• No results found

De Nieuwe Waterstofweg: samen in transitie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Nieuwe Waterstofweg: samen in transitie"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Machiel Smit (S2469987)

Begeleider: Prof. dr. A. Timmermans Tweede lezer: Prof.dr.ir. E.H.W.J. Cuppen MSc Management van de publieke sector: Public Affairs, Universiteit Leiden.

juni 2020

DE NIEUWE-WATERSTOFWEG:

SAMEN IN TRANSITIE

Een onderzoek naar succesfactoren voor lobbycoalities in de Rotterdamse haven ten behoeve van het H-vision project.

(2)

1

Dankwoord

Graag zou ik van de gelegenheid gebruik willen maken om mijn dank uit te spreken naar SmartPort Rotterdam en BP Nederland, in het bijzonder naar Natalya en Corné die mij hebben verwelkomd in de wereld van de Rotterdamse haven. Ik wilde graag mijn scriptie schrijven bij een organisatie om zo

bij te kunnen dragen aan de public affairs strategie en de praktijk beter te leren kennen. Ik hoop dat dit onderzoek kan bijdragen aan toekomstige projecten in de haven Rotterdam en een op onderzoek

gebaseerde basis geeft voor SmartPort en Corné om nog beter te worden in hun werk. Ook speciaal dank aan professor Arco Timmermans voor het begeleiden tijdens het scriptietraject.

Regelmatige bezoeken op de universiteit, telefoon en videogesprekken maakten het schrijven tot een leuk proces.

Het schrijven van een scriptie is een proces van ups en downs waarbij je veel alleen bezig bent. Ik heb het geluk gehad om een groot gedeelte van mijn scriptieperiode op gezellige kantoren te kunnen zitten en met veel verschillende mensen kennis heb mogen maken. De Corona-crisis was niet alleen

een focusing event voor de H-vision coalitie maar heeft ook impact gehad op mijn schrijfproces. In plaats van op kantoor zat ik in het tuinhuis waarbij sociaal contact beperkt is tot de familiaire kring.

(3)

2

Samenvatting

De aanleg van de Nieuwe-Waterweg eind 19e eeuw zette de ontwikkeling van de Rotterdamse haven in een stroomversnelling, zo kan H-vision in de 21e eeuw bijdragen aan de ontwikkeling van een duurzamere economie in de Rotterdamse haven. Het afgelopen jaar hebben verschillende bedrijven de samenwerking gezocht om productie en toepassing van blauwe waterstof nog voor 2030 mogelijk te maken. Waarmee de huidige emissie van CO2 aanzienlijk omlaag wordt gebracht. Met de aanleg van infrastructuur en installaties baant H-vision de weg voor de grootschalige introductie van groene waterstof in een later stadium. Hiervoor is samenwerking met diverse stakeholders van belang. Dit onderzoek geeft inzicht in de factoren die bijdragen aan het succesvol vormen en managen van lobbycoalities in het haven industriële complex van Rotterdam. Hierbij wordt gekeken naar verschillende lobbycoalities uit het verleden in de Rotterdamse context en hoe zij de factoren die in de literatuur naar voren komen hebben toegepast. Er wordt gebruik gemaakt van een vergelijkende casestudie ondersteund door een documentenanalyse en expertinterviews.

Een lobbycoalitie zal gedurende het bestaan verschillende problemen tegen het lijf lopen. De verschillende problemen zijn terug te brengen naar de drie exogene factoren van strategische invloed. Zo richt de mate van technische complexiteit zich op hoe ingewikkeld het is voor beleidsmakers om goed beleid te maken, bij een gebrek aan kennis kunnen organisaties hun expertise inzetten om mee te helpen om oplossingen te formuleren. De mate van conflict kan coalities belemmeren in het behalen van hun doelen, door begrip tussen stakeholders te creëren kan een lobbycoalitie hun invloed vergroten. Als derde exogene strategische invloed factor is er salience, waarbij het draait om de mate van aandacht bij het grotere publiek en de media. De strategische invloed factoren kunnen in meer of mindere mate aanwezig zijn. Op deze factoren zal een lobbycoalitie moeten anticiperen om de kans op succes te vergroten. Het anticiperen kan met de endogene factoren (samenstelling, middelen, vorming van de boodschap en consensus). Een succesvolle coalitie anticipeert op de exogene factoren door de endogene factoren op de situatie aan te passen.

Uit de analyse van het Rotterdam Climate Initiative en de uitbreiding van de Maasvlakte 2 zijn er diverse lessen voor H-vision te trekken. Zo verloor het RCI door een beperkte en homogene samenstelling op den duur draagvlak om de plannen verder te realiseren. De uitbreiding van de Maasvlakte 2 is onder andere een succes geworden door een coalitie te vormen met zeer diverse stakeholders en het vormen van een boodschap die op draagvlak kon rekenen van belangrijke stakeholders. Als lobbycoalitie is het belangrijk om te blijven anticiperen op veranderende exogene factoren, door waar mogelijk de samenstelling van een coalitie aan te passen aan de gegeven context en invloed van factoren buiten de macht van de bestaande coalitie. Beleidsmakers zijn zeer ontvankelijk voor organisaties die samenwerken als bijvoorbeeld een industrie cluster of geografisch logische coalitie. Daarnaast helpt het een lobbycoalitie als de doelstelling raakvlakken heeft met het beleid op het niveau wat zij willen beïnvloeden. Een brede coalitie met verschillende expertises, aangevuld met een gedeelde doelstelling en voldoende middelen om een degelijke organisatie op te zetten dragen bij aan het succes van een lobbycoalitie in de toekomst.

Uit dit onderzoek zijn er vijf aanbevelingen voor H-vision tot stand gekomen om de kans op succes te vergroten. De eerste aanbeveling heeft betrekking op de inzet van personeel. Doordat de iedereen de taken naast het eigen werk uitvoert komt het soms voor dat er onvoldoende aandacht of voorbereiding is om een stap te zetten in het project. Hierdoor kunnen problemen ontstaan op het gebied van lobby en stakeholdermanagement. De tweede aanbeveling betreft de interne verhoudingen bij leden van de coalitie, vooral bij multinationals met het hoofdkantoor in het buitenland. De coalitie zal dus zowel intern als extern een duidelijke boodschap en noodzaak moeten

(4)

3

presenteren. Het delen van informatie is van groot belang voor de coalitie. Uit dit onderzoek blijkt een zorg omtrent het mededingingsrecht. Om boetes en vertraging te voorkomen is hier aandacht voor nodig, idealiter op een transparante manier om maatschappelijke onrust te voorkomen. De vierde aanbeveling gaat over het contact met externe stakeholders. Een goed contact of analyse van stakeholders kan nuttig zijn om zo kansen en bedreigingen op tijd te signaleren.

De laatste aanbeveling valt buiten de scope van dit onderzoek, maar werd vaak genoemd door de respondenten. De zachte factor van public affairs, de kracht van persoonlijke relaties. Uit het onderzoek komt naar voren dat goede relaties de samenwerking verbeteren en een gevoel van saamhorigheid geven. Samen sta je immers sterker, dus ga samen in transitie.

(5)

4

Inhoudsopgave

Dankwoord ... 1 Samenvatting ... 2 1. Introductie ... 6 1.1 Onderzoeksvraag en deelvragen ... 7

1.2 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie ... 7

2. De weg naar een succesvolle lobbycoalitie ... 9

2.1 Van netwerk naar coalitie ... 9

2.2 Welke bril voor dit onderzoek? ... 12

2.2.1 Exogene factoren: vaste factoren ... 12

2.2.2 Exogene factoren: Strategische invloed factoren ... 15

2.2.3 Endogene factoren ... 17

2.2.4 Conceptueel model ... 21

3. Onderzoeksmethode ... 22

3.1 Gegevensverzameling... 23

3.2 Operationalisering ... 25

4. Casus Rotterdam Climate Initiative & Uitbreiding van de Maasvlakte 2 ... 26

4.1 Rotterdam Climate Initiative (RCI) ... 26

4.1.1 Analyse ... 27

4.1.1 Exogene ‘vaste’ factoren ... 27

4.1.2 Exogene factoren voor strategische invloed ... 28

4.1.3 Endogene factoren ... 31

4.1.4 Samenvatting en de lessen van de analyse RCI ... 37

4.2 Ontwikkeling van Maasvlakte 2 (2005-2013) ... 39

4.2.1 Aanloop naar 2005 ... 39

4.2.2 Analyse ... 42

4.2.2 Exogene ‘vaste’ factoren ... 42

4.2.3 Exogene factoren voor strategische invloed ... 43

4.2.4 Endogene factoren ... 46

4.2.5 Samenvatting Maasvlakte 2 ... 49

5. Casus H-vision ... 51

5.1 Analyse ... 51

5.1.1 Exogene ‘vaste’ factoren ... 51

5.1.2 Exogene factoren voor strategische invloed ... 52

5.1.3 Endogene factoren H-vision ... 55

(6)

5

5.3 Casussen op een rij en de lessen voor H-vision ... 60

6. Conclusie ... 63

6.1 Beantwoording hoofdvraag ... 63

6.2 Wetenschappelijke discussie en reflectie ... 64

6.3 Aanbevelingen voor H-vision ... 65

7. De toekomst van H-vision... 66

(7)

6

1. Introductie

Er is een drastische reductie nodig van koolstofdioxiden (CO2) in de Rotterdamse haven. Momenteel stoot het havenindustrieel complex (HIC) in Rotterdam rond de 20% van de nationale CO2 productie uit (NOS, 2019). Naast het Akkoord van Parijs uit 2015 en het nationale klimaatakkoord is er in november 2019 het Rotterdams klimaatakkoord gepresenteerd, waarmee de gemeente Rotterdam met betrokken partners een klimaatakkoord afsloot om binnen vier jaar een trendbreuk te bewerkstelligen in de CO2-uitstoot: van een jaarlijkse stijging naar een scherpe daling. De plannen omvatten een reductie van de CO2 uitstoot in 2030 met 49.6% ten opzichte van 2017 (Energieswitch010.nl, 2019). Een grote uitdaging voor Europa's grootste petrochemische cluster. Om CO2 te reduceren moeten in 2030 elektrificatie technologieën klaar zijn voor commercieel gebruik, als vervanging van productie op basis van gas, kolen en olie. Grootschalige elektrificatie maakt het Rotterdams HIC duurzamer en zorgt voor de nodige flexibiliteit en stabiliteit in het nieuwe energiesysteem. Om daar te komen is nog veel innovatie nodig (SmartPort, 2019). De innovatie zal voornamelijk van bedrijven moeten komen. Zij staan voor investeringen waarover nog veel onzekerheid heerst over het verdienmodel en de houding van de politiek en de overheid (NOS, 2019).

Daar waar het bedrijfsleven tegen de politiek en de publieke opinie aan loopt is een rol weggelegd voor public affairs. Public affairs is het repertoire aan systematisch voorbereide activiteiten dat wordt ingezet om het beleidsproces en de eigen maatschappelijke positie te beïnvloeden (Timmermans, Coops, van Keep, de Lange en van Venetië, 2019, p27). ‘Lobby’ of ‘lobbyen’ kunnen in deze scriptie afwisselend gebruikt worden voor ‘public affairs’. Het voorvoegsel public verwijst zowel naar de invloed op de publieke besluitvorming, als op de maatschappelijke positie van een organisatie. Het repertoire van systematische activiteiten wordt het geheel aan mogelijkheden om daadwerkelijk invloed uit te oefenen op het beleidsproces en de maatschappelijke positie (idem, p.28). Een van die activiteiten staat centraal in deze scriptie, het vormen van een lobbycoalitie. De definitie van een lobbycoalitie gebruikt in deze scriptie is:

“Een coalitie in public affairs is de samenwerking tussen organisaties, groepen of individuele personen waarbij kennis, kapitaal en maatschappelijk draagvlak worden gebundeld om sterker te staan in het behartigen van belangen op een gezamenlijke agenda” (Timmermans e.a. 2019).

In het theoretisch kader zal verder beschreven worden hoe de definitie tot stand is gekomen. Als organisatie streef je een doel na en zijn er successen te behalen. In dit onderzoek wordt er gezocht naar factoren die van invloed zijn om succesvol te zijn met een lobbycoalitie. Welke factoren hebben invloed op de coalitie en wat betekent dat voor je samenstelling. Aan de hand van de theorie zijn er factoren geïdentificeerd die de context bepalen en van invloed zijn op het vormen van een coalitie en de te zenden boodschap naar de ontvangers van de lobbyboodschap. Deze factoren zijn onderscheiden door zaken die extern spelen en de coalitie beïnvloeden, de exogene factoren. Daarnaast zijn er endogene factoren waar de coalitie zelf invloed heeft en keuzes kan maken om de kans op een succesvolle lobbycoalitie te vergroten.

Deze factoren worden toegepast op coalities ontstaan in het HIC uit het verleden en getest in de huidige praktijk op een lobbycoalitie in wording, vision. Een recent gestart project is vision. H-vision is een samenwerkingsverband van partijen uit het HIC Rotterdam die gezamenlijk de productie

(8)

7

en toepassing van blauwe waterstof1 in het Rotterdamse havengebied ambiëren. Het doel van H-vision is de industrie al vóór 2030 te voorzien van CO2-arme energie door aardgas en kolen te vervangen door blauwe waterstof en mogelijk ook raffinagegassen circulair in te zetten (Deltalinqs, 2019). Samen vertegenwoordigen zij als collectief de waterstofketen van productie, opslag en gebruik en vormen een lobbycoalitie onder leiding van Deltalinqs. De coalities die als referentiecasus uit het verleden dienen zijn het Rotterdam Climate Initiative (RCI) en de ontwikkeling van Maasvlakte 2.

Samenvattend zal dit onderzoek zich richten op factoren die bijdragen aan een succesvolle lobbycoalitie volgens de theorie. Vervolgens worden er twee cases uit het verleden onderzocht of de factoren daar toegepast zijn of juist niet en met welke reden. De lessen uit het verleden en de theorie tezamen zullen vervolgens vergeleken worden met de huidige lobbycoalitie in het H-vision project en waar mogelijk aanbevelingen doen ter bevordering van het mogelijke succes. Door middel van het maken van onderscheid tussen factoren die van buitenaf invloed uitoefenen op de factoren binnen de coalitie en deze ta analyseren wordt er kritisch gekeken naar de stand van de theorie en of deze toegepast wordt in de praktijk. Deze elementen komen samen in de onderzoeksvraag.

1.1 Onderzoeksvraag en deelvragen

Welke exogene en endogene factoren dragen bij aan het vormen en managen van

succesvolle lobbycoalities en welke lessen kan H-vision daaruit trekken?

Welke factoren komen naar voren uit de theorie over het vormen van lobbycoalities? Welke factoren komen naar voren uit de theorie over het managen van een lobbycoalitie?

Hoe zijn de lobbycoalities van het Rotterdam Climate Initiative & PMR Maasvlakte 2 ontstaan en wat valt op aan de vorming en managen van de coalities?

Hoe is de lobbycoalitie H-vision gevormd en gemanaged?

Welke lessen over lobbycoalities kan H-vision trekken uit de behandelde casus?

1.2 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie

De Rotterdamse haven staat voor een grote transitie om snel een grote CO2-reductie te realiseren, hiervoor zullen verschillende partijen samen moeten werken. Door onderzoek te doen naar de factoren die het samenwerken bevorderen en versnellen kan de haven klaargestoomd worden voor de toekomst. De lessen die partijen meenemen uit het Rotterdamse kunnen mogelijk ook toegepast worden in andere haven industriële complexen op het gebied van de energietransitie. Door dat iedereen te maken heeft met de energietransitie is het belangrijk om het hoe en wat achter lobbycoalities te begrijpen, zodat organisaties en overheden kunnen leren wat belangrijk is om samen verder te komen.

In de hedendaagse literatuur wordt veel geschreven over lobbyen en lobbycoalities. De meeste literatuur is gericht op de Verenigde Staten of lobbyen op Europees niveau (Nelson & Yackee, 2012; Kluver, e.a., 2015). Daarnaast zijn er ook verschillende onderzoeken met zeer afgebakende

1 Waterstof kan gemaakt worden vanuit aardgas, hierbij komt CO

2 vrij. Als de producent de CO2 af kan vangen en bijvoorbeeld door middel van CCS in de grond opslaan is er sprake van blauwe waterstof

(9)

8

onderwerpen (Massaro, 2019) en de energietransitie. De specifieke combinatie van onderwerpen in dit onderzoek is vernieuwend, waarbij regionale krachten, energietransitie en CO2-reductie onderzocht worden met een public affairs blik, meestal wordt dat gedaan vanuit een historisch oogpunt (Koppenol, 2016; Rijk, 2019). Dit onderzoek brengt in kaart welke aspecten belangrijk zijn om te lobbyen in Nederland, waardoor het gat in de public affairs literatuur wordt opgevuld. In dit onderzoek wordt gekeken hoe een lobbycoalitie in de Rotterdamse haven op Rijksniveau invloed kan uitoefenen ten behoeve van de waterstoftransitie.

Verwachtingen

Op basis van dit onderzoek wordt er verwacht uitspraken te doen over de factoren die bijdragen aan een succesvolle lobbycoalitie rondom vraagstukken in de context van de Rotterdamse haven over de energie of waterstoftransitie. Het doel daarvan is om kennisgaten op te vullen in de literatuur die momenteel sterk geënt is op public affairs in een internationale context. In dit onderzoek is ingezoomd op de lobbystrategie van het vormen van een coalitie. Een coalitie heeft te maken met exogene factoren, die vooral van buitenaf invloed hebben op de endogene factoren van een coalitie. Deze endogene factoren zijn gereedschappen voor de coalitie om te werken aan een succesvolle samenstelling en het vormen van een goede en gerichte boodschap richting de ontvangende kant van de lobby. Door onderzoek te doen aan beiden kanten van de boodschap, intern in de coalitie en bij de ontvangers en ook te kijken naar het heden en verleden worden de theoretische factoren op meerdere manieren getest in de empirie. Door deze benaderingen te combineren kunnen er lessen getrokken worden voor de H-vision coalitie voor nu en in de toekomst.

(10)

9

2. De weg naar een succesvolle lobbycoalitie

In het theoretisch kader worden de belangrijkste theoretische elementen toegelicht en uiteengezet. In dit hoofdstuk wordt een samenvatting gegeven van de literatuur over lobbycoalities en met welke theoretische blik er naar dit onderzoek wordt gekeken.

2.1 Van netwerk naar coalitie

In public affairs is er een grote diversiteit in coalities en zijn er ook allerlei wegen te bewandelen om zulke coalities te smeden, om ze bij elkaar te houden en successen te behalen. Soms lukt het om partijen spontaan samen te brengen en in korte tijd invloed uit te oefenen en bij andere coalities zijn meerdere pogingen en onderhandelingsrondes nodig om tot een resultaat te komen en dat het vervolgens nog steeds niet helemaal lukt. Organisaties en bedrijven bewegen in een context die een stuk ingewikkelder is dan bijvoorbeeld een politieke coalitie, waarbij het aantal spelers gering is. De netwerkachtige constructie waarin organisaties opereren is een stuk groter en complexer samengesteld. Er zijn verschillende factoren die winnen en verliezen kunnen bepalen en er bestaat geen gemakkelijke formule om succesvol te zijn. Een samenspel van overtuigen, handelen, anticiperen op de context en het gebruik van de positie in het netwerk kunnen belangrijke aspecten zijn om beleidsmakers te overtuigen. (Timmermans e.a., 2019). Met de netwerkachtige constructie wordt uitgedrukt dat een organisatie of bedrijf min of meer actief gezochte samenwerkingen heeft met andere organisaties of groepen op hetzelfde terrein of op eenzelfde onderwerp actief zijn (Timmermans, e.a., 2019). Maar wanneer wordt een netwerk waarin partijen vluchtig samenwerken een daadwerkelijke coalitie?

Er is sprake van een coalitie in public affairs als diverse actoren in een netwerk formeel of informeel samenwerken om het beleidsproces en de maatschappelijke positie te beïnvloeden. De kern waarin het verschil tussen een coalitie en een netwerk zit is vooral de rolverdeling. In netwerken zitten belangenorganisaties en beleidsmakers, de twee kanten van de belangenbehartiging. Hoe dichter deze partijen bij elkaar staan aan een kant en hoe hechter de relaties zijn in het beleidsproces maakt een coalitie. Deze kunnen formeel vastgelegd zijn, bijvoorbeeld in een brancheverenging, of ad hoc en spontaan ontstaan door eenzelfde gedachte. Een lobbycoalitie kan bestaan uit zeer diverse spelers, maar wat zij gemeen hebben is hun rol: ze zijn uit op beïnvloeding van beleid en beeldvorming rondom issues en de maatschappelijke positie van de coalitie of van de eigen organisatie (Timmermans e.a., 2019, p 274).

In Nederland is het gebruik van lobbycoalities nog niet exact in kaart gebracht, maar met een voorzichtige aanname kan wel gesteld worden dat het een veel gebruikte manier is om de besluitvorming te beïnvloeden. Zo zijn er in Nederland talloze verengingen en andere belangenbehartigers van grotere clubs zoals de ANWB en gespecialiseerde zoals de Vereniging Nederlandse Petroleum Industrie (VNPI). Deze formele initiatieven zijn alom bekend, maar de hoeveelheid ad-hoc en informele coalities in het Nederlandse public affairs landschap is naar mijn weten nog niet onderzocht. In Amerikaans en Europees verband is de lobbycoalitie wel al vaker onderwerp van onderzoek en worden coalities beschouwd als belangrijk onderdeel van een public affairs strategie en om invloed uit te oefenen op het beleid. Belangenbehartigers beschouwen het vormen van een coalitie als een van hun belangrijkste beïnvloedingsstrategieën en lijkt er consensus te zijn onder academici dat zowel in Europese als in Amerikaanse context lobbycoalities een prominente rol spelen (Scholzman & Tierney, 1986; Nelson & Yackee, 2012; Junk, 2020). Ruim 80% van de public affairs professionals geloven dat in coalitievorm lobbyen invloed heeft op beleid (Hula,

(11)

10

1999). Lobbycoalities worden gezien als een van de favoriete instrumenten in de praktijk en er is een grote overtuiging dat het ook daadwerkelijk bijdraagt aan het behalen van doelstelling en invloed op beleid (Heaney, 2004; Nelson & Yackee, 2012).

Volgens de alinea hierboven lijkt het wel alsof lobby bijna altijd in coalitie verband gaat, dat is natuurlijk niet waar. Er zijn nog tal van voorbeelden waarom een organisatie niet zou gaan samenwerken, een van die redenen is het soort belang dat een organisatie nastreeft, hier worden het collectief belang en het private belang onderscheiden. Een organisatie die vooral voor zijn eigen belang start met lobbyen zal daar de aandacht kleiner proberen te houden en zo min mogelijk zoeken naar contact met organisaties in de oppositie en media. Immers bij private aangelegenheden is ruchtbaarheid vaak niet gunstig en zal er minder sprake zijn van het vormen van coalities, ten opzichte van zaken die aan het collectief belang werken (Goodwin, e.a., 2011; Timmermans e.a., 2019. P279).

Een ander punt van kritiek op lobbycoalities is dat er in sommige onderzoeken geen relatie gevonden wordt tussen het vormen van een coalitie en vervolgens de invloed op het beleid (Gray & Lowery 1998; Haider-Markel 2006; Mahoney and Baumgartner 2004). In andere woorden, een aantal kwantitatieve onderzoeken wijzen niet per se aan dat een van de meest gebruikte vorm van lobbyen daadwerkelijk de gewenste invloed heeft op beleidsmakers en regelgeving. Doordat sommige lobbystrategieën succesvoller zijn dan andere, zijn de onderzoeken een afspiegeling van de werkelijkheid en dient men ook te beseffen dat lobbycoalities vaak opereren in een omgeving met gelaagde en complexe institutionele systemen die hen soms beperkt, en in andere gevallen in staat stelt om met succes hun belangen te behartigen (Klüver, Braun & Beyers, 2015). Een belangrijke opmerking bij het onderzoek naar lobby strategieën en coalities is dan ook dat er geen one-size-fits-all strategie bestaat, maar dat er altijd andere zaken van invloed kunnen zijn op succes of falen en dat indicatoren een soort gemiddelde zijn van theorieën die samen een verklaring kunnen geven voor de mate van invloed van een belangengroep (Lowery e.a., 2008; Klüver, Braun & Beyers, 2015; Timmermans, e.a. 2017).

Organisaties bundelen regelmatig hun lobbykrachten om samen te werken in lobbycoalities om beleidsmakers te informeren van hun standpunten en op die wijze invloed uit te oefenen op het beleid. Het begrip van coalitie is binnen de public affairs erg breed en worden er ook verschillende benamingen gebruikt. Zo beschrijft Baumgartner (2009) het als lobbycamps waarin actoren hetzelfde beleidsdoel nastreven. Een bredere beschrijving van het lobbyen in coalities kan beschreven worden als een gecoördineerde inspanning van belanghebbenden partijen om te lobbyen bij de overheid met als doel het bevorderen van een gedeelde agenda (Baumgartner and Leech 1998; Hula 1999; Nelson & Yackee, 2012). Timmermans e.a. beschrijven coalities specifieker en breder omvattend in het boek Public affairs in Maatschappelijk perspectief (2019):

“Een coalitie in public affairs is de samenwerking tussen organisaties, groepen of individuele personen waarbij kennis, kapitaal en maatschappelijk draagvlak worden gebundeld om sterker te staan in het behartigen van belangen op een gezamenlijke agenda”.

Bij coalities in public affairs draait het erom om dingen voor elkaar te krijgen bij andere partijen en om belangen te behartigen op een gezamenlijke agenda. Het resultaat kan bestaan uit invloed op beleidsmakers en invloed op de maatschappelijke positie. De maatschappelijke positie wordt

(12)

11

gevormd door het beeld in de media, de publieke opinie en in de bestuurlijke arena (Timmermans, e.a.2019).

Het succes van een lobbycoalitie is dus op meerdere manieren te interpreteren. Er is helaas dan ook geen simpele rekenmethode voor het meten van succes van lobbycoalities. In sommige gevallen kan het succes zijn als de coalitie blijft samenwerken op de langere termijn (Timmermans, 2019, p.295), zoals bij bijvoorbeeld brancheverenigingen. Andere auteurs schrijven dat het uitbrengen en vasthouden aan één gedeelde boodschap naar buiten een succesfactor voor een coalitie kan zijn (Mahoney, 2008; Nelson & Yackee, 2012; Junk & Rasmussen, 2018). In ander onderzoek wordt lobbysucces gedefinieerd als het bereiken van de beleidsdoelen. Een lobbycoalitie voert een goede lobby als de beslissing van de beleidsmakers convergeert met de gestelde beleidsdoelen (Barry, 1980; Klüver, 2013). De casus die in dit onderzoek centraal staat is nog niet voltooid en lobbysucces in dit onderzoek zal dan ook bestaan uit de elementen:

- De coalitie blijft samen in de volgende projectfase. - De coalitie draag een gezamenlijke boodschap uit.

- De coalitie stelt samen beleidsdoelen op en realiseert deze doelen.

Samengevat zou je kunnen zeggen dat het succes van de lobbycoalitie erop gericht is om het beste rendement voor de deelnemers te bereiken met in ogenschouw nemende de positie van betrokken partijen binnen en buiten de coalitie.

(13)

12

2.2 Welke bril voor dit onderzoek?

Public affairs is het onderdeel van een organisatie wat op de grens zit waar interne zaken raken aan externe zaken en vice versa. Een lobbycoalitie opereert dus in dit grensgebied. Het is dus ook belangrijk om onderscheid te maken tussen factoren waar de lobbycoalitie rekening mee moet houden en geen tot weinig invloed op uit kan oefenen en factoren waar de coalitie zelf keuzes kan maken. Dit onderscheid is te maken door naar exogene en endogene factoren te kijken. Exogeen betekent van buiten komend en komt door oorzaken van buitenaf (Van Dale, 2020). De exogene factoren geven de context waarin de lobbycoalitie de doelen wil verwezenlijken. Endogeen is het tegenovergestelde en ontstaat binnen een systeem of komt van binnenuit (Van Dale, 2020). Welke en hoe de endogene factoren ingezet worden is aan de lobbycoalitie zelf te kiezen. In dit onderzoek zullen de factoren voor het succesvol vormen van een lobbycoalitie aan de hand van exo- en endogeen ingedeeld worden. De lobbycoalitie in de organisatie zal rekening houden met de exogene factoren, voor zover dat kan, en daarop een strategie kiezen. Bij die strategie kan de professional keuzes maken en de gereedschappen kiezen die bij de gegeven context horen; de gereedschappen zijn de endogene factoren.

Overzichtstabel factoren

In onderstaande tabel is een overzicht weergegeven van de factoren die in het verdere theorie hoofdstuk aan bod komen en van belang kunnen zijn voor het succesvol vormen van een lobbycoalitie.

Exogene ‘vaste’ factoren

Politiek institutioneel systeem

Focusing events

Exogene factoren voor strategische invloed

Complexiteit

Mate van conflict

Salience

Endogene factoren

Omvang en homogene of heterogene samenstelling

Resources en reputatie

Consensus

2.2.1 Exogene factoren: vaste factoren

Zoals gesteld in de inleiding zijn exogene factoren krachten van buitenaf waar de strategie op aangepast zal worden, de mate van invloed die een lobbycoalitie op de gegeven context uit kan oefenen is minimaal. In dit stuk zal er onderscheid gemaakt worden in twee soorten exogene factoren. Een aantal ‘vaste’ factoren waar een lobbycoalitie per definitie geen invloed op uit kan oefenen, zoals het institutionele of politieke systeem en focusing events. De andere factoren zijn in de literatuur geïdentificeerd als belangrijke contextuele factoren die van invloed zijn welke strategie een lobbycoalitie het beste kan uitvoeren om de kans op succes te vergroten.

Politieke institutionele systeem

Een van de exogene vaste factoren waar een lobbycoalitie mee te maken heeft is de politieke cultuur in het land waar het opereert, deze cultuur wordt hier omschreven als het politieke institutionele

(14)

13

systeem. Er zijn verschillende systemen te identificeren over de wereld. Zoals het pluralisme waar het vooral draait om winnaars en verliezers, zoals in de Verenigde Staten van Amerika, of het Rijnland model wat bij onze oosterburen is te vinden. In Nederland wordt vaak gesproken over corporatisme of het Poldermodel. Het institutioneel systeem in een land komt in onderzoek naar voren als factor voor het in kaart brengen van lobbysucces (Mahoney, 2007). Zo is er een verschil tussen het lobbyen in de VS waar lobby kampen vaak te maken hebben met volle winst of vol verlies en de manier waarop er in Europa mee om wordt gegaan, waar er meer naar het compromis wordt gezocht (Woll, 2007). In Nederland gaat dat al zo al decennia en noemen we dat het poldermodel. Sommige auteurs zien het oprichten van de democratisch bestuurde waterschappen, waar verschillende culturele lagen samen de strijd tegen het water aan zijn gegaan op basis van vertrouwen, anderen noemen het akkoord van Wassenaar uit 1982 (Torenvlied, 2005). Het Nederlandse politieke stelsel kan worden omschreven als een consensusdemocratie, gekenmerkt door een regering die uit meerdere partijen bestaat, gedecentraliseerd bestuur en een evenwichtig parlementair stelsel (Lijphart, 1984). Het poldermodel is een overlegstructuur waar de verschillende sociale partners aan tafel zitten als het gaat over maatschappelijke vraagstukken om samen tot een oplossing te komen die breed gedragen is. Tegenwoordig is het poldermodel breder opgezet dan traditioneel alleen de werkgevers, werknemers en de overheid. Zo praten verschillende stakeholders mee zoals ngo’s, brancheverenigingen, beleidsmakers of industriële spelers. Ondanks het verschil in standpunten wordt er vaak toenadering gezocht en kunnen er akkoorden gesloten worden. Het poldermodel is geen garantie op succes en kan het soms ook een verlammende werking hebben door de hoeveelheid aan overleginstituties of overlegstructuren (Delsen, 2000).

Focusing Events

Als tweede exogene ‘vaste’ factor worden zijn de zogenaamde focusing events oftewel gebeurtenissen. Dit zijn evenementen die impact hebben op wereldschaal en ineens ontstaan en de politieke agenda van de ene op de andere dag kunnen beheersen. Deze gebeurtenissen kunnen aan de output kant van beleid, waar wet- en regelgeving al een weg hebben afgelegd en beslissingen over investeringen al zijn gemaakt (Timmermans, e.a. 2019, p.244). Dit soort gebeurtenissen kunnen zoals gezegd de politieke aandacht van de een op de andere dag omgooien, dit is zowel een kans als een bedreiging voor een lobbycoalitie. De druk op de agenda wordt doorgaans langzaam opgevoerd en is een strijd van de lange adem. Een focusing event kan bijdragen aan deze druk en zorgen voor een tipping point om vervolgens stappen te kunnen zetten in de verdere ontwikkeling (Gladwell, 2000). De politieke en publieke opinie kan namelijk wisselen in deze periode opvolgend van zo een gebeurtenis waarin publieke investeringen soms meer of minder weerstand kunnen ontvangen. Zo stelt Koppenol (2016) dat in de periode na de Tweede Wereldoorlog, de economische crisis in de jaren 80 en begin 2000 er een betere ontvangst voor grote infrastructurele investeringen was vanuit de publieke en politieke opinie. Een organisatie, zoals een lobbycoalitie ook kan zijn, zal geen invloed uit kunnen oefenen op de gebeurtenis, maar dient wel te schakelen zodra zo een gebeurtenis plaats vindt en kijken waar de lobby stappen kan zetten.

De twee context beschrijvende exogene factoren: het institutioneel model en focusing events, zijn belangrijke factoren om rekening mee te houden dat ze bestaan binnen een context of op kunnen komen. Voor het onderzoek worden deze elementen meegenomen in een begin analyse, maar alleen aangestipt als zijnde de context waarin de coalitie opereert. Deze twee elementen worden daarom vaste exogene factoren genoemd door dat de coalitie er nou eenmaal mee dient te handelen en er zelf geen invloed op uit kan oefenen. In de volgende alinea’s worden de exogene factoren

(15)

14

beschreven die strategisch van invloed zijn op de coalitie en waarop de coalitie moet en kan reageren. Zoals in de overzichtstabel gaat zijn de twee exogene factoren waarop de coalitie zich strategisch dient voor te bereiden de complexiteit van het issue, de wetgeving of beleidswijziging. De mate van conflict en de salience omtrent het onderwerp.

(16)

15

2.2.2 Exogene factoren: Strategische invloed factoren

Klüver, Braun & Beyers (2015) hebben een concept uitgewerkt waarin contextuele elementen geïdentificeerd kunnen worden die van belang zijn bij het vormen van een lobbycoalitie. Een lobbycoalitie houdt zich bezig met verschillende beleid gerelateerde factoren. Deze exogene factoren spelen buiten een coalitie en zullen medebepalen welke strategie er gekozen moet worden om kans op succes te vergroten. Voor dit onderzoek wordt er dieper ingegaan op de complexiteit rondom wetgeving en beleid, de mate van conflict en de salience rondom een onderwerp dat speelt tussen stakeholders op het onderwerp

Technische complexiteit en kennis

Met de term technische complexiteit bedoelen Klüver e.a. (2015) de mate van ingewikkeldheid van de regulering. Volgens Woll (2007) is er een grotere bereidheid tot samenwerken tussen een lobbycoalitie en beleidsmakers als de lobby kan bijdragen in bijvoorbeeld (technische) kennis en nemen dit graag mee in de overweging voor nieuwe wetgeving. Door de complexiteit van wetgeving en beleid in combinatie met beperkte (specialistische) capaciteit aan de beleidskant wordt er verondersteld dat de mate van invloed en toegang van belangengroepen verschilt per beleidsonderwerp (Klüver, 2013). Volgens het onderzoek van Woll (2007) kan een lobbycoalitie succes hebben als de doelen van de ontvangers van de lobby iets nastreven waar ze niet voldoende kennis, informatie of middelen kunnen vergaren. Als organisaties daarop in kunnen spelen en kunnen helpen met het aanleveren van de juiste kennis, verbindingen, of andere middelen dan kan dat hun zaak helpen om verwezenlijkt te worden.

Een coalitie kan in zetten op het verstrekken van informatie met in het achterhoofd houdend dat een overvloed aan informatie van verschillende partijen het lobbyen ook ingewikkelder maken. Zo stellen Klijn & Koppejan (2016) dat de complexiteit kan toenemen door de vele informatie van verschillende stakeholders. Elke stakeholder gooit zijn eigen sausje over de informatie en zo ontstaat er discussie en meer complexiteit over de informatie en de percepties van de verschillende stakeholders. Als coalitie kan dit zowel intern gebeuren als in het externe krachtenveld. Betrokken partijen kunnen deze toename van complexiteit deels voorkomen door begrip voor elkaars positie te hebben en anderen meningen te respecteren. Het zoeken naar de balans van informatie en kennis bij andere stakeholders in kaart brengen zijn recepten om de complexiteit in te perken. De perceptie verschillen van coalitiepartners en stakeholders buiten de coalitie dragen bij aan de mate van conflict rondom een issue.

Mate van conflict en begrip

Daarmee is de mate van conflict sterk verwant aan de complexiteit rondom een beleidsonderwerp. Sommige beleidsterreinen hebben relatief veel consensus over oplossingen, maar soms ontstaat er conflict en concurrentie over oplossingen voor problemen. Bij dit soort issues ontstaan er verschillende kampen die elkaar de haren in vliegen en maakt lobbysucces voor individuele partijen lastiger doordat beleidsmakers door beiden kampen worden bestookt met argumenten, zoals hierboven besproken (Mahoney, 2007; Klüver e.a., 2015). Een context waarin dus een hoge mate van conflict tussen actoren heerst vereist een andere aanpak dan een context waarin actoren het met elkaar eens zijn en er sprake is van consensus (Salisbury e.a., 1987).

Een van de bronnen van conflict is het al eerdergenoemde element van perceptie. Waar de complexiteit vooral draait om een kennis gat tussen de huidige situatie, de gewenste situatie en stakeholders. Draait het bij de mate van conflict meer om de verschillen in perceptie van het

(17)

16

probleem. Betrokken partijen verschillen van mening over de aard van het probleem, de mogelijke oplossingen, hoe daar mee om gegaan moet worden en wie daarop moet handelen. Het gaat hier vooral om verschillen in normen, waarden en doelstellingen (Klijn & Koppejan, 2016, p42). Door met elkaar te communiceren worden posities in het spel duidelijker en kan er gezocht worden naar een meer gedeelde probleemperceptie, wat het vervolgens gemakkelijker zal maken om als coalitie een succesvolle formatie en boodschap te kunnen verspreiden (p.64). Het zoeken naar deze gedeelde basis draait om begrip van elkaar positie in het spel en het verstaan van elkaars problemen en doelen.

Salience en aandacht

Lobbyen is eigenlijk het spel om de politiek van de aandacht of juist om die van het afleiden van de aandacht. Issues die veel aandacht krijgen en als lastige, zware zaken opvallen hebben een hoge mate van salience in de literatuur. Hoe hoger de mate van salience hoe lastiger het is voor een individuele partij om invloed te verkrijgen met een lobby. Beleidsmakers zijn minder geneigd om het advies van een enkele, alleenstaande partij te volgen in zaken waar een brede interesse voor is (Mahoney, 2007, Klüver e.a., 2015). Zo schrijft Kollman (1998) erover dat op de achtergrond van deze strijd, organisaties zitten met belangen om issues juist op de agenda te plaatsen of ze ervan af te houden. Een succesvolle lobby houdt namelijk rekening met de zwaarte van het onderwerp en de mate van maatschappelijke aandacht voor het issue. Dit fenomeen wordt salience genoemd in de literatuur (Timmermans e.a., 2019, p279). Een basisaanname over salience is dat de mate waarin een onderwerp aandacht opeist bij verschillende stakeholders en het publiek in het algemeen een belangrijke contextuele factor is die essentieel is om te identificeren bij het maken van een strategie. Immers als er bij andere stakeholders geringe aandacht is voor een bepaald onderwerp is de kans veel groter dat een partij de eigen doelen beter kan verwezenlijken. De te verdelen taart hoeft namelijk over minder actoren en voorkeuren verdeelt te worden (Klüver, e.a., 2015) het vormen van een coalitie kan de metaforische taart in minder stukken hoeven delen. Het is dan ook van belang voor lobbycoalities om af te wegen hoeveel aandacht zij op de te behalen doelen willen vestigen. Meer ruchtbaarheid aan een onderwerp geven kan zo zijn voordelen hebben, maar zal ook andere stakeholders aantrekken die een stukje van de taart willen hebben (Mahoney, 2007).

Om salience inzichtelijk te maken heeft Epstein (2000) een meetinstrument ontwikkeld. Hierbij gaat het om het meten van de media-aandacht omtrent een onderwerp en naarmate er meer over het onderwerp geschreven wordt is er interesse vanuit het bredere publiek voor het onderwerp. In het onderzoek van Epstein worden er aan de hand van het aantal artikelen in de New York Times of een onderwerp salient is. Voor de onderwerpen in dit onderzoek zal dezelfde methode toegepast worden.

Samenvattend zijn de factoren complexiteit, mate van conflict en salience drie belangrijke elementen om te analyseren alvorens een coalitie te vormen doordat het de samenstelling, strategie en boodschap van de coalitie beïnvloeden. Belangrijk is het verschil tussen kennis en begrip van de verschillende stakeholders. Waar complexiteit gedreven wordt door de kennis, draait het bij de mate van conflict vooral om begrip van elkaars perceptie en opstelling tegenover betrokken. Bij salience is de aandacht in de maatschappij voor het probleem relevant.

(18)

17

2.2.3 Endogene factoren

De endogene factoren zijn elementen waarop de lobbycoalitie invloed op uit kan oefenen en verschillende keuzes kan maken die passen bij de gegeven context geschetst aan de hand van de exogene factoren, sommige exogene factoren zullen dan ook genoemd worden als reden om een bepaalde keuze te maken. De definitie gegeven in de inleiding van endogeen is van binnenuit ontstaan. Voor dit onderzoek wordt dat geïnterpreteerd als elementen waar op de lobbycoalitie zelf invloed heeft en keuzes op kan maken. Vooral bij het formeren van een coalitie zijn endogene factoren, zoals de omvang en samenstelling van de coalitie, de middelen die partners in kunnen zetten en de consensus binnen de coalitie van belang. Vervolgens zal er gekozen worden met wie er samengewerkt gaat worden en waarom wel of juist waarom niet. In het tweede deel van dit hoofdstuk zal wordt er op de ontvangende kant van de lobby ingegaan. Dit is geen interne factor in de coalitie, maar er is gekozen om vanuit het perspectief van de ontvangende kant de endogene factoren van het handelen te identificeren en welke elementen van belang zijn om intern te organiseren om de boodschap goed over te brengen.

Deze voorwaarden zijn afhankelijk van een aantal contextuele voorwaarden, zo zal de mate van complexiteit van een probleem invloed hebben op de breedte en omvang van een coalitie. Zo zal bij een meer specialistisch en afgebakend beleidsterrein sneller een homogene coalitie gevormd worden, het ontbreken van een coalitie op zo een beleidsterrein kan misschien zelfs duiden op discussie (Mahoney & Baumgartner, 2004). Aan de andere kant als het een breder, multidisciplinair probleem betreft kan het ook waardevol zijn om juist in zee te gaan met strange bedfellows om zo op een specifiek onderdeel aan beleidsmakers te laten zien dat er consensus heerst op dat gebied tussen diverse, heterogene partijen (Mahoney & Baumgartner, 2004, Junk, 2019). Er heerst een verwachting dat het logisch is om een coalitie te vormen wanneer er tussen verschillende disciplines of industrieën samengewerkt kan worden.

Samenstelling

Als eerste element waar een lobbycoalitie voor kan kiezen is de samenstelling, met hoeveel mensen en met welke mensen ga je samenwerken. De samenstelling wordt bepaald door de omvang van de coalitie en welke soorten organisaties lid zijn van de coalitie en daarin op elkaar kunnen lijken of verschillen.

In vroege literatuur over coalities wordt gesproken over het vormen van een minimumwinning theory (Riker, 1962) en is vooral van toepassing op politieke coalities, zoals het kabinet. Waarbij gezocht wordt naar een coalitie die net groot genoeg zijn om te winnen, maar klein genoeg om de taart met zo min mogelijk personen te delen (Timmermans, 2019, p.277). Echter heeft dat voor een coalitie in de public affairs maar minimale waarde, het draait daar immers niet alleen maar om het door de kamer loodsen van een wetsvoorstel maar om het beïnvloeden van de bredere maatschappelijke positie van de leden van de coalitie. Een bredere en grote coalitie heeft mogelijk een breed draagvlak door de hoeveelheid partners, daarentegen zal het sturen van een brede coalitie ook lastiger worden door verschillende opvattingen en kan het doel algemener worden en daardoor minder scherp. Soms kan het daardoor verstandig zijn om een minder omvangrijke coalitie te vormen zodat deze meer gecentreerd kan werken richting het gestelde doel (Timmermans e.a., 2019). De omvang van de coalitie bepaald hoeveel partijen eraan kunnen sluiten, hiervoor is het belangrijk om te kijken of er voldoende elementen aanwezig zijn op verschillende expertise

(19)

18

gebieden. Dit is te doen door in de samenstelling te kijken of een homogene groep deelnemers voldoet, of dat er een mix moet ontstaan van partners.

Een coalitie kan gevormd worden door dezelfde soort partners of door zeer diverse organisaties, oftewel vorm je een heterogene of een homogene coalitie. Volgens Junk (2019) is het belangrijk om daar de exogene factor salience bij te gebruiken als bepalend element om te kijken naar een meer verschillende partners of meer van dezelfde. Zij stelt dat bij onderwerpen met een hoge mate van salience er prikkels zijn om een bredere samenwerking te zoeken met heterogene partijen om zo aan beleidsmakers te laten zien dat er toch consensus kan zijn binnen diverse groepen (Junk, 2019). Als er namelijk minder aandacht is voor een probleem dan kan een lobby op individuele basis succesvoller en goedkoper zijn dan het samenwerken in een coalitie met alle kosten en uitdagingen van dien. Door eerst in kaart te brengen in hoeverre er aandacht is voor het issue en de mate van conflict kan het voor een coalitie interessant zijn om te kijken naar een meer heterogene samenstelling, dan wanneer er weinig aandacht en conflict voor het onderwerp is. Een coalitie hoeft niet strikt te kiezen voor homogeen of heterogeen en spelers die hetzelfde denken op een onderwerp, maar is het wel van groot belang om in het omliggende netwerk van de coalitie de banden met anders denkenden organisaties in gesprek te blijven, als dat goed lukt zal de mate van aandacht bij beleidsmakers namelijk groter zijn (Beyers & Braun, 2013). Zoals ook beschreven in het volgende voorbeeld waar het succesvol betrekken en groter maken van een coalitie is terug te zien bij de ontwikkeling van Maasvlakte 2. In 2003 zette het Havenbedrijf Rotterdam een lobby op touw om het kabinet van jaren van studie een positief besluit te laten nemen over de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Het Havenbedrijf ging op zoek naar nieuwe bondgenoten omdat het vermoedde er was dat een brief ondertekend door havenondernemers geen impact zou maken. Er werden verschillende partijen gevonden om een bondgenootschap mee te sluiten die toch van merkwaardige samenstelling was. Door samen te werken met de provincie, gemeentes, vakbonden en VNO-NCW, verschillende natuur- en milieuorganisaties werd er een pleitbrief opgesteld voor de uitbreiding. Door de belangen van haven, natuur en economie te verbinden konden de partijen allemaal wel iets vinden in de grotere boodschap. Het resultaat was brede Kamersteun en een positief besluit over de Maasvlakte (Van Venetië & Luikenaar, 2013p 148; Koppenol, 2016). Dit fragment laat zien dat het kansen kan bieden om de aandacht te vergroten en samenwerking te zoeken met diverse partijen om tegenstanders bij het initiatief te betrekken en zo onderdeel worden van het proces.

De coalitie zal wel kritisch moeten blijven op de kosten en baten van het toetreden van de spelers in de coalitie. Als er marginale winst te behalen valt voor de lobbycoalitie, door bijvoorbeeld een maximale subsidie hoeveelheid, zullen coalities er baat bij hebben erg kritisch te zijn over de hoeveelheid partners en mogelijk in een kleinere coalitie willen opereren. Wanneer het een groter en mogelijk meer op draagvlak gerichte actie behelst een grotere coalitie kiezen voor een beter resultaat (Nelson & Yackee, 2012).

Resources en reputatie

De partners in een coalitie vertrouwen en zijn mogelijk afhankelijk voor elkaar om hun gezamenlijke doel te behalen, immers anders heeft samenwerken in een coalitie weinig nut. Om de maatschappelijke positie en beleidsmakers te beïnvloeden werken partners samen en zal er gekeken worden naar wat een partij in kan brengen en mogelijk op andere partners kan aanvullen. De resources of middelen beslaan alle mogelijkheden die het mogelijk maken dat organisaties hun doelen behalen. Hieronder vallen onder meer abstractere middelen zoals macht en autoriteit, maar

(20)

19

vooral te vinden onder zijn bij beleidsmakers. Voor organisaties buiten de overheid draait het vooral om tastbare middelen zoals financiële, personeel, kennis en expertise (Klijn & Koppejan, 2016, p74). In de wereld van het lobbyen lijken financiële middelen altijd de succesfactor, toch is geld geen garantie voor succes voor beleid beïnvloeding (Baumgartner e.a., 2014). Elementen die meer van belang zijn bij het vormen van een coalitie zijn de informatie, expertise en de investering van personeel voor een coalitie om samen tot een oplossing te komen (Mahoney, 2007). De keuze voor een coalitiepartner zal dus deels komen door de middelen die een organisatie kan inbrengen en dan vooral gericht op personele bezetting, expertise en extra informatie die een organisatie kan brengen. In verschillende artikelen wordt als extra factor om te kiezen voor partners het interpersoonlijke contact tussen medewerkers genoemd (Junk, 2019), de individuele kennis bij verschillende spelers (Baumgartner e.a.2014) en de reputatie van de organisatie of lobbyist zelf. Deze ‘zachte’ factor van persoonlijke relaties en kennis is altijd aanwezig, we werken nou eenmaal graag samen met mensen waar we op lijken. Voor dit onderzoek volstaan we bij het noemen van dit element (Timmermans, e.a., p.277), doordat deze zachte factor een onderzoek op zich zou zijn en dat niet past binnen de kaders van dit onderzoek.

De boodschap en zicht op de ontvangende kant van de lobby

Als de coalitie eenmaal gevormd is en de eerste afspraken worden gemaakt is het van belang om de volgende stappen te zetten. In sommige gevallen kan alleen het vormen van een coalitie al een succes zijn, echter is het de taak van een lobbyist om de kansen vervolgens ook te verzilveren door goede input aan beleidsmakers te geven. Welke voorwaarden dragen daaraan bij en waar dient een lobbycoalitie op te letten om succesvol te zijn en invloed op de ontvangende kant van de lobby uit te oefenen? In dit onderdeel wordt ingegaan hoe de coalitie zichzelf succesvol kan managen en presenteren bij de ontvangende kant van de lobby, de beleidsmakers in het speciaal.

Mahoney (2007) schrijft dat in veel onderzoek naar voren komt dat beleidsmakers zoeken naar beleidsvoorstellen met een zo breed mogelijk draagvlak in de maatschappij, immers wanneer een politicus beleid steunt waar een groot gedeelte van zijn of haar achterban tegen is kan dat stemmen kosten in de volgende verkiezingen. Door in coalitie verband samen te werken kunnen organisaties laten zien waar belangrijke politieke steun kan liggen voor een initiatief, daarnaast kunnen organisaties ook aantonen dat ze bereid zijn samen te werken en al een aantal problemen hebben opgelost door in een coalitie te stappen (Hula, 1999; Mahoney, 2007). Volgens Klüver (2013) zijn beleidsmakers vooral gericht op drie elementen bij een beleidsvoorstel vanuit de maatschappij. Het draait voornamelijk om informatievoorziening aan beleidsmakers en hun ambtenaren, maatschappelijk draagvlak van de belangengroepen en of er economische waarde aan ten grondslag ligt. Als een lobbycoalitie aan deze drie elementen invulling kan geven vergroot dat de kans op lobbysucces significant (Klüver, 2013). Uit haar empirische analyse blijkt dat lobby het best gezien kan worden als een collectieve actie en door samen te werken en de krachten van informatie, draagvlak en economische waarde te bundelen doorslaggevend kunnen zijn bij een lobbyactie. Onder de exogene factor complexiteit kwam de informatievoorziening ook al aan bod en dat beleidsmakers graag informatie ontvangen vanuit de maatschappij wat kan bijdragen aan het maken van nieuw beleid, zeker wanneer het een ingewikkelde en technisch beleid betreft is expert kennis een waardevolle aanvulling voor de beleidsmakers (Mahoney, 2007; Klüver, 2013). Maatschappelijk draagvlak is de steun die beleid heeft in de maatschappij. Het Sociaal en Cultureel Planbureau omschrijft draagvlak ook wel als legitimiteit van beleid waarmee ze het recht om macht uit te

(21)

20

oefenen, inclusief erkenning daarvan door de bevolking. Legitiem beleid zal moeten voldoen aan bepaalde externe standaarden of normen, het publieke doel verwezenlijken en rekening houden met uiteenlopende opvattingen en deelbelangen in de maatschappij. Daarnaast is transparantie en efficiëntie en een toedeling van aansprakelijkheid van belang (SCP, 2019). Het is dus van belang om op een onafhankelijke en transparante manier te handelen om goede input te leveren aan beleidsmakers.

Het bovenstaande wordt onderschreven door onderzoek onder verschillende Haagse topambtenaren en Kamerleden blijkt dat coalities ontvangen voor de beleidsmakers strategisch nuttig is. Door de boodschappen uit te rusten met bovenstaande drie aspecten en aan te vullen met realistische oplossingen voor ingewikkelde kwesties zal de ontvangende kant van de lobby de informatie efficiënter kunnen verwerken en wellicht sneller toepassen in beleidsveranderingen (Van Venetië & de Haan, 2018).

Consensus

Verschillende onderzoeken dragen aan dat de boodschap die een coalitie uit wil stralen een moet zijn waar een zekere mate van consensus over heerst. Zo beschrijft Junk (2019) dat wanneer een coalitie gezamenlijk achter een beleidspunt gaat staan de individuele leden eerder hun gewenste resultaat hebben, dan wanneer zij alleen actie ondernemen. Dit beeld wordt bevestigd door Nelson & Yackee (2012) waarin zij stellen dat een gecoördineerde en uniforme boodschap waarmee de mate van invloed wordt vergroot. Dit klinkt best logisch, immers als beleidsmakers een en dezelfde gefundeerde boodschap krijgen te horen vanuit een coalitie en de individuele leden dan is het mogelijk dat het standpunt terug kan komen in het beleid. Door in de interviews te vragen in hoeverre er afstemming is tussen partijen over de boodschap en door uitgegeven persberichten van coalitieleden te bestuderen kan onderzocht worden of er consensus heerst over het project.

Concluderend zijn de endogene factoren waar de coalitie keuzes kan maken om succesvoller te opereren de omvang van de coalitie, het samenwerken met heterogene of juist homogene partners, en een juiste balans van middelen. De factoren die bijdragen om de ontvangst van de boodschap te verbeteren zijn de voorziening van informatie, maatschappelijk draagvlak en economische waarde. Een boodschap waarover consensus is, zodat er een boodschap naar de beleidsmakers wordt gezonden.

(22)

21

2.2.4 Conceptueel model

In het conceptuele model staan de relaties tussen de verschillende factoren visueel uitgelegd. Hierbij zijn de factoren gegroepeerd in de exogene vaste factoren, exogene strategische invloedfactoren en de endogene factoren en wat hun relatie is tot een succesvolle lobbycoalitie.

De exogene factoren zijn gebundeld in het ontwerp, omdat dit factoren zijn die buiten de invloed liggen van de coalitie. Een lobbycoalitie zal moeten anticiperen op de factoren die komen uit de cirkel van exogene factoren om het mogelijke succes te vergroten. De lijn tussen de exogene factoren en de endogene factoren betekent dat zij invloed hebben hoe de coalitie zichzelf moet organiseren. Zo stelt Junk (2020) in de theorie dat bijvoorbeeld bij een hoge mate van salience een coalitie daar op zal moeten anticiperen in de samenstelling om de kans op succes te vergroten. Zo kan een coalitie schakelen in de samenstelling van de coalitie en de boodschap vormgeven op de context zoals die bepaald kan worden door de exogene factoren.

Vanuit de endogene factoren is er geen pijl richting de exogene factoren, dit omdat de invloed van een coalitie op de gegeven context volgens de exogene factoren zeer minimaal en eigenlijk geen is. De verwachting is dat als een lobbycoalitie een grotere kans op succes wil maken er geanticipeerd kan worden door de eigen samenstelling of opstelling te veranderen, verandering van exogene factoren is niet mogelijk.

Naast invloed op de endogene factoren beïnvloeden de exogene factoren ook het directe succes van een lobbycoalitie. De verwachting is dat door bijvoorbeeld invloed van een exogene vaste factor zoals een focusing event het mogelijke succes van een lobbycoalitie kan beïnvloeden.

Vaste factoren

Endogene factoren Exogene strategische

invloedfactoren

Succesvolle lobbycoalitie Exogene vaste factoren

(23)

22

3. Onderzoeksmethode

De casus speelt in een complexe situatie met verschillende stakeholders, technische uitdagingen en economische belangen. Een kwalitatief onderzoek is meestal de meest effectieve en efficiënte manier om data te verzamelen, omdat er rekening gehouden wordt met de complexe context van het onderwerp (Bennet & Elman, 2006).

Vergelijkende casestudie

In deze scriptie worden meerdere casussen bestudeerd. Er wordt naar twee casussen uit het verleden gekeken: De uitbreiding van Maasvlakte 2 in de periode 2005 tot 2013. In deze fase is er een sterke lobby gevoerd en gezocht naar mogelijkheden om door middel van samenwerking het project tot uit voer te brengen. Het Rotterdam Climate Initiative (RCI) is de andere casus waarvan geleerd kan worden. In de periode 2007 tot 2014 is er geprobeerd om klimaatbeleid voor Rotterdam te ontwikkelen. Het H-vision project is momenteel nog in ontwikkeling en kan leren van deze twee, op sommige vlakken, vergelijkbare cases. Het onderzoek heeft daarmee zowel een verklarend, evaluerend als een prescriptief karakter door het doen van aanbevelingen aan de projectorganisatie. Er is gekozen voor een vergelijkende casestudie, omdat zo de onderzoeksobjecten in de diepte geanalyseerd kunnen worden. Een groot voordeel van een casestudie is dat er een beeld wordt geschetst wat kan helpen in een verander of transitietraject, door dat er gedegen kennis is van de context en situatie is. Daarnaast zal een casestudie ontwerp eerder aangenomen door ‘het veld’ (Verschuuren & Doorewaard, 2007, p190). Door dat een lobbycoalitie sterk verbonden is met de context waarin deze opereert is een casestudie een gerechtvaardigd onderzoek ontwerp, omdat een lobby altijd een rondom een specifiek onderwerp of beleidsterrein gevoerd wordt (Mahoney, 2007; Massaro, 2019).

Keuze en geschiktheid van de casussen

De keuze voor het RCI in dit onderzoek is gebaseerd op de parallellen die zijn te trekken met H-vision. Zo werkten een aantal dezelfde partijen samen in het RCI en nu ook in H-vision. Daarnaast gaat het om een infrastructuurproject dat aan CO2-reductie wilt werken in een vergelijkbare geografische context, de Rotterdamse haven. De vergelijking wordt voornamelijk af gekaderd op het CCS en industriële onderdelen van het RCI en niet op de verdere initiatieven die opgezet werden in de stad. Verschillen tussen de twee projecten zijn er natuurlijk ook. Zo was het RCI was onder andere geïnitieerd vanuit de Rotterdamse politiek, waar H-vision vanuit het havenbedrijf en deelnemende organisaties is ontstaan.

De uitbreiding van Maasvlakte 2 en het H-vision project verschillen van elkaar op diverse gronden, zo is de uitbreiding van de Maasvlakte vooral een infrastructureel project en is er een duidelijke kern speler, het Havenbedrijf van Rotterdam. Bij H-vision is het niet alleen een infrastructureel project, maar omvat het zowel een infra-vraag als een project waar een product uit voort gaat komen. De kern van H-vision-coalitie bestaat uit een aantal publieke en private instellingen die samen gaan werken.

Toch zijn er veel overeenkomsten te vinden waardoor het nuttig is om naar deze casus te kijken. Ten eerste is er de geografische overeenkomst; beiden spelen in de Rotterdamse haven. Daarnaast kunnen beiden projecten voldoen aan de eigenschappen van de vier C`s van megaprojecten: Costly, controversial, complex en contested (Frick, 2008). Deze elementen zijn sterk verwant aan elkaar, immers als een project veel kost, is het ook controversieel, complex en kan het betwist worden

(24)

23

vanuit meerdere perspectieven (Koppenol, 2016). Doordat het beiden miljarden projecten zijn, de aanleg van de Maasvlakte 2 kostte €1.55 miljard (Van den Dool, 2013 (NRC)) en H-vision wordt totaal ingeschat op ongeveer €2 miljard (Port of Rotterdam, 2019), zijn ze vergelijkbaar op basis van de vier C`s. Daarnaast zijn beiden projecten vergelijkbaar op het gebied van nationale importantie. Waar de Maasvlakte 2 bijdroeg aan het versterken van de positie van de Rotterdamse haven op wereldschaal en daarmee de Nederlandse economie (Koppenol, 2016). Kan H-vision flink bijdragen aan de nationale klimaatdoelstellingen door een flinke reductie van de uitstoot van CO2 en bijdragen aan de positie van de industrie in Nederland (Port of Rotterdam, 2019).

3.1 Gegevensverzameling

Voor het verzamelen van de data is een mix gekozen van een documentenanalyse en interviews met experts. De methoden vullen elkaar aan wat het mogelijk maakt om kwalitatieve data over de casussen te verzamelen. Aanvullend op de twee primaire bronnen van data heeft de onderzoeker meegedraaid in de organisatie om door middel van passieve observatie meer grip op de context te krijgen. Hierdoor wordt er gebruik gemaakt van datatriangulatie ten behoeve van de betrouwbaarheid van de data (Verschuren & Doorewaard, 2007).

Documentanalyse

Naast alle wetenschappelijke literatuur die er is verzameld om de factoren te identificeren is er ook gebruik gemaakt van een groot aantal andere documenten om de verschillende casussen te bestuderen. Door gebruik te maken van verschillende soorten documenten zoals van krantenartikelen, beleidsdocumenten, proefschriften en eind-, tussen- en voortgangsrapportages wordt er inzicht verworven in de casus.

Interviews met experts

In kwalitatief onderzoek is een veel gebruikte methode voor het verzamelen van data het afnemen van interviews. Voor dit onderzoek is er gekozen voor een semigestructureerde structuur van interviewen. Hierbij heeft de interviewer ruimte om dieper op sommige vragen en onderwerpen in te gaan en zich niet vast pint op het voor af opgestelde interview script, er is ruimte om vragen volgorde te wisselen en soms dieper door te vragen op onderwerpen, dit heeft als voordeel dat er meer informatie opgehaald kan worden in een interview (Robson, 2011; Massaro, 2019).

Voor de interviews zijn tien vragen opgesteld die in het theoretisch kader geïdentificeerde elementen kan testen. In bijlage 1 is het interview script in te zien. De interviews zijn afgenomen in het kader van het H-vision project, hier is voor gekozen omdat het een lopend project is en er nog weinig documenten over beschikbaar zijn. Door stakeholders zowel van binnen, als buiten de coalitie te interviewen ontstaat er een gebalanceerd beeld. Door het stellen van open vragen kan de respondent geheel volgens eigen inzicht reageren zonder restricties of beperkingen. Door de interviews te anonimiseren is de vrijheid om te antwoorden voor respondenten gedekt. De namen en contact gegevens zijn bij onderzoeker bekend.

De respondenten zijn via mail uitgenodigd en komen allen voort uit het netwerk van de opdrachtgever van het onderzoek. De respondenten hebben minimaal vijf jaar en oplopend tot 35 jaar ervaring gerelateerd aan public affairs binnen de beleidsonderwerpen haven(industrie), energie en klimaat. De respondenten zijn werkzaam bij organisaties die een rol spelen in het H-vision project. Het interview script is niet van tevoren gedeeld, zodat de respondenten spontaan het interview in gaan. De gesprekken zijn opgenomen en allemaal fysiek afgenomen. Dit geeft voordelen omdat bij

(25)

24

een fysieke afspraak sommige opmerkingen beter overkomen en ontstaat er meer een gesprek, ten opzichte van telefonische interviews (Flick, 2009).

Door de gesprekken op te nemen kunnen ze vervolgens getranscribeerd en woordelijk uitgetypt worden. Het opnemen van het gesprek heeft als groot voordeel dat de interviewer zich kan focussen op het gesprek en zo beter door kan vragen en het gesprek beter kan volgen, daarnaast helpt het bij het analyseren door dat op een later moment de tekst geanalyseerd kan worden. Als derde voordeel heeft het opnemen en transcriberen het controleren van de tekst door deze op te sturen naar de respondent om de informatie goed te documenteren (Robson, 2011). Respondenten kregen de mogelijkheid om hun uitspraken nog aan te vullen of te nuanceren, slechts twee respondenten hadden achteraf nog kleine aanpassingen van het transcript.

Door gebruik te maken van verschillende bronnen en manieren van het verzamelen van resultaten wordt er een evenwichtige analyse uitgevoerd van de verschillende casussen. Door de combinatie van de methodes wordt er voorkomen dat er een eenzijdige analyse uitgevoerd wordt en is het onderzoek betrouwbaar.

(26)

25

3.2 Operationalisering

In dit onderzoek worden diverse theoretische begrippen gepresenteerd. In het volgende schema staan de begrippen gedefinieerd en geoperationaliseerd.

Exogene ‘vaste’ factoren Operationalisering

Politiek institutioneel

systeem

Politieke cultuur in een land

Focusing events Gebeurtenis die men overkomt

Exogene factoren voor strategische invloed

Operationalisering

Mate van technische

complexiteit van de

regulering

De mate van ingewikkeldheid van de regulering. Complexiteit is te verkleinen door het delen of vergaren van kennis

Mate van conflict De mate van conflict draait om de verschillen in perceptie van het probleem en de mate van concurrentie tussen stakeholders over de oplossing, het doel of de aanpak van het probleem

Mate van salience De mate van aandacht voor een issue in de politieke en publieke arena

gemeten aan de hand van het aantal krantenartikelen in een selectie van lokale en landelijke dagbladen.

Endogene factoren Operationalisering

Omvang Omvang van de coalitie in mate van draagvlak, achterban of steun door

coalitieleden

Samenstelling De mate van diversiteit tussen spelers in de coalitie, kan homogeen of

heterogeen zijn.

Resources De middelen die een partner in kan zetten voor de coalitie, zoals

financiële of andere materiele middelen, abstracte middelen zoals macht of invloed.

Consensus over het doel en de boodschap

Overeenstemming over de boodschap en het doel vanuit de coalitie, waarbij er een zo groot mogelijk draagvlak wordt gezocht

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A stepwise approach involves preparation of the sample, equilibration, separation of the phase, analysis of the saturated solution and residual solid, and data analysis

“Met dit soort di- lemma’s worden wij als Zorginstituut steeds vaker geconfronteerd, zeker nu er steeds meer dure geneesmiddelen op de markt ko- men.” Het zijn dilemma’s

Uit de gesprekken zijn wel een aantal competenties naar voren gekomen die de professionals vandaag de dag belangrijk vinden en waar volgens de professionals aandacht voor nodig als

1 tracht door een analyse van de centrale categorie van de sociologie, namelijk het positionele handelen, vast te stellen wat de oorzaken ' van het conflict zijn en in welke

Ge- vraagd naar waar zij over 15 jaar wil- len wonen, blijken jongeren een duidelijke voorkeur te hebben voor het buitengebied.. Met name lande- lijk wonen vlakbij een

Deze ambitieniveaus bieden een terugvaloptie Het verdient aanbeveling om het ambitieniveau naar beneden bij te stellen als onvoldoende voldaan kan worden aan de voorwaarden voor

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Anders gezegd, gekeken wordt welke trends er kunnen worden onderscheiden als het gaat om de maatschappelijke waardering voor privacy in relatie tot andere belangen