• No results found

Het 'verkeerde' lichaam en het overschrijden van gendergrenzen : een etnografie over de sportervaringen van transgender jongeren in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het 'verkeerde' lichaam en het overschrijden van gendergrenzen : een etnografie over de sportervaringen van transgender jongeren in Nederland"

Copied!
87
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het  ‘verkeerde’  lichaam  en  het  

overschrijden  van  gendergrenzen  

Een  etnografie  over  de  sportervaringen  van  transgender  

jongeren  in  Nederland  

Kiki  Collot  d’Escury      

                   

(2)

 

(3)

Het  ‘verkeerde’  lichaam  en  het  

overschrijden  van  gendergrenzen  

   

 

(4)
(5)

Het  ‘verkeerde’  lichaam  en  het  

overschrijden  van  gendergrenzen  

Een  etnografie  over  de  sportervaringen  van  transgender  

jongeren  in  Nederland  

Persoonlijke informatie:

Kiki Collot d’Escury Studentnummer: 5928087 Email: kikicollot@gmail.com

Masterscriptie toegepaste track Sociale en Culturele Antropologie Graduate School of Social Sciences (GSSS)

Universiteit van Amsterdam. Supervisor: Laurens Bakker Tweede druk: 9 Januari 2016 Plaats: Amsterdam

Aantal woorden: 25.172

Met dank aan mijn respondenten die bereid waren hun bijzondere verhalen met mij te delen en zonder wie deze scriptie nooit mogelijk was geweest. Ook wil ik graag mijn dank richten tot mijn supervisor, Laurens Bakker, voor al zijn steun in het schrijven van deze scriptie en de interessante gesprekken, die wij hier in de afgelopen maanden over hebben gevoerd.

(6)

Formulae on plagiarism

‘Verklaring: Ik heb de Uva-regels ten aanzien van fraude en plagiaat gelezen en begrepen:

http://student.uva.nl/az/content/fraude-plagiaat-en-bronvermelding/plagiaat-en-fraude.html . Ik verklaar hierbij dat deze geschreven scriptie volledig mijn eigen werk is, dat ik alle bronnen die ik heb gebruikt zorgvuldig en correct heb aangegeven, en dat ik volgens de regels heb geciteerd. Ik heb deze scriptie, in deze of gewijzigde versie, niet eerder ingediend voor een vak of als onderdeel van een andere studie.’

(7)

Voorwoord

‘Somewhere behind the athlete you've become and the hours of practice and the coaches who have pushed you is a little girl who fell in love with the game and never looked back... play write for her.’ – Mia Hamm Kiki Collot d’Escury

How can one explain anthropologists’ reluctance to reach an audience wider than just the specialist of the discipline, when their scientific approach is based on an

experience in principle open to everyone, and when their works are for the most part written in ordinary language (Philippe Descola geciteerd in Fassin, 2013: 621). In de sportwereld leven momenteel vragen over hoe er het beste omgegaan kan worden met transgendersporters. Personen, die in de loop van hun leven hebben ervaren dat het fysieke geslacht waarin zij zijn geboren, niet overeenkomt met de persoonlijk beleving van gender (het gevoel man of vrouw te zijn). Met een verzamelterm worden zij transgenders genoemd. De laatste jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor de maatschappelijke positie waarin transgenders verkeren en de uitdagingen waarvoor zij worden gesteld. Eén van die uitdagingen is sport. De duidelijke sekse-scheiding, de zichtbaarheid van en nadruk op het fysieke lichaam, kenmerkend voor de meeste sporten, confronteren transgenders met hun (verkeerde) lichamelijke zijn en de overheersend binaire gendernormen. Bij sportorganisaties en collega-sporters leven veel vragen over hoe met deze groep sporters om te gaan. Soms leidt de onzekerheid tot onbegrip en het buitensluiten van transgendersporters.

De sportkoepel NOC*NSF is van mening dat transgenders, net als ieder ander, op een veilige en prettige manier deel moeten kunnen nemen aan sport. Om meer inzicht te krijgen in de vragen en dilemma’s die in de praktijk spelen rondom de sportdeelname van transgenders, heb ik in opdracht van NOC*NSF onderzoek gedaan naar de sportervaring van transgenders. In samenwerking met NOC*NSF, in het bijzonder Lieke Vloet, is aan de hand van dit onderzoek een (nieuw) beleidsadvies geschreven. In dit advies zijn praktische richtlijnen opgesteld voor sportbonden, verenigingen en (transgender)sporters, die bij moeten dragen aan het stimuleren van prettige sportparticipatie voor transgenders. Deze scriptie vormt een aanvulling op het

(8)

geschreven beleidsadvies, specifiek gericht op de sportervaringen van een relatief ‘nieuwe’ groep transgenderjongeren van 12 tot 27 jaar. In deze scriptie belicht ik mijn empirische bevindingen vanuit een meer wetenschappelijk uitgangspunt.

Ik ben de opleiding Culturele Antropologie dankbaar voor de mogelijkheid om ‘toegepast’ onderzoek te doen in opdracht van een organisatie als NOC*NSF. Het doen van toegepast onderzoek is binnen de opleiding Culturele Antropologie (nog) niet gebruikelijk. Het risico de eigen onafhankelijkheid te verliezen, zowel in het doen van onderzoek als in het rapporteren van onderzoeksresultaten, speelt daarbij een grote rol. Tijdens mijn onderzoek heb ik bemerkt dat het doen van onderzoek, en daarover rapporteren, in zowel toegepast als vanuit wetenschappelijk perspectief uiterst complex is. Het is soms moeilijk te scheiden in welk perspectief je kennis hebt vergaard, voor wie deze kennis relevant is en in welk licht je deze kennis wilt plaatsen. Waar sportorganisaties vooral gebaat zijn bij praktisch toepasbare kennis en oplossingsgerichtheid, is een sociaal wetenschappelijk perspectief bovenal kritisch en liggen oplossingen meer in reflectie en bewustwording.

Ondanks deze complexiteit heb ik het toegepaste karakter van mijn onderzoek als zeer positief en leerzaam ervaren. Het feit dat mijn studie een meerwaarde heeft in het belichten van maatschappelijke vraagstukken vormt voor mij een belangrijke kernwaarde van

antropologie. Juist omdat deze vraagstukken vaak voortkomen uit conflicten tussen verschillende groepen mensen, uiteenlopende belangen of botsende perspectieven, bieden antropologische methodes, waarin ruimte ligt voor het begrijpen van sociale fenomenen vanuit verschillende kanten, mogelijkheden om deze vraagstukken op te lossen. Omgekeerd heb ik als antropoloog ook veel geleerd van het doen van toegepast onderzoek. Ik ben mijn supervisor en de opleiding Culturele Antropologie dan ook dankbaar voor de stap richting toegepast onderzoek, en kan deze route hoewel moeizaam en vol gevaren, mijn toekomstige collegae van harte aanraden.

Oesters zijn transgenders van nature, afhankelijk van hun omgeving ‘worden’ zij man of vrouw. Het openen van oesters vergt geduld en zorgvuldigheid, net als ‘genderbending’ en het doen van onderzoek naar transgendersporters op toegepast en wetenschappelijk gebied. Maar het openen van een oester kan ook een schat aan informatie opleveren.

(9)

Inhoudsopgave:

1. Inleiding………. 10

Achtergrond en theorie………15

Methodologie………...17

Leeswijzer………23

2. Transgender(jongeren) in Nederland: het ‘verkeerde’ lichaam of een ‘verkeerde’ samenleving………...24

2.1 Transgenders in theorie………..24

2.2 Transgenders in Nederland………31

2.3 Transgenders in het dagelijks leven………...37

3.

‘Becoming’ transgender in sport: het ‘verkeerde’ lichaam en het

overschrijden van gendergrenzen in sport……….46

3.1 Gendergrenzen in competitiesporten……….46

3.2 Het ‘verkeerde’ lichaam als obstakel ………...55

4. Het ‘verkeerde’ lichaam: een autobiografische omschrijving………...61

4.1 De buitenkant maakt uit……….61

4.2 Sporten – de beleving van het eigen lichaam………69

5. Conclusie………...75

5.1 Reflectie op het schrijven van een beleidsadvies………...78

(10)

1

Inleiding

The question of if, and under what conditions, transsexuals should be allowed to participate in sports in their acquired sex is becoming increasingly relevant, partly because the number of transsexuals is increasing, partly because many countries now provide mechanisms for achieving legal recognition as belonging to the new, acquired sex. This has led to some scholarly discussion and to official guidelines (Coggon, Hammond & Holm 2008: 5).

Mag transgendervrouw en MMA fighter (Mixed, Martial Arts-vechter) Fallon Fox deelnemen aan professionele MMA gevechten in de vrouwencompetitie? De Amerikaanse Fox is de eerste openlijke transgendersporter in de geschiedenis van MMA. Zij maakte haar transgender identiteit openlijk kenbaar, nadat zij haar eerste twee officiële gevechten had gewonnen. Sindsdien is haar deelname onder MMA-vechters, Amerikaanse media, sportfans en andere betrokkenen het onderwerp van verhitte discussie. Sommigen steunen Fox en vinden het een dappere beslissing, anderen vinden het niet eerlijk of zelfs gevaarlijk en zijn van mening dat Fox uitgesloten moet worden van deelname aan gevechten in de vrouwencompetitie.1

Mannen hebben gemiddeld genomen meer spiermassa, sterkere botten en zijn meestal langer dan vrouwen. Fysieke eigenschappen die in sport vaak een voordeel opleveren (Elling, 2012; Coggon, Hammond & Holm, 2008). Mannen en vrouwen sporten daarom in gescheiden competities. Tegenstanders van Fox haar deelname aan MMA-gevechten zijn van mening dat transgendervrouwen niet bij de vrouwen mogen sporten: ‘eens een man altijd een man’.

Bronnen als CNN en Sports Illustrated verklaren echter dat Fox in 2006 een geslacht-veranderende operatie onderging en volgens de officiële richtlijnen van de Association of Boxing Commisions (ABC) over de sportdeelname van transgenderatleten voldoet aan alle eisen om legitiem deel te mogen nemen aan de vrouwencompetitie. Vereisten voor deelname houden onder andere een geslacht-veranderende operatie in en het ondergaan van een

                                                                                                               

1Coming out Fallon Fox:

http://www.outsports.com/2013/3/5/4068840/fallon-fox-trans-pro-mma-fighter

Media discussies rondom sportdeelname Fallon Fox: http://www.tmz.com/videos/0_1bi6ofqh/ en

(11)

Mag Fallon Fox (rechts) meedoen aan de vrouwencompetitie?

hormoonbehandeling voor een minimum tijd van twee jaar.2 Anno 2015 is de controverse rondom de deelname van Fox echter (nog) niet afgenomen.3

Het voorbeeld van Fox is niet uniek. Gedurende de afgelopen jaren is de zichtbaarheid van mensen die niet in de klassieke hokjes man-vrouw passen, en/of van geslacht veranderen, sterk toegenomen. Met een verzamelterm worden zij transgenders genoemd. In onze

samenleving komt steeds meer erkenning voor de diverse manieren waarop deze mensen hun gender en lichamelijkheid kunnen beleven en hier uiting aan geven. De ontwikkeling van nieuwe wetgeving, in juli 2014 in Nederland doorgevoerd, biedt ruimte aan

transgenderpersonen om hun geslachtsregistratie aan te passen aan hun persoonlijke beleving                                                                                                                

2 Het hormoon oestrogeen wordt door transgendervrouwen gebruikt voor de fysieke

geslachtsverandering. Dit hormoon zou onder andere moeten zorgen voor een afname in spiermassa (Reeser 2005; Sullivan, 2011).

CNN berichtgeving: http://edition.cnn.com/2013/03/09/us/transgender-fighter/ . Transgenderbeleid van ABC: http://www.transathlete.com/#!policies-by-organization/c1vyj  

3 Interview met Fox:

http://www.theguardian.com/sport/2015/feb/16/fallon-fox-trans-mma-athlete-interview

Ultimate Fighting Champion Ronda Rousey weigert met een transgender vrouw te vechten:

(12)

van gender, zonder dat zij hiervoor fysieke veranderingen hoeven te ondergaan. Sport vormt voor deze groep mensen een confronterende omgeving. Dat geldt dat in het bijzonder voor transgendervrouwen. Veel mensen zijn van mening dat zij nog voordeel ondervinden van het mannenlichaam waarin zij zijn geboren. Met name wanneer het de sportdeelname van

transgendervrouwen op een hoog niveau betreft, en vooral wanneer deze vrouwen medailles winnen, leidt dit tot protesten in de sportwereld. Ook wanneer deelname door hun

respectievelijke sportbond is goedgekeurd (Elling, 2010: 9). Bekende voorbeelden van transgendervrouwen die na hun overwinning ‘slachtoffer’ werden van dergelijke protesten zijn onder andere mountainbikester Michele Dumaresque, zij werd in 2006 Canadees kampioen, en wielrenster Nathalie van Gogh, zij won in 2009 het onderdeel scratch op het Nederlands kampioenschap baanwielrennen (Elling, 2010: 9).

Toen mountainbikester Michelle Dumaresque in 2006 Canadees kampioen werd trok haar concurrente op de tweede plaats een shirt aan met 100% pure women champ (links).

(13)

Sport is voor transgenderpersonen echter niet alleen confronterend vanwege de gender gescheiden structuur. Juist het centrale fysieke aspect van sport confronteert transgenders met hun lichamelijke zijn. In het boek Buitengewoon grensoverschrijdend vraagt Elling (2012), aan de hand van een bestudering van de sportverhalen van twaalf transgendermannen en -vrouwen van 27-51 jaar, als één van de eerste in Nederland aandacht voor de problemen van een vooralsnog vrij onzichtbare groep sporters (Elling, 2010, 2012). Zij laat zien hoe

transgenders worstelen met de heersende gendernormen van een sportende omgeving en tegelijkertijd betekenis trachten te geven aan hun eigen ‘mannelijkheid’ en ‘vrouwelijkheid’. Bovenal komt in haar werk naar voren hoe de bijzondere relatie die transgenders hebben met hun lichaam van invloed is op de manier waarop zij betekenis geven aan sport en zich daar al dan niet in ‘thuis’ voelen (Elling, 2010: 71).

In deze scriptie ga ik dieper in op de sportervaringen van overwegend ‘jongere’ transgenders, voor het grootste gedeelte tussen de 12 en 27 jaar. De sportervaringen van deze jongere groep transgenders blijven in het werk van Elling (grotendeels) buiten beschouwing. Hoe beleven zij hun lichaam in een sportende omgeving? Welke drempels ervaren zij ten aanzien van sport en hoe gaan zij hiermee om? Het grootste gedeelte van deze jongeren is net begonnen of nog bezig met het fysieke en sociale proces van hun transitie. Voor deze

jongeren geldt dat hun biologische lichaam (nog) niet overeenkomt met hun beleving van gender en de uiterlijke presentatie hiervan (los van de paspoort identiteit). Zij presenteren zich volgens het gewenste geslacht maar hebben tegelijkertijd nog te maken met een lichaam dat, volgens de eigen beleving en volgens sociale normen, nog ‘verkeerd’ is. Hoe gaan zij hiermee om? Elling laat zien dat juist de confrontatie met het ‘verkeerde’ lichaam, en de periode waarin transgenders ‘in transitie zijn’, een periode is waarin zij zich sociaal terugtrekken. Ook uit de sportomgeving. Dit bracht mij tot de vraag: in hoeverre zijn transgenderjongeren actief in verschillende sporten en welke rol speelt de beleving van het ‘verkeerde’ lichaam in de sportervaringen en keuzes die zij maken? In deze vraag neem ik het bestuderen van het lichaam als centraal uitgangspunt, zowel in het begrijpen van de sportbeleving en het sportgedrag van mijn respondenten, als in de constructie en beleving van gender.

Juist omdat het lichaam in het beoefenen van de meeste sporten en in de constructie, beleving en perceptie van gender een centrale rol speelt vormt het lichaam in dit onderzoek vanuit een meer praktische en theoretische benadering het centrale uitgangspunt. In lijn met de argumentatie van Butler (1990) hanteer ik gender als fluïde concept, afhankelijk van het

(14)

lichaam. Butler beargumenteert dat gender alleen bestaat door de presentatie van gender: “The various acts of gender, create the idea of gender, and without those acts, there would be no gender at all” (Butler, 1990: 140). Als gender dus bestaat uit een serie van acties dan hangt het onderscheid van gender af van de kwaliteit van de presentatie door het lichaam. Het is daarom het lichaam dat het strijdveld vormt waarop wordt onderhandeld over de grenzen tussen mannen en vrouwen (Reischer en Koo, 2004: 310).

In het bestuderen van dit ‘gegenderde’ lichaam zal ik niet alleen aandacht besteden aan de constructie en presentatie van dit lichaam maar juist ook aan de beleving van het lichaam (Halsema, 2011: 28). In onze moderne samenleving komen deze twee tendensen van het lichaam duidelijk naar voren. De werken van onder andere Halsema (2011) en Koo en Reischer (2004) besteden veel aandacht aan de manier waarop het lichaam in onze moderne samenleving steeds meer gezien wordt als een middel om onszelf uit te drukken. Niet alleen door het lichaam te kleden maar ook door dit lichaam zelf vorm te geven. Juist in sport vormt de constructie van het lichaam, denk bijvoorbeeld aan een gezond en gespierd lichaam, een essentiële rol in het leveren van prestaties. Maar sport brengt niet alleen de constructie en maakbaarheid van het lichaam naar voren. In sport komt ook duidelijk de beleving van het lichaam naar voren, zoals bijvoorbeeld het lichaam dat pijn kan ervaren of dat zich inspant om prestaties te leveren. Ook Halsema en Koo en Reischer besteden aandacht aan de beleving van het lichaam. In deze scriptie zal ik de sportervaringen van transgenderjongeren analyseren aan de hand van deze beide benaderingen van het lichaam, als ook hoe de constructie en beleving van ons lichaam samenhangt met culturele noties van gender, mannelijkheid en vrouwelijkheid (Halsema: 2011: 34).

Over de sportervaring van transgenders is nog maar weinig bekend. Over de sportervaringen van transgenderjongeren, in het bijzonder, is kennis schaars. Deze scriptie moet bijdragen aan kennis over de sportervaringen van deze groep transgenderjongeren. Een onderwerp dat maatschappelijk relevant is vanwege de actuele vraagstukken op sportgebied. In Nederland is sinds enkele jaren meer aandacht voor de positie van transgendersporters. Met Lieke Vloet, senior beleidsadviseur van de afdeling sportontwikkeling bij NOC*NSF (Nederlands Olympisch Comité Nederlandse Sport Federatie), spreek ik over de sportdeelname van transgenders en de vraag hoe Nederlandse sportbonden en verenigingen op een goede manier om kunnen gaan met deze groep sporters. Praktijkvragen van sportbonden en verenigingen

(15)

betreffen meestal jongere sporters, sporters die (nog) geen (volledige) lichamelijke transitie hebben ondergaan. Het gaat dan veelal niet om topsport maar om sportdeelname op een recreatief niveau. Ten aanzien van de sportdeelname op een meer recreatief niveau (waar het geen internationaal of nationaal topniveau betreft) is NOC*NSF van mening dat transgenders veilig en met plezier moeten kunnen sporten in het door hem/haar gewenste geslacht. In 2015 publiceerde NOC*NSF, op basis van mijn onderzoek naar de sportervaringen van

transgenderjongeren, vernieuwde richtlijnen ten aanzien van transgenders en sport (Collot d’Escury en Vloet, 2015: 6).

Het bestuderen van de sportervaring van transgenderjongeren is tevens

wetenschappelijk interessant vanwege de unieke medische positie die deze jongeren in Nederland bekleden. In Nederland kunnen deze jongeren al vanaf twaalf jarige leeftijd beginnen aan een medisch traject door middel van puberteitsremmers. In veel andere landen begint een medisch traject pas vanaf zestien of achttien jarige leeftijd. Kennis omtrent transgenderjongeren en de gevolgen van een dergelijk traject is echter beperkt en

voornamelijk medisch van aard. Met deze scriptie hoop ik een bijdrage te leveren aan de verspreiding van kennis en begrip voor de positie van transgenderjongeren in Nederland vanuit een etnografische leefwereld benadering.

Achtergrond en theorie

In de sportgeschiedenis van de meeste westerse samenlevingen wordt het fysieke lichaam, atletisch succes en sociale status vervlochten met mannen en mannelijk zijn. Besnier en Brownell (2012) laten zien dat verschillende sportvormen, ontstaan in Europa rondom de negentiende-eeuw, onder invloed van Brits en Duits nationalisme een belangrijk onderdeel worden van het vormgeven van ‘de elite man’. Fysieke educatie wordt in deze periode van de Europese geschiedenis verbonden aan nationale kracht, raciale zuiverheid en mannelijkheid (Besnier en Brownell, 2012: 447).

Etnografische werken van onder anderen Wacquant (1995), Howe (2001) en Roderick (2006) laten zien dat de beoefening van verschillende typen sport ook vandaag de dag nog bijdraagt aan het creëren van mannelijke hegemonie en het verbinden van ‘mannelijkheid’ aan specifieke lichamen en bepaalde karakteristieken, zoals spiermassa, moed, kracht, het negeren

(16)

van pijn en het niet laten zien van emoties. Al deze verschillende karaktereigenschappen vormen een belangrijk onderdeel voor mannen in het ontwikkelen van hun mannelijke identiteit (Wacquant 1995, Howe 2001, Roderick 2006). Volgens Messner (2007) bedreigen vrouwen, die deelnemen aan sport, deze vorm van mannelijke hegemonie. Messner

beargumenteert dat het gevecht van vrouwen voor gendergelijkheid in politiek, en de manier waarop vrouwen langzaamaan andere publieke domeinen binnentreden, het belang van het sportveld versterken als een veld waar het fysieke lichaam van mannen nog steeds een representatie vormt van hun macht (Messner 2007).

Of masculiniteit en de specifieke karaktereigenschappen die daarmee gepaard gaan wel of niet tentoon worden gespreid door de beoefening van specifieke sporten moet

uiteindelijk geanalyseerd worden in de context van die specifieke sporten. Het schetsen van een beeld van een bredere ‘westerse’ structuur is echter van belang omdat het laat zien dat westerse noties van masculiniteit en femininiteit als extreme tegenpolen worden neergezet in relatie tot het (sport)gedrag en uiterlijk van onze fysieke lichamen. Binnen een westerse (sport)context overschrijden vrouwen, die dezelfde fysieke krachten in (dezelfde) sporten als mannen tentoonspreiden, volgens dominanten (westerse) normen van wat gezien wordt als geschikt mannelijk en vrouwelijk gedrag, gendergrenzen. Vrouwelijke atleten lopen het risico om gezien te worden als ‘te’ gespierd, als ‘lesbisch’ of zelfs als mannen (Karkazis, Jordan-Young, Davis & Camporesi, 2012). Hoewel gender en het lichaam in deze scriptie vanuit een wetenschappelijk perspectief bestudeerd worden als een fluïde concept laat een westerse geschiedenis van sport zien dat gender in onze samenleving juist vaak als een heel rigide concept functioneert, verbonden aan sociale noties van mannelijkheid, vrouwelijkheid en het fysieke lichaam.

Verschillende antropologische werken (Nanda, 1984; Brownell, 1995) laten zien dat er in sommige niet-westerse samenlevingen hele andere ideeën over mannelijkheid en

vrouwelijkheid kunnen gelden. Zo benadrukt Brownell (1995) dat westerse karakteristieken van masculiniteit, zoals spiermassa en hardheid, binnen een Chinese (sport)geschiedenis niet worden gezien als tegenpolen van vrouwelijkheid. Brownell beargumenteert dat vrouwelijke atleten in China, vanuit de eigen nationale geschiedenis, hele andere normen hebben die zij waar moeten maken om ‘gendergeschikt gedrag’ te vertonen, dan vrouwelijke atleten in ‘westerse’ (sport) samenlevingen, zoals bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Het spelen van

(17)

sport en het tentoonspreiden van gespierde lichamen ‘maakt’ vrouwelijke atleten in China niet ‘mannelijk’. Vrouwelijkheid hangt bijvoorbeeld veel sterker samen met succesvol zijn in het (heteroseksuele) huwelijk (Brownell 1995: 230).

Nanda (1986) beargumenteert dat culturele patronen in de Hindu samenleving ruimte bieden voor het ontstaan van een ‘derde’ seks categorie, hijra’s. Hijra’s zijn ‘niet man en ook niet vrouw’, zij staan als het ware boven de sekse. Vaak zijn hijra’s geboren met ambigue geslachtskenmerken, in westerse (medische) termen ‘interseksuele kenmerken’. Deze term staat voor personen die puur lichamelijk gesproken zowel kenmerken van het vrouwelijke als het mannelijke geslacht hebben (Elling, 2010: 15). Terwijl mensen met interseksuele

geslachtskenmerken in de Hindu samenleving de mogelijkheid hebben zich aan te sluiten bij een bestaande gemeenschap, die ruimte biedt ‘buiten’ de categorieën man-vrouw, wordt interseks in de westerse samenleving gezien als een abnormaliteit die genezen moet worden. Deze gedachtegang vinden wij ook terug in medische en dominante opvattingen over

‘transgender’ personen. Hun sociale en fysieke transitie is vaak gericht op het zoveel mogelijk passabel zijn als man of vrouw, waarbij fysieke kenmerken van het geboortegeslacht zoveel mogelijk worden uitgewist (Elling, 2010: 19). Kessler (1990) bekritiseert dat deze

oplossingen vaak gebaseerd zijn op culturele noties van hoe een ‘normaal’ mannelijk óf vrouwelijk lichaam eruit hoort te zien, een oplossing die zowel kenmerken van een mannelijk en vrouwelijk lichaam bevat is geen oplossing (Kessler 1990).

Methodologie

Het is half drie ’s middags. Ik loop het restaurant voor de polikliniek van het VU medisch centrum binnen. Ik heb daar afgesproken met Coen, een transgenderjongen van vijftien jaar, en zijn moeder Bianca. Mijn zoekende blik wordt opgevangen door een vrouw met twee jonge kinderen, een jongen rond de puberteit en een jong meisje: “Kiki?” roept de vrouw. Ik loop naar hun tafel. Het jongere meisje is het zusje van Coen. Coen leeft inmiddels al een paar jaar als jongen en speelt dit jaar voor het eerst voetbal in een jongensteam. Ik wil graag van hem horen hoe hij dat vindt en hoe ze daar bij hem op de club mee omgaan.

(18)

Gedurende mijn veldwerk heb ik veel verschillende transgenderjongeren leren kennen en ben ik op veel verschillende plekken door heel Nederland geweest om met hen te spreken over hun beleving van sport, gender en het lichaam. Soms, net als bij Coen, met ouders of een broertje of zusje erbij. Soms bij jongeren thuis, in de buurt van een treinstation of juist op het sportveld. Mijn veldwerk periode bestond voor een groot deel uit reizen en het constant opdoen van nieuwe ervaringen in steeds weer andere omgevingen. Deze ervaringen brachten mij van het huis van Marijke en haar vriendin Sara in Ossendrecht (tegen de Belgische grens aan), twee transgendervrouwen die samen aan badminton doen, tot de fietscrossbaan in Hurdegaryp (in de buurt van Groningen), waar Joost, een transgenderjongen van achttien jaar, mij heeft leren rijden op een fietscrossbaan. Fietscross is een sport, waarbij men op kleine fietsen over een speciaal aangelegde baan met allerlei hobbels en scherpe bochten tegen elkaar racet.4

Naast de sport fietscross zijn er vele andere sporten voorbij gekomen tijdens mijn veldwerk. Sommige transgenderjongeren gaven de voorkeur aan meer individuele sporten als badminton, schaatsen of tafeltennis terwijl anderen juist veel plezier haalden uit het beoefenen van teamsporten als voetbal, hockey of korfbal. Veel individuele sporten kennen,

voornamelijk op trainings- en breedtesportniveau, een minder strikt genderonderscheid dan teamsporten. In de keuzes van jongeren voor het beoefenen van een specifieke sport speelden persoonlijke voorkeur en omstandigheden, zoals omgeving en beschikbare faciliteiten, vaak een rol. Soms gaven jongeren echter expliciet aan voorkeur te hebben voor een individuele sport, omdat: ‘er geen aparte jongens- of meisjesgroepen zijn’, aldus Jasper over zijn ervaring met het schermen. Bijna alle jongeren beoefenden hun sport als lid van een vereniging. Naast deze verenigingssporters heb ik een aantal jongeren gesproken die wel graag aan

verschillende sporten deden, maar niet lid waren van een vereniging.

Aan het einde van mijn onderzoek heb ik in totaal twaalf transgender jongens/mannen en negen transgender vrouwen/meisjes gesproken, met allemaal uiteenlopende

sociaal-demografische en sportieve achtergronden. Deze variëteit was van grote waarde in het schetsen van een zo compleet mogelijk beeld van de verschillende lichamelijke- en

sportervaringen van transgenderjongeren. Het centrale thema hierbij is het lichaam. Wat mijn respondenten gemeen hebben is de bijzondere relatie die zij hebben met hun lichaam. Voor hen allemaal geldt dat het lichaam, het fysieke geslacht waarin zij zijn geboren, niet

                                                                                                               

4 Voor meer informatie over fietscross kan de website van de Koninklijke Nederlandse Wieler Unie

(KNWU) bezocht worden: http://www.knwu.nl/bmx, op de volgende website is tevens veel informatie over de sport te vinden: http://fccdekombocht.nl/fietscross/

(19)

overeenkomt met de genderidentiteit, de diepgewortelde overtuiging man/vrouw te zijn en als zodanig te willen leven (De Jong, 1999; Elling, 2010: 16).

In meer of mindere mate kunnen zij allemaal uit de voeten met de term transgender. Soms maken zij ook gebruik van deze term wanneer zij aan mensen uit moeten leggen dat zij (nog) niet helemaal hetzelfde zijn als andere jongens/mannen en meisjes/vrouwen. Maar vaker maken zij gebruik van bewoordingen als: “Ik ben een meisje en ik wil een jongen zijn,” aldus Coen. Of in de woorden van Jasper: “Ik zeg meestal dat ik ben geboren als meisje maar dat ik me voel als jongen…”. Aan de hand van een brede definiëring van de term transgender als parapluterm voor: ‘mensen die op allerlei verschillende manieren grenzen van seks, gender en/of seksualiteit overschrijden, belichamen en/of bekritiseren’ (De Jong, 1999; Eijk 2008: 4-5) vallen mijn respondenten onder een ‘groep transgenders’ die zich volledig man of vrouw voelen. Om hun lichaam in overeenstemming te brengen met hun genderidentiteit maken zij voor zover mogelijk gebruik van medische ingrepen, waaronder puberteitsremmers, hormonen en eventueel chirurgische ingrepen om van geslacht te veranderen. In omgangstaal ook wel omschreven als mensen die het gevoel hebben: ‘in het verkeerde lichaam te zijn geboren’ (Elling 2012: 47).

In leeftijd en transitiefase zijn grote onderlinge verschillen te vinden in mijn

respondentengroep. Afhankelijk van de leeftijd van mijn respondenten zal ik gebruik maken van de termen transgenderjongens/mannen of meisjes/vrouwen. De groep transgenderjongens kan aan de hand van hun transitiefases in vier verschillende groepen worden ingedeeld (zie tabel 1). Alle jongens leefden gedurende ons gesprek al langere periode volledig als jongen. Wat betreft de fase van hun fysieke transitie, maakte de eerste groep jongens tussen de 12 en 18 jaar gebruik van puberteitsremmers. De tweede groep jongens, tussen de 18 en 22 jaar, was bezig met een hormoonbehandeling. De derde groep jongeren, tussen de 22 en 25 jaar, had naast een hormoonbehandeling ook een borst-verwijderende operatie gehad. De laatste groep mannen van boven de 25 jaar had een volledige transitie doorlopen.

Voor de vrouwen is de indeling van mijn respondentengroep wat anders. Gemiddeld genomen is de leeftijd van de vrouwen ouder dan van de groep jongens en liggen zij in hun fysieke en sociale transitie verder uit elkaar. Vier van hen staan nog helemaal aan het begin van hun sociale en fysieke transitie, drie zijn al enige tijd bezig met een hormoonbehandeling en twee van de vrouwen hebben al jaren geleden een geslacht-veranderende operatie

ondergaan. De eerste groep vrouwen was gedurende ons contact net begonnen aan de zogenoemde ‘real life fase’. In deze fase wordt geen gebruik gemaakt van hormonen, maar wisselen transgenders in steeds meer delen van hun dagelijks leven van geslacht door

(20)

bijvoorbeeld naamgeving en kleding (Elling, 2010: 44). De sportomgeving was voor deze groep transgender vrouwen nog erg spannend of zelfs eng. Geen van deze vrouwen deed dan ook aan een verenigingssport.

In het contact met mijn respondenten heb ik verschillende onderzoeksmethoden gebruikt, afhankelijk van de situatie waarin ik mij bevond. Zo namen mijn gesprekken en interacties met de oudere respondenten voornamelijk de vorm aan van ‘oral histories’ (O’Reilly, 2012: 128). Een vorm van interviewen gericht op een specifiek onderdeel van iemands leven (O’Reilly, 2012: 128), in dit geval de sportervaringen van mijn respondenten. De verhalen bieden inzicht in veranderingen die de afgelopen jaren plaats hebben gevonden in de

acceptatie van transgender(sporters). Vaak hadden zij een meer kritische en reflecterende toon dan mijn gesprekken met jongere transgenders.

Met ‘jongere’ transgenders, tussen de 12 en 24 jaar, was mijn interactie meestal een stuk korter en gebaseerd op het houden van meerdere gesprekken in verschillende

omgevingen en op verschillende manieren. Bijvoorbeeld door het afwisselen van ‘face to face’ interactie (Goffman, 1963) met contact over de mail, Facebook of WhatsApp. Onze gesprekken kunnen gezien worden als een vorm van ‘small talk’, omschreven door Driessen (2013) als een informele en natuurlijke vorm van interactie en communicatie die op vele verschillende manieren plaats kan vinden. Volgens Driessen (2013) omvat ‘small talk’ in de breedste zin van het begrip alle vormen van non-verbaal gedrag, waarin mensen contact leggen met elkaar door te kijken, lachen, het uitwisselen van woorden of het maken van bepaalde bewegingen (Driessen, 2013: 252). De lijn tussen observeren, participeren en interviewen is in dergelijke interacties heel klein.

Een laatste vorm van interactie gedurende mijn onderzoek was het samen sporten. Deze vorm van participerende observatie gaf een extra dimensie aan de interactie met mijn respondenten. Juist omdat wij enerzijds spraken over lichaamsbeleving en anderzijds actief bezig waren met onze lichamen heeft deze onderzoeksmethode mij andere inzichten gebracht. Mijn eigen achtergrond als sporter was hierbij van grote invloed. Het delen van iets wat wij beiden leuk vonden, mijn respondenten en ik, veranderde mijn positie van onderzoeker naar ‘mede-sporter’. In hoofdstuk 4 ga ik uitgebreider in op de toegevoegde waarde van deze vorm van interactie, de nieuwe inzichten die het opbrengt, evenals de manier waarop mijn

(21)

Naast de omschreven interacties met transgenderrespondenten heb ik ook nog met een aantal andere mensen gesproken gedurende mijn onderzoek. Deze groep omvat onder andere ouders van mijn transgender respondenten, leden van sportorganisaties, Lieke Vloet (mijn

begeleidster bij NOC*NSF), Thomas Steensma, psycholoog bij het VU medisch centrum en onderdeel van het genderteam aan het VUmc en Sophie Schers, beleidsmedewerker van de organisatie TNN (Transgender Netwerk Nederland).

(22)

Tabel 1: Respondentenoverzicht: leeftijd, transitiefase, sport

Gefingeerde naam Leeftijd Transitiefase Sport

Transmannen

Jop 14 jaar Puberteitsremmers Voetbal (nog bij de meisjes)

Coen 16 jaar Puberteitsremmers Voetbal

Joost 18 jaar Puberteitsremmers Fietscross

Frans 18 jaar Hormoonbehandeling Korfbal (nog bij de meisjes) Sam 18 jaar Hormoonbehandeling Hockey, voetbal, basketbal (gestopt) Jasper 20 jaar Hormoonbehandeling Schermen

Tom 22 jaar Hormoonbehandeling Zwemmen° (gestopt)

Joep 22 jaar Hormoonbehandeling - borstoperatie

Basketbal Sander 23 jaar Hormoonbehandeling -

borstoperatie

Schaatsen Maarten 24 jaar Hormoonbehandeling -

borstoperatie

Wielrennen (gestopt)

Thomas 26 jaar Volledige transitie Hockey (gestopt), Roeien Frank 30 jaar Volledige transitie Voetbal (gestopt)

Transvrouwen

Saartje 12 jaar Leeft als meisje Hockey

Anne 19 jaar Leeft sinds kort (soms) als vrouw - gespreksfase

Schermen (gestopt), quidditch Anna 25 jaar Leeft sinds kort (soms) als

vrouw - gespreksfase

Street – running (gestopt)

Laura 25 jaar Leeft sinds kort (soms) als vrouw - gespreksfase

Fitness.

Sanne 25 jaar Hormoonbehandeling Hardlopen en zwemmen

Sara 27 jaar Hormoonbehandeling Badminton

Marijn 29 jaar Hormoonbehandeling Tafeltennis Ellen 35 jaar Volledige transitie Hockey (gestopt) Marijke 43 jaar Volledige transitie Tafeltennis, badminton

(23)

Leeswijzer

Om op verschillende manieren inzicht te krijgen in de beleving en constructie van het

‘verkeerde’ lichaam heb ik mijn scriptie opgedeeld in drie verschillende hoofdstukken. In elk van deze hoofdstukken staan andere onderzoeksmethoden centraal. De hoofdstukken bieden afzonderlijk van elkaar inzicht in de beleving, constructie en perceptie van het ‘verkeerde’ lichaam.

Hoofdstuk twee heeft een sterk theoretisch karakter. In hoofdstuk twee ga ik in op het ontstaan van twee theoretische benaderingen waarbinnen het

‘verkeerde’-grensoverschrijdende lichaam bestudeerd kan worden. Vervolgens bespreek ik de positie van transgenderjongeren in Nederland. Nederland neemt op het gebied van transgenderjongeren een unieke positie in. Nederland is vooralsnog een van de weinige landen waar medisch ingrijpen al voor de biologische puberteit plaats vindt. Vanuit deze achtergrond bespreek ik hoe transgenderjongeren hun lichaam in het alledaagse leven gebruiken, maken en ervaren. In hoofdstuk drie vormt sport het centrale thema. Sport is een fysiek confronterende context en in die zin bijna per definitie een bijzonder platform voor transgenders. Ook in dit hoofdstuk vormt de beleving en constructie van het ‘verkeerde’ lichaam een centrale rol. In dit hoofdstuk benader ik de sportervaringen van mijn respondenten vanuit de manier waarop wedstrijdsport (en samenleving als geheel) betekenis geeft aan seks/gender verschillen, zowel als ook vanuit de manier waarop transgenderjongeren het eigen lichaam beleven in een sportende omgeving.

In hoofdstuk vier schets ik een breder en alternatief perspectief op de beleving van het lichaam als ‘verkeerd’, waarbij ik afsluit met een reflectie op mijn eigen ervaring in de sport.

In hoofdstuk vijf bespreek ik eerst de belangrijkste bevindingen uit de bovenstaande afzonderlijke hoofdstukken in relatie tot de beleving en constructie van het ‘verkeerde’ lichaam. Vervolgens ga ik in op de maatschappelijke relevantie van deze bevindingen voor het schrijven van een beleidsadvies over transgendersporters.

(24)

2

Transgender(jongeren) in Nederland: het ‘verkeerde’

lichaam of een ‘verkeerde’ samenleving

Ik zeg meestal dat ik geboren ben als meisje maar dat ik me voel als jongen, en dat het niks met op wie je valt te maken heeft, want ik val op allebei (Jasper

transgenderjongen, achttien jaar).

In de afgelopen jaren is er in de Nederlandse samenleving steeds meer aandacht gekomen voor de diverse ervaringen van mensen zoals Jasper, die zich niet thuis voelen bij het gender dat zij bij hun geboorte krijgen toegewezen. Met een verzamelterm worden ze transgenders genoemd. In dit hoofdstuk schets ik een beeld van de wetenschappelijke en maatschappelijke context waarbinnen de lichamelijke beleving en ervaringen van transgender jongeren in Nederland begrepen kunnen worden. In paragraaf 1 ga ik in op het ontstaan van twee

verschillende benaderingen waarbinnen transgenderfenomenen in onze moderne samenleving begrepen kunnen worden. In paragraaf 2 verbind ik deze twee benaderingen aan de positie van transgenders in de Nederlandse samenleving. In paragraaf 3 licht ik toe hoe deze benaderingen op verschillende manieren terugkomen in het leven van transgenderjongeren, mijn respondenten.

2.1 Transgenders in theorie

Om de huidige benaderingen van, en theorieën over, ‘transgenderfenomenen’ te begrijpen is het van belang de geschiedenis en ontwikkeling van deze benaderingen te begrijpen. Recente theorieën leggen nadruk op het overschrijden van gendergrenzen en een conceptualisering van gender als ‘performance’. De terugkeer naar een analyse van persoonlijke ervaringen en gedrag wordt grotendeels toegeschreven aan de ontwikkeling van de ‘queer theory’ en postmoderne cultuurkritische benaderingen (Ekins & King, 1996: 1-4). Deze theorieën bestaan naast een medisch model waarbinnen ‘transgender fenomenen’ in moderne samenlevingen worden begrepen, en zijn ontstaan vanuit een geschiedenis van de medicalisering van ‘sexual pathologies’ (Whittle, 1996: 197).

Historische werken van Mak (in De Jong, 1999: 104-106) en Farrer (in Ekins & King, 1996: 9-26) laten zien dat mannen en vrouwen die zich in de negentiende eeuw niet aan de

(25)

verwachtingspatronen van hun sekse hielden, of zich als de ‘andere sekse’ manifesteerden, vaak werden omschreven aan de hand van concepten als ‘masquerade’ of ‘disguise’ (Farrer in Ekins & King, 1996: 9-26; Mak in De Jong, 1999: 104-106).5 Deze omschrijving ‘disguise’ richt zich op de acties, terwijl het woord ‘masquerade’ simpelweg refereert naar mensen die deze acties uitvoeren (King, 1996: 80). In academische literatuur die geschreven is aan het einde van de negentiende en in de loop van de twintigste eeuw is echter een nieuwe ordening te vinden: concepten richtten zich niet langer op het vertoonde gedrag maar werden

verbonden aan iemands ‘innerlijke identiteit’: “the new order looked behind the acts to the condition or type of being which they presumably presented” (King, 1996: 80).

Foucault noemt deze periode de “medicalisation of the sexually peculiar” (Foucault, 1979: 44, geciteerd in King, 1996: 79): “There emerged a world of perversion… a setting apart of the unnatural as a specific dimension in the field of sexuality” (Foucault 1979: 39-40, geciteerd in King, 1996: 79). Mensen die de grenzen tussen mannen en vrouwen, en de

grenzen tussen toegestaan (‘normaal’) en verboden (‘afwijkend’) seksegedrag, overschreden werden beschouwd als ‘seksuele perversies’ of afwijkingen van de natuur (De Jong 1999: 14, 105). Het is in deze periode dat uiteenlopende omschrijvingen van begrippen als

‘homoseksualiteit’, ‘travestie’ (ook wel omschreven als ‘cross-dressing’) en ‘transseksualiteit’ voor het eerst hun intrede doen in academische literatuur (King, 1996: 80; Mak, 1999: 104-105; Sullivan, 2008: 107-108).

Rond deze vroege definities zijn voornamelijk discussies tussen seksuologen en psychologen te vinden over mogelijke biologische en psychologische verklaringen van seksuele perversies (King, 1996). De werken van seksuologen Hirschfeld en Ellis, met hun conceptualisering van ‘inversie’, zetten de eerste stappen richting het ontwikkelen van een biologische verklaring voor de ‘subjectieve ervaring van transseksualiteit’ (King, 1996; Sullivan, 2008; Eijk, 2008). Zij beschouwen transseksualiteit als een extreme vorm van                                                                                                                

5 Mak (1999) laat zien dat verschillende vrouwen in de negentiende eeuw om uiteenlopende redenen

als man leefden. Soms ging het om economische motieven: vrouwen konden op die manier beter betaald werk krijgen; soms ging het om vrouwen die een avontuurlijk leven wilden leiden, die veilig wilde kunnen reizen, of het vaderland wilden dienen in het leger (De Jong, 1999: 105). Mak komt in deze periode eveneens mensen tegen die regelmatig wisselen tussen een leven als vrouw en als man (Mak, 1999: 104-106). Farrer (1996) voorziet ons van fascinerende omschrijvingen van de

persoonlijke ervaringen van jongens, die voor straf gekleed gingen als meisjes, van vrouwelijke imitaties door mannen en van mannelijke ‘cross-dressers’, zoals onthuld in correspondentiecolumns van Britse kranten uit de negentiende en vroege twintigste eeuw (Farrer in Ekins & King, 1996: 9-26).

(26)

(lichamelijke) travestie, nauw verbonden aan Foucaults omschrijving van homoseksualiteit als: “a kind of interior androgyny, a hermaphroditism of the soul” (1980: 43 in Sullivan, 2008: 108). Het gaat hierbij om het idee dat het lichaam, oftewel de biologische sekse, en de ziel niet met elkaar overeenkomen: “sommige mannen zijn simpelweg geboren met een sterk vrouwelijk element” (Sullivan, 2008: 108).6 Kraftt-Ebing bekritiseert dit model, zoals later ook psychologen, in het bijzonder psychoanalisten doen, omdat hij travestie –hij gebruikt deze term als verwijzing naar cross-dressing en transseksualiteit– en homoseksualiteit uitlegt als: “een storing in het psychoseksueel mechanisme door invloeden in het latere leven” (Krafft-Ebing geciteerd in Sullivan, 2008: 108).

De discussie die is ontstaan tussen Hirschfeld, Ellis en Krafft-Ebing opent de weg voor de medicalisering van transseksualiteit en het ontstaan van een pathologisch

uitgangspunt dat kenmerkend is voor de twintigste eeuw (Eijk, 2008, 2014). The sexual phenomenon (1966) van seksuoloog Harry Benjamin speelt een belangrijke rol in het brengen van transseksualiteit naar de medische wereld en voor de latere psycho-medische

conceptualisering van transseksualiteit (Eijk, 2008: 6). Het gevolg van die latere psycho-medische conceptualisering is dat het gevoel ambiguïteit te ervaren tussen geboortegeslacht en persoonlijke genderbeleving, ook wanneer dit niet binnen het klassieke plaatje van

transseksualiteit valt, steeds meer wordt geïnterpreteerd als een psychiatrische stoornis die de moderne geneeskunde kan ‘oplossen’ (Eijk, 2008: 56). Mensen die zich ongemakkelijk voelen in hun anatomie en het gender dat zij bij hun geboorte hebben gekregen worden onder een nieuwe term gediagnosticeerd als ‘genderdysfoor’, oftewel met een

genderidentiteitsstoornis (King, 1996: 95).

De verschuiving naar de terminologie van genderdysforie komt gelijktijdig op met de verschijning van verschillende theoretische werken, waarin voor het eerst onderscheid wordt gemaakt tussen sekse in de betekenis van de biologische eigenschappen van het lichaam en gender en sekse als de karaktereigenschappen van een persoon (King, 1996: 93; Sullivan, 2008: 110). Termen als genderrol, genderidentiteit, crossgender-identificatie hebben een centrale plaats in deze literatuur. Wat belangrijk is aan deze nieuwe terminologie is de nadruk die wordt gelegd op de onafhankelijkheid en onveranderbaarheid van sekse en

                                                                                                               

6 Voor ‘mannelijke’ transseksuelen (van vrouw naar man) geldt in principe hetzelfde: ‘sommige

vrouwen zijn evengoed geboren met een sterk mannelijk element’. De eerste omschrijvingen van homoseksualiteit, travestie en transseksualiteit richten zich echter voornamelijk op biologische mannen. Mak (in De Jong, 1999) besteedt wel aandacht aan het ‘sekseoverschrijdend’ gedrag van biologische vrouwen uit de negentiende en twintigste eeuw.

(27)

genderidentiteit (King, 1996: 94). Het was daardoor niet langer noodzakelijk om een

biologische verklaring voor transseksualiteit te geven. Als gender onveranderbaar is, ook al is dit psychologisch geproduceerd, en als harmonie tussen sekse en gender een voorwaarde is voor psychologisch welzijn en sociale acceptatie, dan is het logisch dat harmonie tussen sekse en gender kan worden verkregen door het veranderen van het lichaam (King, 1996: 94).

Een tweede belangrijk kenmerk van deze terminologie is dat de focus verschuift van ‘het individu’ naar ‘de conditie’ met als gevolg dat de professionele autoriteit van medische en psychologische specialisten wordt bevestigd. De termen ‘travestie’ en ‘transseksueel’ refereren naar een staat van zijn tussen de seksen en passen binnen de ontwikkelingen die kenmerkend zijn voor de laat-negentiende eeuw, waar meerdere nieuwe seksuele ‘soorten’ werden ‘ontdekt’ (King, 1996: 96). In tegenstelling tot ‘genderdysphorie’, waar

transseksualiteit een ziekte wordt genoemd en als gevolg daarvan valt onder het eigendom van de medische professie, was deze terminologie als ‘een staat van zijn’ beschikbaar voor een zekere ‘zelfidentificatie’ (King, 1996: 96).

De verschuiving naar een focus op genderdysforie speelt volgens Sullivan (2008) een cruciale rol in het legitimeren van sekseverandering aan de hand van een medisch discours van ‘het verkeerde lichaam’ over een ‘verkeerde geest’: “[it] has led to the demand for

transsexuals to prove that their gender ‘outweighs’ their sex: those seeking surgery have been required to express the ‘wrong body in the right way’, that is, to articulate a ‘wrong body and a right mind” (Jordan, 2004 in Sullivan, 2008: 110). Het gevolg hiervan is een ‘toneelspel’ tussen patiënt en arts. Billing en Urban (1996: 111) laten zien dat het vaststellen van een diagnose, ondanks de beste intenties van artsen, gebaseerd wordt op kennis van hoe gender in het dagelijks leven wordt gecommuniceerd. Er ontstaat een medisch discours waarin

standaarduitspraken en –uitdrukkingen gebruikt worden, zoals ‘hij speelde altijd met

jongensspeelgoed’ (Billing & Urban, 1996: 111). Bovenal stelt het fysieke uiterlijk patiënten in staat om ‘geloofwaardiger’ over te komen. De patiënt die overtuigend fysiek en sociaal ‘cross-gender’-gedrag vertoont heeft de grootste kans op succes (Billing & Urban, 1996: 111).

Het werk van Billing en Urban (1996) sluit aan bij een groeiend aantal sociaal

wetenschappelijke studies, waarin kritiek wordt geuit op het primair begrijpen en medisch behandelen van transgenders vanuit een binair geslachtssysteem (Ekins & King, 1996; De Jong, 1999; Elling, 2010, 2012; Eijk, 2008, 2014). Een belangrijke bijdrage aan de

(28)

ontwikkeling van deze studies komt voort uit interactie met queer-beweging, queer-studies en de opkomst van feministische bewegingen (Eijk, 2008: 5). Leden van deze groepen zijn van mening dat er onvoldoende ruimte is voor mensen die op zoek zijn naar manieren om gender- en seksualiteitsdichotomieën te overstijgen (Eijk, 2008). Vanuit deze intellectuele en

activistische bewegingen beginnen transgenderstudies zich te ontwikkelen als eigen discipline en bekritiseren transgender auteurs als Sandy Stone (1991) en Stephen Whittle (1995) vanuit een persoonlijk of academisch perspectief een breed scala aan dichotomieën (Eijk, 2008: 6).

In theoretisch sociaalkritische benaderingen komt nadruk te liggen op de sociale constructie van sekse (Butler, 1990, 1991). Het uitgangspunt hierbij is dat fysieke verschillen tussen mannen en vrouwen deels biologisch zijn en deels verschillend worden gemaakt in sociale interactie (‘doing gender’; West & Fenstermaker, 1995 in Elling, 2012: 48). Vanuit deze theoretische benadering is kritiek niet alleen gericht op de medische behandeling van transgenders vanuit een binair seksesysteem, maar ook op de sociale geslachtstransitie. Ook de sociale geslachtstransitie van transgenders is immers over het algemeen gericht op het zoveel mogelijk ‘passabel’ zijn in het nieuwe geslacht, waarbij sporen van het biologische geslacht waarin deze personen geboren zijn zoveel mogelijk worden uitgewist (Elling, 2012:47).

Diverse tweede-golf-feministen beargumenteren dat transseksualiteit het gevolg is van genderoppressie en vals bewustzijn (Billing & Urban, 1996: 113, 114; Riddel, 1996: 171; Stryker, 2006: 4). Raymond (1996) beargumenteert dat transseksuelen zich zonder de

ontwikkeling van medische praktijken, en als er geen voorgeschreven genderstereotyperingen waren, zouden kunnen gedragen zoals ze dat zelf willen. Er zou dan nooit behoefte zijn geweest aan sekseveranderingen (Raymond, 1996: 172). Stone probeert deze gedachten gang tegen te gaan door transseksuelen op te roepen om uit de kast te komen en de praktijk van ‘passeren’ als niet-transseksueel los te laten (Stone in Stryker, 2006: 4).

Anderen, waaronder Butler (1990, 1991), stellen dat transgenders het binaire geslachtssysteem juist uitdagen en de maatschappelijke disciplinering van gender

aanschouwelijk maken (Butler in Halsema, 2011: 33-34). Meer empirische studies, waaronder het werk van Elling (2010, 2012), laten weer zien dat transgenders soms inderdaad behoorlijk traditionele genderopvattingen hebben, maar dat zij traditionele genderpatronen ook deels doorbreken (Elling, 2012: 48).

(29)

In deze periode van discussie en onenigheid over biologische, psychologische en sociale benaderingen van sekse en gender ‘issues’ wint de term transgender aan populariteit (Stryker, 2006), enerzijds als manier van identificatie, anderzijds als een politieke

gemeenschap aan de hand van de ontwikkeling van sociaalkritische- en transgenderstudies (Eijk, 2008). Prince introduceerde het begrip in de jaren tachtig om mensen als zichzelf aan te duiden die fulltime in een ander gender leven dan het gender dat ‘passend’ is bij het geslacht dat zij bij hun geboorte hebben gekregen, zonder dat zij daarbij gebruik maken van medische ingrepen (Eijk 2008: 4-5). Hiermee trachtte Prince zich te onderscheiden van enerzijds transseksuelen, die wel gebruik maken van medische ingrepen om hun lichaam in

overeenstemming te brengen met hun gevoelde genderidentiteit, en anderzijds van mensen die zich meer thuis voelen bij termen als cross-dressing of travestie (Valentine, 2007 in Eijk 2008: 4). Sinds het gebruik van de term door Prince heeft het begrip een ware transitie

ondergaan, waarin het werk van Leslie Feinberg een belangrijke rol speelt. Feinberg gebruikte de term transgenders in de jaren negentig als zelfstandig naamwoord in plaats van als naam: “Feinberg called for a political alliance between all individuals who were marginalized or oppressed due to their difference from social norms of gendered embodiment, and who should therefore band together in a struggle for social political and economic justice” (Stryker, 2006:4).

In de jaren negentig wordt het begrip nog voornamelijk gebruikt door mensen die zich noch als man, noch als vrouw identificeren. Deze groep was uiterst divers: sommige mensen maakten gebruik van toenmalige medische ingrepen terwijl anderen uiting gaven aan hun gevoel zonder het lichaam met medische ingrepen aan te passen. Vanaf het begin van de eenentwintigste eeuw werd het begrip echter steeds meer een parapluterm voor mensen die op welke manier dan ook voorgeschreven genderrollen overschrijden (De Jong, 1999: 15; Eijk, 2008: 5). Ook in Nederland wint deze brede definiëring van het begrip transgender aan populariteit en vestigt het zich binnen wetenschappelijk, medisch en populair discours als de meest gangbare term (Eijk. 2008: 4-5; De Jong, 1999: 15).

De geschetste ontwikkelingen van de begrippen ‘genderdysforie’ en ‘transgender’ maken duidelijk dat het bestuderen van transgenderfenomenen gecompliceerd is en veel

verschillende interpretaties, inzichten en strategieën in zich verenigt. Dit roept vragen op over welke stemmen, ervaringen en belichamingen onder ‘transgender’ verstaan worden en welke niet (Eijk, 2008: 7). Eijk laat zien dat achter de grote diversiteit van de term ook vormen van

(30)

buitensluiten schuilgaan. Zo dreigt transseksualiteit steeds meer weggedrukt te worden als een statische bevestiging van gendernormen (Eijk, 2008: 7). Een overzicht van de ontwikkelingen vanaf het einde van de negentiende tot het einde van de twintigste eeuw laat ook het ontstaan van een medisch discours zien, waarmee zaken als cross-dressing en sekseverandering begrepen kunnen worden. Binnen dit discours zijn manieren van het categoriseren van ‘de zelf’ en ‘de ander’ gecreëerd. Deze categorieën hebben degenen die zichzelf zien als ‘travestiet’ en ‘transseksueel’ een mogelijkheid gegeven om een plek in de samenleving te krijgen (King, 1996: 98).

Dit medisch discours en het gebruik van huidige medische termen als ‘genderdysfoor’ en ‘genderidentiteitsstoornis’ worden sterk bekritiseerd vanwege het pathologische

uitgangspunt (King, 1996; Sullivan, 2008; Eijk, 2008). Kritiek op genderdysforie is met name gebaseerd op het idee dat genderdysforie niet gezien kan worden als een biologische ervaring die zich alleen in de hersenen afspeelt (Urban & Billing, 1996: 113). Urban en Billing

beargumenteren dat vormen van ‘ziekte’, zoals transseksualiteit en genderdysforie in een medisch model worden geformuleerd, altijd meer zijn dan alleen een biologische ziekte: “the signs and symptoms of disease, as much as the technologies of healing, are not ‘things – in – themselves’, are not only biological and physical, but are also signs of social relations disguised as natural things, concealing their roots in human reciprocity” (Billings & Urban, 1996: 112). De ideale therapie voor transseksuelen zou daarom een vorm van communicatie en interactie moeten zijn, waarbij zelfreflectie en emancipatie van de patiënt het doel zijn (Billings & Urban, 1996: 112).

King (1996: 96) laat echter zien dat in de huidige samenleving ook artsen zich lijken te realiseren dat genderdysforie ingewikkelder is dan men in eerste instantie dacht, waardoor men in behandelmethodes meer ruimte tracht te maken voor de individuele ervaring van deze mensen. Sommige artsen pleiten voor behandelmethodes:

[that allow] for individuals to identify as neither man nor woman, but as someone whose identity transcends the culturally sanctioned dichotomy. For example, for some of our male gender dysphoric clients, identifying as a stereotypical heterosexual woman is not a desired goal because they cannot identify with the rigid gender schema of western culture. The model also gives those pursuing sex-reassignment permission to be less rigid in their social sex – role expression (Bockting & Coleman, 1992 in King, 1996: 98).

(31)

De nuance in huidige medische behandeling zit daarin dat artsen zich ervan bewust zijn dat het onderscheid tussen de categorieën man of vrouw ook bewegingsvrijheid geeft. King laat zien dat er wel degelijk medisch specialisten zijn die met een minder stereotiepe en meer gecompliceerde kijk op gender lijken te werken dan critici beweren (King, 1996: 98).

2.2 Transgenders in Nederland

De transgender is hot

De transgender is hot. Er lijkt over de afgelopen jaren een ware hype te zijn ontstaan rond het thema transgender. Met name voor de media en in de modewereld blijken transgenders momenteel een hot topic. Het ene na het andere transgender model wordt geboekt voor grote modemerken. De ‘coming out’ van voormalig Olympisch atleet Caitlyn Jenner werd het media-event van 2015 en ook actrice Laverne Lox uit de populaire Amerikaanse tv-serie Orange is the New Black doet het goed bij het publiek. Nederland doet hard mee aan de mediahype. Zo won de twintigjarige Loiza Lammer op 26 oktober 2015 Hollands Next Top Model (zie foto). Met deze overwinning is zij niet alleen in Nederland maar ook wereldwijd de eerste transgender vrouw die het winnen van het populaire en globale programma Next Top Model op haar naam heeft.7 Uniek is haar verhaal echter al niet meer te noemen, want in 2012 was Nederland al lange tijd in de ban van transgendermodel Valentijn de Hingh.

De bovenstaande voorbeelden vormen een krachtige illustratie van de toenemende maatschappelijke aandacht die over de jaren is ontstaan voor de situatie waarin transgenders verkeren en de uitdagingen waarvoor zij worden gesteld (De Jong, 1999; Elling, 2010). De persoonlijke en publieke acties van deze transgendermodellen, actrices en mediasterren vormen, in lijn met de argumentatie van Eijk (2008), een voorbeeld van “de politieke kracht waarmee transgendergemeenschappen momenteel een plaats voor zichzelf in de samenleving opeisen” (Eijk, 2008: 3). Enerzijds vormen deze vrouwen een rolmodel voor andere

                                                                                                               

7http://www.nu.nl/media/4152753/transgender-loiza-lamers-wint-hollands-next-top-model.html

http://www.metronieuws.nl/showbizz/2015/10/hntm-loiza-transgenderstempel-typisch-nederlands http://www.metronieuws.nl/mode/2015/10/loiza-eerste-transgender-die-next-top-model-wint

(32)
(33)

transgenders. Anderzijds zijn het allemaal prachtige ‘vrouwen’, die met hun transitie voldoen aan heersende opvattingen over ‘vrouwelijkheid’ en een (medisch) dominante benadering van transgenders als mensen die ‘in het verkeerde lichaam zijn geboren’.

De Jong (1999) uit zich kritisch over het feit dat media-aandacht voornamelijk gericht is op twee categorieën: “dat een vrouw een man kan blijken te zijn, of andersom, spreekt bij velen tot de verbeelding…”. Minder bekend echter is het bestaan van mensen die zich niet thuis voelen in hun geboortegeslacht maar zich evenmin herkennen in benamingen als transseksueel of travestiet (De Jong, 1999: 11). Het boek van De Jong is een van de eerste boeken in Nederland waarin aandacht wordt besteed aan de levensverhalen van een minder zichtbare en meer genderfluïde groep transgenders. Met zijn werk vraagt De Jong erkenning voor de uiteenlopende manieren waarmee mensen uitdrukking geven aan hun beleving van gender (Eijk, 2008, 2014).

Elling (2010, 2012) benadrukt een meer positieve kant van de media-aandacht. Deze kan immers onder meer bijdragen aan de emancipatie van transgender mannen en vrouwen (Elling, 2010: 17). Voor verschillende transgenders is dit dan ook een belangrijke reden om mee te werken aan dergelijke mediaprogramma’s. Door mee te doen aan deze programma’s willen zij bijdragen aan begrip voor transgenders. Elling schetst een beeld van Nederlandse transgender mannen en vrouwen die meer ‘traditionele’ genderopvattingen hebben maar deze traditionele genderpatronen ook deels doorbreken. In hun levensverhalen komt naar voren hoe zij continu onderhandelen tussen gedrag en betekenisgeving volgens normatieve

genderstructuren en volgens eigen gevoelens die hier niet mee corresponderen (Elling, 2010: 19). Zij laat zien dat een medische benadering van ‘transseksuele gevoelens’ in de

Nederlandse samenleving, onder betrokkenen zelf, hulpverleners, sociale omgeving en media dominant is (Elling, 2010: 18).

Een andere belangrijke ontwikkeling in de toenemende zichtbaarheid en emancipatie van transgenders is de oprichting van diverse zelfhulpgroepen, onafhankelijk van medisch-georiënteerde klinieken (Elling, 2010: 17-18; Eijk, 2008: 5).8 Een nieuwe organisatie die daar recentelijk, in 2006, is bijgekomen is het overkoepelende nationaal Transgender Netwerk                                                                                                                

8 De zichtbaarheid van de transgendergemeenschap in Nederland is sterk toegenomen door een reeks

initiatieven: in 1994 Jongensuur, contactgroep voor mensen die als vrouw zijn geboren, maar zich in mindere of meerdere mate man voelen, in 1996 Het Continuüm, een ‘krant voor wie zich buiten de gendertweedeling beweegt’ en in 1997 Stichting Rene(é), een organisatie die zich inzet voor transgenderisten, naast travestieten en transseksuelen (De Jong, 1999: 15; Eijk, 2008: 5).

(34)

Nederland (TNN).9 TNN richt zich op de belangenbehartiging van transgenders door het verbeteren van de medische en psychosociale zorg, het tegengaan van discriminatie en het bevorderen van emancipatie van transgenders (Elling, 2010: 18). Tijdens mijn onderzoek heb ik hierover gesproken met Sophie Schers, beleidsmedewerker van TNN.

Ook vanuit de Nederlandse overheid is aandacht voor de positie van transgenders toegenomen. Sinds 2011 zijn vanuit de overheid verschillende onderzoeken en projecten opgezet om de positie van transgenders te verbeteren (Keuzenkamp, 2012), en in juli 2014 is in Nederland een nieuwe transgenderwet doorgevoerd: ‘wijziging van geslacht in de akte van geboorte.’10 Deze wet bepaalt dat transgenders, met een minimum leeftijd van 16 jaar en zonder het ondergaan van medische ingrepen, hun geboortegeslacht in identiteitsdocumenten kunnen wijzigen in het gewenste geslacht. Deze mogelijkheid in de wet helpt om de privacy van transgenders te beschermen. Zij staan dan geregistreerd in het gewenste gender en geslacht en worden hierdoor niet meer geconfronteerd met situaties waarin zij moeten

uitleggen waarom hun geboortegeslacht niet overeenkomt met hun genderidentiteitsexpressie. De wijziging van de officiële geslachtsregistratie betekent dat deze persoon (wettelijk) ook volledig behandelt dient te worden als zijnde een man of vrouw (Vloet, Collot d’Escury & NOC*NSF, 2015: 7).11

Nieuwe wetgeving, aandacht vanuit de overheid en groeiende bekendheid in de maatschappij en in de wetenschap leiden echter (nog) niet altijd en overal tot de acceptatie van transgenders (Keuzenkamp, 2012; Eijk, 2014). Onderzoek uitgevoerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau laat zien dat transgenders op verschillende maatschappelijke terreinen, zoals op het werk of op school, worden gediscrimineerd en op straat soms zelfs fysiek worden bedreigd (Keuzenkamp, 2012). De levensverhalen omschreven in de werken van De Jong (1999) en Elling (2010, 2012) laten zien dat transgenders de Nederlandse samenleving confronteren met vragen als: welke ideeën van seks en gender zijn aan verandering toe? Wat betekent het in onze huidige samenleving om van geslacht te veranderen, en om man, vrouw of iemand ertussenin te zijn? En hoe willen we omgaan met mensen die ‘anders’ zijn? (Van                                                                                                                

9 http://transgendernetwerk.nl/

10 Transgender wet: ‘wijziging van geslacht in de akte van geboorte’:

http://www.eerstekamer.nl/behandeling/20140110/publicatie_wet_8/document3/f=/vjgafjzdpczd.pdf

11 De ontwikkeling van een nieuwe wetgeving moet in het licht gezien worden van druk vanuit

internationale mensenrechtenorganisaties als Human Rights Watch (2011) en Transgender Europe. Deze organisaties pleiten voor wettelijke erkenning van de genderidentiteit in heel Europa (Kohler, Recher & Ehrt, 2013). Een recentelijk rapport van de organisatie Human Rights Watch (2011) bekritiseerde de Nederlandse wetgeving als in strijd met internationale mensenrechten.

(35)

Eijk, 2012: 57). Een simpel antwoord op deze vragen is er niet, maar zij laten zien dat de transgender respondenten in dit onderzoek opgroeien in een samenleving die ‘worstelt met haar eigen seksemoraal’ (Eijk, 2014: 57).

Medische positie van transgender jongeren in Nederland

Om meer te leren over de medische positie van transgenderjongeren heb ik gesproken met Thomas Steensma, onderzoeker op de afdeling medische psychologie van het VUmc.

Steensma maakt onderdeel uit van het genderteam aan het VUmc en heeft door de jaren heen veel transgender jongeren gesproken. Steensma vertelt me dat kinderen soms al op zeer jonge leeftijd ongemak ervaren met hun lichaam en het gender dat zij bij hun geboorte hebben gekregen. Soms weten zij al dat ze van geslacht willen veranderen als ze vier of vijf jaar zijn. Met het stellen van een officiële diagnose wachten artsen echter tot kinderen in de puberteit komen. In deze periode blijkt vaak dat een deel van de kinderen toch wel tevreden is met de manier waarop hun lichaam verandert. Voor sommige kinderen geldt echter dat hun

gevoelens over hun lichaam in de puberteit juist toenemen. Wanneer deze kinderen op hun twaalfde nog steeds overtuigd zijn dat ze van geslacht willen veranderen, kunnen ze starten met het medische traject van de transitie. Hoewel er geen cijfers beschikbaar zijn over het aantal kinderen dat zich bij het VUmc aanmeldt met transgender gevoelens, bemerkt Steensma dat er over de afgelopen jaren sprake is van een sterke toename in het aantal kinderen dat bij hem langskomt.

Het medische traject begint ermee dat deze kinderen puberteitsremmers gaan gebruiken.12 Deze puberteitsremmers houden het aanmaken van mannelijke hormonen (waaronder testosteron) tegen voor jongens die zich een meisje voelen, of juist de aanmaak van vrouwelijke hormonen (waaronder oestrogeen) voor meisjes die zich een jongen voelen. Door het gebruik van puberteitsremmers ontwikkelen jongeren geen of minder secundaire geslachtskenmerken. Het is namelijk de ontwikkeling van deze secundaire geslachtkenmerken die kinderen verschrikkelijk vinden: “Het rotgevoel dat ik al had verergerde toen ik ongesteld werd, en toen er van boven ook nog van alles begon te groeien was het goed mis” (Kenneth, transgender jongen, in Wong & Visser, 2010: 27). Endocrinoloog Louis Gooren, de eerste hoogleraar transseksuologie ter wereld, verwoordde deze gevoelens als volgt: “het gaat om                                                                                                                

(36)

kinderen die bidden dat de puberteit aan hen voorbijgaat” (in Wong & Visser, 2010: 27). Met de medische behandeling van transgenderjongeren vanaf twaalf jaar bekleedt Nederland wereldwijd een unieke positie (Wong &Visser, 2010: 15). In de meeste landen mogen jongeren pas beginnen aan een medische behandeling vanaf zestien- of achttienjarige leeftijd. De vroege medische diagnose levert echter de nodige vragen op. Critici vragen zich af of kinderen op zo’n jonge leeftijd wel in staat zijn om dergelijke ingrijpende beslissingen te nemen. In Nederland wordt uitgebreid onderzoek gedaan naar de mogelijke voor- en nadelen van een vroege diagnose van genderdysforie en de start met puberteitsremmers. Voordelen zijn onder andere de betere resultaten van de fysieke transitie, een gemakkelijker medisch traject op latere leeftijd en de bijdrage aan een positief lichaamsbeeld in het gewenste gender als gevolg van de vroege rolwisseling (Wong & Visser, 2010). Sophie Schers onderschrijft dit:

Een vroege rolwisseling kan bijdragen aan een positief lichaamsbeeld in het gewenste gender. Leven in het gewenste gender kan als een vorm van therapie worden gezien om ons ‘lichaamsobstakel’ te veranderen. Op het moment dat je je beter gaat voelen in je eigen lichaam kan het zijn dat de druk om de geslacht-veranderende operatie te doen afneemt. De vroege rolwisseling en participatie aan het dagelijks leven ‘in het gewenste gender’ kan eveneens zorgen voor de bevestiging dat iets ‘niet raar is’ (Interview met Sophie Schers, beleidsmedewerker van TNN).

Critici beargumenteren echter dat artsen en psychologen worden gedwongen te onderhandelen over wat een ‘succesvolle’ uitkomst eigenlijk is. Artsen en psychologen staan hierbij vaak onder druk om geen onzekerheden bij kinderen te rapporteren in de context van

‘wetenschappelijke en meetbare resultaten’. Succes hangt daardoor te vaak samen met de constructie van een genderidentiteit, waarbij kinderen groen licht krijgen als hun gedrag ‘consequent’ en ‘volhardend’ is maar worden afgewezen wanneer er sprake is van ‘fluctuatie’ (Roen, 2011). Ook voor deze groep transgenderkinderen geldt dat onderzoek voornamelijk medisch van aard is. Terwijl er steeds meer kinderen zijn die uiting geven aan hun

transgendergevoelens is hier buiten het medisch discours nog maar weinig onderzoek naar gedaan.

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onze voornaamste conclusies waren – de lezer zij verwezen naar de Kroniek voor alle details – (1) dat de Hoge Raad nu voor het eerst echt expliciet tendeert naar een

Als ik doordrongen ben van de alomtegenwoordigheid van de harmonischen die verbonden zijn met de grondtonen die mijn spreek- of zangstem kiest, dan staat mij een

Het vinden van positieve betekenis blijkt ook gerelateerd te zijn aan een grotere eenheid in lichaam en Zelf, maar de verwachtte samenhang tussen disease

Schrijf in het blauw wat bij het hoofd, groen wat bij de romp en rood wat bij de ledematen behoort. Schieten je nog meer lichaamsdelen binnen, die je boven nog niet

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

Vele kunnen we zelf bewegen, maar sommige werken automatisch (hart, maag)..

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te downloaden: lichaam lichaam lichaam Mijn Mijn Mijn Mijn Mijn Mijn. De oplossing en zeer veel andere werkbladen om