• No results found

Rundveevoeding vroeger en nu; knelpunten 1977 en later

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Rundveevoeding vroeger en nu; knelpunten 1977 en later"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rundveevoeding vroeger en nu;

knelpunten 1977 en later

Ir. F. de Boer-Instituut voor Veevoedingsonderzoek 'Hoorn' te Lelystad ''ffVO^

In de dierlijke produktie speelt het veevoeder een grote rol. Fysiolo-gisch gezien levert het de bouwstenen en de brandstof, waarop het -gezonde - biologische mechanisme draait en zo groeit, zichzelf in stand houdt, zich voortplant en een aantal door de mens gewilde produkten le-vert. In onze streken is er nog een extra voorwaarde om dit proces goed te laten verlopen: beschutting tegen ongunstige klimaatsomstan-digheden. In veel zuidelijker gelegen landen is dat niet nodig.

Behalve fysiologisch van zeer groot belang is de voeding ook voor het economisch resultaat van de vee-houderij - en daarmee voor het maatschappelijk bestaan van de veehouder - van overwegende bete-kenis.

Indien de kosten van ruwvoer en krachtvoer in de rundveehouderij samen worden geteld en betrokken op het totale kostenpakket mag ge-schat worden, dat het veevoeder 50-60 % van alle kosten in de rund-veehouderij voor zijn rekening neemt. Het is dan ook geen wonder, dat in de dierlijke produktiesector al-lerwegen de veevoeding steeds veel belangstelling (praktijk, onderwijs, voorlichting, onderzoek) trok en trekt. Dat is ook het geval met de veefokkerij; het is immer vanzelf-sprekend, dat bij dieren met goede erfelijke eigenschappen een zo goed mogelijk effect van het veevoeder mag worden verwacht.

Met het oog op deze overwegingen is hierna een beeld gegeven van een aantal technische en economische ontwikkelingen in de achter ons

lig-gende 50 jaren; ontwikkelingen, die veel invloed hebben gehad op het beeld van de rundveevoeding in ons land. Omdat deze in de Nederlandse rundveehouderij verreweg het be-langrijkst is, zal daarbij vooral het melkvee centraal staan.

Ontwikkeling rundveehouderij van-af de twintiger jaren

Rundvee uit de t w i n t i g e r jaren van deze e e u w en r u n d v e e van n u ver-schillen nogal v a n elkaar. Het aantal veeslagen is gelijk g e b l e v e n , maar het p r o d u k t i e v e r m o g e n is sterk t o e g e n o m e n . De g e m i d d e l d e m e l k p r o duktie per koe per lactatie is m e t o n -geveer 1 5 0 0 - 2 000 kg (tabel 1) ge-s t e g e n ; v o o r de m e l k v e t p r o d u k t i e ige-s de v o o r u i t g a n g nog veel groter als g e v o l g van het s a m e n v a l l e n v a n m e l k o p b r e n g s t - en vetgehalte-stij-g i n vetgehalte-stij-g . Tabel 1 vetgehalte-stij-geeft hiervan een beeld.

In dezelfde periode n a m het aantal stuks r u n d v e e in ons land sterk toe. Deze t o e n a m e g e l d t alle categorieën r u n d v e e , zoals uit tabel 2 blijkt.

Het areaal c u l t u u r g r o n d o n d e r g i n g in deze periode ook enige verander i n g , maaverander deze w a t toch m i n d e verander o p merkelijk dan bij het r u n d v e e b e -s t a n d . In tabel 3 i-s daarvan een beeld gegeven. Daarin is ook ver-m e l d de in ZW u i t g e d r u k t e , bere-kende o p b r e n g s t per ha grasland. De gegevens uit tabel 4 laten zien, dat te m i d d e n van de kostenfactoren het krachtvoer relatief g o e d k o p e r is g e w o r d e n , t e r w i j l de lonen een e n o r m e stijging v e r t o n e n ; v o o r a l in

de laatste 10 à 15 jaar is deze s t i j g i n g ontzaggelijk g r o o t geweest. Globaal berekend kon met de m e l k o p b r e n g s t v a n ca. 5 koeien in 1955 één arbeidskracht in loondienst w o r d e n g e h o u d e n ; in 1975 kon dat pas met de o p -b r e n g s t v a n ca. 12 koeien. O p v a l l e n d is, dat de v e r h o u d i n g tussen melk-en vleesopbrmelk-engstprijzmelk-en in g r o t e lij-nen dezelfde is g e b l e v e n .

De in v o o r g a a n d e tabellen w e e r g e -geven o n t w i k k e l i n g s l i j n van de vee-houderij laat, s a m e n g e v a t , zien, dat de z u i v e l p r o d u k t i e (melk en m e l k v e t totaal) ongeveer v e r d r i e v o u d i g d is, t e r w i j l in de oppervlakte cultuurg r o n d en cultuurgrasland nauwelijks v e r a n -dering is g e k o m e n . Tegelijkertijd is het aantal bedrijven (en werkers) in de r u n d v e e h o u d e r i j aanmerkelijk (1975 is ca. 5 0 % v a n 1925, 1925 ge-schat 2 2 6 0 0 0 ; 1975 ca. 120000 (alle bedrijven)) t e r u g g e l o p e n , t e r w i j l s o m m i g e p r i j s v e r h o u d i n g e n (lonen) nogal zijn g e w i j z i g d m e d e onder i n v l o e d v a n het t o e g e n o m e n w e l -vaartspeil in en v o o r a l buiten de vee-h o u d e r i j .

Ontwikkeling rundveevoeding van-af de twintiger jaren

Ongeveer 50 jaren geleden w e r d e n al de d o o r Kellner o n t w i k k e l d e v o e -d e r n o r m e n en v o e -d e r w a a r -d e r i n g in ons land gebruikt. Vergelijking v a n de Z W - en e i w i t n o r m e n v a n t o e n m e t die v a n 1975 laat zien, dat daar-in v o o r melkvee slechts kledaar-ine ver-a n d e r i n g e n zijn w ver-a ver-a r te n e m e n . Er w e r d t o e n gewerkt m e t verteerbaar zuiver (of werkelijk) e i w i t , zodat de

Tabel 1 Melk- en vetproduktie (per koe)

Nederlandse veestapel Jaar melk (kg)

1921 1935 1946 1955 1965 1975 2 700 3480 3 060 3 855 4 200 4 697 vet(%) vet (kg) 3,26* 3,50* 3,38 3,73 3,86 3,93 89 122 103 144 162 185

Bron: Bond Coöperatieve Zuivelfabrieken Friesland; geselecteerde groep koeien; vetgehalte van alle melk ligt lager

(2)

getallen w a t lager uitkomen dan de nu al jaren (1958) op v o e d e r n o r m ruw e i w i t ( = verteerbaar r u w eiwit, w a a r o p - in bepaalde gevallen - e e n correctie is toegepast) a f g e s t e m d e e i w i t n o r m e n v o o r r u n d v e e en scha-pen.

A l s h i e r m e e rekening w o r d t g e h o u -d e n , kan gestel-d w o r -d e n , -dat -de voe-d e r n o r m e n g e voe-d u r e n voe-d e ongeveer 50 jaar nagenoeg gelijk zijn g e b l e v e n . N o g vers in het g e h e u g e n ligt de v e r a n d e r i n g in de wijze, w a a r o p de energetische v o e d e r b e h o e f t e van het melkvee sinds mei 1977 w o r d t u i t g e d r u k t : de Voedereenheden melkvee, k o r t w e g VEM en de Voedereenheden v o o r intensief g e h o u -den vleesvee, VEVI. Volstaan w o r d t d a a r o m m e t de vaststelling dat nu niet meer een aspect v a n de stoffelij-ke p r o d u k t i e (lichaamsvet, basis ZW) aan de energetische v o e d e r n o r m e n en v o e d e r w a a r d e ten g r o n d s l a g ligt, maar de energie (cal, J) in melk en in vleesaanzet.

De v o e d e r n o r m e n m o g e n dan v o o r melkvee ongeveer gelijk gebleven zijn, de hoeveelheid en de soort voe-dermiddelen, die in de v o e r b e h o e f t e v a n het vee moesten v o o r z i e n , zijn dat zeker niet.

Zo speelde in de stalperiode, zo'n 50 jaar g e l e d e n , bij de r u w v o e d e r s het h o o i duidelijk de h o o f d r o l , aange-v u l d met een aantal e n k e l aange-v o u d i g e krachtvoeders. Een enkel v o o r b e e l d : c o c o s m e e l , l i j n m e e l , gluten speel-den t o e n d e r t i j d in die categorie een grote r o l . Kuilvoer stond t o e n nog aan het begin v a n de o n t w i k k e l i n g . Dat blijkt uit de o n d e r w e r p e n van onderzoek uit die t i j d en uit de voe-d e r m i voe-d voe-d e l e n t a b e l l e n uit leerboekjes v a n t o e n . Zo is in de 4e druk (1935) v a n V e e v o e d i n g (Leignes Bakhoven) v o o r ingekuild gras één regel met gegevens v e r m e l d , t e r w i j l dit bij g r a s h o o i v o o r 5 kwaliteiten het ge-val is.

In 1955 zijn de v e r h o u d i n g e n danig g e w i j z i g d : 9 kwaliteitsklassen en va-rianten v a n i n g e k u i l d gras en 7

soor-ten g r a s h o o i , w a a r o n d e r het ruiter-h o o i . Nu (1977) zijn gegevens v o o r 24 klassen graskuil en v o o r 6 klassen g r a s h o o i (wel en niet geventileerd) o p g e n o m e n .

De v e r s c h u i v i n g v a n hooi in de rich-t i n g van kuil w e e r s p i e g e l rich-t een srich-tuk onderzoek - o n d e r druk v a n de eco-n o m i s c h e eco-noodzaak - o m per ha grasland een grotere o p b r e n g s t aan v o e d e r w a a r d e te halen dan voor-heen. Conservering in de v o r m v a n kuil b o o d daartoe meer m o g e l i j k h e -den dan in de v o r m van h o o i . Zeker als het silageproces kon w o r d e n be-g u n s t i be-g d d o o r anorbe-ganische zuren (Virtanen) (ca. 1930) of suikerrijke Produkten zoals melasse of bieten (Hardeland m e t h o d e vijftiger jaren) bij het inkuilen aan het gras toe te v o e g e n .

Ook bij de h o o i w i n n i n g t r o u w e n s k w a m e n n i e u w e m e t h o d e n in ge-bruik. Zo deed in de jaren na de t w e e d e w e r e l d o o r l o g het ruiteren o p vele plaatsen zijn intrede. Kwaliteits-v e r b e t e r i n g Kwaliteits-v a n het r u w Kwaliteits-v o e r en ho-gere o p b r e n g s t e n per ha w e r d e n d a a r d o o r i n d e r d a a d bereikt, maar t o e n de v l u c h t van werkers uit de l a n d b o u w steeds groter w e r d , k w a m er een Kentering in de groei van deze v o e d e r w i n n i n g s m e t h o d e n . De be-n o d i g d e arbeid w a s er be-niet meer of w e r d te duur. Het steeds verder ter u g l o p e n van het aandeel v o e d e ter g e w a s s e n ( v o e d e r b i e t e n , s t o p p e l k n o l -len e.d.) in de r u n d v e e v o e d i n g hield v e r b a n d met dezelfde a c h t e r g r o n d e n . De e c o n o m i s c h e druk o m o n -danks de g e n o e m d e v e r m i n d e r i n g v a n het aantal werkers - meer te p r o d u c e r e n bleef echter a a n h o u d e n , zodat de mechanisatie een grote v l u c h t n a m : hooi w e r d met lage ds-gehaltes in de schuur gebracht en daar d r o o g geblazen (koude of ver-w a r m d e lucht); gras ver-w e r d herhaal-delijk o p het land g e s c h u d , zodat het ds-gehalte snel t o e n a m en w e r d met - in v e r g e l i j k i n g tot vroeger - hoge dsgehaltes i n g e k u i l d : v o o r d r o o g -kuil. T o e n b o v e n d i e n n i e u w e stalty-p e n , de l o o stalty-p s t a l l e n , h u n intrede deden w e r d mechanisatie v a n de v o e -d e r i n g in -de stalperio-de mogelijk. M e d e d a a r d o o r is er in de laatste ja-ren een h e r n i e u w d e v e r s c h u i v i n g in de v e r h o u d i n g h o o i / k u i l in de kuil-richting waar te n e m e n . Op deze w i j z e w e r d het m o g e l i j k kwaliteit en o p b r e n g s t per ha grasland o p steeds hoger plan te b r e n g e n , zij het dat de oliecrisis v a n 1973 de aandacht ves-t i g d e o p een gevoelige plek v a n de nu in zwang zijnde r u w v o e d e r w i n -n i -n g .

Niet alleen in de o n d e r l i n g e v e r h o u -d i n g e n , ook in -de voe-derwaar-de hebben zich v e r a n d e r i n g e n voltrok-ken. Tabel 5 geeft daarvan een in-druk.

V o o r a l de e i w i t v o e d e r w a a r d e is toe-g e n o m e n ; de toepassintoe-g v a n steeds betere v o e d e r w i n n i n g s - en conser-v e r i n g s m e t h o d e n hebben dat sa-m e n sa-m e t de sterk gestegen N-be-m e s t i n g via kunstN-be-mest bewerkstel-l i g d .

Het gebruik v a n N-meststoffen per ha g r a s l a n d , v e r m e l d in onder-staand staatje, geeft een indruk v a n v e r a n d e r i n g e n , die zich hier hebben v o l t r o k k e n .

Gebruik N-meststoffen (kgN) per ha gras-landin Nederland:

N-kunstmest N-org. mest 1925 1955 1975 20 80 240 20 25 35

In de w i n t e r v o e d i n g is bij het kracht-voergedeelte ook veel v e r a n d e r d . In de dertiger jaren b e g o n n e n , tijdens de t w e e d e w e r e l d o o r l o g (toen w e r d een v e r p l i c h t i n g t o t gebruik van m e n g v o e d e r ingevoerd) g e s t i m u -leerd en daarna spontaan is het m e n g v o e d e r steeds meer in de plaats g e k o m e n v a n de e n k e l v o u d i -ge krachtvoeders, w a a r v a n eerder enkele v o o r b e e l d e n w e r d e n gen o e m d . Het aagendeel v a gen de m e gen g

-Tabel 2 Omvang van de rundveestapel

(x 1 000 stuks) in Nederland Jaar

1921 1935 1945 1955 1965 1975 Totaal rundvee 2 027 2 640 2 277 2 995 3751 4956 Melk-en kalfkoeien 1 086 1435 1 118 1 510 1723 2218 Mestvee 83 170 15 163 478 801 Stieren 1 jaar en ouder 26 38 30 22 30 48 Jongvee 868 997 1 044 1300 1520 1889

(3)

Tabel 3 Cultuurgrond, grasland (x 1 000 ha) en graslandopbrengst (kg ZW) in Nederland Jaar 1925 1935 1947 1955 1965 1975 Cultuurgrond 2 252 2298 2 392 2 308 2 256 2 082 Grasland 1259 1335 1228 1296 1337 1286 ZW*-opbrengst per ha grasland niet bekend 2 500 2 600 2 800 3300 4 500

* Voor omrekening van de in 1977 ingevoerde voedereenheden (VEM) bestaat geen algemeen geldende formule. Ruwweg kan in dit geval de hoeveelheid VEM worden benaderd door ZW met 1,45 te vermenigvuldigen

Tabel 4 Verhoudingen binnen enkele kostenfactoren en binnen enkele op-brengstprijzen in Nederland Jaar 1925 1935 1945 1955 1965 1975 100 kg kr.voer 1200 450 2400* 3210 3 570 4520 Kosten (centen) uurloon (incl. soc. lasten) werkgever 401 301 872 157 359 1387 voer melk 120 90 184 128 112 85 loon melk 4 6 6,7 6,3 11,2 26,2 Opbrengsten 1kg melk3 10 5 13 25 32 53 1kg rundvlees 117 50 140 280 430 610 vlees melk 11,7 10 10,8 11,2 13,4 11,5 eigen schatting 1947, gedeeltelijk geschat

Bron: Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken 'Friesland', koeien; prijs voor gemiddelde melk vermoedelijk lager

geselecteerde groep

Tabel 5 Voederwaarde hooi en kuil in

de loop der jaren Veldhooi (gem.)

per kg produkt

Ingekuild gras (gem.)*** per kg produkt g zw vre vochtig gzw voordroog gzw 1935* 1955** 1975** 310 54 (20) 79 14 -324 54 (20) 92 13 (40)220 40 340 71 (25)115 24 (40)196 44 * Veevoeding, Leignes Bakhoven, 1935

* * Verkorte tabel, CBV, 1955,1975

* * * ds-gehalteszijn tussen haakjes geplaatst

Tabel 6 Mengvoedersamenstelling (koekjes) (%) (voorbeeld) in verschillen-de jaren (rundveemengvoeverschillen-der met ca. 12% vre in 1948 en 1977) 1939* 10 maismeel 15 roggemeel 10 maisglutenvoermeel 10 cocosmeel 10 palmpitmeel 15 lijnmeel 10 grondnotenmeel 10 sojameel 7,5 melasse 25 mineralen gzw ca. 700 vre ca. 200 1948 20 gerstemeel 20 roggemeel 10 Sorghummeel 5 lijnmeel 10 cocosmeel 7,5 palmpitmeel 5 koolzaadkoek 15 grintzemelen 5 melasse 2,5 mineralen . gzw ca. 670 vre ca. 120 1977 27,4 maisglutenvoermeel 5 lijnzaadschilfers 5 babassuschilfers 10 raapschroot 12,5 pulp 27,5citruspulp 5,5 melasse 4 vinasse 0,8 vet 0,5 vit.-min.concentraat 0,8 zout gzw ca. 640 Vre ca. 120 melkveeköekjeA, volgens benaming in 1939

(4)

voeders in de rundveevoeding is sterk toegenomen, terwijl belangrij-ke verschuivingen tussen groepen grondstoffen in de mengvoeders hébben plaats gehad. Was in de be-ginjaren van het mengvoedertijd-perk een mengsel zonder lijnmeel, cocosmeel nauwelijks in tel, nu wor-den mengvoeders, die voor het grootste deel zijn opgebouwd uit bij-en nevbij-enproduktbij-en als uitstekbij-ende voeders hoog gewaardeerd. Hierbij dient uiteraard te worden aangete-kend, dat de kennis van de waarde van deze grondstoffengroep inmid-dels sterk was toegenomen. Een voorbeeld van deze verschuiving is gegeven in tabel 6.

Ook in de weideperiode veranderde er veel in de voeding van het rund-vee. Tabel 3 geeft aan, dat de ZW-opbrengsten per ha grasland in de loop der jaren steeds hoger is ge-worden. Dat is mogelijk gemaakt door het toepassen van nieuwe be-weidingssystemen, gepaard gaande met een stark toegenomen kunst-mest-(stikstof) gebruik. De standwei-de maakte plaats voor het omwei-dingssysteem, dat gedurende de vijftiger jaren verder verfijnd werd tot rantsoenbeweiding. Ook zomer-stalvoedering kwam toen hier en daar in zwang om de beweidings-verliezen nog verder te beperken en zo een nog hogere benutting van het weidegras te bewerkstelligen. Rant-soenbeweiding en zomerstalvoede-ring vragen relatief veel arbeid en hebben geen overheersende plaats in de weide-exploitatie gekregen. Het steeds schaarser wordende aan-tal werkers op de veehouderijbedrij-ven leidde tot versterkte mechanisa-tie van werkzaamheden en tot in-schakeling van loonwerkers. Bij ge-noemde beweidingssystemen is dat echter niet goed mogelijk.

Bij de zeer intensieve benuttingsme-thoden van grasland openbaarden zich soms storingen (Cu-gebrek, kopziekte) in de gezondheid van het

melkvee, die blijkens onderzoek

-samenhingen met de minerale sa-menstelling van het gras. Ook nam de frequentie van slepende melk-ziekte toe; verschillende onderzoe-kingen leidden tot de gevolgtrekkin-gen, dat voederintensiteit samen met sommige kwaliteitskenmerken van kuilvoer daarbij een belangrijke rol speelden.

In het voorafgaande is, zoals eerder aangekondigd, de melkveevoeding in het middelpunt geplaatst.

Met betrekking tot de voeding van rundvee voor de vleesproduktie het volgende: Voorheen werd vrijwel uitsluitend rundvlees gegeten, af-komstig van uitstootkoeien, die via een aangepaste voeding meer of minder slachtrijp werden gemaakt. In de weideperiode gebeurde dit via de z.g. vetweiderij. Beide systemen van rundvleesproduktie spelen ook nu nog een grote rol (goed voor 80% van de rundvleesproduktie in ons land), maar in de laatste 10 à 15 jaar is de vleesproduktie van jonge stie-ren sterk opgekomen.

Op dat gebied is een stuk veevoe-dingsonderzoek uitgevoerd, waar-door is komen vast te staan, dat de

aanvankelijk aangehouden eiwitbe-hoefte van dit jonge slachtvee te hoog was. De sterk toegenomen teelt van snijmais (110000 ha in 1977) heeft ertoe geleid, dat een groot deel van het vlees van jong rundvee wordt geproduceerd met rantsoenen waarin snijmaissilage de hoofdrol speelt.

Was kalfsvlees vroeger een 'klein' produkt, hoofdzakelijk afkomstig van nuchtere kalveren, in de vijftiger jaren is daarin verandering geko-men. Nuchter kalfsvlees is vrijwel uit de consumptie verdwenen, omdat het overgrote deel van de niet voor de fokkerij bestemde kalveren benut wordt voor de produktie van blank kalfsvlees, een in W.-Duitsland, Frankrijk en Italië zeer gewilde vlees-soort. In de zeventiger jaren worden jaarlijks ca. 1000 000 kalveren voor dit doel gehouden tot een gewicht van 150-180 kg.

De opkomst van de zogenaamde kunstmelk (in de vijftiger jaren) heeft gemaakt dat volle melk niet meer voor deze vorm van vleesproduktie wordt gebruikt, zoals vroeger het ge-val was.

Ook in de voeding van kalveren voor

de fokkerijis dat veel meer dan

vroe-ger het geval.

De geschetste veranderingen in het veehouderijbedrijf werden welis-waar onder verantwoordelijkheid en voor risico van de veehouder tot stand gebracht, maar hij werd en wordt daarbij gesteund door belang-rijke inspanningen van voorlichting en onderzoek. Vroeger en ook nu nog speelt de overheid daarbij een grote rol, maar ook het bedrijfsleven de (veevoeder- en

meststoffenin-dustrie) heeft - v o o r a l na de tweede wereldoorlog - daarin een groot aandeel geleverd. Speciaal gericht op de veevoeding kwamen in de vijfti-ger jaren de zogenaamde veevoe-derkernen (rundvee, later ook varkens) tot stand: hun streven was -meer dan voorheen - gericht op veevoedingsvoorlichting per bedrijf. De intrede van de computer in de veehouderij heeft de weg geopend naar nieuwe mogelijkheden op dit terrein, zoals blijkt uit de enige jaren geleden begonnen koppeling van krachtvoederadvisering aan melk-controlegegevens. Op de rol die het Centraal Veevoederbureau (met de Provinciale Veevoederbureaus) in de loop der jaren bij dit alles heeft gespeeld, wordt hier niet nader in-gegaan. Dat zal in de voordracht van Frens voldoende naar voren komen. Het onderzoek op het gebied van de rundveevoeding is in de loop der ja-ren sterk uitgebreid. Binnen de Landbouwhogeschool werd het on-derzoek en onderwijs geïntensi-veerd (veevoeding, fysiologie der dieren, graslandcultuur) daarbuiten was dat ook het geval, zoals blijkt uit de vergroting en in 1977 nagenoeg voltooide nieuwbouw van 'Hoorn', uit verschillende grote onderzoek-projecten -tussen 1950 en 1970-en andere onderzoekinstellingen (IBS: kopziekteonderzoek; N-meststoffen-industrie: hoge en lage N-bemes-ting; IBVL: inkuilonderzoek). Bij het vertrouwd maken van de praktijk met de nieuw verworven kennis speelden voorts regionaal gespreide proefbedrijven, sinds een aantal ja-ren gecoördineerd door het Proef-station voor de Rundveehouderij (PR) een belangrijke rol.

Het voorgaande samenvattend blijkt dus, dat zich in de voeding van het melkvee in de laatste 50 jaar aan-zienlijke veranderingen hebben vol-trokken. Om de sterk gestegen op-brengsten van de rundveestapel mogelijk te maken, waren kwalitatie-ve en kwantitatiekwalitatie-ve aanpassingen in de voeding nodig. Dat is gezocht in zowel de ruwvoer- als in de kracht-voersector, nu en dan gepaard gaan-de met stofwisselingsstoringen, die met veranderingen in de voedersa-menstelling verband hielden. Om de welvaart van andere sectoren in de

maatschappij (opstuwing van de uurlonen) zo goed mogelijk te kun-nen blijven volgen (ondanks het

(5)

te-ruglopende aantal arbeidskrachten) werd de voederwinning en de voe-derstrekking - vaak in nieuw ontwik-kelde stalvormen - meer of minder sterk gemechaniseerd en/of geauto-matiseerd.

Knelpunten in de rundveevoeding in 1977 en later

Algemene verhoudingen

De in de laatste paragraaf van het voorgaande hoofdstuk geschetste ontwikkeling tot nu toe is uiteraard niet In 1977 tot stilstand gekomen. Integendeel! In de laatste jaren is een tweetal ontwikkelingen op gang gekomen, die steeds duidelijker hun invloed in het agrarisch gebeuren in Nederland laten gelden. Het is de al-gemene bewustwording (1) dat er wat gedaan moet worden aan de grote verschillen in welvaart en voedselvoorziening tussen landen uit het ontwikkelde en het minder ver ontwikkelde deel van de wereld en (2) dat in ons land de welvaarten de stem van het niet-agrarische deel van de bevolking zo groot zijn ge-worden, dat die van het landbou-wende bevolkingsdeel dreigt te wor-den verstikt.

Er moet daarom steeds weer her-haald worden, dat de taak van land-bouw en veehouderij in deze wereld waartoe ook Nederland behoort -in de eerste plaats is het leveren van voedsel voor de mensheid. De plan-ten spelen daarbij de hoofdrol. Zij nemen voedingsstoffen op uit de bodem en benutten zonne-energie voor de vorming van organische stof. Deze combinatie leidt tot de vorming van een grote massa plant-aardig materiaal, dat geheel - v a k e r echter slechts voor een gedeelte -de mens tot voedsel kan dienen. Er zou een groot deel van de aldus gevormde en beschikbaar gekomen plantaardige massa verloren gaan als de dierenwereld er niet was. Dieren, en in het bijzonder vee, be-zitten eigenschappen, die verwer-king van die plantenmassa tot voed-sel mogelijk maken. Voeder wordt voedsel!

Veehouders hebben zich - overal ter wereld - tot taak gesteld de beide daarbij betrokken grootheden, dier en voer, zodanig te bespelen, dat ze een goed bestaan in de veehouderij kunnen vinden door het produceren van dierlijk voedsel. Hun

handelwij-ze wordt daardoor behalve door de eigenschappen van dier en voer sterk bepaald door economische overwegingen.

Vaak en veel echter wordt de land-bouw en daarbinnen niet in de laat-ste plaats de veehouderij afgeschil-derd als medeschuldige aan

armoe-de en honger in onarmoe-derontwikkelarmoe-de landen. Te vaak en te veel worden

ook landbouw en veehouderij nage-wezen als de boosdoeners met be-trekking tot milieubederf, tot aantas-ting van het /andscriapsoee/d, terwijl heel gemakkelijk wordt gesteld en geloofd, dat het voedsel, dat in de Nederlandse landbouw en veehou-derij wordt voortgebracht kwalitatief maar zo zo is.

De jongste ontwikkeling in dit kader is dat bij grote groepen Nederlan-ders de mening postvat, dat het vee (pluimvee, varkens, runderen) in Ne-derland zich zeer ongelukkig moet voelen. Het welzijn van het vee zou beneden de maat zijn.

De tweede ontwikkeling ligt in het vlak van de economische omstan-digheden, waarin de landbouw in ons land moet werken e n - mogelijk-blijven werken. Ondanks de hiervoor geschetste spanning tussen het wel en niet agrarische deel van onze be-volking moet de veehouder (de land-bouw in het algemeen) in staat wor-den gesteld zijn bijdrage aan de voedselproduktie te blijven leveren op een met andere bevolkingsgroe-pen vergelijkbaar welvaartsniveau. Dat betekent een zo hoog mogelijke

efficiency bij de produktie: grote

kennis van de stoffelijke omzettin-gen in het dier en kennis van de voe-derwaarde (en prijs) bepalende ei-genschappen van het voeder. Op een aantal knelpunten, die met de genoemde ontwikkelingen samen-hangen, zal hieronder nader worden ingegaan.

Voedselvoorziening in ontwikke-lingslanden

Langs twee kanalen wordt en zal in ons land de veehouderij worden ge-confronteerd met dit maatschappe-lijke probleem. Op het onderzoek zal een groter beroep dan tot nu toe worden gedaan om een deel van de capaciteit voor werk ten behoeve van ontwikkelingslanden in te zet-ten. Omdat in de nabije toekomst geen uitbreiding van het onderzoek-apparaat verwacht wordt, zal de in-zet voor de Nederlandse

veehou-derij verminderd moeten worden. Voor het landbouwkundig onder-zoek als geheel zal deze verminde-ring in de komende 4 à 5 jaren tot 5% moeten oplopen. De enige jaren geleden begonnen discussie over de zogenaamde voederverkwisting in de veehouderij, terwijl in onderont-wikkelde landen mensen van honger omkomen, zal voortduren. In de vee-houderij, meer nog bij de varkens-en pluimveehouderij dan in de rund-veesector, zal men er rekening mee moeten houden, dat deze bedrijfs-takken door groepen Nederlanders met argwaan worden bekeken. Het is en blijft zaak voor praktijk, voor-lichting en onderzoek om waar mo-gelijk te laten zien en duidelijk te ken, dat het heel anders ligt dan ma-tig deskundigen in royaal toegeme-ten ruimte in krant, radio en televisie uitdragen.

Kwaliteit dierlijk voedsel

Met de verschuiving van granen naar nevenprodukten in de in ons land gebruikelijke mengvoerdersa-menstellingen (tabel 6) doet zich het probeem voor, dat veel gemakkelij-ker dan vroeger onverwachte uit-schieters in de voederwaarde van sommige grondstoffen zullen kun-nen optreden. De effecten van het mengvoeder kunnen daardoor an-ders zijn dan op grond van de be-staande kennis mag worden aange-nomen. Dit kan soms ongunstig doorwerken in de kwaliteit van het dierlijk produkt. Voorts kunnen spo-radisch produkten hun intrede doen, waarin ongewenste stoffen voorko-men. Samen met de daarvoor ver-antwoordelijke instanties zullen veevoederindustrie en onderzoek er-voor moeten zorgen, dat hieruit geen risico's voor de consument kunnen voortvloeien. Het aantal spelregels bij de verwerking van bij-en afval produktbij-en zal daardoor ver-moedelijk toenemen. Ook de rund-veehouder zelf zal bedacht moeten zijn op zulke regels en op het toege-nomen kwaliteitsbesef bij de consu-ment, als hij aankoop van ongewone produkten overweegt.

Andere kwaliteitsaspecten waarmee de rundveehouderij te maken heeft en zal krijgen, zijn de vetgehaltes in melk en vlees. Uitgaande van het ge-geven, dat de voedselconsumptie in een welvaartssamenleving als de onze uit blijft gaan boven de fysiolo-gisch noodzakelijke, zal het streven

(6)

naar minder calorierijk voedsel steeds meer aandacht krijgen.

In de veehouderij kan dat door melk en vlees met minder vet te produce-ren. Indien fokkerij- en veevoedings-wetenschap zich daarop richten, is dat technisch gezien te verwezenlij-ken. De huidige marktverhoudingen maken evenwel een ommekeer in die richting nog niet aantrekkelijk. Indien echter zo'n ontwikkeling in de toekomst toch economisch perspec-tief zou krijgen, moet een eerste on-derzoekaanzet in die richting nu niet worden afgewezen. Volgens POLI-TIEK kost het doorwerken van onderzoekresultaten in de veefokke-rij naar de praktijk toe ongeveer 14 jaar.

De eventuele produktie van minder calorierijke melk drukt overigens de voerkosten. Immers voor melk met een vetgehalte van 3,50% is 7% minder VEM nodig dan voor 1 kg meetmelk (4%). Gemakshalve de VEM-behoefte voor 1 kg meetmelk op 450 stellende betekent dit per kg melk een besparing van ca. 30 VEM. Bij een jaarproduktie van 6000 kg (1985), waarvan 2 500 in de stalperi-ode, betekent dat 75 000 VEM of ca. 75-80 kg mengvoer per koe.

Een soortgelijke redenering (samen-spel van fokkerij- en veevoedingson-derzoek; voederbesparing) geldt voor de vleesproduktie. Uit bijdra-gen aan verschillende door de EEG georganiseerde Symposia (2) op het terrein van de vleesproduktie blijkt

bij herhaling, dat er niet alleen tus-sen, maar ook binnen veerassen grote verschillen voorkomen met betrekking tot vlees- en vetvor-mingsvermogen. Gegeven het feit, dat de vorming van lichaamsvet meer dan 3 x zo veel energie vraagt als vrij vlees is er veel voor te zeg-gen criteria in handen te krijzeg-gen, waardoor selectie op deze kenmer-ken vóór het begin van de groeiperi-ode mogelijk wordt.

Fokkerij en levensduur

Er is een toenemende drang te ver-wachten om in de veehouderij, in het bijzonder in de varkens- en pluimveehouderij, aanpassingen door te voeren die het welzijn van het vee ten goede komen. Duidelijke criteria voor het dierlijk welzijn zijn nog schaars, zodat sterk doelgerich-te onderzoekingen en praktijkmaat-regelen niet eenvoudig zijn, maar daarin kan verandering komen. Er

zijn enkele onderwerpen in de vee-voeding die daarmee te maken heb-ben en die daarom aandacht verdie-nen. Gedoeld wordt op de voeding in het begin van de lactatie. Gezien de betekenis, die - in verband met de selectie - aan de 100-dagen lijst wordt toegekend, bestaat de sterke neiging in die periode de koeien krachtig te voeren. Dat leidt welis-waar tot het gewenste effect, maar het is de vraag of hiermee de kans op snellere slijtage en kans op ver-korting van de levensduur wordt vergroot. Misschien zou in dit ver-band een gelijkmatiger verdeling van de voederhoeveelheden over de lactatie en - daarmee - het streven naar een erfelijke bepaalde lactatie-curve met een vlak verloop aantrek-kelijker kunnen zijn.

Omdat in zo'n situatie de 100-dagen lijst aan betekenis als selectiecriteri-um inboet, zou ook hier samenwer-king tussen fokkerij- en voedingson-derzoek nodig zijn.

Een hierop lijkende situatie doet zich voor in de varkensfokvoeding, waar-bij een krachtige voeding en groei in de periode die vooraf gaat aan de uitverkiezing als fokzeug wordt na-gestreefd (index). Soms blijkt daar-na, dat de kwaliteit van het been-werk te wensen overlaat, zodat een voortijdig eind aan de produktieve periode van de (jonge) zeug moet worden gemaakt.

Indien vlakker verlopende lactatie-curves bij melkvee op grote schaal werkelijkheid zouden zijn geworden, wordt het risico van voederstoornis-sen in het begin van de lactatie ver-minderd als gevolg van de minder grote verteringsdepressie en groter rendement van het voer in die peri-ode worden verwacht. Het ziet er verder naar uit, dat de gelijkmatiger over de lactatieperiode verdeelde produktie een betere benutting van het ruwvoer mogelijk maakt, omdat het ruwvoerverdringingseffect van de zeer hoge krachtvoergiften in de vaak hoog oplopende piek in de melkproduktie wordt verminderd.

Diergezondheid

Hiervoor is al even aangestipt dat in de achter ons liggende jaren een aantal met de veevoeding samen-hangende gezondheidsstoringen bij rundvee uitvoerig zijn bestudeerd. Middelen en maatregelen om ze te voorkomen, zijn gevonden en wor-den toegepast.

Samenhangend met de grote giften krachtvoer voor het zeer produktieve melkvee in ons land neemt de aan-dacht toe voor de uitwerking daar-van op de diergezondheid.

De minimale hoeveelheid lang ruw-voer - een derde deel van de totale ds in het rantsoen - v o o r melkvee is een grens die aangehouden moet worden om (1) het melkvetgehaltein de melk op peil te houden en (2) om te voorkomen, dat de gistingsproces-sen in de pens zo abnormaal zijn, dat de dieren ziek worden. Het onder-zoek naar de 'structuur' van ruwvoer en naar variaties in de koolhydraat-fractie van de mengvoedersamen-stelling houdt hiermee nauw ver-band. Verwacht mag worden, dat in de komende jaren hieruit conse-quenties voor de veevoeding in de praktijk zullen voortvloeien.

Eiwitproduktie

Het unieke vermogen van de herkau-wer om in pens en netmaag met be-hulp van de pensflora en -fauna niet alleen cellulose af te kunnen breken, maar ook van eenvoudige N-verbin-dingen eiwit te kunnen maken, is al tientallen jaren punt van onderzoek. Het beschikbaar komen van nieuwe kennis en nieuwe en verfijndere on-derzoektechnieken heeft er samen met de nogal wisselende en soms zeer hoog oplopende eiwitprijs toe geleid, dat het eiwitverteringsproces bij de herkauwer hier en elders in-dringend wordt bestudeerd. Deze grote onderzoekinspanning zal er zonder twijfel toe leiden, dat in de komende jaren informatie beschik-baar zal komen, die uiteindelijk tot betere voorspellingen van de effec-ten van voedereiwit op vertering en melkeiwitproduktie zal leiden dan nu. Daaruit zullen nieuwe grondsla-gen voor eiwitvoedernormen voort-komen, met tenslotte een overgang van het huidige vre-systeem naar iets anders. Zo'n omschakeling valt evenwel - gezien de moeilijkheids-graad van het onderzoek - in de praktijk in de eerstkomende 5 jaar niet te verwachten. Zeker is dat ge-streefd zal worden naar het maxi-maal benutten van het eiwitvor-mingsvermogen van de levende pensinhoud, zodat in de rundvee-voeding met een minimum aan voe-der eiwit zal kunnen worden vol-staan.

(7)

Voederopname

Hiervoor werd bij het verdringen van ruwvoer door krachtvoer al aan-geroerd, dat het voederopnemings-vermogen van melkvee grenzen heeft, die bij de tegenwoordig steeds meer voorkomende hoge produktie van melkvee benaderd of bereikt worden. Door o.m. verschui-ving in de verhouding tussen ruw-voer en krachtruw-voer en door bewer-king van het voer (hakselen, pellete-ren ruwvoer) wordt soms met suc-ces de grens wat verlegd, maar het wezen van het mechanisme dat de voederopnamecapaciteit bij het rundvee beheerst is onvoldoende bekend. Onderzoek naar zowel de factoren in het dier als kenmerken van het voeder die hierbij beslissend zijn is daarom nodig. Grasland, het ervan afkomstige hooi en de kuil, ne-ven- en afvalprodukten uit de voe-dings- en genotmiddelenindustrie spelen een grote rol in de rundvee-voeding. Ze bevatten allemaal aan-zienlijke hoeveelheden cellulose en zijn daardoor alleen door herkau-wers redelijk goed te verteren. Deze eigenschap maakt echter ook dat het vee er minder van opneemt dan op grond van prijsverhoudingen ge-wenst is.

Er zijn evenwel aanwijzingen dat er variaties binnen het cellulosecom-plex bestaan, die de voederopna-me-mogelijkheid verschillend beïn-vloeden. Voederwaarde-onderzoek in deze richting is daarom nodig. Gras dat afgegraasd wordt maakt in ons land ongeveer 40-50% uit van het jaarlijkse veevoederverbruik door melkvee. Toch zijn - onder

meer wegens de moeilijke meet-techniek - geen nauwkeurige me-thoden beschikbaar om de grasop-name te voorspellen of te meten. Ook omtrent de invloed van aan of in het gras aanwezige kenmerken op de opname door het vee is onvol-doende bekend.

Bekend is wel dat sommige koeien dagelijks geweldige hoeveelheden voeder kunnen opnemen. Getallen van 22 à 23 kg droge stof (uit ruw-voer en krachtruw-voer) worden nu en dan gemeten. Nagegaan moet wor-den waarom zulke koeien dit kun-nen. Ook hier weer zal een samen-spel tussen fokkerij- en voedingson-derzoek gesteund door fysiologisch onderzoek nodig zijn, om uiteindelijk de praktijk middelen in de hand te geven, waardoor bij de dierlijke pro-duktie een maximaal gebruik van ruwvoeders en bijprodukten kan worden gemaakt.

Fossiele energie

De algemene verwachting dat de prijs van olie, gas en andere energie-bronnen zal blijven stijgen is steeds vaker aanleiding om te trachten het mogelijke effect daarvan op ver-schillende maatschappelijke activi-teiten na te gaan. Het blijft vaak nog bij een poging omdat de benodigde gegevens schaars en brokkelig zijn. Toch zijn er op het gebied van de veevoeding enkele studies verricht, merendeels in Engeland en de Ver-enigde Staten (Leach, Wilkins, Sles-ser, Blaxter). Op grond van de daar gevonden gegevens is een poging gedaan enkele rundveevoeders te-gen die achtergrond te bezien.

Voor-opgesteld moet worden dat de land-bouw als geheel een bescheiden ge-bruiker van fossiele energie is. Lan-ge Lan-geeft voor Nederland aan dat dit aandeel 5,9% is. De veehouderij is daarbij vermoedelijk weer een (be-scheiden) gebruiker in vergelijking met bijv. de tuinbouwsector.

Ook moet erop gewezen worden dat de door genoemde auteurs vermel-de gegevens slechts hanteerbaar worden gemaakt door nu en dan zeer grove gemiddelden te nemen, bepaalde uitgangspunten aan te ne-men, enz.

De aldus tot stand gekomen getallen zijn overgenomen of - als daar infor-matie over was - gedeeltelijk aange-past aan Nederlandse omstandighe-den. Dat laatste is met name bij de ruwvoeders gebeurd.

In tabel 7 is een indruk van de zo tot stand gekomen energieverbruiks-schattingen gegeven.

Op grond van deze gegevens kan worden vastgesteld dat de aanspra-ken van enkele veevoeders op fos-siele energie globaal als volgt zijn:

MJ/1000VEM Vers gras

Hooi (niet geventileerd) Kuil(voordroog) Mengvoedergrondstof-fen (granen) Mengvoer (volgens Leach) 3,5 5,3 4,6 6 11

Steeds rekening houdend met de nog wat slappe grond waarop deze gegevens rusten moet de gevolg-trekking worden gemaakt dat stij-gende energieprijzen nadeliger

zul-Tabel 7 Fossiele energiebehoefte voor verschillende veevoeders (G J/ha of G J/ton)

Bemesting Bewerking Hulpmiddelen Import/transport Totaal (per ha) Ds-opbrengst (ton/ha) G J/ton ds MJ/1000VEM Weideg grazen 5,6 0,1

-5,7 2 2,85 3,26 ras L2 stalv. 5,6 1,0 6,6 2 3,30 3,77 Grashooi 1 3 veld ventil. opper 8,5 8,5 0,9 0,8 11,1 9,4 20,4 2,4 2,9 3,9 7,03 5,31 9,25 Graskuilds 40% 20% 8,5 8,5 1,5 1,3 10,0 9,8 2,8 2,8 3,6 3,5 4,65 5,22 1,3 20% + toev. 8,5 1,3 4,6 14,4 2,8 5,14 6,63 Gedr 1 8,5 1,1 68,6 78,2 3,4 23,0 30,67 •3 Tarwe4 inlands 9,0 4,9 1,5 15,4 3,8* 4,05** 3,79 import 9,0 4,9 1,5 10,8 26,2 3,8* 6,89** 6,45 Gerst4 inlands 8,9 4,9 1,4 15,2 3,4* 4,47** 4,60 import 8,9 4,9 1,4 9,2 24,4 3,4* 7,18** 7,39

1 persnede; 2 geschat voor Ned. omstandigheden; i

3 gegevens van Wilkins toegepast op Ned. opbrengsten; "gegevens van Leach

(8)

len u i t w e r k e n o p de krachtvoeder-sector dan bij de r u w v o e d e r s . Bij de-ze laatste heeft de kunstmest, in het bijzonder de N-meststof, een zeer overheersende i n v l o e d (in de o r d e v a n 90%) o p de g r o o t t e van het be-slag dat bij veevoer op fossiele ener-gie w o r d t g e l e g d .

In de berekening van het energieverbruik per eenheid VEM is bij de r u w -v o e d e r s rekening g e h o u d e n met de bij de conservering o p t r e d e n d e liezen. V e r m i n d e r i n g van deze ver-liezen is d a a r o m ook v a n u i t dit ge-z i c h t s p u n t v a n veel belang. De in de achter ons liggende 50 jaren tot stand g e k o m e n o n t w i k k e l i n -gen zijn m o g e l i j k g e w o r d e n d o o r sterk gestegen k u n s t m e s t g e b r u i k , sterk t o e g e n o m e n mechanisatie en een belangrijke v e r s c h u i v i n g in de r u w v o e r / k r a c h t v o e r v e r h o u d i n g , ont-w i k k e l i n g e n die stuk v o o r stuk d o o r een groter g e b r u i k van fossiele ener-gie t o t stand konden k o m e n . Een sterke stijging v a n de prijs van deze energie zal r e m m e n d of in t e g e n g e -stelde richting kunnen gaan w e r k e n . A a n n e m e n d e dat de prijsstijging ge-leidelijk zal v e r l o p e n is er veel v o o r te zeggen weer meer dan tot dusver de nadruk o p r u w v o e d e r s (vers en geconserveerd) in de r u n d v e e v o e -d i n g te l e g g e n . Gezien -de prijsver-h o u d i n g e n w e r d dit o o k in de acprijsver-hter o n s liggende jaren w e l zo gezien, maar het ziet er naar uit dat de drei-g i n drei-g van een steeds krapper en d u u r d e r e n e r g i e v o o r z i e n i n g hieraan w e e r een extra i m p u l s zal gaan leve-ren.

Conclusie en samenvatting • In de periode na 1925 zijn grote

v e r a n d e r i n g e n in de melkveevoe-ding tot stand g e k o m e n : De kwa-liteit v a n hooi en kuil is in eiwit-gehalte duidelijk v o o r u i t g e g a a n , t e r w i j l de o p b r e n g s t per ha gras-land in diezelfde periode bijna is v e r d u b b e l d .

• De krachtvoerverstrekking v i n d t nu n a g e n o e g uitsluitend plaats in de v o r m v a n m e n g v o e r ; de sa-m e n s t e l l i n g v a n dat sa-m e n g v o e r is in de loop der jaren sterk g e w i j -zigd. Het aandeel granen is tot bijna 0 t e r u g g e l o p e n .

• Het s t a n d w e i d e s y s t e e m w e r d verlaten en v e r v a n g e n d o o r veel intensievere v o r m e n v a n

bewei-ding, zodat het aantal stuks vee per ha grasland zeer sterk kon t o e n e m e n .

• Enkele stofwisselingsstoringen bij melkvee, die s a m e n h a n g e n met de v e r a n d e r e n d e voeder-kwaliteiten (kopergebrek, kop-ziekte, slepende melkziekte) tra-den o p maar w e r d e n na intensie-ve onderzoekingen o v e r w o n n e n . • De basis v o o r v o e d e r w a a r d e r i n g en v o e d e r n o r m e n (het ZWsysteem) bleef tot 1977 o n v e r a n -d e r -d . Toen w e r -d het - o p g r o n -d van jaren onderzoek hier en el-ders - v e r v a n g e n d o o r het o p de eenheid v a n energie in melk en vlees (cal; J) gebaseerde

Voeder-Eenheden-(VEM)systeem. • De betekenis van veehouderij en

veevoeding w o r d t in Nederland vaak en veel onderschat en on-juist beoordeeld. Praktijk, onder-w i j s , v o o r l i c h t i n g en onderzoek doen er g o e d aan steeds weer de-ze m i s v a t t i n g o p passende wijde-ze te o n t z e n u w e n .

• Het t o e n e m e n d e kwaliteitsbesef van de c o n s u m e n t zal er toe lei-den dat het v e r v o e d e r e n v a n s o m m i g e p r o d u k t e n b e m o e i l i j k t kan w o r d e n . De vraag v a n de c o n s u m e n t naar m i n d e r calorie-rijk dierlijk voedsel zou kunnen leiden t o t foktechnische maatregelen, gericht o p h e t v o e d i n g s f y s i o l o g i s c h v o o r d e l i g p r o d u c e -ren van melk en vlees met een la-ger vetgehalte dan nu.

• G e p r o b e e r d m o e t w o r d e n de voederopnamegrenzen v a n r u n d -vee te d o o r b r e k e n d o o r daarop gericht onderzoek. De schatting van de grasopname van grazend vee is te o n n a u w k e u r i g .

• Fragmentarische i n f o r m a t i e o m -t r e n -t he-t beslag da-t veevoeders op fossiele energie leggen w i j s t erop dat de aandacht v o o r het ge-bruik v a n r u w v o e d e r s verder m o e t t o e n e m e n .

Literatuur 1 K. L Blaxter.

The energetics of British A g r i c u l t u r e , J . of S c , F. a n d Agr., 1975, 26,1055. 2 CEC-Seminar on Pattern of G r o w t h and D e v e l o p m e n t in cattle, Gent, 1977.

3 O. Kellner.

Grundzüge der Fütterungslehre, 8e druk, 1928.

4 L a n d b o u w c i j f e r s LEI. diverse j a r e n .

5 J . M. Lange.

De e n e r g i e h u i s h o u d i n g in de Neder-landse l a n d b o u w , publ. no. 12, I M A G .

6 G. Leach.

Energy and Food Production, IPC business Press L i m i t e d , 1976. 7 M. G. A. Leignes Bakhoven. V e e v o e d i n g , 4e druk 1935. Het a f s t e m m e n van de voeding 8 De o n t w i k k e l i n g van de Neder-op hoge piekprodukties heeft een

aantal v o e d i n g s f y s i o l o g i s c h e na-d e l e n , na-die w e l l i c h t v e r m i n na-d e r na-d kunnen w o r d e n d o o r aan melkkoeien met een vlakker v e r l o p e n -de lactatieperio-de -de v o o r k e u r te gaan g e v e n .

• Te v e r w a c h t e n is, dat onderzoe-kingen o m t r e n t 'structuur' van r u w v o e r en o m t r e n t de s a m e n -stelling van rnengvoerfracties tot aanpassingen in de praktijk van de v e e v o e d i n g zullen leiden. • Het

eiwitstofwisselingsonder-zoek bij herkauwers zal - w e l l i c h t in de tachtiger jaren - tot een n i e u w e i w i t w a a r d e r i n g s s y s t e e m kunnen leiden.

landse r u n d v e e h o u d e r i j in deze e e u w , M i n . L., V., 1970.

9 M.SIesser.

Energy subsidy as a criterion in f o o d policy p l a n n i n g , J . of S c , F. and Agr., 1973,24, 1193. 10 Verslag over de l a n d b o u w , diverse jaren. 11 Verslagen en m e d e d e l i n g e n van de Directie van de L a n d b o u w , diverse jaren.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De omzet bedroeg 78,4 miljard dollar, tegenover 75,9 miljard dollar een jaar eerder, terwijl de winst per aandeel klom van 3,28 tot 3,36 dollar.. Internationale verkopen waren goed

“De afgelopen decennia hebben veel bewoners en bezoekers van Breda al kunnen ontdekken wat water voor bete- kenis heeft voor de mens en een stad.. En dan moet je veel verder

Bij het verhaal van de Heilige Familie horen we bijvoorbeeld: ‘Ik ben de oude os die met grote ogen naar het kindje in de kribbe kijkt.’ En ook volwassenen delen: ‘Ik ben die-

Dat juist Dalí werd gevraagd is wellicht vreemd (want die was op zijn minst controversieel) maar ook weer niet heel vreemd, aangezien Alice niet alleen een zeer gewaardeerd boek

Dur- ven we consequent te kiezen voor de waardigheid van de mens, voor een gastvrije samenleving waarin de zwakkeren niet worden uitge- sloten. Of vertrouwen we op de kracht van

Van opleiding ben ik zelf verpleegkundige. Ik heb in woon­zorgcentra gewerkt. Ik

Nicolaas Beets, Verstrooide gedichten uit vroeger en later tijd (1831-1861).. Want dwars door haat en spot wist ge u een weg te banen, Getrouwe liefde! Ai my! hoe blonk uw oog

vleesproductie en –consumptie in de loop van zijn bestaan en welke vooruitzichten zijn er.. We vernemen het