• No results found

Algoritmes en personalisatie op social media- en zoekplatformen : Over de gevolgen van gepersonaliseerd nieuws voor de vrijheid van meningsuiting van de journalist

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Algoritmes en personalisatie op social media- en zoekplatformen : Over de gevolgen van gepersonaliseerd nieuws voor de vrijheid van meningsuiting van de journalist"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Algoritmes en personalisatie op social media- en zoekplatformen

Over de gevolgen van gepersonaliseerd nieuws voor de vrijheid van meningsuiting en pers voor de journalist

Nina Boerman 13 juli 2018

(2)

Nina Boerman

Aantal woorden: 12916 Mastertrack: Informatierecht Begeleidster: S.J. Eskens

(3)

Abstract:

Door personalisatie van artikelen op social media- en zoekplatformen wordt er op basis van opgeslagen voorkeuren gepersonaliseerd nieuws verschaft aan de gebruiker. Personalisatie kan de gebruiker helpen, maar door gepersonaliseerd nieuws zou de vrijheid meningsuiting van journalisten ook onder druk kunnen staan. Door algoritmes worden de publicaties niet of minder vaak weergeven waardoor het de vraag is of de publicaties van de schrijver de kans krijgen om gelezen te worden. Deze scriptie onderzoekt daarom op welke wijze

gepersonaliseerd nieuws een bedreiging vormt voor de vrijheid van meningsuiting van een journalist. Daarnaast wordt er onderzocht of de overheid positieve verplichtingen heeft om in te grijpen.

Uit het eerste deel van het onderzoek blijkt dat personalisatie door private bedrijven veel kenmerken heeft van censuur. Kort gezegd wordt in het geval van personalisatie een bericht afhankelijk gesteld van de toestemming van private bedrijven. Hierdoor wordt zijn bericht technisch gezien geplaatst, maar dit heeft praktisch gezien geen nut heeft doordat de content niet of minder vaak wordt weergegeven. Ook bestaat er het gevaar dat artikelen van minder populaire bronnen geen kans hebben om gelezen te worden. Ten slotte wordt er

geconcludeerd dat de algoritmes achter de personalisatie geheim zijn waardoor er makkelijk misbruik kan worden gemaakt in de prioritering.

In het tweede deel van het onderzoek werd geconcludeerd dat de staat positieve

verplichtingen zou kunnen hebben om in te grijpen. Voorop staat dat private bedrijven het recht hebben om zelf te bepalen of personalisatie wordt toegepast. Gebruikers hebben ook geen publicatierecht. De enkele kans dat personalisatie in strijd zou kunnen zijn met de vrijheid van meningsuiting zou echter een reden kunnen zijn voor de staat om in te grijpen. Bovendien kunnen gebruikers door het netwerkeffect en dominantie niet overstappen naar een ander equivalent platform. Hierdoor hebben deze platformen de mogelijkheid om de vrijheid van meningsuiting aan te tasten.

Naar Amerikaans voorbeeld zou het internet als een openbaar forum kunnen worden

aangemerkt. Het is mogelijk dat personalisatie dan niet is toegestaan. Doordat personalisatie echter ook voordelen voor de gebruiker heeft, eindigt het onderzoek met maatregelen die de staat zou kunnen afdwingen of faciliteren om de transparantie te verbeteren van het

(4)

Inhoud

1.

Inleiding...6

1.2. Methodologie...8

1.3. Afbakening van het onderwerp...8

1.4. Onderzoeksopzet...8

2. Behavioural targeting en gepersonaliseerd nieuws: een korte uitleg...10

2.1. Wat is behavioural targeting?...10

2.2. Op welke wijze wordt nieuws gepersonaliseerd?...11

3. Wie kunnen zich beroepen op de journalistieke vrijheid van meningsuiting?...14

3.1. Traditionele en nieuwe soorten journalisten als makers van nieuws...14

3.2. Onder welke omstandigheden kunnen deze nieuwe soorten journalisten zich beroepen op de journalistieke vrijheid van meningsuiting?...15

4. Rechten van journalisten met betrekking tot gepersonaliseerd nieuws in het licht van hun journalistieke vrijheid van meningsuiting...18

4.1. Vrijheid van meningsuiting...18

4.1.1. Het recht van de journalist om inlichtingen en denkbeelden te verstrekken tegenover het recht van de gebruiker om inlichtingen en denkbeelden te ontvangen...18

4.1.2. Vrijheid van pers...20

4.2. Het Amerikaanse ‘Right to have a public forum’ ter inspiratie...21

4.3. Vrij van censuur...23

4.3.1. Censuur door de overheid...23

4.3.2. Censuur door private partijen...24

(5)

4.4. Positieve verplichtingen van de staat...27

4.4.1. Positieve verplichtingen van de staat en het horizontale effect...27

4.4.2. Positieve verplichting tot het garanderen van een pluralistisch publiek debat...28

5. Gevolgen van personalisatie voor de vrijheid van meningsuiting van journalisten...31

5.1. Gevolgen van personalisatie voor de vrijheid van meningsuiting...31

5.2. Het recht op een publiek forum ter inspiratie...32

5.3. Is er sprake van censuur?...33

5.3.1. Toegestane vormen van censuur...34

5.3.2. Personalisatie als een vorm van voorafgaande beperking...35

5.3.3. Vooraf geselecteerde personalisatie als bezwaarlijke vorm van voorafgaande beperking...36

5.3.4. Zelfcensuur door personalisatie...37

5.4. Heeft de staat in het geval van personalisatie positieve verplichtingen?...38

5.4.1. Het soort uitingen die op het spel staan en hun vermogen om bij te dragen aan het publieke debat...38

5.4.2. De aard en reikwijdte van de beperkingen...38

5.4.3. Het vermogen van alternatieve mogelijkheden om zich uit te drukken...39

5.4.4. Het gewicht van rechten van anderen...40

5.4.5. Heeft de staat positieve verplichtingen?...41

6. Conclusie...43

(6)

Hoofdstuk 1 – Inleiding 1.1. Inleiding

Iedere dag heeft de internetgebruiker te maken met personalisatie. Zo wordt bijvoorbeeld ons internetgebruik door middel van tracking cookies geregistreerd, waarbij onze preferenties voor inhoud worden opgeslagen. Dit wordt ook wel behavioural targeting genoemd. Hierdoor krijgt de gebruiker gepersonaliseerde advertenties te zien. Op basis van hetzelfde principe als behavioural targeting is het mogelijk om de gebruiker op basis van zijn opgeslagen

voorkeuren nieuws te verschaffen. De gebruiker krijgt op deze wijze gepersonaliseerd nieuws. Gepersonaliseerd nieuws wordt op dit moment vaak in verband gebracht met de rechten van de gebruiker. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de bescherming van privacy en

persoonsgegevens1 en aan de implicaties van gepersonaliseerd nieuws voor het recht op informatie van de gebruiker.2 Hoewel het belangrijk is om stil te staan bij de rechten van de

gebruiker in het licht van gepersonaliseerd nieuws is er nog een ander perspectief waar nog

weinig tot geen aandacht aan is besteed, maar wat gezien het toegenomen belang van het internet en personalisatie wel de nodige aandacht verdiend. Het gaat hier om het perspectief

van de journalist.

De journalist is de auteur van de artikelen en heeft het recht en de plicht om het publiek te informeren over zaken van maatschappelijk belang. Onder de term journalist worden de laatste decennia niet meer enkel traditionele journalisten verstaan, maar ook nieuwe soorten journalisten zoals bloggers, vloggers, NGO’s en wetenschappers.3

Door gepersonaliseerd nieuws kan de vrijheid van meningsuiting van journalisten onder druk komen te staan. Journalisten hebben nog steeds de mogelijkheid om te schrijven en te

publiceren wat ze willen, maar personalisatie zorgt ervoor dat deze publicaties enkel in het overzicht naar voren komen indien de publicaties overeenkomen met de voorkeuren van de lezer. Het gevolg hiervan is dat de schrijver nog steeds kan schrijven wat hij wil, maar door algoritmes worden de publicaties niet of minder vaak weergegeven, waardoor het nog maar de 1Zie bijvoorbeeld: Zuiderveen Borgesius, F. (2016).

2 Eskens, S. e.a. (2017).

3 Zie: Youth Initiative for Human Rights, §20 & 24, Österreichische Vereinigung zur Erhaltung, Stärkung und Schaffung t. Oostenrijk, Magyar Helsinki Bizottság, §166 & 167 [Hierna: MHB] en Társaság a

(7)

vraag is of de publicaties van de schrijver de kans krijgen om daadwerkelijk gelezen te worden. Het gevolg hiervan is dat het gevaar zou kunnen bestaan dat populaire artikelen van bekende nieuwssites de bovenhand zouden kunnen krijgen, terwijl andere bijdragen afkomstig van de nieuwe, maar daarom niet minder belangrijke media, zoals blogs, vlogs en andere artikelen, het onderspit zullen delven.

Een situatie zoals deze, waarin machtige bedrijven door middel van hun eigen ontwikkelde geheime algoritmes zelf bepalen welk nieuwsartikel naar voren zal komen en welke niet, valt te vergelijken met de situatie van censuur. Het is echter de vraag of personalisatie

daadwerkelijk een vorm van censuur is. Bovendien wordt personalisatie uitgevoerd door bedrijven terwijl het verbod op censuur in beginsel is gericht op de overheid. Het is daarom ook de vraag of dit verbod ook geldt indien er sprake is van personalisatie door machtige bedrijven.

Ten slotte kan een situatie zoals deze, waarbij traditionele en nieuwe soorten journalisten in eerste instantie hun vrijheid van meningsuiting kunnen uitoefenen, terwijl zij vervolgens worden beperkt in het verspreiden van deze rechten, in strijd zijn met de positieve verplichtingen van de staat. Hierbij heeft de staat de taak om een gunstige omgeving te scheppen voor deelname aan het publieke debat.4

Vanwege al het bovenstaande wordt er daarom onderzocht of personalisatie van

nieuwsartikelen bezien vanuit het oogpunt van de journalist een beperking vormt op zijn vrijheid van meningsuiting.

De hoofdvraag van dit onderzoek luidt daarom als volgt:

Op welke wijze vormt gepersonaliseerd nieuws een bedreiging voor de vrijheid van meningsuiting voor een journalist en heeft de overheid de positieve verplichting om in te grijpen?

1.2. Methodologie

(8)

In dit onderzoek wordt er voornamelijk gebruik gemaakt van de klassiek-juridische onderzoeksmethode. In deze scriptie worden er een aantal leerstukken behandeld. De leerstukken ‘Vrijheid van meningsuiting’, ‘Vrijheid van pers’, ‘Censuur’ en ‘Positieve verplichtingen van de staat’ zullen aan de hand van rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en Nederlandse wetgeving uiteen worden gezet. Bovendien zal er gebruik worden gemaakt van

wetenschappelijke literatuur. In een relatief klein gedeelte van het onderzoek zal er gekeken worden naar de Amerikaanse Public Forum Doctrine ter inspiratie.

1.3. Afbakening van het onderwerp

Deze scriptie beperkt zich vanwege de beperkte beschikbare lengte en de vele technieken van personalisatie tot de situatie waarin een schrijver zijn artikel heeft gepubliceerd op het social media platform Facebook of op een andere website, waarna dit artikel wordt gepersonaliseerd door algoritmes en het artikel vervolgens weer verschijnt op het social media platform

Facebook en in de zoekresultatenlijst van de zoekmachine van Google indien dit overeenkomt met de voorkeuren van de gebruiker.

Zoals in dit onderzoek zal blijken spelen digitale varianten van traditionele

nieuwsorganisaties, zoals bijvoorbeeld www.devolkskrant.nl, een steeds grotere rol in de hedendaagse informatievoorziening. Hoewel deze spelers steeds belangrijker worden, richt deze scriptie zich niet op deze spelers. De contractuele afspraken en de complexe structuren die gelden voor de journalisten en freelancers die werken voor deze traditionele nieuwssites maken het té complex om deze situatie te onderzoeken. Bovendien, zoals zal blijken in dit onderzoek, worden social media platformen en zoekmachines steeds vaker gebruikt om nieuws te zoeken en te vinden en hebben zij een grotere digitale overlevingskans. Dit maakt het erg interessant om juist deze spelers te onderzoeken.

1.4. Onderzoeksopzet

Na de inleiding wordt er in hoofdstuk 2 uitgelegd wat behavioural targeting is en op welke wijze nieuws op social media platformen en zoekmachines, in het speciaal op Facebook en Google, wordt gepersonaliseerd.

(9)

In hoofdstuk 3 wordt er weergegeven wie er zich tegenwoordig op de journalistieke vrijheid

van meningsuiting kan beroepen.5 Er wordt uitgelegd wie de nieuwe soorten journalisten zijn en onder welke omstandigheden zij zich kunnen beroepen op de journalistieke vrijheid van meningsuiting.

In hoofdstuk 4 worden de rechten van journalisten met betrekking tot gepersonaliseerd nieuws in het licht van hun journalistieke vrijheid van meningsuiting uiteengezet. De vrijheid van meningsuiting wordt uiteengezet aan de hand van het recht om inlichtingen en

denkbeelden te verstrekken en ontvangen en de persvrijheid. Het Europees recht kent, in tegenstelling tot de Verenigde Staten, geen recht om gepubliceerd te worden op het internet.6 Daarom wordt er ter inspiratie gekeken naar de ‘Public Forum Doctrine’. Daarna wordt er onderzocht of personalisatie door machtige bedrijven kan worden gezien als censuur. Ten slotte wordt het leerstuk van de positieve verplichtingen van de staat uiteengezet. Er wordt ingegaan op het horizontale effect en de positieve verplichting tot het garanderen van een pluralistisch publiek debat.

In hoofdstuk 5 worden de gevolgen van personalisatie voor de vrijheid van meningsuiting van journalisten onderzocht op basis van de reeds geschetste kaders. Als laatst zal er worden onderzocht of de staat in het geval van personalisatie in strijd handelt met haar positieve verplichting om een gunstig debat te scheppen voor deelname aan het publieke debat. Op basis van al het voorgaande wordt er in hoofdstuk 6 een conclusie gegeven op de hoofdvraag

5 Zie bijvoorbeeld ook: Flanagan, A. (2013).

(10)

Hoofdstuk 2 - Behavioural targeting en gepersonaliseerd nieuws: een korte uitleg

Personalisatie is een techniek die veelvuldig wordt gebruikt in de hedendaagse nieuwsvoorziening. Om een goed beeld te krijgen of deze vormen van personalisatie beperkingen kunnen vormen voor de vrijheid van meningsuiting en pers zal er als eerst worden uitgelegd wat behavioural targeting is. Vervolgens wordt er uitgelegd op welke wijze nieuws wordt gepersonaliseerd op Facebook en Google.

2.1. Wat is behavioural targeting?

Behavioural targeting is een techniek die wordt gebruikt door online adverteerders om gerichte advertenties aan consumenten te tonen door informatie te verzamelen over hun surfgedrag. Deze informatie wordt verzameld door middel van cookies. Cookies zijn kleine bestandjes met data die bij vrijwel elk bezoek aan een website via de webbrowser van deze gebruiker worden opgeslagen op zijn computer.

Om het internet te laten werken zijn functionele cookies belangrijk. Functionele cookies hebben het doel om communicatie over het internet mogelijk te maken. Denk hierbij aan het toestaan dat een verbinding gehandhaafd blijft (zoals bijvoorbeeld in het geval van een winkelwagentje), om toe te staan dat de terugkerende bezoeker wordt herkend en voor het opslaan van de voorkeuren van een bezoeker voor een bepaalde website.7 Functionele cookies spelen echter in het geval van behavioural targeting een geringe rol. In het geval van

behavioural targeting wordt er informatie verzameld en opgeslagen door middel van tracking

cookies. Tracking cookies worden geplaatst om de gebruiker te identificeren om zo

persoonlijke reclame op basis van interesses te genereren.

Binnen behavioural targeting worden er twee soorten targeting onderscheiden, namelijk

network targeting en on-site targeting. Bij network targeting wordt er gebruik gemaakt van third-party cookies. Bezoekers kunnen zo over meerdere websites worden gevolgd doordat

meerdere websites of internetmarketingbureaus met elkaar samenwerken. Hierdoor kunnen factoren zoals het bezoekersgedrag, geslacht, leeftijd, etniciteit, locatie, click-gedrag en gemaakte aankopen met elkaar worden uitgewisseld en gecombineerd om zo gerichte aanbiedingen te doen op meerdere websites. Bij on-site targeting wordt er gebruik gemaakt van first-party cookies. Hierbij wordt het surfgedrag binnen één site geanalyseerd. Hierdoor 7 Leenes, R. (2015), p. 32.

(11)

kan een Internet Service Provider of de beheerder van een site de site zó weergeven dat deze wordt aangepast aan de voorkeuren van de bezoeker. Zo kan de klant worden aangesproken bij naam en kunnen er aan de hand van bijvoorbeeld eerdere zoekopdrachten op de site, het click-gedrag en eerder gemaakte aankopen relevante producten worden aanbevolen. In het geval van gepersonaliseerd nieuws wordt er voornamelijk gebruik gemaakt van first-party cookies.

2.2. Op welke wijze wordt nieuws gepersonaliseerd?

Op basis van hetzelfde principe als on-site behavioural targeting wordt het nieuws op social media platformen en zoekmachines gepersonaliseerd. Personalisatie houdt in dat aan de hand van bezoekersgegevens, interesses en motivaties relevante inhoud wordt geleverd die kan worden afgestemd op verschillende groepen of individuen. Steeds meer sites, nieuwssites, social media platformen en zoekmachines passen personalisatie toe.8 Hierdoor wordt de bezoeker geholpen orde te scheppen in de hoeveelheid aan informatie. De bezoeker krijgt zo alleen het nieuws voorgeschoteld dat zijn interesse heeft. De websites worden zo aantrekkelijk voor een breed publiek.

Personalisatie valt uiteen in zelf geselecteerde personalisatie en vooraf geselecteerde

personalisatie.9 Zelf geselecteerde personalisatie houdt in dat de bezoeker zelf kiest om bepaalde content wel of niet te lezen. Dit kan de bezoeker zelf doen door zijn of haar voorkeuren expliciet aan te geven door bijvoorbeeld aan te kruisen wat hij of zij wel of niet relevante onderwerpen vindt. Dit kan hij ook doen door bewust selectief die onderwerpen te lezen die zijn interesse hebben. Vooraf geselecteerde personalisatie houdt in dat websites, adverteerders en beheerders zelf bepalen via algoritmes wat een bezoeker te zien krijgt zonder de opzettelijke keuze, inbreng of toestemming van de gebruiker.

Nieuws personalisatie door Facebook

Het doel van Facebook is om mensen te verbinden10 en om de wereld meer open en

transparant te maken11. Hoewel deze doelen vooruitstrevend zijn, volgt daaruit niet dat men Facebook blindelings op het nastreven van deze doelen zou moeten vertrouwen. Het is

8 Newman, N. e.a. (2016), p. 10-13 & p.112-114.

9 Zuiderveen Borgesius, F. e.a. (2016).

10 Zie: https://www.facebook.com/pg/facebook/about/.

(12)

immers een bedrijf met een winstoogmerk dat hun eigen financiële belang nastreeft. Personalisatie is zo’n middel waardoor Facebook meer inkomsten kan genereren.

Personalisatie op Facebook vindt plaats door middel van prioritering. Volgens Constantin is deze prioritering nodig door het feit dat steeds meer mensen Facebook zijn gaan gebruiken.12 Hierdoor is er veel competitie van berichten terwijl er een beperkte ruimte is in de tijdlijn. Het gevolg hiervan is dat er minder in de tijdlijn wordt weergegeven dan dat er daadwerkelijk wordt geplaatst.

Doordat het algoritme van Facebook altijd verandert is het moeilijk om uit te leggen hoe het algoritme van Facebook precies werkt. Op dit moment wordt er op de verschillende manieren op Facebook gepersonaliseerd.13 Het huidige beleid van Facebook prioriteert het nieuws dat vrienden en familie met elkaar delen. Hierdoor worden er minder advertenties van uitgevers en merken weergegeven.14

Gebruikers kunnen zelf berichten prioriteren door te liken, te delen, door te klikken op het ‘love’ of ‘sad’ icoon, of door te reageren. Facebook hanteert daarnaast ook vooraf

geselecteerde personalisatie doordat zij via haar algoritmes bepaalt welke berichten worden geselecteerd aan de hand van bijvoorbeeld de tijd die zij spenderen aan het lezen van een bericht en het feit dat zij meer tijd spenderen aan een bepaald bericht door op het ‘love’ icoontje te klikken in plaats van op de reguliere ‘like’. Bovendien registreren algoritmes hoe andere mensen zijn omgegaan met het bericht, met wat voor soort berichten de gebruiker zich normaal bezighoudt en wanneer de berichten zijn geplaatst. Prioritering vindt ten slotte ook plaats doordat gebruikers de keuze hebben om aan te geven dat men ‘minder van dit soort berichten wil zien’ wat wijst op een achterliggend categorisatieproces.15

12 Constine, J. (2016).

13 Zie voor een uitgebreid overzicht: Constine, J. (2016).

14 Uit het meest recente onderzoek van het Reuters Instituut over digitaal nieuws blijkt dat het gebruik van social media voor het bekijken van nieuws voor het eerst in jaren is verminderd. Dit heeft onder andere te maken met het huidige beleid waarbij het nieuws van vrienden en familie wordt geprioriteerd waardoor er minder nieuws van andere bronnen wordt weergegeven in het overzicht. Zie: Newman, N. e.a. (2018), p. 9-14. 15 Lezard, A. e.a. (2017).

(13)

Nieuws personalisatie door Google

Google maakt voor de optimalisatie van haar zoekresultaten ook gebruik van algoritmes. De werking van deze algoritmes wordt niet precies prijsgegeven en de algoritmes worden per jaar meerdere malen veranderd.

Google Pagerank wordt gebruikt om te bepalen welke websites het populairst zijn. Het is belangrijk om in de gaten te houden dat dit via vooraf geselecteerde algoritmes wordt bepaald. Google bepaalt de populariteit aan de hand van honderden factoren, zoals bijvoorbeeld de relevantie, kwaliteit, gebruikerscontext en het aantal in- en uitkomende hyperlinks. Een site die populair is krijgt veel inkomende links waardoor de pagina een hogere waarde zal krijgen in de pagina ranking.

Google houdt daarnaast rekening met andere factoren, zoals bijvoorbeeld de

zoekgeschiedenis, de locatie en het clickgedrag van de gebruiker. Uit de zoekopdrachten komen zo verschillende zoekresultaten naar voren die kunnen verschillen per persoon.16 Uit onderzoek blijkt dat mensen niet geneigd zijn om verder te klikken dan de eerste pagina van de zoekresultaten lijst, omdat zij denken dat de beste zoekresultaten verschijnen op deze eerste pagina.17 Dit geeft nogmaals het belang van personalisatie weer. Een goede positie in de zoekresultaten lijst door algoritmes leidt tot een groter bereik in lezers.18

16 Op dit moment is er bewijs dat 11% van de Google zoekopdrachten van elkaar verschillen door personalisatie. Zie: Hannak, A. e.a. (2013).

17 Jansen, B.J. & Spink, A. (2006), p. 248-263.

18 Bovendien blijkt ook dat Google de emoties van gebruikers kan beïnvloeden. Verschillen in de zoekresultaten lijst kunnen de stemvoorkeuren van onbesliste kiezers veranderen met 20%. Zie: Epstein, R. & Robertson, R.E. (2015).

(14)

Hoofdstuk 3 – Wie kunnen zich beroepen op de journalistieke vrijheid van meningsuiting?

Door de opkomst van het internet kunnen journalisten, maar ook andere deelnemers gemakkelijk een bijdrage leveren aan het publieke debat. Door personalisatie kunnen deze bijdragen echter worden onderdrukt doordat ze niet of minder vaak worden weergegeven. Deze bijdragen worden tegenwoordig niet alleen geleverd door traditionele journalisten, maar ook door niet- traditionele journalisten, zoals bloggers en vloggers. In dit hoofdstuk wordt er aan de hand van jurisprudentie en literatuur onderzocht of deze nieuwe soorten journalisten als journalisten kunnen worden beschouwd. Het antwoord op deze vraag is van belang om te bepalen wie er zich kan beroepen op de journalistieke vrijheid van meningsuiting.

3.1. Traditionele en nieuwe soorten journalisten als makers van nieuws

Een journalist heeft de plicht om het publiek te informeren over zaken van algemeen belang.19 Vóór de komst van het internet was het niet moeilijk om een journalist te definiëren. Een journalist was iemand die door zijn werk verbonden was met een mediaorganisatie. De traditionele nieuws industrie maakt echter door de komst van het internet een enorme

transformatie door waarbij de krant in gedrukte vorm deels vervangen wordt door distributie van nieuwsartikelen via het internet. Hierdoor is er veel aan het veranderen: hoe we lezen, op welke manier, hoe snel we ontvangen en hoe we ervoor betalen.

Traditionele media met hun journalisten zijn nog steeds belangrijk als producenten van nieuws,20 maar door de komst van het internet is het voor andere deelnemers steeds aantrekkelijker geworden om nieuwsartikelen te produceren en te distribueren. De

karakteristieken van het internet, zoals de lage toegangsdrempels, de gratis toegang en de capaciteit om miljarden lezers te bereiken, hebben hierbij aan meegedragen. Mensen die niet zijn opgeleid als journalist, zoals bloggers, hebben gebruik gemaakt van deze mogelijkheid om nieuws te produceren. Bovendien hebben zoekmachines en social media platformen, zoals Google en Facebook, ook gebruik gemaakt van deze mogelijkheid door via deze platformen het nieuws te verspreiden. Sociale media platformen zijn hierdoor in die zin veranderd dat zij niet meer enkel worden gebruikt als medium om contact te houden met vrienden.21

19 Zie: Goodwin, §39.

20 Zie: Nielsen, R.K., Cornia, A. & Kalogeropoulos, A. (2016), p.1 & 7. 21 Idem, figuur 2.3, p. 11.

(15)

De nieuwe soorten journalisten worden daarom steeds belangrijker als makers van nieuws, terwijl social media platformen en zoekmachines zich steeds meer gaan gedragen als nieuwsverspreiders

De traditionele geprinte media heeft bovendien erg veel verlies geleden door de daling van het aantal abonnementen, verkochte oplages, het lezerspubliek en de verschuiving van de

advertentie-inkomsten naar het internet.22 Het Reuters Instituut benadrukt dat op hetzelfde moment de inkomsten van de digitale nieuwssites nog steeds erg beperkt zijn.23 Dit

resulteerde in het ontslag van journalisten en gedwongen fusies.24 Door het ontstane tekort aan mankracht maken de redacties nu steeds meer gebruik van de inbreng van het publiek door hun lezerspubliek op te roepen om via hun nieuwssite stukken aan te dragen. Waar de journalistiek steken laat vallen kunnen burgers nu via deze vorm van burgerjournalistiek het nieuws aanvullen, checken en creëren. Burgers worden zo steeds belangrijker als

nieuwsmakers.

3.2. Onder welke omstandigheden kunnen deze nieuwe soorten journalisten zich beroepen op de journalistieke vrijheid van meningsuiting?

Het internet en haar karakteristieken hebben dus tot geleid tot meer deelname aan het

journalistieke werk dan voorheen. Hierdoor zijn er op platformen, zoals Facebook en Google naast nieuwsbronnen die zijn gemaakt door traditionele journalisten ook talloze

nieuwsbronnen te vinden die zijn gemaakt door niet- traditionele journalisten. Deze nieuwe spelers vallen echter niet onder de traditionele categorie van journalisten. Indien de

publicaties van deze nieuwe soorten journalisten door personalisatie verdwijnen of minder vaak worden weergegeven zou hun vrijheid van meningsuiting kunnen worden aangetast. Om een beroep op deze vrijheid te kunnen doen is het van belang om ten eerste te bepalen ‘of’ en ten tweede ‘wanneer’ deze nieuwe soorten journalisten zich kunnen beroepen op de

journalistieke vrijheid van meningsuiting.

Uit verschillende rechtspraak zoals Handyside25, Sunday Times26 en Lingens27 volgt dat de vrijheid van meningsuiting één van de essentiële grondslagen van een democratische 22 Zie voor een overzicht van deze ontwikkelingen: Bakker, P. (2018).

23 Nielsen R.K., Cornia, A. & Kalogeropoulos, A. (2016), p. 17. 24 Bakker, P. (2018), §1.1 onder ‘Print’.

25 Handyside.

26 Sunday Times t. het Verenigd Koninkrijk (No. 1), §66. [Hierna: Sunday Times]. 27 Lingens t. Oostenrijk, §44. [Hierna: Lingens].

(16)

samenleving is. Dit principe is van bijzonder belang voor de pers. De pers vervult belangrijke functies in een democratische samenleving en hierdoor geniet zij een speciale bescherming. Zij heeft de hoofdtaak om een forum voor discussie te creëren waarbij informatie en ideeën van algemeen belang worden verstrekt die anderen kunnen ontvangen.28 Deze taak hangt samen met de functie van de pers als waakhond en als Fourth-Estate.29 Als waakhond wordt er van hen verwacht om de machthebbers van de samenleving, zoals publieke en politieke figuren, te controleren. Hierdoor worden de onvolmaaktheden van de maatschappij blootgelegd die bijdragen aan het publieke debat.30

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft reeds erkend dat het internet één van de belangrijkste kanalen is voor informatie en communicatie.31 Daarnaast heeft het Hof ook erkend dat andere actoren dan traditionele journalisten in toenemende mate bijdragen aan het publieke debat zoals NGO’s32 en andere individuen.33 Zo stelde het Hof in TASZ dat de functie van de pers het creëren van een forum voor publiek debat omvat, maar dat het realiseren van deze functie niet beperkt is tot de media of professionele journalisten en dus ook kan gelden voor een NGO.34 Volgens het Hof gaat het om de vraag wat het doel is van de activiteiten van de aanvrager en of dit doel bijdraagt aan het publieke debat. Nu zij zich net als de pers

gedragen als ‘social’ watchdog krijgen deze activiteiten dezelfde verdragsbescherming als die is geboden voor de pers.

Er wordt door het Hof dus bewust geen definitie van het begrip ‘journalist’ gegeven. Deze functionele benadering van het begrip journalist is ook te zien in de aanbeveling van de Commissie van Deskundigen over Kwaliteitsjournalistiek in het Digitale Tijdperk.35 Deze functionele benadering houdt in dat de Commissie erkenning geeft aan oude en nieuwe soorten journalisten, zoals burgerjournalisten of internet tussenpersonen, naarmate deze steeds meer media-inhoud bewerken, beheren en creëren. 36

28 Sunday Times, §65 en The Observer and Guardian Newspapers Ltd. t. het Verenigd Koninkrijk. [Hierna: The observer and Guardian].

29 Deze term werd voor het eerst gebruikt in de zaak Barthold t. Duitsland. Zie bijvoorbeeld ook: Jersild t. Denemarken, §35.

30 Zie bijvoorbeeld Lingens, §44 en Sunday Times, §66.

31 Ahmet Yildirim t. Turkije, §66 and Youth Initiative for Human Rights §20 & §24. 32 TASZ, §27 [Hierna: TASZ] and Youth Initiative for Human Rights, §20.

33 Appleby en Steel & Morris t. het Verenigd Koninkrijk. 34 TASZ, §27 & 28.

35 Committee of experts on quality journalism in the digital age. 36 Committee of experts on quality journalism in the digital age. p.1.

(17)

Uit de lijn van jurisprudentie volgt dat een persoon zich op de (schending van zijn) journalistieke vrijheid van meningsuiting kan beroepen indien het doel van de

informatieverstrekking is om het publieke debat te dienen of om een forum te bieden waarbij de informatie over een publiek belang gaat. Hierbij moet de persoon een ‘watchdog’ zijn. Dit kunnen dus de pers en NGO’s zijn, maar ook gebruikers van social media en mogelijk bloggers en vloggers. Gezien de ‘living instrument doctrine’ is het waarschijnlijk dat deze laatste groep onder omstandigheden ook onder de pers kan worden geschaard. Volgens deze doctrine moet het Verdrag worden geïnterpreteerd in het licht van de huidige

omstandigheden.37 Indien bloggers en vloggers bijdragen leveren aan het publiek over zaken van maatschappelijke belang zou het in lijn zijn met deze doctrine om deze makers aan te merken als social watch -dogs, -blogs of -vlogs.38

Uit het voorgaande blijkt dat de nieuwe soorten journalisten zich in bepaalde omstandigheden kunnen beroepen op de journalistieke vrijheid van meningsuiting. Hierbij is van belang of het doel van deze bijdragen is om het publiek te informeren over zaken van openbaar belang om zo een bijdrage te leveren aan het publieke debat. Het is belangrijk dat deze bijdragen beschermd kunnen worden. Indien zij hierin worden beperkt, hebben zij daarom in beginsel de mogelijkheid om zich te beroepen op artikel 10 EVRM.

37 Zie voor een overzicht van deze doctrine: Mowbray, A. (2005).

38 Zie voor meer over ‘social watchblogs’ het artikel van Oosterveld, M., & Oostveen, M. (2013) and Kahn, R. & Kellner, D. (2004).

(18)

Hoofdstuk 4 – Rechten van journalisten met betrekking tot gepersonaliseerd nieuws in het licht van hun journalistieke vrijheid van meningsuiting

Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag passeren verschillende rechten en leerstukken de revue. Dit hoofdstuk geeft een wetgevend kader van deze rechten en leerstukken. In hoofdstuk 5 zullen deze wetgevende kaders elkaar overlappen wanneer de gevolgen van gepersonaliseerd nieuws voor de journalistieke vrijheid van meningsuiting voor de journalist worden beschreven.

4.1. Vrijheid van meningsuiting

Artikel 10 EVRM regelt de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid. Volgens dit artikel heeft: “Eenieder het recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen.” De vrijheid van meningsuiting kent een dubbele grondslag: deze vrijheid is van belang voor

zelfontplooiing en voor het bestaan van een democratische samenleving.39 De vrijheid van meningsuiting omvat enerzijds het recht van individuen om inlichtingen en denkbeelden te verstrekken en ontvangen en anderzijds de vrijheid van de pers.

4.1.1. Het recht van de journalist om inlichtingen en denkbeelden te verstrekken tegenover het recht van de gebruiker om inlichtingen en denkbeelden te ontvangen

Het recht om inlichtingen en denkbeelden te verstrekken

Het recht op de vrijheid van meningsuiting wordt het meest begrepen als het recht om informatie en denkbeelden over te brengen, oftewel, om jezelf te uiten. Onder artikel 10 EVRM worden allerlei soorten uitingen beschermd. Dit kunnen zowel positieve,

onschadelijke uitingen zijn als uitingen die de staat of de bevolking beledigen, choqueren of verstoren.40 Zonder deze botsende meningen kan er immers geen pluralistisch debat

plaatsvinden. De vrijheid van meningsuiting is echter geen absoluut recht. Het Hof houdt daarom rekening met de inhoud. Uitingen die aanzetten tot geweld, haat en discriminatie worden niet beschermd.

39 Asscher, L. (2002), p. 111.

(19)

Het Hof maakt geen onderscheid in het soort inlichtingen en denkbeelden die bescherming verdienen. Artikel 10 EVRM beschermt zo niet alleen het politieke debat, maar strekt zich ook uit tot het maatschappelijke debat of thema’s van algemeen belang.41 Zelfs commerciële uitingen en publicaties die louter als amusement zijn bedoeld kunnen onder het

toepassingsbereik vallen.42 Bovendien biedt het artikel niet enkel bescherming aan inlichtingen en denkbeelden op zich, maar ook “aan de instrumenten en kanalen die

noodzakelijk of dienstig zijn bij het effectief verspreiden ervan”.43 Zo geldt de bescherming ook voor het internet als een middel van communicatie.44

Het recht om inlichtingen en denkbeelden te ontvangen

De ontvanger van de uitlatingen heeft op basis van artikel 10 EVRM een zelfstandig recht om de informatie daadwerkelijk en zonder belemmeringen te ontvangen.45 Dit geldt zowel voor het publiek als voor de media. Het Hof onderstreept in Sunday Times het belang van dit recht. Het Hof stelt: “Not only do the media have the task of imparting such information and ideas: the public also has a right to receive them. Where it otherwise, the press would be unable to play its vital role of ‘public watchdog’.46 Dit veronderstelt enerzijds dat de media in beginsel niet mag worden beperkt in het opstellen en plaatsen van artikelen en anderzijds dat er geen maatregelen mogen worden opgelegd die ervoor zorgen dat de publicatie van de journalist niet kan worden ontvangen door het publiek.47 Bovendien worden de middelen en

instrumenten die worden gebruikt om de informatie te ontvangen ook beschermd onder de vrijheid van meningsuiting.48

Voor het verstrekken en ontvangen van deze informatie wordt het internet als een belangrijk communicatiemiddel gezien. Het faciliteren van toegang tot informatie via het internet wordt daarom ook door het Hof beschermd. Het Hof komt in de zaak Ahmet Yildirim tot de

conclusie dat een beperking van de internettoegang een schending kan vormen van de vrijheid van meningsuiting en informatie.49 Elke maatregel die wordt gebruikt om de toegang tot

41 Voorhoof, D. (2015). p. 600.

42 Casado Coca t. Spanje & Barthold t. Duitsland.

43 Zie Voorhoof, D. (2015). p. 601 en Müller t. Zwitserland, Autronic A.G. t. Zwitserland & Murphy t. Ierland. 44 Delfi t. Estland, §131.

45 Khurshid Mustafa en Tarzibachi t. Zweden. 46 Sunday Times, §65.

47 Sunday Times, §65. ‘In beginsel’ slaat hier op het feit dat voorafgaande beperkingen op zichzelf niet verboden zijn, mits ze overeenstemmen met het tweede lid van artikel 10 EVRM. Zie hiervoor ook Observer and the Guardian, §60.

48 Khurshid Mustafa en Tarzibachi t. Zweden. 49 Ahmet Yildirim t. Turkije, §66.

(20)

informatie te beperken moet daarom worden gerechtvaardigd door bijzonder dwingende redenen.50

Hoewel de toegang tot informatie niet mag worden beperkt blijkt uit de zaak Saliyev dat individuen echter niet het recht hebben om daadwerkelijk gepubliceerd te worden indien zij toegang hebben tot de media. Het ging hier over een ingezonden artikel dat in eerste instantie zou worden geplaatst door de krant, maar uiteindelijk werd teruggetrokken. Het Hof stelt dat als algemene regel voor private kranten geldt dat zij de vrijheid moeten hebben om zelf te bepalen of artikelen, opmerkingen, brieven van particulieren en artikelen van hun eigen verslaggevers en journalisten worden gepubliceerd. Het Hof stelt: “The State’s obligation to ensure the individual’s freedom of expression does not give private citizens or organisations an unfettered right of access to the media in order to put forward opinions.”51 De staat mag niet censureren, maar dat betekent dus niet dat private partijen ervoor moeten zorgen dat een mening wordt doorgegeven doordat een bijdrage moet worden gepubliceerd.

4.1.2. Vrijheid van pers

Hoewel artikel 10 van het Verdrag de pers niet expliciet noemt, maakt de vrijheid van pers onderdeel uit van de vrijheid van meningsuiting. In Nederland is de persvrijheid vastgelegd in artikel 7 van de Grondwet. Volgens dit artikel heeft niemand voorafgaand verlof nodig om gedachten of gevoelens te verspreiden door welk middel dan ook wegens de inhoud daarvan. Zoals reeds vermeld is persvrijheid een essentiële voorwaarde voor de democratie. Het Hof verklaart dat “Freedom of the press furthermore affords the public on of the best means of discovering and forming an opinion of the ideas and attitudes of political leaders”.52 Hierdoor heeft het Hof in haar jurisprudentie een aantal beginselen en regels vastgesteld die de pers als leverancier van informatie en als publieke waakhond een speciale status toekent.53 Hierdoor genieten zij onder artikel 10 een grote mate van bescherming.54

Persvrijheid houdt in dat de pers in beginsel vrij is om te schrijven wat ze wil. De overheid mag zich daarom ook niet vooraf inmengen met wat mensen zeggen of schrijven. Dit wil zeggen dat de pers niet mag worden onderdrukt of worden onderworpen aan preventieve 50 Timpul Info-Magazin en Anghel t. Moldavië.

51 Saliyev t. Rusland, §52. 52 Lingens, §42.

53 Zie bijvoorbeeld Thoma t. Luxemburg, §48.

54 Zo mogen zij bijvoorbeeld overdrijven, kritische termen gebruiken en provoceren zonder gevolgen hiervan te ondervinden.

(21)

maatregelen. Deze vrijheid is echter niet onbeperkt en wordt begrensd door alle fundamentele rechten. De rechter beoordeelt achteraf of een uiting in strijd is met dit artikel.

Hoewel de pers dus in beginsel niet mag worden onderdrukt of worden onderworpen aan maatregelen, betekent dit niet dat er onder de persvrijheid een recht bestaat voor journalisten om daadwerkelijk gepubliceerd te worden. Persvrijheid houdt in dat anderen zich niet mogen inmengen met de publicaties. Het omvat niet het recht om de publicaties door anderen te laten publiceren.55 Zo heeft een drukker bijvoorbeeld alsnog het recht om te weigeren om tot publicatie over te gaan. In dat geval moet de schrijver dan zelf overgaan tot drukken.

4.2. Het Amerikaanse ‘Right to have a public forum’ ter inspiratie

In tegenstelling tot Europees recht bestaat er in de Verenigde Staten wel een recht om een forum te hebben. Op dit forum hebben mensen het recht om ideeën en informatie vrij uit te spreken. Deze zogenoemde Public Forum Doctrine is een gerelateerd aan the First

Amendment. Volgens deze doctrine moeten alle personen toegang hebben tot openbare fora waar ideeën en informatie vrijelijk met elkaar kunnen worden uitgewisseld. Volgens deze doctrine mag de overheid het gebruik van dit soort fora voor het uitwisselen van ideeën en informatie in beginsel niet aan beperkingen stellen. De mate waarin deze beschermde vrijheid van meningsuiting toch geldig gereguleerd kan worden hangt grotendeels af van de aard van het forum. In de First Amendment jurisprudentie erkent het Hooggerechtshof van de

Verenigde Staten drie soorten fora: traditionele openbare fora, aangewezen openbare fora en niet-openbare fora.56 De mate waarin de overheid controle kan uitoefenen op de toegang van deze fora en de inhoud van de conversaties hangt af van het soort forum.

Traditionele openbare fora zijn in essentie plaatsen of communicatiemiddelen die openbaar toegankelijk zijn voor het publiek en die het mogelijk maken om een vrij publiek debat te voeren. Dit worden ook wel ‘platforms for the free exchange of ideas’ genoemd.57 Straten en parken zijn hier typische voorbeelden van. De overheid heeft op dit soort openbare fora in beginsel geen zeggenschap over de content en toegang.58 Aangewezen openbare fora zijn plaatsen of communicatiemiddelen die de overheid speciaal heeft aangewezen als openbare

55 Powe, L. A. S. (1992).

56 Cornelius vs. NAACP Legal Def. & Educ. Fund, Inc. [Hierna: Cornelius vs. NAACP] 57 Cornelius vs. NAACP, p. 800.

58 Uit Perry Education Assn. vs. Perry Local Educators Assn. blijkt dat sprekers enkel kunnen worden uitgesloten van een openbaar forum indien deze uitsluiting noodzakelijk is om een dwingend staatsbelang te dienen.

(22)

fora voor het gehele of een deel van het publiek. Sprekers kunnen hier niet worden uitgesloten zonder een zwaarwegend overheidsbelang.59 Niet-openbare fora zijn fora die niet door traditie of door aanduiding van de overheid zijn aangewezen voor het publiek om te communiceren. De toegang tot deze fora kan worden beperkt zolang deze beperking redelijk is. Deze

redelijkheid moet worden bekeken in het licht van het doel van het forum en alle omstandigheden van het geval.60

Om het First Amendment dus in te kunnen roepen moet een spreker toegang zoeken tot de openbare ruimte of een openbaar communicatiemiddel en anders tot een privé-eigendom van de staat dat is bestemd voor openbaar gebruik. Deze doctrine impliceert dus dat naar

Amerikaans recht mensen het recht hebben tot een publiek forum waarin de toegang en de inhoud in beginsel niet mogen worden beperkt.

Onlangs heeft the Supreme Court de Public Forum Doctrine uitgebreid waardoor nu ook het internet en social media platformen worden aangemerkt als openbare fora en

communicatiemiddel.61 In deze zaak had de staat North-Carolina een wet aangenomen die de toegang tot social media platformen voor zedendelinquenten verbood. Hierdoor werd de toegang tot Facebook en andere social media platformen aan mr. Packingham, een

veroordeeld zedendelinquent, verboden. Het Hooggerechtshof benadrukte dat “all persons have access to places where they can speak and listen, and then, after reflection, speak and listen once more”.62 Het Hof benadrukte daarbij dat het internet en social media platformen belangrijke platformen zijn voor het uitwisselen van ideeën en informatie. Naar analogie stelde het Hof dat het internet en social media platformen moeten worden aangemerkt als traditionele publieke fora zoals straten en parken. Hierdoor moet het internet net zoveel bescherming krijgen als een traditioneel openbaar forum. Het Hof stelde daarom dat het volledig afsluiten van deze sites met zich meebrengt dat gebruikers hun First Amendment niet kunnen uitoefenen.63

Daarnaast heeft een federale rechter in New York bepaald dat de blokkering van gebruikers van Twitter door een publiek persoon als president Donald Trump een schending van the First 59 Cornelius vs. NAACP, p. 802.

60 Zie: Perry Educaton Assn. vs. Perry Local Educators Assn. p. 46 & 53. 61 Packingham vs. North Carolina, p. 1730.

62 Packingham vs. North Carolina, p. 1735. 63 Packingham vs. North Carolina, p. 1737.

(23)

Amendment vormt.64 Het persoonlijke Twitteraccount van Donald Trump is volgens de rechter een publiek forum die wordt beschermd door the First Amendment. Door deze blokkering kunnen gebruikers de publicaties van de president niet meer rechtstreeks lezen, er niet meer op reageren en worden hun Tweets niet meer weergegeven onder de lange lijst met antwoorden onder de tweet van de president. Nu de regering individuen ervan weerhoudt om deel te nemen aan communicatie wordt hun recht om te spreken beperkt.

In de Verenigde Staten hebben mensen dus, in tegenstelling tot Europa, het recht op een forum. Volgens laatste rechtspraak wordt het internet en social media platformen ook als openbare fora aangemerkt. Dit houdt in dat aan de ene zijde de spreker mag spreken en aan de andere zijde dat het ‘podium’ beschikbaar moet blijven. Zij kunnen zich dus beroepen op het feit dat ze in beginsel niet mogen worden beperkt in het gebruik van deze fora en bovendien mogen er geen content gerelateerde beperkingen worden opgelegd.

4.3 Vrij van censuur

4.3.1. Censuur door de overheid

Zoals reeds vermeld heeft eenieder het recht om zonder inmenging van enig openbaar gezag informatie te verspreiden en te ontvangen. Censuur is daarom in beginsel verboden. In enkele gevallen wordt inmenging echter juist door instanties aangemoedigd om bepaald gedrag tegen te gaan op het internet. Zo heeft de Europese Commissie bijvoorbeeld samen met

IT-bedrijven een gedragscode opgesteld om illegale haatuitingen op het internet tegen te gaan.65 De verwijdering van illegale haatuitingen wordt daarom niet beschouwd als een preventieve maatregel van censuur.

Censuur kan vooraf en achteraf plaatsvinden. Censuur vindt achteraf plaats indien een rechterlijke instantie een straf oplegt wegens bijvoorbeeld de inhoud ervan.66 Censuur vindt vooraf plaats indien er voorafgaand aan de publicatie beperkingen worden opgelegd waardoor individuen de publicatie niet kunnen verspreiden of ontvangen.

64 Knight First Amendment Institute et al. vs. Trump et. al.

65 Code of Conduct on countering illegal online hate speech 2nd monitoring Brussels, 1 June 2017, European Commission, IP/17/1471.

66 Uit the Observer and Guardian, §65 blijkt dat een verbod achteraf alleen kan worden opgelegd indien de publicatie gebruik heeft kunnen maken van verspreiding.

(24)

Censuur kan ook plaatsvinden door middel van bewuste of onbewuste zelfcensuur.

Zelfcensuur vindt onbewust plaatsvinden indien de lezer bepaalde content onbewust niet leest. Dit kan echter ook bewust doordat de lezer bewust bepaalde content niet wil lezen. De

schrijver kan er bovendien bewust voor kiezen om bepaalde artikelen niet te schrijven

vanwege de mogelijke nadelige gevolgen, zoals bijvoorbeeld door dreiging van een mogelijke vervolging.67 Dit kan echter ook buiten het juridische kader gebeuren doordat mensen hun gedrag aanpassen of onderdrukken, omdat ze weten dat ze gemonitord kunnen worden op bijvoorbeeld het internet.68 Dit noemt men ook wel een ‘chilling effect’.

Uit het tweede lid van artikel 10 EVRM blijkt dat preventieve maatregelen op zichzelf niet onrechtmatig zijn. Deze preventieve maatregelen moeten echter wel gerechtvaardigd worden doordat deze noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Hierbij voegt het Hof in de zaak Sunday Times toe dat voorafgaande beperkingen in het ontvangen van de informatie zorgvuldig moeten worden gecontroleerd door de rechtbank. Vooral indien het om een bijdrage van de pers gaat.69 Vertragingen in de publicaties zouden daarom preventieve maatregelen kunnen vormen die in strijd zijn met de persvrijheid. Het Hof stelt: “news is a perishable commodity and to delay its publication, even for a short period, may well deprive it of all its value and interest”.70 Dit veronderstelt enerzijds dat de media in beginsel niet mag worden beperkt in het opstellen en plaatsen van artikelen en anderzijds dat er geen

maatregelen mogen worden opgelegd die ervoor zorgen dat de publicatie van de journalist niet kan worden ontvangen door het publiek.

4.3.2. Censuur door private partijen

Traditioneel gezien werd censuur beschouwd als de onthouding van bemoeienis met

publicaties door een overheidsinstantie. Tegenwoordig hebben niet alleen overheidsinstanties, maar ook private bedrijven op het internet de mogelijkheid om in te grijpen in de

beschikbaarheid van informatie. Deze private bedrijven bepalen nu de voorwaarden voor onze communicatie doordat onze communicatie via deze partijen stroomt.71 De beheerders van deze 67 Zie bijvoorbeeld: Goodwin.

68 Declaration on risks to fundamental rights stemming from digital tracking and other surveillance technologies, 11 June 2013.

69 Sunday Times, §65.

70 Zie hiervoor ook the Observer and Guardian, §60.

(25)

platformen hebben nu de mogelijkheid om informatiestromen te beheersen, te beperken en te filteren. De algoritmes die zij hierbij gebruiken zijn geheim en zijn dus alleen in handen van deze dominante groep. Hierdoor bestaat er een mogelijkheid dat deze private bedrijven in kunnen grijpen in de beschikbaarheid van informatie. Het gevaar hiervan is dat er een situatie zou kunnen ontstaan die lijkt op censuur.

4.3.3. De toegenomen machtspositie van social media- en zoekplatformen

Facebook is het meest gebruikte social media platformen van Europa.72 Google is evenwel marktleider op het gebied van zoekmachines.73 Hierdoor profiteren deze twee bedrijven van het zogenaamde ‘netwerkeffect’. Dit is een effect dat ervoor zorgt dat een dienst meer waarde heeft naar mate er meer gebruikers zijn die de dienst al gebruiken. Zo zal een individu zelf ook gebruik gaan maken van een dienst indien al zijn vrienden gebruik maken van de dienst. Gebruikers zullen niet snel over stappen naar een andere dienst, omdat deze simpelweg niet populair genoeg is. Door dit netwerkeffect hebben deze bedrijven daarom een monopolie van macht.

Bovendien hebben deze twee spelers veel macht doordat zij steeds belangrijker worden als verspreiders van nieuws. Zoals reeds vermeld zijn traditionele media weliswaar nog steeds belangrijk als producenten van nieuws, maar door het internet zijn zij minder belangrijk als nieuws verspreiders. Deze traditionele media zijn nu in hun digitale versies te vinden op het internet. De meerderheid van de internetgebruikers maakt op dit moment gebruik van deze digitale versie, maar volgens het Reuters Intituut is het mogelijk dat dit in de toekomst niet zo zal blijven.74 Zij stellen dat hoewel deze digitale nieuwssites vaak lagere kosten hebben en flexibeler zijn voor veranderingen, ook zij te maken zullen krijgen met dezelfde problemen als hun papieren voorvader.

De papieren versie kampt op dit moment met problemen qua concurrentie en inkomsten doordat ze minder oplages verkopen en bovendien minder betalende lezers en adverteerders hebben. Op dit moment is hier nog geen oplossing voor gevonden waardoor de inkomsten uit deze digitale versies tot nu toe slechts een klein deel van hun totale inkomsten representeren.75 72 https://www.statista.com/statistics/272014/global-social-networks-ranked-by-number-of-users/.

73 https://www.statista.com/statistics/216573/worldwide-market-share-of-search-engines/. 74 Zie: Nielsen, R.K., Cornia, A. & Kalogeropoulos, A. (2016), p. 19-22.

(26)

Social media platformen en zoekmachines worden daarentegen steeds vaker gebruikt als bron van nieuws.76 Zij hebben minder last van problemen rondom concurrentie. Zij produceren het nieuws namelijk niet zelf, maar zij zijn zelf de bron waarop nieuws kan worden gevonden en gedeeld. Nu ze hun informatie van andere bronnen krijgen, terwijl ze zelf niet investeren in de productie ervan, ondervinden zij niet de problemen die de traditionele media wel hebben. Hierdoor is het aantrekkelijk voor adverteerders, gebruikers en nieuwsmedia om van deze platformen gebruik te maken.77 Zoals Bakker ook al terecht vermeld in zijn onderzoek naar het Media Landschap van Nederland, zou de groei in het gebruik van social mediaplatformen hierdoor kunnen leiden tot een situatie waarin (digitale) traditionele media minder belangrijk zijn en minder invloed zullen hebben op de nieuwsproductie- en distributie.78

Door het netwerk-effect en de groei als nieuwsverspreiders hebben deze private bedrijven dus een sterke positie in de markt. Door deze sterke positie hebben zij de macht om hun beleid af te dwingen zonder dat mensen zullen overstappen naar een andere aanbieder. Dit heeft tot gevolg dat er een kans bestaat dat deze platformen de mogelijkheid hebben om te kunnen censureren zonder nadelige gevolgen te ervaren.

76 Idem, p. 11, fig. 2.3, p. 12, fig. 2.4 & p. 13, fig. 2.5. 77 Idem, p. 11.

(27)

4.4. Positieve verplichtingen van de staat

4.4.1. Positieve verplichtingen van de staat en het horizontale effect

De fundamentele vrijheden uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bevatten verplichtingen gericht aan de lidstaten. Hierin worden zij verplicht om zich te onthouden van bepaalde gedragingen die een aantasting kunnen vormen van de fundamentele vrijheden. Dit wordt ook wel de negatieve verplichting van de overheid genoemd.

Naast deze negatieve verplichtingen bestaan er ook positieve verplichtingen van de overheid. Onder deze positieve verplichtingen is de overheid juist verplicht om actief te handelen om zo deze fundamentele vrijheden te garanderen. Deze positieve verplichtingen volgen zowel expliciet als impliciet uit de tekst van het Verdrag.

Uit artikel 1 EVRM volgt expliciet dat de lidstaten verplicht zijn om de fundamentele vrijheden te garanderen in hun lidstaat. Uit Airey blijkt dat deze verplichting met zich mee brengt dat deze rechten niet theoretisch of illusionair, maar praktisch en effectief moeten zijn.79 Er moet per specifiek geval worden bekeken of de staat heeft gefaald in het garanderen van deze rechten. Hierbij moet er een eerlijke balans worden gevonden tussen de

tegenstrijdige belangen die op het spel staan.80 Een verplichting kan echter niet zo worden geïnterpreteerd dat er een onmogelijke of disproportionele last op de overheid wordt opgelegd.81

Naast deze positieve verplichtingen van de staat dienen burgers ook door de fundamentele rechten te worden beschermd tegenover private ondernemingen.82 Volgens de Council of Europe houdt dit horizontale effect in dat het gedrag van de particulier moet worden gezien als het gevolg van een tekortkoming van de kant van de staat zelf of door de tolerantie ervan.83 Hierbij kan het enkele feit dat een persoon een bepaling van het Verdrag heeft geschonden niet leiden tot een claim tegen de staat. In het geval van het horizontale effect is de overheid dan aansprakelijk, omdat ze de schending juridisch of materieel niet heeft voorkomen of omdat ze het de daders niet onmogelijk heeft gemaakt om gestraft te worden.

79 Airey t. Ierland, §24.

80 VgT Verein gegen Tierfabriken, §82. 81 Özgur Gündem t. Turkije, §43.

82 Zie: Young, James and Webster t. het Verenigd Koninkrijk, §49 en X and Y t. Nederland, §23.

(28)

4.4.2. Positieve verplichting tot het garanderen van een pluralistisch publiek debat

Het Hof heeft in de zaak Dink een vergaande positieve verplichting voor de vrijheid van meningsuiting opgelegd aan de staat. Deze positieve verplichting houdt in dat staten verplicht zijn om een pluralistisch publiek debat te creëren waarbij er een gunstige omgeving wordt geschept voor deelname aan het publieke debat.84 Alleen in een pluralistisch klimaat kan de pers immers effectief haar rol uitoefenen en informeren over zaken van algemeen belang. Daarnaast volgt uit Manole and others dat de overheid de plicht heeft om ervoor te zorgen dat het publiek toegang heeft tot onpartijdige, nauwkeurige informatie met diverse meningen om zo een pluralistisch aanbod te garanderen.85

Volgens het Hof wordt de staat gezien als ‘the ultimate guarantor’ van pluralisme. Dit geldt vooral in relatie met de audiovisuele mediasector, omdat de programma’s in deze sector op zeer wijde schaal worden uitgezonden.86 De staat moet erop toezien dat er een pluralistisch aanbod is zodat een situatie van censuur, waarbij er een eenzijdig aanbod van informatie is, niet in de hand wordt gewerkt. Uit verscheidene zaken blijkt daarom ook dat het Hof erg op haar hoede is in het geval van een situatie met een informatiemonopolie.

Zo stelt het Hof in de zaak Lentia dat een staatsmonopolie op televisie-uitzendingen de grootste bedreiging kan vormen voor pluralisme en de vrijheid van meningsuiting.87 Ook in de zaak Centro Europa 7 S.R.L. and Di Stefano overwoog het Hof dat een situatie waarin

machtige economische of politieke groepen een dominante invloed hebben op de audiovisuele media, waardoor de redactionele vrijheid van anderen wordt beperkt, een ondermijning van de vrijheid van meningsuiting vormt. In deze zaak werden frequenties aan een omroeporganisatie met reeds verkregen licenties geweigerd waardoor de publieke staatsomroep een monopolie op de beschikbare frequenties verkreeg. Dit is in strijd met de vrijheid van meningsuiting. Vooral als het gaat om een situatie waarin het doel is om informatie van algemeen belang door te geven. De staat heeft dan een positieve verplichting om een pluralistisch media-aanbod te garanderen.88

84 Zie: McGonagle, T. (2015), p. 15 en Dink, §137. 85 Manole and others t. Moldavië, §100-101 en 111.

86 Informationsverein Lentia and Others t. Oostenrijk, §38 [Hierna: Lentia]. 87 Lentia, §39.

(29)

Uit de zaak Appleby blijkt voorts dat de positieve verplichting van de staat om een gunstige omgeving te creëren voor deelname aan een pluralistisch publieke debat niet inhoudt dat de staat een plicht heeft om een forum te creëren waar men vrij kan communiceren.89 In deze zaak ging het om de vraag of de overheid de positieve verplichting heeft om de vrijheid van meningsuiting te garanderen op een privéterrein die openstaat voor het publiek. Volgens de appellant moest de staat dit terrein beschermen, omdat het een publiek forum was waar men kon communiceren. Het Hof ontkende dit en concludeerde dat de weigering van de eigenaar van een winkelcentrum om een standplaats op te zetten voor het verspreiden van folders niet in strijd was met de positieve verplichting van de staat. Het Hof stelt dat: “In deciding whether a positive obligation under Article 10 exist, regard must be taken to the kind of expressions at stake; their capability to contribute to public debates, the nature and scope of the restrictions, the ability of alternative venues for expression and the weight of

countervailing rights of others or the public.90 Het eigendomsrecht van het winkelcentrum ging hier voor, aangezien de aanvragers nog steeds de mogelijkheid hadden om hun folders op een andere wijze te laten verspreiden in het winkelcentrum. Waar het dus om gaat is of de blokkering van de toegang tot een medium het effect heeft dat een persoon een belangrijke bron van communicatie wordt ontzegd, waardoor er geen mogelijkheid meer is om deel te nemen aan het publieke debat.

Hoewel het Hof onder de vrijheid van meningsuiting geen recht op een publiek forum erkend, hebben burgers onder de vrijheid van meningsuiting wel het recht om te reageren.91 Dit wordt ook wel het recht op weerwoord genoemd. Dit recht op weerwoord is nodig om onjuistheden recht te zetten en om een pluralistisch aanbod in meningen te verzekeren. In dat geval moet er dus toegang worden geboden tot een forum om dit recht op weerwoord uit te kunnen oefenen. Zo kan een krant bijvoorbeeld in uitzonderlijke omstandigheden worden verplicht om iets te publiceren als er in eerdere berichtgeving onwaarheden zijn verteld. Lidstaten hebben daarom onder het recht van weerwoord ook “de positieve verplichting om te verzekeren dat de

weigering van de toegang tot een individu geen willekeurige en onevenredige inmenging in de vrijheid van meningsuiting van een persoon is en dat een dergelijke weigering kan worden aangevochten voor de bevoegde nationale autoriteiten”.92

89 Appleby, §47.

90 Appleby, §42-43, 47-49.

91 Melnychuk t. Oekraïne, onder ‘The law’, punt 2. 92 Idem.

(30)

Uit bovenstaande zaken blijkt dus dat de staat als beste in staat is om pluralisme effectief te garanderen. Vooral indien het om de audiovisuele media gaat. T. McGonagle merkt daarom terecht op dat het in de lijn van verwachtingen ligt dat de staat ook het beste in staat is om een pluralistisch internet te garanderen. Net als bij de audiovisuele media worden programma’s op het internet ook op grote schaal uitgezonden. Ook heeft het internet net als de audiovisuele media een groot bereik.93 Maar zo stelt hij ook vast dat het Hof terughoudender is in deze aanpak. Het Hof stelt vast dat er een aanzienlijke ontwikkeling is van het internet en social media. Ondanks deze ontwikkeling stelt het Hof echter dat er geen bewijs is van voldoende ernstige veranderingen in de invloed van deze nieuwe media. Hierdoor ziet het Hof geen noodzaak tot het nemen van speciale maatregelen om actief op te treden om zo pluralisme op het internet te garanderen.94

93 McGonagle, T. (2015). p. 23

(31)

Hoofdstuk 5 - Gevolgen van personalisatie voor de vrijheid van meningsuiting van journalisten

Op basis van de geschetste wetgevende kaders in hoofdstuk 4 wordt er in dit hoofdstuk ingegaan op de gevolgen van personalisatie voor de vrijheid van meningsuiting van journalisten.

5.1. Gevolgen van personalisatie voor de vrijheid van meningsuiting

Uit voorafgaande hoofdstukken blijkt dat de vrijheid van meningsuiting van speciaal belang is voor de media. Het Hof heeft met opzet geen definitie van het begrip ‘journalist’ gegeven. De functionele benadering van het begrip journalist staat dus voorop waarbij wordt gekeken naar het doel van de publicatie. Het doel van de informatieverstrekking moet zijn om het publiek te informeren over zaken van maatschappelijk belang.95 Deze bijdragen genieten een hoge mate van bescherming.

Op social media- en zoekplatformen zijn verschillende soorten bijdrages te vinden die kunnen bijdragen aan het publieke debat. Dit kunnen bijdrages van bloggers zijn, maar ook van gebruikers die enkel een reactie geven onder een bepaald bericht op Facebook. Niet alle bijdrages verdienen dezelfde hoge bescherming als bijdrages van de traditionele pers. Dit ligt dus aan de mate waarin de publicatie op het social media- of zoekplatform bijdraagt aan het maatschappelijke debat. Deze publicaties kunnen echter wel worden beschermd door de vrijheid van meningsuiting.

De vrijheid van meningsuiting omvat het recht om inlichtingen en denkbeelden te verstrekken en het recht om inlichtingen en denkbeelden te ontvangen. In het geval van personalisatie ontstaat er een discrepantie tussen deze twee rechten. De journalist heeft het recht om publicaties te plaatsen, maar door de personalisatie heeft een lezer niet de kans de publicatie te lezen indien het niet overeenkomt met zijn voorkeuren. De journalist kan dus schrijven wat hij of zij wil, maar zijn bereik wordt aanzienlijk beperkt.96

95 TASZ, §27 & 28.

96 Uit Bockowski, P.J. & Mitchelstein, E. (2013) blijkt bovendien dat mensen door nieuwspersonalisatie minder zouden kunnen worden geïnformeerd. Dit veronderstelt dus ook dat de artikelen van de auteur minder lezers bereiken.

(32)

Hoewel het internet een belangrijk communicatiemiddel is bij het verstrekken en ontvangen van inlichtingen en denkbeelden is het belangrijk om stil te staan bij het feit dat private bedrijven, zoals Facebook en Google, zelf mogen bepalen of een artikel op hun platform wordt geplaatst en of zij vervolgens gebruik maken van personalisatie. Uit rechtspraak is gebleken dat de internetcommunicatie niet mag worden beperkt, maar dit betekent dus niet dat gebruikers het recht hebben om ook daadwerkelijk te worden gepubliceerd indien zij toegang hebben tot de media.97 Private bedrijven hebben dus de mogelijkheid om zelf hun eigen beleid op te stellen. Zo heeft de Hoge Raad in de zaak Ab.Fab bijvoorbeeld bepaald dat een

internetprovider op basis van zijn eigendomsrecht zelf mag bepalen welke diensten hij aanbiedt en wie er gebruik van mag maken.98

5.2. Het recht op een publiek forum ter inspiratie

Anders dan in Europa houdt het Amerikaanse recht steeds meer rekening met de invloed van het internet op de communicatie. In Europa mogen private bedrijven zelf bepalen welke diensten zij aanbieden, wie er toegang wordt verschaft, wat er wordt gepubliceerd en of er personalisatie wordt toegepast. In de Verenigde Staten hebben deze private partijen ook veel zeggenschap, maar voorop staat dat individuen het recht hebben op een publiek. Social media-en zoekplatformmedia-en wordmedia-en daar bovmedia-endimedia-en aangemerkt als opmedia-enbare fora waar gebruikers vrijelijk met elkaar moeten kunnen communiceren.

Het recht op een publiek impliceert dat gebruikers van deze openbare platformen mogen publiceren. Zonder deze publicatie kan er immers geen communicatie plaatsvinden. Door personalisatie worden gebruikers op deze openbare fora echter in hun communicatie beperkt doordat de geplaatste artikelen niet meer of door minder mensen kunnen worden gelezen. Daarnaast worden gebruikers door personalisatie in hun communicatie beperkt doordat zij niet meer direct kunnen reageren op een bepaald bericht. Een vergelijking valt te maken met de zaak Knight First Amendment Institute et. al. vs. Trump et al. Hier oordeelde de rechter dat hoewel gebruikers de publicaties van de president via een omweg nog steeds konden bekijken, de blokkering in strijd met the First Amendment was.

In het geval van blokkering kunnen de geblokkeerde gebruikers niet meer direct reageren op de Tweets van de President. Ze kunnen echter nog wel steeds reageren op gebruikers die 97 Youth Initiative for Human Rights §20 & §24, Ahmet Yildirim t. Turkije, §66 en Saliyev t. Rusland, §52. 98 Ab.Fab t. XS4ALL, r.o. 3.16.

(33)

hebben gereageerd op de tweets van de blokkerende gebruiker. Deze antwoorden worden dan weergegeven in de opmerkingenreeks onder het antwoord op de originele Tweet van de blokkerende gebruiker. Bovendien kan een geblokkeerde gebruiker die niet is ingelogd op Twitter nog steeds alle inhoud op Twitter bekijken die toegankelijk is voor iedereen zonder een Twitter-account.99 Ondanks dat gebruikers dus met via een omweg konden reageren, oordeelde het Hof dat de blokkering in strijd was met the First Amendment, omdat gebruikers het recht hebben op directe communicatie.

In het geval van personalisatie worden gebruikers niet geblokkeerd van de inhoud, maar worden zij net als in bovenstaand geval ook via een omweg beperkt in hun communicatie. De publicaties worden in eerste instantie geplaats, waarna er daarna personalisatie plaatsvindt. Het gevolg hiervan is dat gebruikers niet meer direct kunnen reageren op een bericht, aangezien de publicaties niet of minder vaak worden weergegeven. Hierdoor kunnen zij beperkt worden in hun communicatie.

5.3. Is er sprake van censuur?

In het vorige hoofdstuk is naar voren gekomen dat het van groot belang is dat de pers kan schrijven wat ze wil zonder enige vorm van oponthoud. De staat en andere entiteiten, zoals particuliere bedrijven, moeten zich daarom onthouden van censuur, omdat het een beperking van de vrijheid van meningsuiting zou kunnen opleveren.

Wat in gedachte moet worden gehouden is dat personalisatie kan worden bekeken als een noodzakelijk goed voor het verbeteren van het gebruiksgemak. Zo kan personalisatie vanuit het oogpunt van de beheerder van de platformen noodzakelijk zijn vanwege de gigantische hoeveelheid bijdragen en de beperkte bandbreedte van de platformen.100 Daarnaast kunnen mensen maar een beperkte hoeveelheid informatie verwerken. Personalisatie wordt daarom door gebruikers als positief hulpmiddel dat orde schept in de grote hoeveelheid informatie.101 Personalisatie wordt bovendien ook als een wenselijk hulpmiddel gezien, omdat het precies de content laat zien die bij de lezer past.102

99 Knight First Amendment Institute et al. vs. Trump et. al, 100 Bozdag, E. (2013), p. 210.

101 Hilbert, M. (2012). 102 Lu, Y. (2007).

(34)

Hoewel het gebruiksgemak door personalisatie kan worden verbeterd, moet het feit dat economische motieven van deze bedrijven een belangrijke (en misschien wel de belangrijkste) rol spelen niet uit het oog worden verloren. Zoals bovendien hieronder naar voren zal komen heeft personalisatie door private bedrijven veel kenmerken van censuur doordat mensen minder of geen informatie meer zouden kunnen ontvangen. Ondanks de gebruiksgemakken is het dus mogelijk dat personalisatie niet verenigbaar is met de vrijheid van meningsuiting.

5.3.1. Toegestane vormen van censuur

Filtering en monitoring door online nieuwsplatformen wordt door het Hof niet als censuur gezien indien het doel van de verwijdering is om ongewenst gedrag te beëindigen.103 Het Hof wil het begrip censuur dus niet te ver uitrekken.

In het geval van personalisatie wordt er echter geen onrechtmatige, strafbare inhoud verwijderd, maar wordt reeds geplaatste content door algoritmes een bepaalde waarde gegeven waardoor deze content niet of minder vaak in het overzicht van anderen wordt weergegeven.

(35)

5.3.2. Personalisatie als een vorm van voorafgaande beperking

In een wereld zonder personalisatie kunnen journalisten zelf bepalen wat ze schrijven en plaatsen en kunnen gebruikers zelf bepalen wat zij lezen. Indien er echter sprake is van personalisatie zou dit kunnen lijken op een voorafgaande preventieve maatregel van private bedrijven die lijkt op een situatie die vergelijkbaar is met censuur door de overheid.

In het geval van personalisatie mag de spreker wel spreken, maar hij mag dit enkel doen indien hij ‘toestemming’ krijgt van het algoritme. Dit algoritme wordt beheerd door private bedrijven. Het private bedrijf heeft dus zo de mogelijkheid om te bepalen wat er wordt weergegeven en wat niet. Dit valt te vergelijken met een situatie die vergelijkbaar is met censuur, omdat een privaat bedrijf de voorwaarden bepaald wanneer een bericht wordt doorgelaten op het platform.

Bovendien kan personalisatie een preventieve maatregel opleveren in de verspreiding van artikelen. Door personalisatie kan de schrijver nog steeds plaatsen wat hij of zij wil, maar doordat de content door middel van algoritmes wordt gefilterd bestaat er een kans dat zijn content niet of minder vaak wordt weergegeven.

Een vergelijking valt te maken met de zaak the Observer and Guardian104. In deze zaak werd een manuscript over de memoires van een voormalig lid van de Britse veiligheidsdienst gepubliceerd in een krant. Deze veiligheidsdienst wilde verdere verspreiding voorkomen en spanden een kort geding aan. De Observer stelde dat dit in strijd was met de vrijheid van meningsuiting. Het Hof stelde dat de verspreiding mocht worden verboden in het belang van de nationale veiligheid op voorwaarde dat het boek nog nergens anders was gepubliceerd. Het boek was echter ook al in het buitenland gepubliceerd en daarom was een verbod op verdere verspreiding niet noodzakelijk en dus in strijd met de vrijheid van meningsuiting.

In het geval dat een auteur zijn artikelen op Facebook of op het internet plaatst, zijn zij in beginsel voor iedereen toegankelijk om te worden gelezen. Algoritmes zorgen er echter voor dat deze reeds geplaatste artikelen alleen worden weergegeven indien het overeenkomt met de voorkeuren van de lezer. Het gevolg is dat deze artikelen voor enkele mensen beschikbaar zijn, terwijl ze voor andere mensen niet of nauwelijks te vinden zijn. In bovenstaande zaak leverde het verbod door het feit dat het boek in andere landen te vinden was een vorm van 104 Observer and Guardian, §65.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Overwegende dat voor de verwerking van persoonsgegevens voor journalistieke, artistieke of literaire, en met name audiovisuele, doeleinden moet worden voorzien in uitzonderingen op

meenschappelijke landbouwpolitiek zal ook onze houding naar buiten duidelij- ker maken. Vooral ons land als grote exporteur van veredelde land- bouwprodukten heeft

De vrijheid van meningsuiting is bijzonder groot waar het gaat om waardeoordelen door politici in het kader van een publiek debat (binnen én buiten het parlement), al vormen

Measuring the involvement

Gaan de doelen verder dan het absolute minimum, dan raken ze de onderwijsvrijheid evenwel en moet, om een schending van de Grondwet te vermijden, in de mogelijkheid worden

Aan de hand van quotes van toen blikken ze terug en vertellen hoe het nu met hen gaat. Soms voorzichtige hoop, pijn ook, en af en toe een

Vanuit mij onderzoek kan dan ook niet verklaard worden waarom de SEC een omzetting eist van IFRS naar US-GAAP middels het Form 20-F omdat beleggers meer significant reageren op

In informatiebron 6 staan de gegevens omtrent de gerealiseerde afzet en de gerealiseerde prijzen van de kaartjes van het seizoen 2001-2002 en de verwachtingen voor het seizoen