedsel in eenbepaald gebied
afmeton-geveer90%.Vleeseters vinden opeeneilandduseen hoe-veelheid voedsel
(in
devormvanprooidieren)
die slechts10% isvandehoeveelheid voedsel
(planten)
die deprooi-dieren zelfter
beschikking
hebben. Alserevenveeljagers
als
prooidieren voorkomen,
kan hetgemiddelde
lichaams-gewicht
van dejagers
dus slechts zo’n10%vandatvande
prooidieren bedragen.
Dat dat ook voor dereuzen-soorten
geldt,
is nietonlogisch.
Dat verklaartechter nog nietwaarom de maximale
li-chaamsgrootte
in deloop
vandegeologische
geschiede-nis ook direct verbandhieldmetdegrootte
van detoen-malige
continenten.Hierbij speelt volgens
de onderzoe-kerseenrol dat degrootte
van eencontinent verband moet houden methet aantal individuenvan een reuzensoort;dat
kanmenzich inderdaadvoorstellenwanneer een con-tinent(of
eiland)inzijn
totaliteithetwoongebied
vormtvoorde desbetreffendereuzensoort;ieder individu moet
immers ruimtehebbenom voldoende voedselte
bemach-tigen,
maar de individuenmoetenelkaar ook weer kun-nen vinden,bijvoorbeeld
omteparen. De onderzoekers laten op deze gegevens enkelewiskundige bewerkingen
los,
envinden daneenwiskundig
verbandtussendegrootte
van eenlandmassaen de maximale
lichaamsgrootte.
Die relatietesttenzeuit,
wat nietgoed mogelijk
bleekvooramfibieënen
reptielen (bij gebrek
aangegevens),
maarwelvoor
zoogdieren.
Daarvoor bleek degevonden
relatiezeer
goed
optegaan, behalvevoorbetrekkelijk
kleine ei-landenwaardegrootse zoogdieren
minder dan 100 g zou-Het veldseizoen is weeraangebroken,
en iedererecht-geaarde
WTKG’er isnatuurlijk allang
metzijn veldspullen
naarexotische oorden vertrokken. Ofgaat
dat gauw doen.Niets
lezen,
en zeker geenAfzettingen. Graven,
zeven,spoelen.
Dat ispashet echte werk. Maar dantoch,
’sa-vonds,
misschieneven eenblik inAfzettingen,
enmis-schien zelfs weleveneenblik in deze nieuwe
aflevering
vanGEOCOMmunicatie.Ook ik gatrouwensoppad:
hetverre
Spanje
lokt. Niet alsvakantie-oord,
zelfs niet alsveldwerkgebied,
maar‘gewoon’
alseennieuw thuis. Ik verhuiseropkortetermijn
naartoe(zie
alvastmijn
tijde-lijke postadres).
Naar deSpaanse
kust. Niks zandstrand(afgezien
vaninwatkleinebaaien),
maarechte rotskusten. Zo keer ikterugnaar eenoudehobby (?):
hard-rock
geo-logie.
Dandurf ikmehelemaal nietmeeronderWTKG’ers tevertonen, of zouden dietoch ookeenzwak hebbenvoor ‘harde’geologische nieuwtjes.
Datlijkt
erwel op,gezien
dereacties op
mijn
eerderebijdragen
aanAfzettingen’.
Toch zal ik daarover een
tijdje
meestoppen. Nog
eenjaartje,
misschien. Endanzal Larsvanden Hoek Ostende het alleen moetendoen.Tenzij
er weer eennieuweauteuropstaat,
metzijn eigen
nieuweaanpak,
frisse ideeënen eeneigen stijl.
Omvooreeuwig
in hetWTKG-archiefte wordenvastgelegd
als rubrieksauteur. En wiezoudie kansop
eeuwige
roem nuwillen latenlopen? Gigantische
roem! Daaromdezekeer,
alslekkermakertje,
watbijdragen
overgigantische
zaken. Maarniet allelekkermakertjes zijn
lek-ker. Datblijkt hopelijk
uit hetlaatste
onderdeel;eenAFZETTINGENWTKG 23(2). 2002 38
den mogen wegen; in die
gevallen
bleken tochzoogdie-ren van zo’n 100 gvoorte komen
(dat
houdtwaarschijn-lijk
verhandmetde relatiefgrote oppervlakte
- endus hetrelatiefgrote warmteverlies-vankleine
dieren).
Maardatde echtereuzensoortenalleen op
betrekkelijk grote
conti-nentenkonden ontstaan,wordt uit hun relatie welduide-lijk.
Gaat ditnuook opvoor
bijv.
de reuzendinosauriërs(die
tenslottegeen
zoogdieren waren)?
De onderzoekerszijn
datnagegaanvoor zesreuzensoortenwaarvanhet
gewicht
vanvolgroeide exemplaren redelijk nauwkeurig
bekendis. Van dezezessoortenwaren erdrie vleeseters
(Tyranno-saurusrex,
Giganotosaurus
caroliniien Caracharodonto-saurussaharicus)
endrieplanteneters (Sauroposeidon
pro-teles, Argentinosaurus
huincluensisen Paralititanstro-men).
Hetblijkt
datdeze soorten alleindeordevan hon-derdmaal zwaarderwarendan uit devastgestelde
relaties kan wordenberekend,
ervanuitgaand
dat alle betrokken soortenwarmbloedig
waren. Indienzekoudbloedig
wa-ren,was hun
gewicht
nogaltijd
zo’n tienmaalgroter
dan uit devoorzoogdieren gevonden
verbandenzoukunnen wordenafgeleid.
Hierbij
is hetgrootsteprobleem natuurlijk
dezwaarst be-kendedinosauriër,
deplanteneter Argentinosaurus
huin-cluensis,
die zo’n73.000kg
moethebbengewogen.De zwaarstbekende
vleeseter, Giganotosaurus carolinii,
die zichmogelijk
ookmetArgentinosaurus voedde,
moetzo’n 9000kg
hebben gewogen. Deze reuzendinosauriërs leef-den weliswaar opeengroot continent(beide
soorten be-volkten Zuid-Amerika zo’n 180miljoen jaar geleden),
maar datwas niet
groter
dan nu: hetuiteendrijven
vanAfrikaenZuid-Amerikawasal
begonnen.
Hetgrote
super-continentPangea
bestond dus nietmeertentijde
vandeze reuzensoorten.Bumessen
zijn
mede-onderzoekersgevenniettemineenmogelijke verklaring.
In hetKrijt (144-65
miljoen jaar
geleden)
was de concentratievankoolzuurgas
(C0
2)
in de atmosfeertottienmaalzohoog
als nu. Maurervoegt daaraantoedat deverdeling
van de continentenover de aardetijdens
hetKrijt
bovendienzodanig
wasdat slechtsweinig
gebieden
eenkoel klimaathadden.Dit betekent dateenveelgroterdeelvande aarde dannu eengematigd
warm oftropisch
klimaathad,
waardooreengroot
deelvande aardeeen
uitzonderlijk weelderige vegetatie kende,
waardooreropeenlandmassavan
bepaalde
groottemeerplanteneters (en
zekermeerreuzensoorten)
kondenleven dangedurende
hetgrootstedeelvan de laatste 250mil-joen jaar
hetgeval
was.En dus kondenerookmeerreuzen-jagers
wonen.Het is een
hypothese
dievolgens
Maurergetest
zoukun-nen worden doornate
gaan of op
tropische
eilandende grootste voorkomendesoorten zwaarderzijn
dan opeven grote eilanden inkouderezones.Referenties: 1,5
Continentale
verwering blijkt
verantwoor-delijk
voorzwarteollemoedergesteenten
Veel aardolie is ontstaan in zwarte schalies
(‘versteen-de
kleien’),
diehun kleur dankenaandegrote
hoe-veelheidorganisch
materiaal. Dat deze op de zeebodemgevormde
zwarte schalies zoveelorganisch
materiaal be-vatten(waaruit
voor eendeel olieengasontstond),
werd totnutoegeïnterpreteerd
alseenbewijs
daterin hetsedi-mentop dezeebodem geen
rotting
konoptreden
door ge-brekaanzuurstof. Grote delenvandeoceanenlekendan ook - diverse malen in deaardgeschiedenis
- verstoken
van
zuurstofrijk
water.De oorzaak daarvan werdgezocht
in hetcirculatiepatroon
vandezeestromen,waarbij
wei-nig zuurstofrijk oppervlaktewater
naardediepte
zonk.Een onderzoek van
geologen
van deUniversiteit vanCalifomiaen de U.S.
Geological Survey wijst
echteropeen heel andere
ontstaansgeschiedenis
van dezwarte schalies diezobelangrijk zijn
voorde olie-industrie. Hetzou
volgens
hen niet gaanom eensediment datzijn
bij-zondere
eigenschappen
danktaan hetstromingspatroon
in de oceanen,maar aandebijzondere verwering
die op de continentenplaatsvond.
Deachterliggende redenering
is datbij
dieverwering
kleimineralenontstonden die door rivieren naar zee werdenafgevoerd,
en dat die kleimi-neralen in staatwaren omgrote
hoeveelheden kool-waterstoffenaanzich te binden.Deonderzoekerskwamentotdeze conclusie
(die, bij
aan-vaarding
doordegeologische gemeenschap,
deinterpre-tatievan de
aardgeschiedenis aanzienlijk
zalveranderen)
dooranalyse
vanzwarteschalies uithetLaat-Krijt (97-65
miljoen jaar geleden)
vandeVerenigde
Staten. Zevon-den
hierbij
dat dezwarteschalies wordengekenmerkt
dooreen
hoog gehalte
aanhetkleimineraal smectietenhet daar-aanverwantekleimineraal‘mixed-layer’
smectiet. De kris-tallenvan dezekleimineralenvormendunneplaatjes
diedus,
tenopzichte
vanhunvolume,
eengroteoppervlakte
hebben
(800
m2pergram).
Demineralenkunnengemak-kelijk organische
stoffenaanzichbinden,
envanwegehungrote
werkzameoppervlakte zijn
datbij
smectietgrote
hoeveelheden.
Daarbij
worden dezeorganische
stoffen beschermdtegende oxidatie(rotting)
diegewoonlijk
inzuurstofrijk
waterplaatsvindt.
Bij
andere kleimineralen is de werkzameoppervlakte
veelgeringer. Bij
de veel vaker voorkomendekleimineralen iUietenkaolinietis datbijv.
‘slechts’ 30m2per gram, resp. minder dan 20m2per gram. Deze mineralenzijn
dus veel minder in staatomorganisch
materiaalvanafgestorven organismen
dat op dezeebodemterechtkomttebehoedenvoorverrotting.
De
onderzoekers,
dieeenanalogie
trekken metde klei-sedimentatie in dehuidige zeeën,
menendat desamen-stelling
vande op de zeebodemaanwezige
kleimineralen daaromvangroot belang
isvoor de variatie inorganisch
materiaal inde zeebodem.Zeschattendat de aardvande kleimineralendezevariatievoor ongeveer85% kan ver-klaren. Omdat de klei inzee(vrijwel) geheel
bestaatuit39 AFZETTINGEN WTKG 23 (2), 2002
die
kleideeltjes
op het land(behalve
in degewoonlijk
re-latiefsmalle
laaglandkustgebieden)
vooralontstaan doorverwering,
zoude hoeveelheidorganisch
materiaal in de zeebodem dus deweerslag
vormen van deverwering
op het land.Die
verwering hangt
afvandiverse facetten. Uiteraardvande aard van de aan
verwering blootgestelde
gesteenten, maarvooral ookvandeklimaatomstandigheden.
Diege-venslechts zelden
aanleiding
totdevorming
vansmectiet opgrote sphaal.
De zwarte schalieszouden daarom in feitetamelijk uitzonderlijke klimaatomstandigheden
weerspie-gelen,
diegigantische consequenties
hebbenvoordehui-dige
olievoorraden.Referentie:
3Raadselvankraters in zeebodem wordt alleenmaar
groter
Het
blijkt
eengigantische vergissing: dekraterachtige
structuren die opde bodemvandiverse zeeën-ook
de Noordzee-
voorkomen, zijn
niet(zoals
totnutoewerdaangenomen)
ontstaan doordat uit hetonderliggende
se-diment
grote
bellengas(in
hetbijzonder methaan)
of vloei-stofzijn
ontsnapt.Datblijkt
uit onderzoek datdoor Ame-rikaanse onderzoekers isuitgevoerd bij
zulke structuren die onderaan de continentalehelling
voor de kust vanCalifomië voorkomen.
Deze structuren, die
‘pockmarks’
wordengenoemd, zijn
op veel
plaatsen aangetroffen
waarmetseismische appa-ratuurgezocht
werdnaarolieengas. Pockmarks
blijken
in veldenvoortekomen van vaak vele honderden vier-kante kilometers. De
‘kraters’,
diemetelkaarkunnenzijn
vergroeid,
kunnen eendoorsnedevan enkelehonderden metersbereiken,
maarzijn altijd ondiep (tot
ca. 10m),
hebbeneenvlakkebodem,
ensteile wanden.Het onderzochte
gebied
isongeveer560km 2
grootenbevat zo’n1500
pockmarks.
In 19 hiervanzijn boringen gezet,
zowel in het vlakkebinnendeelalsopde steile
flanken;
verderzijn
ermetop afstand bediendevaartuigjes
video-opnames
gemaakt
om nate gaan ofertekenenvanont-snappende
gassen of vloeistoffentevindenzijn.
Daartoe is ook het water in depockmarks
endaarbovengeanaly-seerd op hetvoorkomenvan o.a.methaan.
Uit de
boringen blijkt
dat het helegebied
isbedekt metfijne siltpakketten (2-64 micron),
endat het materiaal inenbuiten de
pockmarks
identiek is. Het sediment vertoont geenaanwijzingen
daterooiteenvloeistof ofgas door-heengekomen
is.Uitradiometrischeouderdomsdateringen
(met C-14)
vanhetorganische
materiaal indebodemblijkt
datervoor de heleperiode
waarindateringen
metdeze techniek betrouwbaarmogelijk zijn (de
laatste45.000jaar)
eenvoortdurendesedimentatie heeft
plaatsgevonden
met eensnelheidvanongeveer 10cmper1000jaar.
Dit isniet verschillendvoorbinnenenbuiten depockmarks.
De concentratiesvanopgeloste anorganische koolstof,
sul-faat,
chlorideenammonium in hetporiënwater wijken
niet afvan die in het zeewater, en veranderen slechts heelweinig
mettoenemendediepte;
ditwijst
opeengeringe
biochemischeactiviteit. De
geringe veranderingen
metdediepte
maken het ookzeeronwaarschijnlijk
dater in de bovenste 100 m vanhetsedimentpakket
gasvoorkomt;
tevens is het hierdooronwaarschijnlijk
dater vloeistof-stromenoptreden.
De onderzoekers concluderen dat de
pockmarks
meerdan 45.000jaar
oudzijn,
daterthans geen activiteit inop-treedt,
endat erookgeheel
geenaanwijzingen zijn
voorhet vroeger op deze
plaatsen opstijgen
vangas of vloei-stof. De totnutoeaangenomen
verklaring
voorhet ont-staanvan dezestructurenkan dus nietjuist zijn.
Zo heeft dit onderzoekeennieuw raadselgeschapen.
Referentie:
6Asteroïden
sloegen onvoorstelbaar grote
kraters in de aardeKratersgroterdan continenten. Diemoeten
volgens
David
Kring (Laboratorium
voorMaan-enPlanetairOnderzoekvan de Universiteitvan
Arizona)
enBarbaraCohen
(Geologische Afdeling
van deUniversiteit vanTennessee)
omstreeks3,9 miljard jaar geleden
op aardezijn
ontstaan. Ze waren hetgevolg
van een regen vanasteroïden
(vaste
brokkenruimtemateriaal,
die veelzwaar-derensterker
zijn
dankometen,
die in feitebestaan uitijsmassa’s
metdaarinvaakwatruimtegruis).
Ze komentotdie conclusie op basisvan onderzoekvan
inslagkraters
op de maan, MarsenJupiter,
en vandeana-lyse
vanmaanmonsters. Al die hemellichamenvertonengrote
aantalleninslagkraters,
diegoed
bewaardzijn
ge-bleven doordater
bij gebrek
aan eendichteatmosfeer- endaarom ookeen
gebrek
aanwater -nauwelijks
erosie-processen konden
plaatsvinden.
Diversestudies, waarbij
maanmonsters metradiometrische methoden werdenge-dateerd,
hadden aluitgewezen
datveelgrote
kratersopdemaanzo’n
3,9 miljard jaar geleden
moetenzijn
ontstaan. Veelinslagkraters
op Mars zoudeneengelijke
ouderdomhebben,
enmogelijk
die opJupiter
ook. Datwijst
eropdat onszonnestelseltoen een‘wolk’vanhemellichamenpas-seerde.
Onderzoekaanmaanmateriaal
wijst
uit dat minimaaleenvan de grote
inslagkraters
moetzijn gevormd
dooreenasteroïde,
en dat maakt hetwaarschijnlijk
dat de hele ‘zwerm’ hemellichamenwaar onszonnestelsel zichdes-tijds
doorheenbewoog,
uit asteroïden bestond. Als dat inderdaadhetgeval
isgeweest,moeten dieasteroïdentoen ook op aardevoor een enormaantalinslagen
hebbenge-zorgd.
Van demaanzijn
uit de desbetreffendeperiode
1700inslagkraters
meteendoorsnedevan meerdan20 kmbe-kend,
waaronder 15 meteendiametervan300-1200 km.Diemoeten
zijn gevormd
ineenperiode
van20-200mil-joen jaar.
Uit die gegevensis,rekening
houdendmetde40 AFZETTINGENWTKG23 (2), 2002
grotere
omvangvande aardeende sterkereaantrekkings-krachtvan de
aarde,
teberekenen datertoen tenminste 22.000inslagkraters
groterdan 20 kmenzo’n 40meteendoorsnedevan1000 kmmoeten
zijn gevormd.
Enkelekra-ters zouden zelfs 5000 kmgroot zijn
geweest,dusgroter
dan de meeste
huidige
continenten.Heteffect dat dezevastebrokstukken op de aarde had-den,moetuiteraard dramatisch
zijn
geweest.Volgens
de onderzoekers is de regenvan asteroïdenervoorverant-woordelijk
daterletterlijk
geensteenopaardemeer over-eind bleef: allegesteenten
smolten op of veranderdenzo-danig
datzenietmeerherkenbaarzijn.
Datverklaart vol-gens henwaarom erop aarde nooit ouderegesteentenzijn
gevonden.
Deasteroïdenregen
kanvolgens
Kring
en Cohenechternogveelmeerinvloed opdeaardgeschiede-nis hebben
gehad.
Zo zoudenerbij
deinslagen
heelgoed
hydrothermale systemen (hete waterige oplossingen)
kun-nen
zijn
ontwikkeld die degeochemische
ontwikkeling
van de aarde hebbenversneld,
enmogelijk
anders doenverlopen
dan zonderhetbombardementhetgeval
zouzijn
geweest.
Momenteelgaanveelonderzoekerservanuit datzulke
hydrothermale
systemeneen
geschikt
milieu vor-menvoor hetontstaan vanprimitief
leven(veel
primi-tieveorganismen
die de laatstej
arenzijn
ontdektbij
vul-kaanachtige
structuren(de zogeheten
blacksmokers)
op dezeebodemzouden zelfszulkeprimitieve
‘oer-organis-men’ kunnenvertegenwoordigen).
Daardoor zouden in-slaandehemellichamen,
hoewelzezelf geenorganische
materialen
meevoerden,
toch indirectverantwoordelijk
kunnen
zijn
geweestvoorhet ontstaanvan het leven op aarde. Datereen verband tussen het bombardementenhet leven op aarde
is,
wordt ookgesuggereerd
door detijdsrelatie:
de oudst bekendeorganismen
stammen vanomstreeks
3,85 miljard jaar geleden,
dus ‘slechts’ zo’n50miljoen jaar
nahetasteroïden-bombardement.Referentie:
4Fossiele braakballen
Wekennen braakballenvantalvan dieren:uilenen
andere
roofvogels
wetenzodebotten,
verenenandere onverteerbaredelenvan in hungeheel doorgeslikte
prooidieren
weerkwijt
teraken.Katten spugenregelma-tig
haarballenuit,
bestaande uit haar datzebij
het zich-zelfschoonlikken hebbenbinnengekregen.
Enpotvissen
spugen
regelmatig
de hardedelenuit
van deoctopussen
dieeen hoofdbestanddeel
van hun voedsel uitmaken. Braakballen
zijn
dus niet ongewoon,maarfossiele braak-ballenzijn
dat wel.Eigenlijk
is ergeen enkele bekendwaarvan de aardonomstreden is.
Nu
ligt
eropnieuw
eenclaim,
endatisnogeen heelbij-zondereook.
Engelse aardwetenschappen
hebben
name-lijk
in eenkleigroeve bij Peterborough
belemnieten
ge-vonden;
de toen uiteraardnogonversteendeschelpen
zou-denzijn uitgespuugd
dooreen dier dat hen levendhadingeslikt.
Datmoeteenmarienreptiel zijn
geweest,waar-schijnlijk
eenichthyosauriër.
Peter
Doyle (Universiteit
vanGreenwich)
enJason Wood(Open Universiteit) zijn
errotsvastvanovertuigd
dat de belemnieteneentijdje
hebbendoorgebracht
ineenmaag.Zeconcluderen datuit
putjes
opdeschelpen
diezetoe-schrijven
aancorrosie door maagzuur. Deputjes
kunnenmoeilijk
anders dan dooraantasting
wordenverklaard,
maardie
aantasting
kan niet door het leefmilieuzijn
ver-oorzaakt,
wantandere
belemnietenvertonendeputjes
niet. Bovendiengaat
hetbij
deaangetaste exemplaren
om juve-nielevormen,waterop
wijst
datzegeennatuurlijke
dood stierven in dewarmekustwateren waarin ze160miljoen
jaar geleden
leefden.Volgens Doyle
kunnen de belemnieten nietzijn uitgepoept;
de, schelpen
zoudenhetdarmkanaalvan hun‘gastheer’
danzodanig beschadigd
hebben dat die het nietzouheb-ben
overleefd;
ook zelf zoudenze erdan nietongeschon-den vanaf
zijn gekomen.
Dan moetde conclusie duszijn
dat deschelpen
weerzijn uitgespuugd.
Referentie:
2Geraadpleegde
literatuur1
Bumess, G.P., Diamond,
J. &Flannery, T.,
2001.Dinosaurs,
dragons,
and dwarfs: the evolutionof maximalbody
size.Proceedings
of the NationalAca-demy
ofSciences98,
p. 14518-14523.2
Holden,
C.(ed.)
Fossil vomit.Science295,
p. 1459. 3Kennedy, MJ., Pevear,
D.R. &Hill, R.J.,
2002. Mine-ral surfacecontrol oforganic
carbon in black shale.Science
295,
p.657-660.4
Kring,
D.A. &Cohen, B.A.,
2002.Cataclysmic
bom-bardmentthroughout
theinner solarsystem3.9-4.0 Ga. Journal ofGeophysical
Research 107(E2)
4-1 - 4-6.5
Maurer, B.A.,
2002.Big thinking.
Nature415,
p. 489-491.6
PauII,
C.,
UsslerEB, W., Maher, N., Greene, H.G.,
Rehder, G.,
Lorensen,T. &Lee, H.,
2002. Pockmarks offBig Sur,
Califomia. MarineGeology 181,
p. 323-335.*A.J.