• No results found

Ogen van het front : over de civiel-militaire relatie tussen de VN en haar soldaten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ogen van het front : over de civiel-militaire relatie tussen de VN en haar soldaten"

Copied!
63
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ogen van

het front

Over de civiel-militaire relatie tussen de VN en haar soldaten

Tycho Haukes | 6367909 | tycho.haukes@student.uva.nl|

Universiteit van Amsterdam | Bachelorscriptie Algemene Sociale Wetenschappen|

(2)

Voorwoord

“Doe vooral iets wat je leuk vindt, dat maakt het werken aan je scriptie gemakkelijker”. Met die wijsheid in mijn achterhoofd begon ik een onderzoek naar VN veteranen. Mijn fascinatie voor geschiedenis en verhalen van oorlogstijden heb ik altijd gehad en maakte dit onderzoek tot een verrijking van zowel mijn academische ontwikkeling alsmede mijn persoonlijke interesse. Ik ben blij en trots dat ik heb geschreven over iets wat mij persoonlijk interesseert en wat bovendien tot een mooie afsluiting van drie jaar studeren heeft geleid.

Op de eerste plaats wil ik mijn respondenten bedanken. Voor de tijd, de moeite en de durf. Zonder hen was dit onmogelijk. Ook aan het Veteranen Instituut in Doorn ben ik dank verschuldigd. Zij hebben het voor mij mogelijk gemaakt om in contact te komen met een doelgroep die ik zonder hen niet had kunnen spreken. Natasja Rietveld en Jannie Bakker wil ik speciaal bedanken voor hun hulp in mijn zoektocht naar respondenten. Mijn ouders wil ik bedanken voor het feit dat ze trots op mij zijn, wat mij altijd motiveert om verder te gaan. En ten slotte wil ik ook mijn begeleider Ivar Halfman bedanken voor zijn inspiratie, moeite en kritiek.

Met vriendelijke groet,

(3)

Inhoudsopgave Abstract………... 5 Inleiding……….. 7 1. Probleemstelling………... 8 1.1. Macht……….. 8 1.2. Civiel-Militaire relaties……… 9 1.3. VN veteranen………... 13 2. Vraagstelling……… 14 3. Methode……….. 16 3.1. Interdisciplinariteit……….. 16 3.2. Onderzoeksstrategie………... 16 3.3. Instrumenten……….... 16 3.4. Meetniveau……….. 17 3.5. Respondenten……….. 17

3.6. Context van het interview………. 18

3.7. Context van de Respondent………. 18

A) Hennie Schuurs……….. 19

B) Rob Kropman………. 19

C) Iwan Ruesidueli……….. 20

D) John Janssen……… 21

E) Jean Limbourg……… 22

F) Henk van den Born……… 22

3.8. Ethische kwesties………. 22

4. Resultaten……… 23

4.1. Persoonlijke overtuiging……….. 23

4.2. Verantwoordelijkheid & verbondenheid…...……….. 27

4.3. Militair moraal & voorbereiding……….. 32

5. Conclusies……… 35

5.1. Discussie………... 36

(4)

Literatuurlijst……… 38

Bronnenbijlage………...……….. 40

Figuur 1. Beeldmateriaal ………. 40

Figuur 2. Beeldmateriaal……….. 40

Figuur 3. Transcript interview Hennie Schuurs……….. 41

Figuur 4. Transcript interview Iwan Ruesidueli……….. 48

(5)
(6)

Abstract

Dit onderzoek legt het accent op Nederlandse militairen die hebben geparticipeerd in VN vredesmissies. Er is onderzocht wat de sentimenten zijn van deze militairen ten opzichte van de civiele organisatie de VN. Deze sentimenten zijn gecategoriseerd en geanalyseerd aan de hand van een drietal thema’s: (1) persoonlijke overtuiging, (2) verantwoordelijkheid & verbondenheid en (3) militair moraal en gevoelens ten opzichte van de voorbereiding op VN vredesmissies. Middels semigestructureerde diepte-interviews met 6 voormalig VN soldaten is een beeld geschetst van de gevoelens waarmee VN soldaten te kampen hebben wanneer zij actief zijn tijdens een vredesmissie. Uiteindelijk is geconcludeerd dat deze gevoelens eerder gebaseerd zijn op onbetrokkenheid en zorgeloosheid ten opzichte van de VN dan gevoelens van nauwe verbondenheid en saamhorigheid. De onderzochte VN soldaten werden allen geconfronteerd met een gevoel van onvermogen en hulpeloosheid wanneer zij voor het eerst arriveerde aan het front van een vredesmissies. Dit gevoel, dat het conflict te groots en te complex is om door hen opgelost te worden, leidt er toe dat dat de onderzochte VN veteranen de VN ‘loslaten’ en zich richten op ‘de kleine schaal’. Het verbeteren van de leefomgeving van betrokkenen in de directe omgeving. Deze persoonlijke invulling die tijdens VN vredesmissies derhalve een nadrukkelijke rol heeft, biedt redenen tot vervolgonderzoek.

(7)
(8)

Inleiding

De Verenigde Naties (VN) zijn sinds de oprichting in 1945 de dominante internationale actor op het gebied van het handhaven van de wereldvrede. Middels diverse vredesoperaties wordt getracht om zowel interstatelijke als intrastatelijke conflicten tot een vreedzaam eind te brengen en bovendien in de toekomst uit te bannen. Tijdens deze vredesoperaties worden soldaten van verschillende lidstaten ingezet om een gemeenschappelijk doel te bewerkstelligen. Het bereiken van dit doel is nooit gemakkelijk en kan slechts realiteit worden als de soldaten ter plekke hun opdrachten naar behoren uitvoeren. Deze opdrachten zijn specifiek voor elke missie en altijd geformuleerd binnen een bepaald kader of mandaat.

Het praktisch nut van de intentie van vredesmissies is voor vrijwel iedereen vanzelfsprekend. Het bezitten van een vrije en vredige leefomgeving is een goed waarnaar iedereen zal verlangen. Echter met alleen praten en het verspreiden van een gedachtegoed vanuit de VN komt men er niet. Het teweegbrengen van het ideaal is iets waar ter plekke voor moet worden gevochten. Het gegeven dat het al dan niet slagen van VN vredesmissies voor een enorm deel afhangt van het functioneren van de soldaten ter plekke lijkt vaak te worden vergeten. Vandaar dat dit onderzoek zich zal richten op de soldaten op het slagveld: de ogen

van het front.

In dit onderzoek zijn de sentimenten van Nederlandse soldaten die deel hebben genomen aan VN vredesmissies in kaart gebracht. Tijdens het analyseren van deze sentimenten zal de focus voornamelijk liggen op gedachten van militairen ten aanzien van de VN en het verantwoordelijkheidsgevoel vanuit de soldaten ten opzichte van de internationale VN.

Om tot waardevolle resultaten te komen met betrekking tot het hierboven beschreven doel zijn een zestal kwalitatieve diepte-interviews afgenomen met Nederlandse veteranen. Er is geselecteerd op veteranen die deel hebben genomen aan VN vredesmissies. De nadruk tijdens deze interviews lag op de persoonlijke ervaringen met betrekking tot het verantwoordelijkheidsgevoel en de verbondenheid met de Verenigde Naties.

(9)

1. Probleemstelling

Nederland is al enkele decennia niet meer slachtoffer geweest in een binair interstatelijk conflict. Waar Nederlandse soldaten ten tijde van de Duitse invasie of de onafhankelijkheidsstrijd in Nederlands-Indië nog grootschalig werden uitgezonden, is dat heden ten dage nauwelijks nog het geval. Na de Tweede Wereldoorlog is Nederland trouw medestander geworden van de Verenigde Naties met als gevolg dat ons kleine Nederland er niet meer alleen voor staat op het anarchistische wereldtoneel.

Ondanks dat, zoals gezegd, er al enige decennia geen grootschalige inzet is geweest van Nederlandse militairen om het eigen grondgebied te verdedigen, is Nederland echter wel frequent bereid gebleken troepen te sturen naar VN vredesmissies. Hoewel de uitgezonden troepen niet meer zo groot zijn als weleer, verkeren de Nederlandse soldaten zich tijdens deze vredesmissies nog immer in dezelfde levensbedreigende situaties. Vanwege deze gevaren is een perfecte coördinatie en organisatie tijdens VN vredesmissies vereist. Onderzoek naar deze organisatiestructuren en de sentimenten van uitgezonden soldaten met betrekking tot civiele machtsrelaties zal de wetenschap meer inzicht bieden in vredesmissies en bovendien een bijdrage leveren aan het effectiever verloop van deze missies.

De maatschappelijke relevantie schuilt daarnaast in het gegeven dat de kans op slachtoffers (zowel fysiek als psychisch) tijdens VN vredesmissies verkleind kan worden door de sentimenten van soldaten met betrekking tot de machtsrelaties beter in kaart te brengen.

1.1. Macht

Omdat dit onderzoek gaat over sentimenten met betrekking tot gezag en macht vanuit hogere niveaus (specifiek de Verenigde Naties), zal de grand theory gebaseerd zijn op de algemene wetenschap omtrent machtsrelaties.

In het stuk The History of Sexuality van de postmoderne socioloog Foucault is macht beschreven als ‘overal aanwezig’ (Foucault, 1978: p. 93). Niet omdat macht volgens Foucault alles omarmt of omvat, maar omdat macht overal vandaan komt. Wanneer nog filosofischer wordt gekeken naar dit fenomeen stelt Foucault dat macht daarentegen niet afkomstig is vanuit instituties of vaste structuren maar eerder is macht een benaming van een complexe strategische situatie (Foucault, 1978: p.93). Ondanks dat Foucault hier de focus legt op

(10)

‘macht’ stelt hij dat de algemene focus in zijn werk eerder betrekking heeft op het subject van de macht. Foucault ziet macht vervolgens als een complex proces dat in staat is tot subjectivering van de mens (Foucault, 1982: p. 777).

Tegenover deze filosofische benadering van macht door Foucault plaats een ander klassiek denker een rationele benadering van macht. Weber beschrijft in zijn werk macht als ‘de kans dat een individu in een sociale relatie zijn of haar wil kan doorvoeren ongeacht eventueel verzet van anderen’ (Uphoff, 1989: p. 299). Evenals Foucault ziet Weber macht als een wijdverbreid aanwezig sociaal concept. Vervolgens stelt Weber dat macht voortvloeit uit een combinatie van omstandigheden en kwaliteiten van een persoon dat hem of haar in staat stelt om zijn of haar wil op te leggen (Uphoff, 1989: p. 299). Waar Weber en Foucault echter verschillen, is hun zienswijze met betrekking tot de vraag hoe de kern van macht het best kan worden geanalyseerd. Waar Weber de focus legt op een rationele analyse, benadrukt Foucault de dialectiek als ideale redeneervorm. “Rather than analyzing power from the point of view of

its internal rationality, it consists of analyzing power relations through the antagonism of strategies” (Foucault, 1982: p. 780). Het bestuderen van macht moet derhalve volgens

Foucault gericht zijn op de studie naar relaties tussen verschillende actoren.

1.2. Civiel-militaire relaties

Hoe komen deze machtstheorieën van Weber en Foucault tot uiting binnen een politieke organisatie als de VN? Om te beginnen is de VN een organisatie met een juridisch geldend handvest. Dit handvest werd geformuleerd in 1945 en begint in de preambule met de bekende zin “we the people of the United Nations” (Verenigde Naties, 1945). Daarmee beoogt de VN op de eerste plaats een organisatie te zijn van mensen en niet-statelijke actoren, terwijl in feite de enige leden van de Verenigde Naties afgevaardigden zijn van individuele staten. Dit statelijke karakter van de VN vormt een essentieel verschil, dat de machtsrelaties omtrent de VN verandert.

Wanneer naar de machtsstructuren van de VN wordt gekeken, dient men ook te kijken naar de mate van democratie binnen de organisatie. Hierover is een levendig en groot debat dat voornamelijk de ondemocratische opbouw van VN aankaart. Volgens Otto is dit een terecht debat: “until now, the lack of democracy in the UN has been justified by the dominant

realist discourse of international relations which accepts that realities of global power arrangements, rather than shared values or interests, form the foundational principle of international cooperation”(Otto, 1996: 126). Met deze uitspraak concludeert Otto derhalve

(11)

dat de Verenigde Naties een gecreëerde institutie is dat geleid wordt door mondiale machtsstructuren met dominante statelijke actoren.

Ook de neorealist Waltz erkent de overheersende kracht van staten als dominante actoren binnen internationale organisaties. Hij stelt: “international institutions are created by

the more powerful states, and the institutions survive in their original form as long as they serve the major interests of their creators, or are thought to do so” (Waltz, 2000: 26).

Doordat (sterke) staten dominant zijn in het vormen van beleid binnen de VN worden de machtsstructuren duidelijk. Sterke staten zullen bepalen welke koers er wordt gevaren en in het geval van interventie in conflictgebieden zullen uiteindelijk ook de sterke staten bepalen waar moet worden ingegrepen. De uitgezonden soldaten zijn hierin slecht subject van de werkelijke macht van de staat.

Daarnaast is Waltz van mening dat een grote organisatie als de VN geleid wordt door een aanzienlijke hoeveelheid bureaucraten die gebaat zijn bij het voortbestaan van de organisatie en daardoor vertekend zijn in hun beleidsvorming (Waltz, 2000: 20). Volgens Weber zorgt de bureaucratisering er namelijk voor dat individuen gevangen komen te zitten in een ‘ijzeren kooi’. “Weber’s insight was that, in a social context such as an organization,

the process of bureaucratization entailed by the rationalization process results in a diminution of freedom, initiative and individual power” (Courpasson & Clegg, 2006: 320).

Door de toegenomen rationalisering en civilisatie van de samenleving zijn individuen in kapitalistische systemen derhalve bezeten geworden door effectiviteit en rationeel handelen. De grote hoeveelheid bureaucraten die actief zijn binnen hedendaagse organisaties als de VN maken deze organisaties tot een concrete uitwerking van het proces van bureaucratisering en inherent tot civiele actor.

Bovendien verandert de afhankelijkheid van bureaucraten in een civiele organisatie de machtsstructuren aanzienlijk. “The cage is the metaphorical instrument of dominant authority

within which bureaucracy appears as a system of legitimate power ‘over’ its members, neutralizing all potential sources of countervailing power” (Courpasson & Clegg, 2006:

320). De bureaucratisering van een organisatie leidt er dus toe dat een ‘kleine’ elite de beschikking krijgt over de legitieme macht om vervolgens zijn of haar wil op te leggen aan de leden.

Al met al vormen bureaucraten een cruciaal element binnen grote organisaties als de VN. Ze zijn een concrete invulling van de civilisatie en rationalisering van de VN en maken de VN tot een civiele actor waarin de macht in handen is van een kleine elite van

(12)

bureaucraten en sterke staten. De uitgezonden soldaten op vredesmissies fungeren hierin, zoals Foucault het beschrijft, als subject van de macht.

In een onderzoek waar de focus ligt op machtsrelaties zijn de theorieën van Weber en Foucault van belang, echter is een vernauwing vereist om tot de kern te komen. Die kern is het onderzoeken in hoeverre Nederlandse soldaten zich verbonden voelen met, en verantwoordelijk voelen voor hun civiele gezaghebbers vanuit de VN. In aanloop naar een concrete uitwerking van deze vraag, zal de focus voornamelijk liggen op de studie van Civiele-Militaire relaties (CMR). Deze studie is een versmalling ten opzicht van de algemene machtsrelaties zoals eerder besproken.

In het veld van CMR bestaat wijdverbreide overeenstemming over een fundamenteel verschil tussen de conservatieve militaire wereld enerzijds en de liberale civiele wereld anderzijds. Daarentegen is een dominant punt van discussie hoe deze liberale civiele wereld het best kan worden beschermen. Doordat aangenomen wordt dat de militaire wereld een losstaand geheel is bestaat er de mogelijkheid dat deze de macht kan grijpen over de civiele wereld middels een staatsgreep. Deze problematische schets is de kern van de studie CMR.

Er zijn twee dominante visies met betrekking tot dit vraagstuk. Een eerste visie werd geformuleerd door de Amerikaanse wetenschapper Huntington. Huntington schreef in 1957 een boek getiteld The Soldier and the State, waarin hij inging op de civiele-militaire relaties en de bescherming van de liberale civiele wereld. Huntington beargumenteert dat militair professionalisme het antwoord is op een evenwichtige bescherming van de civiele wereld (Huntington, 1957: 8). Het professionaliseren van de militaire wereld zal volgens Huntington leiden tot een erkenning van de militaire vaardigheden als experts in the use of force en niet als subject voor de civiele wereld. Wanneer militairen zouden worden erkend als experts zal vervolgens de militaire wereld zich vrijwillig ondergeschikt maken aan civiele autoriteit.

Naast dat Huntington zijn theorie van militair professionalisme toevoegde aan de studie van CMR, besteedde hij veel aandacht aan het concept van het controle dilemma. Dit concept stelt dat het grootste probleem met betrekking tot civiele autoriteit van de militaire wereld is hoeveel controle de civiele wereld zou moeten afstaan aan de militairen (Huntington, 1957: 80). Te veel controle aan de militairen zou kunnen leiden tot een coup en te weinig controle juist tot een te zwak leger om de liberale democratische wereld te verdedigen. Huntington maakt onderscheid in 3 actoren die civiele controle op de militaire wereld kunnen uitoefenen: (1) controle vanuit gouvernementele instituties, (2) controle vanuit sociale klasse en (3) controle vanuit constitutionele vorm (Huntington, 1957: 81-82). Er dient te worden opgemerkt dat Huntington geen aandacht besteedt aan de controle vanuit een

(13)

internationaal civiele actor. Een reden voor deze afwezige aandacht ligt misschien in het feit dat Huntington tijdens zijn leven nauw verbonden was met de eigen Amerikaanse overheid. Begin jaren ’80 heeft hij zelfs even als adviseur voor het ministerie van Buitenlandse Zaken van Amerika gewerkt (Ireland, 2009). Deze verbondenheid met de Amerikaanse overheid ligt misschien aan de basis voor zijn etnocentrische kijk.

Het boek ‘Our Army: soldiers, politics, and American civil-military relations’ van de Amerikaanse politicoloog en tevens oud luitenant-kolonel Dempsey kan daarom als nuttige aanvulling worden gezien. Zijn boek dateert uit 2009 en beschrijft daarom, in tegenstelling tot Huntington, ook meer recentere ontwikkelingen met betrekking tot (internationaal) civiel-militaire relaties. Demspey beschrijft sinds het einde van de Koude Ooorlog er een tijdperk van radicale verandering is ontstaan. De dreiging van interstatelijke conflicten was verdwenen en de groeiende rol van militaire macht aan banden gelegd (Dempsey, 2009: 29). Daarom is er sinds de Koude Oorlog een zoektocht naar een nieuwe invulling voor inzetbaarheid van militairen. Het toegenomen aantal VN vredesmissies en de militairen die worden ingezet in deze, bewijzen dat de nieuwe invulling deels lijkt te worden opgevangen door de VN. Deze ontwikkeling vormt het draagvlak van dit onderzoek.

De eerder genoemde theorie van het verdelen van controle van Huntington staat haaks op de tweede dominante visie in de CMR. Deze tweede visie werd geformuleerd door de politicoloog Janowitz. Janowitz stelt evenals Huntington dat er een fundamenteel verschil bestaat tussen de civiele en militaire wereld, echter benadrukt Janowitz het conservatieve karakter van de militaire wereld (Janowitz, 1960: 20). Dit conservatieve karakter valt bijvoorbeeld terug te zien in de hechte en homogene cultuur binnen het leger. “The military

profession emphasized honor as a unifying ideology, and intra-service marriage pattems have been a power device for assimilating newcomers into the military establishment”

(Janowitz, 1957: 15). Uit dit citaat blijkt dat binnen het leger sterk wordt getracht om een homogene groep te creëren. Het voorbeeld wat Janowitz aandraagt over intra-service

marriage houdt in dat er binnen het Amerikaanse leger een verbod is ontstaan op een

huwelijk tussen soldaten en officieren van hoger geplaatste rang. Op deze wijze blijft de militaire discipline en professionaliteit behouden.

Dit karakter zou er volgens Janowitz voor zorgen dat de militaire wereld niet zo snel vooruitgang zou boeken als de civiele wereld en daarom beargumenteert Janowitz dat interventie vanuit de civiele wereld noodzakelijk is (Janowitz, 1960: 20-21). Deze theorie van convergentie staat haaks op Huntington’s benadering dat de civiele wereld de hoeveelheid controle juist dient te verdelen over de militaire wereld vanuit een externe positie.

(14)

1.3. VN veteranen

Een laatste stap in de vernauwing van dit theoretisch kader heeft betrekking op specifiek onderzoek naar VN veteranen. Zoals eerder aangegeven is er in de huidige wetenschap nog weinig onderzoek gedaan naar sentimenten van VN veteranen die niet de psychologische kant betreffen. Machtsrelaties en gevoelens van verantwoordelijkheid ten opzichte van de VN zijn nog nauwelijks beschreven. Binnen dit onderzoek zijn echter juist deze gevoelens van verantwoordelijkheid de laatste stap van verfijning.

Ondanks de wetenschappelijke tekortkomingen op het gebied van kennis over gevoelens van verantwoordelijkheid binnen VN vredesmissies, is er wel al eerder onderzoek gedaan naar sociale binding binnen de groep uitgezonden militairen (Mouthaan et al., 2005; Rietveld & van Iersel, 2005; Sherman, 2010). Een eerste aanname die uit dit soort onderzoek voortvloeit, is dat huidige militaire missies nauwelijks nog te vergelijken vallen met vroeger (Mouthaan et al., 2005: 102). Huidige VN-missies zijn uitsluitend vredesmissies waarin meestal toestemming van betrokken partijen noodzakelijk is en bovendien een humanitair karakter de boventoon voert (Mouthaan et al., 2005: 102). Dit soort missies staan bekend onder hoofdstuk 6 van het VN handvest en worden ook wel peace-keeping missies genoemd, daar tegenover staat echter de peace-enforcing missies die onder hoofdstuk 7 van het handvest staan geformuleerd. Een tweede aanname die uit onderzoek naar sociale binding tussen VN militairen wordt getrokken stelt dat ondanks het veranderende karakter van oorlogsmissies door de decennia heen, de sociale binding tussen militairen nog immer sterk is (Mouthaan et al., 2005: 102). De promotie van groepscohesie tijdens levensbedreigende situaties in combinatie met de professionele structureren zorgen voor een sterke onderlinge binding binnen militaire groepen.

In de wetenschap zijn veel van de sentimenten van oorlogsveteranen in psychologische onderzoeken vastgesteld. De resultaten van dergelijk onderzoek leiden vaak tot de conclusie dat veteranen lijden aan post-traumatische stress-stoornissen (PTSS) of te kampen hebben met gevoelens van schaamte of schuld. Ondanks dat deze resultaten van significante waarde zijn, zijn ze maar een deel van de puzzel over de gevoelens van VN soldaten. De psychologische kant is grotendeels vastgelegd in de wetenschap. Daarentegen is de organisatorische kant van civiele-militaire machtsrelaties minder in de wetenschap

(15)

besproken. Er is met name een specifiek punt binnen deze civiele-militaire relaties waar weinig aandacht aan besteed is; de sentimenten van soldaten met betrekking tot civiel gezag vanuit een internationale organisatie (de VN). Precies in dit gegeven schuilt de wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek.

2. Vraagstelling

Zoals duidelijk is geworden, is er binnen de wetenschap duidelijk consensus over de frictie tussen een militaire en civiele wereld. De militaire wereld vormt volgens academici binnen de studie van CMR een gevaar voor de liberale civiele wereld en dient derhalve in toom te worden gehouden. Het beschrijven en analyseren van het militair professionalisme van Huntington is een eerste stap geweest in het controleren van de militaire wereld vanuit het civiele perspectief. Daarnaast zorgt erkenning van de militairen als experts in the use of force ervoor dat de civiele wereld in behoorlijke mate de controle lijkt te hebben over militairen. Echter beschrijven de theorieën die de basis vormen voor CMR de situatie vanuit een statelijk perspectief. Telkens wordt gesproken over de vraag hoe de liberale democratische staat moet worden beschermd tegen militaire dominantie. Daarin doen wetenschappers aanbevelingen aan de politieke macht van de civiele wereld. Het belangwekkende is dat de focus niet ligt op controle over de militaire wereld vanuit een individueel statelijk perspectief, maar eerder vanuit een internationale en interstatelijke politieke macht.

De VN is zoals eerder al beschreven een groep van staten die naast het behartigen van hun afzonderlijke statelijke belangen, de stelling innemen gezamenlijk vrede en veiligheid na te streven. Indien de Veiligheidsraad van de VN een conflict inschat als ‘gevaar voor de vrede’ kan zij besluiten tot ingrijpen. De 15 dienende staten zullen dan trachten om binnen de Veiligheidsraad een resolutie te formuleren die kan besluiten tot het starten van ofwel vredesbewarende missies keeping), ofwel vredesafdwingende missies

(peace-enforcing). Van de 15 dienende zetels in de Veiligheidsraad zijn er 5 permanent bezet door

China, Rusland, de Verenigde Staten, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, de overige 10 zetels worden afwisselend vertegenwoordigd. Wanneer de 15 zetels hebben besloten om tot actie over te gaan, zullen zij alle regeringen van VN-lidstaten vragen om troepen gereed te maken. Vervolgens beslist echter de nationale regering of uitzending van militairen daadwerkelijk plaats zal vinden. De VN beschikt dus niet over een ‘staand’ leger maar doet

(16)

een beroep op de bereidheid van lidstaten om vervolgens een geformuleerd doel te bewerkstelligen. Wanneer men deze werkwijze vertaalt naar de studie van CMR wordt duidelijk dat het interstatelijke karakter van de VN derhalve zorgt voor een unieke relatie tussen civiele macht en militaire ondergeschiktheid tijdens VN vredesmissies.

Deze unieke relatie dient te worden onderzocht. Daarom is een onderzoeksvraag geformuleerd die de aard van de civiel-militaire relatie probeert te achterhalen, met daarin de nadruk op de positie en gevoelens van de soldaat. De leidende vraag die binnen dit gehele onderzoek zal domineren is: wat zijn de sentimenten van Nederlandse VN militairen met

betrekking tot hun civiele machthebbers tijdens vredesmissies? Deze centrale vraag heeft een

open karakter door de intersubjectieve sentimenten te analyseren. Daarnaast treft de vraag de centrale kwestie binnen dit onderzoek in het hart door Nederlandse VN militairen direct naar hun persoonlijke sentimenten over de VN als gezaghebbers te vragen.

De deelvragen in dit onderzoek vormen het raamwerk en zijn een uitweiding op de centrale vraag. De eerste deelvraag: voert persoonlijke overtuiging de boventoon bij

Nederlandse VN militairen wanneer zij actief handelen tijdens VN vredesmissies? Deze

deelvraag heeft een duidelijk accent op de kant van de soldaat met betrekking tot de relatie tussen militairen en VN. Daarnaast is niet gekozen voor een directe vraag met betrekking tot de verhouding militair-VN, maar eerder voor een meer open vraag die de individuele rol van soldaten tracht te analyseren en daardoor indirect meer inzicht zal geven in sentimenten ten opzichte van de civiele gezaghebbers. Bovendien is gekozen voor de formulering van

persoonlijke overtuiging zodat de vrijheid wordt geschonken aan soldaten om naar eigen

zeggen de relatie met de VN te definiëren.

De tweede deelvraag legt de nadruk op het verantwoordelijkheidsgevoel van soldaten ten opzichte van de VN: voelen Nederlandse VN soldaten zich verantwoordelijk voor VN

vredesmissies? Deze vraag is een onderdeel van een brede bevraging van de binding tussen

soldaat en VN. Voelen Nederlandse VN soldaten zich verantwoordelijk en verbonden voor de politieke organisatie VN wanneer zij op missie zijn? Door een antwoord op dit thema te krijgen wordt er een direct inzicht verkregen in de mate van controle vanuit de civiele gezaghebbers. Is deze controle aanwezig en effectief of hebben VN soldaten niet het gevoel dat zij verantwoording voor hun daden dienen af te leggen aan de VN.

De derde, en tevens laatste, deelvraag heeft betrekking op het moraal van de soldaten tijdens vredesmissies: Welke doelen hebben VN soldaten wanneer zij zich inschrijven voor

het leger? Schrijven soldaten zich in vanuit de overtuiging dat ze hun vaderland moeten

(17)

vredesmissies? Deze vragen onderzoeken het moraal van soldaten en geven daarnaast informatie over het karakter van een vredesmissie in de ogen van soldaten die zich in de kern van de missie begeven.

3. Methode

3.1. Interdisciplinariteit

Zoals eerder is beschreven, betreft onderzoek naar oorlogsveteranen voornamelijk psychologische aspecten. Echter is in het voorliggende onderzoek de nadruk meer gelegd op organisatorische aspecten en groeps/persoonlijke-sentimenten ten opzichte van macht, vandaar dat de relevante disciplines voornamelijk sociologisch en politicologisch zijn. De politicologische kant zal vooral worden belicht wanneer er gesproken wordt over civiel-militaire machtsstructuren en de nieuwe tendens van de rol van civiel-militairen als onderdeel van VN vredesmissies. De sociologische kant, daarentegen, zal voornamelijk betrekking hebben op de groepsbinding binnen militaire groeperingen tijdens VN vredesmissies en hun gevoelens met betrekking tot de civiele machthebbers. Samen vormen de twee disciplines een complementair geheel dat een goed kader biedt voor de beantwoording van de centrale vraagstelling.

3.2. Onderzoeksstrategie

Dit onderzoek is kwalitatief van aard. De voorkeur voor een kwalitatieve onderzoeksstrategie is gelegen in het gegeven dat persoonlijke sentimenten een sleutelrol vervullen binnen dit onderzoek. Persoonlijke sentimenten zullen het best doormiddel van kwalitatief onderzoek kunnen worden onderzocht aangezien er de mogelijkheid bestaat om door te vragen. Bovendien kunnen achterliggende motieven van respondenten efficiënt worden achterhaald doordat er diep kan worden doorgedrongen tot een kleine groep respondenten.

3.3. Instrumenten

Er is een aantal dominante concepten binnen dit onderzoek die de zoektocht naar een bevredigend antwoord op de hoofdvraag vergemakkelijkt. De dominante concepten binnen

(18)

dit onderzoek zijn als volgt geformuleerd: (1) persoonlijke overtuiging, (2) verantwoordelijkheid en verbondenheid en (3) militair moraal en voorbereiding op de missie. Deze concepten zijn op de eerste plaats persoonlijke gevoelens van respondenten waarvan de informatie inzicht zal verschaffen over de algemene sentimenten met betrekking tot de civiele machthebbers vanuit de VN.

Omdat er sprake is van persoonlijke gevoelens is er doormiddel van semigestructureerde diepte-interviews getracht de nodige saturatie te bereiken. Zoals eerder aangegeven is een kwalitatief karakter bij uitstek geschikt voor het onderzoeken van gevoelens. Middels diepte-interviews kan daarnaast de vereiste diepte van vragen en achterliggende motivaties worden bereikt.

Ten aanzien van de onderzoeksinstrumenten is gebruik gemaakt van beeldmateriaal. Er zijn twee verschillende krantenkoppen en kleine toelichting verzameld die aan de respondenten werden voorhouden om hun reactie te horen. De krantenkoppen zijn overheersend en negatief over het nut en functioneren van VN vredesmissies (Zie bronnenbijlage: figuur 1 & 2).

3.4. Meetniveau

Ook het meetniveau heeft vanwege de persoonlijke aard van dit onderzoek op een zo klein mogelijke schaal plaatsgevonden. Een micro-niveau geeft, in tegenstelling tot macro- en meso-niveaus meer inzicht in de sentimenten zoals geformuleerd in de centrale vraag.

3.5. Respondenten

In de centrale vraag is bewust gekozen voor een groep Nederlandse VN veteranen. De keuze voor Nederlandse militairen is te verantwoorden aangezien een eventuele taalbarrière tijdens diepte-interviews wordt hierdoor geminimaliseerd. Via Natasja Rietveld is er toegang verkregen tot het Nederlands Veteranen Instituut (Vi).1 Het Vi zet zich in voor het organiseren van activiteitendagen, herdenkingsbijeenkomsten en bevordert daarnaast kennisverwerving en onderzoek met betrekking tot veteranen. De verworven kennis heeft vaak een psychologische grondslag en heeft inmiddels bewezen van waarde te kunnen zijn voor het verder optimaliseren van het Nederlands veteranenbeleid (“Kennis & Onderzoek,”

1 Voormalig wetenschappelijk onderzoeker en interviewer aan Veteranen Instituut (Vi) te doorn.

(19)

n.d.). Het Vi beschikt bovendien over een grote database van oorlogsveteranen en middels Rietveld is de toegang tot deze database gefaciliteerd en realistisch geworden. Vervolgens heb ik na lang bellen en contact zoeken met de verantwoordelijke mensen binnen het Vi een lijst kunnen opstellen van relevante oorlogsveteranen. Deze lijst bestond uit 14 namen van veteranen die vervolgens door het Vi werden gemaild met de vraag of zij open stonden voor een interview. Van deze 14 mensen hebben 6 veteranen aangegeven open te staan en is na direct contact met deze 6 respondenten plaats en tijd van de interviews afgesproken. In totaal komt dit alles neer op een zestal respondenten die als gemeenschappelijke deler hebben dat ze allen zijn uitgezonden op VN vredesmissies.

Alle interviews zijn gehouden bij de veteranen thuis, zodat zij vanuit een vertrouwde en beschermende omgeving vrijuit kunnen praten over een periode die (wellicht) moeilijk is geweest, maar in ieder geval hun leven heeft gevormd. Er is door alle respondenten toestemming gegeven om de namen en persoonlijke informatie te gebruiken ten behoeve van het onderzoek.

3.6. Context van het interview

Hieronder staan een aantal relevante gegevens over de 6 interviews:

- Het eerste interview was met de heer Hennie Schuurs. Dit vond plaats op 23 april

2013 in zijn woonplaats Boxtel. Het interview duurde 42 minuten en 27 seconden.

- Het tweede interview was met de heer Rob Kropman. Dit vond plaats op 26 april

2013 in zijn woonplaats Nijmegen. Het interview duurde 58 minuten en 51 seconden.

- Het derde interview was met de heer Iwan Ruedisueli. Dit vond plaats op 6 mei 2013 in zijn woonplaats Breda. Het interview duurde 47 minuten en 26 seconden.

- Het vierde interview was met de heer John Janssen. Dit vond plaats op 6 mei 2013 in zijn woonplaats Oosterhout. Het interview duurde 1 uur, 2 minuten en 36 seconden. - Het vijfde interview was met de heer Jean Limbourg. Dit vond plaats op 7 mei 2013

op zijn werk in Utrecht. Het interview duurde 44 minuten en 52 seconden.

- Het zesde interview was met de heer Henk van den Born. Dit vond plaats op 14 mei

2013 in zijn woonplaats Maria Hoop. Het interview duurde 44 minuten en 4 seconden.

In totaal komt dit neer op een gemiddelde lengte van 52 minuten en 56 seconden per interview. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 58 jaar.

(20)

3.7. Context van de respondent

Voordat ik de data zal evalueren en mijn conclusies hieraan zal verbinden, is het nuttig voor dit onderzoek om een duidelijk overzicht te krijgen van de verschillende respondenten. Zoals eerder beschreven is de gemeenschappelijke deler van elke respondent dat ze hebben geparticipeerd in een VN vredesmissies, echter verschilt de rang, rol, leeftijd, missie en het karakter van elke geïnterviewde veteraan. Wanneer de lezer meer inzicht krijgt in deze respondent zal dit het interpreteren en begrijpen van de volgende hoofdstukken van dit scriptieonderzoek ten goede komen.

1. Hennie Schuurs

Hennie Schuurs is geboren in 1951 en is 62 jaar oud wanneer het interview werd afgenomen. Hij heeft als beroepsmilitair gediend en is zodoende 2 keer uitgezonden. Een keer met de UNIFIL missie naar Libanon van juni 1983 tot december 1983 en een keer met de KFOR missie naar Kosovo van juni 1999 tot januari 2000. Deze KFOR missie werd geleid vanuit de NAVO en de UNIFIL missie stond onder leiding van de Verenigde Naties. Tijdens zijn eerste uitzending diende de heer Schuurs als sergeant eerste klas van het genie-peloton. Tijdens zijn tweede uitzending naar Kosovo was hij stafadjudant.2

Hennie Schuurs komt naar eigen zeggen uit een arbeidersgezin. Zijn vader was metselaar, zijn moeder huisvrouw. Het gezin bestaat uit 7 kinderen: 3 meisjes en 4 jongens waarvan hij de oudste jongen is. Hij groeide op in Nijmegen en heeft een goede jeugd gehad. Schuurs is heden ten dagen nog steeds bezig met werk in conflictgebieden. Zo heeft hij in de loop der jaren samen met 3 andere veteranen 11 bruggen gebouwd in Zuid-Soedan en aan 21 projecten meegewerkt. Dit is toonaangevend voor de overtuiging van de heer Schuurs ten aanzien van het nut van zijn werk (IPNV, 2011; persoonlijke communicatie, 23 april 2013).

2. Rob Kropman

Rob Kropman is geboren in 1949 en is 64 jaar oud wanneer het interview werd afgenomen. Hij heeft eveneens als beroepsmilitair gediend, maar werd eerst voor officiers-dienstplicht

2 KFOR (= Kosovo Force) & UNIFIL (= United Nations Intrem Force in Lebanon).

(21)

opgeroepen. Dit beviel hem zo goed dat hij in die periode heeft besloten om beroepsofficier te worden. Hij is vervolgens 6 keer uitgezonden: UNMIBH in voormalig Joegoslavië tussen 1992 en 1993, IFOR, SFOR, EUFOR allen in Bosnië tussen de periode 1996 – 1997, de KFOR missie in Kosovo van september 1999 tot maart 2000, en ten slotte de SFOR missie in Afghanistan tussen 2002 en 2003. Kropman heeft tijdens deze missies verschillende rangen gehad. Tijdens UNMIBH en de IFOR, SFOR en EUFOR missies diende hij als kapitein. Bij de KFOR missie en de SFOR missie als luitenant-kolonel.3

Hij werd geboren in de IJmond. Zijn vader heeft in de Tweede Wereldoorlog in de koopvaardij gewerkt en later bij de hoogovens. Kropman’s vader is vroeg overleden. Na de HBS werd Kropman militair: eerst vijftien jaar bij de infanterie en daarna bij de internationale staven. Hij is getrouwd en vader van drie kinderen. Kropman’s vader was niet enthousiast toen hij militair werd (IPNV, 2011).

Vandaag de dag is Kropman actief op de Nederlandse ambassade in Afghanistan. Hij werkt daar in dienst van de Nederlandse overheid om de stabilisatie van de Afghaanse regio te helpen waarborgen. In deze hoedanigheid heeft hij tot op heden actief te maken met het functioneren van de VN tijdens vredesmissies in conflictgebieden (persoonlijke communicatie, 26 april 2013).

3. Iwan Ruesidueli

Ruesidueli is geboren in 1973 en is 40 jaar oud wanneer het interview werd afgenomen. Hij is 1 keer uitgezonden en dat was als dienstplichtige. Deze uitzending was de UNPROFOR missie naar voormalig Joegoslavië en de heer Ruesidueli heeft hier gediend van maart 1999 tot september 1999.4

Ruesidueli heeft een 2 jaar jongere broer die eveneens heeft gediend. Zijn moeder was gehandicapt en zijn vader was bouwvakker. Hij had naar eigen zeggen een goede jeugd. Op zijn 18e kreeg hij een brief van Defensie voor dienstplicht. Nadat hij was gekeurd, had hij al meteen een voorkeur voor werken voor de VN aangegeven (IPNV, 2011). Tijdens het interview heeft hij meermaals aangegeven iemand te zijn die groot dacht:

3 De IFOR, SFOR en EUFOR missies zijn een reeks missies die vanuit de NAVO zijn georganiseerd. In de loop der

jaren zijn deze een aantal keer van naam veranderd. De drie missies zullen telkens tezamen worden genoemd. UNMIBH (= United Nations Mission in Bosnia Herzegovina) & SFOR (= Stablization Force).

4 UNPROFOR (= United Nation Protection Force).

(22)

Ik ben idealist geweest. Ik heb euhm… toen ik jong was in Nederland hier zo’n beetje altijd wel euhm… mezelf altijd wel dingen aangetrokken. Ik ben een gevoelspersoon. En ik had serieus het idee: weetje, ik ga wat doen! Ik ga iets goeds doen, ik ga mijn tijd nuttig besteden, ik ga iets doen waar ik later met trots op kan terug kijken euhm… het kleine beetje wat ik kan doen om de wereld te veranderen. En dat ga ik doen in een heel mooi stan… in een heel mooi samenwerkingsverband. Hè dus onder de VN vlag bij defensie. En euhm… dat strikte mij wel tot eer. (Ruesidueli: persoonlijke communicatie, 6 mei 2013)

Na de terugkomst uit voormalig Joegoslavië heeft Ruesidueli echter een moeilijke periode gekend. Hij verklaart aan de drugs te zijn geweest en tot op de dag van vandaag te kampen met PTSS (post-traumale stress stoornis). Dit heeft naar eigen zeggen ook grote invloed gehad op zijn relatie. Hij is inmiddels gescheiden (IPNV, 2011; persoonlijke communicatie, 6 mei 2013).

Momenteel gaat het beter met Ruesidueli. Hij is nauw betrokken bij veteranenactiviteiten en bij voorlichting van scholieren over de rol van militairen. Hij participeert daarnaast jaarlijks in een United Nations model waarin hij studenten laat ervaren hoe het is om vanuit de VN te denken en de consequenties voor militairen daarvan te laten inzien (persoonlijke communicatie, 6 mei 2013).

4. John Janssen

John Janssen is in 1953 geboren hij is 60 jaar oud wanneer het interview wordt afgenomen. Hij is zes keer uitgezonden als beroepsmilitair: UNIFIL, UNAVEM in Angola in 1992, UNTSO in het Midden-Oosten van 1997 tot 1998, EF in Kosovo van 1998 tot 1999, IFOR, SFOR, EUFOR en ten slotte SFIR in Irak van 2004 tot 2011. Janssen heeft het merendeel van zijn uitzendingen als majoor gediend. Tijdens UNIFIL was hij echter eerste luitenant en bij UNTSO was hij tijdelijk Luitenant-Kolonel.5

John Janssen werd geboren in Breda en ging daar naar de jongensschool. De HBS deed hij ook nog in Breda. Zijn vader werkte in een garagebedrijf, zijn moeder was huisvrouw. Hij was de jongste van zes kinderen in het katholieke gezin. Hij genoot van zijn schooltijd en deed havo examen, hij was nog jong. Studeren wilde hij wel, maar er was ook

5 UNAVEM (= United Nations Angola Verification Mission) & UNTSO (= United Nations Truce Supervision

Organization) & EF (= Extraction Force).

(23)

dienstplicht. In Ermelo werd hij officier infanterie en volgde de VORK opleiding.6 Hij vermoedt dat hij destijds bij de categorie speels behoorde, die het allemaal wel spannend vond (IPNV, 2011).

Momenteel doet Janssen alleen nog incidenteel wat maatschappelijk werk. Hij kijkt tevreden terug op zijn tijd in het leger. Hij stelt er klaar mee te zijn maar koestert de herinneringen (persoonlijke communicatie, 6 mei 2013).

5. Jean Limbourg

Jean Limbourg is in 1960 geboren hij is ten tijde van het interview 53 jaar. Limbourg is 3 keer uitgezonden: UNAMIC tussen 1992 en 1993 in Cambodja, UNPROFOR, IFOR, SFOR en EUFOR. In alle drie de missies heeft Limbourg gediend als kapitein.

Jean Limbourg deed de HAVO en de HEAO en rolde daarna min of meer in zijn defensie-loopbaan. Hij werkte voor de NAVO in Duitsland en ging vervolgens de officieersopleiding volgen. Eind oktober 1992 werd hij aangewezen voor Cambodja. De Koninklijke Landmacht was een jongensdroom: hij wilde iets goeds doen voor de wereld. Het nieuwe concept van vredesmissies van de Landmacht sprak hem aan (IPNV, 2011).

Momenteel werkt Limbourg op de Weerdsluis in Utrecht. Hij bezoekt nog wel regelmatig ‘maten’ uit zijn dienstjaren. Ook is hij actief bij veteranendagen (persoonlijke communicatie, 7 mei 2013).

6. Henk van den Born

Henk van den Born is in 1942 geboren. Hij was tijdens het interview 71 jaar oud. Van den Born is 4 keer uitgezonden: UNIFIL, twee keer naar UNAMIC (in 1992 en 1993) en de UNMIH missie in Haïti van 1995. Tijdens de UNIFIL missie functioneerde van den Born als majoor, in de andere drie uitzendingen als kapitein-luitenant ter zee.

Van den Born was de oudste thuis en had nog twee broers en een zus. Zijn vader was werkzaam als plaatselijk bureauhouder voor de Voedselcommissaris Gelderland. Hij deed een theologisch interkerkelijke studie in Brussel en heeft zodoende ook als geestelijk verzorger gefunctioneerd tijdens zijn diensttijd (IPNV, 2011).

6 VORK opleiding (= Verbeterde Opleiding Reserveofficieren en Kader)

(24)

Momenteel is Henk van den Born met pensioen. Hij blijft echter nog altijd betrokken bij veteranenactiviteiten. En reist soms zelfs mee met veteranen naar hun voormalig conflictgebied om ze bij te staan in zijn rol als geestelijk verzorger (persoonlijke communicatie, 14 mei 2013).

3.8. Ethische kwesties

Aangezien sentimenten een grote rol spelen in dit specifieke onderzoek is het voor de hand liggend dat nauwkeurigheid tijdens de interviews een vereiste is. Helemaal gezien het feit dat de respondenten zich allemaal op een VN vredesmissie hebben begeven en daardoor een zekere ‘emotionele bagage’ met zich meedragen. Echter zijn de vragen aan de respondenten van dit onderzoek geen zoektocht naar hun moeilijkste momenten, maar eerder vragen die gericht zijn op hun persoonlijke overtuiging met betrekking tot het gezag en de organisatorische structuren tijdens hun missie.

4. Resultaten

In dit hoofdstuk van dit scriptieonderzoek zullen de gevonden data worden gepresenteerd en geïnterpreteerd. Aan de hand van de drie deelvragen en andere interessante bevindingen zal uiteindelijk een antwoord worden geformuleerd op de centrale vraag: wat zijn de sentimenten

van Nederlandse VN militairen met betrekking tot hun civiele machthebbers tijdens vredesmissies?

De structuur van dit hoofdstuk volgt de drie deelvragen. Deze zullen één voor één worden besproken en aan de hand van citaten worden beantwoord. Vervolgens zal in het hoofdstuk van de conclusie een formulering van de allesomvattende centrale vraag plaatsvinden.

4.1. Persoonlijke overtuiging

Het centrale concept binnen deze paragraaf is ‘persoonlijk overtuiging’. De relevante data met betrekking tot dit thema zullen als blokcitaten worden weergegeven. Vervolgens volgt aan het eind van deze paragraaf een beantwoording op de deelvraag. De eerste deelvraag luidt: voert persoonlijke overtuiging de boventoon bij Nederlandse VN militairen wanneer zij

(25)

praktische uitwerkingen tijdens VN vredesmissies. Over dit onderwerp is tijdens de verschillende interviews uitvoerig gesproken.

Bijna alle respondenten gaven aan dat zij op een eigen manier een steentje probeerde bij te dragen aan het resultaat van missie. Dit betekent niet dat ze zelf gaan beslissen op wie of wat ze geweld kunnen loslaten, want het mandaat dat door de VN is geformuleerd blijft heilig, maar op een kleinschalige manier, vanuit persoonlijke overtuiging wordt wel nuttig werk geleverd volgens respondenten.

Ja, toen ik voor het eerst op missie ging in ’92 naar euhm… Bosnië toen dacht ik in mijn naïviteit: “ja, nu wij komen met zo’n NAVO-staf, weliswaar onder de VN, nu gaat het beter”. En: “nu gaan we dat oplossen”. Maar we hadden geen idee in welke fase van het regionale conflict we zaten. Het werd alleen maar erger. Dus die oorlog moest eigenlijk nog beginnen. (…) Uiteindelijk toen wij weggingen in die periode voorjaar ’93 begon in onze omgeving [kieziljak] de Kroaten en de Moslims ook slaags te raken. Nou, door onze staf werd uitgebreid geprobeerd daar een eind aan te maken he. Met ploegen rond gereden, met pantservoertuigen, met beide partijen proberen te praten maar die trokken zich daar niks van aan. En toen is ook die… ook die oorlog tussen die euhm… Kroaten en Moslims die eerst naast elkaar tegen de Serven vochten. Niet mét elkaar maar toch naast elkaar, of die beiden tegen de Serven vochten, die raakten onder elkaar ook slaags. He dus toen ik euhm… wegging had ik een gevoel van onmacht. (2 seconden stil). Ik had aanvankelijk een gevoel van optimisme, maar dat kwam door mijn naïviteit en doordat ik te weinig kennis had over de inzichten of over wat er nog ging gebeuren. En toen ik wegging had ik een gevoel van hulpeloosheid, frustratie. Want zelfs in die omgeving waar wij zelf zaten, dat ook totaal uit de hand liep. Tot en met grote moordpartijen en noem maar op toe. Dus… ik ben daar ook wel een tijdje gefrustreerd door geweest en heb toen besloten toen ik op mijn volgende missie ging. Om euhm… minder. Niet minder bezig te houden, maar minder aan te trekken van het conflict maar me vooral te concentreren op het uitvoeren van mijn eigen functie. Dus mijn uitgangspunt is daarna altijd geweest, nu ook nog: ik probeer mijn eigen functie goed uit te oefenen en iets te betekenen voor de locals die ik binnen mijn zicht heb. Euhm… Sinterklaasgeschenkjes voor de kinderen in [kieziljak] tot en met een keer medicijnen regelen voor iemand of van doktersafspraken of dingen meenemen voor mensen, proberen dingen voor mensen in mijn onmiddellijke

omgeving te doen. Hun lot een beetje te verbeteren en het uitvoeren van mijn eigen functie. En als het in het conflict uit de hand loopt, of wij halen onze doelstellingen niet dan neem ik dat waar, daar laat ik me niet door beïnvloeden. Want anders euhm… anders lukt dat gewoon niet. (Rob Kropman: persoonlijke communicatie, 26 april 2013)

(26)

Uit dit citaat van het interview met Kropman blijkt duidelijk dat het gevoel van onmacht of hulpeloosheid leidt tot een persoonlijke invulling van de missie. De VN stelt als doel de vrede terug te brengen of te bewaken in een conflict, maar door de grootsheid en complexiteit van regionale conflicten wordt het voor militairen onoverzichtelijk en kunnen zij uiteindelijk niets anders doen dan hun taken uitvoeren en naar eigen ingeving hun steentje bijdragen om het lot van de locals te verbeteren.

Ook de onderstaande quote van Ruesidueli geeft aan dat uitgezonden VN militairen te kampen hebben met een gevoel van onvermogen met betrekking tot de het grote doel van de VN. In onderstaande quote, en het verdere vervolg, zal de letter R worden gebruikt voor een citaat van de respondent en de letter I voor de communicatie vanuit de interviewer.

R: Euhm… wat zeker naarmate de tijd verstreek ook wel bleek te zijn was dat de combinatie Defensie en de VN absoluut niet stroomde. De samenwerking daarin was al gedoemd te mislukken als je gewoon de handvesten en mandaten erop nasloeg. Euhm… je laat heel snel alles los wat met de VN te maken heeft. Met de regels en de missie te maken heeft en val je terug op je maten, val je terug op het peloton waar je bij zit en val je terug op gewoon puur het werk wat je moet doen. En dat gewoon zo goed mogelijk doen, ongeacht wat erachter zit. I: Was dat een beetje het algehele gevoel wat er heerste bij het peloton? Bij die maten? R: Ik denk bij iedereen die daar geweest is… (Iwan Ruesidueli: persoonlijk communicatie, 6 mei 2013)

Weer wordt in dit citaat duidelijk dat militairen op vredesmissies al snel worden geconfronteerd met de harde werkelijkheid van werken onder de VN-vlag. Het verlangen om terug te vallen op de kleine schaal en de kleine bijdrage lijkt daardoor significant bij Nederlandse militairen op VN vredesmissies.

Ook van den Born gaf aan vooral voldoening te halen uit het feit dat hij de lokale bevolking heeft kunnen helpen. Het oplossen van het conflict is volgens hem onmogelijk. Dit is een interessante bevinding aangezien juist dat doel, het oplossen, de kern vormt van de motivatie voor de VN om te interveniëren. Dit doel wordt dus niet zo ervaren door de onderzochte VN militairen die ter plekke aanwezig waren.

I: Wat vond u van die opdracht? Wat vindt u over het algemeen van het doel van de VN? Dat ze dus de wereldvrede proberen te handhaven. Dat is natuurlijk een groot doel, had u dat ook als een persoonlijk doel toen u daar was?

(27)

R: Nee. Nee, mijn persoonlijke doel was om in die situatie euhm… bij de mensen te zijn om naast de mensen te staan. En euhm… ik had euhm… wat ik wel mooi vond was dat we een weeshuisje gesticht hebben, wat deden voor de school, voor de bevolking dus he. Dat vond ik op zich heel mooi. Maar ik heb er niet bij stilgestaan, hier gaan we iets oplossen op politiek niveau ofzo, want ik had al heel gauw door dat de partijschappen het gevoel van dat zal wel altijd zo blijven. Maar euhm… persoonlijk had ik dat gevoel dus niet, ik was er voor de mensen en dat was mijn eerste prioriteit. En dat is met al die missies zo geweest. (van den Born: persoonlijke communicatie, 14 mei 2013)

Daarnaast geeft Kropman aan dat er in het veld, dus daadwerkelijk aan het front, volgens hem ook geen sprake is van de VN. De kracht en de geldigheid van het VN mandaat wordt echter door alle militairen erkent.

I: Ik heb hier nog een tweede krantenkop [lees: “militairen hebben in een mijnenveld vaak te maken met tegenstrijdige berichten”]… en dan weer de vraag of u dit herkent… heeft u dit zo ervaren?

R: (3 seconden stil)…. Nee, nee. Kijk ik bedoel je hebt nooit met de VN te maken in het veld. Je hebt te maken met jouw baas, jouw pelotonscommandant, jouw bataljonscommandant. Daar speelt de VN geen rol in.

I: Ja, maar misschien wel in de zin van dat er een mandaat wordt geformuleerd waaraan je je moet houden… Ook in het veld.

R: Ja dat klopt. Ja, je hebt natuurlijk wel altijd de rules of engagement die vastgesteld worden. En die wel eens zullen conflicteren met wat de militairencommandant of de militairen in het veld eigenlijk zouden willen doen. He, van wat zijn indruk is van wat daar nuttig is. Maar die regels die zijn wel altijd goed vastgelegd. Kijk, bij het maken van een actieplan worden rules of engagement opgesteld. En die worden naar beneden toe natuurlijk steeds meer gepresideerd. Uiteindelijk moet iemand natuurlijk bijvoorbeeld bij een checkpoint iets doen. Die mag wel of niet terug vuren of euhm… die mag wel of niet fouilleren. Of die mag wel of niet preventief dit of dat doen. En die regels worden bij het maken van een actieplan al heel snel duidelijk geformuleerd en omschreven. Dus dat zal in de praktijk volgens mij niet euhm… ik heb het in ieder geval nooit gemerkt. Dat dat dus in de praktijk tot tegenstrijdige of onduidelijke bevelen leidt. (Kropman: persoonlijke communicatie, 26 april 2013)

(28)

In het volgende citaat geeft ook Ruesidueli uiteindelijk aan dat het mandaat niet overtreden zal worden, maar wel op een bepaalde manier wordt ‘opgerekt’. Dit is volgens hem noodzakelijk, omdat het geformuleerde mandaat gebaseerd was op ‘ideeën van achter een bureau’.

I: Kan je er ook misschien enigszins begrip voor hebben? Dat de VN die regels moet opleggen.

R: Euhm… dat er regels zijn dat snap ik. Dat hoort gewoon. Weet je, zelfs bij een normale conventionele oorlog zijn er regels tussen de strijdende partijen. Euhm… maar ze moeten ergens op gebaseerd zijn en euhm… het mandaat van de VN zeker voor die jongens in het veld, die het moesten uitvoeren, dat was echt gebaseerd op ideeën van achter een bureau. Euhm… zeker als blijkt dat ze er weet van krijgen en tegen je gaan gebruiken. Dan moet zoiets besproken worden en eventueel aangepast worden. Het gebeurde in het veld, gebeurde het wel maar dan was je in principe dus regels aan het oprekken. Maar het klopt niet dat wanneer er gevochten wordt in een oorlogssituatie in een land waar je dan als onafhankelijke partij toch bij betrokken raakt, dat je dan alsnog niks mag doen om jezelf te beschermen. En daar zit dus de kneep en de fout van het stukje van het mandaat. En dan moest je er dus zelf voor kiezen, ter plekke, of je er voor zou kiezen om het mandaat te handhaven of het eventueel te overtreden en in het laatste lag natuurlijk een enorm risico. Je overweegt dat, maar daar blijft het bij. (Ruesidueli: persoonlijke communicatie, 6 mei 2013)

Al met al kan aan het eind van deze paragraaf gesteld worden dat uitgezonden VN militairen vooral voldoening krijgen uit het werk op ‘kleine schaal’. Al snel worden de uitgezonden soldaten getroffen door een gevoel van teleurstelling en komen zij tot de conclusie dat het conflict te complex en grootschalig is om door hen opgelost te worden. Deze hulpeloosheid leidt er toe dat VN militairen zich toeleggen op het verbeteren van het lot van mensen uit de directe omgeving. Dus de conclusie kan derhalve gesteld worden dat persoonlijke overtuiging, binnen het wettige kader van het VN mandaat, de boventoon voert tijdens het actief handelen van de onderzochte Nederlandse VN militairen. Er wordt getracht om het mandaat naar eigen zeggen ‘op te rekken’, waardoor persoonlijke overtuiging een dominante plaats krijgt in het actief handelen.

(29)

4.2. Verantwoordelijkheid & verbondenheid

Het thema binnen deze paragraaf is ‘verantwoordelijkheid & verbondenheid’. Weer zal in blokcitaten de data worden gepresenteerd en vervolgens een antwoord op de deelvraag worden geformuleerd. De tweede deelvraag is specifiek gericht op het onderzoeken van het verantwoordelijkheidsgevoel en de verbondenheid die Nederlandse VN militairen hebben met betrekking tot de VN. De vraag luidt: voelen Nederlandse VN soldaten zich

verantwoordelijk voor VN vredesmissies?

De antwoorden met betrekking tot deze vraag verschillen sterk. Het merendeel van de veteranen stellen dat zij op geen enkele wijze zich verantwoordelijk voelen of voelden voor de VN, echter voelden 2 veteranen deze verantwoordelijkheid juist wat nadrukkelijker.

I: Oké. Heeft u misschien ook, omdat u toen namens de VN bent uitgezonden bij de UNIFIL missie. Dat u dan ook het gevoel heeft dat u verantwoordelijk bent voor de VN?

R: Ja. Euhm... Dat idee had je wel. Ja. I: kunt u door voorbeelden van geven?

R: Nou je loopt daar op een gegeven moment weliswaar in een militair uniform. Maar wel met en dikke uhm. Verenigde Naties stickers erop. En de blauwe baret. Dus je draagt wel degelijk de Verenigde Naties uit daar. (Hennie Schuurs: persoonlijke communicatie, 23 april 2013)

Daartegenover staat bijvoorbeeld het volgende citaat van Rob Kropman, die juist benadrukt dat er van verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van de VN van zijn kant geen sprake was:

I: Voelde u tijdens u VN missies al wel… want de VN heeft daar natuurlijk wel doelen gesteld en het algemene doel überhaupt is het handhaven van de wereldvrede. Was u daar zelf mee bezig?

R: Nee absoluut niet.

I: U zag daar ook geen verbondenheid met de VN of… R: Nee. Nee

(30)

R: Nee. Ik heb daar toen der tijd inhoudelijk over het conflict en wat zich daar precies afspeelde heb ik natuurlijk wel enigszins gevolgd maar niet diepgaand. Ik was met andere zaken bezig op een ander niveau. (Rob Kropman: persoonlijke communicatie, 26 april 2013)

Ook Ruesidueli bekend geen verantwoordelijkheid te hebben gevoeld voor de VN:

I: Ja. Ja. Dat kan ik me voorstellen. Had u toen, destijds en nu ook misschien nog euhm… een gevoel van verantwoordelijkheid ten opzichte van de VN?

R: Nee.

I: Kunt u dat toelichten?

R: (neemt een slok koffie) Euhm… (2 seconden stil) het probleem is dat je vanaf het moment dat je opgeleid wordt, eigenlijk altijd in hoofdzaak eerst militair bent, dus je denkt vanuit een militair punt, maar dat doe je dan wel vanuit je eigen denkwijze waarvoor je toch uiteindelijk bij de blauwhelmen missie bent terecht gekomen. Euhm… wat toevallig een blauwhelmen missie was. Of de link VN daaraan vastzit? Nee. Weetje het ging meer om het humanitaire en euhm… we hadden net zo goed voor het internationale Rode Kruis kunnen werken en dan was het ook goed geweest want dat uiteindelijke wat we daar gingen doen was gewoon puur humanitair konvooi rijden, hulpgoederen verspreiden. (Iwan Ruesidueli: persoonlijke communicatie, 6 mei 2013)

Wat Ruesidueli hier aangeeft is dat in zijn ogen, de inhoud van de VN missie totaal niet klopte met zijn rol als militair van Defensie. Ruesidueli werd opgeleid als Nederlands VN militair, maar de vooropleiding die hij op voorhand kreeg in Nederland strookte niet met de uiteindelijke praktijk tijdens de vredesmissie. Deze discrepantie tussen opleiding en praktijk leidde er voor Ruesidueli toe dat zijn verantwoordelijkheidsgevoel met betrekking tot de VN afwezig was.

De discrepantie tussen vooropleiding en praktijk wordt in het volgende citaat nog toegelicht, ook vertelt Ruesidueli hier verder over ‘het loslaten van de VN’ wat indiceert dat de verbondenheid en verantwoordelijkheid voor de VN afwezig is.

R: Ja je wordt ook zo getraind weetje [lees: als militair]. Euhm… je weet ook gewoon niet beter en euhm… er komt al zo snel een gevoel van telleurstelling. Dat je je al snel richt op de groep waar je bij zit.

(31)

R: Ja je gaat daar naar toe en euhm… Bij mij was het al zo op dag één dat je merkte dat wat in de opleiding was verteld niet klopte. Dat bepaalde handvatten die je had gekregen, dat die he-le-maal niet bruikbaar bleken. Dat men van de strijdende partijen daar, toch wel heel anders tegen jou als blauwhelm aankeek dan dat je zelf vanuit je ideaalbeeld dacht. Dus niks de onpartijdigheid, niks de immuniteit, dus niks van die dingen achter je mooie blauwe baretje, maar gewoon een witte schietschijf in een gecamoufleerd landschap. Dan is juist de VN wat de grootste beperking is, of blijkt te zijn op zo’n missie. Dus dat laat je al snel los. (Ruesidueli: persoonlijke communicatie, 6 mei 2013)

De VN werd derhalve door Ruesidueli tijdens zijn missie niet als gezaghebbende of leiding gezien, maar juist eerder als beperking. Dit gevoel van Ruesidueli strookt niet met het doel dat de VN heeft tijdens een vredesmissie en deze bevinding is daarmee van significant waarde. Wanneer Nederlandse VN militairen worden uitgezonden willen ze hulp hebben van de VN, als dan uiteindelijk blijkt dat de VN als beperking wordt gezien, dan dient dit te worden teruggekoppeld naar de VN en bovendien adequaat te worden aangepakt.

In aansluiting op Ruesidueli gaf ook van den Born gaf aan dat hij geen verbondenheid met- en verantwoordelijkheid voor de VN heeft gevoeld tijdens zijn vredesmissie:

I: Was het dan ook zo dat u minder verantwoordelijkheid voelde richting de VN? Vanwege het feit dat u bijvoorbeeld een blauwe helm op had?

R: Euhm… een blauwe baret had ik op, maar goed. Nou ja die helm die droeg ik bijna nooit. Ja die had ik trouwens wel bij me als ik onder vuur kwam te liggen… deed ik ‘m trouwens nog niet op. Ja joh onzin. Euhm… nee ik heb eigenlijk die verbondenheid met de Verenigde Naties dat deed me niet zo veel. We zaten daar met een eenheid, en ik was als geestelijk verzorger voor die eenheid. En wij hadden dus een taak namens de VN, dat is prima, daar stond ik ook achter Maar ik bedoel die eenheid, dat was mijn eerste prioriteit. (Van den Born: persoonlijke communicatie, 14 mei 2013)

Dit gevoel van verantwoordelijkheid voor de betreffende eenheid is ook terug te zien bij Janssen:

I: Had u dan ook een gevoel van verantwoordelijkheid ten opzichte van de VN? Als u terug denkt aan de momenten dat u echt praktisch bezig was, was u dan bezig met: “ik ben VN verantwoordelijke, alles wat ik doe is in naam van hen?”

(32)

R: Ja het verantwoordelijke is meer het bewuste. Je bent ten eerste, ben je natuurlijk euhm… heb je de, ik noem het altijd ‘de zonen of dochters’. In die tijd natuurlijk veel meer zonen. Maar euhm… je hebt de zonen en dochters mee van andere mensen. Dus je eerste verantwoordelijkheid ligt bij je eigen mensen. Als jij leidinggevende bent, gaat dáár je verantwoordelijkheid naar uit. Je wilt met de mensen thuiskomen die je meegenomen hebt. Dat vind ik een hele belangrijke euhm… en dat is een zware verantwoordelijkheid. (Janssen: persoonlijke communicatie, 6 mei 2013)

Janssen en van den Born geven derhalve aan dat zij verantwoordelijkheid voelden voor hun eenheid en dat dat hun eerste prioriteit was. Janssen gaf daarnaast aan zich wel bewust te zijn van ‘de overkoepeling’ van de VN, maar de eerste taak lag bij het thuisbrengen van ‘de zonen en dochters’.

In de inleiding van deze paragraaf werd al aangegeven dat de verantwoordelijkheid voor de VN sterk verschillende per respondent. Tot nu toe is alleen bij Schuurs een bepaalde mate van verantwoordelijkheid of verbondenheid gevonden. Echter gaf ook Limbourg aan deze verbondenheid te merken. De verbondenheid die Limbourg beschrijft, is voor een groot deel gestoeld op een gemeenschappelijk gevoel van ‘idealisme’ tussen Limbourg en de VN.

I: Euhm… het begin dat u bij het leger kwam, was er toen al sprake van een rol van de VN? Was u daar al mee bezig?

R: Ja. Euhm… omdat, ik ben sinds begin jaren ’80 bij Defensie gegaan en toen was vooral de Libanon missie UNIFIL heel actueel. Euhm… de rol van de VN speelde voor mij sowieso al, maar was toen een beetje, laten we zeggen, de ver-van-mijn-bed-show, en het was meer iets voor avonturiers. (…) zo voelde het ook van: “he, ik ben hierom te laten zien waar ik voor ben opgeleid, ik help de mensheid, en we doen dat onder internationale vlag, internationaal verband”. Voor mij stond de VN ook altijd voor onpartijdigheid.

I: Euhm… u zegt dat u die verbondenheid met de VN er dus wel was, maar voelde u dat ook bij de doelen die de VN stelde?

R: Euhm… Nou dat is…. Zeg maar in die tijd was ik me daar nog niet zo van bewust. Maar ik ben dus met de reflectie, en met name na de uitzendingen en de puinhoop die daarop is gevolgd, zoals zoveel van mijn collega’s, ben ik gaan nadenken van: “ja, wat maakte het nou zo mooi?” en dat is wel degelijk dat ik concreet bezig ben, in een ander land, om een bijdrage

(33)

te leveren aan een betere wereld. En die ideologie en dat idealistisch beeld dat heb ik wel degelijk en dat ben ik ook niet kwijt. (Limbourg: persoonlijke communicatie, 7 mei 2013)

In de data die tot nu toe is gepresenteerd met betrekking tot het vraagstuk omtrent verantwoordelijkheid en verbondenheid, komen derhalve verschillende antwoorden naar voren. Limbourg en Schuurs geven aan dat ze zich wel verbonden voelden met de idealistische doelen van de VN, terwijl Ruesidueli en Kropman, meer kritisch tegenover deze verantwoordelijkheid staan. Janssen en van den Born voelden op de eerste plaats vooral verantwoordelijkheid voor de eigen eenheid en niet de VN.

Al met al kan worden geconcludeerd dat de onderzochte Nederlandse VN militairen zichzelf overwegend niet verantwoordelijk voelen voor de VN tijdens hun vredesmissies. In de data komt meermaals naar voren dat de eigen eenheid een eerste verantwoordelijkheid is voor de militairen en dat de soldaten aan het front met de VN niets te maken hebben. Natuurlijk vormt het mandaat vanuit de VN een wettig kader van wat toelaatbaar is en zodoende is de VN aan het front wel betrokken, maar zoals Ruesidueli aangaf was de kern van de missie uiteindelijk humanitair en hadden ze volgens hem net zo goed door het Rode Kruis kunnen worden uitgezonden. De VN veteranen die wel verbondenheid voelden, merkten dit slechts uit kleine dingen, zoals het voorbeeld van Schuurs waar de stickers van de VN op zijn uniform zijn geplakt.

Het afwezige verantwoordelijkheidsgevoel van Nederlandse VN militairen zegt veel over de band tussen VN soldaat en VN. Doordat soldaten het gevoel hebben dat zij geen verantwoording voor hun daden dienen af te leggen aan de VN, maar juist eerder tegenover de eigen commandant, is de directe controle vanuit de VN gering.

Bovendien kan de afwezigheid van verantwoordelijkheidsgevoel er toe leiden dat de militairen eerder terugvallen op de ‘kleine schaal’ die in de vorige paragraaf werd geconstateerd. Doordat men zich niet verbonden voelt met de VN, is hij of zij eerder geneigd om deze los te laten zoals bij bijvoorbeeld Ruesidueli duidelijk werd.

4.3. Moraal & voorbereiding

Het laatste concept dat wordt onderzocht is het ‘moraal’ van Nederlandse VN soldaten. Daarbij zal worden gekeken naar de gevolgen van dit ‘moraal’ voor de gevoelens ten opzichte van de voorbereiding van Nederlandse militairen die op VN vredesmissie gaan. De derde, en tevens laatste, deelvraag luidt: Welke doelen hebben VN soldaten wanneer zij zich

(34)

inschrijven voor het leger? Deze vraag onderzoekt wat de overtuiging is van soldaten

wanneer zij zich inschrijven. Zijn ze zich bewust van wat VN vredesmissies inhouden? Komen de doelen van soldaten en de VN overeen? Hoe worden VN soldaten voorbereid om de doelen van de VN te verwezenlijken?

De ondervraagde VN veteranen gaven allemaal aan dat ze op voorhand niet konden inschatten waar ze terecht kwamen. Een groot aantal respondenten solliciteerde voor het leger in een tijd waar Defensie nog de primaire focus had op het Oost-West conflict. Van vredesmissies of de VN was er nog geen sprake.

I: Kunt u om te beginnen wat vertellen over hoe u bij het leger bent gekomen? Wat was die motivatie?

R: Euhm… enerzijds was dat van: “Goh, ik weet nog niet precies wat ik wil”. En anderzijds ook, vooral eigenlijk. het dienende aspect. Ik dien de maatschappij, ik dien het land. En zie dat ook als een levensinvulling.

I: Speelde de rol van de VN toen al?

R: Nee, nee dat was echt een ver-van-mijn-bed-show. Het was meer iets voor avonturiers. En Defensie moest dus zeg maar met het vallen van de muur begin jaren ’90 een nieuwe koers in. En euhm… dat was letterlijk zo. Cambodja werd toen ineens… natuurlijk was het ver, en ver van huis. Maar het was wel opeens een jongensdroom. (Limbourg: persoonlijke communicatie, 7 mei 2013)

Bij Limbourg wordt derhalve duidelijk dat de rol van de VN nog niet speelde, toen hij bij het leger kwam. Hij solliciteerde voor het leger omdat hij wou dienen. De VN was voor hem tot aan zijn eerste missie toe een ver-van-mijn-bed-show.

Een soortgelijke uitspraak werd geconstateerd bij Kropman. Ook hij ging in vast dienstverband bij het leger uit persoonlijke interesse, zonder daarbij rekening te houden met een mogelijke rol van de VN of VN vredesmissie.

I: Kunt u om te beginnen iets vertellen over hoe u bij het leger bent gekomen?

R: Ja euhm… bij het leger gekomen. Ik was dienstplichtig. Ik werd dienstplichtig opgeroepen. En bleek toen bij de officiersopleiding opgeroepen te zijn. En laten we zeggen, dat beviel me eigenlijk heel erg goed. En ik heb toen in die periode besloten om euhm… beroepsofficier te worden.

(35)

I: Oké. U raakte dus enthousiast tijdens uw dienstplicht. Euhm… hield u er toen al rekening mee dat u uitgezonden zou worden?.... Op een VN uitzending?

R: O nee, absoluut niet. Ik wist van het bestaan van VN uitzendingen niet af. We hadden natuurlijk het Oost-West-conflict. Dus tot… laten we zeggen begin negentiger jaren was dat überhaupt niet aan de orde. Er zijn wel kleine uitzendingen geweest, en voorbereidingen op kleine uitzendingen, na ik achteraf heb begrepen. Maar uitzenden waren natuurlijk tot het vallen van de muur niet aan de orde. (Kropman: persoonlijke communicatie, 26 april 2013)

Duidelijk is nu dat in de periode dat de respondenten bij het leger kwamen, er nog geen sprake was van VN vredesmissies, de focus van Defensie op het Oost-West-conflict was tot de jaren ’90 uitdrukkelijk. In het volgende citaat deelt Schuurs zijn visie op hoe VN vredesmissies werden gezien.

I: En het draaide ook helemaal niet om de VN. Toentertijd nog?

R: Euhm… nee nee met de VN heb ik althans niks te maken gehad. Tot aan de uitzending euhm… naar libanon. In ‘79 voor het eerst. De eerste uitzending

I: Want hoe verliep dat begin van die uitzending? U kreeg te horen dat u werd uitgezonden of u werd gevraagd?

R: Nou het was euhm... (…) Euhm... Dus en… er waren veel vrijwilligers. Want het ging op vrijwillige basis. En er waren ontzettend veel vrijwilligers. Iedereen wilde wel een toertje naar Libanon maken. En euhm… uiteindelijk had ik mij ook opgegeven in ‘79 al alleen euhm… duurde dat tot 83 tot ik aan de beurt was.

I: Ja. Maar u zag dat ook als een toertje naar libanon? Of was het echt…

R: Een stukje avontuur. Ja. Ja. (Schuurs: persoonlijke communicatie, 23 april 2013)

Door Nederlandse soldaten kon derhalve vrijwillig worden ingetekend om op VN vredesmissies te gaan. Volgens Schuurs werden door de Nederlandse militairen van die tijd de uitzendingen gezien als ‘toertjes’.

De uitspraak dat de VN nog een ver-van-mijn-bed-show was is veelvuldig teruggekomen en duidt op twee zaken. Enerzijds was er in die periode (’60, ’70 & ’80) nog

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarna zal de Buyer zich op de markt richten en leveranciers werven door naar eerdere gelijkaardige projecten binnen VN-instituties te zoeken, door het checken van de UN

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Nederland draagt dus geen gebiedsverantwoordelijkheid en de Nederlandse operationele eenheden staan rechtstreeks onder bevel van de staven in Bamako voor het leveren van

7 Mede door gebrek aan (internationale) politieke wil is MONUC echter niet in staat om het opnieuw opgelaaide conflict te beugelen, al dan niet door middel van militair

Net als in dit eerdere General Comment bevestigt het nieuwe General Comment dat artikel 19 niet alleen het uiten van een mening beschermt, maar ook het ontvangen en zoeken van

Noot voor de pers, niet voor publicatie: neem voor meer informatie contact op met de Commissie Iedereen doet Mee van Zorgbelang Groningen, Platform Hattinga Verschure en zaVie:

De VNG merkt bij veel gemeenten enthousiasme voor de inclusieve samenleving en een goede invulling voor het VN-Verdrag.. In veel gemeenten wordt in overleg met de mensen om wie

► Vlaams minister Jo Vandeurzen kiest niet voor de kaasschaaf maar voor gerichte besparingen.. ‘Praktijktest nodig