• No results found

View of Henri Houben, De veertigjarige crisis. Het einde van het kapitalisme?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "View of Henri Houben, De veertigjarige crisis. Het einde van het kapitalisme?"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

sommige landen. Nederland komt in zijn grafieken en tabellen bijvoorbeeld nau-welijks voor, ook niet als daar aanleiding voor is, omdat Nederland geregeld afwijkt van het meer algemene patroon. Denk daarbij aan de bevolkingsontwik-keling, maar zeker ook aan het feit dat Nederland van een conservatief, sterk confessioneel land tot diep in de jaren vijftig in de jaren zestig en zeventig niet alleen zijn achterstand op sociaal-cultureel terrein in rap tempo inliep, maar zelfs ver voor de troepen uit ging lopen, zoals op het gebied van abortus en euthanasie. Toch is ook Kaelble’s boek goed bruikbaar als handboek, zeker als het afgezet wordt tegen, of gelezen wordt in combinatie met dat van Tomka. Wie beide boeken heeft bestudeerd, krijgt een prachtig overzicht van de grote veranderingen die Europa in de twintigste eeuw doormaakte op sociaal-cultureel gebied, en is meteen goed op de hoogte van de bestaande historiografie. Alleen al daarom verdienen beide boeken lof.

Martijn Lak

Universiteit Leiden / De Haagse Hogeschool

Henri Houben, De veertigjarige crisis. Het einde van het kapitalisme? (Antwerpen: EPO Uit-geverij, 2015) 365 pp. ISBN: 9789491297946.

Cruciaal verschil tussen een neoklassieke en Marxistische uitleg van kapitalisme is dat de eerste veronderstelt dat het economisch systeem in evenwicht is -of daar naar tendeert. Het Marxistische perspectief wil daarentegen dat kapitalisme zich-zelf via crises reproduceert. In de neoklassieke uitleg is de financiële crisis van 2008 een exogene schok die de economische normaaltoestand – evenwicht ge-noemd– tijdelijk ontwricht. In het Marxisme is de crisis een endogeen gegener-eerde normaaltoestand, onderdeel van een reeks crises. Marxisme: kapitalisme is crisis; neoclassicisme: kapitalisme is evenwicht.

Dit is meer dan een woordspel want de oppositie neoklassiek-Marxistisch is verknoopt met de vraag of de in 2008 manifest geworden grote financiële crisis (GFC) te begrijpen valt als uitzondering of als regel. Evenzo is het verbonden met het vakgebied geschiedenis want moet de GFC historisch begrepen worden–zoals Marxistisch economen willen-, of als economische disruptie van overigens tijdloze wetmatigheden?

De neoklassieke benadering heeft nochtans terrein verloren. De jaren’30 staan als historische analogie voor de GFC in hernieuwde belangstelling. En neo-Key-nesianen (Krugman, Mazzucato, Stiglitz en Piketty) drukken hun stempel op het economische debat. Tot herwaardering van een Marxistische interpretatie heeft

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0154

<TSEG1601_06_RECE_1Kv36_proef2 ▪ 12-04-16 ▪ 14:23>

154 VOL. 13, NO. 1, 2016

(2)

dat evenwel niet geleid. Dat is volgens Henri Houben onterecht want naast de ahistorische neoklassieke benadering is zijns inziens ook de neo-Keynesiaanse conjunctuurbenadering analytisch ontoereikend. Houben’s alternatief is een Marxistische interpretatie van de GFC. Houben’s analyse heeft daarbij drie pijlers. Ten eerste is de GFC geen nationaal fenomeen maar een internationale sys-teemcrisis van een geografisch interdependent kapitalisme. Dit blijkt uit de veel-heid aan betalingsbalanscrises die samen de eurocrisis is gedoopt. Griekenland en Portugal -maar ook de VS- hebben grote externe schuldposities opgebouwd, die de negatieve spiegelbeelden zijn van de betalingsbalansoverschotten in Duitsland en Nederland. Dit is een systeemkenmerk van het in de jaren '70 ontstane contem-poraine kapitalisme. De VS werd na de kostbare Vietnamoorlog en abolitie van de goudstandaard van exportnatie tot importland. Andere landen dienden lonen te “matigen” en “competitief” te zijn, opdat de export de vraag op peil zou houden, welke bedrijven (door dalende winsten), binnenlandse consumenten (door lage lonen en werkeloosheid) en overheden (door dalende inkomsten) niet meer vol-doende konden stutten. Kortom, producten werden in andere landen verkocht dan waarin ze gemaakt werden; met internationale interdependenties en binnen-lands politieke impotentie van nationaal georganiseerde arbeid vis-à-vis interna-tionaal opererend kapitaal als in het oog springende systeemkenmerken. Dat wordt ook wel globalisering genoemd.

Tweede analytische uitgangspunt van Houben is dat kapitalisme een historisch fenomeen is, mitsdien zo begrepen moet worden. Wie de aanvang van de crisis situeert op 15 september 2008, tast mis. Het bankroet van Lehman Brothers was wellicht de lont in het kruitvat, maar het kruitvat is de afgelopen decennia klaar gezet. Het tweede hoofdstuk heet dan ook“Het begint allemaal in 1973”. Voor-noemde Ökonomiewende in de VS leidde tot de neoliberaal geVoor-noemde ontmanteling van de post-oorlogse Keyniaanse consensus waarin de overheid volledige werkgele-genheid en sociale zekerheid garandeerde. Sleutelmoment is de“coup van ´79”, toen nieuw FED-president Volcker de rente verhoogde, opdat de inflatie daalde en bankinkomsten stegen. Overige gevolgen waren dalende (reële) lonen, lagere werkgelegenheid en groeistagnatie.

Ten derde is de GFC, gelijk elke kapitalistische crisis, een crisis van overpro-ductie: de koopkrachtige vraag is geringer dan de productiecapaciteit. Het adjecti-vum koopkrachtig is hier essentieel, want uiteraard kunnen niet alle noden en behoeften bevredigd worden. Bij kapitalistische ruil telt evenwel enkel de alsmaar slinkende koopkracht, terwijl kapitalistische productiemogelijkheden expande-ren. Crisis ontstaat als productie niet langer afgezet worden kan. De huidige crisis is uitgesteld geworden door privaat (hypotheek)krediet, waardoor consumptie hoger was dan het inkomen stutten kon. Overproductie leidt -op moment van crisis- tot prijsdaling, kostenbesparing, faillissementen en toenemende

concurren-AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0155

<TSEG1601_06_RECE_1Kv36_proef2 ▪ 12-04-16 ▪ 14:23>

155

VOL. 13, NO. 1, 2016

(3)

tie. Maar oplossingen zijn dit niet, want -zo haalt Houben Marx aan:“ De uitein-delijke reden voor elke echte crisis blijft altijd de armoede en de inperking van de consumptie van de massa’s”.

Houben ziet de GFC als een geografisch uitgestrekte en historisch gevormde systeemcrisis van overproductie. Het is evident dat dit een geheel andere inter-pretatie is dan het neoklassieke perspectief dat wil dat landen“hervormd”, ar-beidsmarkten“flexibeler”, lonen “gematigd” en landen “competitiever” moeten worden. Houben’s analyse is zo overtuigend dat het neoklassieke narratief dat niet meer is.

Houben stelt dat ook het Keynesiaanse recept om private spaaroverschotten via overheidsuitgaven te recyclen tot effectieve vraag analytisch tekort schiet. Neo-Keynesianen duiden de GFC eerst en vooral met het concept onderconsumptie. Houben stelt dat onderconsumptie iets anders is dan overproductie. De private consumptie is de laatste decennia niet substantieel gedaald -want steeds overeind gehouden door (hypotheek)schuld. Wel zijn de investeringen gedaald, is de onge-lijkheid toegenomen en zijn de lonen reëel gedaald. Tezamen met het schuldkaar-tenhuis leidde dat tot overproductie -aldus Houben.

Houben’s poging tot weerlegging van Keynes is onuitgewerkt en kort. Overi-gens is zijn begrip van de GFC evenwel zeer overtuigend. De schijnbaar ongegroe-peerde fenomenen inkomensongelijkheid, schuldenberg, huizenbubbels en ban-kenlobby zijn geïntegreerde onderdelen van een ontstaansgeschiedenis van de GFC. Sommige historici zullen dat allicht als teleologische geschiedschrijving beoordelen, maar de afgelopen decennia kunnen in elk geval niet als“one damn fact after another” afgedaan worden. Zelfs wie Houben’s economische uitgangs-punten niet onderschrijft, zal aan deze historiografische inzet niet langer twijfelen.

David Hollanders Universiteit van Tilburg

Torsten Feys, The Battle for the Migrants: The Introduction of Steamshipping on the North Atlantic and its impact on the European exodus. (St John’s: International Maritime Economic History Association, 2013) 409 p. ISBN 978-19-27869-00-0.

Feys examines the impact that the development of steam-shipping had on migra-tion patterns from Europe to the United States during the late nineteenth and early twentieth centuries. Feys asserts that shipping companies played a promi-nent but as yet undervalued role in facilitating the chain migration of millions of Europeans through their vast array of migrant agents in Europe and the United

AUP – 156 x 234 – 3B2-APP flow Pag. 0156

<TSEG1601_06_RECE_1Kv36_proef2 ▪ 12-04-16 ▪ 14:23>

156 VOL. 13, NO. 1, 2016

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ik ben van mening dat ook niet volgehouden kan worden dat het niet mogen ge- bruiken van het gehuurde, krachtens rechtshandeling (de overeenkomst) of de in het verkeer

Omdat artikel 13 lid 4 Zvw niet toestaat dat de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorg wordt gedifferentieerd naar de financiële draagkracht van de individuele verzekerde, zal

Van 1 december tot 31 januari heb ik stage gelopen bij Stichting Kunst &amp; Cultuur in Assen. Deze stage was onderdeel van een onderzoek in opdracht van de provincie Drenthe naar

D e Unesco, de Organisatie der Verenigde Naties VOor Onderwijs, Weten- schap en Cultuur, is bij de intrede van haar zevende levensjaar in een crisis geraakt. Dit

heid, een zo groot mogelijke eenheid van gelijk- gezinden. Aldus bereikt men juist het tegen- overgestelde van hetgeen men denkt te bereiken. Een ander practisch

schuldeisers, die een deel van de kortlopende overheidsleningen in bezit hebben, vewachten dat de Russische overheid niet meer in staat is de rente en aflossingen op deze schuld

Bovenstaande opsomming van cijfers geven aan dat de meest kwetsbaren de eerste slachtoffers zijn van armoede en sociale uitsluiting en dat dit nog meer geldt in een periode

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek