• No results found

Het huidige drogredenonderwijs gereviseerd

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het huidige drogredenonderwijs gereviseerd"

Copied!
62
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 - Inleiding 3

Hoofdstuk 2 - Literatuuronderzoek naar drogredenen 6

2.1 De pragma-dialectiek over drogredenen 6

2.1.1 De pragma-dialectische benadering van argumentatie 6

2.1.2 De vier discussiestadia 8

2.1.3 De 10 regels voor een kritische discussie en hun overtredingen 9

2.1.3.1 Regel 1: De vrijheidsregel 11 2.1.3.2 Regel 2: De verdedigingsplichtregel 13 2.1.3.3 Regel 3: De standpuntsregel 14 2.1.3.4 Regel 4: De relevantieregel 15 2.1.3.5 Regel 5: De verzwegen-argumentregel 16 2.1.3.6 Regel 6: De uitgangspuntregel 17 2.1.3.7 Regel 7: De argumentatieschemaregel 18 2.1.3.8 Regel 8: De geldigheidsregel 21 2.1.3.9 Regel 9: De afsluitingsregel 23 2.1.3.10 Regel 10: De taalgebruiksregel 23 2.2 De checklist 24

Hoofdstuk 3 - Tekstonderzoek: de checklist toegepast op lesmethoden 27

3.1 Analyse van de lesmethoden 27

3.1.1 Analyse van Nieuw Nederlands 28

3.1.2 Analyse van Talent 31

3.1.3 Analyse van Op Niveau 34

3.2 Advies tot aanvulling 34

Hoofdstuk 4 - Conclusie en discussie 36

(2)

Bijlage 1 - Nieuw Nederlands 43

Bijlage 2 - Talent 46

(3)

Hoofdstuk 1 - Inleiding

Het vak Nederlands is de laatste tijd opnieuw negatief in het nieuws. Artikelen met titels als ‘Zo kan het examen Nederlands écht niet’ (Huygen, 2016) en ‘Nederlands moet anders op de middelbare school’ (Elias, 2016) beargumenteren dat het vak achterhaald en saai zou zijn, en niet aansluitend op de praktijk. Bij het afgelopen eindexamen Nederlands voor het VWO werd het volgende gesteld: ‘Nederlands is een saai en onaantrekkelijk trucje leren en dat zes jaar lang herhalen’ (Huygen, 2016). Het is duidelijk dat er behoefte is aan

hervormingen in het schoolvak Nederlands, aan richtlijnen aan de hand waarvan leerlingen onderwijs krijgen. ‘Argumentatie’ komt naar voren als een van de slechtst onderwezen onderdelen (Helwig, 2015), terwijl goed argumenteren een belangrijke

vaardigheid is (Steehouder et. al., 2012). Meningsverschillen komen binnen elk vakgebied voor, maar door middel van deugdelijke argumentatie kan men deze oplossen of in ieder geval een weloverwogen oordeel over de mening van de ander ontwikkelen. Goed

argumenteren is in het bijzonder van belang voor scholieren die willen doorstromen naar het wetenschappelijke onderwijs. Zij zullen onder andere de banen in het juridische, wetenschappelijke en politieke circuit gaan invullen. Steeds meer wetenschappers merken het belang van goed argumenteren in dat soort vakgebieden op. Zo stelt Hamacher (2013) dat taal het belangrijkste instrument is voor politici welke deelnemen aan een politieke discussie of debat. ‘Wanneer iemand zonder argumentatie maar wat roept, kunnen we zijn bijdrage aan de discussie niet meer redelijk noemen’ (Hamacher, 2013).

Dit roept vragen op. Was het ooit wel goed gesteld met de kwaliteit van het vak Nederlands? Daar valt geen eenduidig antwoord op te geven. In het onderzoek van Bronset en Braaksma (2008) wordt uitgebreid beschreven welke inzichten onderzoek naar het schoolvak Nederlands van 1997 tot 2007 heeft opgeleverd. Het laatste punt, gemaakt in de nabeschouwing van het gedeelte taalbeschouwing en argumentatie, trok de aandacht: ‘Leerlingen zijn goed in staat soorten argumentatie in examenteksten te benoemen (ook zonder voorafgaand onderwijs), maar niet in staat soorten argumentatie te beoordelen (ook niet met voorafgaand onderwijs). Reden om in havo/vwo-examens voorzichtig te zijn met

(4)

beoordelingsvragen (van den Berg & Braet, in Bronset & Braaksma, p.155, 2008).’ Dit zou dus betekenen dat het onderwijs in argumentatie niet het beoogde effect heeft.

Van Holst deed in 2015 een exploratief onderzoek naar het Nederlandse

argumentatieonderwijs. Zij vergeleek drie lesmethodes voor het middelbaar onderwijs (Nieuw Nederlands, Talent en Op Niveau) en kwam tot de conclusie dat de problemen vooral liggen aan het feit dat de methoden op belangrijke punten van elkaar verschillen. ‘De vergelijking van het aanbod van de specifieke argumentatieve vaardigheden in de drie lesmethoden laat zien dat er van overeenstemming allerminst sprake is in de lesmethoden’ Zij betoogt dat dit het resultaat is van een gebrek aan wetenschappelijke basis. Het aanbod van argumentatieve vaardigheden is niet gebaseerd op een bepaalde argumentatietheorie, er worden uit allerlei theorieën elementen gebruikt. Hierdoor ontstaat er ambiguïteit over definities, en typen redeneringen overlappen met elkaar (van Holst, 2015). Vervolgens draagt zij argumenten aan waarom de pragma-dialectische argumentatietheorie een potentiële wetenschappelijke basis zou kunnen vormen voor het aanbod van

argumentatieve vaardigheden. Ten slotte bespreekt ze argumentatievragen van vijf vwo-examens Nederlands. Ze concludeert hierbij dat door middel van deze methoden niet kan worden voldaan aan de eindexameneisen voor het gedeelte ‘argumentatie’ en in het bijzonder drogredenen.

Dat er problemen in het argumentatieonderwijs zijn werd dus al aangetoond in 2008 en 2015, door de onderzoeken van enerzijds Bronset en Braaksma en anderzijds van Holst. Van Holst toonde daarnaast aan dat de pragma-dialectische argumentatietheorie zeer geschikt zou zijn als basis van het argumentatieonderwijs in Nederland. De laatst herziene methodes wat betreft argumentatie (Nieuw Nederlands, Talent en Op Niveau) komen uit 2009 (van Holst, 2015) en de problemen zoals hierboven beschreven zijn nog steeds aanwezig. Zowel het probleem als een eventuele oplossing is duidelijk, ik wil hier vervolgens een advies aan verbinden. Dit alles in overweging nemende ben ik tot de volgende onderzoeksvraag gekomen: ‘Hoe kan het huidige drogredenonderwijs aan 6VWO’ers op basis van inzichten uit de pragma-dialectische argumentatietheorie verbeterd worden?’ 

(5)

Ik zal in hoofdstuk 2 met behulp van de pragma-dialectiek tot een beschrijving of

baseline komen over wat goed drogredenonderwijs in zou moeten houden. In hoofdstuk 3

pas ik deze checklist toe op de 3 lesmethoden, en formuleer ik een advies over hoe deze methoden kunnen worden aangevuld.

Mijn onderzoek bouwt voort op het onderzoek van van Holst (2015) maar ik beperk me tot drogredenen. Daarnaast test ik haar theorie over de pragma-dialectiek als

wetenschappelijke basis voor argumentatieonderwijs. Zoals zij het zelf verwoordde: ‘Of de

pragma-dialectische argumentatietheorie daadwerkelijk geschikt is om als wetenschappelijke basis voor het Nederlandse argumentatieonderwijs te fungeren, is uit mijn onderzoek niet op te maken. Dit onderzoek vormt slechts een aanknopingspunt voor verder onderzoek op dit gebied.’ Ik gebruik

dezelfde lesmethoden als van Holst omdat haar suggestie voor vervolgonderzoek daarop is gebaseerd.

Met behulp van mijn onderzoek vergaren we kennis over hoe het

drogredenonderwijs in de eindexamenklassen eruit zou moeten zien. De kwaliteit van argumentatie in Nederland valt nog erg te verbeteren en als we beginnen bij de kern van het probleem, het onderwijs, is dat een realistisch doel.

(6)

Hoofdstuk 2 - Literatuuronderzoek naar drogredenen

In dit onderzoek staat qua theoretisch kader de pragma-dialectiek centraal, in navolging van het voorstel van van Holst. De pragma-dialectische argumentatietheorie is een brede theorie welke inzichten uit de pragmatiek en dialectiek combineert en door die bril naar argumentatietheorie kijkt. Met pragmatiek wordt dan de studie van het effect van taal bedoeld, en met dialectiek de kunst of leer van het discussiëren (van Eemeren &

Grootendorst, 2004). Een belangrijk probleemgebied voor argumentatietheoretici is dat van de drogredenen. In paragraaf 2.1 beschrijf ik eerst het pragmatische aspect van de theorie, daarna ga ik dieper in op de dialectiek. Ik behandel een aantal theoretische elementen welke nodig zijn om te kunnen begrijpen waarom een drogreden eigenlijk drogredelijk is. In paragraaf 2.2 maak ik op basis van de theorie een checklist van welke drogreden er allemaal zouden moeten voorkomen in lesboeken. Pas als er aan deze hele checklist wordt voldaan, is de theorie volledig.

2.1 De pragma-dialectiek over drogredenen

2.1.1 De pragma-dialectische benadering van argumentatie

Om de pragma-dialectische kijk op de argumentatietheorie1 te begrijpen is het van belang eerst wat basiselementen van deze aanpak uiteen te zetten. Argumentatie wordt gezien als een vorm van verbale communicatie en is integraal onderdeel van argumentatieve

discussies. Dit is een bepaald soort conversatie, argumentatief taalgebruik vind in andere situaties dan discussies niet plaats. De studie van argumentatie is een speciale tak van de pragmatiek waarin zowel theoretische als praktische perspectieven in overweging moeten worden genomen (van Eemeren & Grootendorst, 1995). Slechts empirische observatie (descriptief) of slechts intellectuele idealisatie (normatief) levert namelijk geen volledig beeld op (van Eemeren & Grootendorst, 1995).

Mijn definities van de pragma-dialectische argumentatietheorie zijn gebaseerd op de 1

(7)

Pragma-dialectisch onderzoek is gebaseerd op de aanname dat aan de ene kant de descriptieve pragmatische dimensie en aan de andere kant de normatieve dialectische dimensie aan elkaar moeten worden gekoppeld. Om op basis van een theoretisch model van argumentatie tot een feitelijke beschrijving van hoe argumentatie werkelijk

plaatsvindt te komen zijn vijf componenten nodig. Ten eerste moet er een filosofisch idee van redelijkheid worden ontwikkeld. Daarnaast moet er met behulp van dit filosofische component een theoretisch model over wat aanvaardbare argumentatieve conversatie inhoudt worden ontwikkeld. Ten derde moet de argumentatieve werkelijkheid ook in acht worden genomen met behulp van het empirische component. Ten vierde moet er met behulp van de voorgaande componenten hulpmiddelen worden ontwikkeld om

argumentatieve discours te analyseren, dit is het analytische component. Ten slotte komen al deze componenten bij elkaar in het praktische component. De normatieve en

descriptieve dimensie moeten dus aan elkaar gekoppeld worden om argumentatieve discours te kunnen analyseren, en eventuele problemen methodologisch op te lossen (van Eemeren e.a., 2014, pp. 520-523).

Daarnaast is het kenmerkend voor de pragma-dialectische benadering dat het onderzoeksonderwerp in kwestie wordt bekeken door middel van vier verschillende metatheorieën, metatheorieën zijn theorieën welke de theorie in kwestie helpen

onderzoeken, analyseren of beschrijven (van Eemeren e.a., 2014, pp. 523-527). Wat deze uitgangspunten inhouden zal ik achtereenvolgens bespreken.

Ten eerste is er externalisatie: deze theorie neemt in overweging dat de positie die mensen in een discussie innemen niet alleen bepaald is door hun persoonlijke geloof en

overtuigingen. Omdat men verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn of haar uitspraken, wordt de bijdrage aan de discussie daar op aangepast. Daarnaast is er socialisatie: deze theorie stelt dat argumenteren een sociaal proces is en dat argumenten worden beïnvloed door de sociale context waarin de discussie zich afspeelt. Er is tijdens het argumentatieve proces sprake van samenwerking tussen een protagonist en antagonist omdat zij samen naar een oplossing van het verschil van mening toewerken. Ten derde is er functionalisatie: argumentatie heeft meerdere functies, het doel van argumentatie is het aanvaardbaar maken van een standpunt. Onder andere de structuur van argumentatie

(8)

wordt bepaald door en aangepast aan het overkoepelende doel: het oplossen van het verschil van mening. Ten slotte is er dialectificatie: argumentatie moet in het perspectief van een kritische discussie worden geplaatst. Een kritische discussie is gericht op het oplossen van een meningsverschil. Op deze manier kan worden bepaald of discussiezetten redelijk zijn, en bijdragen aan het oplossen van het geschil. Argumentatie is immers

bedoeld om een meningsverschil op te lossen en moet tegelijkertijd aan regels voor redelijkheid voldoen (van Eemeren e.a., 2014, pp. 527).

Kortom, dialectificatie wordt bereikt door argumentatie te zien als een gereguleerde kritische discussie, gericht op het oplossen van een meningsverschil. Functionalisatie wordt bereikt door argumentatie te zien als een complexe taalhandeling welke alleen zijn doel bereikt wanneer er rekening wordt gehouden met bepaalde situatiespecifieke

condities. Socialisatie houdt in dat je argumentatie ziet als een interactie tussen discussianten waarbij noodzaak is tot samenwerking. Ten slotte, externalisatie wordt bereikt door argumentatie te zien als een taalhandeling waarbij je aan bepaalde regels behoort te voldoen, deze regels pas je aan de context of het meningsverschil aan.

2.1.2 De vier discussiestadia

De kunst of leer van het discussiëren wordt dialectiek genoemd, en is een onmisbaar aspect van de argumentatietheorie. Om een discussie te kunnen analyseren zijn

handvatten nodig, en theoretische ondersteuning over het verloop van een discussie. Die theoretische ondersteuning wordt geboden door het ideaalmodel van de kritische

discussie (van Eemeren & Grootendorst, 1992). Dit model specificeert ten eerste de verschillende stadia die worden onderscheiden in het ‘oplossingsproces’ en de discussiezetten welke deel uitmaken van deze stadia. Daarnaast zijn er tien regels

opgesteld om te beoordelen of een bijdrage aan een discussie ons dichter bij de oplossing van het meningsverschil brengt. Deze regels worden in de volgende paragraaf uitgebreid besproken. Ik zal nu eerst de vier discussiestadia achtereenvolgens bespreken; de

confrontatiefase, de openingsfase, de argumentatiefase en de afsluitingsfase (van Eemeren & Grootendorst, 1992):

(9)

Bij de eerste fase, de confrontatiefase, wordt er een meningsverschil

geïdentificeerd. Er is sprake van een confrontatie omdat het standpunt (in het echt of mogelijk) niet aanvaard wordt. Hierna volgt de openingsfase. Er wordt besloten om het geschil te proberen op te lossen. In deze fase worden de twee partijen geïdentificeerd, de rollen van antagonist en protagonist worden verdeeld. De protagonist probeert zijn standpunt te verdedigen door middel van argumentatie, de antagonist probeert op zijn beurt de protagonist uit de dagen door kritiek op de verdediging van het standpunt te uiten. Er is sprake van expliciete en impliciete wederzijdse concessies; beide partijen weten welke rol zij vervullen. Als derde volgt de argumentatiefase. De verdedigende partij, of protagonist, verdedigt zijn of haar standpunt tegen de kritische reacties van de antagonist in een zogenoemde ‘kritische interactie’. Omdat deze fase een cruciale rol speelt in het oplossen van het geschil wordt deze ook wel gezien als de ‘echte’ discussie. Ten slotte, de afsluitingsfase. Beide partijen bekijken wat het resultaat van de discussie is en of is sprake van een oplossing van het geschil en zo ja, ten gunste van wie. Dit kan op twee manieren. De partijen kunnen nader tot elkaar komen, wat resulteert in een wederzijds aanvaarde overeenstemming of de protagonist heeft de kritische reacties van de antagonist op zo’n manier verdedigd dat de antagonist zijn twijfels wel moet intrekken.

Daarnaast kan ook zo zijn dat, in een gemengd geschil, beide partijen gaan twijfelen. Het standpunt van de protagonist wordt in twijfel getrokken, omdat kritische opmerkingen niet goed verdedigd konden worden. Het verschil van mening wordt dan niet opgelost.

2.1.3 De 10 regels voor een kritische discussie en hun overtredingen

In alle discussiestadia moeten de antagonist en protagonist bepaalde regels opvolgen. Deze regels zijn opgesteld om te kunnen vaststellen of een discussiebijdrage de redelijke oplossing van het verschil van mening niet bemoeilijkt of verhindert. Als een van deze regels voor een ideale, kritische discussie wordt overtreden zorgt dat ervoor dat het minder waarschijnlijk is dat het meningsverschil wordt opgelost. Zoals we al eerder hebben gezien is een drogreden dus een discussiezet welke een discussieregel voor

(10)

kritische discussie overtreedt (van Eemeren e.a., 2014, pp. 545). Elke discussieregel kan dus op verschillende manieren worden overtreden door middel van drogredenen.

De achtergrond van

deze regels werd voor het eerst genoemd in van Eemeren en Grootendorst (1984), ik zal ze hieronder weergeven zoals in het Nederlands geformuleerd door van Eemeren (2000) en van Eemeren & Grootendorst (1992). Na het uitleggen van elke regel zal ik bijbehorende drogredenen met behulp van een voorbeeld toelichten. Voor een schematisch overzicht van de 26 drogredenen, welke regel ze overtreden, in welke discussiefase te plaatsvinden en door welke partij de drogreden wordt begaan, zie tabel 1. Verder onderzoek heeft laten zien dat er naast de 26 basisdrogredenen die ik beschrijf nog meer kunnen worden

onderscheiden, door de drogredenen bijvoorbeeld specifieker te beschrijven (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 215-217). Ik heb er voor gekozen om deze weg te laten, omdat daar nog verschillende opvattingen over heersen.

Tabel 1: De 26 drogredenen - Overzicht van de drogredenen die voortvloeien uit de tien discussieregels De drogreden De overtreden regel De discussiefase De partij

Ad baculum 1 Confrontatiefase Protagonist/antagonist Ad hominem (abusive) 1 Confrontatiefase Protagonist/antagonist Ad hominem (circumstantial) 1 Confrontatiefase Protagonist/antagonist Ad hominem (tu quoque) 1 Confrontatiefase Protagonist/antagonist Ad misericordiam 1 Confrontatiefase Protagonist

Ad ignorantiam 1 2 Openingsfase Protagonist Ontduiken van de bewijslast 1 2 Openingsfase Protagonist Ontduiken van de bewijslast 2 2 Openingsfase Protagonist

Stroman 3 Alle fasen Protagonist/antagonist

Ad populum 2 4 Argumentatiefase Protagonist Ignoratio elenchi 4 Argumentatiefase Protagonist Meervoudige vraag 6 Argumentatiefase Protagonist Petitio principii 6 Argumentatiefase Protagonist De drogreden

(11)

Ik zal nu overgaan op het beschrijven van de 10 discussieregels en de bijbehorende drogredenen, beginnend met de vrijheidsregel.

2.1.3.1 Regel 1: De vrijheidsregel

Discussianten mogen elkaar niet beletten een standpunt, of twijfel over een standpunt naar voren te brengen.

Regel 1 kan ten eerste worden overtreden worden door de ad baculum-drogreden (van Eemeren e.a., 2014, pp. 546). Deze drogreden wordt ook wel het argument van de stok genoemd en houdt het volgende in: het onder druk zetten van de tegenpartij door het gebruiken van geweld. Een voorbeeld hierbij is:

Je ziet ook werkwilligen in een bus zitten en je hoort een lid van de dweilploeg roepen: ‘Als we je nog een keer zien hou je geen gezicht meer over.’ (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 25)

Ad consequentiam 7 Argumentatiefase Protagonist Ad populum 1 7 Argumentatiefase Protagonist Ad verecundiam 7 Argumentatiefase Protagonist Verkeerde analogie 7 Argumentatiefase Protagonist Post hoc ergo propter

hoc

7 Argumentatiefase Protagonist Secundium quid 7 Argumentatiefase Protagonist Hellend vlak 7 Argumentatiefase Protagonist Bevestiging van de consequens 8 Argumentatiefase Protagonist Ontkenning van de antecedens 8 Argumentatiefase Protagonist Compositie-drogreden 8 Argumentatiefase Protagonist Divisie-drogreden 8 Argumentatiefase Protagonist Ad ignorantiam 2 9 Afsluitingsfase Antagonist

Ambiguïteitsdrogreden 10 Alle fasen Protagonist/antagonist De overtreden regel De discussiefase De partij

(12)

Er is sprake van dreigen met geweld in het gedeelte ‘hou je geen gezicht meer over’.Door het dreigen met geweld wordt belemmerd dat standpunten of twijfel aan standpunten vrijelijk naar voren wordt gebracht. De wijze waarop in dit soort gevallen geprobeerd wordt het pleit in eigen voordeel te beslechten, heeft met het zoeken naar een

aanvaardbare oplossing van het meningsverschil niets te maken (van Eemeren & Grootendorst, 1992).

De tweede drogreden welke voortvloeit uit het overtreden van de vrijheidsregel is de ad hominem-drogreden: een argument gericht op de persoon (van Eemeren e.a., 2014, pp. 546). Er zijn drie varianten van de ad hominem. De eerste variant is de abusive ad

hominem (de directe variant) waarbij de opponent persoonlijk wordt aangevallen om zijn

geloofwaardigheid te ondermijnen (van Eemeren & Grootendorst, 1992).

De filosofie van Bacon is onbetrouwbaar, want hij is wegens oneerlijkheid ontslagen als kanselier. (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 17)

De persoon in kwestie wordt belet zijn standpunt naar voren te brengen omdat hij als persoon ongeloofwaardig wordt gepresenteerd.

De tweede variant van de ad hominem is de circumstantial ad hominem (de indirecte variant): een poging de geloofwaardigheid van de opponent te ondergraven door te wijzen op zijn bijzondere positie en daarmee te suggereren dat hij uitsluitend uit eigenbelang handelt (van Eemeren & Grootendorst, 1992).

De argumenten voor verticale prijsbinding van Niemeijer zijn waardeloos, want van een fabrikant kan niet anders verwacht worden dan dat hij voor verticale prijsbinding is. (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 17)

Het zijn de omstandigheden waardoor het argument van de persoon dubieus overkomt. Wederom wordt de geloofwaardigheid van de persoon ondergraven.

Ten slotte is er de tu quoque (de ook-jij-variant). Deze variant is erop gericht de geloofwaardigheid van de opponent aan te tasten door tegenstrijdigheden in zijn positie aan het licht te brengen (van Eemeren & Grootendorst, 1992).

(13)

Persoon A: Ik vind dierenleed het ergste wat er is. Persoon B: Maar jij draagt een bontjas!

Er wordt niet ingegaan op de inhoud van het standpunt. Het standpunt wordt als onwaar beschouwd omdat persoon A iets draagt wat volgens persoon B tegenstrijdig is met het standpunt van persoon A. Het gebruik van elke variant van de ad hominem wordt afgekeurd omdat ze simpelweg niet ‘ter zake’ of niet ‘relevant’ zijn: de eventuele

persoonlijke terkortkomingen van de opponent doen niets af (en dragen ook niets bij) aan de waarde van zijn argumenten. Immers, iemand die persoonlijk tekort schiet, kan nog best gelijk hebben (van Eemeren & Grootendorst, 1992).

Ten slotte kan de vrijheidsregel worden overtreden door middel van de ad

misericordiam: een beroep doen op gevoel of medelijden.

Hoe kunt u mij nu ontslaan, ik heb het al zo moeilijk te laatste tijd (van Sterkenburg, 2002).

Door een beroep te doen op medelijden probeert de persoon zijn punt kracht bij te zetten en zo te voorkomen dat hij ontslagen wordt. Na de vrijheidsregel volgt de

verdedigingsplichtregel

2.1.3.2 Regel 2: De verdedigingsplichtregel

Een partij die een standpunt naar voren brengt is verplicht dit standpunt te verdedigen wanneer de tegenpartij of andere partij daarom vraagt.

Regel 2 kan in de openingsfase overtreden worden door middel van het

verschuiven of ontkennen van de verdedigingsplicht voor een standpunt: ontduiken van de bewijslast (van Eemeren & Grootendorst, 1992). Er zijn twee varianten van. De eerste variant houdt in dat het standpunt niet verdedigd wordt, deze variant wordt ook wel de

ad ignorantiam (1) genoemd. In plaats daarvan wordt de bewijslast op de tegenpartij

afgewenteld:

(14)

In plaats van zelf uit te leggen waarom boeken lezen goed voor je is, wordt de bewijslast in de schoot van de antagonist geschoven.

De tweede variant houdt in dat de bewijslast, die volgens de

verdedigingsplichtregel verplicht is, wordt ontkent. Er is een aantal uitdrukkingen om te benadrukken dat een standpunt onbetwistbaar is, denk hierbij aan ‘Het behoeft uiteraard geen betoog dat...’, ‘Het spreekt vanzelf dat…’ en ‘Eén ding is zeker…’ (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 34). Hierna volgt de standpuntsregel.

2.1.3.3 Regel 3: De standpuntsregel

De aanval van een partij op een standpunt moet betrekking hebben op het standpunt dat ook werkelijk door de andere partij naar voren is gebracht.

Regel 3 kan worden overtreden door middel van de stroman. Hierbij probeert de tegenpartij ten onrechte de bewijslast voor een ander standpunt in de schoenen van de protagonist te schuiven (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 37). Iemands standpunt kan worden vertekend door er simpelweg wat anders uit te halen dan hetgeen wat hij bedoelt, en door middel van het buiten context plaatsen van het standpunt. Dit laatste gebeurt vaak aan de hand van simplificatie of overdrijving (van Eemeren & Grootendorst, 1992). Een voorbeeld van de stroman drogreden luidt als volgt:

Wim Kok: Zou je niet, in vergelijking met de militaire, een soort van sociale dienstplicht kunnen invoeren voor soorten van noodzakelijk werk waarvoor het in onze samenleving steeds moeilijker wordt mensen te vinden?

De Telegraaf: ‘Kok pleit voor dwangarbeid’ (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 37)

Het argument van Wim Kok wordt totaal uit context getrokken, in dit geval door middel van overdrijving. De argumenten die Wim Kok misschien voor zijn standpunt had gelden niet meer of in mindere mate wanneer zijn standpunt zo is vertekend. Er is een verschil tussen het ‘origineel’ en de weergave van de krant. Het verdedigen van een (sterke of zwakke) karikatuur van het werkelijk naar voren gebrachte standpunt brengt de oplossing

(15)

van het oorspronkelijke meningsverschil geen stap dichterbij (van Eemeren & Grootendorst, 1992). De volgende discussieregel heet de relevantieregel.

2.1.3.4 Regel 4: De relevantieregel

De argumentatie, waarmee de partij zijn standpunt poogt te verdedigen, moet relevant zijn voor het standpunt dat verdedigt wordt.

De eerste manier om regel 4 te overtreden is door middel van de ad populum-drogreden(van Eemeren & Grootendorst, 1992). Dit is de tweede variant van de ad

populum, de basisvariant zal worden beschreven als overtreding van discussieregel 7. Het argumentum ad populum (2) houdt in dat het standpunt wordt verdedigt door

non-argumentatieve middelen middelen te gebruiken om het publiek te overreden en op hun emoties in te spelen (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 213). Deze drogreden wordt ook wel de pathetische drogreden genoemd. Er wordt gebruik gemaakt van retorische trucs om het meningsverschil op te lossen: emotie (pathos) vervangt logica. Het volgende voorbeeld maakt dat wat meer concreet:

Wilders’ standpunt is dat Nederland de EU uit moet.

Het is toch te gek voor woorden dat de andere partijen ons de slaaf van Brussel laten zijn (Ruigendijk, 2012).

In plaats van een inhoudelijk argument wordt er een beroep gedaan op gevoelens, en die zijn niet per sé relevant voor het standpunt dat verdedigt wordt. In van Eemeren en Snoeck Henkemans (2011, pp. 109) wordt nog de ethische drogreden genoemd, waarbij geen beroep wordt gedaan op pathos maar op logos: hierbij probeert degene die de drogreden begaat het verschil van mening in zijn voordeel te beslechten louter door het schermen met eigen kwaliteiten. Deze drogreden maakt geen deel uit van de 26

basisdrogredenen zoals genoemd in tabel 1, vandaar mijn korte beschrijving.

Daarnaast kan discussieregel 4 worden overtreden door middel van de ignoratio

elenchi (van Eemeren & Grootendorst, 1992). Hierbij wordt er gebruikt gemaakt van

argumentatie welke helemaal niet toepasbaar is op het standpunt dat ter discussie staat (van Eemeren & Grootendorst, 1992). Het volgende voorbeeld, gebruikt in de zwarte pieten discussie illustreert dat:

(16)

Zwarte Piet moet blijven. Ik maak me toch ook niet meer druk om de Duitsers die hier tijdens de Tweede Wereldoorlog waren? (Kritische Houding, 2014)

Het argument ‘Ik maak …. Wereldoorlog waren?’ is irrelevant omdat het niet als ondersteuning van het standpunt ‘Zwarte Piet moet blijven.’ kan dienen. Na de relevantieregel volgt de verzwegen-argumentregel

2.1.3.5 Regel 5: De verzwegen-argumentregel

Een partij mag niet ten onrechte verzwegen argumenten aan de andere partij toeschrijven. Je mag je als partij ook niet aan de verantwoordelijkheid voor je eigen verzwegen

argument onttrekken.

Om regel 5 volledig te kunnen begrijpen is het van belang om het begrip

‘verzwegen argument’ wat nader toe te lichten. Argumenten zijn taalhandelingen, deze kunnen worden opgedeeld in locutie, illocutie en perlocutie. Met een directe taalhandeling (locutie) wordt de gesproken of geschreven uiting bedoeld. Met een indirecte

taalhandeling (illocutie) wordt de communicatieve betekenis van die uiting bedoeld. Perlocutie betreft dan de interactionele betekenis van de taalhandeling. (Searle, 1969).

Bij het analyseren van een discussie is het van belang dat de gehele

overtuigingspoging van een protagonist, in kaart wordt gebracht. Verzwegen argumenten zijn een speciaal soort indirecte taalhandeling, van Eemeren (2000) definieerde het als volgt: ‘Verzwegen argumenten zijn onderdelen van de argumentatie die niet onder woorden

worden gebracht, maar toch deel uitmaken van de overtuigingspoging die door middel van de wel geformuleerde argumenten ondernomen wordt. Een verzwegen argument slaat als het ware een onzichtbare brug tussen het argument dat naar voren wordt gebracht en het verdedigde standpunt.’

De drogredenen die hieruit voortvloeien worden niet genoemd in de 26 basisdrogredenen, ik zal er daarom slechts kort op ingaan. Van Eemeren en Snoeck Henkemans (2011, pp. 111) onderscheiden er twee: het loochenen of opblazen van het verzwegen argument. Bij het loochenen van een verzwegen argument ontkent de spreker of schrijver dat hij verantwoordelijk is voor de impliciete onderdelen van zijn betoog. Bij het opblazen van wat er verwegen is, gaat de antagonist bij het expliciteren van een

(17)

verzwegen argument verder dan toelaatbaar is en schrijft hij de protagonist een argument toe dat niet tot diens gebondenheden behoort.

2.1.3.6 Regel 6: De uitgangspuntregel

Iemand mag niet ten onrechte iets als gemeenschappelijk uitgangspunt presenteren of ten onrechte ontkennen dat iets een gemeenschappelijk uitgangspunt is. 


Er vloeien twee drogredenen voort uit de uitgangspuntregel. Ten eerste de drogreden van de meervoudige vraag of strikvraag (fallacy of many questions). In deze vraag zitten als vooronderstelling een of meer andere vragen verborgen. Een klassiek voorbeeld uit politieverhoren is:

Politie tegen verdachte van moord:

Waar heeft u het moordwapen verstopt? (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp.121)

In deze vraag wordt verondersteld dat de verdachte de moord heeft gepleegd, terwijl dat op dat moment nog niet is bewezen. Dat de verdachte schuldig is wordt hier ten onrechte als gemeenschappelijk uitgangspunt gepresenteerd.

De uitgangspuntregel kan op een tweede manier worden overtreden door middel van de petitio principii of ook wel cirkelredenering. De fout die bij deze drogreden

gemaakt wordt is dat een van de partijen in zijn argumentatie iets als een

gemeenschappelijk uitgangspunt voorstelt terwijl hij heel goed weet dat het geen gemeenschappelijk uitgangspunt kan zijn, omdat er dan helemaal geen verschil van mening zou zijn (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 60).

Abortus is het ongewettigd doden van een mens net als moord. Moord is illegaal. Dus abortus moet illegaal zijn (Caroll, 2015).

‘Abortus is het ongewettigd doden van een mens’ wordt hier ten onrechte als

gemeenschappelijk uitgangspunt gepresenteerd. De drogreden is geen logische fout in een redenering, maar een discussiefout van de spreker in de keuze van zijn argument (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 59). Na de uitgangspuntregel volgt regel 7, in dit

(18)

overzicht de argumentatieschemaregel, in sommige literatuur wordt de

argumentatieschemaregel weergegeven als regel 8. Regel 7 is dan de geldigheidsregel.

2.1.3.7 Regel 7: De argumentatieschemaregel

Een standpunt mag niet als afdoende verdedigd worden beschouwd als de verdediging niet plaatsvindt door middel van een geschikt argumentatieschema dat correct is

toegepast.


Een argumentatieschema is ‘a conventionalized way of representing the relation between what is stated in the argument and what is stated in the standpoint (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 96). Er zijn drie verschillende typen welke ieder hun eigen criteria hebben, gerelateerd aan het soort relatie in het argumentatieschema. Bij een kentekenrelatie wordt iets als een kenmerk van iets anders voorgesteld, bij een

vergelijkingsrelatie wordt het vergeleken met iets anders en bij een causale relatie wordt er een oorzaak-gevolg-verband tussen twee of meer gebeurtenissen gesuggereerd (van

Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 89). Discussieregel 7 kan door middel van 7

drogredenen worden overtreden, de eerste die ik noem is de ad consequentiam: iemand probeert uitspraken van feitelijke aard te ontkrachten door te betogen dat deze

onwelgevallige consequenties met zich meebrengen (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 87). Hierbij wordt er verkeerd gebruik gemaakt van een causale relatie. Een voorbeeld:

Ik geloof echter niet dat er werkelijk een fundamenteel onderscheid bestaat; als dat wel het geval was, zou dat een interdisciplinaire discussie onmogelijk maken, hetgeen rampzalig zou zijn voor de verdere ontwikkeling van de menselijk samenleving (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 88).

De tweede drogreden bij de argumentatieschemaregel is de klassieke ad populum waarin er gebruik wordt gemaakt van een verkeerd argumentatieschema (op basis van een

kentekenrelatie) door te stellen dat het standpunt juist is omdat iedereen dat vind. Dit wordt ook wel de populistische drogreden genoemd (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 213).

Van géén andere zult u zó lang plezier beleven als van de enige échte Kruimeldief van Black & Decker. Wij zeggen dat natuurlijk niet zo maar. Wij weten dat wij het gelijk van één miljoen Nederlandse gezinnen aan

(19)

onze zijde hebben; zovele Kruimeldieven doen namelijk dagelijks dienst in Nederland (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 70).

Ten derde is er de Ad Verecundiam. Hierbij wordt er gebruik gemaak van een verkeerd argumentatieschema (op basis van een kentekenrelatie) door te stellen dat een standpunt juist is door zich te beroepen op het oordeel van iemand die geacht wordt deskundig te zijn (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 74). Er zijn uiteraard gevallen waarin wel uit mag worden gegaan van iemands deskundigheid maar in het geval van een Ad

Verecundiam moet de deskundigheid van de persoon in kwestie nog worden bewezen, of

wordt deze als gebrekkig gezien (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 75).

Ik heb Italiaans gestudeerd, dus ik ben als geen ander vertrouwd met het Italiaanse temperament (van Sterkenburg, 2002).

De deskundigheid van een student Italiaans over Italiaans temperament kan goed in twijfel worden getrokken aangezien de studie zich vooral bezig houdt met de taal Italiaans.

De vierde drogreden als gevolg van een overtreding van discussieregel 7 is die van de verkeerde analogie of vergelijking. Dit is een verzamelnaam voor de fouten die

verband houden met het argumentatiechema van de vergelijkingsrelatie, er wordt een vergelijking gemaakt terwijl de twee delen eigenlijk helemaal niet vergelijkbaar zijn (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 95).

Je mag je kauwgom niet in het water gooien, dat is slecht voor het milieu. Chemisch afval gooi je toch ook niet in het water?

Kauwgom en chemisch afval worden hier als vergelijkbaar gepresenteerd, terwijl ze dat niet zijn. Het argument ‘Chemisch afval … het water?’ kan het standpunt ‘Je mag je kauwgom niet in het water gooien’ dus niet ondersteunen.

De vijfde drogreden heet post hoc ergo propter hoc. Hierbij wordt er verkeerd gebruik gemaakt van het argumentatieschema op basis van causaliteit door ervan uit te gaan dat er

(20)

een oorzaak-gevolg relatie tussen A en B is omdat A voor B plaatsvindt (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 79,214). Er wordt uitgegaan van ‘daarna, dus daardoor’. Dit klinkt vrij abstract maar wordt duidelijk door het volgende voorbeeld:

Sinds het aantreden van de nieuwe regering is de werkgelegenheid fors toegenomen, dus het lijkt me dat deze regering haar werk goed gedaan heeft (van Sterkenburg, 2002).

De werkgelegenheid nam toe ná het het aantreden van de nieuwe regering, er wordt ten onrechte aangenomen dat de regering dus verantwoordelijk is voor het toenemen van de werkgelegenheid.

De een-na-laatste drogreden die een overtreding van de argumentatieschemaregel vormt is de secundium quid of ook wel de overhaaste generalisatie. Hierbij is er sprake van een specifieke, ondeugdelijke invulling van het argumentatieschema van de

kentekenrelatie.

Ik heb twee geweldige nummers gehoord van de nieuwe cd, dus we hebben hier te maken met een waar meesterwerk (van Sterkenburg, 2002).

Er is sprake van een verkeerde invulling van het argumentatieschema van de

kentekenrelatie, twee goede nummers zijn geen zekerheid dat de rest van het album ook goed is. De conclusie dat dit album een meesterwerk is kan dus nog niet getrokken worden.

Ten slotte is er nog de drogreden van het hellend vlak. Dit is wederom een

verkeerde causale relatie: een standpunt wordt verdedigd door te wijzen op de gunstige of (bij een negatief standpunt) ongunstige gevolgen die vaak van kwaad tot erger gaan (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 82). De redenatie verloopt dan als volgt: het doel is (on)wenselijk, deze maatregel leidt tot dit doel, dus: deze maatregel is (on)wenselijk. Op zichzelf is er tegen zo’n pragmatisch redeneerpatroon geen enkel bezwaar maar het is wel zaak om steeds kritisch na te gaan of het aannemelijk is dat de gevolgen die genoemd worden inderdaad zullen optreden. Het volgende voorbeeld illustreert dat de genoemde gevolgen niet altijd realistisch zijn:

(21)

Ik zal je zeggen waar we naar toe gaan. ‘We hebben besloten om op vrijdag op wintersport te gaan. Als opa nou dinsdag doodgaat, kunnen we hem donderdag nog begraven en gaan we toch vrijdag nog lekker weg.’ Natuurlijk, zo ver is het nog niet, maar zodra euthanasie wettelijk wordt toegestaan, zal het uiteindelijk zo gaan (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 84).

Het standpunt dat euthanasie niet wettelijk toegestaan moet worden is ondersteund door de vermeende gevolgen van het tegendeel te schetsen. Deze gevolgen, dat we de dood van mensen gaan plannen zodat het ons goed uitkomt, zijn niet erg aannemelijk. Hierna volgt regel 8: de geldigheidsregel.

2.1.3.8 Regel 8: De geldigheidsregel

De redeneringen die in de argumentatie tot uitdrukking worden gebracht, moeten geldig zijn of door explicitering van verzwegen argumenten geldig kunnen worden gemaakt.

De eerste twee drogredenen die uit de geldigheidsregel voortvloeien heten de bevestiging van de consequens en de ontkenning van het antecedent. Bij deze ongeldige

redeneervormen is de fout dat een noodzakelijk voorwaarde wordt aangezien voor een voldoende voorwaarde (van Eemeren & Snoeck Henkemans, 2011, pp. 118) . Voorwaarde A is noodzakelijk voor gevolg B, als gevolg B niet zonder voorwaarde A kan optreden en voorwaarde A één van de voorwaarden is die gezamenlijk resulteren in gevolg B. Het is dan mogelijk dat voorwaarde A een van de vele voorwaarden is die resulteren in gevolg B. Een voorbeeld is: Zuurstof (A) is nodig om vuur te veroorzaken (B). Zuurstof is inderdaad noodzakelijk voor vuur, maar er zijn nog meer dingen nodig om vuur te kunnen

veroorzaken. Voorwaarde A is voldoende wanneer deze, zonder andere voorwaarden nodig te hebben, resulteert in gevolg B. Een voorbeeld is: Als het regent (A) wordt de straat nat (B). Het is onmogelijk dat de straat droog blijft als het regent. Een voorbeeld bij de bevestiging van de consequens is:

Als je vaak naar de sportschool gaat (antecedent) word je slank. (consequens) Kees is slank (bevestiging consequens), dus: Kees gaat naar de sportschool.

(22)

‘Naar de sportschool gaan’ is slechts een van de vele voorwaarden die ervoor kunnen

zorgen dat je slank wordt, het is dus een voldoende voorwaarde. Hier wordt ‘naar de sportschool gaan’ echter ten onrechte gezien als noodzakelijke voorwaarde. Een voorbeeld van de ontkenning van het antecedent is dan:

Als je vaak naar de sportschool gaat (antecedent) word je slank. (consequens)

Kees gaat niet vaak naar de sportschool (ontkenning antecedent), dus: Kees is niet slank.

Wederom wordt ‘naar de sportschool gaan’ ten onrechte gezien als noodzakelijke voorwaarde.


De derde drogreden is de compositie-drogreden. Er is dan sprake van een

redenering waarbij een kenmerk of eigenschap van een onderdeel van het geheel aan het geheel wordt toegeschreven (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 111). Dit gebeurt bij de compositie-drogreden door middel van een ongeldig verzwegen argument. Om dit te concretiseren maak ik gebruik van het volgende voorbeeld:

De onderdelen van deze machine zijn licht, dus deze machine is licht (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 113)

Het verzwegen argument is dan ‘Wat voor de machine als geheel geldt, geldt ook voor de onderdelen van de machine.’ Deze regel gaat in dit geval echter niet op, de redenering kan niet door explicitering van verzwegen argumenten geldig worden gemaakt. De regel gaat wel op als je met objectieve kwalificaties te maken hebt, een voorbeeld is: ‘Alle onderdelen van deze machine zijn geel, dus deze machine is geel’.


Het tegenovergestelde gebeurt bij de divisie-drogreden: een kenmerk of eigenschap van het geheel wordt ook toegeschreven aan de samenstellende delen (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 111). Bij het volgende voorbeeld wordt gebruik gemaakt van hetzelfde verzwegen argument als hiervoor, en ook in dit geval kan het de redenering niet geldig maken.

Deze machine is zwaar, dus de onderdelen van deze machine zijn zwaar (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 112).

(23)

De een-na-laatste regel is de afsluitingsregel.

2.1.3.9 Regel 9: De afsluitingsregel

Een mislukte verdediging van een standpunt moet ertoe leiden dat de protagonist zijn standpunt intrekt en een afdoende verdediging van een standpunt dat de antagonist zijn twijfel aan het standpunt intrekt. 


De eerste manier waarop deze regel kan worden overtreden is door de tweede variant van de Ad Ignorantiam. Hierbij maakt de protagonist gebruik van het feit dat de antagonist zijn weerwoord niet voldoende of succesvol heeft verdedigd. Het standpunt van de protagonist is dus waar, omdat het tegenovergestelde niet succesvol verdedigd kon worden (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 213). Een klassiek voorbeeld hierbij is:

Je kunt niet bewijzen dat God bestaat, dus God bestaat niet.

Het standpunt van de protagonist wordt niet verdedigd door middel van eigen argumenten, er is dus geen sprake van een afdoende verdediging van het standpunt waardoor de antagonist zijn twijfel aan het standpunt intrekt. Ten slotte volgt regel 10: de taalgebruiksregel.

2.1.3.10 Regel 10: De taalgebruiksregel

De discussianten mogen geen formuleringen gebruiken die onvoldoende duidelijk of ver- warrend dubbelzinnig zijn en moeten de formuleringen van de tegenpartij zo correct mogelijk interpreteren. 


Deze laatste discussieregel kan door middel van de ambiguïteitsdrogreden worden overtreden. Aan woorden en zinnen kan bijna altijd meer dan een betekenis worden toegekend. Dit hoeft geen begripsproblemen op te leveren omdat de context meestal duidelijk maakt wat er bedoeld wordt. Bij de ambiguïteitsdrogreden maakt een partij bewust of onbewust gebruik van die verschillende mogelijke betekenissen, en probeert daarmee winst te boeken (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 126). Dit kan gebeuren op een referentieel, semantisch of syntactisch niveau (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 212). Het volgende voorbeeld maakt dat duidelijk:

(24)

Wij accepteren het bewijs van de Verenigde Staten niet, want het bewijs is kleiner dan mijn vingernagel (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 127)

Dit werd gezegd door de Libische leider Moeammar Kadhafi toen hij werd geconfronteerd met de beschuldiging dat Libië de hand heeft gehad in de ontploffing van het Pan-Am-vliegtuig boven het Schotse plaatsje Lockerbie. Letterlijk genomen klopt deze vergelijking, want het bewijsstuk was een stukje electronica. De conclusie die Kadhafi er echter aan verbindt klopt niet: de grootte van het bewijsmateriaal is niet evenredig aan de kracht van het bewijs (van Eemeren & Grootendorst, 1992, pp. 127).

2.2 De checklist

In het literatuuronderzoek heb ik verscheidene bronnen geraadpleegd om tot een zo volledig mogelijke beschrijving van de pragma-dialectische argumentatietheorie over drogredenen te komen. Nu is het tijd om te kijken hoe deze theorie het huidige

drogredenonderwijs kan verbeteren en aanvullen. Om tot een antwoord te komen op mijn onderzoeksvraag: ‘Hoe kan het huidige drogredenonderwijs aan 6VWO’ers op basis van inzichten uit de pragma-dialectische argumentatietheorie verbeterd worden?’ zal ik een checklist opstellen waarin alle belangrijke elementen die ik heb gevonden terugkomen.

Voor de checklist gaan we uit van drie belangrijke speerpunten welke gebaseerd zijn op en terug kunnen worden gevonden in mijn beschrijving van de

pragma-dialectische argumentatietheorie. Ten eerste moet het onderwijs in de pragma-pragma-dialectische argumentatietheorie praktisch bruikbaar zijn. Bepaalde theorie moet aanwezig zijn omdat deze bijdraagt aan het begrip en de verwerving van argumentatieve vaardigheden. Dit specificeer ik in speerpunt 3. Daarnaast moet er mogelijkheid zijn tot oefenen. Zeidler (1997) zei hier het volgende over: ‘The practical suggestion … is to discuss samples of students

discourse as a way to introduce them to students’ fallacious reasoning patterns.’ Hij benadrukt

daarnaast de noodzaak dat docenten hun leerlingen moeten ondersteunen door het actief construeren van argumenten (en drogredenen) te oefenen (Zeidler, 1997). De punten welke ik zal opnemen in mijn checklist zijn: 1. Passief oefenmateriaal: Is er mogelijkheid tot het

(25)

oefenen van identificatie en analyse van drogredenen? en 2. Actief oefenmateriaal: Is er mogelijkheid tot het zelf construeren van drogredenen? Deze twee punten zijn

noodzakelijk voor het speerpunt praktische bruikbaarheid.

Het tweede speerpunt is duidelijkheid. Van Holst (2015) toonde aan dat er in het bijzonder veel onduidelijkheid over de definities van drogredenen bestaat. Op het niveau van de tekstuele uitleg is duidelijkheid te bereiken wanneer er geen sprake is van ambigu taalgebruik, en elke definitie door een makkelijk te doorgronden voorbeeld wordt

ondersteund. Op een wat breder niveau moeten alle methodes ook vergelijkbaar en eenduidig zijn. De verschillende methoden zouden eenzelfde definitie moeten hanteren, en de nadruk moet op dezelfde onderwerpen liggen. De punten welke ik zal opnemen in mijn checklist zijn: 3. Duidelijk taalgebruik: Is er sprake van duidelijk, niet-ambigu taalgebruik?, 4. Voorbeelden: Is er bij elke drogreden een ondersteunend voorbeeld aanwezig? en 5. Consequente en correcte definitie: Wordt er steeds dezelfde definitie gebruikt en is deze correct? Deze drie punten zijn noodzakelijk voor het speerpunt

duidelijkheid.

Ten slotte, het laatste speerpunt is volledigheidheid. In mijn inleiding heb ik al betoogd dat praktische vaardigheden (zoals het kunnen formuleren van goede

argumenten) belangrijk zijn om te verwerven. De theorie uit de paragrafen 2.1.2 en 2.1.3 is daarbij een goede leidraad, de pragmatische uitleg over hoe de theorie werkt (zie 2.1.1) draagt hier niet aan bij en kan achterwege worden gelaten. De theorie die wel aanwezig moet zijn is besproken in de paragrafen 2.1.3 en 2.1.4. De punten welke ik zal opnemen in mijn checklist zijn: 6. Discussiestadia: Zijn de vier discussiestadia aanwezig?, 7. Regels voor kritische discussie: Zijn de tien regels voor kritische discussie aanwezig? en 8. Alle drogredenen: Zijn alle 26 drogredenen aanwezig?

In de checklist zijn de 8 hiervoor beschreven punten opgenomen. Door de checklist in tabelvorm weer te geven kan in één overzicht worden gezien aan welke punten de desbetreffende lesmethode voldoet. De checklist komt er zonder ingevulde waarden dan als volgt uit te zien:

(26)

Tabel 2 Basistabel Checklist - De acht punten in tabelvorm zonder ingevulde waarden Methode X’ Ja Nee 1. Passief oefenmateriaal 2. Actief oefenmateriaal 3. Duidelijk taalgebruik 4. Voorbeelden

5. Consequente en correcte definitie 6. Discussiestadia

7. Regels voor kritische discussie 8. Alle drogredenen

(27)

3. Tekstonderzoek: de checklist toegepast op lesmethoden

3.1 Analyse van de lesmethoden

Met behulp van de checklist zoals geformuleerd in paragraaf 2.2 zal ik de volgende drie lesmethoden analyseren:

1. Nieuw Nederlands 5/6 vwo. (2014) (pp.136-145) Groningen: Noordhoff Uitgevers.

2. Talent. Nederlands voor de tweede fase, 5/6 vwo. (2008) (pp.198-216) ’s-Hertogenbosch: Malmberg.

3. Tweede Fase Op Niveau. Taalvaardigheid Nederlands 5/6 vwo. (2013) (pp.344-348) Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.

Het corpus is, zoals al eerder genoemd, gebaseerd op de suggestie voor vervolgonderzoek van van Holst (2015). Iedere methode beschikt over een hoofdstuk dat daadwerkelijk ‘drogredenen’ heet, op deze hoofdstukken heb ik mijn analyse toegepast. In mijn analyse zal ik beginnen met een definitie van het begrip ‘drogredenen’ en daarna inhoudelijk ingaan op mijn bevindingen wat betreft de 8 punten op de checklist. De definities en voorbeelden die ik als correct heb bestempeld zijn terug te vinden in bijlage 1,2 en 3.

(28)

3.1.1 Analyse van Nieuw Nederlands

De beschrijving van drogredenen is als volgt: ‘Fouten in argumentaties heten drogredenen.’ (pp. 136). Een zeer beknopte en onvolledige definitie.

Tabel 3 Checklist Nieuw Nederlands - Ingevulde waarden bij de acht punten

Er is alleen passief oefenmateriaal aanwezig waarbij drogredenen geïdentificeerd moeten worden, zie bijlage 1. De discussiestadia worden niet genoemd, net zoals de regels voor kritische discussie. Ten slotte worden er slechts 12 drogredenen genoemd, de dikgedrukte woorden geven aan onder welke naam de drogredenen in de methode staan. De

drogredenen die wel worden genoemd zijn:

- Beroep op autoriteit, de pragma-dialectische term is ad verecundiam. Er wordt in de definitie niets gezegd over het argumentatieschema, maar dat is misschien logisch omdat de regels voor kritische discussie in dit boek niet voorkomen. De rest van de definitie zoals ik hem heb beschreven is wel aanwezig. Er is echter nog aan toegevoegd dat je bij deze manier van argumenteren moet afvragen of de autoriteit welke wordt aangehaald belangen heeft bij wat hij zegt. Dit ben ik niet tegengekomen bij de pragma-dialectische argumentatietheorie.

- Beroep op traditie, de Ad antiquitatem, deze behoort niet tot de 26 drogredenen zoals door mij beschreven. Het voorbeeld wat erbij wordt gegeven: ‘Natuurlijk moeten jullie ook drie literaire werken van voor 1800 lezen. Dat heeft altijd al gemoeten’ (pp. 136) lijkt

Nieuw Nederlands Ja Nee

1. Passief oefenmateriaal

x

2. Actief oefenmateriaal

x

3. Duidelijk taalgebruik

x

4. Voorbeelden

x

5. Consequente en correcte definitie

x

6. Discussiestadia

x

7. Regels voor kritische discussie

x

(29)

nog het meeste op het ontduiken van de bewijslast 2 omdat het standpunt als onbetwistbaar wordt gepresenteerd (‘Natuurlijk’, ‘altijd al’).

- Persoonlijke aanval, de term die daar volgens de theorie bijhoort is de ad hominem. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de drie varianten van de ad hominem. De definitie die wordt gegeven ‘dergelijke aanvallen zijn meestal gericht op iemands verleden … overtuiging … vrienden of familie, of zelfs uiterlijk.’ (pp. 137) komt het dichtste bij de definitie van een abusive ad hominem. Het voorbeeld dat wordt gegeven: ‘Hij kan nou wel zeggen dat iedereen moet inleveren, maar hij heeft zijn studie

economie niet eens afgemaakt.’ (pp. 137) is in mijn optiek een tu quoque.

- Cirkelredenering, een andere term voor petitio principii. De definitie en het voorbeeld zijn correct.

- Verschuiven van de bewijslast, alleen ontduiken van de bewijslast 1 wordt hier uitgelegd. Het voorbeeld en de definitie rijmen beide met de pragma-dialectische argumentatietheorie.

- De ander woorden in de mond leggen, dit noemen wij de stroman. Het voorbeeld en de uitleg is goed. Er wordt nog bij vermeld dat een speciaal geval van deze drogreden het valse dilemma is. Deze drogreden wordt wel besproken door de pragma-dialectiek maar behoort niet tot de 26 drogredenen uit tabel 1.

- Jij ook-argument, dit lijkt qua benaming op de tu quoque (of ook-jij-variant). De uitleg ‘Bij het ‘jij ook’-argument wordt er een geheel ander geval tegenover geplaatst, alsof de twee gevallen tegen elkaar wegvallen.’ (pp. 138) lijkt nog het meeste op de uitleg van de drogreden van de verkeerde analogie. Het voorbeeld ‘Nee, ik heb het proefwerk nog niet nagekeken, jullie maken ook niet allemaal elke keer je huiswerk.’ (pp. 138) lijkt het indirecte standpunt ‘Jullie kunnen daar niets over zeggen (want jullie maken ook niet allemaal elke keer je huiswerk)’ te hebben. Dit is volgens de pragma-dialectische argumentatietheorie geen drogreden.

- Een onjuist oorzakelijk verband. Het voorbeeld verduidelijkt welke drogreden hiermee bedoeld wordt: ‘Sinds er veel computers op school zijn, weten de leerlingen

minder.’ (pp. 139) Dit is een post hoc ergo propter hoc. Hiernaast worden geen andere drogredenen die voortvloeien uit een onjuist oorzakelijk verband genoemd. De definitie

(30)

wijkt ook af van de pragma-dialectische argumentatietheorie: ‘Hier wordt een

oorzakelijk verband gelegd tussen twee zaken die op zich misschien wel waar zijn, maar waartussen geen oorzakelijk verband bestaat.’ (pp. 139).

- Verkeerde vergelijking, deze drogreden komt ook voor in de pragma-dialectische argumentatietheorie. Zowel de definitie als het voorbeeld zijn correct.

- Overhaaste generalisatie of ook wel de secundium quid. Zowel de definitie als voorbeelden zijn correct.

- Voorkomen van een afwijkende mening, hiermee wordt de tweede variant van de ad

populum bedoeld. Zowel de definitie als voorbeelden zijn correct, zie bijlage 1.

- Stok achter de deur, hiermee wordt de ad baculum-drogreden bedoeld. Zowel de definitie als voorbeelden zijn correct.

Naast bespreking van bovenstaande drogredenen besteedt Nieuw Nederlands uitgebreid de aandacht aan argumentatiestructuren.

(31)

3.1.2 Analyse van Talent

De beschrijving van drogredenen in deze methode is als volgt: ‘Ook bij het argumenteren worden fouten gemaakt. Sommige fouten zijn per ongeluk …. Andere fouten worden bewust gemaakt …. Zowel deze argumentatiefouten als de argumentatietrucs noemen we drogredenen.’ (pp.205). Deze beschrijving is onvolledig, een drogreden is immers een discussiezet welke een discussieregel voor kritische discussie overtreedt.

Tabel 4 Checklist Talent - Ingevulde waarden bij de acht punten

Het oefenmateriaal is niet erg uitgebreid (8 opgaven), maar er is zowel passief als actief oefenmateriaal aanwezig, zie bijlage 2. De oefeningen zijn op verschillende manieren vormgegeven, dat maakt het geheel afwisselend en divers. De discussiestadia en regels voor kritische discussie worden niet vermeld. Er worden wel 9 drogredenen genoemd. In mijn optiek wordt de indruk van volledigheid gewekt door het volgende citaat ‘De

verschillende argumentatiefouten worden hieronder kort uitgelegd’ (pp. 205). De

drogredenen zijn in deze methode opgedeeld in twee categorieën: argumentatiefouten en argumentatietrucs. Ik zal hieronder de drogredenen die vallen onder argumentatiefouten beschrijven:

- Onjuist beroep op causaliteit, de beschrijving luidt als volgt: ‘Er wordt gedaan alsof A altijd B tot gevolg heeft. Maar wellicht zijn er ook andere oorzaken te noemen voor het

Talent Ja Nee

1. Passief oefenmateriaal

X

2. Actief oefenmateriaal

X

3. Duidelijk taalgebruik

4. Voorbeelden

X

5. Consequente en correcte definitie

6. Discussiestadia

X

7. Regels voor kritische discussie

X

(32)

vervelende gevolg.’ (pp.205) lijkt nog het meeste op een incorrecte beschrijving van post

hoc ergo propter hoc (er wordt uitgegaan van een oorzaak-gevolg relatie tussen A en B

omdat A voor B plaatsvindt). In het voorbeeld: ‘Het was veel te onrustig in het lokaal, daardoor zal ik wel weer een onvoldoende voor Frans gehaald hebben’ is er sprake van een deugdelijk causaal verband, dit is dus een incorrect voorbeeld.

- Verkeerde vergelijking, in pragma-dialectische termen verkeerde analogie. De definitie en het voorbeeld zijn correct.

- Vals autoriteitsargument waarmee de ad verecundiam wordt bedoeld. Het is opvallend dat deze drogreden in Nieuw Nederlands ‘beroep op autoriteit’ werd genoemd en hier ‘vals autoriteitsargument’. Het voorbeeld is correct.

- Overhaaste generalisatie of ook wel de secundium quid. De definite is correct, alhoewel ik het voorbeeld ‘Freddy heeft weer een onvoldoende gehaald. Die Valken zijn ook geen studiehoofden.’ (pp. 205) een beetje dubieus vind, je moet er maar vanuit gaan dat Valk Freddy’s achternaam is.

- Cirkelredenering of ook wel petitio principii. De definite hier is hetzelfde als in Nieuw

Nederlands. Het voorbeeld is correct.

Ik zal hieronder de drogredenen die vallen onder argumentatietrucs beschrijven. De drogredenen welke onder deze categorie vallen worden in het boek beschreven als ‘grappige trucs’ waardoor je het publiek en de jury voor je weet te winnen. In een inhoudelijke discussie of een degelijk betoog is hier geen plaats voor (pp. 206).

- De persoonlijke aanval. De term ad hominem wordt niet genoemd, ook de definitie ‘De spreker of schrijver gaat niet in op het argument zelf, maar op degene die het argument geeft.’ (pp. 206) is vrij beknopt. Het voorbeeld ‘Ja, maar jij bent ook altijd zo’n zeur.’ (pp. 206) is een abusive ad hominem.

- Ontduiken van de bewijslast, in de definitie komt zowel ontduiken van de bewijslast 1 als 2 aan bod. Het voorbeeld ‘Ik mag thuiskomen wanneer ik wil. Moet ik daar nog een reden voor geven?’ (pp. 206) is een geval van ontduiken van de bewijslast 2.

(33)

- Vertekenen van een standpunt of ook wel de stroman. De definitie is uitgebreid beschreven en ook het voorbeeld is correct.

- Bespelen van het publiek, de beschrijving geeft aan dat hier Ad Populum 2 wordt bedoeld. Er is geen voorbeeld.

Ook in deze methode wordt er apart aandacht besteed aan argumentatieschema’s. De basisbegrippen ‘argumenten’, ‘standpunt’ en ‘weerlegging’ worden uitgebreid behandeld in een afzonderlijk hoofdstuk.

(34)

3.1.3 Analyse van Op Niveau

Drogredenen worden als volgt gedefinieerd: ‘Foute argumentaties heten drogredenen’ (pp. 347). Deze definitie is bijna exact hetzelfde als de definitie van Nieuw Nederlands en is dus wederom te beknopt.

Tabel 5 Checklist Op Niveau - Ingevulde waarden bij de acht punten

Er is alleen passief oefenmateriaal aanwezig, zie bijlage 3. Dit oefenmateriaal staat niet overzichtelijk bij elkaar maar is in opgaven met verschillende onderwerpen verwerkt. Zo telt een opgave bijvoorbeeld vijf vragen waarvan een drogredenen betreft. Noch de discussiestadia noch de regels voor kritische discussie worden genoemd. Ten slotte

worden er wederom slechts 12 drogredenen genoemd. In het boek staat vermeld dat dit de meest voorkomende drogredenen zijn. Het zijn dezelfde drogredenen als in Nieuw

Nederlands, behalve het ‘jij ook-argument. In plaats daarvan zijn de twee varianten van het

ontduiken van de bewijslast hier beide beschreven. Er is bij elke drogreden een voorbeeld gegeven, maar geen uitleg of definitie. Alle voorbeelden zijn correct en duidelijk, slechts in bijzondere gevallen zal ik deze nog nader toelichten. De dikgedrukte woorden geven aan hoe de drogredenen in het boek genoemd worden:

- Overhaaste generalisatie, of ook wel secundium quid.

Op Niveau Ja Nee

1. Passief oefenmateriaal

X

2. Actief oefenmateriaal

X

3. Duidelijk taalgebruik

X

4. Voorbeelden

X

5. Consequente en correcte definitie

X

6. Discussiestadia

X

7. Regels voor kritische discussie

X

(35)

- Onterecht beroep op autoriteit. De Ad Verecundiam heeft er nog een nieuwe benaming bij, na beroep op autoriteit bij Nieuw Nederlands en vals autoriteitsargument bij Talent. - Verkeerde (valse) vergelijking of ook wel verkeerde analogie.

- Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie. Het voorbeeld ‘Geweld onder jonge kinderen neemt snel toe. Dat komt door de gewelddadige games op computers.’ (pp. 347) is wederom een geval van post hoc ergo propter hoc.

- Cirkelredenering, hetzelfde als de petitio principii.

- Ontduiken van bewijslast, de tweede variant van het ontduiken van de bewijslast. - Vertekenen van een standpunt (iemand woorden in de mond leggen), beter bekend als

de stroman.

- Persoonlijke aanval (op de man spelen), het voorbeeld dat hierbij wordt gegeven is ‘Wat weet jij nou van gezondheid en sport? Je bent zelf veel te dik.’ (pp.347). Dit lijkt mij een tu quoque.

- Bespelen van het publiek (voorkomen van een afwijkende mening): aan het voorbeeld valt af te leiden dat hier wederom ad populum 2 mee wordt bedoeld.

- Verschuiven van de bewijslast, het voorbeeld ‘Bewijst u dan zelf maar dat u niet door het rode licht reed!’ (pp.347) is ontduiken van de bewijslast 1.

- Stok achter de deur, in pragma-dialectische termen de ad baculum-drogreden. Het is opvallend dat het voorbeeld hierbij positief is. ‘Als je bij je volgende rapport een 7,5 gemiddeld staat, krijg je een nieuwe fiets.’ (pp.347). Dit voorbeeld is in termen van de pragma-dialectiek een deugdelijk pragmatisch argument.

- Beroep op traditie, deze voor mij onbekende drogreden werd in Nieuw Nederlands ook aangehaald.

Op Niveau heeft wel een afzonderlijk hoofdstuk (73) waarin argumentatieschema’s worden

(36)

3.2 Advies tot aanvulling

Uit de analyses is gebleken dat er veel overlap tussen de verschillende methodes is, zeker tussen Nieuw Nederlands en Op Niveau. Ik heb er dus voor gekozen één gezamenlijk advies uit te brengen. In dit advies heb ik wel de aandacht voor de onderscheidende of

afwijkende kenmerken van de afzonderlijke methodes.

De algehele indruk is dat elke methode onvolledig is als je door een pragma-dialectische bril kijkt. Ten eerste, de definitie van wat drogredenen zijn blijft bij elke

methode zeer beknopt en daardoor onduidelijk. De discussiestadia en regels voor kritische discussie worden consequent achterwege gelaten. Er is weinig mogelijkheid om de

theoretische kennis in praktische voorbeelden te oefenen, de kans dat vaardigheden worden opgedaan is daarom klein. De drogredenen zijn niet allemaal aanwezig, degenen die wel aanwezig zijn hebben vaak incorrecte definities en soms ook incorrecte

voorbeelden. Het is daarnaast onduidelijk waarop de keuze voor de desbetreffende

drogredenen berust. In sommige methoden staat vermeld dat dit de ‘meest gebruikte’ zijn maar de bron daarvoor is onduidelijk. Er is in elke methode voor gekozen om in plaats van de Griekse termen een vertaalde Nederlandse variant aan te houden. Dat zou geen probleem hoeven te zijn, maar de vertaling is in elke methode weer net even anders.

Samenvattend, de methoden voldoen aan geen van de drie speerpunten welke ik eerder heb besproken als basis voor mijn checklist. Er wordt geen tot weinig aandacht besteed aan de praktische bruikbaarheid (speerpunt 1) van de kennis over drogredenen. Ik ben me ervan bewust dat ik geen autoriteit ben op het gebied van de vormgeving van oefenmaterialen. In vervolgonderzoek kan worden gekeken naar welke oefeningen goed of minder goed zijn, en hoe ze optimaal moeten worden vormgegeven.

Wat betreft de speerpunten 2 en 3: de definities zijn onduidelijk en niet consequent hetzelfde, en de methoden zijn allemaal onvolledig. Aangezien mijn checklist al deze problemen oplost zal ik mijn advies baseren op de punten die daarin zijn weergegeven:

Punt 1 is passief oefenmateriaal: zoals ik al beschreven heb in de paragraaf over mijn checklist is het belangrijk om leerlingen oefenmateriaal aan te bieden. De meeste methoden bieden dit passieve oefenmateriaal, Talent geeft daarin het beste voorbeeld door

(37)

afwisselende en diverse oefeningen te bieden (zie bijlage 2). Bij deze oefeningen wordt de passieve verwerking, de herkenning en analyse van drogredenen, geoefend. De ander methoden adviseer ik dit over te nemen. Nieuw Nederlands geeft bijvoorbeeld alleen opdrachten waarbij er een rijtje drogredenen is gegeven, en de leerling dan bij uitspraken moet aangeven van welke drogreden er sprake is.

Het volgende punt is actief oefenmateriaal: de methode die het meest hieraan voldoet is wederom Talent. Zeidler (1997) benadrukte het belang van deze manier van oefenen, en mijn advies voor alle methoden is om meer actief oefenmateriaal aan te bieden. Talent doet dit als volgt: Maak zelf een cirkelredenering bij een van de volgende standpunten: 


I Bij geschiedenis moeten we meer data leren.
 II De lesdagen moeten korter worden.


III Scholieren mogen sjoemelen met inleverdata van praktische opdrachten

Het derde punt is duidelijk taalgebruik: over het algemeen is er sprake van duidelijk taalgebruik. De formulering van definities is soms ambigu, maar daar zal ik verder op ingaan bij punt 5.

Punt 4 betreft de voorbeelden: de methoden hebben vrij goed voldaan aan dit criterium. Op wat uitzonderingen na zijn er goede voorbeelden bij de drogredenen

gegeven. De uitleg daarvan was niet altijd aanwezig. Mijn advies is om bij elke drogreden meerdere voorbeelden te geven, en die voorbeelden uit te leggen.

Als vijfde punt is er de consequente en correcte definitie: Een groot punt van verbetering zou zijn als alle methoden dezelfde definities gaan hanteren. Definities zijn nu nog vaak onvolledig, en moeilijk te doorgronden. Mijn advies is daarom om alle definities op pragma-dialectische naslagwerken te baseren.

De volgende punten zijn de discussiestadia en de regels voor kritische discussie: deze twee punten behandel ik voor beide punten eenzelfde advies geldt. Beide ontbreken bij alle methoden maar in het licht van de pragma-dialectische argumentatietheorie is het noodzaak dat deze elementen worden uitgelegd en begrepen. Om inzicht bij leerlingen te creëren is het van belang dat de achterliggende gedachten bij drogredenen worden

(38)

begrepen. Voor een correcte weergave en uitgebreide uitleg verwijs ik wederom naar pragma-dialectische naslagwerken.

Ten slotte is er punt 8 dat alle drogredenen heet: de keuze voor, en beperking van het aantal drogredenen lijkt arbitrair. Om leerlingen een volledig beeld van drogredenen mee te geven is het belangrijk dat alle 27 drogredenen worden behandeld, zo luidt dan ook mijn advies. Pas bij kennis van alle drogredenen kan een leerling doorgronden welke argumenten drogredelijk zijn en welke niet. Als een methode ervoor kiest om een beperkt aantal drogredenen te behandelen, moet er wel duidelijk worden gemaakt dat dit slechts een beperkte selectie is. Daarnaast zal er een duidelijk indelingsprincipe moeten worden gehanteerd. Zo zijn leerlingen zich bewust van het feit dat hun kennis over drogredenen op basis van de methode volledig of onvolledig is.

(39)

Conclusie en discussie

In deze scriptie is een onderzoek gepresenteerd waarin er een poging wordt gedaan het huidige drogredenonderwijs aan te vullen en te verbeteren door middel van de pragma-dialectische argumentatietheorie. De aanleiding voor dit onderzoek is de kritiek op de eindexamens Nederlands voor 6VWO, en in het bijzonder het onderdeel ‘argumentatie’. Alle onderdelen van dit onderzoek hebben bijgedragen aan het beantwoorden van de onderzoeksvraag ‘Hoe kan het huidige drogredenonderwijs aan 6VWO’ers op basis van inzichten uit de pragma-dialectische argumentatietheorie verbeterd worden?’

In hoofdstuk 2 is er een uitgebreid literatuuronderzoek gedaan naar de pragma-dialectische benadering van drogredenen. Van Holst (2015) deed de suggestie om de

pragma-dialectische argumentatietheorie als basis van argumentatieonderwijs te nemen en ook voor het onderwijs in drogredenen blijkt dit een goede basis. Er zijn uitgebreide

beschrijvingen beschikbaar op basis waarvan voorbeelden en oefenmateriaal kan worden gevormd die het doorgronden van drogredenen bevorderen. Ik heb de

pragma-dialectische argumentatietheorie als een zeer volledige en bruikbare methode voor drogredenonderwijs bevonden. Vervolgens zijn op basis van de theorie drie speerpunten gevormd, welke vertaald zijn naar controleerbare punten. De checklist bestaat uit de volgende 8 punten: passief oefenmateriaal, actief oefenmateriaal, duidelijk taalgebruik, voorbeelden, consequente en correcte definitie, discussiestadia, regels voor kritische discussie en alle drogredenen.

In hoofdstuk 3 is er met behulp van deze checklist een analyse gedaan van de drie meest recente en meestgebruikte lesmethoden voor 6VWO: Nieuw Nederlands, Talent en Op Niveau (van Holst, 2015). De conclusie was eenduidig: elke methode is onvolledig als je door een pragma-dialectische bril kijkt, de methoden voldoen aan geen van de drie van tevoren opgestelde speerpunten. Echter, de checklist is niet alleen bruikbaar om

misstanden te identificeren, maar biedt ook de mogelijkheid tot advies. In paragraaf 3.2 is overgegaan tot een advies op maat voor de drie geanalyseerde methoden. Ik heb concrete

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Klopt het dat u nu een gelijkwaardige werkbelasting heeft als uw collega- wethouders, gebaseerd op 0,85 fte, maar dat dit bij u als enige wordt aangevuld tot 100% salariëring?.

[r]

[r]

[r]

Original title: Come, Emmanuel Pepper Choplin. Ned.tekst: Margreeth Ras

© 1985 Scripture in Song /Unisong Music Publishers / Small

© 1985 Scripture in Song /Unisong Music Publishers / Small

Maar de arnhemsche neef had nog niet uitgesproken Hij zag Machteld met eerbiedige hoogachting aan, en terwijl hij van de bank opstond, plaatste hij zich naast haar stoel, terwijl