• No results found

Vakjargon versus spreektaal: Een kwalitatief onderzoek naar hoe reclasseringswerkers de werkalliantie kunnen vergroten; om een bijdrage te leveren aan de motivatie zodat gedragsverandering bij LVB-cliënten gerealiseerd kan worden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vakjargon versus spreektaal: Een kwalitatief onderzoek naar hoe reclasseringswerkers de werkalliantie kunnen vergroten; om een bijdrage te leveren aan de motivatie zodat gedragsverandering bij LVB-cliënten gerealiseerd kan worden"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

(RECLASSERING NEDERLAND, Z.J.).

Een kwalitatief onderzoek naar hoe reclasseringswerkers de werkalliantie kunnen

vergroten; om een bijdrage te leveren aan de motivatie zodat gedragsverandering bij

LVB-cliënten gerealiseerd kan worden

Naam: Charlotte de Graaf Studentnummer: 500744095 Klas: MV404

Opleiding: Maatschappelijk werk en Dienstverlening,

Hogenschool van Amsterdam

Scriptiebegeleider: Christina Wolfshöfer Examinator: Nienke Willemse

Organisatie: Reclassering Nederland, Amsterdam Begeleider: Willeke Versteeg

Datum: 11 juni 2020

(2)

2

I

NHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING 3

1.INLEIDING 4

2.SIGNALERING VAN HET VRAAGSTUK 6

3.PROBLEEMVERKENNING 11 4.THEORETISCHE VERDIEPING 19 5.PROBLEEMSTELLING 27 DOELSTELLING 29 VRAAGSTELLING 29 6.ONDERZOEKSOPZET 30

7.BESCHRIJVING VAN DE RESULTATEN 33

8.CONCLUSIES 44

9.KWALITEIT VAN DE ONDERZOEKSBEVINDINGEN 47

10.TERUGKOPPELING NAAR DE BEROEPSPRAKTIJK 49

11.UITVOERING TERUGKOPPELING 54

(3)

3

S

AMENVATTING

In dit onderzoek is onderzocht hoe reclasseringswerkers werkalliantie tot stand zouden kunnen brengen om een bijdrage te kunnen leveren aan de motivatie van licht verstandelijk beperkte cliënten (hierna: ‘LVB-cliënt’), zodat gedragsverandering gerealiseerd kan worden. Dit onderzoek is tot stand gekomen naar aanleiding van diverse praktijkvoorbeelden waar gebrek aan aansluiting werd ervaren door zowel de reclasseringswerkers als de LVB-cliënten, waar interventies en trajecten zijn mislukt en LVB-cliënten recidiveerden.

LVB-cliënten melden zich zeer regelmatig bij de Reclassering. Naar mijn idee sluit de huidige aanpak c.q. benadering van reclasseringswerkers met betrekking tot LVB-cliënten niet altijd voldoende aan bij het begripsniveau en de belevingswereld van de cliënt. Dit begint al bij het eerste gesprek, dat volgens de standaardprocedure wordt gevoerd en vol zit met juridische termen, moeilijke zinnen, vakjargon en afkortingen. Het niet (echt) kunnen begrijpen van wat er wordt gezegd met daarbij de bijbehorende gevoelens van falen en onmacht, is geen goede start om een werkalliantie op te kunnen bouwen tussen de reclasseringswerker en de LVB-cliënt. De werkalliantie is juist zeer relevant gebleken voor motivatie en uiteindelijk gedragsverandering van de LVB-cliënt. Uit onderzoek blijkt dat het signaleren van een LVB bijzonder ingewikkeld is, doordat cliënten met een LVB zich vaak zelfredzaam presenteren. Daarnaast zou de diversiteit van de problematiek eraan ten grondslag liggen dat er geen specifiek beleid ontstaat. Dit zorgt voor onwetendheid en gebrek aan kaders en richtlijnen bij reclasseringswerkers.

Dit probleem is door middel van een kwalitatief onderzoek onderzocht waarbij twee experts, twee reclasseringswerkers en twee LVB-cliënten zijn geïnterviewd. Deze gegevens zijn geanalyseerd en worden naast de literatuur als data gebruikt om het vraagstuk tegen het licht te houden. Gaandeweg het onderzoek ben ik erachter gekomen dat er veel meer factoren ten grondslag liggen aan de tekortkomingen die vanuit beide partijen worden ervaren. Twee factoren sprongen er in het bijzonder uit en zullen hieronder kort worden toegelicht.

90% van de cliënten wil een huis, werk en een man of vrouw, dit blijkt zowel uit de literatuur als uit de uitspraken van mijn respondenten. Het knelpunt zit hem in de verwachtingen, beperkingen en behoeftes. Wanneer deze niet duidelijk zijn door onbegrip, onmacht, onwil of onvermogen ontstaat er ruis en wordt dit doel mogelijk niet haalbaar. Om dit wel te kunnen realiseren werk je samen aan een vertrouwensband waarbij je beiden met dezelfde intenties deze doelen probeert te bereiken. Ik wil graag overbrengen dat door middel van dit onderzoek een bescheiden bijdrage wordt geleverd aan de beroepspraktijk door inzicht te creëren in het feit dat iedereen anders leert, anders denkt, andere normen en waarden heeft en anders in het leven staat. LVB-cliënten zullen minder snel overvraagd worden als er gesignaleerd wordt dat er gekampt wordt met beperkingen. Reclasseringswerkers kunnen LVB-cliënten beter bedienen en zichzelf verantwoorden tegenover het Openbaar Ministerie (hierna: ‘OM’). De organisatie streeft naar het terugdringen van recidive door bewustwording omtrent LVB-problematiek in de strafrechtketen.

De belangrijkste bevinding die naar voren is gekomen uit dit onderzoek is dat men pas – echt – een verbinding kan aangaan met elkaar indien er sprake is van meerdere raakvlakken tussen partijen. Echter, omdat iedereen anders is, zal het vaak voorkomen dat men niet dezelfde raakvlakken heeft, wat niet per se als probleem hoeft te worden aangemerkt.

(4)

4

1.I

NLEIDING

Mijn scriptie onderzoek voer ik uit bij Reclassering Nederland, Amsterdam (hierna: ‘RN’), een onafhankelijke stichting opgericht in 1994 (Reclassering Nederland, z.j.). Reclassering Nederland werkt met verdachte en veroordeelde cliënten door middel van het gedwongen kader. Men spreekt over het gedwongen kader, omdat cliënten door de rechter wordt opgelegd zich te melden bij de reclassering.

Het cliëntenbestand bestaat niet alleen uit cliënten met diverse normen en waarden, culturen en leeftijden maar ook uit cliënten met verschillende IQ’s. Wanneer een cliënt zich meldt bij de reclassering wordt er allereerst een vingerafdruk gemaakt, zodat hij of zij kan worden geïdentificeerd. Daarnaast worden er regels door de cliënt ondertekend waaraan deze zich dient te houden. Ten slotte wordt de werkwijze waarop de reclassering werkt uitgelegd aan de cliënt. Zo worden algemene en bijzondere voorwaarden besproken die betrekking hebben op het vonnis dat is opgemaakt door de rechter. Er wordt veelvuldig voorbijgegaan aan de betekenis van het vakjargon, afkortingen en wat de aanmelding bij de reclassering nou eigenlijk betekent voor een cliënt.

Het belang van elkaar begrijpen is iets waar ik mij in wil verdiepen, omdat ik er echt in geloof dat daarmee winst kan worden behaald op alle fronten. Een specifieke groep van cliënten waar het belang er voor mij met kop en schouders bovenuit steekt is de groep LVB-cliënten. Een LVB wordt gezien als een levenslange significante beperking op meerdere gebieden. Zo is er bij deze beperking sprake van meerdere tekortkomingen. Het betreft onder andere bepaalde tekortkomingen in het cognitieve functioneren, ook wel het intelligentiequotiënt (IQ) genoemd. Daarnaast kampt iemand met een LVB met tekortkomingen in het adaptief vermogen, waaronder de praktische en sociale vaardigheden vallen. Zo zouden mensen met een LVB significant meer problemen ervaren op sociaal vlak, communicatief gebied en in het zelfstandig functioneren (Schalock, Borthwick-Duffy, Bradley, Buntinx, Coulter, Craig, & et al. 2010). Mijn onderzoek staat dan ook in het teken van deze doelgroep: de reclasseringscliënten met een LVB uit Amsterdam, die een kalenderleeftijd hebben tussen de achttien en drieëntwintig jaar.

In mijn onderzoek staat communicatie centraal. Ik zou heel graag willen onderzoeken hoe reclasseringswerkers, ondanks onder andere de diversiteit in het cognitief en sociaal vermogen van de cliënten, tijdsdruk en de hoge productiviteit, zich ook nog bewust bezig kunnen houden met het belang van werkalliantie. Deze werkalliantie ontstaat tot op heden weinig tot niet met LVB-cliënten. Ik ben van mening dat het van uiterst belang is dat justitiabelen – met een LVB – begrijpen hoe het strafproces werkt en wat er tegen hen wordt gezegd. In de praktijk heb ik gedurende mijn stage mogen ervaren dat er sprake is van een hogere kans op recidive bij LVB-cliënten dan bij cliënten die géén LVB hebben. Daarnaast mislukken de trajecten bij de reclassering regelmatig, omdat de doelgroep onvoldoende begrepen wordt. De huidige aanpak lijkt onvoldoende aan te sluiten en LVB-cliënten worden zeer regelmatig overvraagd.

Zelf ben ik dyslectisch. Zo lees ik rustig woorden verkeerd om en ik moet echt mijn best doen om ‘moeilijke’ woorden in de juiste context te plaatsen. Ik kwam er vrij snel achter dat ik mijn collega’s helemaal niet kon volgen wanneer zij uitleg gaven over de reclassering. Wat ik zelf erg frustrerend vind, is dat wanneer er tijdens een hoorcollege op school een tentamenvraag wordt gesteld door middel van een PowerPoint, iedereen het antwoord al door de klas schreeuwt, terwijl ik de vraag nog

(5)

5 niet eens heb gelezen. Dit wekt frustratie op en geeft mij het gevoel dat ik dom ben. Wanneer er sprake is van een miscommunicatie geeft je dit een rot gevoel, maar wanneer je niet wordt begrepen en een ander niet kan begrijpen, is dat pas echt vervelend. Het geeft je een gevoel van machteloosheid en juist dat zorgt voor frustratie. Als ik na ga hoe ik dan reageer, kan dat op twee verschillende manieren. Of ik ga ontzettend mijn best doen en heel hard leren om te mee te kunnen komen met de rest van de klas of ik word boos en geef het op. Het eerste voorbeeld zet je in beweging vanuit motivatie, het tweede voorbeeld stagneert het leerproces en zorgt ervoor dat je niet verder komt met betrekking tot je ontwikkeling.

Cliënten van de reclassering moeten zich, wegens het gedwongen kader, verplicht melden bij de reclassering. Uit eigen ervaring weet ik dat wanneer men iets verplicht moet doen, men vaak geneigd is dit met een minder gemotiveerde houding te doen dan wanneer iets vrijwillig mag.

Door na te denken over mijn eigen reactie op een situatie zoals die tijdens het hoorcollege, kan ik enigszins begrijpen wat er gebeurt bij mijn LVB-cliënten. Generaliserend gezegd gaan zij niet naar de bibliotheek om op te zoeken wat een vonnis betekent of waar bijzondere voorwaarden voor staan. In tegenstelling, ze komen gewoon niet meer terug na een gesprek. In de praktijk leidt dit tot een verhoogde kans op recidive. Er wordt namelijk niet gewerkt aan problemen op de nodige leefgebieden. Terwijl juist deze problemen ervoor hebben gezorgd dat bepaalde delicten werden gepleegd. Cliënten vragen weinig tot niks aan de medewerkers van de reclassering, omdat ze niet dom gevonden willen worden of simpelweg het overzicht kwijtraken en niet eens een vraag kunnen formuleren. LVB-cliënten gaan vervolgens totaal gedesoriënteerd weg, omdat ze niet begrijpen wat er van hen wordt verwacht. Zo is bijvoorbeeld een LVB-cliënt op vakantie gegaan, zonder dit te melden bij zijn toezichthouder. In zowel zijn vonnis als in de algemeen geldende reclasseringsregels is vermeld dat een cliënt niet zonder overleg naar het buitenland mag vertrekken. Hij was zich van geen kwaad bewust en vertrok naar Suriname. Toen hij weer terug was gekomen van zijn vakantie is zijn toezicht retour gestuurd, in verband met een officiële waarschuwing die hij heeft gekregen, omdat hij tijdens zijn vakantie tevens onbereikbaar was. Achteraf bleek dat hij uit de regels niet heeft kunnen opmaken dat hij niet gewoon even op vakantie mocht gaan. Nu wordt zijn zaak opnieuw bekeken door het OM en wordt door de rechter besloten of er aan de hand van dit voorval sancties volgen die mogelijk zwaarder/vrijheidsbenemend kunnen zijn. Een kleine miscommunicatie met mogelijk grote gevolgen.

Tijdens het eerste jaar van mijn studie heb ik in een rolstoel gezeten. Om weer te kunnen lopen moest ik anderhalf jaar, iedere dag, naar de fysiotherapeut om oefeningen te doen. Dit deed pijn, kostte enorm veel tijd en energie en was allesbehalve prettig. Wat mij motiveerde om toch door te zetten was mijn doel, namelijk weer kunnen lopen. Omdat ik begreep waarvoor ik het deed, bleef ik het doen. Als ik niet zou snappen dat al die pijn mij iets zou opleveren, zou ik dan gemotiveerd blijven om te pijn te ondergaan en de oefeningen uit te voeren?

Gedurende mijn stage heb ik de kans gekregen meerdere LVB-cliënten te analyseren tijdens gevoerde gesprekken. Bij deze cliënten kon ik van hun gezicht aflezen wanneer ze de draad kwijtraakten in dit gesprek. Vaak was dit wanneer ze overspoeld werden met vakjargon en regels die te snel gingen om te volgen. Daarnaast heb ik bij deze LVB-cliënten kunnen zien dat ze pas in beweging komen als zij vinden dat dit – al is het maar gedeeltelijk- in hun voordeel werkt en in hun

(6)

6 eigen belang is. Hiervoor moeten ze wel eerst begrijpen wat er gezegd wordt, wat er van hen wordt verwacht en welke gunstige gevolgen dit voor hen zal hebben. Daarnaast is het van uiterst belang dat de LVB-cliënten zichzelf ook begrepen voelen. Dit zie ik als een essentieel onderdeel waar aandacht aan besteed moet worden door reclasseringswerk. Ik vraag me af of aspecten, zoals dat ze weten waar ze het voor doen of wat er wordt verwacht vaker voorkomen bij LVB-cliënten tijdens gesprekken. In mijn scriptie wil ik dit verder onderzoeken met behulp van theorie, interviews en veldwerk.

Reclassering Nederland streeft naar een veilige samenleving, door middel van het leveren van een bijdrage aan de bewustwording en verandering van het gedrag van reclasseringscliënten probeert de reclassering het percentage van recidive terug te brengen en zo een veiligere samenleving te creëren. Alle partners in de strafrechtketen dragen dan ook verantwoordelijkheid tegenover cliënten dat deze hun strafproces begrijpen.

In het volgende hoofdstuk ga ik het thema van mijn vraagstuk uitwerken. Ik hoop met mijn scriptie nieuwe inzichten te vinden die de samenwerking tussen reclasseringswerkers en LVB-cliënten voor beide partijen zal verbeteren. Ik zie het eerste gesprek tussen de reclasseringswerkers en de cliënten als dé uitgelezen kans om te investeren in de communicatie, omdat de eerste ontmoeting de basis legt voor het al dan niet langdurige traject van de werker en de cliënt.

2.S

IGNALERING VAN HET VRAAGSTUK

In dit hoofdstuk maak ik een eerste verdiepingsslag en schets ik door middel van het beschrijven van signalen wat naar mijn idee het probleem van mijn vraagstuk is. Hiervoor is het belangrijk om eerst een aantal zaken uiteen te zetten, zoals de geschiedenis van de reclassering. Dit doe ik om de missie en de oorspronkelijke hoofdgedachte van de reclassering aan te kaarten. Dit ideaal blijven nastreven is het uitgangspunt. Vervolgens geef ik in een korte samenvatting weer wat het belang is van mijn vraagstuk. Onder andere de oververtegenwoordiging van LVB-cliënten in de huidige samenleving maakt dit vraagstuk van groot belang. Ik ga op zoek naar verklaringen hiervoor om mij in het vervolg van het onderzoek te kunnen verdiepen in aspecten als de individualisering van de maatschappij. De reden hiervoor is dat de individualisering van de maatschappij mogelijk te maken heeft met het aantal LVB-cliënten in de strafrechtketen, omdat deze groep in de huidige maatschappij niet goed kan meekomen. Daarna zoom ik kort in op de situatie die mij heeft gemotiveerd om na te denken over mijn vraagstuk en over de werkmethodes en werkwijze van de reclassering. In de algehele signalering zet ik een aantal artikelen uiteen en beschrijf ik relevante aspecten voor mijn onderzoek rondom bestaande kennis binnen mijn onderzoeksterrein. In het volgende stuk zal ik nader op deze punten ingaan, om vervolgens door te gaan naar mijn probleemstelling.

RN is ontstaan vanuit het Genootschap tot Zedelijke Verbetering der gevangenen in 1823 uit particulier initiatief. Momenteel maakt de RN zich dagelijks met zo een 2000 medewerkers hard voor het belang van het waarborgen van de veiligheid van de samenleving (Reclassering Nederland, z.j.). In de strafrechtketen wordt gesproken over een oververtegenwoordiging van LVB-cliënten. “Bij een licht verstandelijke beperking (LVB) is niet alleen sprake van een significante beperking in het cognitief functioneren (IQ), maar ook een significante beperking in het adaptief gedrag (conceptuele, sociale en praktische vaardigheden”(Schalock, Borthwick-Duffy, Bradley, Buntinx, Coulter, Craig & et

(7)

7 al. 2010). In mijn onderzoek vind ik het van belang om de definitie van een LVB af te bakenen en toe te lichten aan de hand van verschillende visies van experts. Van oudsher wordt er in de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (APA, 2007) over een LVB gesproken bij mensen die een intelligentiequotiënt (hierna: “IQ”) van lager dan 70 hebben. De Beer (2016) geeft aan dat de maatschappij gemiddeld een IQ-score van 100 zou hebben. In de meest recente versie van de DSM refereert men niet meer naar IQ-scores. Men kijkt nu over het algemeen naar kenmerken en gebieden waarop men achterblijft in de ontwikkeling en die ervoor zorgen dat mensen moeite hebben met het aanpassen in de huidige maatschappij. Tekortkomingen worden zowel op cognitief als psychisch en sociaal vlak gesignaleerd (APA, 2014). Alleen uitgaan van een IQ-score zou achterhaald zijn volgens Matthews en Foster (2014). De metingen om IQ-scores vast te stellen zouden vaardigheden over het hoofd zien en geen rekening houden met de mogelijkheid dat de score kan veranderen. Daarnaast zou een IQ-score een momentopname zijn en niet overeenkomen met de hulp die iemand nodig heeft om te kunnen functioneren. Daarbij is het vermogen om je te kunnen aanpassen in de huidige maatschappij van minimaal belang.

Het lijkt mij dus niet voldoende om alleen naar IQ-scores te kijken van LVB-cliënten en op basis daarvan te bepalen of zij behoren tot de LVB-groep. Ook de mate van aanpassingsvermogen en de hoeveelheid van ondersteuning die iemand nodig heeft zijn belangrijke pijlers. Reclasseringswerkers zijn niet bevoegd om een LVB te diagnosticeren, hiervoor worden cliënten verwezen naar psychologen/psychiaters.

Ik kies er in mijn onderzoek bewust voor om de LVB-groep af te bakenen als reclasseringscliënten, jongens tussen de achttien en drieëntwintig jaar oud, die gediagnosticeerd zijn of waar vermoedens zijn, van een LVB. Niet conform IQ-score, maar aan de hand van die drie punten: IQ, aanpassingsvermogen (zelfredzaamheid) en de hoeveelheid ondersteuning die nodig is. Ik kies ervoor om het niet duidelijker te definiëren en af te bakenen, omdat ik niet wil generaliseren en geen cliënten wil uitsluiten. Het begrip intelligentie definieert Kraijer (2004) als de vaardigheid op gebied van redeneren, leren, taalvaardigheid, abstract denken, het ruimtelijk inzicht en het vermogen tot aanpassing. Het lage IQ alleen is niet het enige wat in onze maatschappij regelmatig tot misverstanden en overlast leidt.

Om de veiligheid van de samenleving te kunnen waarborgen is het van belang om te kijken naar waar mogelijke oorzaken en verklaringen liggen voor onder andere de oververtegenwoordiging van deze groep cliënten waarvan sprake lijkt te zijn (Teeuwen & Malsch, 2017). Door de jaren heen lijken de signalen die erop wijzen dat LVB-cliënten fors oververtegenwoordigd zijn in de strafrechtketen door diverse onderzoeken en dagbladen bevestigd te worden. In het vakblad ‘Justitiële Verkenningen’ wordt gesproken over het feit dat delinquenten die herhaaldelijk delicten plegen vrijwel altijd kampen met een LVB (Segeren & Fassaert 2014). Het cognitieve vermogen wordt doorgaans als beschermende factor gezien met betrekking tot een delinquente levensloop. Wanneer er sprake is van een LVB brengt dit direct risicofactoren met zich mee (Teeuwen, 2017). LVB-cliënten zouden regelmatig overvraagd worden en er zou vanuit alle betrokken partijen vraag zijn naar een bejegening op maat. Alle partijen zouden hier dan ook voordeel van ervaren. De huidige maatschappij is niet bij te houden voor de cliënten met een LVB. Uit onderzoek blijkt dat minstens één op de vier reclasseringscliënten een LVB hebben (Vrij, Kaal & Bernard, 2018). Dat de maatschappij niet bij te houden is voor cliënten met een LVB heeft te maken met diverse

(8)

8 risicofactoren die een LVB met zich mee brengt. Zo is het onvermogen om behoeftebevrediging uit te stellen een zeer relevante risicofactor, evenals de impulsiviteit en de gemakkelijke beïnvloedbaarheid waar mensen met een LVB mee kampen (Weijers, Hepping & Kampijon, 2010). Ook in eerder onderzoek wordt bevestigd dat, gezien alle methodologische haken en ogen, vrij consequent kan worden gesproken van een significante oververtegenwoordiging van de groep LVB-cliënten binnen de strafrechtketen (Kaal, 2010).

De heer M, toezichthouder bij de reclassering in Amsterdam, suggereert dat minimaal 40% van de cliënten gediagnosticeerd zou zijn met een LVB (persoonlijke communicatie, 2020). Het overvragen van de LVB-cliënten zou het strafproces van deze cliënten negatief beïnvloeden. Het gevolg van overvraging door gebrek aan aansluiting zou in het forensisch traject leiden tot terugmeldingen van de opdracht die de reclassering ontvangt vanuit het OM. Interventies lijken niet aan te sluiten bij de cliënten, wat maakt dat ze zich onttrekken aan de trajecten en niet participeren. Als een LVB-cliënt zich onttrekt aan een algemene of bijzondere voorwaarde die is opgenomen in het vonnis, resulteert dit in een waarschuwing. Mogelijk volgt hierop een terugmelding met als gevolg strafverzwaring of recidive (Kaal & De Jong, 2017). Als de cliënt strafverzwaring ervaart of recidiveert, wordt hij opnieuw gestraft en heeft hij niets geleerd. Er ontstaat bij de LVB-cliënt onmacht, argwaan en de cliënt voelt zich onterecht behandeld wegens gebrek aan begrip van de situatie. Het recidiverisico neemt toe en het gevoel van onrecht resulteert in een wantrouwende houding naar reclasseringswerkers en zorgt voor weerstand jegens de gehele strafrechtketen (Kaal, Overvest, & Broertjes, 2014; Teeuwen, 2012).

Cliënten met een LVB kunnen heel goed zijn in het verbergen van hun beperking. Cliënten willen zich niet laten kennen en ‘bluffen’ zich door een gesprek heen. Ze willen niet graag dom gevonden worden. Doordat LVB-cliënten zelf niet altijd weten dat ze beperkt zijn of dit proberen te verbergen, worden zij vaak overvraagd. Overvraging gebeurt in de praktijk zeer regelmatig en heeft als negatief gevolg dat het stress met zich meebrengt en recidive verhogend zou werken wanneer er miscommunicatie ontstaat en er sprake is van onbegrip (Bernard, Kaal & Vrij, 2018). Gedrag wordt regelmatig incorrect geïnterpreteerd door de reclasseringswerker. Iemand die gedragsproblemen heeft wordt geïnterpreteerd als onverschillig persoon, onmacht wordt vervangen door onwil en misdragingen worden beschouwden als opzettelijk georganiseerde handelingen (Menger, Krechtig, & Bosker, 2018).

In de praktijk heb ik diverse gesprekken gevoerd met LVB-cliënten die niet voldoende gemotiveerd zijn om mee te werken aan een interventie of om überhaupt hun meldplicht na te komen. Het begrip ontbreekt dat meewerken met een reclasseringstraject in hun voordeel zou kunnen werken. Gevolg is dat ze niet op afspraken komen, waardoor de reclassering een TUL-rapport opstelt met als gevolg dat het toezicht wordt teruggestuurd aan de opdrachtgever, het OM. Er wordt aan de hand van deze procedure een rechtszaak gepland en mogelijk houdt dit in voor de LVB-cliënten dat er een detentieperiode volgt.

Ik wil graag gaan onderzoeken waar de behoefte van LVB-cliënten ligt wanneer zij zich moeten melden bij de reclassering. Ik wil onderzoeken hoe reclasseringswerkers LVB-cliënten ontvangen en hoe reclasseringswerkers LVB-cliënten bejegenen. Daarnaast wil ik graag onderzoeken wat de meerwaarde van motivatie is en hoe je dit mogelijk in positieve zin kan beïnvloeden. Ik wil

(9)

9 onderzoeken hoe men in de maatschappij aankijkt tegen LVB-cliënten (rekening houdend met de verharding van de maatschappij en het gebruik en misbruik wat mogelijk van LVB-cliënten wordt gemaakt). Ik zou heel graag reclasseringswerk begrijpelijker willen maken voor cliënten met een LVB en LVB-cliënten begrijpelijker willen maken voor reclasseringswerkers. Ik ben van mening dat het van uiterst belang is dat justitiabelen (met een LVB) begrijpen hoe het strafproces werkt en wat er tegen hen wordt gezegd. In de praktijk heb ik gedurende mijn stage mogen ervaren dat er sprake is van een hogere kans op recidive bij LVB-cliënten en hun trajecten bij de reclassering vaker mislukken, omdat de doelgroep onvoldoende begrepen wordt. De huidige aanpak lijkt onvoldoende aan te sluiten en LVB-cliënten worden zeer regelmatig overvraagd. Mogelijk zou een aanpak waarin meer aandacht wordt besteed aan het tot stand brengen van een werkalliantie een bijdrage leveren aan de kwaliteit van het reclasseringstoezicht.

Relatie en werkalliantie zijn begrippen die doorgaans door elkaar worden gebruikt. Werkalliantie wordt gezien als het doorontwikkelde begrip van relatie en wordt door Bordin (1975-1979) gedefinieerd als: “The working alliance between the client seeing change and the therapist offering to act as a change-agent incorporates a mutual understanding and agreement about change goals and the necessary tasks to move forward to these goals, along with the establishment of bonds to maintain the partners‘ work” (Bordin, 1994, p. 13). Horvath et. al (2011) definiëren werkalliantie als: “The quality of the collaboration between client and therapist, based on a positive emotional bond, agreement on therapeutic goals and consensus on the tasks that make up therapy.” Horvart et al. (2011) nemen in hun definitie ook het belang van het professionele aspect mee, waar Bordin (1994) het beperkt tot het emotionele aspect dat deel uit zou moeten maken van de zogenoemde therapeutische relatie. Werkalliantie zou onderverdeeld kunnen worden in wederzijds vertrouwen, overeenkomst in het opstellen en werken aan doelen en de mate van samenwerking tussen LVB-cliënt en reclasseringswerker (De Boer, 2016). Ik heb ervoor gekozen om in mijn onderzoek het begrip werkalliantie af te bakenen en mij te focussen op het taalgebruik van de reclasseringswerker in het contact met de LVB-cliënt, waar bovenstaande onderverdeelde begrippen alle aan ten grondslag liggen. In mijn onderzoek spreek ik over werkalliantie als: “De professionele verhouding die LVB-cliënten en reclasseringswerkers met elkaar aangaan”(Digiplein, z.j.). Omdat ik in mijn scriptie spreek over LVB-cliënten in het gedwongen kader wordt de alliantie opgelegd. Een kritische noot zou dan ook zijn dat dit mogelijk bij voorbaat al voor weerstand kan zorgen bij de LVB-cliënt.

De situatie die mij heeft gemotiveerd tot nadenken over mijn vraagstuk is dankzij het contact met mijn LVB-cliënt tot stand gekomen. De cliënt waarover ik schrijf is een jongen van 21 jaar uit Amsterdam. Deze jongen heeft diverse delicten gepleegd in zijn leven. Hij begon met het begaan van delicten nog ver voor zijn pubertijd en heeft alle vormen van hulpverlening gehad. Hij heeft in verschillende gevangenissen gezeten en in verschillende instanties gewoond. Alle delicten waarvoor hij veroordeeld is, heeft hij in vereniging gepleegd, wat betekent dat hij dit heeft gedaan met mede-delinquenten. Op dit moment heeft hij nog een taakstraf openstaan van 240 uur. Als hij deze taakstraf niet volbrengt dan zou dat betekenen dat hij nog vier maanden in detentie moet verblijven. Daarnaast is er nog een zaak aanhangig nu hij heeft besloten in hoger beroep te gaan tegen een uitspraak waarbij in eerste instantie 6 maanden detentie is geëist.

Als ik in gesprek ga met hem over zijn dagbesteding en zijn vrienden dan merk ik al dat we snel andere gedachten hebben. Mijn cliënt heeft vrienden die bekend zijn met ‘plofkraken’ en regelmatig

(10)

10 in aanraking komen met de politie. Mijn cliënt is van mening dat hij niet wordt beïnvloed door zijn vrienden. Wanneer men constateert dat hij nooit alleen een delict pleegt, maar altijd in groepsverband, zou het mogelijk zijn dat zijn gedachtegang afwijkt van de realiteit. Als ik dan naga dat mijn cliënt een LVB heeft waardoor hij mogelijk de gevolgen van zijn acties niet goed kan overzien en regelmatig zichzelf overschat, kan dit een verklaring bieden. Echter, dit neemt niet weg dat het risico op recidive op deze manier blijft bestaan, omdat we elkaar niet kunnen vinden in het gesprek en het niet eens lijken te worden over risicofactoren. Hij ziet simpelweg het risico niet wat mij vervolgens frustreert, omdat het voor mij zo duidelijk is, maar ik het toch niet kan overbrengen. Dezelfde cliënt zegt al ruim twee jaar dat hij heel graag naar school wil. Hij lijkt oprecht en gemotiveerd. Op maandag hebben we hem gezamenlijk aangemeld voor de open dag en op dinsdag is hij compleet vergeten dat de open dag in de avond zou plaatsvinden. Van gebrek aan motivatie is wat mij betreft geen sprake. Ik ken hem inmiddels een beetje en ik weet dat hij echt heel graag naar school wil, toch lukt het hem dan niet om dit te realiseren. Hij overschat zichzelf en denkt dat hij zelfstandig naar school kan.

Een laatste voorbeeld van deze cliënt is dat hij enorme hoge schulden heeft en geen inkomen ontvangt. Vervolgens komt hij op zijn meldplicht met een nieuwe jas, nieuwe schoenen en een nieuwe spijkerbroek, ter waarde van € 1.800, -. Mogelijk is voor hem status dus nog veel belangrijker dan het afbetalen van schulden en werken aan een toekomst. Dit vul ik zelf in, maar als ik dit met hem bespreek is het voor hem kant-en-klaar. Hij leeft nu en natuurlijk is het veel belangrijker dat je er nu goed uit ziet, dan dat je je schulden afbetaalt.

Als cliënt word je aangehouden op verdenking van het begaan van een overtreding en dan word je vervolgens overladen met informatie bij de reclassering. Alleen maar woorden, regels en afspraken. Uit data over het opleidingsniveau van de Nederlandse bevolking blijkt dat maar 30% van de Nederlanders op hetzelfde niveau leest en schrijft als het niveau van de brieven die naar cliënten worden verstuurd, het vonnis dat wordt opgesteld, de voorwaarden waaraan cliënten moeten voldoen en de regels waar cliënten zich aan moeten houden. Ik vraag mij dan oprecht af: hoe doet iemand met een LVB dit? Ik snap zelf niet eens wat er staat en wat men bedoelt met voorwaardelijke of onvoorwaardelijke strafdelen (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2018).

Voor het vervolg van mijn onderzoek neem ik dan ook mee uit de signalering dat oververtegenwoordiging van de LVB-cliënten als aanleiding gezien kan worden voor het belang van het onderzoeken van behoeften van cliënten en reclasseringswerkers in het contact in het gedwongen kader. Dat overvraging leidt tot het ontstaan van weerstand vind ik relevant om verder te gaan onderzoeken, omdat juist motivatie naar mijn idee belangrijk zou zijn om bewustwording te realiseren. Het eerste spanningsveld dat in de signalering al direct ontstaat, is dat reclasseringswerkers en LVB-cliënten zo ver van elkaar verwijderd lijken te zijn, in zoveel opzichten. Er ontstaat miscommunicatie, gedrag wordt verkeerd geïnterpreteerd en normen en waarden lijken uit elkaar te liggen. Reclasseringswerkers zijn allemaal gediplomeerd, theoretisch geschoold en bekend met vakjargon en afkortingen. LVB-cliënten kampen met meervoudige problemen die op verschillende gebieden tot uiting komen. Men spreekt over tekortkomingen in zowel de sociale als cognitieve vaardigheden en in het leer- en denkvermogen. Veel cliënten met een LVB denken praktisch en maken zich de zogenoemde ‘straattaal’ eigen. “Het lijkt wel of we in andere werelden

(11)

11 leven, zie dan maar eens met elkaar om te gaan” (persoonlijke communicatie, 2020). Collot d’Escury-Koenigs, Boering & Teeuwen (2019) stellen als uitgangspunt dat het leren over een LVB-cliënt alleen gerealiseerd kan worden door te leren van de licht verstandelijk beperkte cliënt. We zouden dus meer van henzelf moeten leren. In de praktijk communiceert men langs elkaar heen.

3.P

ROBLEEMVERKENNING

Naar aanleiding van het vorige hoofdstuk waarbij het vraagstuk geïntroduceerd werd, wordt het vraagstuk in dit hoofdstuk vanuit drie verschillende perspectieven beschreven. Er wordt gefocust op het beleidsniveau, organisatieniveau en cliëntniveau. Onder andere komt in dit hoofdstuk de verharding van de maatschappij en de versnelling en individualisering van de samenleving aan bod, waarna ik de mogelijke gevolgen hiervan beschrijf. Vervolgens beschrijf ik waar de reclassering als organisatie voor staat en wat het uitvoeren van landelijk bepaalde wet- en regelgeving voor de organisatie betekent. Ik sluit het hoofdstuk af met het beschrijven van het mogelijke belang van werkalliantie voor de LVB-cliënt en de consequenties van de veranderingen in de maatschappij voor de organisatie, de reclasseringswerkers en de LVB-cliënten, rekening houdend met het gedwongen kader.

B

ELEIDSNIVEAU

Uit onderzoek blijkt dat in Nederland circa 2,3 miljoen mensen een IQ hebben tussen de 50 en de 85. Echter, in datzelfde onderzoek komt ter sprake dat het exact vaststellen van de hoeveelheid mensen die een LVB hebben moeilijk zou zijn. Dit heeft te maken met onder andere het gebrek aan diagnostisering en de grote mate van verschil in het ervaren van problematiek. Het SCP schat anderhalf miljoen mensen in Nederland licht verstandelijk beperkt (SCP, 2014).

L

ANDELIJKE ONTWIKKELINGEN

In 2007 heeft de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (hierna: ‘WMO’) zijn intrede gedaan; de rijksoverheid is hierdoor verantwoordelijk voor het zorgdragen van de medemens en het mee kunnen doen van eenieder in de samenleving. De WMO legt verantwoordelijkheden met betrekking tot ontwikkeling van beleid neer bij gemeenten. De WMO heeft als doel: “Participatie van alle burgers mogelijk maken en bevorderen” (Jager-Vreugdenhil 2012). De WMO betreft alle burgers. “Het centrale doel ‘meedoen’ heeft betrekking op de ambitie van de overheid om te blijven zorgen voor mensen met een beperking of chronische ziekte, zodat zij kunnen deelnemen aan de samenleving” (Jager-Vreugdenhil, 2012). De visie van de WMO betreft het kijken naar de mogelijkheden van mensen in plaats van de beperkingen en benadrukt het belang van meedoen en verantwoordelijkheid dragen voor elkaar. Bovenstaande uitgangspunten van de overheid gelden voor alle burgers, en dus ook voor de LVB-doelgroep. Onder andere deze groep zou baat hebben bij het ontvangen van ondersteuning om mee te kunnen doen in de samenleving, met oog op scholing, werk en sociale activiteit (Meulenkamp, Van der Hoek & Cardol, 2013). Er wordt geconstateerd dat gemeenten vanaf het invoeren van de WMO geen doelgroepenbeleid voert. Voor mensen met een LVB is de huidige samenleving onvoldoende toegankelijk (De Haan, Schrijver & Peters, 2018).

(12)

12 Er heerst een spanningsveld rondom het landelijke en lokale LVB-beleid in verband met de diversiteit van de LVB-doelgroep. Er zou sprake zijn van gebrek aan signalering, onvoldoende onderzoek en gebrek aan financiële middelen om zorgkosten te dekken. Op dit moment worden mensen met een LVB in de samenleving voortdurend overvraagd (Didden, Moonen & Douma, 2017). Uit onderzoek blijkt dat gemeenten het lastig vinden om een beleid rondom mensen met een LVB te ontwikkelen, omdat het om een hele diverse groep mensen gaat en de behoefte van mensen, evenals de manier van bejegening die zou werken, ver uiteen zouden lopen (De Haan, Schrijver & Peters,2018).

S

OCIAAL CULTURELE ONTWIKKELING

,

VERHARDING MAATSCHAPPIJ

,

VERSNELLING EN INDIVIDUALISERING VAN DE HUIDIGE SAMENLEVING

De ontoegankelijke huidige samenleving, waarin een lokaal beleid lastig is vast te stellen, lijkt te leiden tot overvraging bij mensen met een licht verstandelijke beperking. De huidige samenleving staat in het teken van snelheid, effectiviteit en kwaliteit. Digitalisering, individualisering en zelfstandigheid. Een maatschappij die nauwelijks is bij te houden, zeker wanneer je kampt met een LVB. Dit brengt problemen met zich mee en die lijken zich alleen maar uit te breiden. Mensen met een LVB missen de aansluiting in de maatschappij, vallen buiten de boot en misdaad neemt toe (Parren, 2015). Bovenstaande ontwikkelingen lijken bepalend te zijn voor de verharding van de samenleving. Een praktijkvoorbeeld van de verharding van de maatschappij is de moord op een indirecte collega uit de strafrechtketen: de heer mr. Wiersum. De sociaal culturele ontwikkelingen die relevant zijn voor mijn vraagstuk zijn krantenkoppen als “Jonge huurmoordenaars: ‘zwakbegaafd’ en op zoek naar erkenning, status en geld” (Bahara, 2019). Maar ook relevant zijn signalen van andere indirecte collega’s. Zo geeft de korpschef van de Amsterdamse politie aan dat licht verstandelijk beperkte jongens in te huren zijn om te moorden, dit zou hen tussen de drieduizend en vijfduizend euro opleveren (persoonlijke communicatie, 2019). Een strafrechtadvocaat, die ik heb gesproken bij de rechtbank, geeft aan dat zestig tot tachtig procent van haar cliënten een LVB heeft en de ontwikkelingen omtrent verharding van de maatschappij uit de hand lijken te lopen. “Als je een jongen een zak met geld geeft met de boodschap dat hij alleen maar even iemand om hoeft te leggen, dan zijn jongens met een LVB de aangewezen groep die oorzaak en gevolg niet goed inschatten, erbij willen horen en hun eigen status belangrijker vinden dan iemands leven” (Citaat persoonlijke communicatie, strafrechtadvocaat, 2019). De verharding van de maatschappij beïnvloedt de ontwikkelingen op het gebied van de veiligheid binnen de reclassering.

O

NTWIKKELINGEN EN VERANDERINGEN IN HET STRAFRECHT

De ontoegankelijkheid van de samenleving, in combinatie met de verharding, waarvan men spreekt gezien de criminaliteit in de huidige maatschappij is de aanleiding geweest om in het strafrecht een ontwikkeling door te voeren. Kalenderleeftijd en ontwikkelingsleeftijd lopen bij LVB-cliënten regelmatig uiteen. Het strafrecht is onder te verdelen in het jeugdstrafrecht en het volwassenenstrafrecht. Het jeugdstrafrecht ziet op ‘kinderen’ tussen de 12 tot 18 jaar. Voor het 12e

levensjaar kan men niet strafrechtelijk worden vervolgd. Ten grondslag aan deze regels liggen de mate van ontoerekeningsvatbaarheid bij kinderen onder de 12 jaar. In het jeugdstrafrecht wordt doorgaans de ontwikkeling op verschillende gebieden bij delinquenten gestimuleerd. Boven de 18 jaar wordt men in principe volgens het volwassenenstrafrecht berecht. Het volwassenstrafrecht heeft in tegenstelling tot het jeugdstrafrecht een veel mindere pedagogische en beschermende insteek (De Hullu, 2015). Op 1 april 2014 is een landelijke regeling ingevoerd, die rekening houdt met

(13)

13 tekortkomingen, ontwikkelings- en begeleidingsmogelijkheden voor jongeren: het adolescentenstrafrecht. Dit strafrecht biedt mogelijkheden om rekening te houden met de ontwikkeling van een jongvolwassene. Hierbij wordt uitgegaan van het feit dat jongens in hun 24e

levensjaar over een brein beschikken wat uitontwikkeld is. Het invoeren van het adolescentenstrafrecht biedt ruimte om rekening te houden met de mate waarop delinquenten gesanctioneerd worden. In de huidige maatschappij kan tot het 23ste levensjaar een delinquent door

middel van het adolescentenstrafrecht berecht worden. Om terug te komen op de kalenderleeftijd en de ontwikkelingsleeftijd is het adolescentenstrafrecht een veel gebruikte middenweg met betrekking tot toerekeningsvatbaarheid, straffen en interventies. Het adolescentenstrafrecht zou meer maatwerk bieden voor jongens met een LVB (Ministerie van Veiligheid en Justitie, 2014).

O

RGANISATIENIVEAU

De verharding van de maatschappij beïnvloedt de ontwikkelingen op het gebied van de veiligheid binnen de reclassering. Op organisatieniveau zijn er twee recente ontwikkelingen die ik relevant vind te benoemen in mijn onderzoek, omdat het ontwikkelingen zijn met betrekking tot onder meer de verharding van de maatschappij en de individualisering van de samenleving, de snelheid en effectiviteit waarin van ons allen wordt verwacht te werken en te participeren.

M

ISSIE EN VISIE

EEN VEILIGERE MAATSCHAPPIJ, MINDER RECIDIVE.

Drie reclasseringsorganisaties (hierna: ‘3RO’): RN, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (hierna: ‘LdH J&R’) en de Stichting Verslavingsreclassering GGZ (hierna: ‘SVG’) werken allen samen op beleidsniveau om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. Betrokken organisaties zijn de politie, het gevangeniswezen, justitie en gemeenten. Ketenpartners zijn overige instanties zoals schuldhulpverleningsinstanties en begeleid wonen instanties (Reclassering Nederlands, z,j.). De missie van de reclassering is het recidiveringspercentage terug te brengen. ‘’Reclassering Nederland draagt bij aan de veiligheid van de samenleving door het voorkomen van criminaliteit en het terugdringen van recidive. Dat doen we door risico’s zoveel mogelijk te beheersen en de dader of verdachte te stimuleren zijn of haar gedrag te veranderen’’ (Reclassering Nederland, z.j.). Feitelijk is het de bedoeling om alle burgers te voorzien van een veilig Nederland. Dit wordt gerealiseerd door middel van het toezicht houden op daders en verdachten, (voorzorgs-)maatregelen nemen, forensische zorg indiceren, (werk)straffen en interventies adviseren die aansluiten bij de omstandigheden van de cliënt (Kaal & De Jong, 2017).

N

IEUWE ONTWIKKELINGEN BINNEN DE ORGANISATIE ZSM

De reclassering speelt als organisatie in op ontwikkelingen die zich voordoen op beleidsniveau. Gezien de snelheid en effectiviteit die voorop staan in de huidige maatschappij heeft er een ontwikkeling plaatsgevonden die daarbij aansluit. De zogenoemde Zo Simpel, Snel, Selectief, Samen en Samenlevingsgericht Mogelijk (hierna: ‘ZSM’) is ontwikkeld door het OM. In 2012/2013 is de ZSM landelijk uiteengezet (Simon Thomas, Van Kampen, Van Lent, Schiffelers, Langbroek & Van Erp (2016). Over de LVB-cliënten van de reclassering is bekend dat zij zeer regelmatig delicten plegen en vaak recidiveren, mits er geen interventies plaatsvinden, of wel plaatsvinden, maar trajecten

(14)

14 mislukken. Om deze jongens zo snel mogelijk een gepaste straf op te leggen is de ZSM ontstaan. Niet specifiek voor de LVB-doelgroep, maar in de praktijk lijkt dit de meerderheid van de cliënten te betreffen. De ZSM doet zaken af op een snellere manier, er komt geen inhoudelijke zitting aan te pas en er is ook geen rechter betrokken in dit proces. De afdeling ZSM zit op het hoofdkantoor van de politie te Amsterdam. Zowel reclasseringsadviseurs, de Raad voor de kinderbescherming, een medewerker van slachtofferhulp, de politie en een officier van justitie vanuit het OM werken samen om binnen een zo kort mogelijke tijd afdoeningen van (heterdaad-)aanhoudingen te realiseren. Het betreft voornamelijk veel voorkomende criminaliteit en het gaat in verhouding om ‘lichte’ vergrijpen (Digiplein, z.j.).

BCC

Ten grondslag aan een andere relevante ontwikkeling waar de reclassering zich mee bezighoudt, ligt de noodzaak die gezien wordt vanuit landelijk niveau om als organisatie in te moeten spelen op het waarborgen van de veiligheid van de samenleving. Dat is waar de reclassering voor staat, zoals terug is te lezen in de eerder beschreven missie van de reclassering. De invloed van de verharding van de maatschappij, de versnelling en de individualisering van de maatschappij lijken gepaard te gaan met LVB’ers die buiten de boot vallen. Juist het niet mee kunnen komen, lijkt ervoor te zorgen dat mensen met een LVB in aanraking komen met criminele, voor de hand liggende, activiteiten waarmee ze toch geld, erkenning en status ontvangen. Jongens met een LVB zouden overgaan tot het plegen van extreme delicten, omdat daar ‘makkelijk’ geld mee te verdienen valt. Aangezien LVB-cliënten moeite hebben met het inschatten van de gevolgen op de lange termijn, lijkt juist deze groep cliënten zo extreem gevaarlijk, voor zowel zichzelf als voor de samenleving (Digiplein, z.j.). De reclassering speelt in op dit gegeven wat in de huidige maatschappij aan de orde lijkt te zijn door cliënten te categoriseren door middel van de Buiten Categorie Cliënten (hierna: ‘BBC’), waarmee de extreem gevaarlijke cliënten worden bedoeld. De ontwikkeling van de BCC vind ik relevant om te benoemen voor mijn onderzoek, omdat ik ervan overtuigd ben dat hier een groot spanningsveld ontstaat en de meerderheid van de BCC-cliënten een LVB zou hebben. RN moet zich enerzijds houden aan het uitvoeren van wetten en rechtspraak. Anderzijds is het doel middels ‘toezicht, behandeling en interventie’ gericht op gedragsverandering van de delinquent waardoor recidiverisico afneemt. Als door de toename van de ernst van delicten geen toezicht meer kan worden gehouden, dan valt de behandeling c.q. interventie die reclasseringswerkers kunnen aanbieden af en blijven er alleen wetten over waar wij ons allen aan moeten houden. Dit zou voorbij kunnen gaan aan de behoefte van de reclasseringswerker en de behoefte van de cliënt en mogelijk ten koste gaan van de kwaliteit van het reclasseringswerk. De verharding van de samenleving uit zich in de ernst van de delicten en de individualisering en de versnelling zorgen ervoor dat jongens met een LVB zich conformeren aan criminele bendes (Digiplein, z.j.).

In het AD schrijft Van der Wal dat onder de BCC-groep jongens vallen die deel uitmaken van criminele bendes. Zij worden verantwoordelijk gehouden voor liquidaties en overige zeer ernstige delicten. Het betreft jongens die vaak zelf op een dodenlijst staan en dus risico lopen om geliquideerd te worden. Samen met de politie, het gevangeniswezen, justitie en gemeenten wordt dan naar een passende oplossing gezocht voor de cliënt in kwestie (Van der Wal, 2019). Op maandag 30 september 2019 spreekt Johan Bac, directeur bij RN in het 08:00 uur journaal van Radio 1, over recente ontwikkelingen in het beleid van de organisatie. De heer Bac spreekt over de ontwikkeling op

(15)

15 gebied van de BCC-groep. Zo spreekt hij over een nieuwe veiligheidsmaatregel met betrekking tot het weigeren van bijzonder gevaarlijke delinquenten in het belang van de cliënt zelf en in het belang van de samenleving. Vanuit de organisatie is daarnaast aandacht voor de veiligheid van de reclasseringswerker, om te voorkomen dat reclasseringswerkers zelf worden neergeschoten. Hierin wordt voornamelijk gekeken of de veiligheid gewaarborgd kan worden wanneer reclasseringswerkers met cliënten meegaan naar afspraken, op huisbezoek gaan of wanneer cliënten op kantoor komen. Het beleid rondom deze groep gevaarlijke misdadigers ziet de heer Bac als een noodmaatregel. Ook stelt de heer Bac dat de reclassering hier al voor de dood van de heer mr. Wiersum mee bezig is geweest, maar dat dit incident wel het belang van het beleid onderstreept. Ten grondslag aan de extra veiligheidsmaatregelen die de reclassering neemt, ligt de verharding van de maatschappij (Bac, 2019). Gezien de huidige samenleving en haar problematiek pleit de heer Verhaeghe, hoogleraar psychodiagnostiek aan de universiteit van Gent en psychoanalyticus, dat eenzaamheid en competitie het gevolg zijn van de individualisering van de samenleving. Verhaeghe geeft aan dat het leidt tot verharding van de samenleving en angst. Angst voor elkaar, angst voor verschillen tussen burgers, groepen en achtergronden. Volgens Verhaeghe is de oplossing eenvoudig: we moeten begrip hebben voor elkaar en weer samen gaan werken met elkaar; ons verbinden met anderen (Verhaeghe, 2012).

G

EDRAGSVERANDERING

Voornamelijk begrip hebben voor elkaar en samen gaan werken is wat ons allen zou doen verbinden in de huidige maatschappij. Naar die verbinding ben ik op zoek. In de signalering beschrijf ik de oververtegenwoordiging van LVB-cliënten in de strafrechtketen waarvan men spreekt. Ontwikkelingen in de organisatie als de ZSM en de BCC bevestigen dit gegeven. Mogelijke verklaringen die de sociaal culturele ontwikkeling, de verharding van de maatschappij, versnelling en individualisering bieden voor deze oververtegenwoordiging lijken te maken te hebben met de beperkte mate waarin mensen met een LVB kunnen participeren in de maatschappij. Als delinquenten onder de BCC vallen, worden ze niet meer via de ZSM berecht en kan een werkstraf niet langer worden opgelegd door de rechter als strafafdoening. Uitvoeren van een werkstraf zou mogelijk te gevaarlijk zijn, met het oog op liquidaties. De werkstraf wordt juist gezien als een van de meest effectieve interventies, omdat er dag-structuur, discipline en samenwerking wordt verwacht en men niet compleet uit de samenleving wordt gehaald, zoals bij detentie wel het geval is. De missie van de reclassering vormt dan een spanningsveld gezien de wet die niet toestaat dat de BCC-groep in de gelegenheid wordt gesteld door mogelijk werkende interventies, de behoefte van de cliënt en het waarborgen van de veiligheid van de maatschappij. Wetgeving, regelgeving en belang zouden in strijd zijn met de veiligheid. Wat mogelijk de LVB-cliënt verder zou helpen, zou aan de andere kant door de wet niet toegestaan worden in verband met de veiligheid van zowel de LVB-cliënt als de veiligheid van de samenleving. Internationaal wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat het realiseren van gedragsverandering door middel van interventies en behandeling zorgt voor het terugdringen van het recidiverisico, in plaats van enkel het opleggen van een straf (o.a. Andrews & Bonta, 2010; Bregman & Wartna, 2011; Hanson & Morton-Bourgon,2005; Hilbrand, Hesper, Spreen & Nijman, 2006; Wartna, Tollenaar, Blom, Verwij, Alberda & Essers 2012).

W

ERKALLIANTIE

Om gedragsverandering te kunnen realiseren zijn een aantal kenmerken essentieel. Uit een longitudinaal onderzoeksprogramma naar het belang van de werkalliantie in het gedwongen kader

(16)

16 blijkt dat richting en kader enkele belangrijke kenmerken zijn. Duidelijkheid, overeenstemming, gezamenlijkheid en doelgerichtheid zouden bevorderlijk zijn voor de onderlinge binding tussen reclasseringswerkers en LVB-cliënten (Menger & Donker, 2016). Werkalliantie bij reclasseringstoezicht is vaak meer van invloed op het resultaat van het toezicht, dan de methode die ingezet wordt om gedragsverandering te realiseren. Werkalliantie wordt als een van de belangrijkste factoren gezien die zou bijdragen aan de realisering van het veranderingsproces (Stinckens, Ulburghs & Claes, 2009). Uit onderzoek blijkt dat LVB-cliënten die zich begrepen voelen en het idee hebben dat de reclasseringswerker echt betrokken en begaan is bij de situatie, zich eerder gemotiveerd voelen om zich positief en adequaat in te zetten tijdens de gesprekken die plaatsvinden bij de reclassering (Digiplein, z.j.). Echter, reclasseringswerkers vragen zich in het proefschrift van Menger (2018) het volgende af: “Kan ik iemand wel begrenzen als ik nog geen goede relatie heb opgebouwd?” en ” Kunnen we wel een relatie ontwikkelen als we toezicht moeten houden?” Het spanningsveld zit hem in de gedwongen alliantie. Bij een eerste gesprek worden kaders, regels en afspraken direct besproken en ondertekend. Vanuit de organisatie moet dit, maar mogelijk wordt hier aan de behoefte van de cliënt en de reclasseringswerker voorbijgegaan. Er wordt vanuit het OM minder stilgestaan bij het werken aan een vertrouwensrelatie en meer stilgestaan bij het bevorderen van de samenleving. De vraag hoe je dit bevordert, vind ik interessant om mee te nemen in het vervolg van mijn scriptie evenals de vraag welke aanpak juist wel of niet werkt in het tot stand brengen van de werkalliantie met mensen met een LVB. Hierbij denk ik voornamelijk aan het taalgebruik en de benaderingswijze.

B

ELEID ORGANISATIE EN ANDERE HULPVERLENERS

Zowel praktische, psychische als sociale en verstandelijke beperkingen van mensen met een LVB vragen om een speciaal beleid in organisaties die werken met deze kwetsbare doelgroep. Over de inhoud van het speciale beleid is zeer beperkte informatie beschikbaar wegens de grote diversiteit die de LVB-problematiek met zich meebrengt (Dekker & Groen, 2018). De reclassering heeft helemaal geen beleid rondom LVB-cliënten. Wat wel geconstateerd kan worden op basis van de behoefte die LVB-cliënten lijken te hebben, is dat mogelijk de manier van het aanpassen van communicatie en taalgebruik op niveau van de cliënt bevorderlijk zou zijn voor het ontstaan van de werkalliantie. Cliënten met een LVB zouden zich doorgaans gemotiveerder voelen om zich te conformeren aan de algemene en bijzondere voorwaarden beschreven in hun vonnis wanneer ze begrijpen wat dit betekent (Digiplein, z.j.).

Organisaties als Cordaan, Indaad, Amsta en de Waag worden door reclassering naast het OM, de politie, gemeenten en het gevangeniswezen gezien als ketenpartners van de organisatie. Relevant om te benoemen, gezien er mogelijk geleerd kan worden van hoe andere betrokken organisaties omgaan met LVB-cliënten. RN houdt toezicht op het vonnis, waarin algemene en bijzondere voorwaarden zijn opgenomen, waar een cliënt zich aan moet houden.

De organisatie speelt in op de ontwikkelingen op macroniveau door middel van het doorvoeren van een aantal veranderingen. Zo wordt door het invoeren van de WMO het belang van participeren in de samenleving benadrukt. Hier wordt ruimte voor gemaakt en gemeenten worden verantwoordelijk gesteld voor het ontwikkelen van beleid. Aan de andere kant lijkt participeren erg lastig voor mensen met een LVB, omdat de huidige samenleving wordt gekenmerkt door individualisering en versnelling.

(17)

17 De organisatie gaat mee in de snelle samenleving door het invoeren van de ZSM. Dit biedt mogelijkheden om het afdoen van strafzaken te versnellen. Cliënten krijgen veel sneller duidelijkheid omtrent hun situatie en beschikken sneller over kennis van de gevolgen die criminaliteit mogelijk met zich meebrengt, omdat ze niet hoeven te wachten op een inhoudelijke zitting.

Omdat de huidige samenleving moeilijk bij te houden is voor mensen met een LVB, lijkt de verharding van de samenleving daar een gevolg van te zijn. Cliënten met een LVB voelen nog meer druk om te presteren, om ergens bij te horen, om een bepaalde status te creëren en om succesvol te zijn op sociaal, school en of werkgebied. De hoge eisen die gesteld worden door de maatschappij resulteren er bij de organisatie in dat de BCC-groep ontwikkeld is. Onder deze categorie cliënten zou de meerderheid een LVB hebben en snel geld willen verdienen door delicten te begaan die als extreem en heftig worden ervaren.

C

LIËNTNIVEAU

HET VERBAND TUSSEN IQ EN CRIMINALITEIT.

In de signalering schreef ik over de oververtegenwoordiging van de LVB-cliënten in de strafrechtketen. Men was in de negentiende eeuw in de veronderstelling dat delinquenten per definitie een laag IQ zouden hebben; dit zou crimineel gedrag verklaren (Day, 1993). In de loop van de twintigste eeuw is dit genuanceerder gebleken en zouden onderzoeken erop wijzen dat een laag IQ een risicofactor betreft die een voorspellende factor zou kunnen zijn bij en ten grondslag kan liggen aan het begaan van criminele activiteiten.

Op basis van cijfers uit 2018 blijkt twintig procent van de cliënten met een reclasseringstoezicht gediagnosticeerd te zijn met een LVB. Bij 13 procent van de cliënten zouden hier aanwijzingen voor zijn, bij negen procent is het onbekend (Digiplein, z.j.).

PERSPECTIEF VAN DE CLIËNT

Mijn LVB-cliënt bevestigt in het contact met de reclassering regelmatig niet te begrijpen wat er van hem wordt verwacht. Hij geeft aan veel woorden, uitdrukkingen en afkortingen niet te begrijpen. Dit maakt hem boos en verdrietig. Hij voelt zich mislukt en besluit niet meer te komen, hij snapt er toch niets van (persoonlijke communicatie, 2020).

Het contact met de reclasseringswerker en de LVB-cliënt zou essentieel zijn voor de kwaliteit van het vervolg van het opgelegde toezicht. Werkalliantie zou het halve werk zijn. Als in het contact sprake is van wederzijdse overeenstemming over doelen en duidelijkheid over regels en verwachtingen zou dit bijdragen aan het begrip wat bij de LVB-cliënt tot stand komt. Wanneer je weet wat er gebeurt en wat er van je verwacht wordt, is dit het begin van een soort vertrouwen. Het zou inzicht bieden en de LVB-cliënt bewust kunnen maken, wat vervolgens kan leiden tot motivatie om te willen veranderen bij de LVB-cliënt. Indien de LVB-cliënt zich al in het contact onbegrepen voelt, zal deze zich direct afsluiten c.q. verzetten tegen het toezicht. Uit onderzoek blijkt dat vakjargon dat gebruikt wordt door reclasseringswerkers ten opzichte van LVB-cliënten als onbegrijpelijk taal wordt gezien. LVB-cliënten zouden beperkt gebruik maken van hun rechten. Zo wordt het overtreden van een algemene voorwaarde (als niet op de gemaakte afspraak komen) vaak gezien als onwil, terwijl men beweert dat het zou gaan om onvermogen. Het gevolg van niet op een gemaakte afspraak komen, kan leiden tot een officiële waarschuwing waarvan het OM op de hoogte wordt gesteld. Dit kan leiden tot een TUL

(18)

18 wat vervolgens weer kan resulteren in een strafverzwaring (Poort, Bosker & Agema, 2011). Het spanningsveld dat het bovenstaande voorbeeld illustreert is de complexiteit die het gedwongen kader met zich meebrengt. Op landelijk niveau worden beslissingen genomen op basis van wet- en regelgeving, tegelijkertijd proberen reclasseringswerkers werkalliantie op te bouwen met hun LVB-cliënten om te zorgen dat ze samen, doelgericht aan het werk kunnen gaan met het veranderen van gedrag dat er in het verleden toe heeft geleid dat cliënten in de problemen zijn gekomen. Als een LVB-cliënt algemene of bijzondere voorwaarden overtreedt, dan is (afhankelijk van de ernst) de reclasseringswerker de persoon die een berisping c.q. officiële waarschuwing afgeeft aan de cliënt. Reclasseringswerkers worden door het landelijk beleid geacht voortgangsrapporten te schrijven en op de rechtbank wordt er van reclasseringswerkers verwacht dat zij zich eerlijk uiten over het gegeven of het toezicht al dan niet goed verloopt. Vervolgens verwacht de organisatie dat reclasseringswerkers, die eerst mogelijk negatief zijn geweest over ontwikkelingen en of sancties hebben opgelegd, met dezelfde cliënt een toezicht starten waarin ze mogelijk twee jaar lang iedere week werken aan problemen op verschillende leefgebieden. Dit zorgt voor spanningen en dilemma’s. Hou je je als reclasseringswerker strikt aan het landelijke beleid en aan alle wet- en regelgeving? Wijk je af van wat de organisatie jou adviseert of kijk je naar de behoefte van de cliënt?

Door een verschil in opvattingen en interpretatie is sprake van een spanningsveld tussen de reclasseringswerker en LVB-cliënten. In het overkoepelende beeld van de maatschappij komt dit ook terug, wat voor de nodige problemen zorgt (Kaal, Overvest & Boertjes 2017). Ter illustratie een voorbeeld van mijn cliënt: De heer B. is van Nederlandse afkomst, 32 jaar en woonachtig in Amsterdam. Hij is licht verstandelijk beperkt en een cliënt van de reclassering. Tijdens zijn inhoudelijke zitting geeft de rechter aan dat hij zich in de maling genomen voelt. De heer B. lacht meerdere malen op een zeer ongepast moment wanneer gevolgen voor het slachtoffer bespreekbaar worden gemaakt, en wanneer de heer B. zich aangevallen voelt, voert hij de Hitler groet uit en bij binnenkomst vraagt hij aan de rechter: “Heb je lekker geslapen vriend”? (Voorbeeld anoniem, 2019.) Deze persoonlijke ervaring waar ik zelf ongepast gedrag vast heb gesteld heb ik besproken met mijn LVB- cliënt. Zo geeft hij aan dat hij iedere keer moest lachen, omdat de benadeelde partij dan vast zou denken dat hij niet bang hoeft te zijn, want lachen is aardig en vriendelijk stelt hij. Over de Hitler groet liet hij zich niet uit. De vraag aan de rechter, of hij lekker heeft geslapen was vriendelijk bedoeld. “Gewoon vragen hoe het met hem is, dat is toch normaal, dat vraagt hij ook aan mij” (Voorbeeld anoniem, 2019).

Uit onderzoek van het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (2019) blijkt dat reclasseringswerkers vaak LVB-problematiek onderschatten of niet herkennen. Een in het vonnis opgenomen maatregel zoals de werkstraf, zou niet toegankelijk zijn voor iemand met een LVB, maar zou zijn ontwikkeld voor cliënten met een gemiddeld IQ. Zo zouden reclasseringstrajecten in het algemeen mislukken, wat leidt tot het vergroten van de kans op recidive (Teeuwen, 2019).

Onder de problemen die LVB-cliënten zelf ervaren, ondervinden zij op alle leefgebieden dilemma’s en struikelblokken die met het vraagstuk samenhangen. Het vraagstuk betreft LVB-cliënten zelf, de reclasseringswerker, de burger en het groter geheel, de maatschappij en overkoepelend de veiligheid van de samenleving. Het perspectief van LVB-cliënten kan ook nog worden omgedraaid, namelijk: is de LVB-cliënt dader of slachtoffer? Wat is het risico van loopjongeren met betrekking tot de verharding van de maatschappij? Een interventie inzetten, terwijl deze niet tot zijn recht komt,

(19)

19 omdat de interventie niet aansluit op het IQ-niveau van de LVB-cliënt, heeft dat zin? Hoe sluit je aan bij LVB-cliënten, hoe en wat leert de doelgroep? Leidt onbegrip tot gebrek aan motivatie? Zorgt miscommunicatie in de maatschappij, in de rechtbank of op het reclasseringskantoor ervoor dat LVB-cliënten in de problemen komen? Gebruiken reclasseringswerkers een ongepaste bejegening, die niet specifiek genoeg is om aan te sluiten bij de doelgroep en hoe doen andere organisaties dit? De kwaliteitsfunctionaris van reclassering Amsterdam zegt in ieder geval dat criminaliteit voorkomen kan worden, wanneer in een zo vroeg mogelijk stadium van het leven van iemand wordt gesignaleerd dat een cliënt een LVB heeft (Persoonlijke communicatie, 2019). Mogelijke spanningsvelden liggen in de diversiteit van de problematiek waarmee reclasseringscliënten kampen. Zo zouden mensen met een LVB heel goed zijn in het verbergen van hun tekortkomingen en beperkingen en word je als organisatie eigenlijk gedwongen mee te gaan met de snelheid en efficiëntie waarin het werk gedaan moet worden, waardoor je mogelijk voorbijgaat aan signalen die zouden wijzen op miscommunicatie c.q. onbegrip. De ZSM is een voorbeeld waar alles snel moet. De organisatie geeft reclasseringswerkers een target die ze moeten behalen (toezicht houden op een x aantal zaken). Dit kan mogelijk ten koste gaan van de kwaliteit. Reclasseringswerkers kunnen zich onmogelijk in alle psychisch-cognitieve en lichamelijke problematiek verdiepen. Meekomen in de maatschappij is het uitgangspunt van de WMO, maar tegelijkertijd wordt dit bijna onmogelijk gemaakt als je zelf niet over alle middelen beschikt, bijvoorbeeld niet mee kan komen op school of wanneer je je geen houding weet te geven op sociale gelegenheden.

De verharding van de maatschappij heeft als effect op LVB-cliënten dat bepaalde interventies uitgesloten worden, waar mogelijk wel behoefte aan was geweest en waarvan we als organisatie weten dat deze effectief zijn met betrekking tot gedragsverandering. Dan is het de veiligheid van de samenleving en de LVB-cliënt tegenover zijn toekomst waarin hij mogelijk door middel van gedragsverandering kan participeren in de samenleving.

4.T

HEORETISCHE VERDIEPING

I

NLEIDING

Om zowel de maatschappelijke ontwikkelingen, de professionele expertise en de bestaande wetenschap te kunnen verbinden, ga ik eerst in op verschillende visies. Ik breng relevante theorieën in en plaats deze naast of tegenover vakliteratuur en visies. Ik vind het belangrijk voor mijn onderzoek om in kaart te brengen wat cliënten met een LVB op welke gebieden ondervinden. Dit is relevant voor mijn scriptie, omdat het inzicht geeft in de spanningsvelden die ontstaan in het contact tussen mensen met en zonder een LVB in het reclasseringscontact. De theoretische verklaringen bieden inzicht en vanuit de criminologie ga ik op zoek naar verklaringen voor crimineel gedrag onder LVB-cliënten. Ook het sociaal- en biologisch perspectief geef ik weer waaraan de oorzaken van een LVB ten grondslag kunnen liggen. Ik vervolg het hoofdstuk met hulpverlening met betrekking tot een LVB in het algemeen, waarna ik verder inga op perspectieven van deskundigen met betrekking tot het al dan niet gelijk behandelen van cliënten. Ik schets diverse gevaren en gevolgen en ik sluit af met een verdieping in verschillende theorieën.

(20)

20

“HECHTING IS EEN DUURZAME EMOTIONELE BAND TUSSEN

EEN KIND EN EEN OF MEER SPECIFIEKE VOLWASSENE”

(JOHN BOWLBY,1969).

P

ERSPECTIEF SOCIAAL EN BIOLOGISCH TEGENOVER ELKAAR

De mate waarin het IQ van een kind zich kan ontwikkelen en de mate waarin het kind zijn cognitieve vermogen kan benutten, is onder andere afhankelijk van de kansen die een kind krijgt en de omgeving waarin dit kind opgroeit. Zo is het niet

per definitie zo dat een LVB is aangeboren, maar ook niet dat deze volledig ontstaat door de omgeving waarin je opgroeit en waarin je leeft. Het zou een combinatie van beide factoren zijn die kunnen leiden tot een LVB. Biologische

oorzaken die een LVB veroorzaken zouden al tijdens de zwangerschap op kunnen treden, door bijvoorbeeld het gebruik van alcohol van de moeder gedurende de zwangerschap. Tijdens of na de bevalling kan zuurstofgebrek een oorzaak zijn van de beperkte cognitieve vermogens. Ook in de rest van het leven kan men hersenletsel oplopen wat kan leiden tot een LVB. De sociale omstandigheden zouden verband houden met een LVB.

Onder sociaal-economische omstandigheden vallen aspecten op meerdere terreinen die te maken hebben met (beperkte) financiële middelen, hechtingsproblematiek, (negatief) sociale netwerk, (laag) opleidingsniveau en gebrek aan sociale activiteiten (sportclubs). Uit onderzoek blijkt dat kinderen die uit gezinnen komen waar in armoede wordt geleefd, veel stress wordt ervaren. Stress heeft meerdere nadelige gevolgen, waaronder overvraging van een kind. Een sociale activiteit als sportles is geen prioriteit voor de ouders, waardoor gebrek ontstaat in de sociale ontwikkelingsmogelijkheden. Hechtingsproblematiek komt veel voor bij mensen met een LVB. Kinderen zijn op zichzelf aangewezen doordat ouders door hun eigen beperkingen niet in staat zijn om gevoelig te zijn voor de behoeften van het kind. Deze veilige basis ontbreekt vaak doordat er in het leggen van contact, het verwerken van signalen en op gebied van adequaat reageren, sprake zou zijn van tekortkomingen waardoor er een verhoogd risico ontstaat op problematiek in de hechting (Gennep & Steman, 1997). Uit onderzoek blijkt dat hechtingsproblematiek een sociale oorzaak van een LVB zou zijn. Dit valt te verklaren doordat verbetering van omstandigheden kan leiden tot het normaliseren van het intelligentieniveau (Wijnroks, Janssen, Elskamp, Kloosterman, Mispelblom Beuer, Post, Stor, Storsberger & Kersten, 2006).

M

AATSCHAPPELIJK PERSPECTIEF

Naast oorzaken spelen maatschappelijke ontwikkelingen een grote rol in de gevolgen die de problematiek met zich meebrengt. De huidige samenleving is een snelle individuele maatschappij waarin men geen tijd maakt voor elkaar om rustig uitleg te geven. Alles moet zo snel en effectief mogelijk. Gevolgen van deze ontwikkelingen brengen verharding van criminaliteit in de samenleving met zich mee. Als je niet conform de gemiddelde norm van Nederland leeft en dan ook nog eens moeite hebt met het inschatten van consequenties, kunnen de gevolgen ernstige praktijken met zich meebrengen. Uit onderzoek blijkt dat de gevolgen door gebrek aan aansluiting in de praktijk vaak leiden tot recidivering. Trajecten mislukken, laat staan dat gedragsverandering gerealiseerd kan worden (Menger, Krechtig & Bokser, 2018).

Om in kaart te brengen waar de huidige maatschappij mee kampt en welke problematiek speelt, beschrijf ik spanningsvelden die ontstaan met betrekking tot de verwachtingen en de realiteit. Ik besteed aandacht aan wat deskundigen zeggen over kenmerken die in de praktijk kunnen leiden tot

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Van de totale emissie van broeikasgassen in 2015 in Nederland gaat het om 19 procent als alleen rekening wordt gehouden met de directe emissies in de sectoren die relevant zijn

A related question is: Does countenancing םיהלא objects with indeterminate parts entail that composition of the relations between םיהלא and natural phenomena be vague, that

Onze methode is onlosmakelijk verbonden aan niveau vier binnen de preventiepiramide, namelijk de probleemaanpak (zie 3.3). We creëerden samen met de kinderen een time-outhoek. Daar

Wij hebben geen wetenschappelijk onderzoek gevonden naar effectiviteit van methoden om mensen met een lichte verstandelijke beperking zelf ervoor te laten kiezen om zich strikt

Zo is het voor veel LVB-cliënten lastig om zich te houden aan de landelijke richtlijnen om verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen.. Mensen met een licht

Hoe ouders denken over de relationele en seksuele opvoeding van hun kinderen, hoe de communicatie over seksualiteit tussen ouders en kinderen verloopt en welke opvoedingsdoelen

Sluiting afhaal - restaurants uiterlijk om 2.00 uur ‘s nachts en geen verkoop van alcohol na 1.00 uur.

Ook mogen jongeren van 13 t/m 18 jaar vanaf deze datum onder begeleiding buiten sporten met elkaar, maar dan met 1,5 meter afstand ertussen.. Topsporters kunnen op