DE RECENTE WIJZIGINGEN IN DE
ERFBELASTING
MET
BIJZONDERE
AANDACHT
VOOR
HET
NIEUWE
FAMILIAAL VERMOGENSRECHT
Aantal woorden: 46.593Simon Commeyne
Studentennummer: 01604789 Promotor: Prof. dr. Jan Bael Commissaris: Dhr. Daan De WitteMasterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Rechten Academiejaar: 2019 – 2020
Voorwoord
“Een man met een plan is niet te stuiten, want er bestaat geen plan om een man met een plan tegen te houden.” Onder het motto van deze leuze, aangeleerd door mijn opa, heb ik mijn masterproef
geschreven. Hiermee sluit ik dan ook op trotse wijze mijn “studentencarrière” af. Gedurende zeven schooljaren kon ik proeven van het hoger onderwijs. Deze periode begon aan de Hogeschool VIVES te Brugge waar ik een driejarige opleiding Bedrijfsmanagement, afstudeerrichting Rechtspraktijk volgde. De rechtsmicrobe kon mij echter nog niet loslaten waardoor ik gemotiveerd startte aan de ManaBa Rechten aan de UGent. Na een schakelprogramma van twee jaar en een tweejarige master komt ook aan deze vervolgopleiding een einde. Uiteraard mag een gemeende dankbetuiging aan een aantal personen niet ontbreken.
Vooreerst gaat mijn oprechte dank uit naar Prof. Dr. Jan Bael die mij als promotor de kans heeft geboden om deze masterproef te schrijven binnen zijn vakgebied. Hij stuurde mij in de juiste richting om deze masterproef tot een goed einde te brengen. Daarnaast wil ik ook mijn commissaris Daan De Witte bedanken die meermaals mijn vragen tijdens het verwerkingsproces beantwoordde.
Ook mijn ouders wil ik graag bedanken. Zij boden mij de kans om een vervolgopleiding te starten nadat ik al een bachelordiploma had behaald. Ze bleven mij doorheen deze bijkomende vier jaren altijd steunen en zonder hen stond ik ongetwijfeld niet waar ik nu sta.
Ten slotte richt ik een speciaal woord van dank aan mijn vriendin Susan. Zij gaf mij schouderklopjes toen ik het wat moeilijk had en gaf mij de nodige motivatie om door te zetten. Voornamelijk tijdens de
lockdownperiode heeft zij mij enorm veel steun geboden om te volharden.
Simon Commeyne, augustus 2020.
Vertrouwelijkheidsclausule
Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag worden geraadpleegd en/of gereproduceerd voor persoonlijk gebruik. Het gebruik van deze masterproef valt onder de bepalingen van het auteursrecht en bronvermelding is steeds noodzakelijk.
Inhoudsopgave
Inleiding... 1
Hoofdstuk 1: Het nieuwe familiaal vermogensrecht... 4
1.1Het nieuwe erfrecht burgerrechtelijk bekeken ... 4
1.1.1 Inleiding ... 4
1.1.2 De erfrechtelijke reserve ... 4
1.1.3 De inbreng en inkorting van giften ... 5
1.1.3.1 Inbreng ... 5
1.1.3.2 Inkorting ... 8
1.1.4 De toegelaten erfovereenkomsten ... 9
1.1.4.1 Algemeen ... 9
1.1.4.2 Globale erfovereenkomst ... 12
1.1.5 Het evenwicht tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen ... 14
1.1.5.1 Afschaffing inbrengverplichting ... 14
1.1.5.2 Wettelijk opvolgend vruchtgebruik... 15
1.2Het nieuwe huwelijksvermogensrecht burgerrechtelijk bekeken ... 20
1.2.1 Inleiding ... 20
1.2.2 Verfijnde regels van het wettelijk stelsel ... 21
1.2.2.1 Individuele levensverzekeringen ... 21
1.2.3 Wettelijke omkadering stelsel van scheiding van goederen ... 23
1.2.3.1 Algemeen ... 23
1.2.3.2 Verrekenbeding ... 25
1.2.4 Evenwicht tussen het nieuwe erfrecht en het huwelijksvermogensrecht ... 26
1.3Tussentijdse conclusie ... 27
Hoofdstuk 2: Recente wijzigingen in de erf- en schenkbelasting ... 29
2.1 Inleiding ... 29
2.2Toepassing in de tijd van nieuwe/strengere fictiebepalingen ... 31
2.3Het nieuwe erfrecht fiscaal bekeken ... 36
2.3.1 Inleiding ... 36
2.3.2 Verplichte vermelding inbreng in de aangifte van nalatenschap ... 37
2.3.2.1 Decreetwijziging ... 37
2.3.2.2 Standpunt(en) VLABEL ... 38
2.3.3 Voorgaande schenkingen en toegekende schuldvorderingen in een globale erfovereenkomst 39 2.3.3.1 Decreetwijzigingen ... 39
2.3.4 Wettelijk opvolgend vruchtgebruik ... 48
2.3.4.1 Decreetwijzigingen ... 48
2.3.4.2 Standpunten VLABEL ... 56
2.3.5 De generatiesprong ... 64
2.3.5.1 Burgerrechtelijke invulling en fiscale decreetwijzigingen ... 64
2.3.5.2 Standpunten VLABEL ... 72
2.4Het nieuwe huwelijksvermogensrecht fiscaal bekeken ... 76
2.4.1 Individuele levensverzekeringen ... 76
2.4.1.1 Decreetwijzigingen ... 76
2.4.1.2 Standpunten VLABEL ... 83
2.4.2 Het finaal verrekenbeding ... 90
2.4.2.1 Inleiding... 90 2.4.2.2 Decreetwijzigingen ... 91 2.4.2.3 Standpunten VLABEL ... 100 2.5 Tussentijdse conclusie ... 101 Conclusie ... 105 Bibliografie ... 110
Lijst met afkortingen
VLABEL Vlaamse Belastingdienst VCF Vlaamse Codex Fiscaliteit W.Succ. Wetboek Successierechten
Inleiding
1. Stand van zaken - De klassieke gezinssamenstelling waarbij een koppel gehuwd is en kinderen
heeft, is anno 2020 steeds meer aan het vervagen. Denk bijvoorbeeld maar aan de recentelijke stijging van het aantal echtscheidingen, mede als onrechtstreeks gevolg van het coronavirus. De federale wetgever heeft daarom een ruime hervorming van het erf- en huwelijksvermogensrecht gerealiseerd. De verwezenlijking van deze burgerrechtelijke hervorming gebeurde door middel van twee specifieke wetten. Enerzijds zorgde de zogenaamde Erfwet 20171 voor een aanpak van het Belgische erfrecht.
Anderzijds gaf de zogenaamde Huwelijksvermogenswet 20182 het Belgisch huwelijksvermogensrecht
een grondige opfrisbeurt. De hervormingen zijn in werking getreden sinds 1 september 2018.
2. De Vlaamse decreetgever heeft hierop geanticipeerd door meerdere, fiscale decreetwijzigingen inzake erf- en schenkbelasting uit te voeren. De meest relevante decreten zijn het zogenaamde Reparatiedecreet3, Kerstdecreet4 en Zomerdecreet5. Daarnaast spelen op fiscaal niveau ook de
administratieve standpunten van VLABEL steeds meer een toenemende rol. In principe heeft VLABEL in deze context een louter interpretatieve bevoegdheid betreffende fiscale bepalingen uit de VCF. Hierbij rijst de vraag welke praktische gevolgen de wisselwerking tussen het vernieuwde familiaal vermogensrecht en de (Vlaamse) erf- en schenkbelasting teweeg brengt.
3. Probleemstelling – Op Vlaams niveau lijkt er zich een fiscalisering van het familiaal
vermogensrecht plaats te vinden. De fiscus schijnt daarbij op het eerste zicht vooral uit te zijn op het binnenhalen van zoveel mogelijk belastinggeld.6 Hierdoor ontstaat er een tendens waarbij de fiscale
decreetgever en VLABEL bepalen wat er in de praktijk al dan niet kan binnen het familiaal vermogensrecht. De fiscale bestraffing van het verrekenbeding is daar een illustratie van. In deze masterproef tracht ik te achterhalen of deze probleemstelling daadwerkelijk realiteit is.
1 Wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging
van diverse andere bepalingen ter zake, BS 1 september 2017.
2 Wet van 22 juli 2018 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het
huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake, BS 27 juli 2018.
3 Decr.Vl. 23 december 2016 houdende diverse fiscale bepalingen en bepalingen omtrent de invordering van
niet-fiscale schuldvorderingen, BS 30 december 2016.
4 Decr.Vl. 8 december 2017 houdende bepalingen tot verdere regeling van de invordering van niet-fiscale
schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en voor het Vlaamse Gewest en de instellingen die eronder ressorteren, diverse fiscale bepalingen, en de overname van de dienst van de belasting op spelen en
weddenschappen, de automatische ontspanningstoestellen en de openingsbelasting op slijterijen van gegiste dranken, BS 14 december 2017.
5 Decr.Vl. 6 juli 2018 tot modernisering van de schenk- en erfbelasting, BS 20 juli 2018.
6 Zie ook in die zin: A.L. VERBEKE en B. VERDICKT, "De overname van het familiaal vermogensrecht door het fiscaal
4. Relevantie – Aan de ene kant is mijn masterproef maatschappelijk relevant. Ik wil namelijk de
Vlaamse regering tot inkeer brengen van het feit dat anno 2020 het fiscaal recht meer en meer het burgerlijk recht aan het domineren is. Nochtans is het fiscaal recht een toepassingsrecht waarbij op zijn minst verwacht zou worden dat fiscale bepalingen geen belemmering vormen voor de uitwerking van burgerrechtelijke vernieuwingen. Doorheen deze masterproef zal meermaals het tegendeel blijken waarbij uiteindelijk de belastingplichtige (en diens adviseur in het kader van successieplanning) de dupe is.
Aan de andere kant biedt deze masterproef ook een wetenschappelijke relevantie. Het vernieuwde familiaal vermogensrecht viert namelijk in september 2020 slechts zijn tweede verjaardag. De recente wijzigingen in de erf- en schenkbelasting zijn op hun beurt grotendeels een reactie op die civielrechtelijke hervormingen. Bijgevolg is de vergelijking tussen het nieuwe familiaal vermogensrecht en de vernieuwde regelgeving inzake erf- en schenkbelasting nog niet eerder onderzocht geweest.
5. Onderzoeksvragen – De centrale onderzoeksvraag die de leidraad doorheen mijn
masterproef zal vormen is de volgende: “In welke mate sluiten de recente wijzigingen van de erf- en
schenkbelasting aan bij het nieuwe familiaal vermogensrecht?”.
In dit onderzoek omvat het begrip “erf- en schenkbelasting” “De Vlaamse erf- en schenkbelasting, toepasselijk binnen het Vlaams Gewest”. Met het begrip “het nieuwe familiaal vermogensrecht” wordt bedoeld “het huidige familiaal vermogensrecht sinds de Erfwet 2017 en de Huwelijksvermogenswet 2018”. Het begrip “recente wijzigingen” doelt op “de wijzigingen ten gevolge van wijzigingsdecreten daterend vanaf 23 december 2016 met betrekking op de VCF en/of ten gevolge van standpunten van VLABEL sinds 2015 of later”.
6. Om een concreet antwoord te kunnen geven op de centrale vraag heb ik logischerwijze deelvragen nodig. Een eerste deelvraag luidt als volgt: “Welke recente wijzigingen van de erf- en
schenkbelasting zijn er doorgevoerd?”. De begrippen “recente wijzigingen” en “erf- en schenkbelasting”
hebben dezelfde betekenis als bij de centrale vraag.
Een tweede deelvraag betreft de volgende: “Welke vernieuwingen binnen het nieuwe familiaal
Met het begrip “vernieuwingen” wordt bedoeld “nieuwe, gewijzigde of afgeschafte bepalingen binnen het erfrecht of huwelijksvermogensrecht die ook in de vernieuwde regelgeving inzake erf- en schenkbelasting aan bod komen”. De term “het nieuwe familiaal vermogensrecht” krijgt dezelfde betekenis zoals bij de centrale onderzoeksvraag.
Als derde en laatste deelvraag komt: “Wat is de impact van de regelgeving inzake erf- en schenkbelasting
op het nieuwe familiaal vermogensrecht?”. Met het begrip “regelgeving inzake erf- en schenkbelasting”
wordt bedoeld “Hoofdstuk 7 en 8 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit, aangepast door meerdere wijzigingsdecreten en/of standpunten van VLABEL sinds 2015 of later”. Ook hier heeft “het nieuwe familiaal vermogensrecht” dezelfde betekenis zoals bij de centrale vraag.
7. Onderzoeksmethode - Om een antwoord te krijgen op mijn centrale onderzoeksvraag en de
eerste twee deelvragen zal ik mij baseren op een literatuuronderzoek als onderzoeksmethode. Het onderzochte materiaal omvat de relevante wetgeving, rechtsleer en de standpunten van VLABEL inzake de erf- en schenkbelasting zoals gepubliceerd op hun officiële site. Voor een analyse van de VLABEL-standpunten beperk ik mij tot die standpunten die relevant zijn in het kader van het vernieuwde familiaal vermogensrecht. De derde deelvraag is vergelijkend van aard waardoor ik een literatuuronderzoek zal combineren met mijn eigen bevindingen.
8. Opbouw masterproef - Deze masterproef is opgedeeld in twee grote hoofdstukken. In het
eerste hoofdstuk wordt het nieuwe familiaal vermogensrecht burgerrechtelijk bekeken waarbij er een opsplitsing is tussen het nieuwe erfrecht en het nieuwe huwelijksvermogensrecht. De nadruk van deze scriptie ligt echter op het tweede hoofdstuk. In dat hoofdstuk focus ik op het fiscale luik, met name de recente wijzigingen in de erf- en schenkbelasting in het licht van het vernieuwde familiaal vermogensrecht.
Binnen het tweede hoofdstuk zijn er drie afdelingen. De eerste afdeling gaat relatief beknopt in op de toepassing in de tijd van nieuwe/strengere fictiebepalingen. De tweede afdeling behandelt het nieuwe erfrecht vanuit fiscale invalshoek. Ten slotte analyseer ik de fiscale behandeling van het nieuwe huwelijksvermogensrecht in de derde afdeling.
De tweede en derde afdeling hanteren een gelijkaardige onderverdeling. Eerst sta ik stil bij de relevante (Vlaamse) decreetwijzigingen in kwestie. Daarna komen de toepasselijke standpunten van VLABEL uitvoerig aan bod. Wat die standpunten betreft, bespreek ik sowieso eerst het Vlaamse standpunt. Indien mogelijk vergelijk ik vervolgens dit standpunt met het standpunt uit Brussel en
Hoofdstuk 1: Het nieuwe familiaal vermogensrecht
1.1 Het nieuwe erfrecht burgerrechtelijk bekeken
1.1.1 Inleiding
9. Sinds de wet van 31 juli 20177 is het Belgisch erfrecht grotendeels aangepast aan de noden van
onze huidige samenleving.8 Deze wet is van toepassing op nalatenschappen die zijn opengevallen vanaf
1 september 2018.9 Hieronder volgt een beknopte samenvatting van de meest essentiële wijzigingen
uit die Erfwet 2017 door te focussen op de vier belangrijkste krachtlijnen. Deze zijn met name: de erfrechtelijke reserve, de inbreng en inkorting van giften, de toegelaten erfovereenkomsten en het evenwicht tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen.10
1.1.2 De erfrechtelijke reserve
10. Omschrijving - De erfrechtelijke reserve is een voorbehouden (breuk)deel van de
nalatenschap dat de erflater (in feite) niet mag aantasten door kosteloze beschikkingen te doen ten nadele van de reservataire erfgenamen.11 Volgens VERBEKE vormt dit gedeelte een schending van de
beschikkingsvrijheid.12 Dit valt echter te nuanceren, aangezien de reservataire erfgenamen louter de
mogelijkheid hebben om zich te verzetten tegen beschikkingen die hun reservatair gedeelte te boven gaan. De reserve biedt ‘enkel’ een bescherming aan de reservatairen door hen van een aanvechtingsrecht te voorzien.13 Als zij geen vordering14 instellen, heeft de erflater dus wel vrij kunnen
beschikken over gans zijn nalatenschap.
7 Wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging
van diverse andere bepalingen ter zake, BS 1 september 2017 (hierna genoemd: Erfwet 2017)
8 A.L. VERBEKE, "Nieuw Belgisch erfrecht", RW 2017-18, afl. 28, (1082) (1) 6; H. CASMAN, "Inleiding tot de nieuwe
Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet" in Rechtskroniek voor het notariaat - Deel 31, Brugge, die Keure 2017.
9 H. CASMAN, "Inleiding tot de nieuwe Erfwet 2017. Een overzicht van de krachtlijnen van deze wet" in
Rechtskroniek voor het notariaat - Deel 31, Brugge, die Keure 2017, (1) 4.
10 Wetsvoorstel Erfwet 2017, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 54-2282/001, 1-3.
11 R. BARBAIX, "Hoofdstuk 5. Conventionele devolutie" in Handboek Familiaal vermogensrecht (tweede editie) -
gebonden editie, Mortsel, Intersentia, 2018, 665, nr. 1157. A.L. VERBEKE, "Nieuw Belgisch erfrecht", RW 2017-18, afl.
28, (1082) 1086; R. DEKKERS, H. CASMAN, A. VERBEKE en E. ALOFS, Erfrecht & Giften. De nieuwe Erfwetten 2017 en
2018, Antwerpen, Intersentia, 2018, 300, nr. 404.
12 A.L. VERBEKE, "Nieuw Belgisch erfrecht", RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1086.
13 R. BARBAIX, "Hoofdstuk 5. Conventionele devolutie" in Handboek Familiaal vermogensrecht (tweede editie) -
gebonden editie, Mortsel, Intersentia, 2018, nrs. 1156, 1162, 1167 en 1169; C. DECLERCK en W. PINTENS, "DEEL IV -
ERFRECHT" in Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure 2019, 452, nr. 1159; R. BARBAIX, Het
nieuwe erfrecht 2017 : aangepast aan de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zaken, Antwerpen, Intersentia, 2017,
nrs. 496 en 503.
14 Hetzij een vordering tot inkorting bij een schending van de kwantitatieve reserve, hetzij een vordering tot
De ratio voor dit reservatair gedeelte is het feit dat de wetgever het nodig acht dat de familie erfrechtelijk niet volledig uitgesloten mag worden. Deze regel is door de Erfwet 2017 behouden, maar wel grondig ingeperkt.15
11. Inperking erfrechtelijke reserve - Een belangrijke inperking van de reserve betreft het
aantal reservatairen. Voortaan hebben enkel nog de afstammelingen en de langstlevende echtgenoot recht op een voorbehouden erfdeel.16 De reserve van de ascendenten is veranderd in een
onderhoudsvordering ten laste van de nalatenschap.17 Andere aanpassingen in verband met de
reserve gaan over de aard, de omvang, de berekeningsbasis, de aanrekening van giften op voorschot en de inkorting.
12. In vergelijking met de andere drie krachtlijnen die hierna aan bod komen, is de krachtlijn betreffende de reserve minder relevant in het licht van de wijzigingen op niveau van de erf- en schenkbelasting. Daarom wordt hier niet verder in detail op ingegaan.
1.1.3 De inbreng en inkorting van giften
1.1.3.1 Inbreng
13. Vernieuwd mechanisme van inbreng - Om gelijkheid tussen de erfgenamen te garanderen,
mag er niet enkel rekening gehouden worden met de aanwezige goederen op het moment van overlijden.18 Er moet namelijk ook19 aandacht zijn voor de schenkingen die een erfgenaam kreeg als
voorschot op erfenis tijdens het leven van de erflater. De wetgever maakt dit mogelijk via het mechanisme van inbreng.20
15 A.L. VERBEKE, "Nieuw Belgisch erfrecht", RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1087; R. BARBAIX, "Hoofdstuk 5.
Conventionele devolutie" in Handboek Familiaal vermogensrecht (tweede editie) - gebonden editie, Mortsel, Intersentia, 2018, 665, nr. 1155.
16 R. BARBAIX, "Hoofdstuk 5. Conventionele devolutie" in Handboek Familiaal vermogensrecht (tweede editie) -
gebonden editie, Mortsel, Intersentia, 2018, 676, nr. 1179; R. DEKKERS et al., Erfrecht & Giften. De nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Antwerpen, Intersentia, 2018, 301, nr. 405.
17 Art. 205bis, §2 BW.
18 C. DECLERCK en W. PINTENS, "DEEL IV - ERFRECHT" in Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure
2019, 466, nr. 1200; R. BARBAIX, "Hoofdstuk 4. Wettelijke devolutie" in Handboek Familiaal vermogensrecht (tweede
editie) - gebonden editie, Mortsel, Intersentia, 2018, 577, nr. 1004.
19 Naast de schenkingen buiten erfdeel die door het inkortingsmechanisme de gelijkheid tussen de erfgenamen
trachten te realiseren.
Dit betekent dat een erfgenaam bij de verdeling van de nalatenschap de voorgaande schenkingen binnen erfdeel moet inbrengen in een fictieve massa (tenzij ze zijn vrijgesteld van inbreng21).
Door de Erfwet 2017 is deze inbrengverplichting in principe enkel nog van toepassing op afstammelingen.22 Indien zij een voorgaande schenking kregen, blijft het vermoeden spelen dat dit een
voorschot op hun erfdeel was en bijgevolg vatbaar voor inbreng. Een belangrijke vernieuwing voor de inbrenger is dat de inbreng in waarde23 volstaat in tegenstelling tot de vroegere inbreng in natura.24 14. Omkering van vermoeden - Voor alle andere wettelijke erfgenamen is er een omkering van
het vermoeden. Dit betekent dat voor hen de voorgaande schenkingen geacht worden buiten erfdeel (met vrijstelling van inbreng) te zijn verkregen tenzij uitdrukkelijk het omgekeerde is bedongen. Bovendien heeft de wetgever ook de inbrengverplichting voor de langstlevende echtgenote afgeschaft.25
15. Schenking met generatiesprong en inbrengverplichting - Een andere nieuwigheid inzake
inbreng is de zogenaamde inbreng met generatiesprong (volgens sommige rechtsgeleerden26 27
ongelukkig ‘inbreng ten behoeve van een derde’ genoemd door de wetgever).28 Deze nieuwe techniek
kan een schenking met generatiesprong tot stand brengen.
21 R. BARBAIX, "Hoofdstuk 4. Wettelijke devolutie" in Handboek Familiaal vermogensrecht (tweede editie) -
gebonden editie, Mortsel, Intersentia, 2018, 577-578, nr. 1005.
22 A.L. VERBEKE, "Nieuw Belgisch erfrecht", RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1083; H. CASMAN en B. VERDICKT, "Vlaamse
schenk- en erfbelasting na de Erfwetten en de Huwelijksvermogenswet 2018 (deel 1)", TEP 2018, afl. 4, (694) 696-697, nr. 5; C. DECLERCK en W. PINTENS, "DEEL IV - ERFRECHT" in Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure 2019, 468, nr. 1206.
23 Art. 858, §1 BW.
24 A.L. VERBEKE, "Nieuw Belgisch erfrecht", RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1083; C. DECLERCK en W. PINTENS, "DEEL IV -
ERFRECHT" in Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure 2019, 472, nr. 1218; R. BARBAIX, "Hoofdstuk 4. Wettelijke devolutie" in Handboek Familiaal vermogensrecht (tweede editie) - gebonden editie, Mortsel, Intersentia, 2018, nrs. 1079 en 1080; R. DEKKERS et al., Erfrecht & Giften. De nieuwe Erfwetten 2017 en
2018, Antwerpen, Intersentia, 2018, 120-121, nr. 140.
25 Art. 858bis, § 1 en 2 BW, zie infra 1.1.5.
26 H. CASMAN en B. VERDICKT, "Vlaamse schenk- en erfbelasting na de Erfwetten en de Huwelijksvermogenswet
2018 (deel 1)", TEP 2018, afl. 4, (694) 714, vn. 62; R. DEKKERS et al., Erfrecht & Giften. De nieuwe Erfwetten 2017 en
2018, Antwerpen, Intersentia, 2018, 119, nr. 137.
27 Contra: R. BARBAIX, "Hoofdstuk 4. Wettelijke devolutie" in Handboek Familiaal vermogensrecht (tweede editie) -
gebonden editie, Mortsel, Intersentia, 2018, 589, nr. 1028; C. DE BRUYN en M. DELBOO, "De doorschenking van
geërfde goederen kan voortaan zonder schenkbelasting", VIP 2019, afl. 1, (21) 21, B; M. GIJBELS en A. VAN GEEL, "Familiale vermogensplanning in het nieuwe erfrecht: nieuwe mogelijkheden?", Notariaat 2018, afl. 1, (1) 6, nr. 4. P. SEBRECHTS, "Standpunten van de Vlaamse Belastingdienst inzake het nieuwe erfrecht", Registratierechten 2018, afl. 2, (28) 28. Zij hanteren wel de term ‘beding ten behoeve van een derde’.
Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat een grootmoeder een erfdeel rechtstreeks aan een kleinkind schenkt terwijl haar kind (ouder van het kleinkind) nog leeft. Vervolgens wordt dat geschonken gedeelte bij het openvallen van de nalatenschap van de grootmoeder aangerekend op het erfdeel van het kind van de beschikster (bijvoorbeeld de vader van het kleinkind). Het kind brengt dan iets in dat het niet heeft gekregen.29 Een fictieve schenking als voorschot op erfdeel aan het kind komt hierdoor
tot stand.30
Vereiste van driepartijenovereenkomst - Voor de effectieve uitwerking van deze constructie is er
instemming nodig van de drie betrokken partijen (schenker, kind van de schenker en kleinkind van de schenker) aan de hand van een (driepartijen)overeenkomst.31 De instemming van het kind van de
schenker is een absolute vereiste, aangezien het kind daarmee de verbintenis aangaat dat de schenking aan zijn kind (het kleinkind van de schenker) op zijn eigen erfdeel wordt aangerekend.
Deze verbintenis zal enkel uitwerking krijgen indien het kind de nalatenschap van de schenker heeft aanvaard.32 De partijen kunnen hun instemming opnemen in de schenkingsakte zelf of in een latere
akte. In beide gevallen gaat het om een punctuele erfovereenkomst, omdat de aangegane verbintenis pas tot uiting komt bij het latere overlijden van de schenker. Aan de overeenkomst zijn strikte geldigheidsvoorwaarden gekoppeld doordat artikel 845, §2, 1e lid BW uitdrukkelijk verwijst naar
(onder andere) artikel 1100/5 BW.
29 A.L. VERBEKE, "Nieuw Belgisch erfrecht", RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1083; H. CASMAN en B. VERDICKT, "Vlaamse
schenk- en erfbelasting na de Erfwetten en de Huwelijksvermogenswet 2018 (deel 1)", TEP 2018, afl. 4, (694) 715, vn. 64; R. DEKKERS et al., Erfrecht & Giften. De nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Antwerpen, Intersentia, 2018, 119, nr. 137; A. CULOT en P. DE PAGE, "Les nouvelles règles du droit civil des successions applicables aux règles du rapport - Articles 843 et 848 du Code civil. Incidences civiles et fiscales [dans les trois Régions]", Rec.gén.enr.not 2019, afl. 6, (272) 275, nr. 7.
30 R. BARBAIX, "Hoofdstuk 4. Wettelijke devolutie" in Handboek Familiaal vermogensrecht (tweede editie) -
gebonden editie, Mortsel, Intersentia, 2018, 589, nrs. 1028 en 1029; J. BAEL, Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe erfrecht, Brugge, Die Keure, 2019, 193, nr. 384; H. CASMAN en B. VERDICKT, "Vlaamse schenk- en
erfbelasting na de Erfwetten en de Huwelijksvermogenswet 2018 (deel 1)", TEP 2018, afl. 4, (694) 715, nr. 48.
31 A.L. VERBEKE, "Nieuw Belgisch erfrecht", RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1084; R. DEKKERS et al., Erfrecht & Giften. De
nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Antwerpen, Intersentia, 2018, 120, nr. 137; R. BARBAIX, "Hoofdstuk 4. Wettelijke
devolutie" in Handboek Familiaal vermogensrecht (tweede editie) - gebonden editie, Mortsel, Intersentia, 2018, 592, nr. 1031.
32 Art. 845, §2, 1e lid BW. J. BAEL, Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe erfrecht, Brugge, Die Keure, 2019,
194, nr. 386; K. DESMET en N. LAUWERS, "Het decreet van 6 juli 2018 als fiscaal antwoord op het nieuw erfrecht : dekt de vlag de lading ?", TFR 2019, afl. 562, (505) 515, nr. 70.
Burgerrechtelijk gaat het om een fictie waarbij er twee schenkingen tot stand komen, zijnde een schenking van de grootouder aan het kind en een schenking van het kind aan het kleinkind.33 Toch
behandelt VLABEL deze constructie op een fiscaal gunstige wijze voor de belastingplichtige door enkel schenkbelasting te heffen op de (echte) schenking van de beschikster aan het kleinkind (zie infra 2.3.5.2.1).34
Voordelen techniek - De hierboven besproken techniek levert in feite drie voordelen op: Ten eerste
blijft er een groter beschikbaar deel vrij om andere giften te doen doordat de schenking beschouwd wordt als een schenking als voorschot op erfdeel aan het kind (in plaats van de effectieve schenking met vrijstelling van inbreng aan het kleinkind). Ten tweede kan er geen sprake zijn van inkorting van de schenkingen aan de kleinkinderen bij het overlijden van de grootmoeder. Ten derde wordt een eventuele ongelijkheid tussen de staken rechtgezet in het geval dat er een verschillend aantal kleinkinderen per staak aanwezig is.35
1.1.3.2 Inkorting
16. Vernieuwd mechanisme van inkorting - De techniek van inkorting36 is ook deels gewijzigd
om beter aan te sluiten bij de inbrengtechniek. Zij zal met name in de regel geschieden in waarde37
waardoor er sprake is van een geldelijke vordering in plaats van een zakelijke vordering.38
33 C. DE BRUYN en M. DELBOO, "De doorschenking van geërfde goederen kan voortaan zonder schenkbelasting", VIP
2019, afl. 1, (21) 21; H. CASMAN en B. VERDICKT, "Vlaamse schenk- en erfbelasting na de Erfwetten en de Huwelijksvermogenswet 2018 (deel 1)", TEP 2018, afl. 4, (694) 715, nr. 49; M. DELANOTE, "FLASH: De hervorming van erfbelasting in het kielzog van het gewijzigde erf- en huwelijksvermogensrecht", T.Not. 2018, afl. 12, (1007) 1008, nr. 3; M. DELANOTE, "De wisselwerking tussen de (ver)nieuw(d)e erfbelasting en het nieuwe erf- en
huwelijksvermogensrecht" in Rechtskroniek voor het notariaat - Deel 33, Brugge, die Keure / la Charte, 2018, 202, nr. 50.
34 VLABEL, standpunt nr. 17047 van 2 oktober 2017, “Inbreng met generatiesprong – Erfovereenkomst met
generatiesprong”, gepubl. 12 maart 2018.
35 J. BAEL, "Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe familiaal vermogensrecht (deel 2)", NFM 2019, afl. 9,
(290) 292, nr. 150; J. BAEL, Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe erfrecht, Brugge, Die Keure, 2019, 193, nr. 384. H. CASMAN en B. VERDICKT, "Vlaamse schenk- en erfbelasting na de Erfwetten en de
Huwelijksvermogenswet 2018 (deel 1)", TEP 2018, afl. 4, (694) 714-715, nr. 48; R. BARBAIX, "Hoofdstuk 4. Wettelijke devolutie" in Handboek Familiaal vermogensrecht (tweede editie) - gebonden editie, Mortsel, Intersentia, 2018, 590, nr. 1029.
36 Deze techniek voorziet een bescherming van het voorbehouden erfdeel van de reservataire erfgenamen tegen
schenkingen buiten erfdeel die het beschikbaar deel overschrijden.
37 Art. 920, §2 BW.
38 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017 : aangepast aan de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk
Wetboek wat de erfenissen en giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zaken, Antwerpen,
Deze nieuwe, dwingende regel zorgt ervoor dat de begiftigde de reservatair erfgenaam die zijn inkortingsvordering uitoefent, moet vergoeden voor het deel dat het beschikbaar deel is overschreden.39
1.1.4 De toegelaten erfovereenkomsten
1.1.4.1 Algemeen
17. Principieel verbod - Een derde krachtlijn uit de nieuwe Erfwet 2017 heeft betrekking op de
toegelaten erfovereenkomsten. Onder het huidig erfrecht blijft het principieel verbod40 op
overeenkomsten betreffende toekomstige nalatenschappen behouden, maar dat verbod is wel versoepeld. Aan de ene kant is de draagwijdte van het verbod ingeperkt. Aan de andere kant voorziet de wet meerdere, nieuwe uitzonderingen.41 De wijzigingen resulteren, algemeen gezien, in vier
verschillende categorieën van rechtshandelingen die al dan niet onder het verbod vallen.42 Afhankelijk
van de draagwijdte en de persoon waarop ze betrekking heeft, is er telkens een specifieke regeling van toepassing.
18. Oorspronkelijke uitzondering - De federale wetgever had er in eerste instantie voor gekozen
dat een erflater een erfovereenkomst over de eigen nalatenschap geldig kon sluiten indien aan een aantal voorwaarden was voldaan.43 Ten eerste moest het gaan om een overeenkomst onder
bezwarende titel om zich te onderscheiden van de kosteloze schenkingen of legaten.44 Ten tweede
moest de overeenkomst onder bijzondere titel zijn bedongen.
39 Art. 924, 1e lid BW.
40 Zie: het nieuwe basisartikel: Art. 1100/1 BW als vervanger van het afgeschafte artikel 1130, 2e lid BW. 41 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017 : aangepast aan de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk
Wetboek wat de erfenissen en giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zaken, Antwerpen,
Intersentia, 2017, 255, nr. 452; A.L. VERBEKE, "Nieuw Belgisch erfrecht", RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1097; J. BAEL, "Inleiding. Algemene toelichting bij de hervorming inzake het verbod van erfovereenkomsten" in Het verbod van
erfovereenkomsten in het nieuwe erfrecht, Brugge, die Keure / la Charte, 2019, 1, nr. 1; H. CASMAN en B. VERDICKT,
"De erfwetten 2017 en 2018 : civiele en Vlaamse fiscale aspecten in 8 casussen", TFR 2018, afl. 548, (842) 857, nr. 62.
42 J. BAEL, "Hoofdstuk. IV. Artikel 1100/1 van het Burgerlijk Wetboek na de aanpassing door de wet van 22 juli 2018:
wat is de definitieve inhoud van het nieuwe basisartikel inzake het verbod van erfovereenkomsten?" in Patrimonium
2018, Brugge, die Keure / la Charte, 2018, 367-368, nr. 8.
43 Vroeger art. 1100/1, §3 BW. Mede geïnspireerd door de stellingen van Prof. BAEL in zijn proefschrift.
44 R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017 : aangepast aan de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk
Wetboek wat de erfenissen en giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zaken, Antwerpen,
De wettelijke bepaling voorzag hiervoor een negatieve omschrijving door te stellen dat het geen betrekking mocht hebben op een algemeenheid van goederen, een evenredig deel van de na te laten goederen, noch alle onroerende of roerende goederen of een evenredig deel daarvan. Ten slotte was het verplicht om de overeenkomst op te stellen in een notariële akte.
19. Wijziging van de uitzondering - Volgens onder andere VERBEKE creëerde de oorspronkelijke
wettekst onhelderheid en rechtsonzekerheid.45 De uitwerking van schenkingen onder voorwaarde of
termijn was daar een voorbeeld van. De wetgever gaf gehoor aan die kritiek door de voorwaarden in zekere mate te verduidelijken. Dit gebeurde door een aanpassing van paragraaf 3 en een nieuw toegevoegd paragraaf 4.46
Het nieuwe paragraaf 4 van artikel 1100/1 BW beperkt zich nog steeds tot een erfovereenkomst of een beding betreffende de eigen nalatenschap.47 In de nieuwe bepaling heeft de wetgever verduidelijkt
dat die partij zich zelfs het recht kan voorbehouden om tijdens zijn leven over het voorwerp van de overeenkomst of het beding te beschikken.48 Dit doet geen afbreuk aan de toelaatbaarheid van de
overeenkomst of het beding zolang het onder bezwarende en bijzondere titel is gesloten (de zogenaamde dubbele OBT49). Een erfovereenkomst gesloten over een nalatenschap van een derde was
en blijft daarentegen (in principe) ongeldig.50
45 A.L. VERBEKE, "Nieuw Belgisch erfrecht", RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1098. 46 Art. 70 Huwelijksvermogenswet 2018.
47 R. DEKKERS et al., Erfrecht & Giften. De nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Antwerpen, Intersentia, 2018, 90, nr. 110
en 98, nr. 118.
48 Hiermee komt een einde aan de invulling van het vroegere (vage) begrip “louter eventuele rechten”. Dit begrip
was het sleutelcriterium, ontwikkeld door Cassatierechtspraak, om te bepalen of er sprake was van een
erfovereenkomst. Als het beding of de erfovereenkomst onder art. 1100/1, §4 BW valt, maakt het niet meer uit of het al dan niet om louter eventuele rechten gaat; zie onder meer: J. BAEL, "Hoofdstuk. IV. Artikel 1100/1 van het Burgerlijk Wetboek na de aanpassing door de wet van 22 juli 2018: wat is de definitieve inhoud van het nieuwe basisartikel inzake het verbod van erfovereenkomsten?" in Patrimonium 2018, Brugge, die Keure / la Charte, 2018, 375, nr. 22.
49 A.L. VERBEKE, "Nieuw Belgisch erfrecht", RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1097; R. DEKKERS et al., Erfrecht & Giften. De
nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Antwerpen, Intersentia, 2018, 98, nr. 118; H. CASMAN en B. VERDICKT, "Vlaamse
schenk- en erfbelasting na de Erfwetten en de Huwelijksvermogenswet 2018 (deel 1)", TEP 2018, afl. 4, (694) 731, nr. 77; J. BAEL, "Hoofdstuk 2. Het nieuwe verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen. Welke overeenkomsten en rechtshandelingen vallen er onder het nieuwe verbod van erfovereenkomsten?" in Het verbod
van erfovereenkomsten in het nieuwe erfrecht, Brugge, die Keure / la Charte, 2019, 18, nr. 27; R. BARBAIX,
"Hoofdstuk 5. Conventionele devolutie" in Handboek Familiaal vermogensrecht (tweede editie) - gebonden editie, Mortsel, Intersentia, 2018, 642, nr. 1118.
50 J. BAEL, "Hoofdstuk. IV. Artikel 1100/1 van het Burgerlijk Wetboek na de aanpassing door de wet van 22 juli 2018:
wat is de definitieve inhoud van het nieuwe basisartikel inzake het verbod van erfovereenkomsten?" in Patrimonium
2018, Brugge, die Keure / la Charte, 2018, 368, nr. 9 en 10; J. BAEL, "Hoofdstuk 2. Het nieuwe verbod van bedingen
Daarnaast zijn de artikelen 1100/5 en 1100/6 BW niet van toepassing op erfovereenkomsten uit paragraaf 4.51 Dit betekent enerzijds dat de voorwaarde van een notariële akte en de uitgebreide,
vormelijke procedure niet van toepassing zijn. Anderzijds is er geen registratie in het centraal register van testamenten vereist.
20. De Erfwet 2017 laat verschillende, nieuwe punctuele erfovereenkomsten toe waar ik niet verder op in ga (behalve de inbreng ten behoeve van een derde, zie supra nr. 15).52 Ik zal wel
uitgebreider een apart type van toegelaten erfovereenkomsten bespreken, zonder daarbij allesomvattend te zijn, meer bepaald de globale erfovereenkomst. Vooral het algemeen burgerrechtelijk kader van zo’n overeenkomst probeer ik te schetsen om daarna de focus te leggen op een aantal specifieke elementen. Het gaat daarbij voornamelijk om aspecten die in Hoofdstuk 2 van deze masterproef fiscaalrechtelijke gevolgen inzake de erf- en schenkbelasting met zich meebrengen (zie infra, Hoofdstuk 2, nr. 62 e.v.).53
nieuwe verbod van erfovereenkomsten?" in Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe erfrecht, Brugge, die Keure / la Charte, 2019, nrs. 15-17; R. DEKKERS et al., Erfrecht & Giften. De nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Antwerpen, Intersentia, 2018, 90, nr. 111.
51 Art. 1100/1, §4, 2e lid BW;
52 Zie onder meer: R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017 : aangepast aan de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van
het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zaken,
Antwerpen, Intersentia, 2017, 260; A.L. VERBEKE, "Nieuw Belgisch erfrecht", RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1098; J. BAEL, "Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe familiaal vermogensrecht (deel 2)", NFM 2019, afl. 9, (290) nrs. 138-227.
53 Voor een uitgebreidere analyse van de globale erfovereenkomst zie onder meer: J. BAEL, "Het verbod van
erfovereenkomsten in het nieuwe familiaal vermogensrecht (deel 1)", NFM 2019, afl. 8, nr. 95-137; B. DELAHAYE en E. DE WILDE D'ESTMAEL, "Les pactes successoraux sous la loupe du praticien (1 re partie)", JT 2018, afl. 8, (177) nrs. 27-39; R. DEKKERS et al., Erfrecht & Giften. De nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Antwerpen, Intersentia, 2018, 287-296; J. BAEL, "Hoofdstuk 7. Een bijzonder type van erfovereenkomst: de globale erfovereenkomst" in Het verbod van
erfovereenkomsten in het nieuwe erfrecht, Brugge, die Keure, 2019, 136-187; A.L. VERBEKE en M. DELBROEK, "Family
dynamics en het evenwicht bij de globale erfovereenkomst" in Themis 109 - Familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure / la Charte, 2019, 75-97.
1.1.4.2 Globale erfovereenkomst
21. Definitie globale erfovereenkomst - Een globale erfovereenkomst is een overeenkomst
waarbij één of beide ouders samen met al de vermoedelijke erfgenamen in rechte nederdalende lijn een overeenkomst sluiten met als doel een (subjectief54) evenwicht te bekomen tussen de betrokken
vermoedelijke erfgenamen.55 Om dit evenwicht te realiseren kunnen de partijen rekening houden met
onder meer de schenkingen aan die kinderen gedaan voorafgaand56 aan de erfovereenkomst,
schenkingen opgenomen in de overeenkomst zelf en de specifieke situatie van elk van de kinderen.57 22. Specifieke gevolgen van globale erfovereenkomst – Het sluiten van een globale
erfovereenkomst brengt specifieke gevolgen met zich mee.58 Ten eerste zal de toestemming in de
erfovereenkomst door de kinderen (of kleinkinderen) ervoor zorgen dat zij verzaken aan hun vordering tot inkorting of verzoek tot inbreng met betrekking tot de opgenomen giften in die overeenkomst.59
54 J. BAEL, "Hoofdstuk 7. Een bijzonder type van erfovereenkomst: de globale erfovereenkomst" in Het verbod van
erfovereenkomsten in het nieuwe erfrecht, Brugge, die Keure, 2019, 139, nr. 268; H. CASMAN en B. VERDICKT, "De
erfwetten 2017 en 2018 : civiele en Vlaamse fiscale aspecten in 8 casussen", TFR 2018, afl. 548, (842) 858, nr. 65; R. DEKKERS et al., Erfrecht & Giften. De nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Antwerpen, Intersentia, 2018, 294, nr. 399; H. CASMAN en B. VERDICKT, "Vlaamse schenk- en erfbelasting na de Erfwetten en de Huwelijksvermogenswet 2018 (deel 1)", TEP 2018, afl. 4, (694) 723, nr. 67; A.L. VERBEKE en M. DELBROEK, "Family dynamics en het evenwicht bij de globale erfovereenkomst" in Themis 109 - Familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure / la Charte, 2019, 78.
55 Art. 1100/7, §1 BW; R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017 : aangepast aan de wet van 31 juli 2017 tot wijziging
van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zaken, Antwerpen, Intersentia, 2017, 272, nr. 484; J. BAEL, "Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe
familiaal vermogensrecht (deel 1)", NFM 2019, afl. 8, 269, nr. 95; A.L. VERBEKE, "Nieuw Belgisch erfrecht", RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1098.
56 Voor het fiscale gevolg van de vermelding van zo’n voorgaande, niet-geregistreerde schenking in het Vlaams
Gewest, zie: art. 2.8.3.0.5 VCF. Dit bespreek ik uitgebreider in Hoofdstuk 2.
57 Art. 1100/7, §1, 1e lid BW; J. BAEL, "Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe familiaal vermogensrecht
(deel 1)", NFM 2019, afl. 8, 271, nr. 99; J. BAEL, "Hoofdstuk 7. Een bijzonder type van erfovereenkomst: de globale erfovereenkomst" in Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe erfrecht, Brugge, die Keure, 2019, nr. 275 e.v.
58 J. BAEL, "Hoofdstuk 7. Een bijzonder type van erfovereenkomst: de globale erfovereenkomst" in Het verbod van
erfovereenkomsten in het nieuwe erfrecht, Brugge, die Keure, 2019, 149, nr 289 en 150, nr. 290; R. DEKKERS et al., Erfrecht & Giften. De nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Antwerpen, Intersentia, 2018, 295, nr. 400; R. BARBAIX, Het nieuwe erfrecht 2017 : aangepast aan de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zaken, Antwerpen, Intersentia, 2017,
273, nr. 487.
59 Art. 1100/7, §6, 1e lid BW. Met uitzondering van minderjarige kinderen of kleinkinderen. Zij blijven dus hun
Ten tweede leidt de toestemming tot een definitieve waardering van de voordelen en schenkingen die zijn opgenomen in de overeenkomst.60 Ten derde bepaalt de wet expliciet dat de kinderen nadien geen
benadeling kunnen inroepen inzake de toegestane verdeling.61
23. Toekenning schuldvordering in globale erfovereenkomst - Een andere mogelijkheid bij
het streven naar een evenwicht is het geval waarbij een begunstigd kind een eerdere begunstiging gaat compenseren door middel van uitbetaling van een geldsom ten opzichte van één of meerdere niet-begunstigde kinderen.62 In de erfovereenkomst leidt dit tot een toebedeling van de
niet-begunstigde(n) door het toekennen van een schuldvordering.63
24. Generatiesprong in globale erfovereenkomst - Artikel 1100/7, §4, 1e lid BW biedt op zijn
beurt de kans om een generatiesprong te verwezenlijken in een globale erfovereenkomst. Deze optie heeft een gelijkaardige uitwerking als de nieuwe inbreng met generatiesprong.64 De vermoedelijke
erfgenaam van de beschikker stemt dan toe dat zijn eigen kinderen de toebedeling uit de globale erfovereenkomst krijgen die aanvankelijk voor de vermoedelijke erfgenaam was bedoeld.
Een stroming in de rechtsleer gaat ervan uit dat zowel een gehele als een gedeeltelijke generatiesprong bedongen kan worden.65 Dit betekent dat de vermoedelijke erfgenaam naast de volledigheid ook in
staat is om slechts afstand te doen van een gedeelte van zijn toebedeling. Naar mijn mening is dit standpunt correct, aangezien de wettelijke bepaling niet expliciet vermeldt dat het om de volledigheid moet gaan.66
60 Art. 1100/7, §9 BW. 61 Ibid.
62 Art. 1100/7, §1, 3e lid BW; J. BAEL, "Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe familiaal vermogensrecht
(deel 1)", NFM 2019, afl. 8, (250) 272, nr. 104; R. DEKKERS et al., Erfrecht & Giften. De nieuwe Erfwetten 2017 en
2018, Antwerpen, Intersentia, 2018, 295, nr. 399.
63 Voor de fiscale impact van zo’n schuldvordering opgenomen in een globale erfovereenkomst zie infra, nr. 65;
VLABEL, standpunt nr. 19006 van 18 maart 2019, “Toekenning van schuldvorderingen in een erfovereenkomst”, gepubl. 25 maart 2019. Recentelijk gewijzigd op 14 april 2020, gepubl. 28 april 2020.
64 Zie supra nr. 15; naar analogie met art. 845, §2 BW.
65 Zie in die zin onder meer: J. BAEL, "Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe familiaal vermogensrecht
(deel 1)", NFM 2019, afl. 8, (250) 278, nr. 128; A.L. VERBEKE, "Nieuw Belgisch erfrecht", RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1100; R. DEKKERS et al., Erfrecht & Giften. De nieuwe Erfwetten 2017 en 2018, Antwerpen, Intersentia, 2018, 289, nr. 393.
66 Zie de bewoording “de door hen van de beschikker verkregen goederen” in art. 1100/7, §4, 2e lid BW. Deze
verkregen goederen kunnen mijns inziens zowel alle oorspronkelijk verkregen goederen als een gedeelte ervan betekenen.
1.1.5 Het evenwicht tussen de langstlevende echtgenoot en de kinderen
1.1.5.1 Afschaffing inbrengverplichting
25. Afschaffing inbrengverplichting langstlevende echtgenoot - Een laatste relevante
krachtlijn uit de Erfwet 2017 focust op het evenwicht tussen de langstlevende echtgenoot67 en de
kinderen. In deze masterproef analyseer ik voornamelijk de positie van de langstlevende echtgenoot in het licht van de eerder besproken inbrengverplichting (zie supra 1.1.3).
Zoals al kort aangehaald is de inbrengverplichting voor en door de langstlevende echtgenoot afgeschaft.68 Dit betekent enerzijds dat een schenking (in volle eigendom, in vruchtgebruik of in blote
eigendom) aan de langstlevende niet onderworpen is aan inbreng.69 Anderzijds moeten de kinderen
die een schenking (in volle eigendom, in vruchtgebruik of in blote eigendom) krijgen ten aanzien van de langstlevende die schenking niet gaan inbrengen, aangezien de langstlevende dit niet meer kan vorderen.
Dit valt te verantwoorden door het feit dat inbreng enkel optreedt indien de erflater een schenking als voorschot op erfdeel toekent. Tegenover de langstlevende is het geschonken vruchtgebruik aan de kinderen echter altijd buiten erfdeel sinds de Erfwet 2017, aangezien dit een wettelijk erfdeel van de langstlevende impliceert.70 Bijgevolg zal die schenking aan de kinderen zijn uitwerking behouden
zolang het niet de reserve van de langstlevende echtgenoot te boven gaat.71 Indien er sprake zou zijn
van een overschrijding van de abstracte reserve van de langstlevende echtgenoot zal de initiële schenking de facto zelfs nog steeds intact blijven. De (eventuele) vordering tot inkorting door de langstlevende echtgenoot is dan namelijk een inkorting in waarde. Dit in tegenstelling tot een overschrijding van de concrete reserve, zijnde de gezinswoning en huisraad, die kan leiden tot een inkorting in natura.72
67 Voor de wettelijk samenwonende partner gelden ook een aantal van de nieuwe wetswijzigingen, maar daar ga ik
niet op in; zie onder meer: A. WYLLEMAN, "Samenwonende partners en het nieuwe erfrecht" in Rechtskroniek voor
het notariaat - Deel 32, Brugge, die Keure 2018, 12-24.
68 Nieuw art. 858bis, §1 en 2 BW; H. CASMAN, "Nieuwe Erfwet. Een geactualiseerde kennismaking", NJW 2018, afl.
391, (810) 817, nr. 46.
69 C. DECLERCK en W. PINTENS, "DEEL IV - ERFRECHT" in Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure
2019, 468, nr. 1206.
70 H. CASMAN en B. VERDICKT, "Vlaamse schenk- en erfbelasting na de Erfwetten en de Huwelijksvermogenswet
2018 (deel 1)", TEP 2018, afl. 4, (694) (694) 701, nr. 18.
71 N. LABEEUW en E. JANSSENS, "Het wettelijk toegekend opvolgend vruchtgebruik voor de langstlevende
echtgenoot: wordt dit belast in de erfbelasting?", Successierechten 2018, afl. 6, (1) 1, nr. 1.
72 A.L. VERBEKE, "Nieuw Belgisch erfrecht", RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1095; H. CASMAN, "Nieuwe Erfwet. Een
26. Vroegere inbrengverplichting - Vroeger kon de langstlevende net wel het vruchtgebruik
opeisen ten nadele van schenkingen gedaan aan de (niet-gemeenschappelijke) kinderen.
Dit opeisingsrecht blijft van toepassing op alle schenkingen van de erflater aan zijn kinderen die dateren van voor 1 september 2018.73 Oud artikel 858bis BW liet zelfs toe dat kinderen het
vruchtgebruik moesten inbrengen van een schenking die aan hen werd gedaan nog vooraleer hun ouder met de langstlevende, nieuwe echtgenoot was hertrouwd.74 Deze sterkere positie van de
langstlevende, waarbij hij/zij de inbreng kon vorderen van het geschonken vruchtgebruik aan de kinderen, komt dus nu ten einde.
1.1.5.2 Wettelijk opvolgend vruchtgebruik
27. Ratio legis - Ter compensatie van de afgeschafte inbrengverplichting heeft de wetgever een
nieuw soort vruchtgebruik in het leven geroepen voor de langstlevende, met name een wettelijk
opvolgend75 vruchtgebruik. Deze “correctie” zorgt ervoor, indien alle voorwaarden zijn voldaan, dat de langstlevende echtgenoot76 bij het overlijden van de schenker-echtgenoot het vruchtgebruik ontvangt
van de goederen die de overledene heeft weggeschonken onder voorbehoud van vruchtgebruik voor zichzelf.77 Op die manier blijft de levensstandaard voor de langstlevende na het overlijden van de
schenker in zekere zin gegarandeerd.
73 H. CASMAN en B. VERDICKT, "Vlaamse schenk- en erfbelasting na de Erfwetten en de Huwelijksvermogenswet
2018 (deel 1)", TEP 2018, afl. 4, (694) (694) 700, nr. 16.
74 A.L. VERBEKE, "Nieuw Belgisch erfrecht", RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1093-1094.
75 In die zin qua terminologie: T. DELAMEILLIEURE, "Hoofdstuk. VI. Hoever reikt het wettelijk opvolgend
vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot?" in Patrimonium 2019, Brugge, die Keure / la Charte, 2019, 223, nr. 3; F. BLONTROCK, K. VANBEYLEN en W. VAN DE PUTTE, "Het federale nieuwe erfrecht en de Vlaamse fiscaliteit" in
Liber Amicorum Aloïs Van den Bossche, Brugge, die Keure / la Charte, 2019, 24; C. DECLERCK en W. PINTENS, "DEEL
IV - ERFRECHT" in Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure 2019, 337, nr. 846; R. DEBLAUWE, "Het nieuwe erfrecht en zijn fiscale consequenties", AFT 2018, afl. 10, (5) 23, nr. 91; E. SPRUYT, "[Vlaamse erf- en schenkbelasting] Het Vlaams decreet van 6 juli 2018 inzake modernisering van de erf- en schenkbelasting: het nieuw erfrecht gefaciliteerd en introductie van de 'fiscale erfenissprong'-schenking", NOT 2018, afl. 14, (1) 5, 4). Dit is een correctere term dan ‘toegekend’ vruchtgebruik. Enerzijds om een onderscheid te maken met het ‘gewoon’
toegekend vruchtgebruik aan de langstlevende echtgenoot op grond van artikel 745bis BW. Anderzijds door het gewijzigd artikel 858bis, §3 BW sinds de Huwelijksvermogenswet 2018. Bovendien is het aanvankelijk gekozen begrip ‘voortgezet’ vruchtgebruik ook niet meer correct omdat het juridisch gezien om een nieuw vruchtgebruik gaat in hoofde van de langstlevende. Zie ook: J. BAEL, Het verbod van erfovereenkomsten in het nieuwe erfrecht, Brugge, Die Keure, 2019, 224-225, nr. 458.
76 Of de langstlevende wettelijk samenwonende partner, zie artikel 858bis, §4 BW. Hierna ga ik enkel in op de
situatie voor de langstlevende ‘echtgenoot’.
77 A.L. VERBEKE, "Nieuw Belgisch erfrecht", RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1094; A.L. VERBEKE, "Erfwet 2018: nieuw
28. Voorwaarden – Vooraleer het wettelijk opvolgend vruchtgebruik uitvoering zal krijgen moet
er aan een aantal voorwaarden voldaan zijn.78 Ten eerste moet de overleden schenker zich het
vruchtgebruik voorbehouden hebben. Ten tweede moet de langstlevende al gehuwd zijn met de erflater op het moment van de initiële schenking. Hierdoor komt de wetgever tegemoet aan de situatie waarbij een schenking aan de kinderen dateert van vóór het huwelijk. In dat geval kan de (latere) langstlevende niet genieten van een eventueel wettelijk opvolgend vruchtgebruik. Dit komt de voorhuwelijkse schenking(en) aan de kinderen ten goede.79 Ten derde moet de langstlevende tot de
nalatenschap komen. Een vierde voorwaarde betreft het feit dat de langstlevende aan zijn wettelijk opvolgend vruchtgebruik niet mag verzaakt hebben.
De meest recente (vijfde) voorwaarde die is toegevoegd aan het wetsartikel bepaalt dat de schenker nog steeds titularis van het voorbehouden vruchtgebruik moet zijn bij zijn overlijden.80 Deze
voorwaarde sluit aan bij de ratio legis van de wetsbepaling, met name het verzekeren dat de levensstandaard voor de langstlevende bij leven van de schenker-vruchtgebruiker ook na diens overlijden kan stand houden.
Zonder die wijziging zou het plotse ‘herleven’ van het vruchtgebruik in strijd zijn met de ratio legis.81
Persoonlijk volg ik deze redenering van BARBAIX. Als de schenker-vruchtgebruiker bij leven namelijk afstand doet van het voorbehouden vruchtgebruik toont dit aan dat dit vruchtgebruik niet noodzakelijk was om de levensstandaard van het koppel te verzekeren. Bijgevolg zal de langstlevende dit vruchtgebruik dus ook niet nodig hebben na het overlijden van de schenker-vruchtgebruiker.
78 Art. 858bis, §3 BW; T. DELAMEILLIEURE, "Hoofdstuk. VI. Hoever reikt het wettelijk opvolgend vruchtgebruik van de
langstlevende echtgenoot?" in Patrimonium 2019, Brugge, die Keure / la Charte, 2019, 226-228; A.L. VERBEKE, N. NIJBOER, S. SLAETS, H. CASMAN en B. VERDICKT, "Hoofdstuk 1. Wat als ik niets doe?" in Vermogensplanning tussen
echtgenoten anno 2020, Mortsel, Intersentia, 2020, 9-10, nr. 18.
79 A.L. VERBEKE, "Nieuw Belgisch erfrecht", RW 2017-18, afl. 28, (1082) 1094; R. BARBAIX, Handboek familiaal
vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2018, 628, nr. 1086.
80 Gewijzigd bij art. 62 Huwelijksvermogenswet 2018.
81 R. BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2018, 628, nr. 1086; T.
DELAMEILLIEURE, "Hoofdstuk. VI. Hoever reikt het wettelijk opvolgend vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot?" in Patrimonium 2019, Brugge, die Keure / la Charte, 2019, 228, nr. 19.
29. Uitsluiting vruchtgebruik – Het gaat om een erfrechtelijk vruchtgebruik wat betekent dat de
regels inzake omzetting82 gelden en de langstlevende wel degelijk tot de nalatenschap moet komen.83
Het vruchtgebruik krijgt daardoor geen uitwerking indien de langstlevende onterfd zou zijn (bijvoorbeeld via een testament), onwaardig is om te erven of de nalatenschap heeft verworpen.84
Een andere piste om dit vruchtgebruik uit te sluiten gaat uit van de langstlevende waarbij hij/zij verzaakt aan dat vruchtgebruik. Indien de langstlevende de verzaking bij leven van de schenker doet, moet dit gebeuren via een punctuele erfovereenkomst.85
30. Onbillijke gevolgen voor de begiftigde van een schenking met tijdelijk voorbehouden vruchtgebruik? – De burgerrechtelijke figuur van het wettelijk opvolgend vruchtgebruik brengt
verschillende gevolgen met zich mee. In de praktijk bestaan er echter situaties waarbij de wettelijke uitwerking onzeker is of verregaande consequenties kan teweeg brengen die de wetgever misschien niet voor ogen had.86
Hierna volgt een dergelijk, praktisch voorbeeld:
“Een gehuwde man van 50 jaar doet een schenking aan zijn achterneefje (18 jaar) en houdt zich het tijdelijk vruchtgebruik ten belope van tien jaar voor. Acht jaar na de schenking overlijdt de man en laat hij zijn 40-jarige echtgenote achter” (Delameillieure, 2019).
In deze context stelt zich dan de vraag waarop de langstlevende echtgenote recht heeft, aangezien het nieuwe artikel 858bis, §3 BW dit niet expliciet bepaalt. In eerste instantie volg ik DELAMEILLIEURE. Hij neemt aan dat de langstlevende sowieso recht heeft op (een zekere vorm van) vruchtgebruik ondanks dat de schenker geen levenslang vruchtgebruik heeft voorbehouden.
82 Art. 745ter – art. 745septies BW.
83 R. BARBAIX, Handboek familiaal vermogensrecht, Antwerpen, Intersentia, 2018, 627, nr. 1086.
84 H. CASMAN en B. VERDICKT, "Vlaamse schenk- en erfbelasting na de Erfwetten en de Huwelijksvermogenswet
2018 (deel 1)", TEP 2018, afl. 4, (694) (694) 702, nr. 20; H. CASMAN, "Nieuwe Erfwet. Een geactualiseerde
kennismaking", NJW 2018, afl. 391, (810) 818, nr. 47; T. DELAMEILLIEURE, "Hoofdstuk. VI. Hoever reikt het wettelijk opvolgend vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot?" in Patrimonium 2019, Brugge, die Keure / la Charte, 2019, 207, nr. 13.
85 T. DELAMEILLIEURE, "Hoofdstuk. VI. Hoever reikt het wettelijk opvolgend vruchtgebruik van de langstlevende
echtgenoot?" in Patrimonium 2019, Brugge, die Keure / la Charte, 2019, 227, nr. 15; C. DECLERCK en W. PINTENS, "DEEL IV - ERFRECHT" in Schets van het familiaal vermogensrecht, Brugge, die Keure 2019, 429, nr. 1095. Zie: art. 858bis, §6 BW.
86 T. DELAMEILLIEURE, "Hoofdstuk. VI. Hoever reikt het wettelijk opvolgend vruchtgebruik van de langstlevende
Die voorwaarde van een levenslang voorbehouden vruchtgebruik was in de parlementaire voorbereidingen eerst voorzien, maar werd niet wettelijk verankerd.87
Vervolgens stelt hij dat je een onderscheid moet maken tussen een ‘voortgezet’ vruchtgebruik en een ‘opvolgend’ vruchtgebruik. In de eerste hypothese zou in het aangehaalde voorbeeld de langstlevende nog recht hebben op twee jaar vruchtgebruik. In het tweede geval is er daarentegen sprake van een nieuw vruchtgebruik in hoofde van de echtgenote zonder een temporele beperking waardoor ze een levenslang vruchtgebruik verwerft op de schenking aan het achterneefje. DELAMEILLIEURE volgt die tweede piste door te concluderen dat aan alle toepassingsvoorwaarden van de wetsbepaling is voldaan volgens de strikte letter van de wet.88
Ik ben het daar niet mee eens. Hoewel het gaat om een ‘opvolgend’ vruchtgebruik, vind ik dat de geest van de wet in deze kwestie voorrang verdient. Meer bepaald dient de nadruk te liggen op de eerder aangehaalde ratio legis van de betrokken wetsbepaling. Als in het concrete voorbeeld de schenker slechts een tijdelijk vruchtgebruik van tien jaar had voorbehouden dan wijst dit er volgens mij op dat de schenker veronderstelde dat na die tienjarige periode het koppel zijn levensstandaard kon behouden zonder het vruchtgebruik. Daarom zou de echtgenote slechts aanspraak mogen hebben op het vruchtgebruik gedurende de resterende twee jaar. Deze uitwerking hoeft niet te resulteren in een kwalificatie van ‘voortgezet’ vruchtgebruik, maar kan louter het gevolg zijn van het respecteren van de ratio legis. Bovendien is deze aanpak billijker voor de oorspronkelijke begiftigde.
31. Fiscale behandeling opvolgend vruchtgebruik - De Vlaamse decreetgever heeft er in het
Zomerdecreet voor gezorgd dat het opvolgend vruchtgebruik in grote mate fiscaalrechtelijk af te raden is.89 Het nieuwe mechanisme, in het leven geroepen door de federale wetgever, wordt namelijk
principieel onderworpen aan erfbelasting (zie uitgebreider infra 2.3.4). Er geldt wel een uitzondering voor de gezinswoning. De decreetwijziging doet namelijk geen afbreuk aan de vrijstelling van de erfbelasting betreffende de gezinswoning.90
87 T. DELAMEILLIEURE, "Hoofdstuk. VI. Hoever reikt het wettelijk opvolgend vruchtgebruik van de langstlevende
echtgenoot?" in Patrimonium 2019, Brugge, die Keure / la Charte, 2019, 229, nr. 22.
88 Ibid, 230, nr. 26. 89 Art. 2.7.1.0.2, 2e lid VCF. 90 Art. 2.7.4.1.1, §2, 3e lid VCF.
Hierdoor zal de schenking van de gezinswoning met voorbehoud van vruchtgebruik fiscaal gezien geen nadeel ondervinden als bij het overlijden van de schenker het vruchtgebruik naar de langstlevende gaat. In dat geval zal er door de vrijstelling geen bijkomende belasting geheven worden op het opvolgend vruchtgebruik.91
Levenslang vruchtgebruik vs. tijdelijk vruchtgebruik - Het hierboven aangekaarte voorbeeld
waarbij de wetgever heeft nagelaten om te bepalen of de langstlevende recht heeft op een levenslang vruchtgebruik dan wel een (voortgezet) tijdelijk vruchtgebruik zal naar mijn mening ook fiscaalrechtelijk een groot verschil uitmaken.92 Een levenslang vruchtgebruik kan daarbij veel meer
erfbelasting met zich meebrengen dan een tijdelijk vruchtgebruik. Volgens mij lijkt het, mede door de huidige rechtsonzekerheid, vereist dat de federale wetgever een wettelijke reparatie uitvoert over deze kwestie. Vervolgens zou de Vlaamse decreetgever zich ook gunstiger moeten opstellen door de burgerrechtelijke regeling mogelijk te maken zonder (de huidige) zware fiscaalrechtelijke repercussies.93
91 MvT bij het ontwerp van decreet tot modernisering van de erf- en schenkbelasting, aangepast aan het
nieuwe erfrecht, Parl.St. Vl.Parl. 2017-18, nr. 1584-1, 10. B. MEDAER, "Modernisering van de erf- en schenkbelasting aangepast aan het nieuwe erfrecht. Deel 1. Gewijzigde spelregels in de erfbelasting voor schenkingen met
voorbehoud van vruchtgebruik", Successierechten 2018, afl. 8, (2) 5, nr. 8; M. DELANOTE, "Kroniek Vlaamse Erfbelasting 2018", T.Not. 2019, afl. 3, 195, nr. 1.
92 Uitgezonderd wat betreft de gezinswoning.
93 De nieuwe burgerrechtelijke regeling ter bescherming van de levensstandaard van de langstlevende echtgenoot is
namelijk de ‘vervanger’ van de afgeschafte inbrengverplichting. Die inbrengverplichting was fiscaal neutraal terwijl de decreetgever op het opvolgend vruchtgebruik wel erfbelasting gaat heffen.
Bovendien is de nieuwe regeling, in vergelijking met de vroegere inbrengverplichting, sowieso al nadeliger voor de langstlevende door de meerdere voorwaarden die nu voldaan moeten zijn.
1.2 Het nieuwe huwelijksvermogensrecht burgerrechtelijk bekeken
1.2.1 Inleiding
32. Ratio voor de vernieuwing - De wettelijke fundamenten van het huwelijksvermogensrecht
dateren al van meer dan 40 jaar geleden, met name via de wet van 14 juli 1976.94 Daarom vond de
wetgever het een must om een opfrissing door te voeren. Met de wet van 22 juli 201895 is voornamelijk
het huwelijksvermogensrecht grondig aangepast. De inspiratiebron van deze wijzigingen is in feite de voorgaande regeling die onvoldoende oplossingen bood voor specifieke maatschappelijke en juridisch-technische problemen in verband met het secundair huwelijksvermogensrecht.96
33. Onveranderd primair stelsel - Hierbij valt dus op te merken dat het onderscheid tussen het
primair en het secundair huwelijksvermogensrecht onaangetast is gebleven en dat aan het primair stelsel (art. 212-224 BW) niets is veranderd.97
Dat stelsel bevat een dwingende regeling met rechten en plichten die van toepassing is op alle echtgenoten ongeacht het gekozen (secundair) huwelijksvermogensstelsel. Aan de andere kant heb je het secundair huwelijksvermogensstelsel waarbij de contractuele vrijheid centraal stond en nog steeds staat.98
34. Vernieuwing secundair stelsel - De aanpassingen van het secundair stelsel zijn gebaseerd op
drie bouwstenen: ten eerste een verfijning van de regels van het wettelijk stelsel, ten tweede een concreter wettelijk kader voor het stelsel van scheiding van goederen en ten slotte het streven naar evenwicht tussen het nieuwe erfrecht99 en het huwelijksvermogensrecht wat de verhouding
langstlevende echtgenoot-afstammelingen betreft.100
Hierna volgen in drie subtitels de burgerrechtelijke wijzigingen die ook een fiscaalrechtelijke impact (kunnen) hebben.
94 Wet van 14 juli 1976 “betreffende de wederzijdse rechten en verplichtingen van echtgenoten en de
huwelijksvermogensstelsels”, BS 18 september 1976.
95 Wet van 22 juli 2018 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het
huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake, BS 27 juli 2018. (Hierna genoemd: Huwelijksvermogenswet 2018.)
96 MvT bij wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot
wijziging van diverse andere bepalingen ter zake, Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 54-2848/1.
97 H. CASMAN, "Nieuw huwelijksvermogensrecht. Een bondige kennismaking", NJW 2018, afl. 390, (762) 763, nr. 11. 98 S. MOSSELMANS en A. VAN THIENEN, "Vernieuwd Huwelijksvermogensrecht", NFM 2018, afl. 10, (326) 326, nr. 1. 99 Sinds de Erfwet 2017.
100 S. MOSSELMANS en A. VAN THIENEN, "Vernieuwd Huwelijksvermogensrecht", NFM 2018, afl. 10, (326) 326-327;
R. BARBAIX, "Hoofdstuk I. Actuele ontwikkelingen familiaal vermogensrecht 2018" in Tendensen Vermogensrecht
Enkel de wijzigingen waarvan het fiscale luik verder wordt besproken in Hoofdstuk 2 komen aan bod. Het is dus niet de bedoeling om een volledige analyse van het nieuwe huwelijksvermogensrecht te maken.
1.2.2 Verfijnde regels van het wettelijk stelsel
35. Drie krachtlijnen - De eerste bouwsteen, zijnde de verfijning van de regels van het wettelijk
stelsel, is onderverdeeld in drie, reeds bestaande, grote krachtlijnen:101 de opsplitsing tussen “titre”
(het titularis zijn van een goed) en “finance” (de vermogenswaarde van een goed), de correcte beroepsinkomstenallocatie en de huwelijksvermogensrechtelijke neutraliteit van de beroepsinkomsten via een vennootschap. De verfijning benadrukt dat het wettelijk stelsel in globo behouden is, maar dat er wel een aantal concrete situaties behandeld zijn telkens met een focus op deze drie krachtlijnen.
1.2.2.1 Individuele levensverzekeringen
36. Huwelijksvermogensrechtelijk statuut - Het belangrijkste knelpunt dat de wetgever heeft
verduidelijkt binnen het wettelijk stelsel betreft de huwelijksvermogensrechtelijke status van individuele levensverzekeringen, schade- en arbeidsongevallenvergoedingen en ten slotte beroepsgoederen, aandelen en cliënteel.102 Over deze elementen was er voordien heel wat
onduidelijkheid of ze nu behoorden tot het eigen vermogen van één van de echtgenoten of tot het gemeenschappelijk vermogen en of er dan al dan niet een vergoeding verschuldigd was aan het andere vermogen. Hierna behandel ik enkel de situatie van de levensverzekeringen, omdat VLABEL daarover meerdere standpunten heeft uitgebracht die in Hoofdstuk 2 besproken worden. Daarnaast heeft ook de Vlaamse decreetgever, onder invloed van VLABEL, een decreetwijziging doorgevoerd met invloed op de individuele levensverzekeringen (zie infra nr. 110 e.v. ).
101 K. BOONE, "De hervorming van het huwelijksvermogensrecht: wijzigingen inzake het wettelijk stelsel en de
conventionele gemeenschap" in Rechtskroniek voor het notariaat - Deel 33, Brugge, die Keure 2018, (1) 4; R. BARBAIX, "Het nieuwe huwelijksvermogensrecht", RW 2019-20, afl. 19, (723) 723-724, nr. 5.