• No results found

Bombing war-sustaining activities : Een onderzoek naar de juridische aspecten van het aanvallen van doelen die war-sustaining zijn

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bombing war-sustaining activities : Een onderzoek naar de juridische aspecten van het aanvallen van doelen die war-sustaining zijn"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bombing war-sustaining activities

Een onderzoek naar de juridische aspecten van het aanvallen van doelen die war-sustaining zijn

(2)

2

N. J. (Nick) Hoetjes

Bombing war-sustaining activities

Een onderzoek naar de juridische aspecten van het aanvallen van doelen die war-sustaining zijn

Scriptie ter afsluiting van de Masteropleiding Militair recht aan de Universiteit van Amsterdam

te verdedigen in een openbare zitting op tegenover een commissie, bestaande uit: Prof. dr. T.D. Gill, eerste begeleider en mr. J.C. van den Boogaard , tweede begeleider

(3)

3

Hoofdstuk 1 1.1 Inleiding

In het afgelopen jaar heeft de terroristische organisatie ‘Islamitische Staat in Irak en Syrië’ (ISIS), welke voortvloeit uit Al-Qaida in Irak, delen van Irak en Syrië veroverd. Hierbij heeft ISIS zich ontwikkeld tot een organisatie die zware gewelddadigheid niet schuwt. Onder andere door video’s van onthoofdingen te verspreiden en het vermoorden van eenieder die niet hun leer volgt, heeft ISIS delen van Syrië en Irak ontwricht. De snelle opmars van ISIS vormt volgens het Ministerie van Buitenlandse Zaken een ‘directe dreiging voor de regio en veroorzaakt instabiliteit aan de grenzen van Europa, met potentieel vergaande gevolgen voor onze veiligheid.’1

Om deze opmars van ISIS te stoppen is een internationale coalitie, onder de leiding van de Verenigde Staten, opgericht. De korte termijn strategie van de Verenigde Staten is ‘het stoppen van de opmars van ISIS evenals het ondersteunen van de Iraakse en Koerdische strijdkrachten en de gematigde Syrische oppositie teneinde de militaire kracht van ISIS te breken.’2 Op basis van een verzoek van de Iraakse autoriteiten bij de Verenigde Naties levert Nederland militaire steun in strijd tegen ISIS in Irak. Hierdoor is de Nederlandse inzet voorzien van een rechtsgrond. De Verenigde Staten voert luchtaanvallen uit in Syrië en beroept zich hierbij op het recht op collectieve zelfverdediging. Dit recht vloeit voort uit artikel 51 VN Handvest dat ontstaat in geval van een gewapende aanval tegen een Lid van de Verenigde Naties.

De luchtaanvallen van de Verenigde Staten op olieraffinaderijen in Syrië introduceerden ‘nieuwe’ juridische kwesties met betrekking tot de feitelijke vijandelijkheden. Deze vragen hebben betrekking op de criteria die gebruikt worden in het humanitair oorlogsrecht om de luchtaanvallen op olieraffinaderijen te rechtvaardigen. Immers, elke militaire operatie moet in een gewapend conflict in overeenstemming zijn met het humanitair oorlogsrecht (hierna HOR).3

1

Artikel 100-brief deelneming aan internationale strijd tegen ISIS, 24 september 2014, p. 1

2

Idem

3

International humanitarian law is a set of rules which seek, for humanitarian reasons, to limit the effects of armed conflict.

It protects persons who are not or are no longer participating in the hostilities and restricts the means and methods of warfare… International humanitarian law is part of international law, which is the body of rules governing relations between States. International law is contained in agreements between States – treaties or conventions –, in customary rules, which consist of State practise considered by them as legally binding, and in general principles. International humanitarian law applies to armed conflicts. It does not regulate whether a State may actually use force; this is governed by an important, but distinct, part of international law set out in the United Nations Charter. Uit ICRC, What is International humanitarian law? Advisory Service on International Humanitarian Law, 07/2004

(4)

4

Volgens het onomstreden beginsel van onderscheid moeten partijen in een gewapend conflict onderscheid maken tussen de burgerbevolking en combattanten en tussen civiele objecten en militaire doelen. Om burgers tegen vijandelijkheden te beschermen is het essentieel om te bepalen wie of wat aangevallen mag worden. De primaire regel, met betrekking tot aanvallen, is dat het beoogde doel een militair doel moet zijn. Het probleem is dat de definitie van een

military objective afkomstig is uit het Eerste Aanvullend Protocol bij de Verdragen van

Genève (hierna AP 1).4 De Verenigde Staten is geen partij bij dit verdrag en is als zodanig daaraan niet gebonden. Wel moet de Verenigde Staten zich houden aan de regels uit het internationaal humanitair rechtelijk gewoonterecht. De vraag is of de definitie van military

objective uit AP I gewoonterecht is?

De reden achter de bombardementen op de olieraffinaderijen in Syrië is volgens de Verenigde Staten vanwege het feit dat these small-scale refineries provide fuel to run ISIL (ISIS) operations, money to finance their continued attacks throughout Iraq and Syria, and

they are an economic asset to support future operations.5 Met andere woorden voerde de Verenigde Staten deze aanvallen uit omdat het verwerken van olie voor ISIS een

war-sustaining activity is. De interpretatie van een war-war-sustaining activity wordt vaak door de

Verenigde Staten gebruikt maar wordt niet in internationale verdragen genoemd als een criterium om te bepalen of een object een military objective is en eventueel aangevallen mag worden. Wanneer blijkt de definitie van military objective geen ruimte toelaat voor het aanvallen van doelen die war-sustaining zijn, kan de vraag gesteld worden of de Verenigde Staten een andere interpretatie van het begrip military objective mag hanteren? Met andere woorden: is de Verenigde Staten, door een afwijkende interpretatie, als mogelijk persistent

objector gerechtigd om een bredere definitie op na te houden? Wat zijn de criteria voor een

afwijkende positie van de Verenigde Staten als persistent objector ten aanzien van een regel van volkenrechtelijk gewoonterecht en voldoet de Verenigde Staten aan deze criteria? Dit onderzoek zal zich richten op de vraag of war-sustaining activities te verenigen zijn met het gewoonterechtelijk begrip van military objective.

4

Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, betreffende de bescherming van de slachtoffers van internationale gewapende conflicten (Protocol I)

5

(5)

5

Hieruit volgt de onderstaande probleemstelling: Probleemstelling

In hoeverre zijn war-sustaining activities te verenigen met het gewoonterechtelijk begrip van

military objective?

Onderzoeksopzet Deelvragen:

Wat is een military objective?

Laat de definitie van military objective ruimte open voor het aanvallen van doelen die

war-sustaining zijn?

In hoeverre is de Verenigde State als mogelijk persistent objector gerechtigd om een bredere definitie van het begrip military objective op na te houden?

Om de bovenstaande vragen te beantwoorden wordt in dit onderzoek een juridisch kader uiteengezet waarin het begrip van een military objective beschreven wordt. Hieruit wordt duidelijk welke criteria gebruikt worden om een object als military objective te kwalificeren. In het volgende deel van het onderzoek zal de visie van de Verenigde Staten omtrent het aanvallen van objecten die aangemerkt kunnen worden als war-sustaining beschreven worden. Uit dit deel zal duidelijk worden wat war-sustaining activities zijn en waarom deze

activities, volgens de Verenigde Staten, als military objective aangemerkt kunnen worden.

Hierbij zal de vraag beantwoord worden of de definitie van military objective ruimte open laat voor het aanvallen van doelen die war-sustaining zijn. Vervolgens wordt in hoofdstuk vier de vraag beantwoord of de Verenigde Staten de definitie van het begrip military

objective uit AP1 als internationaal humanitair rechtelijk gewoonterecht moet beschouwen.

Hieruit zal duidelijk worden of de Verenigde Staten als een persistent objector aangemerkt mag worden. Hierbij zal bekeken worden wat de criteria zijn voor een afwijkende positie van de Verenigde Staten als persistent objector ten aanzien van een regel van volkenrechtelijk gewoonterecht en of de Verenigde Staten voldoet aan deze criteria. Als laatste wordt in de conclusie antwoord op de hoofdvraag gegeven.

(6)

6

Hoofdstuk 2 Militair doel

Het begrip militair doel is essentieel, omdat zonder dit begrip één van de belangrijkste fundamenten van het HOR niet kan functioneren. Dit fundament is het beginsel van onderscheid. De grondregel van onderscheid wordt genoemd in artikel 48 AP1: Ten einde te

verzekeren, dat de burgerbevolking en de burgerobjecten worden ontzien en beschermd, dienen de partijen bij het conflict te allen tijde onderscheid te maken tussen de burgerbevolking en combattanten en tussen burgerobjecten en militaire doelen en dienen zij derhalve hun operaties uitsluitend tegen militaire doelen te richten. Hierbij staat het begrip

militair doel centraal. Dit hoofdstuk zal de vraag beantwoorden wat een militair doel is. Ten eerste zal het ontstaan van het begrip van militair doel behandeld worden. Vervolgens wordt beschreven welke handelingen het beginsel van onderscheid toestaat, welke voorwaarden het beginsel stelt en waar de grenzen liggen.

2.1 Het ontstaan van het begrip militair doel

Voor wat betreft het geschreven recht kan één van de eerste sporen in de geschiedenis over het beginsel van onderscheid teruggevonden worden in de Amerikaanse General order No. 100. Dit was een codificatie van het toenmalige oorlogsrecht. Deze werd in 1863 opgesteld door Francis Lieber en uitgevaardigd door president Lincoln.6 De doelstelling van Lincoln was helder, hij probeerde het voeren van oorlog humaner te maken door regels op te stellen die zijn leger beperkten in het optreden tegen de vijandelijke legers. Het beginsel van onderscheid werd geïntroduceerd in artikel 22:

Nevertheless, as civilization has advanced during the last centuries, so has likewise steadily advanced, especially in war on land, the distinction between the private individual belonging to a hostile country and the hostile country itself, with its men in arms. The principle has been more and more acknowledged that the unarmed citizen is to be spared in person, property, and honor as much as the exigencies of war will admit.7

In de Lieber Code werd het beginsel van onderscheid voor het eerst gecodificeerd om de ongewapende burger te beschermen. Voor wat betreft het ‘moderne’ concept van onderscheid kan één van de eerste codificaties teruggevonden worden in een uitspraak van Rousseau. Hij

6

B.M. Carnahan, Lincoln, Lieber and the laws of war: The origins and limits of the principle of military necessity, The

American Journal of International Law, Washington april 1998, p. 213

7

(7)

7

stelde dat oorlogen worden uitgevochten tussen staten en niet tussen hun burgers. Daarnaast stelde hij dat military operations should be conducted exclusively between combatants in

uniform, and unarmed civilians should be spared in their persons and property.8 Dit beginsel

kreeg in 1868 internationale erkenning in de St Petersburg Declaration.9 In de preambule van dit verdrag staat dat the only legitimate object which States should endeavour to accomplish

during war is to weaken the military forces of the enemy. Met andere woorden tracht de

Declaration onderscheid te maken tussen personen waartegen geweld gebuikt mag worden. In de Haagse vredesconferentie in 1907 werd het beginsel van onderscheid alleen impliciet genoemd. Artikel 25 van het verdrag10, dat uit de vredesconferentie voortvloeide, verbiedt het bombarderen van onverdedigde plaatsen. Daarnaast verplicht artikel 26 van dit verdrag de commandant de autoriteiten te waarschuwen voordat een bombardement wordt uitgevoerd. Vervolgens stelt artikel 27: in sieges and bombardments all necessary steps must be taken to

spare, as far as possible, buildings dedicated to religion, art, science, or charitable purposes, historic monuments, hospitals, and places where the sick and wounded are collected, provided they are not being used at the time for military purposes. Andere artikelen uit dit

verdrag (46,47,52,53,55 en 56) verbieden het schaden van burgers en het wegnemen van hun goederen zonder hen compensatie te geven.11

Tot het einde van de eerste Wereldoorlog was het begrip van een militair doel niet relevant, de bestaande regels waren evident. Door de ontwikkeling van het luchtwapen was een einde gekomen aan een statische oorlog, loopgraven konden ontweken worden en men kon het achter gebied van de vijand schade toebrengen. Hierdoor kon men ook relatief eenvoudig steden bombardeerden. In de Washington Conference of 1922 on the Limitation of

Armaments werd een resolutie aangenomen om een commissie van juristen aan te wijzen die

werden belast met de voorbereiding van het ontwerpen van regels met betrekking tot oorlogvoering in de lucht en regels betreffende het gebruik van de radio in tijd van oorlog. De opdracht van de commissie was om na te gaan of de bestaande beginselen van het internationaal recht nog steeds van toepassing waren op de nieuwe methoden van aanval.12

8

J.J. Rousseau, the social contract or principles of political right, 18th century translation by 18th century translation by C.

Frankel ed, 1947. Uit H.B. Robertson Jr, The principle of the military objective in the law of armed conflict, p.37

9

Declaration Renouncing the Use, in Time of War, of Explosive Projectiles Under 400 Grammes Weight. Saint Petersburg, 29 November / 11 December 1868.

10

Convention (IV) respecting the Laws and Customs of War on Land and its annex: Regulations concerning the Laws and

Customs of War on Land. The Hague, 18 Oktober 1907.

11

H.B. Robertson Jr, The principle of the military objective in the law of armed conflict, US Naval War College International Law Studies Volume 72, p. 37

12

(8)

8

Uiteindelijk heeft de commissie de Hague Rules of Air Wafare13 geschreven. De eerste expliciete verwijzing naar het begrip militair doel in een regel kan men terugvinden in dit verdrag. Artikel 24 lid 1 stelt: Aerial bombardment is legitimate only when directed at a

military objective, that is to say, an object of which the destruction or injury would constitute a distinct military advantage to the belligerent. Hieruit kan men opmaken dat een militair

doel een object is waarvan de vernietiging een duidelijk militair voordeel oplevert voor een strijdende partij. Hoewel de Hague Rules of Air Warfare nooit in een bindende vorm zijn aangenomen, zijn de regels an authoritative attempt to clarify and formulate rules of law

governing the use of aircraft in war.14

De internationale gemeenschap ondernam in 1949 een enorme inspanning om de regels betreffende de bescherming van slachtoffers van een gewapend conflict te moderniseren. Hierbij werden de regels betreffende de means and methods of warfare (zoals de Hague

Rules of Air Warfare) niet gemoderniseerd.15 De International Committee of the Red Cross (hierna ICRC) trachtte de regels omtrent means and methods of warfare te moderniseren door een Draft16 op te stellen. De Draft werd uiteindelijk in 1965 in Wenen aangenomen als Conference Resolution XXVIII. In deze resolutie staat: distinction must be made at all times between persons taking part in hostilities and members of the civilian population to the effect that the latter be spared as much as possible.17 De General Assembly of the United Nations zag de potentie van het werk van het ICRC en nam resolutie 2675 (XXV) aan. Hiermee legde de General Assembly een aantal beginselen vast om de populatie in een gewapend conflict te beschermen. De belangrijkste, voor dit onderzoek, zijn: (2) In the conduct of military

operations during armed conflict, a distinction must be made at all times between persons actively taking part in the hostilities and civilian populations en (4) Civilian populations as such should not be the object of military operations.18

In 1974 trachtte het ICRC, in samenwerking met andere partijen, de Geneefse Conventies uit 1949 te moderniseren. In de Diplomatic Conference on the Reaffirmation and Development

of International Humantitarian Law Applicable in Armed Conflicts werd jaarlijks de

13

Rules concerning the Control of Wireless Telegraphy in Time of War and Air Warfare. Drafted by a Commission of Jurists

at the Hague, December 1922 - February 1923. 14

Oppenheim/Lauterpacht, International Law, 7th ed., Vol. 2, p. 519 uit https://www.icrc.org/ihl/INTRO/ 275?OpenDocument, bezocht op 31-01-2015

15

H.B. Robertson Jr, The principle of the military objective in the law of armed conflict, US Naval War College International Law Studies Volume 72, p. 38

16

Draft Rules for the limitation of the dangers incurred by the civilian population in time of war

17

ICRC, Conference of Government Experts on the reaffirmation and development of International Humanitarian Law

applicable in armed conflicts, Geneva 24 May – 12 June 1971, p. 40

18

(9)

9

modernisatie van het internationale oorlogsrecht besproken. Dit leidde in 1977 tot de aanname van de twee Additionele Protocollen. In het eerste Additionele Protocol is een specifieke en expliciete bewoording, voor de eerste keer in een verdrag, van het beginsel onderscheid (en het hieruit afgeleide begrip van een militair doel) opgenomen.19 Artikel 48 AP1 stelt: Ten einde te verzekeren, dat de burgerbevolking en de burgerobjecten worden

ontzien en beschermd, dienen de partijen bij het conflict te allen tijde onderscheid te maken tussen de burgerbevolking en combattanten en tussen burgerobjecten en militaire doelen en dienen zij derhalve hun operaties uitsluitend tegen militaire doelen te richten. Daarnaast stelt

artikel 52 AP1: (1) Burgerobjecten mogen niet het doelwit van een aanval worden en tegen

die objecten mogen geen represailles worden genomen. Burgerobjecten zijn alle objecten die geen militaire doelen als omschreven in het tweede lid, zijn. (2) Aanvallen dienen strikt tot militaire doelen te worden beperkt. Voor zover het objecten betreft, zijn militaire doelen uitsluitend die objecten die naar hun aard, ligging, bestemming of gebruik een daadwerkelijke bijdrage tot de krijgsverrichtingen leveren en waarvan de gehele of gedeeltelijke vernietiging, verovering of onbruikbaarmaking onder de omstandigheden van dat moment een duidelijk militair voordeel oplevert. Het is opmerkelijk dat de definitie van

een military objective uit 1923 nagenoeg overeenkomt met de definitie uit API. Hierbij kan de opmerking gemaakt worden dat het verassend is dat het begrip van een militair doel niet eerder succesvol is gecodificeerd in een verdrag voordat dit begrip in AP1 werd opgenomen. Het concept van onderscheid mag namelijk niet onderschat worden. Volgens professor Dinstein is het concept van onderscheid the main line of defence against methods of

barbarism in warfare.20

2.2 De huidige zienswijze

Staten worden in het gebruik van militair geweld door het oorlogsrecht gelimiteerd. De interpretatie van het begrip militair doel, zoals uitgedrukt in de Hague Rules of Air Warfare, wordt door vele staten bevestigd. Een aantal voorbeelden van de verschillende interpretaties van het begrip militair doel uit enkele militaire doctrines zijn hieronder weergegeven.

Nederland: Er moet ten slotte een onderscheid gemaakt worden tussen militaire doelen en

civiele objecten en tussen combattanten en burgers.21

19

H.B. Robertson Jr, The principle of the military objective in the law of armed conflict, US Naval War College International Law Studies Volume 72, p. 39

20

Y. Dinstein, Legitimate military objectives under the current jus in bello, International law studies volume 78. p. 172.

21

(10)

10

Verenigd Koninkrijk: Objects are only military objectives if they come within the following

definition: those objects which by their nature, location, purpose or use make an effective contribution to military action and whose total or partial destruction, capture or neutralization, in the circumstances ruling at the time, offers a definite military advantage.22

United States Navy: The object of attack is a valid military objective and, if so, whether the

total or partial destruction, capture, or neutralization of the object of attack will constitute a definite military advantage …. An object is a valid military objective if by its nature.., location …, use …, or purpose …it makes an effective contribution to the enemy’s war fighting/war sustaining effort and its total or partial destruction, capture, or neutralization, in the circumstance at the time, offers a definite military advantage.23

United States Air Force: Military objectives are limited to those objects which, by their

nature, location, purpose, or use make an effective contribution to obtaining the established end state. Only those targets whose total or partial destruction, capture, or neutralization, in the circumstances ruling at the time, offer a definite military advantage.24

Uit de definities blijkt dat staten de huidige definitie van het begrip militair doel bevestigen. Het begrip militair doel bestaat uit twee delen: 1) militaire doelen zijn uitsluitend die objecten die naar hun aard, ligging, bestemming of gebruik een daadwerkelijke bijdrage tot de krijgsverrichtingen leveren en 2) waarvan de gehele of gedeeltelijke vernietiging, verovering of onbruikbaarmaking onder de omstandigheden van dat moment een duidelijk militair voordeel oplevert. Een opvallend verschil is in de definitie van het militaire doel uit The

Commander’s Handbook on the law of naval operations te vinden. Zij stelt namelijk dat de enemy’s war fighting/war sustaining effort ook als militair doel kan kwalificeren waardoor,

volgens de Amerikanen, deze objecten ook aangevallen mogen worden. Ook stelt de Air

Force in een Pamphlet uit 1998 dat the key factor is whether the object contributes to the enemy's war fighting or war sustaining capability.25

22

The Joint Service Manual of the law of armed conflict, Joint Service Publication 383, 2004 Edition, p. 54.

23

The Commander’s Handbook on the law of naval operations, 2007. Para. 5.3.1.

24

Air Force Doctrine: Annex 3-60 Targeting, P.70.

25

(11)

11

Ook in de Amerikaanse Joint Publication (dit is een krijgsmacht brede doctrine) is een overeenkomstige definitie te vinden: Civilian objects consist of all civilian property and

activities other than those used to support or sustain the adversary’s warfighting capability.26

De volgende hoofdstukken zullen bezien of de visie van de Amerikanen legitiem is.

De tekst van artikel 52 (2) uit API bevat nuttige richtlijnen door te wijzen naar de aard, ligging, bestemming of gebruik van militaire doelen die daadwerkelijke bijdrage tot de krijgsverrichtingen leveren. Voor zover het de aard, ligging, bestemming of gebruik betreft zal elk van deze termen hieronder verder uitgediept worden.

De ‘aard’ van het militaire doel geeft het intrinsieke karakter van het militaire doel aan. Om aan deze maatstaf te voldoen moet een object op zichzelf een effectieve bijdrage aan de militaire krijgsverrichtingen leveren. Als zodanig zal het voorwerp, persoon, etc. automatisch een legitiem doel zijn om aan te vallen.27 Er bestaat geen bindende lijst van militaire doelen, die op basis van de ‘aard’ van het doel is samengesteld. Een aantal voorbeelden van objecten die naar hun aard als militair doel bestempeld kunnen worden zijn: militaire kazernes, wapensystemen, militaire vliegvelden en havens en munitiedepots.

Bij het bepalen of een object een militair doel is moet de ligging van een doel los gezien worden van de aard, bestemming of het gebruik van het object. Wanneer een object, welke civiel van aard is (zoals een supermarkt), gelegen is in een uitgestrekte militaire basis, is het object niet immuun tegen aanvallen. Wanneer een koopvaardijschip verankerd is in een militaire haven wordt het schip een militair doel door ligging. Het idee achter de verwijzing naar de ligging is dat een specifiek gebied als een militaire doel gekwalificeerd kan worden. De objecten binnen dit gebied zijn dus een militair doel. Deze locaties mogen niet te wijdverspreid zijn, er moet een onderscheidend kenmerk zijn waardoor het gebied als militair doel gekenmerkt kan worden (bijvoorbeeld een bergpas, een specifiek heuvel van strategische waarde of een bruggenhoofd).28

De ‘bestemming’ van het militaire doel wordt afgeleid uit de intentie van een partij bij het gewapende conflict over het toekomstig gebruik van een object. Het ICRC geeft de volgende ondersteuning: the criterion of purpose is concerned with the intended future use of an object,

while that of use is concerned with its present function.29 Hierbij moet de aanvallende partij

26

JP 3-60, Appendix A, para 4(a), 2007

27

Y. Dinstein, Legitimate military objectives under the current jus in bello, International law studies volume 78. p. 146

28

Idem p. 150

29

(12)

12

de intentie van de vijandelijke troepen goed duidelijk hebben voordat een object een militair doel wordt. Professor Dinstein komt met het volgende voorbeeld: een civiel passagiersschip staat gepland, in vredestijd, om tijdens een mobilisatie aangepast te worden zodat het een militair vrachtschip wordt. Hoewel het schip in vredestijd een civiele object is, en nog niet in gebruik als militair vrachtschip, kan het schip worden aangevallen bij het uitbreken van de vijandelijkheden.30

Het werkelijke ‘gebruik’ van een object is niet noodzakelijkerwijs afhankelijk van zijn oorspronkelijke aard of een (latere) bestemming. Het gaat hierbij om objecten die , door hun gebruik, als militair doel gekwalificeerd kunnen worden. Een school of een hotel is een civiel object, maar als deze objecten worden gebruikt om troepen te herbergen worden ze militaire doelen. Artikel 52.3 uit API stel: in geval van twijfel of een object dat gewoonlijk dienst doet

voor civiele doeleinden, zoals plaatsen van godsdienstige verering, een huis of ander soort woning of een school, wordt gebruikt om een daadwerkelijke bijdrage te leveren aan de krijgsverrichtingen, dient ervan te worden uitgegaan dat het niet voor het laatst genoemd doel wordt gebruikt. Met ander woorden mogen objecten die normaal gewijd zijn aan civiele

doeleinden en zolang ze voldoen aan de voornaamste functie niet gekwalificeerd worden als militaire doelen. Echter, deze objecten kunnen worden gebruikt op een wijze dat ze een effectieve bijdrage leveren aan de krijgsverrichtingen. Wanneer (en zolang) deze objecten onderworpen zijn aan een dergelijk gebruik, buiten hun oorspronkelijke functie, kunnen ze gekwalificeerd worden als militaire doelen. De dominante overweging moet genomen worden, volgens artikel 52.2 API, onder de omstandigheden van dat moment. In geval van twijfel, of een object gewijd is aan civiele of militaire doeleinden, moet men ervan uitgaan dat het object civiel van aard is en dus het niet gekwalificeerd mag worden als een militair doel.

De bepaling dat een object een militair doelwit is, legitimeert niet altijd een aanval op het militaire doel. Sommige objecten zijn namelijk vrijgesteld van een aanval, ondanks hun status als militaire doel. Artikel 56.1 API stelt:

Werken of installaties die gevaarlijke krachten bevatten, te weten stuwdammen, dijken en kerncentrales, mogen niet het doelwit van een aanval worden gemaakt, zelfs niet wanneer zij militaire doelen zijn indien die aanvallen het vrijkomen van gevaarlijke krachten zouden

30

(13)

13 veroorzaken en daardoor zware verliezen aan mensenlevens onder de burgerbevolking teweeg zouden brengen. Andere militaire doelen gelegen op of in de nabijheid van die werken of installaties, mogen niet het doelwit van een aanval worden gemaakt indien die aanvallen het vrijkomen van gevaarlijke krachten uit die werken of installaties zouden veroorzaken en daardoor zware verliezen aan mensenlevens onder de burgerbevolking teweeg zouden brengen.

Volgens artikel 56.2 API eindigt deze bijzondere bescherming wanneer een dam, dijk of nucleaire elektrische centrale geregeld, aanzienlijk en rechtstreeks ondersteuning biedt aan een militaire operatie. Daarbij mogen er geen andere haalbare manieren zijn om een dergelijke ondersteuning te beëindigen.

2.3 Sub-conclusie

Zoals hierboven beschreven werd in de Lieber Code de eerste codificatie van het beginsel van onderscheid opgenomen. Het doel van deze codificatie was het beschermen van de ongewapende burger. In de jaren erna heeft men getracht het beginsel van onderscheid in een internationaal verdrag vast te leggen. Uiteindelijk is in het eerste Additionele Protocol een specifieke en expliciete bewoording van het beginsel onderscheid (en het hieruit afgeleide begrip van een militair doel) opgenomen.

In haar hedendaagse codificatie bestaat het begrip van een militair doel uit twee delen. Allereerst zijn militaire doelen uitsluitend die objecten die naar hun aard, ligging, bestemming of gebruik een daadwerkelijke bijdrage tot de krijgsverrichtingen leveren en ten tweede moet de gehele of gedeeltelijke vernietiging, verovering of onbruikbaarmaking van het militaire doel, onder de omstandigheden van dat moment, een duidelijk militair voordeel opleveren. Uit verschillende militaire doctrines blijkt dat staten de huidige definitie van het begrip militair doel bevestigen. Echter stellen de Amerikanen dat de enemy’s war

fighting/war sustaining effort ook als militair doel gekwalificeerd kan worden waardoor deze

objecten ook aangevallen mogen worden. In de volgende hoofdstukken zal bezien worden of de visie van de Amerikanen legitiem is.

(14)

14

Hoofdstuk 3

War-sustaining activities

In dit hoofdstuk zal de vraag beantwoord worden of de definitie van military objective ruimte open laat voor het aanvallen van doelen die war-sustaining zijn. Om deze vraag te beantwoorden moet ten eerste duidelijk worden wat war-sustaining activities zijn en waarom deze activities, volgens de Verenigde Staten, als military objective aangemerkt kunnen worden. Hierna zal bezien worden of de termen van een military objective en war-sustaining

activities verenigbaar zijn. Hierdoor zal duidelijk worden of de definitie van military objective ruimte open laat voor het aanvallen van doelen die war-sustaining zijn.

3.1 War-sustaining activities

Zoals in het vorige hoofdstuk beschreven wordt de interpretatie van het begrip van een militair doel door de Verenigde Staten niet altijd even consequent aangehangen en bestaat een zekere mate van afwijking tussen hoe een militair doel is gedefinieerd in het HOR en in de verschillende Operational Law Manuals van de Amerikaanse Krijgsmachtdelen. De definitie van de United States Air Force is namelijk dezelfde als de definitie van het begrip militair doel uit API terwijl de United States Navy, de Joint Publication en de Air Force

Pamphlet stellen dat naast de definitie uit API de enemy’s war fighting/war sustaining effort

ook als militair doel gekwalificeerd kan worden waardoor deze objecten ook aangevallen mogen worden. Volgens de Amerikanen zijn War-sustaining activities economic targets of

the enemy that indirectly but effectively support and sustain the enemy’s war-fighting capability.31 De Navy beroept zich op het feit dat de American-British Claims Commission in 1871 de vernietiging van katoenplantages tijdens de Amerikaanse burgeroorlog door de

Union gerechtvaardigd heeft. Het argument was dat de winst, van de verkoop van katoen,

gebruikt werd voor de aanschaf van wapens en munitie. Ook beroepen de Amerikanen zich op de luchtaanvallen op twaalf target sets tijdens de operatie Desert Storm. Hierbij werden volgens de Amerikanen legitiem economische en militaire doelen aangevallen. Deze doelen waren: Leadership Command Facilities; Electricity Production Facilities; Telecommunications and Command, Control and Communication Nodes; Strategic Integrated Air-Defense System; Air Forces and Air Fields; Nuclear, Biological, and Chemical Weapons Research, Production, and Storage Facilities; Scud Missile Launchers

31

A.R. Thomas & J.C. Duncan, ANNOTATED SUPPLEMENT TO THE COMMANDER’S HANDBOOK ON THE LAW OF NAVAL OPERATIONS , Vol. 73, US Naval War College International Law Studies, § 403.

(15)

15 and Production and Storage Facilities; Naval Forces and Port Facilities; Oil Refining and Distribution Facilities; Railroads and Bridges; Iraqi Army Units; and Military Storage and Production Sites.32 Wel betwijfelt de Navy het feit of deze regel aanvallen toelaat op

war-sustaining cargo carried in neutral bottoms at sea, such as by Iraq on the tankers carrying oil exported by Iran during the Iran-Iraq war.33 Authorization to attack such targets is likely

to be reserved to higher authority.34 Daarnaast bestaat er volgens M.N. Schmitt35 geen twijfel dat de Amerikanen, tijdens de ISAF operatie in Afghanistan, drugsvelden, productie of opslagplaatsen van drugs en het transport kwalificeren als military objectives. Elke verstoring van de drugshandel zou namelijk de militaire capaciteit van de Taliban drastisch verstoren. Dit betekend niet, wanneer het aanvallen van war-sustaining objecten als legitiem wordt gezien, dat de status van burgers die werken op bijvoorbeeld een drugsveld wordt veranderd. Algemene consensus bestaat dat burgers die betrokken zijn bij het uitvoeren van

war-sustaining activities niet rechtstreeks deelnemen aan de vijandelijkheden en mogen dus niet

directe aangevallen worden.36 Wanneer drugs gerelateerde faciliteiten niet te kwalificeren zijn als military objectives, zijn deze objecten niet noodzakelijkerwijs immuun om aangevallen te worden. Deze objecten worden gebruikt voor illegale doeleinden en de regering van Afghanistan kan duidelijk deze objecten vernietigen als een element van misdaadbestrijding onder de nationale wetgeving. Andere staten kunnen in dit geval de Afghanen helpen bij het uitvoeren van hun nationale rechtshandhaving.37

De tekst van artikel 52 (2) uit API bevat nuttige richtlijnen door te wijzen naar de aard, ligging, bestemming of gebruik van militaire doelen die daadwerkelijke bijdrage tot de krijgsverrichtingen leveren. De eis van daadwerkelijke bijdrage heeft betrekking op een militaire aanval in het algemeen, er hoeft geen directe verbinding te zijn met een specifieke gevechtsoperatie te zijn. De bovenstaande richtlijnen geeft de commandant een tweeledige test voor het bepalen welke doelen legitiem zijn om aan te vallen. De United States Navy vervangt het tweede gedeelte van de test. Zij vervangt de voorwaarde van ‘de daadwerkelijke bijdrage tot de krijgsverrichtingen’ door enemy’s war-fighting or war-sustaining capability.

32

Annotated Supplement to the commanders handbook on the law of naval operations, NWP-1-14M, para 8.1.1, note 11 (1997)

33

A.R. Thomas & J.C. Duncan, ANNOTATED SUPPLEMENT TO THE COMMANDER’S HANDBOOK ON THE LAW OF NAVAL OPERATIONS , Vol. 73, US Naval War College International Law Studies, § 403.

34

Annotated Supplement to the commanders handbook on the law of naval operations, NWP-1-14M, para 8.1.1, note 11 (1997)

35

Professor of Public International Law, Durham University Law School, United Kingdom; General Editor, Yearbook of

International Humanitarian Law.

36

M.N. Schmitt, Targeting Narcoinsurgents in Afghanistan: The limits of International Humanitarian Law, Yearbook of International Humanitarian law Volume 12, p.19

37

(16)

16

Het verschil tussen de twee formuleringen komt neer op de term, uit de Commanders

Handbook, war-sustaining. De term war-fighting is gelijk aan de term van krijgsverrichtingen

uit AP1 en is dus niet controversieel. Aan de andere kant impliceert de term war-sustaining iets wat niet direct verbonden is met de daadwerkelijke vijandelijkheden.38 Hoewel het gedeelte over aanvallen uit AP1 niet van toepassing is op zeeoorlog is het wel van toepassing voor zover de aanvallen vanuit de zee of vanuit de lucht invloed kunnen hebben op de bevolking, individuele burgers of civiele objecten op het land. Vele moderne marines hebben het vermogen om aanvallen op het land, door middel van artillerie en raketten, uit te voeren. Dit deel van AP1 is uitdrukkelijk van toepassing op dit aspect van maritieme oorlogsvoering.39

3.2 Military objective en war-sustaining activities

In de Military Commissions Act van 2009 heeft de Verenigde Staten criteria aangenomen dat aanvallen op doelen gerechtvaardigd kunnen worden wanneer deze objecten door their

nature, location, purpose, or use, effectively contribute to the war-fighting or war-sustaining capability of an opposing force.40 Leslie Green merkt hierbij op dat economic targets that

indirectly but effectively support enemy operations41 ook als militair doel aangemerkt kunnen

worden. Regel 23 van de 2009 HPCR Manual on International Law Applicable to Air and

Missile Warfare weerspiegelt deze bredere doelstelling voor objecten. De Manual merkt op

dat normaal gesproken civiele objecten which may qualify as military objectives . . . include,

but are not limited to, factories, lines and means of communications (such as airfields, railway lines, roads, bridges and tunnels); energy producing facilities; oil storage depots; transmission facilities and equipment.42 In de Commentary van de HCPR Manual wordt het verschil tussen de ‘ enge’ bewoording in art 52 (2) API en de Manual opgemerkt. De Manual noemt dat attacks on export oil production (is een war-sustaining activity) intended for

Neutrals since the profits finance the war effort. Unlike the situation of oil or petrol dedicated to military use the majority of the Group of Experts took the position that the connection between revenues from such exports and military action is too remote. Consequently, it

38

H.B. Robertson Jr, The principle of the military objective in the law of armed conflict, US Naval War College International Law Studies Volume 72, p. 207

39

Idem, p. 202.

40

Military Commission Act of 2009, Pub. L. No. 111-84, § 950p(a)(1),

41

LESLIE C. GREEN, THE CONTEMPORARY LAW OF ARMED CONFLICT ,191 (2d ed. 2000).

42

PROGRAM ON HUMANITARIAN POLICY AND CONFLICT RESEARCH, MANUAL ON INTERNATIONAL LAW

(17)

17 rejected the war-sustaining argument.43 Daarnaast kan de vraag gesteld worden of het

financiële gewin volledig, of een groot gedeelte daarvan, gebruikt wordt voor het ‘gevecht’. Het verschil tussen de zienswijze zal uitgewerkt worden aan de hand van de aanvallen van de Verenigde Staten op de olieraffinaderijen in Syrië. Als het doel van de aanvallen is om de toevoer van geraffineerde olie aan de Islamitische Staat te stoppen, dan lijken de aanvallen logisch te passen binnen de reikwijdte van het war-fighting criterium. Als deze aanvallen echter bedoeld zijn om de verkoop van de gesmokkelde olie te stoppen, waarvan de opbrengst naar de islamitische Staat gaat, is het vaststellen van het militaire doel veel meer omstreden. Wel zijn enkele methoden van ‘economische’ oorlogsvoering tijdens een internationaal gewapend conflict toegestaan. Denk hierbij aan zee- en lucht blokkades en het inspecteren van schepen.44 Het zeeoorlogsrecht heeft namelijk een redelijk groot component van ‘economische oorlogsvoering’. De partijen waarmee, in het bovenstaande voorbeeld, de Islamitische Staat handelt zijn niet automatisch lid van de groepering. Wanneer men deelneemt aan criminele activiteiten wordt men niet automatisch een militair doel. Het niet effectief kunnen handhaven van de wet is geen legitimatie van het aanvallen van de olieraffinaderijen en de handel die plaatsvind.

De San Remo Manuel heeft specifiek het vraagstuk behandeld of men de formulering van een militair doel uit API of de Commanders Handbook moet overnemen. De conclusie was dat de term war-sustaining uit de Commanders Handbook te breed is en willekeurige aanvallen op steden zou kunnen rechtvaardigen.45 Het grote verschil tussen de twee formuleringen is dat de

Commanders Handbook aanvallen op de export, wat de enige of belangrijkste bron van

financiële middelen kan zijn voor een partij om zijn oorlogsinspanningen te kunnen blijven voortzetten, legitimeert. De San Remo Round Table heeft deze formulering verworpen omdat de samenhang tussen de export en de krijgsverrichtingen te afstandelijk zijn.46 Hierdoor neemt de San Remo Manuel de formulering van een militair doel uit API l over.

43

Idem r. note 20, (2013) & K. Watkin, Targeting ‘Islamitic State’ Oil Facilities, International Law Studies U.S. Naval War Studies, Volume 90, p. 504.

44

K. Watkin, Targeting ‘Islamitic State’ Oil Facilities, International Law Studies U.S. Naval War Studies, Volume 90, p. 506

45

San Remo Manuel, Explination, para 40.12, 1995

46

H.B. Robertson Jr, The principle of the military objective in the law of armed conflict, US Naval War College International Law Studies Volume 72, p. 51

(18)

18

Ook professor Dinstein steunt de uitspraak van de San Remo Round Table. Volgens hem gaat de Amerikaanse poging om het criterium van een enemy’s war fighting/war sustaining effort toe te voegen aan de huidige criteria van het begrip militaire doel te ver.47 Het war-fighting criterium kan volgens Dinstein door de beugel omdat het begrip als gelijkwaardig kan worden beschouwd aan een militaire aanval. Maar het war sustaining effort criterium is te breed. De Amerikaanse positie is dat economische doelen, die indirect en effectief een bijdrage leveren aan het voortzettingsvermogen van de vijand, aangevallen mogen worden. Het voorbeeld van de Amerikanen dat ruwe katoen, wat vandaag de dag vervangen kan worden door landen die bijna volledig afhankelijk zijn van de export van koffiebonen of bananen, is een gevaarlijke en glijdende helling.48 De koppeling tussen militaire actie en de export, die nodig is voor het voortzettingsvermogen van een partij, gaat te ver. Wanneer men ruwe katoen als een legitiem militair doel erkent kan bijna elke civiele activiteit daaraan worden opgevat als een indirecte ondersteuning van een partij bij een conflict. Voordat een object als militair doel gekwalificeerd kan worden moet het object een nexus hebben met een militaire actie. Hierdoor is het volgens Dinstein geen wonder dat de San Remo Manual het voorstel om de war-sustaining effort op te nemen in tekst verworpen heeft.49

3.3 Sub-conclusie

Zoals hierboven beschreven zijn war-sustaining activities economic targets of the enemy that

indirectly but effectively support and sustain the enemy’s war-fighting capability. De term war-sustaining is niet direct verbonden met de daadwerkelijke vijandelijkheden, het zijn

economische doelen. Uit zowel de San Remo Manual en de standpunten van enkele experts blijkt dat de definitie van een military objective geen ruimte open laat voor het aanvallen van doelen die war-sustaining zijn. Met andere woorden hebben deze doelen geen direct verband met de krijgsverrichtingen en mogen niet aangevallen worden. De koppeling tussen een

military objective en een economisch doel is te breed. Het gevaar bestaat dat volledige steden

als doel aangemerkt kunnen worden. Daarnaast kan de vraag gesteld worden of het financiële gewin volledig , of een groot gedeelte daarvan, gebruikt wordt voor het ‘gevecht’. Ook wordt men niet automatisch een militair doel wanneer men deelneemt aan criminele activiteiten. Het mislukken van het effectief handhaven van de wet is geen legitimatie van het aanvallen van objecten die war-sustaining zijn. Nu blijkt dat dat de definitie van een military

47

Y. Dinstein, Legitimate military objectives under the current jus in bello, International law studies volume 78. p. 145

48

Idem. 146

49

(19)

19 objective geen ruimte open laat voor het aanvallen van doelen die war-sustaining zijn kan nu

de vraag gesteld worden of de Verenigde Staten een afwijkende interpretatie van het begrip

(20)

20

Hoofdstuk 4

Military objective en het gewoonterecht

Nu blijkt dat dat de definitie van een military objective geen ruimte open laat voor het aanvallen van doelen die war-sustaining zijn kan nu de vraag gesteld worden of de Verenigde Staten een afwijkende interpretatie van het begrip military objective mag ophouden. In dit hoofdstuk zal de vraag beantwoord worden of de Verenigde Staten de definitie van het begrip

military objective uit AP1 als internationaal humanitair rechtelijk gewoonterecht moet

beschouwen. Hieruit zal duidelijk worden of de Verenigde Staten als een persistent objector aangemerkt mag worden. Hierbij zal bekeken worden wat de criteria zijn voor een afwijkende positie van de Verenigde Staten als persistent objector ten aanzien van een regel van volkenrechtelijk gewoonterecht en of de Verenigde Staten voldoet aan deze criteria.

4.1 Werking van het gewoonterecht

Het statuut van het International Court of Justice (hierna ICJ) beschrijft internationaal gewoonterecht als a general practice accepted as law.50 In de Continental shelf case stelt het ICJ dat it is of course axiomatic that the material of customary international law is to be

looked for primarily in the actual practice and opinio juris of the States.51 Voordat een regel

de status krijgt van internationaal gewoonterecht moet aan twee voorwaarden voldaan worden. De eerste voorwaarde is dat er een Statenpraktijk (Usus) moet zijn, er moet een praktijk zijn die consistent is tussen staten. Daarnaast moeten staten geloven dat deze praktijk wettelijk verplicht is (opinio juris sive necessitatis).

Bij de beoordeling of er sprake is van Statenpraktijk moet men kijken naar de selectie van de praktijk die bijdraagt aan het creëren van internationaal gewoonterecht en de beoordeling van de vraag of deze praktijk daadwerkelijk een regel wordt van het internationaal gewoonterecht. 52 Volgens het ICRC vormen zowel fysieke als verbale handelingen van een staat praktijk die bijdraagt aan de vorming van internationaal gewoonterecht.53 Fysieke handelingen omvatten bijvoorbeeld het gedrag van een staat tijdens een gewapend conflict, het gebruik van bepaalde wapens en de behandeling van verschillende categorieën van personen. Verbale handelingen zijn bijvoorbeeld militaire handleidingen, nationale wetgeving

50

ICJ Statute, Artikel 38 (1)(b)

51

J.M. Henckaerts and L. Doswald-Beck, Customary International Humanitarian Law, volume 1:Rules, International Committee of the Red Cross, p. xxxviii

52

Idem

53

(21)

21

en nationale rechtspraak. Mondelinge verklaringen dragen ook bij tot de vorming van statenpraktijk. Het ICJ verklaarde in de Nicaragua case dat the principle of the prohibition of

the use of force expressed in Article 2, paragraph 4, of the Charter of the United Nations may be found in the fact that it is frequently referred to in statements by State representatives as being not only a principle of customary international law but also a fundamental or cardinal principle of such law.54

Zowel fysieke als verbale handelingen van een staat kunnen alleen als relevant aangemerkt worden wanneer deze handelingen uitgevoerd worden door erkende entiteiten. Met andere woorden creëert een fysieke handeling van een partij bij een gewapend conflict internationaal gewoonterecht zolang de handeling officiële praktijk van een staat vertegenwoordigd.

Bij de beoordeling of er sprake is van Statenpraktijk moet men ook kijken of de praktijk voldoende dense is.55 Om een regel van internationaal gewoonterecht te creëren moet de Statenpraktijk uniform, uitgebreid en representatief zijn. Volgens het ICJ is de factor tijd niet van toepassing:

Although the passage of only a short period of time is not necessarily, or of itself, a bar to the formation of a new rule of customary international law on the basis of what was originally a purely conventional rule, an indispensable requirement would be that within the period in question, short though it might be, State practice, including that of States whose interests are specially affected, should have been both extensive and virtually uniform in the sense of the provision invoked; and should moreover have occurred in such a way as to show a general recognition that a rule of law or legal obligation is involved.56

De eerste voorwaarde voordat Statenpraktijk een regel van internationaal gewoonterecht kan creëren moet de Statenpraktijk vrijwel uniform zijn. Verschillende staten mogen niet verschillend gedrag laten zien. Zie hiervoor de uitspraak van het ICJ met betrekking tot een tien mijl lijn voor het sluiten van baaien:

54

Military and Paramilitary Activities in and against Nicaragua (Nicaragua v. United States of America). Merits, Judgment. I.C.J. Reports 1986, p. 14, §190

55

H. Waldock, General Course on Public International Law, Collected Courses of the Hague Academy of International Law, vol 106, 1962, p.44

56

(22)

22 (Such a line had) been adopted by certain States both in their national law and in their treaties and conventions, and although certain arbitral decisions have applied it as between these States, other States have adopted a different limit. Consequently, the ten- mile rule has not acquired the authority of a general rule of international law.57

Wel stelt het ICJ, in bovenstaande zaak dat, too much importance need not be attached to a

few uncertainties or contradictions, real or apparent in a State’s practice when making an evaluation.58 Statenpraktijk is dus voldoende uniform wanneer staten voldoende gelijkenis vertonen. De tweede voorwaarde is dat de Statenpraktijk uitgebreid en representatief zijn. De praktijk hoeft echter niet universeel te zijn, general practice sufficis.59 Hierbij is het niet de vraag hoeveel staten de praktijk vertonen maar welke staten deze praktijk vertonen: (the

practice must) include that of States whose interests are specially affected.60

Naast de voorwaarde dat er een Statenpraktijk (Usus) moet zijn moeten staten geloven dat deze praktijk wettelijk verplicht is (opinio juris sive necessitatis). De bijzondere vormen waarin de praktijk in een rechtsovertuiging moet worden uitgedrukt kunnen sterk verschillen naargelang de betrokken bepaling een verbod, een verplichting of slechts een recht om zich op een bepaalde manier te gedragen bevat.

Wanneer de praktijk voldoende dense is en de opinio juris in het algemeen wordt aanvaard in deze praktijk is het meestal niet nodig om afzonderlijk het bestaan van een opinio juris aan te tonen. Opinio juris speelt wel een belangrijke rol in bepaalde situaties waar de praktijk dubbelzinnig is. Hierbij helpt de opinio juris om te beslissen of de praktijk telt om de vorming van het gewoonterecht te bepalen. Het lijkt erop dat de internationale rechtbanken vaak concluderen dat een regel van internationaal gewoonterecht bestaat wanneer die regel wenselijk is voor de internationale vrede en veiligheid of voor de bescherming van personen, op voorwaarde dat er geen tegenstrijdige opinio juris is.61

Wanneer een staat consistent een regel uit het internationale gewoonterecht weigert te erkennen en van deze regel afwijkt is deze staat een persistent objector. Het ICJ lijkt deze status van een staat te steunen. In de Fisheries Case stelt het ICJ namelijk dat een gewoonterechtelijke regel niet van toepassing kan zijn omdat een staat (in dit geval

57

ICJ, Fisheries case (United Kingdom v. Norway), Judgement, 18 December 1951,ICJ Reports1951, p. 131

58

Idem, p. 138

59

J.M. Henckaerts and L. Doswald-Beck, Customary International Humanitarian Law, volume 1:Rules, International Committee of the Red Cross, p. xliv

60

ICJ, North Sea Continental Shelf cases, p. 43, § 74

61

(23)

23

Noorwegen) consistent de regel heeft afgewezen.62 Een staat is niet gebonden aan een regel van het internationale gewoonterecht indien de staat een tweetal voorwaarden vervult. Ten eerste moet vanaf het begin van het ontstaan van een regel consistent bezwaren zijn volgehouden. Ten tweede moeten deze bezwaren consistent geuit worden.63 Een staat mag dus niet de ene keer bezwaar maken tegen een regel, wanneer het goed uitkomt, en een andere keer geen bezwaar maken, dit gedrag is inconsequent. Het ICJ stelt namelijk:

customary law rules ..., by their very nature, must have equal force for all members of the international community, and cannot therefore be the subject of any right of unilateral exclusion exercisable at will by anyone of them in its own favor.64

4.2 Military objective en het gewoonterecht

Gezien het feit dat de Verenigde Staten AP1 niet geratificeerd heeft en de San Remo Manual op zichzelf geen bindend effect heeft op staten, is het noodzakelijk om te onderzoeken of het principe van een military objective een regel van het internationaal gewoonterecht is geworden, en, in het bijzonder, of de Verenigde Staten deze regel als zodanig erkent. Zoals hiervoor besproken krijgt een regel de status van internationaal gewoonterecht wanneer er sprake is van een Statenpraktijk en opinio juris. De Verenigde Staten stelt dat zij gebonden is aan de regels uit AP1 voor zover deze regels internationaal gewoonterecht zijn en worden bevestigd door Amerikaanse juridisch adviseurs.65

4.2.1 Military objective en het gewoonterecht

Een aantal zowel officiële en niet-officiële verklaringen van de the United States

Departements of State and Defence, voornamelijk gegeven in het kader van een onderzoek

naar het besluit van de Verenigde Staten om AP1 niet te ratificeren, suggereren dat de Verenigde Staten met betrekking tot de beginselen van de onderscheid en het militaire doel, zoals verwoord in AP1, als het internationaal gewoonterecht moet beschouwen.66 Michael Matheson (Deputy Legal Adviser, U.S. Departement of State) en Lt Col B. Carnahan stellen dat the definition of military objectives in Article 52 has already been incorporated in some

62

Fisheries case (UK/Norway), Judgment of December 18th, I95I, I.C.J. Reports 1951, p. 116

63

International law association, Committee on Formation of Customary International Law, Statement of Principles

Applicable to the Formation of General Customary International Law: Report of the Sixty-Ninth Conference, London,

Comment (c) (July 25- 29, 2000), p. 27

64

ICJ, North Sea Continental Shelf cases, § 68

65

H.S. Levie, the 1977 protocol 1 and the United states, Saint Louis University Law Journal, vol 38:469, p. 470

66

H.B. Robertson Jr, The principle of the military objective in the law of armed conflict, US Naval War College International Law Studies Volume 72, p. 43 en 62

(24)

24 military manuals, as well as in treaties other than the protocol; it almost certainly represents customary international law.67

De meeste internationale juridische geleerden zijn het erover eens het dat de definitie van een military objective te vinden is in AP1 en deze definitie waarschijnlijk de status heeft van internationaal gewoonterecht, deze regel geld dus voor partijen die niet lid zijn van Protocol 1. Niet-Amerikaanse commentatoren zijn hierover nagenoeg unaniem overtuigd. Professor Dinstein, noemt, terwijl hij niet altijd enthousiast is over Protocol 1, dat there is no doubt

that, irrespective of objections to sundry other stipulations of Protocol I, the principle of the military objective has become a part of customary international law for armed conflict whether on land, at sea or in the air.68 Daarnaast noemt het International Criminal Tribunal for the former Yugoslavia (hierna ICTY), in een onderzoek naar NAVO bombardementen in

2000, dat the most widely accepted definition of (military objective) is that found in Article

52 of Additional Protocol I.69 Het ICTY heeft onderzoek uitgevoerd naar de bombardementen

waarbij de Amerikanen grotendeels deze missies uitgevoerd heeft. Hierbij heeft de Verenigde Staten geen bezwaar gemaakt tegen de norm van deze missies. Daarnaast is de Verenigde Staten lid van de 1996 Amended Protocol II to the Conventional Weapons Convention.70 Artikel 2.6 van dit verdrag bevat de definitie van een military objective wat overeenkomt met de definitie uit AP1.

Op dit moment zijn 17471 staten lid van AP1 en zijn dus gebonden aan de definitie van

military objective uit dit verdrag. Gezien het feit dat nagenoeg alle niet-Amerikaanse

commentatoren overtuigd zijn van het feit dat de definitie van military objective uit AP1 gewoonterecht is en dat bijna alle staten het eens zijn met deze definitie kan gesteld worden dat de definitie van military objective uit AP1 de status heeft van internationaal gewoonterecht. Er is namelijk sprake van een Statenpraktijk waarbij nagenoeg alle staten geloven dat deze regel wettelijk verplicht is.

67

Panel Discussion, Customary law and Additional Protocol 1 to the Geneva Conventions for Protection of War Victims:

future Directions in the Light of the U.S. Decision not to Ratify, 81st Annual Meeting of the American society of International law, 1987, 29-30; B. Carnahan, 26-37

68

Y. Dinstein, Comments on Protocol I, 37 IRRC (1997) p. 515

69

ICTY Committee Report, Final Report to the Prosecutor by the Committee Established to Review the NATO Bombing Campaign Against the Federal Republic of Yugoslavia para. 29 (20 June 2000), para 35 en 42

70

International Institute of Humanitarian Law, The Manual on the Law of Non-International Armed Conflict: ith

Commentary, Sanremo 2006, p. 6

71

(25)

25

4.2.2 De Verenigde Staten en de status van een persistent objector

Nu blijkt dat de definitie van military objective uit AP1 de status heeft van internationaal gewoonterecht zal bekeken worden of de Verenigde Staten de status heeft van een persistent

objector. De Verenigde Staten erkent de status van een persistent objector, dit blijkt uit een

citaat uit de Commanders handbook: occasional violations do not substantially affect the

validity of a rule of law, provided routine compliance, observance, and enforcement continue to be the norm. Where repeated violations, however, do not result in protests, reprisals, or other enforcement actions, this may, over time, indicate that a particular rule is no longer regarded as valid.72 Zoals hierboven beschreven krijgt een staat de status van een persistent

objector wanneer vanaf het begin van het ontstaan van een regel consistent bezwaren door de

staat zijn volgehouden en deze bezwaren consistent geuit worden. Zoals eerder beschreven stellen de Amerikanen dat de gebruikelijke definitie van militair doel uit het internationale recht meer omvat dan wordt uiteengezet in AP1, de definitie is te restrictief. Deze positie lijkt echter in de afgelopen 20 jaar te zijn ontstaan. In een oudere versie van de Commanders

Handbook staat dat: this variation of the definition contained in Protocol Additional 1, Article 52(2) is not intended to alter its meaning, and is accepted by the United States as declarative of the customary rule.73 Pas in 1995 werd het begrip war-sustaining activities in de

Commanders Handbook geïntroduceerd. Daarnaast werd in 1976, één jaar voordat AP1

werd ondertekend, door de United States Air Force in vrijwel dezelfde woorden als die van AP1 het begrip military objective gedefinieerd.74 In hetzelfde jaar werd door de United States

Army letterlijk dezelfde definitie als die in AP1 aangenomen.75 Hieruit blijkt dat de eerdere definities van een military objective uit de United States Air Force en Army manuals overeenkomen met de definitie van AP1 en het internationale gewoonterecht. Een uitspraak van het ICJ lijkt een logische en gezaghebbend antwoord te geven met betrekking tot een ander verdrag: an interested State, which was not a party to the Convention, formally

recorded its view that the Convention was an expression of generally applicable international law. This view being perfectly well founded, that State is not now in a position to escape the authority of the Convention.76 Hieruit volgt dat de Verenigde Staten gebonden is aan zijn

72

The Commander’s Handbook on the law of naval operations, 2007. Para. 6.1

73

The Commander’s Handbook on the law of naval operations, 1989. Para. 8.1.1

74

US Dept. of Air Force, Pam. 110-31, International Law : The Conduct of Armed Conflict and Air Operations, para. 5-3 (b)(1) (19 November 1976).

75

US Dept. of Army, Pam. 27-10, The Law of Land Warfare Change 1, para. 40 (c) (July 1956 with 15 July 1976 Change No. 1).

76

North Sea Continental Shelf cases (Federal Republic of Germany v. Denmark.; Federal Republic of Germany v. the Netherlands), ICJ Rep. (1969) p. 4, dissenting opinion of Judge ad hoc Sørensen.

(26)

26

eerdere aanvaarding van de definitie van een military objective uit AP1 als het complete en gebruikelijke definitie uit het internationale recht. Daarnaast blijkt dat de Verenigde Staten AP1 niet heeft ondertekend vanwege de definitie van een military objective maar vanwege andere regels. De Verenigde Staten heeft bezwaar geuit tegen de artikelen 1.4, 5, 35.3,39.2, 44.2, 47, 51.6, 55, 56 en 90.77 Hieruit blijkt dat de Verenigde Staten de status van een

persistent objector niet kan krijgen omdat niet vanaf het begin van het ontstaan van de regel

van een military objective consistent bezwaren zijn geuit en volgehouden. 4.3 Sub-conclusie

Zoals hierboven beschreven krijgt een regel de status krijgt van internationaal gewoonterecht wanneer er aan twee voorwaarden voldaan zijn. De eerste voorwaarde is dat er een Statenpraktijk (Usus) moet zijn, er moet een praktijk zijn die consistent is tussen staten. Daarnaast moeten staten geloven dat deze praktijk wettelijk verplicht is (opinio juris sive

necessitatis). Gezien het feit dat nagenoeg alle niet-Amerikaanse commentatoren overtuigd

zijn van het feit dat de definitie van military objective uit AP1 gewoonterecht is en dat bijna alle staten het eens zijn met deze definitie kan gesteld worden dat de definitie van military

objective uit AP1 de status heeft van internationaal gewoonterecht. Er is namelijk sprake van

een Statenpraktijk waarbij nagenoeg alle staten geloven dat deze regel wettelijk verplicht is. Wanneer een staat consistent een regel uit het internationale gewoonterecht weigert te erkennen en van deze regel afwijkt is deze staat een persistent objector. Zoals hierboven beschreven krijgt een staat de status van een persistent objector wanneer vanaf het begin van het ontstaan van een regel consistent bezwaren door de staat zijn volgehouden en deze bezwaren consistent geuit worden. De Verenigde Staten kan deze status niet krijgen omdat niet vanaf het begin van het ontstaan van de regel van een military objective consistent bezwaren zijn geuit en volgehouden. Hieruit blijkt dat de Verenigde Staten de definitie van het begrip military objective uit AP1 als internationaal humanitair rechtelijk gewoonterecht moet beschouwen.

77

H.S. Levie, The 1977 Protocol 1 and the United States, Saint Louis University Law journal, Vol. 38.469, p 469-484 en G.H. Aldrich, prospects for United States ratification of Additional Protocol 1 to the 1949 Geneva Conventions, the American Journal of International law, vol 85, p.1-20

(27)

27

Conclusie

In dit hoofdstuk wordt het antwoord op de hoofdvraag van dit onderzoek gegeven. De hoofdvraag luidt: In hoeverre zijn war-sustaining activities te verenigen met het

gewoonterechtelijk begrip van military objective?

Uit hoofdstuk twee blijkt dat in de Lieber Code de eerste codificatie van het beginsel van onderscheid is opgenomen. Het doel van deze codificatie was het beschermen van de ongewapende burger. In de jaren erna heeft men getracht het beginsel van onderscheid in een internationaal verdrag vast te leggen. Uiteindelijk is in het eerste Additionele Protocol een specifieke en expliciete bewoording van het beginsel onderscheid (en het hieruit afgeleide begrip van een militair doel) opgenomen. In haar hedendaagse codificatie bestaat het begrip van een militair doel uit twee delen. Allereerst zijn militaire doelen uitsluitend die objecten die naar hun aard, ligging, bestemming of gebruik een daadwerkelijke bijdrage tot de krijgsverrichtingen leveren en ten tweede moet de gehele of gedeeltelijke vernietiging, verovering of onbruikbaarmaking van het militaire doel, onder de omstandigheden van dat moment, een duidelijk militair voordeel opleveren. Uit verschillende militaire doctrines blijkt dat staten de huidige definitie van het begrip militair doel bevestigen. Echter stellen de Amerikanen dat de enemy’s war fighting/war sustaining effort ook als militair doel gekwalificeerd kan worden waardoor deze objecten ook aangevallen mogen worden.

War-sustaining activities zijn economic targets of the enemy that indirectly but effectively support and sustain the enemy’s war-fighting capability. Uit hoofdstuk 3 blijkt dat de term war-sustaining niet direct verbonden is met de daadwerkelijke vijandelijkheden, het zijn

economische doelen. Uit zowel de San Remo Manual en de standpunten van enkele experts blijkt dat de definitie van een military objective geen ruimte open laat voor het aanvallen van doelen die war-sustaining zijn. Met andere woorden hebben deze doelen geen direct verband met de krijgsverrichtingen en mogen niet aangevallen worden. De koppeling tussen een

military objective en een economisch doel is te breed. Het gevaar bestaat dat volledige steden

als doel aangemerkt kunnen worden. Daarnaast kan de vraag gesteld worden of het financiële gewin volledig , of een groot gedeelte daarvan, gebruikt wordt voor het ‘gevecht’. Vervolgens wordt men niet automatisch een militair doel wanneer men deelneemt aan criminele activiteiten. Het mislukken van het effectief handhaven van de wet is geen legitimatie van het aanvallen van objecten die war-sustaining zijn.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Veel van de knelpunten en kansen rond regi- onalisatie van terreinbeheer (zie tabel) zijn gerelateerd aan twee mogelijke richtingen voor terreinbeheerders om zich te ontwikkelen,

In Kankerzorg in beweging worden de onderzoeksresul- taten in 10 trends beschreven, te weten: toenemende incidentie, betere overleving, anders dan andere landen,

C 12 -TTC and the standard collector had the best recovery results with 25% initial dosage and the long chain TTC's improved over the standard for the 25 and 75%

are perceived as rather complex and difficult because of the conflicting demands and changing activities (Bledow et al., 2009), it is interesting to investigate the possible

In huidig onderzoek is er geen controlegroep meegenomen waardoor het gevonden effect mogelijk niet toe te schrijven valt aan het Griefelen programma maar aan factoren buiten

I then address the importance of ambiguity as a concept in the context of disability studies before, finally, exploring how arts-based practices lend themselves to

Dit kan veroor- zaakt zijn door lekkage, door verschillen in uitgangstoestand van de slangen of door verschillen in luchtvochtigheid buiten de slangen omdat de proeven niet voor

In the five controlled trial studies, the LSB interventions showed significant improvements in autobiographical memory, mood, depression, and quality of life of the persons