• No results found

Energieprestatie van woningen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Energieprestatie van woningen"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ݱ²½»°Ì«»»´ º»¾ îðïï

ó

Het energiegebruik van woningen wordt in Nederland vaak uitge-drukt in de vorm van een aantal kubieke meters (m3) aardgas per jaar en een aantal kilowatturen (kWh) elektrische energie per jaar. Aardgas wordt gebruikt om ruimtes te verwarmen, tapwater te verwarmen en om te koken. Elektrische energie wordt in hoofdzaak gebruikt voor verlich-ting, ventilatie, apparaten en soms ook voor koeling of verwarming. Het gemiddelde aardgasgebruik per woning per jaar loopt al enkele jaren terug, maar het elek-trische energiegebruik per woning per jaar lijkt door het beschikbaar komen van steeds meer en goed-kopere elektrische apparaten nog steeds in een stijgende lijn te zitten. In de thermodynamica spreekt men van de eenheid Joules. Maar doordat die erg klein zijn, kom je al snel terecht in de MegaJoules (MJ). Één m3 aardgas is 31.65 tot 35.17 MJ en één kWh is 3.6 MJ. Het energiegebruik van jouw woning wordt eigenlijk op één manier al jaren inzichtelijk gemaakt, namelijk door middel van de jaarlijkse energierekening van het energiebedrijf. Op de deze rekening staat in principe netjes het aantal m3 en kWh gegeven, welke je zou kunnen vergelijken met het gemiddelde jaarlijkse energiegebruik per woning van 1.609 m3 en 3.430 kWh in 2009 (EnergieNed, 2010). Er zijn echter Ü» ¿º¹»´±°»² ¶¿®»² ·- »®ô ¼±±® -¬·¶¹»²¼» »²»®¹·»°®·¶¦»² »² ¼±±® °±´·¬·»µ» ¿³¾·¬·»- ±³ µ±±´-¬±º¼·±¨·¼» «·¬-¬±±¬ ¬» ¾»°»®µ»²ô ª»»´ ¿¿²¼¿½¸¬ ª±±® ¸»¬ »²»®¹·»¹»¾®«·µ ª¿² ¾»-¬¿¿²¼» ¹»¾±«©»²ò Ø»¬ »²»®¹·»¹»¾®«·µ ª¿² ¹»¾±«©»² ª±®³¬ ª»»®¬·¹ °®±½»²¬ ª¿² ¸»¬ ¬±¬¿´» »²»®¹·»¹»¾®«·µ ·² Û«®±°¿ øÛÝô îððï÷ò Þ·²²»² ¼» ª¿µ¹®±»° Þ±«©ñײº®¿ ©±®¼¬ ·² ¼» ª±®³ ª¿² ±²¼»®©·¶- »² ±²¼»®¦±»µ ¾·¶ ¸»¬ »²»®¹·»¹»¾®«·µ ª¿² ¹»¾±«©»² -¬·´ ¹»-¬¿¿²ò Ø»¬ ¾»¬®»º¬ ¸·»® ¦±©»´ «¬·´·¬»·¬-¾±«© ¿´- ©±²·²¹¾±«©ò ײ ¼» ¾¿½¸»´±® µ±³¬ ¸»¬ »²»®¹·»¹»¾®«·µ ª¿² »»² ©±²·²¹ ¬»®«¹ ·² Ý·ª·»´¬»½¸²·-½¸» Ó·´·»«µ«²¼»ò ײ ¼» ³¿-¬»® ·- ¼» ½«®-«- Ü««®¦¿¿³ Þ±«©»² ·² ¸»¬ ®±±-¬»® ±°¹»²±³»² ±³ ¸·»® ¿¿²¼¿½¸¬ ¿¿² ¬» ¾»-¬»¼»²ò Ü·¬ ¿®¬·µ»´ ¹»»º¬ ·²¦·½¸¬ ·² ¼» ¦¿µ»² ¼·» µ±³»² µ·¶µ»² ¾·¶ ¸»¬ ¾»°¿´»² ª¿² ¼» »²»®¹·»°®»-¬¿¬·» ª¿² ©±²·²¹»²ò Ó±¹»´·¶µ ¼¿¬ ¶» ¸·»®¼±±® ±±µ »»²- ¼±±® »»² ¿²¼»®» ¾®·´ ²¿¿® ¶» -¬«¼»²¬»²¸«·- ±º Šµ¿³»® µ·¶µ¬ò

·®ò ßòÙò Û²¬®±°

Û²»®¹·»°®»-¬¿¬·» ª¿² ©±²·²¹»²

ONDERZOEK

Figuur 1. Fictief voorbeeld van een energielabel voor een woning

(2)

ó

ݱ²½»°Ì«»»´ º»¾ îðïï

lucht. De thermische schil wordt in de basis gevormd door de vloer, de gevels en het dak. Er wordt rekening gehouden met de ther-mische massa, de warmteweer-stand, de mate van transparantie en de aansluiting van deze delen op de volgende wijze:

1. Thermische massa: een lichte constructie heeft vaak een lage thermische massa. Deze zijn gevoeliger voor schommelingen in de buitentemperatuur dan zware constructies, daardoor kan het nodig zijn om met aanvul-lende (energiegebruikende) syste-men een behaaglijk binnenklimaat te garanderen.

2. Warmteweerstand: een hoge warmteweerstand van muren zorgt ervoor dat warmte afge-geven door het verwarmings-systeem of door binnenkomende zonnestraling beter in de woning wordt vastgehouden. Huizen van voor 1928 beschikken meestal niet over een luchtspouw of iso-latie in de muur, waardoor hun warmteweerstand maar minimaal is (namelijk Rc = 0.2 m2K/W). Tussen 1928 en 1965 werd wel een luchtspouw toegepast en na 1965 kwam ook het gebruik veel verschillende typen

wonin-gen in Nederland, welke we mis-schien niet allemaal op één grote hoop moeten willen gooien. Er zijn daarom in totaal drie energie-prestatieindicatoren ontwikkeld, welke trachten de gebouwge-bonden energieprestatie van een woning en haar installaties uit te drukken. Met één van deze energieprestatieindicatoren kun je het bekende en veel bediscussi-eerde energielabel van je woning bepalen (zie Figuur 1).

Energieprestatieindicatoren woningbouw

De volgende drie energiepresta-tieindicatoren worden in Neder-land gebruikt voor de woning-bouw (Entrop e.a., 2010):

(EPC) voor nieuwe woongebou-wen. Deze methodiek wordt aangewezen in het Nederlandse Bouwbesluit, waardoor er voor nieuwbouw een wettelijke ver-plichting is om een energiepres-tatie van 0.6 of minder te behalen;

2. Energie Prestatie Advies voor bestaande woningen. Een metho-diek uit het verleden die de ener-gieindex (EIoud) uitrekent van een woning;

voor bestaande woningen. Een methodiek die op een andere wijze de energieindex (EInieuw) uitrekent met bijbehorend label (zie Figuur 1).

In dit artikel zal niet in detail worden ingegaan op de precieze samenstelling van de formu-les voor de indicatoren, maar

elke formule gaat wel uit van een theoretisch energiegebruik Qtotal dat gebaseerd is op de 1) bouwkundige samenstelling van en de 2) aanwezige installaties in de betreffende woning. Het totale theoretische energiegebruik wordt vervolgens gedeeld door een noemer waarin het opper-vlak (zowel het vloeropperopper-vlak, dakoppervlak als de oppervlakte van de gevels) van de woning een grote rol speelt. Dit betekent grofweg dat hoe groter de woning qua vloeroppervlak, hoe meer energie gebruikt mag worden. Het bijbehorende oppervlak van de thermische schil moet echter bij voorkeur zo klein mogelijk zijn. Een woning moet, in andere woorden, bij voorkeur zo compact mogelijk worden gebouwd. Bouwkundige aspecten

Om de mate van mogelijke ener-giezuinigheid van een woning te bepalen zijn een aantal bouw-kundige aspecten van belang. Er wordt daarbij sterk gekeken naar de zogenaamde thermi-sche schil, waarbij je de woning beschouwt als een omhulsel voor een bepaalde hoeveelheid warme

Figuur 2. Foamglas als voorbeeld van zware drukvaste isolatie (met 160 mm een Rc tegen de 4 m2K/W).

(3)

ݱ²½»°Ì«»»´ º»¾ îðïï

ó

genoemd. Let wel, wanneer er een oud type gaskachel aanwezig is in de woning, is een minimale hoeveelheid ventilatie, wel of niet nodig.

Naast deze vier belangrijke zaken met betrekking tot de gevel dienen zowel begane grondvloer als dak natuurlijk goed geïsoleerd te zijn voor een gunstige ener-van isolatie vaak voor (ISSO,

2007). Sinds dat het Bouwbesluit in 1992 van kracht is, geldt een minimale warmteweerstand van 2.5 m2K/W. Tegenwoordig wordt in nieuwbouw vaak genoeg een warmteweerstand voor de muren van een Rc van 3.5 tot 5.0 m2K/W toegepast (zie Figuur 2). Voor glasoppervlakten spreken we van warmtetransmissie U, welke de reciproke is van de warmte-weerstand Rc. Enkelglas laat veel warmte door en heeft een gemid-delde U-waarde van 5.1 tot 6.2 W/ m2K (ISSO, 2007) voor het gehele raam, bestaande uit glas en kozijn. Enkelglas wordt vaak vervangen door dubbelglas met of zonder een coating in de spouw, wat leidt tot een U-waarde van respectie-velijk 3.1 en 2.5 W/m2K (ISSO, 2007), mits het een raam is met een houten kozijn. In de nieuwbouw hebben de ramen met het zoge-naamde HR++ glas een U-waarde van 1.8 W/m2K of lager.

3. Transparantie: het glas in een woning heeft als voordeel (in de lente, winter en herfst) of als nadeel (in de zomer) dat het zonnestraling en daarmee licht en warmte doorlaat. Muren zijn slechts in staat warmte te

absor -naamde LTA en ZTA waarden van glas drukken uit hoeveel licht en warmte in de vorm van straling doorgelaten wordt. In de drie genoemde rekenmethodieken wordt er op dit moment met de toepassing van HR++ glas in de zuidgevel van een Nederlandse woning netto meer warmte gewonnen door een gunstige ZTA en isolatiewaarde, dan dat warmte de woning verlaat. Op de noordkant kan een glasoppervlak in beperkte mate nog wel een warmtelek vormen ten opzichte van stenen muren.

4. Aansluiting: alle bouwkundige delen dienen zo goed mogelijk op elkaar aan te sluiten. In veel

bestaande woningen zijn rond deuren en ramen kieren aanwezig waar alles bij elkaar genomen veel warmte kan ontsnappen. De aan-sluiting tussen muren en de kap op een woning vormt ook een kritiek punt, waar vaak een aanvullende hoeveelheid PUR en isolatie gewenst is (zie Figuur 3). Deze onbedoelde ventilatie rond kieren

Figuur 3. Een infraroodfoto van binnenuit genomen van de hoekaansluiting van gevels met het dak van een woning uit 1930.

(4)

ó

ݱ²½»°Ì«»»´ º»¾ îðïï

gieprestatie. Er wordt daarnaast aangestuurd op een gunstige indeling van de woning, waarbij de warmtapwaterleiding van ketel naar keukenkraan, douche-kop en badkraan zo kort mogelijk is, zodat weinig water en energie wordt verspild. De toepassing van zonnewering kan tijdens zonnige dagen voorkomen dat zelfs in goed geïsoleerde woningen aan-vullende koelinstallaties nodig zijn.

De rekenmethoden houden eigen-lijk niet tot nauweeigen-lijks rekening met onverwarmde slaapkamers. Veel Nederlanders hebben de ver-warming op de slaapkamer niet aan, waardoor misschien moet worden overwogen of isolatie ter plaatse van de eerste verdiepings-vloer wenselijk zou zijn.

Installatietechnische aspecten In woningen zijn meestal twee systemen terug te vinden die het binnenklimaat comfortabel en gezond moeten houden, name-lijk het ventilatiesysteem en het verwarmingssysteem, waarbij de ketel eventueel gecombineerd is met warmtapwaterverwarming. Verder kan er bij installatietech-nische aspecten nog worden gedacht aan de aanwezigheid van photovoltaïsche cellen (voor elek-trische energie), zonnecollectoren (voor thermische energie), koeling en verlichting. Koeling in de vorm van airconditioning behoeft (evenals jacuzzi’s en elektrische boilers) weinig aanvullende uitleg, want het mag inmiddels wel bekend zijn dat deze syste-men een behoorlijke aanslag op de energierekening plegen.

In de meeste Nederlandse wonin-gen verzorgt een combiketel de warmte voor ruimten en water. Bij voorkeur is dit een hoogren-dementsketel. In toenemende mate ziet men in de nieuwbouw het gebruik van zonnecollecto-ren welke gekoppeld zijn aan

deze ketel om het gasverbruik te beperken. In Enschede zijn er veel woningen (en ook de campus) aangesloten op stadsverwarming, waarbij er centraal gas wordt ver-stookt om de benodigde warmte te leveren. Gelijktijdig wordt er dan ook elektrische energie opgewekt. In woningen van voor ongeveer 1978 zit meestal niet standaard een mechanisch ventilatiesysteem. In nieuwere woningen is wel een centrale ventilator geplaatst met een afvoer in de badkamer, keuken en toilet voor de afvoer van “verontreinigde” lucht. In menig woning van de laatste tien jaar is een gebalanceerd venti-latiesysteem geplaatst, waarbij zowel lucht wordt afgezogen als toegevoerd via een centraal ven-tilatiesysteem. In een dergelijk systeem kan via een warmtewis-selaar warmte van de uitgaande lucht af worden gegeven aan de inkomende lucht om zo tijdens het stookseizoen energie te besparen. Verlichting wordt in de drie rekenmethoden niet lampje voor lampje meegenomen, maar men gaat uit van een standaard aantal uren lichtgebruik per jaar en de aanwezigheid van bijvoorbeeld 5 Watt/m2 vloeroppervlak aan verlichting. Wanneer men in woningen consequent spaarlam-pen of LED-lamspaarlam-pen toepast, men naast de vaste aansluitpunten niet teveel aanvullende lampen gebruikt en consequent het licht uit doet wanneer men de kamer verlaat, dan kan redelijk gemak-kelijk minder elektrische energie worden gebruikt dan wordt aan-genomen in de berekening van de energieprestatieindicatoren. Conclusies

In dit artikel zijn enkele aspecten van energiegebruik in woningen toegelicht. Het complete overzicht is nog wat uitgebreider, maar hopelijk is het duidelijk dat de energieprestatie van een huis een

complex samenspel is van veel verschillende factoren, die de overheid allemaal onder één indi-cator tracht samen te vatten. Dit verklaart natuurlijk al de nodige discussie over de betrouwbaar-heid en daarmee het nut van der-gelijke labels. Persoonlijk ben ik van mening dat het energielabel en energieprestatie-indicatoren nuttige hulpmiddelen zijn om tot energiebesparing te komen. Ik hoop alleen dat ze ook aanzet-ten tot meer en bredere interesse voor het totale energiegebruik. Je betaalt uiteindelijk niet een rekening voor het gebouwgebon-den energiegebruik, maar voor je totale energiegebruik. Tracht zodoende beide op een bewuste wijze te reduceren, door bijvoor-beeld op een verantwoordde wijze kieren te dichten, spaarlampen in te zetten, leidingen te isoleren of gewoon de verwarming een tik-keltje lager te zetten.

Referenties

EC (Europese Commissie), 2002, Energy Performance Building Directive, Directive 2002/91/EC of the European Parliament and Council of 16 December 2002 on the energy performance of buil-dings, Brussel

EnergieNed, 2010, Energie in Nederland / Energy in the Net-herlands 2010, #319349, Arnhem Entrop, A.G., H.J.H. Brouwers, A.H.M.E. Reinders, 2010, Eva-luation of energy performance of energy saving techniques in residential real estate, Energy and Buildings, ISSN 0378-7788, 42, p. 618-629

ISSO (Instituut voor Studie en Stimulering van Onderzoek op het gebied van gebouwinstal-laties), 2007, Handleiding Ener-gieprestatie Advies Woningen; Algemeen deel, ISBN

978-90-5044-143-8, Rotterdam

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- Zwarte draad van de batterijhouder verbinden met de rechterzijde van de lamphouder (steek de draad door het gaatje en draai deze dan enkele malen rond).. - Linkse zijde van

Consequentie voor de Bronnen is dat omvang en fasering nader bezien zal moeten worden... Deel 2: Concept

[r]

Wie meer nodig heeft, maar niet in aanmerking komt voor een budget van 10.000 euro, kan een beroep doen op rechtstreeks toegankelijke

inproces halen, opslaan, en koppelen aan de agenda, checken op juistheid, volledigheid, contact met ambtenaar - Advertentie maken. -

In deze regeling wordt onder besluit verstaan: Besluit verkeersverdeling tussen de luchthavens Schiphol en Lelystad..

Metaalbewerkingsbedrijf Heavy M heeft zich gespecialiseerd in de productie van standaard aluminium frames voor aanhangers.. Het laswerk wordt door een gespecialiseerde

Van de 231 woningen die na twee weken nog steeds gebreken vertoonden, staan de gegevens over het aantal gebreken per woning in de cumulatieve frequentiepolygoon van figuur 4?. Er