• No results found

Culturele identiteit en het immigratiedebat : een antropologische analyse van het Nederlandse immigratiedebat in relatie tot culturele identiteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Culturele identiteit en het immigratiedebat : een antropologische analyse van het Nederlandse immigratiedebat in relatie tot culturele identiteit"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Bachelorscriptie

Culturele Identiteit en het Immigratiedebat

Een antropologische analyse van het Nederlandse immigratiedebat in relatie tot culturele

identiteit

Universiteit van Amsterdam

Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie

Wessel Kok

E-mailadres:

wesselkok92@gmail.com

Studentnummer:

6334717

Beoordelaar:

Amade M’Charek

Tweede Beoordelaar:

Peter van Rooden

Inleverdatum:

21-12-2012

(2)

2

1. Inleiding

1.1 Onderzoeksvraag 1.2 Onderzoeksmethode 1.2 Opzet

2. Cultuur en Antropologie: Paradigma 2.1 Inleiding

2.2 Tylor: Victoriaans Paradigma 2.3 Boas: Cultuurrelativisme 2.4 Geertz: Dynamiek van Cultuur

3. Het Onbehagen van Cultuur 3.1 Inleiding

3.2 Etniciteit en de Culturele Ander 3.3 Autochtonie

3.4 Conclusie

4. Immigratie en Geschiedenis 4.1 Inleiding

4.2 Migratie, Cultuur en Politiek 4.3 De Gouden Eeuw en Tolerantie

5. Het Immigratiedebat in Nederland

5.2 De Multiculturele Jaren: Cultuurrelativisme 5.3 Een Omslag

5.4 De Nederlandse Cultuur en de Culturalisatie van Burgerschap 5.5 Een Analyse van Cultuur in het Debat, Instituties en Beleid

(3)

3

H1

Inleiding

Begin 2011 ontstond er grote commotie rond de uitzetting van het Afghaanse meisje Sahar1, haar familie was in 2000 uit Afghanistan weggevlucht naar Nederland. In 2004 besloot de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) dat ze geen verblijfsvergunning kregen. Sahars familie probeert nog twee keer een aanvraag te doen, maar in 2010 lijkt het definitief te zijn; ze moeten terug naar Afghanistan. Er is alleen één probleem: Sahar is ondertussen geïntegreerd. Ze is veertien jaar en een “lekker eigenwijze, Hollandse puber” (van Outeren 2010 [Paul Stieger]). Nu Sahar door en door Nederlands is geworden – ze spreekt ‘foutloos Nederlands’, wil chirurg worden – trekt er een golf van protest door Nederland. Via sociale media als Hyves en Facebook en zelfs een website2 wordt de boodschap dat 'Sahar Moet Blijven' gepromoot. In reactie op de aanhoudende kritiek voerde toenmalig minister Leers van Buitenlandse Zaken een versoepeling door in het uitzettingsbeleid: vanaf nu zouden meisjes die te 'verwesterd' waren niet meer terug moeten naar Afghanistan (en later ook Somalië). Er zou voortaan worden gekeken of meisjes niet te 'verwesterd' en 'vernederlandst'3 waren om nog terug te kunnen naar repressieve (lees islamitische) landen. Een trend was gezet. Niet veel later zou de iets oudere Mauro Manuel Nederland uit moeten, en ook nu was er grote commotie in de media. In Twitteracties als '#Mauromoetblijven' en het minder populaire '#Mauromoetweg' liet Nederland zijn stem horen. Ook hij zou volgens sommigen te 'vernederlandst' zijn4. Anderen zagen hem juist als: ‘Een Angolese jongen met een Angolese moeder en met Angolese familie....’ (#Mauromoetweg 2011). Dit keer werd er een kamerdebat aan gewijd, en uiteindelijk kon Mauro via een studievisum voor een beperkte tijd in Nederland blijven.

Deze voorbeelden laten goed laten zien dat cultuur een veranderlijk iets is; een contested

space. De kinderen Sahar en Mauro zijn 'vernederlandst': ze hebben de Nederlandse cultuur (wat dit

ook precies moge zijn) overgenomen en hebben dat verruild voor de 'vorige' cultuur. Dit is natuurlijk een suggestieve en simplistische uitleg van termen als 'verwestersing' en 'vernederlandst', maar het raakt aan een punt wat centraal zal staan en deze scriptie: cultuur is fluïde en contextueel. Zoals Mauro en Sahar laten zien is het iets wat aan- en afgeleerd kan worden en wat implicaties kan hebben voor waar je leeft. Kijkend naar het publiek gevoerde debat omtrent Sahar en Mauro, maar ook breder in het immigratiedebat in Nederland, lijkt dit punt nu weer wel, dan weer niet geaccepteerd te zijn. Met name het Nederlandse officiële overheidsdiscours lijkt cultuur, de Nederlandse cultuur in het bijzonder, als afgebakend geheel te zien. De Nederlandse cultuur bestaat in dit discours uit hele

1 Bron: NRC 09-12-2010, Emilie van Outeren 2 http://www.saharmoetblijven.nl/

3 Bron: De Groene Amsterdammer 08-08-2012, Irene van der Linden 4 Bron: http://www.nu.nl 26-10-2011

(4)

4

specifieke normen, waarden en gebruiken, zo blijkt wel uit overheidsgerichte instituties als bijvoorbeeld de naturalisatieceremonie, het historische Canon en de inburgeringsfilm. Hierin wordt de Nederlandse cultuur geconstrueerd als een geheel van door Nederlanders geschreven teksten, belangrijke historische momenten en figuren, en zo voorts. Dit culturele nationalisme gaat uit van de 'puurheid' en onveranderlijkheid van de Nederlandse cultuur. Migratie (en het bijbehorende debat) is een ideaal fenomeen om de werking van cultuur, en met name de constructie er van te bekijken. Migranten roepen frictie op: ze zijn komen te staan voor 'vreemde' culturen, die een zuivere nationale cultuur aantasten. Hierdoor worden nationale eenheid en integratie onzekere gebieden. In dit proces wordt cultuur op een specifieke manier geconstrueerd; het wordt (deels) verzonnen, opgeroepen en beoordeeld. De ideeën over buitenlandse versus nationale cultuur als afgebakende gehelen worden geuit in instituties en beleid.

1.1 De Onderzoeksvraag en Methode

De onderzoeksvraag waar in deze scriptie een antwoord op zal worden gezocht is hoe cultuur in het Nederlandse migratiedebat wordt geconstrueerd als statisch. In het eerste deel van de scriptie zal worden gekeken hoe cultuur zich als concept heeft ontwikkeld en welke paradigma's er zijn te onderscheiden, hoe het zich verhoudt tot identiteit en uiteindelijk waarom het fluïde is. Het tweede deel van de hoofdvraag past de wetenschap uit het eerste deel toe op het immigratiedebat en -discours. De vraag is dan ook op welke manier cultuur wordt geconstrueerd, opgeroepen, en gewaardeerd in het Nederlandse immigratiedebat. Ik verwacht dat dit te zien is in verschillende instituties als de inburgeringscursus. Ook verwacht ik dat de claims waar het nationalistische cultuurdiscours van uit gaan niet verdedigbaar zijn. Als belangrijkste punt verwacht ik dat het gebruik van cultuur rigide is, zonder aandacht voor de veranderlijkheid van identificatie en cultuur. Er is dus sprake van een aantal misrekeningen. Ik probeer deze stellingen te beargumenteren in deze scriptie.

De opbouw zal als volgt zijn. Het eerste hoofdstuk zal beschrijven hoe cultuur als concept tot stand is gekomen, en waar het uiteindelijk voor is gaan staan. Aangezien cultuur het onderzoeksgebied van de Culturele Antropologie is, zal dit gebeuren aan de hand van klassieke antropologen Tylor, Boas en Geertz. In het tweede hoofdstuk wordt besproken hoe cultuur een onderdeel vormt van identiteit, en hoe deze culturele identiteit problematisch is. Door culturalisme wordt cultuur het belangrijkste aspect van iemands identiteit. Door kernconcepten als autochtonie wordt duidelijk gemaakt hoe de culturele identiteit paradoxaal is: het biedt enerzijds de belofte van zekerheid, en van vluchtigheid anderzijds. In het hoofdstuk daarna wordt migratie besproken. Hier wordt aangetoond dat volksverhuizing een terugkerend fenomeen is, dat echter niet altijd tot botsingen hoeft te leiden. Daarnaast laat dit hoofdstuk zien hoe Nederland historisch is verweven met immigranten. Dat zal het argument vormen tegen het nationalistische cultuurbeeld wat tegenwoordig van Nederland wordt gevormd. Dat beeld wordt actief geconstrueerd in overheidsinitiatieven zoals de Canon en de naturalisatieceremonie, en wekt de indruk dat de Nederlandse cultuur een afgebakend geheel is waar immigranten geen grote rol

(5)

5

in spelen. In het hoofdstuk daarop zal ik het argument krachtig maken door het Nederlandse immigratiedebat te beschrijven, en enkele werken en artikelen van auteurs die deelnemen aan dit debat te analyseren . Ik hoop hier aan te tonen dat de Nederlandse cultuur in het debat wordt geconstrueerd als rigide en puur. Dit zal ik vervolgens in de conclusie bekritiseren vanwege de aangetoonde theoretische en historische onjuistheid.

H2

Cultuur en Antropologie: Paradigma

2.1 Inleiding

It's always amusing to look at how something early in the 20th century was written in anthropology and how it's written now. There's been an enormous shift in how it's done, but yet you can't put your finger on someone who actually did it. – Clifford Geertz

Volgens van Heerikhuizen en Wilterdink is cultuur: '[het] gemeenschappelijk repertoire van kennis, symbolen, gewoonten, opvattingen, vaardigheden' (Van Heerikhuizen & Wilterdink 2009: 21) van mensen die veel met elkaar omgaan. Het is iets wat verschillende samenlevingen van elkaar onderscheid, maar ook mensen binnen samenlevingen van elkaar. Zodoende is cultuur een onderwerp van onderzoek: kennis van cultuur betekent kennis van mensen. Welke betekenis geven ze aan gebruiken, hoe zien ze de wereld om zich heen en hoe ordenen ze de werkelijkheid. De studie die dit onderzoekt is antropologie. De manier waarop cultuur tegenwoordig wordt gebruikt in de antropologie verschilt sterk van de manier waarop klassieke antropologen dat deden. Het huidige paradigma heeft een aantal historische veranderingen doorgemaakt, veranderingen die er niet zonder slag of stoot zijn gekomen.

In dit hoofdstuk zullen teksten worden besproken van en over antropologen die kritisch waren over de manier van denken. Zoals de bovenstaande uitspraak van Geertz illustreert is het moeilijk of zelfs onmogelijk om veranderingen aan individuele personen toe te wijzen. Toch zijn antropologen zoals Tylor, Boas en Geertz dermate invloedrijk geweest dat ze hier worden uitgelicht. Als de paradigmaverschuiving in het cultuur-concept is beschreven zal er een duidelijker beeld zijn van de verschillende debatten omtrent het concept cultuur, wat het tegenwoordig inhoudt, en hoe dit tot stand is gekomen. Hoewel het enigszins kunstmatig is maak ik hier een onderscheid tussen drie min of meer verschillende typologieën. Deze typologieën zullen later in deze scriptie als handvatten fungeren om te kunnen kijken naar de invulling van cultuur in het Nederlandse immigratiedebat.

(6)

6

Beginnend bij het begin is het van belang om de discipline van de Culturele Antropologie historisch te plaatsen. Hoewel sommige teksten van klassieke schrijvers (zoals Ibn-Khaldun of Herodotus) op bepaalde vlakken te definiëren zijn als etnografisch, is antropologie zoals het nu is een relatief jonge studie. Er wordt wel beweerd dat de eerste antropologen ontstonden uit de behoefte het slavernijsysteem te verdedigen (Bay 2007: 93). Hoewel we kunnen pleiten dat deze vroege vorm van etnografie eeuwen weg staat van de antropologie zoals deze nu is, kan niemand ontkennen dat het zo is begonnen. In The History of Anthropology (2007) beschrijft Bay hoe de eerste raciale etnografie ontstond toen de slavernij-institutie wetenschappelijk verdedigd moest worden tegen de opkomende abolitionistische bewegingen. In feite is vanaf het einde van de 17e eeuw het concept van ras geboren. Daarvoor werd onderscheid tussen mensen gemaakt op basis van 'wilde' of 'beschaafde', 'Christen' of 'heiden' (Ibid.:93). Wetenschappers richtten zich op het onderscheiden van verschillende rassen, voorstanders van slavernij op het hiërarchische verschil er tussen, tegenstanders op de gelijkheid in creatie. Ras is door Silverstein (2005) gedefinieerd als ‘...a cultural category of difference that is contextually constructed as essential and natural—as residing within the very body of the individual— and is thus generally tied... to a set of somatic, physiognomic, and even genetic character traits’ (p.364), het wordt dus geconstrueerd als natuurlijk – maar is dit niet. De term 'ras' wordt tegenwoordig tussen aanhalingstekens geplaatst, om aan te geven dat er afstand van word gedaan. Het wordt niet meer gezien als valide categorisatie.

Zelfs na de afschaffing van slavernij bleef het institutionele racisme echter bestaan. Vòòr de ideeën van Darwin algemeen werden geaccepteerd was het idee dat elk ras een andere afkomst had, polygenisme. Dit verklaarde voor veel mensen de verschillen tussen volken. In deze context ontstond antropologie: het kind van slavernij en raciale etnografie. Met de komst van het biologische Darwinisme aan het einde van de 19e eeuw, ontstond ook het sociaal evolutionisme. Deze stroming paste de biologische evolutieleer toe op het sociale domein. Vooral belangrijk in dit paradigma was het idee dat samenlevingen zich ontwikkelden volgens stadia van minder naar meer ontwikkeling. In de biologische wereld was de mens immers ook ontwikkeld vanuit een simpele levensvorm. De Westerse samenleving werd gezien als het meest ontwikkeld en complex, en dus superieur aan minder complexe en ontwikkelde samenlevingen. Conflicten tussen samenlevingen zorgden voor een legitieme hiërarchische verhouding: the survival of the fittest.

Een van de eerste antropologen, Edward Tylor, is een goed voorbeeld van dit paradigma. Zijn notie van cultuur is dan ook nauw verweven met raciale categorisatie. Zijn eigen definitie van cultuur ziet het als: '...that complex whole which includes knowledge, belief, art, morals, law, custom, and any other capabilities and habits acquired by man as a member of society'(Tylor 1871). Dit 'complexe geheel' laat goed zien waar antropologie in die tijd voornamelijk op neer kwam: materiële cultuur. Tylor was misschien ook niet voor niets curator in een museum. Hoewel er genoeg kritiek is op zijn definitie van cultuur, is de voornaamste kritiek dat Tylor en zijn tijdsgenoten samenlevingen rangschikten. Ze zagen samenlevingen in hiërarchische termen, met verschillende maten waarin ze

(7)

7

'cultured', of beschaafd, waren (Stocking 1966: 2). Zijn idee van de complex whole was verbonden aan ideeën over wat precies complex was: minder complexe culturen vormden niet hetzelfde mooie geheel als Tylors eigen Westerse. Cultuur was niet al de afzonderlijke kenmerken uit zijn definitie, maar was er pas wanneer al deze bestanddelen aanwezig waren. Het concept cultuur stond voor hem in feite synoniem aan beschaving.

Zoals hier boven is beschreven paste deze manier van denken goed in de 19e eeuwse

zeitgeist. De jaren '80 werden politiek gezien echter deels gekenmerkt door de opkomst van het

zogenaamde 'nieuwe'- of 'culturele racisme' . Dit discours, wat later uitgebreider aan bod zal komen, wordt gekenmerkt door cultuur te zien als: ‘static, fixed, objective, consensual, and uniformly shared by all members of a group’ (Vertovec 2011: 243). Zoals in de volgende paragrafen zal blijken is dit een zeer specifieke manier van denken over cultuur: tegenwoordig wordt (met name in de antropologie) uitgegaan van een veel meer fluïde en contextueel cultuurbeeld. In dit discours worden ideeën van raciaal verschil, zoals die in de tijd van Tylor, ‘concealed inside apparently innocent language about culture’ (Ibid.). Dit fenomeen wordt ook wel racialisatie genoemd, racialisatie is:

...the processes through which any diacritic of social personhood—including class, ethnicity, generation, kinship/affinity, and positions within fields of power—comes to be essentialized, naturalized, and/or biologized; “the dynamic, and dialectical representational process of categorization and meaning construction in which specific meanings are ascribed to real or fictitious somatic features” (Wodak & Reisigl 1999, p. 180; see Miles 1989; Omi & Winant 1994). Racialization thus indexes the historical transformation of fluid categories of difference into fixed species of otherness (Silverstein 2005: 364).

In dit discours worden de fluïde categorieën die cultuur eigenlijk is veranderd in vastgezette en afgebakende categorieën. Bovendien wordt cultuur hiermee tot voornaamste identificatie van mensen gemaakt; en dat terwijl het beeld wat van cultuur wordt gehanteerd af doet aan alle andere aspecten van diens identiteit. De sociaal evolutionistische gedachtegang komt zodoende ook nu nog voor in politiek, economisch- en ontwikkelingsdenken. Hoewel paradigma’s immers veranderen en vergeten worden, verdwijnen ze nooit helemaal. Een voorbeeld van het waarderende aspect die dit discours op cultuur toepast is te vinden in de manier waarop ontwikkelingshulp lange tijd is gegeven, en hoe hier over gedacht werd. Deze hulp is er vaak op gericht om een land economisch, maar vaak ook cultureel, te moderniseren naar het Westerse ideaalbeeld. Via SAP’s5

in de jaren ’80 werden landen die geld wilden lenen van de Wereldbank gedwongen veranderingen door te voeren die de ontwikkeling van het land zouden bevorderen. Het openstellen voor de wereldmarkt en de vrije markt was één van deze verwachte veranderingen, maar het laat zien hoe het Westerse idee van ontwikkeling door de ongelijke machtsverhoudingen wordt opgelegd.

Het sociaal evolutionisme is echter in diskrediet geraakt nadat het geboorte had gegeven aan de nazi-ideologie van de eugenetica, en vooral na de oorlogen en holocaust waar dit mee samen hing.

(8)

8

Ook de antropologie, en het concept van cultuur dat zij hanteert, heeft zich hier in de loop van de tijd van afgewend. De voornaamste kritiek was het onvermogen van deze theorie om culturele variatie te kunnen verklaren. De stadia die samenlevingen zouden volgen werden als te kunstmatig bevonden en er was geen bewijs dat deze ook gevolgd werden. Een even belangrijk kritiekpunt is echter het etnocentrisme6 waar dit paradigma mee gepaard gaat.

2.3 Boas en het Cultuurrelativisme

Etnocentrisme is het beoordelen van groepen met de eigen etnische groep of cultuur als maat7. Dit op zich is een gegeven, ieder mens staat in zijn of haar eigen cultuur, en beschouwt de wereld vanuit de waarden die hier bij horen. In het geval van Tylor was een belangrijke maat beschaving: andere samenlevingen of culturen werden beoordeeld naar het delen van 'beschaafde' normen en waarden. Kritiek op dit etnocentrisch denken richt zich echter op de manier waarop het het degraderen en bevooroordelen van andere groepen – discriminatie – legitimeert. Het waarnemen van andere culturen als verschillend ten opzichte van de eigen is onvermijdelijk, maar het veroordelen van gedrag, geloof of uiterlijk dat afwijkt van de eigen cultuur is iets waar veel kritiek op is. Wanneer de eigen waarden als universele norm wordt gezien geeft het een carte blanche aan de machtigsten te oordelen en bepalen over en voor anderen. Een verschuiving in dit paradigma is echter teweeg gebracht door Franz Boas, een wetenschapper die vaak als voorvader van het cultuurrelativisme, en grootste tegenstander van het evolutionistisch paradigma wordt gezien.

Boas bood een andere benadering voor het kijken naar cultuur. Hij werkte als etnograaf van Noord-Amerikaanse Indianen. Door zijn werk werd cultuur losgeweekt, althans in theorie, uit het normerende etnocentrisme. Hoewel Boas nog wel enigszins de stadia van ontwikkeling aanhield, stelde hij dat cultureel gedrag niet is aangeboren maar wordt aangeleerd via socialisatie (Boas 1920:311-322). Met dit punt brak hij met de evolutionistische denken dat mensen geboren werden met verschillende ‘mentale krachten’. Volgens Boas was elk mens in psychisch vermogen gelijk, en werd gedrag gesocialiseerd en gereproduceerd van generatie op generatie. Hij argumenteerde vervolgens dat het denken en handelen van mensen bepaald wordt door het geheel aan tradities en gewoontes dat hun acties bepaald vanaf de geboorte (Stocking 1966: 8). Elk mens is dus rationeel binnen de eigen context, en zoals Boas het zelf formuleert:

I often ask myself what advantages our 'good society' possesses over that of the 'savages' and find, the more I see of their customs, that we have no right to look down upon them. . . We have no right to blame them for their forms and superstitions which may seem ridiculous to us. We 'highly educated people' are much worse, relatively speaking. . . Franz Boas to Marie Krackowizer,

6 http://anthropology.ua.edu/cultures/cultures.php?culture=Social%20Evolutionism

7 van Dale: 1. neiging om de etnische groep waartoe men behoort als enige referentiepunt te

beschouwen bij de beoordeling van andere, 2 vorm van nationalisme waarbij het eigen volk en de eigen cultuur worden beschouwd als superieur boven andere volken en culturen'

(9)

9

December 23, 1883. Franz Boas’ Baffin Island Letter-Diary, 1883-1884, edited by Herbert Cole (1983:33).

Deze conceptualisering van cultuur, zonder er een maat op toe te passen, is fundamenteel geworden in de antropologie. Daar staat tegenover dat cultuur in het Boasiaanse paradigma nog steeds iets statisch en begrensd was, er was weinig aandacht voor dynamiek binnen en tussen culturen. Boas’ beeld van cultuur was grotendeels gericht op het documenteren ervan. Het cultuurrelativisme en de Boasiaanse school is sindsdien nog verder uitgewerkt door antropologen zoals Ruth Benedict en Margareth Mead.

2.4 Geertz: Dynamiek van Cultuur

Eenendertig jaar na de dood van Boas introduceerde Geertz met het essay Thick Description: The

Interpretation of Cultures (1973) een nieuw concept van cultuur, en een nieuwe manier om het te

onderzoeken en er naar te kijken. Geertz introduceerde de term thick description hier om te laten zien hoe etnografisch onderzoek gedaan zou moeten worden. Om dit uit te leggen haalt hij een voorbeeld aan van Gilbert Ryle, die beschrijft hoe een groep jongens knipogende bewegingen maakt. Volgens Geertz is het observeren van deze handeling niet genoeg om te kunnen beschrijven wat er gebeurt. Hij laat zien hoe elk persoon die dezelfde beweging maakt andere redenen en betekenissen toeschrijven aan de gebeurtenis. Door thin description, puur het observeren en beschrijven, kan volgens Geertz niks gezegd worden over wat er gebeurd. Om de werkelijke betekenis te achterhalen moet het geïnterpreteerd worden: de onderzoeken moet de sociaal geaccepteerde betekenis van knipogen weten, maar ook wat degene die het doet dacht toen hij het deed, de aanwezigheid van een publiek en wat zij voor betekenis geven aan de handeling (Geertz 1973: 2). Geertz bekritiseerd Tylors cultuurconcept dan ook, omdat het: '… its originative power not denied, seems to me to have reached the point where it obscures a good deal more than it reveals' (Ibid.: 1). Hij schrijft dat het concept van Tylor een overdaad aan uiteenlopende betekenissen van cultuur de wereld in hielp, een 'conceptual morass' zoals: ' ‘the total way of life of a people’; ‘learned behavior’ ' (Ibid.:1); en zo voorts. Een recente publicatie van Baldwin et al. ondersteund dit, door in het boek Redefining Culture meer dan 300 definities van cultuur te presenteren (Baldwin et al. 2006). Geertz eigen idee over cultuur omschrijft hij hier, en het is de moeite waard het helemaal te laten zien:

The concept of culture I espouse […] is essentially a semiotic one. Believing, with Max Weber, that man is an animal suspended in webs of significance he himself has spun, I take culture to be those webs, and the analysis of it to be therefore not an experimental science in search of law but an interpretive one in search of meaning. It is explication I am after, construing social expressions on their surface enigmatical. (Geertz 1973: 1).

(10)

10

Wat duidelijk wordt uit zijn reactie op Tylor’s cultuurconcept en zijn eigen definitie is de duidelijke keuze die hij maakt, namelijk dat cultuur betekenis is. Cultuur is voor Geertz iets wat inherent verbonden is met het publieke, het sociale: iemand kan pas knipogen als hij weet wat het betekent om te knipogen. Het onderzoeken van cultuur is het onderzoeken van symbolen en het achterhalen wat deze betekenen voor mensen, het is als het lezen van een tekst. De symbolen bijvoorbeeld zijn taal, rituelen en etiquette.

2.5 Conclusie

Aan het begin van dit hoofdstuk werd de Tyloriaanse conceptualisatie van cultuur besproken: cultuur als een complex geheel aan waarneembare kenmerken. Niet elk persoon bezat dezelfde mate van cultuur, door raciale verschillen bevonden samenlevingen zich in verschillende stadia van culturele ontwikkeling, met het Westen aan de apex. Het onderzoeken van cultuur was etnografisch. Als reactie op dit paradigma ontstond de Boasiaanse school, met als kenmerk het cultuurrelativisme. Hoewel Boas zelf geen definitie van cultuur gaf, was dit bij hem niet langer iets waar een maat bij gehouden kon worden. Toch bleef cultuur een statisch gegeven, iets wat bepaalde groepen bezaten en wat kon verdwijnen of ‘aangetast’ werd door invloeden van buitenaf. Geertz bood uiteindelijk een definitie van cultuur die dicht in de buurt komt van het huidige concept. Ook op zijn ideeën is echter kritiek. Hoewel zijn conceptualisatie dynamisch lijkt, zo stelt Sherry Ortner (1999), is cultuur bij Geertz gebonden aan een specifieke locatie, en aan bepaalde mensen. Hoewel het altijd moeilijk is de eigen tijd te kunnen beschrijven qua paradigma, kunnen we stellen dat het huidige gebruik van cultuur in de antropologie een verdere verschuiving heeft gemaakt. In het volgende hoofdstuk worden contemporaine discussies en theorieën omtrent cultuur besproken.

H3 Het Onbehagen van Cultuur

3.1 Inleiding

Nu we in het voorgaande hoofdstuk drie paradigma’s in het denken over cultuur hebben onderscheiden, is het van belang een stap verder te kijken. Om uiteindelijk in deze scriptie een analyse te kunnen doen van paradigma’s zoals deze hierboven zijn beschreven, moet er eerst gekeken worden naar de manier waarop culturele identiteit tot stand komt. Wat zonder daar verder op in te gaan al naar voren komt, is de problematiek die verbonden lijkt te zijn met etnische groepen. Voorbeelden van conflicten tussen etnisch onderscheiden groepen zijn overdadig: de genocide van de Hutus op de Tutsi’s en de vele gewelddadige botsingen tussen Hindoes en Moslims in India. In dit hoofdstuk zullen er voorbeelden aan bod komen die laten zien dat er een behoefte tot afbakening van de culturele groep lijkt te bestaan. Er wordt gezocht naar de formulering en concretisering van de eigen cultuur, vaak in vergelijking tot andere culturele groepen. Een voorbeeld hiervan is de Nederlandse cultuur. Zoals later duidelijk zal worden ontstaan er paradoxale fenomenen in dit proces, met als belangrijkste

(11)

11

‘autochtonie’. Bij dit fenomeen worden claims gemaakt van culturele authenticiteit en primordialisme, die bepaalde groepen meer recht zou moeten verschaffen. Dit autochtone discours kan leiden tot gewelddadige botsingen, maar ook tot een zoektocht naar 'puurheid' in een cultuur, met ethnic

cleansing als extreem voorbeeld. Autochtonie als culturele authenticiteit (en claims die zeggen 'wie

het eerst komt, die het eerst maalt) zijn ook in het Nederlandse immigratiedebat terug te vinden. Hierom zal in dit hoofdstuk nader worden gekeken welke van welke claims autochtonie precies uitgaat.

3.2 Etniciteit en de Culturele Ander

Om te beginnen is het zinnig om een onderscheid te maken tussen cultuur en een cultuur. Zoals in het voorgaande hoofdstuk werd beschreven bestaan er verschillende typologieën of manieren om naar cultuur te kijken. De drie die ik heb uitgelicht verschillen van elkaar, en met name het concept van Geertz breekt met de voorgaande twee. Tylor en Boas zagen cultuur als een serie waarneembare kenmerken, en een cultuur werd belichaamd door de afgebakende groep die deze kenmerken bezat. Geertz visie gaat beduidend dieper, met cultuur als een geheel van onderling verbonden netwerken van betekenis. Allen gingen echter wel uit van het idee van de culturele groep. Een groep mensen met een aantal gedeelde culturele kenmerken, wat cultuur ook moge zijn. Tegenwoordig is het idee van de culturele groep zo goed als vervangen door de etnische groep.

Hoewel het correcter zou zijn af te stappen van een term als ‘etnische groep’, als neo-raciale categorisatie, wordt het in het huidige discours nog veel gebruikt. Sociologen Carter en Fenton berkitiseren het gebruik van een etnische categorisatie In het boek Small Places, Large Issues bespreekt Eriksen hoe cultuur-als-identiteit, etniciteit, tot stand komt. Hij citeert aan het begin van het hoofdstuk Ethnicity de antropoloog Anthony Cohen, die stelt dat mensen zich bewust worden van cultuur waar verschil is, aan de grenzen van wat mensen gewoon zijn of kennen: 'People become aware of their culture when they stand at its boundaries: when they encounter other cultures, or when they become aware of other ways of doing things, or merely of contradictions to their own culture' (Cohen 1982: 4). Voordat de eigen groep als distinctief en afgebakend gezien kan worden – een cultuur – is er de ander nodig die mensen bewust maakt van overeenkomsten die ze met elkaar delen. Het kernbegrip in dit proces is ‘othering’. Dit houdt in dat er een collectieve identiteit wordt ontleend aan het bestaan van een verschillende ander: de zij die de wij maakt. Culturele identiteit is volgens deze redenering niet iets biologisch maar iets wat ontstaat door betekenis die mensen geven aan relationele verschillen: ‘…ethnic identities are whatever people think they are, or whatever they think others are’ (Carter & Fenton 2009: 8). Volgens Cohen is bewustzijn van verschil niet het enige wat de culturele identiteit vormt, maar wordt het ook gewaardeerd Door deze waardering, waarbij de eigen cultuur als norm wordt genomen, zullen leden van de groep zich gedreven voelen: ‘…to make it flourish by regulating their social behaviour in strict accordance with its principles’ (Cohen 1982: 5). Antropologie is lange tijd de pleitbezorger pur sang geweest van dit otheringproces door culturen de

(12)

12

beschrijven op basis van deviatie van de eigen Westerse cultuur, en door het in leven roepen van een raciaal-etnische categorisatie. Tegenwoordig kijken antropologen echter ook objectief (althans, dat proberen ze) naar de eigen cultuur, en proberen ze bewust te zijn van de kunstmatige vorm van etnische categorieën.

Hier komt het eerste paradoxale aspect omtrent cultuur en etniciteit naar voren: hoe meer contact er namelijk is tussen mensen en hoe meer culturele verschillen in elkaar over lijken te vloeien, hoe meer er nadruk wordt gelegd op etnische identiteit en bewustzijn (Eriksen 2001 [1995]: 276). Eriksen stelt dan ook dat globalisering niet betekent dat iedereen op elkaar gaat lijken, maar dat onderlinge verschillen anders worden geuit (Ibid.:310). Hij schrijft dat de gedachtegang dat etnische groepen verschillen doordat ze in relatieve isolatie van andere groepen bestaan onhoudbaar is (Ibid.:276). Hij legt uit dat dit vergelijkbaar is met het geluid van het klappen met één hand: er ontstaat niets zonder contact. Het idee van afgezonderde culturele groepen is dan ook onhoudbaar.

Hier wordt duidelijk welk onbehagen cultuur in zich kan dragen. Aan de ene kant roept het de behoefte op naar grenzen, duidelijkheid, een manier om verschil te communiceren, aan de andere kant bestaan deze grenzen niet, en bestaat er ook geen ‘kern’ van wat de cultuur precies inhoud. Deze kern, een ideaalbeeld van een cultuur, is kunstmatig, en hoewel iedereen vaak een beeld heeft van wat de eigen cultuur precies inhoud, berust dit beeld op stereotypen die weinigen ook daadwerkelijk bezitten. Cultuur als identiteit heeft zowel een in- als uitsluitende functie. Een laatste punt dat te maken heeft met culturele identiteit, en wat vastgesteld moet worden in het centrale argument van de scriptie, is de fluïde en dynamische eigenschap van culturele identiteit. Van Heerikhuizen noemt het identificatieniveau: 'welke binding op een bepaald moment in hun handelen tot uiting komt, is afhankelijk van de context'. Mensen identificeren zich niet enkel op cultureel niveau. Er zijn vele niveaus waarop er identificatie plaatsvind. Een voorbeeld komt uit het boek 'The Nuer' van Evans Pritchard. Identificatieniveaus zijn voor de Nuer bijvoorbeeld leeftijd, ‘age-sets’. Mensen van eenzelfde generatie identificeren zich in een bepaalde context met de leeftijdsgenoten. In andere contexten misschien juist met de naaste familie, met de lokale Nuer stam, met alle Nuer stammen; en zo voorts. Het punt is dat identiteit relatief is. Afhankelijk van de context identificeren mensen zich op een geschikte manier. Net zo gaat het met culturele identiteit. Het is een identificatieniveau, maar het is niet bepalend. Dit wordt echter wel vaak gedaan: etniciteit is een categorisatie die vaak even onvervangbaar lijkt als gender, en dat net zo min is.

3.3 Autochtonie

Een in Marokko geboren persoon wiens ouders in Nederland zijn geboren, staat niet te boek als allochtoon, een in Nederland geboren persoon van wie een van de ouders in Marokko is geboren, wel. Een persoon met een ouder die in Indonesië is geboren, geldt als westers en

(13)

13

een persoon met een ouder die in Zuid-Amerika is geboren, geldt als niet-westers. – RMO

20128

Een onderdeel van identiteit en de bijbehorende wij-zij categorisatie is autochtonie. Dit is het idee dat mensen die geboren worden in een land, daar een genaturaliseerde verbondenheid mee hebben: iets wat ze meer rechten verschaft dan mensen die er niet geboren zijn, de zogenaamde ‘allochtonen’. Het concept van autochtonie berust op vele paradoxen, en hangt nauw samen met het immigratiedebat wat hier onderzocht zal worden. De antropoloog Peter Geschiere schreef in 2009 het boek The Perils of

Belonging dat de onderliggende claims en werking van deze concepten onderzoekt. Dit is zeer

relevant, het is een relatief recente ontwikkelingen en heeft in de hele wereld tot botsingen tussen groepen mensen geleid, vaak met geweld gepaard. Wat zijn precies de claims die worden gemaakt? Waar zit het ongemak, het paradoxale? Hoe hangt dit samen met het immigratiedebat?

Veel antropologen en niet-antropologen hebben geschreven over het ogenschijnlijk tegenstrijdige proces van glocalisation. Dit is goed omschreven als '…the notion that removes the fear from many that globalization is like a tidal wave erasing all the differences' (Khondker 2004: 5). Antropoloog Tanja Murray Li beschrijft met haar term 'the global conjuncture of belonging' (2000) hoe de vergrote flow van mensen leidt tot een obsessie met het 'ergens behoren', lokale identiteit. De focus op het lokale wordt dus groter, zoals etnische identiteit en lokale rechten. Het is daar waar globale processen geïnterpreteerd worden; waar er betekenis aan wordt gegeven. Een voorbeeld hiervan, om terug te komen bij ons onderwerp, is de opkomst van autochtonie. Geschiere omschrijft autochtonie zelf als de reactie van mensen op een globaliserende wereld (2009: 2). Volgens Geschiere heeft deze claim een naturaliserende werking, en komt het over als de meest authentieke claim om ergens te horen. Het denken in de opposities autochtoon en allochtoon is echter relatief recent opgenomen in het discours, in het Nederlandse overheidsdiscours sinds de jaren ’70.

Geschiere omschrijft de achterliggende paradox zelf als '…autochthony’s promise of creating a safe kind of belonging and it’s practice of nagging uncertainty, since the ‘real’ autochthon is always receding' (Geschiere 2009: 38). Enerzijds zorgt autochtonie dus voor een gevoel van duidelijkheid, zij die er geboren zijn horen er, de rest niet. Anderzijds zorgt het voor grote onzekerheid, zeker in landen die Geschiere bespreekt, zoals Kameroen. Hier is veel geweld het gevolg van de heksenjacht waarin mensen vechten om zichzelf als autochtoon vast te stellen, of anderen er juist van willen onthouden. Net als etniciteit is autochthonie dus een claim die mensen in en uitsluit, en die uitgaat van een ideale ‘kern’. Degenen die ergens het langst wonen zijn de werkelijke autochtonen, en zo kunnen mensen ook generaties lang ‘allochtoon’ blijven. De allochtoon lijkt in deze vergelijking ook op de ‘cultural

other’, en heeft als begrip de functie om het beeld van de autochtoon te scheppen.

(14)

14

Autochtonie is dus een werktuig geworden om mensen kracht te geven in de aanspraken die ze op land maken, en hangt samen met etnische identiteit. Deze manier van denken is overheersend geworden in zowel de Nederlandse media als in het overheidsdiscours. De manier waarop het onderdeel is geworden van het huidige paradigma is te zien in de manier waarop verzet tegen het gebruik van deze terminologie marginaal is en weinig effect heeft. Recente acties om de term allochtoon af te schaffen hebben geen effect gehad9. Er is echter wel steeds meer kritiek: het Vlaamse dagblad ‘de Morgen’ heeft bijvoorbeeld gezegd het niet meer te gebruiken vanwege de stigmatiserende en simplificerende werking die de term heeft (Verschelden 2012). Ook in Nederland is er echter veel kritiek. Onder andere op de manier waarop het onzekerheid in de hand speelt en zodoende tot actieve uitsluiting leidt, en de manier waarop het een dichotomische en dus waarderende tweedeling is. In 2008 werd door Amsterdamse raadsleden besloten dat de term allochtoon afgeschaft zou moeten worden., en te vervangen voor termen als “Turkse Amsterdammer”10. Deze terminologie zou meer ruimte bieden voor hybriditeit van cultuur en identiteit. Als reactie op een advies de termen te laten Later zullen we zien hoe de dichotomie autochtoon/allochtoon een belangrijke rol speelt in het immigratiedebat.

3.4 Conclusie

De zoektocht naar identiteit heeft een problematisch punt bereikt. Het politieke discours heeft zich gevormd naar een idee van botsing tussen culturen: de autochtone cultuur met een vaste essentie die aanspraak maakt op een soort eerstgeboorterecht, en de allochtone die wordt geconstrueerd als de culturele “ander”. Doordat het denken in deze terminologie gemeengoed is geworden lijkt de nationale cultuur onder constante dreiging te staan. Etniciteit is zodoende ook komen te staan voor een geracialiseerde identiteit. Het discours wat identiteit en cultuur op deze manier gebruikt, en reproduceert in instituties en beleid, is kenmerkend voor het huidige politieke discours.

H4 Immigratie, Geschiedenis en Cultuur

4.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn eerst drie paradigma’s omtrent cultuur beschreven, en vervolgens de manier waarop cultuur tot stand komt als identiteit en een belangrijk onderdeel van problematiek vormt. Later zal worden gekeken naar de manier waarop dit ‘ongemak’ duidelijk wordt in het Nederlandse Immigratiedebat. Om dat te kunnen doen moet er echter stil worden gestaan bij hoe immigratie historisch gezien een rol heeft gespeeld in Nederland. Nederland heeft immers lange tijd gepronkt met de status van tolerant land, en deze status is niet uit de lucht komen vallen. De

9 http://nos.nl/artikel/370828-rmoschaf-term-allochtoon-af.html

(15)

15

geschiedenis van Nederland is namelijk de geschiedenis van immigratie. Sterker nog, volgens de website Vijf Eeuwen Migratie11 heeft ongeveer 98 procent van de Nederlanders buitenlandse (ooit geïmmigreerde) voorouders. De Gouden Eeuw, door vaderlandslievende Nederlanders zo graag aangehaald, is daar een goed voorbeeld van. Bovendien kende Nederland in die tijd een positief politiek beleid ten opzichte immigratie. Dit hoofdstuk zal uiteenzetten hoe er over immigratie werd gedacht, in welke mate het bestond, en in hoeverre het belangrijk is geweest. Zo zal duidelijk worden dat de manier waarop tegenwoordig over cultuur en immigratie word gedacht in Nederland niet een logisch gevolg is uit de geschiedenis. Een belangrijk aspect uit die gedachtegang is het idee dat immigranten een bedreiging voor de nationale cultuur vormen (Vertovec 2011). Eerst zal kort migratie onder de loep worden genomen. Welke categorisatie word er op toegepast, en welke theorieën hebben beleid beïnvloed? Daarna wordt migratie aan politiek en cultuur gekoppeld. Wat houd het populaire discours precies in waar de rol van migranten een bedreigende is? En hoe klinkt dit door in politiek en beleid? Om vervolgend een achtergrond en context te beiden voor het volgende hoofdstuk over het Nederlandse immigratiedebat wordt de Nederlandse geschiedenis ten opzichte van immigratie beschreven. Hier zal blijken waar het idee van Nederland als tolerant land vandaag komt, en hoe dit in de praktijk is veranderd.

4.2 Migratie, Politiek en Cultuur

Migratie is een overkoepelende term voor verschillende fenomenen. Migratie op zich wordt gedefinieerd als “de verplaatsing van de bevolking” (Van Dale 2012). Dit is de handeling zelf, en zodoende de meest oppervlakkige stelling die hier over gedaan kan worden – een thin description (Geertz 1973). Mensen verhuizen echter met zeer uiteenlopende redenen en doeleinden; onder verschillende omstandigheden; en met verschillende kansen en vermogens. Onderscheid wordt onder andere gemaakt op basis van de verhuis-afstand en oogpunt: binnen het land, naar een ander land toe of binnenkomend; de migrant, de emigrant en de immigrant. Hier houdt de categorisering echter niet op. Migratie kan vrijwillig of gedwongen zijn, het gevolg van armoede, oorlog of conflicten; het is een handeling die bijna altijd samengaat met sociale, economische, politieke, of natuurlijke processen. Migratie kan tijdelijk zijn, zoals bijvoorbeeld seizoenarbeiders die voor enkele maanden migreren. Behalve in de gevallen dat het gedwongen is laat migratie zien hoe mensen bewust hun leven vorm proberen te geven door plaatsen op te zoeken waar ze meer kansen en mogelijkheden verwachten. Theorieën variëren van rationele actor benaderingen tot push- en pullfactoren. Mensen kiezen volgens de eerste benadering hun carrières naar loon. Meer loon is rationeel als het doel van mensen is om een zo goed mogelijke levensstandaard te hebben. Mensen trekken dus van landen met lage lonen en veel arbeidskracht, naar landen met hogere lonen en minder arbeidskracht. De tweede theorie kijkt naar de

11 http://www.vijfeeuwenmigratie.nl/

(16)

16

zogenaamde push en pull factoren: de onderliggende globale economische (en andere) structuren die de besluitvorming van mensen beïnvloeden.

In debatten over migratie zijn de mogelijke gevolgen van migratie vaak een hoofdthema. Er lijkt in het wereldwijde, maar ook in het nationale debat geen consensus te zijn over wat deze gevolgen precies zijn. In ieder geval staat het vast dat immigratie hevige gevoelens kan oproepen bij mensen, politieke partijen die een sterk standpunt innemen tegen immigratie kunnen op veel stemmen rekenen12. Op demografisch niveau lijken migranten grote gezinnen voort te brengen. Hoewel er echter een bevolkingsgroei plaatsvindt, is dit in Europa nog niet genoeg om de vergrijzing op te vangen (Cornelius & Rosenblum 2004: 103). Het argument van overbevolking wordt echter vaak gebruikt, denk aan Fortuyns: ‘Nederland is vol’. Wat eerder het probleem lijkt te zijn volgens kritieken is de snelheid en mate waarop er geïntegreerd wordt. Immigranten worden door politieke partijen als de VVD gewaardeerd naar hun nut: 'De VVD wil de instroom van laagopgeleide, kansarme migranten zoveel mogelijk beperken. Zij vormen een belasting voor de samenleving.... Aan de andere kant willen we Nederland aantrekkelijker maken voor kenniswerkers en talent, want die versterken onze economie'13. In het debat is er verder terugkerende kritiek op de manier waarop immigranten leven van

sociale voorzieningen zonder ook veel bij te dragen aan de economie. Ook de culturele verschillen zijn subject van protest. Politici als Geert Wilders gaan vaak in op de manier waarop de eigen cultuur zal verdwijnen door immigranten, hoe immigranten eerder tot criminaliteit overgaan, en hoe botsende normen en waarden in het algemeen bedreigend zijn voor de vrijheid.

Overheden moeten een bepaald beleid toepassen om te toestroom van immigranten te controleren. Dit kan zowel gericht zijn op het aantrekken van immigranten of het uitsluiten er van. In dit beleid worden migrerende mensen gecategoriseerd naar gelang ze (uit het oogpunt van het ontvangende land) legaal of illegaal zijn binnengekomen; of het tijdelijk of langdurige migratie is; of de mensen een economische bijdrage leveren of niet – en zo voorts. De categorisatie die plaats vindt laat vaak goed zien wat het discours achter het beleid is. Wanneer worden mensen vreemdelingen genoemd, en hoe lang blijven ze buitenlander? Kan een allochtoon autochtoon worden? Dit zijn grijze gebieden die deze categorisering in het leven roept, en die ruimte bieden voor uitsluiting en discriminatie. Beleid omtrent immigratie wordt beïnvloed door publieke opinie, en zoals we zullen zien is die publieke opinie de laatste jaren sterk verschoven naar een negatieve houding. Politici die zich krachtig uitspreken tegen immigratie kunnen rekenen op veel stemmen.

In een migratierapport van het IOM14 wordt de totale internationale migratie – emigratie dus – van de wereld in 2010 geschat op 214 miljoen mensen. Als de migratie binnen landen daar bij op wordt geteld, 740 miljoen mensen, blijkt dat een zevende van de totale wereldbevolking in 2010 migrant was (IOM 2011: 49). We kunnen dus stellen dat migratie iets heel normaals is, het gebeurt op

12 http://www.guardian.co.uk/uk/2012/sep/16/voters-support-anti-immigrant-party 13 http://site.vvd.nl/standpunt/1310/immigratie

(17)

17

een dermate grote schaal dat ieder mens er wel mee in contact komt. Migratie is iets wat er altijd is geweest, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt. Robert Vuijsje schrijft bijvoorbeeld dat, volgens hem: 'Tot 1975 … in Amsterdam bijna niet zoiets als “buitenlanders” [bestond]' (Vuijsje 2010). In de volgende paragraaf zal duidelijk worden dat niets minder waar is. Ondanks de gangbaarheid van immigratie komen in de publieke opinie sentimenten voor (daarover wordt later meer geschreven) die aangeven immigratie als overweldigend te ervaren. Nederlands politicus Geert Wilders windt er geen doekjes om in uitspraken als: 'De immigratie uit niet-westerse landen moet de komende jaren geheel worden verboden15', en 'De elite noemt deze Marokkanen, die hier de boel verzieken, heel romantisch “nieuwe Nederlanders”. Ik noem ze liever “kolonisten”. Moslim-kolonisten. Want ze zijn niet gekomen om te integreren, maar om de boel hier over te nemen, om ons te onderwerpen16'. Deze populistische politicus vindt momenteel veel weerklank onder Nederlandse kiezers, maar ook weerstand. Zoals we zullen zien in het volgende hoofdstuk is het steeds terugkerende immigratiedebat een ‘plek’ waar sterk verschillende meningen geuit worden, van onderbuik gevoelens tot onderbouwde argumentaties. De verdeeldheid is echter niets nieuws, wat wel nieuw lijkt te zijn is de roep om intolerantie, hiermee lijkt een discrepantie te ontstaan met het beeld wat Nederland van zichzelf schetst als historisch tolerant land.

4.3 De Gouden Eeuw en Tolerantie

Cornelius & Rosenblum schrijven dat: '...recent years brought a second epoch of radical growth in global population flows' (Cornelius & Rosenblum (2004: 99). Voor Nederland kunnen we stellen dat de eerste grote golf van immigratie in de Gouden Eeuw plaats vond. Sinds het ontstaan van Nederland als Republiek in 1588, wordt de Gouden Eeuw vaak als economisch, wetenschappelijk en artistiek hoogtepunt gezien in de Nederlandse geschiedenis. In deze tijd (grofweg de 17e eeuw) was Nederland een van de machtigste handelsstaten, vooral dankzij het succes van de VOC17. Zodoende trokken er zeer veel mensen naar de Republiek, voor werk of relatieve religieuze vrijheid. De gebroeders Lucassen schrijven in Winnaars en Verliezers dat: '…[we] er nooit omheen [kunnen] dat zonder al die immigranten Nederland nooit zijn toppositie in Europa had kunnen bereiken' (Lucassen & Lucassen 2011: 189). Blijkbaar speelden deze immigranten een zeer belangrijke rol, een rol die vaak wordt onderbelicht, zeker in nationalistische succesverhalen waarin de nijvere Nederlandse cultuur als belangrijkste succesfactor wordt gezien.

De immigratie die plaatsvond in deze tijd was Europese immigratie, en vaak over niet al te lange afstand. In tegenstelling tot nu waren de vervoermiddelen beperkt tot lopen, en met veel geluk een dier of kar. Volgens de Lucassens konden succesvolle economieën en maatschappijen sinds de late

15 Geert Wilders, NRC Handelsblad opinie, 22 juli 2005

16 Geert Wilders tijdens Algemene Politieke Beschouwingen, PVV-website, 17 september 2008

17 Verenigde Oost-Indische Comangie. Grootste handelsbedrijf ter wereld in de 17e en 18e eeuw, handelde in specerijen tussen Azië en Europa.

(18)

18

Middeleeuwen niet zonder immigranten, aangezien dit één van de redenen tot succes was ( Ibid.:190). Het belang van immigratie werd in die tijd dan ook niet ontkend. De gebroeders de la Court, handelaren maar ook economisch filosofen, formuleerden zelfs een onderbouwde theorie waarin uiteengezet werd dat immigranten goed zijn voor de economie van een land (Ibid.:190). Volgens Lucassen en Lucassen was ook het economische discours pro-immigratie, en werd 'volkrijkheid' gezien als: “voorwaarde en teken van succes van een land” (Ibid.:190). Volgend op deze economisch onderbouwde redeneringen paste de overheid een beleid toe waarin actief mensen werd aangetrokken. We kunnen stellen dat Nederland in die tijd een pro-immigratieland was. De immigratie die plaats vond trok voornamelijk naar de steden, dat was waar de economische groei het sterkst gemanifesteerd werk, en waar een continue vraag naar arbeid ontstond. Een mooi voorbeeld vormt Amsterdam, met in de Gouden Eeuw 40 procent van de inwoners immigrant. Dat was tijdens de piek van Cornelius’ en Rosenblums ‘eerste grote migratiegolf’. Tegenwoordig is dit aantal in Amsterdam iets hoger, met iets meer dan de helft van de Amsterdamse bevolking immigrant. Nu wordt deze bevolkingsgroep echter vaak gezien als anomalie, en juist belemmerend voor de economie.

De gebroeders Lucassen verklaren de immigratie voornamelijk vanuit push en pull-factoren. De pushfactoren waren onder andere religieuze vervolging voor Joden en Calvinisten; oorlog in grote delen van Europa, en relatieve armoede. De pull factoren waren echter ook sterk. De Nederlandse economische aspiraties waren simpelweg niet te vervullen met de kleine 'autochtone' bevolking, dus trok de overheid in die tijd actief immigranten aan. Zeelieden en soldaten (van groot belang in een handelsland in oorlog) waren overwegend immigranten uit nabijgelegen landen, zoals Duitsland en Frankrijk. Om zich staande te kunnen houden tegen grootmachten als Spanje en Engeland had Nederland een groot leger nodig, en voor de overzeese handel waren zowel soldaten als zeelieden nodig. Een belangrijk deel van de immigranten waren echter ook seizoenarbeiders. Tegenwoordig bestaat deze groep voornamelijk uit Poolse mensen, in die tijd waren het vooral Duitsers. Niet alleen de steden ondervonden namelijk een sterke groei, maar ook de landbouwsector groeide sterk. Omdat de lokale bevolking de arbeidsvraag niet kon opvangen werden ook hier door de overheid een actief aantrekkings-beleid toegepast. Zelfs zonder verdere cijfers te geven wordt het duidelijk dat er sprake was van massa-immigratie. Toch was het overheidsbeleid niet de enige pullfactor: Nederland was uitzonderlijk aantrekkelijk voor bepaalde immigranten, onder andere door de vrijheden en de befaamde tolerantie. Die was het hoogste van Europa tijdens de migratiegolf (Ibid.:204). Religieuze gemeenschappen (zoals de Joodse, Katholieke en Calvinistische) vonden er weinig weerstand, maar ook schrijvers, denkers en kunstenaars trokken naar Nederland om de vrijheden te kunnen genieten. Een deel van de immigranten waren dan ook vluchtelingen uit repressieve regimes, maar dit was een veel kleinere groep dan 'gewone' migranten. (Ibid.:204). Deze vrijheden waren een goedkoop stedelijk burgerrecht, mogelijkheid om bij een gilde te komen, eerlijke wetgeving voor arbeiders, vrije huwelijken, armenzorg, en zo voorts. Het is niet zo dat immigranten niet gediscrimineerd werden, maar in ieder geval niet institutioneel. Deze eerste grote golf van immigratie is uiteindelijk afgenomen.

(19)

19

Van 1700 tot 1800 nam die gestaag af, maar na 1820 was het zo goed als verdwenen (Ibid.:202). Dit is opmerkelijk, maar kan wel inzicht bieden in het huidige beeld van een immigrant-loze geschiedenis. De afname is volgens de Lucassens moeilijk te verklaren: want hoewel de immigratie afnam, werd het loon niet minder. Bovendien kwamen er alleen maar meer vrijheden bij. Dit strookt dus niet met de economisch deterministische verklaring voor immigratie. Wat gebeurde er? Volgens de Lucassens waren de vrijheden niet meer uitzonderlijk in Europa. Nederland liep er niet langer in voor, maar begon juist achter te lopen. Uiteindelijk kwam de toestroom van immigranten tot stilstand, en begonnen mensen juist te emigreren uit Nederland.

De eeuw die volgde heeft Nederlands huidige nationalistisch discours tot stand gebracht. Met de opkomst van het nationalisme hield Nederland vast aan het beeld wat het toen had, en werd het migratieverleden vergeten. De successen die Nederland gekend heeft werden vanaf toen gebracht als voorbeelden van autochtone trots. Liederen uit deze tijd worden gekenmerkt door nationalisme en een sterk gevoel van belonging:

Wien Neerlandsch bloed in de aders vloeit, Van vreemde smetten vrij,

Bescherm, o God! bewaak den grond, Waarop onze adem gaat; De plek, waar onze wieg op stond,

Waar eens ons graf op staat.

(Johann Wilhelm Wilms, 1772-1847. Wien Neêrlands bloed )

Dit lied was het officiële Nederlandse volkslied tot 1933. Het lijkt er inderdaad sterk op alsof er in Nederlands nationalisme geen plek meer is voor immigranten: 'van vreemden smetten vrij…'. Vanaf dit punt in de tijd wordt de keuze gemaakt het multiculturele verleden van Nederland te vergeten, en in plaats daarvan een nationalistische staat met een autochtoon verleden te zijn. Zoals gebleken is in dit hoofdstuk klopt deze visie niet. Ook wordt duidelijk met de 98% buitenlandse voorouders dat een autochtone bevolking in Nederland gewoonweg niet kan bestaat. Uitspraken als 'We gaan ervoor zorgen dat we dit prachtige Nederland weer teruggeven aan de Nederlanders'18 van premier Rutte gaan uit van een claim die niet gegrond is. Toch bestaat dit beeld, en worden immigranten uitgevlakt in de geschiedenis: een ware 'historical amnesia' (Silverstein 2005: 365). In de manier waarop immigranten tegenwoordig geïntegreerd worden door inburgeringscursussen is te zien op hoe de Nederlandse overheid een beeld creëert waarin immigranten een marginale rol spelen. Dat brengt ons bij de vraag

(20)

20

hoe het immigratiedebat tegenwoordig wordt gevoerd, en hoe er nu wordt gesproken over immigranten en culturen.

H5

Het Immigratiedebat in Nederland

There's only two things I hate in this world. People who are intolerant of other people's cultures and the Dutch. – Nigel Powers in 'Austin Powers: Goldmember'

5.1 De Multiculturele Jaren: Cultuurrelativisme

Hoe heeft Nederland het immigratievraagstuk opgevangen? Zoals we in het voorgaande hoofdstuk hebben gezien heeft Nederland een rijke geschiedenis aan immigratie. In lijn met de tolerante identiteit die Nederland omarmde werd de 'multiculturele samenleving' na de Tweede Wereldoorlog lange tijd het streven, een ideologie zelfs. De gedachtegang was dat immigranten weliswaar in de samenleving moesten integreren, maar wel ‘met behoud van de eigen cultuur’ (Geschiere 2009: 132). Hier is duidelijk het cultuur-relativistische paradigma van Boas te zien. Zo is de discussie over het verbieden van niet-Westerse gebruiken als vrouwenbesnijdenis, eerwraak, polygamie en uithuwelijking pas vrij recentelijk politiek en juridisch ontstaan. Nog recenter is het verbod op gezicht bedekkende kleding, het ‘boerkaverbod’ (2011). Dit is echter na de tijd van het cultuurrelativisme en politieke correctheid, waar cultureel verschil naast elkaar kon bestaan. Deze benadering voor integratie staat in tegenstelling tot assimilatie. Assimilatie vraagt van mensen de oude cultuur achter te laten en de nieuwe te omarmen – als het ware te veranderen van cultuur. Of iemand is ingeburgerd, en zodoende mag wonen en werken in Nederland wordt sinds 2007 bepaald met het behalen van de inburgeringsdiploma19. Een uitspraak van Politicus Frits Bolkestein laat zien hoe 'mainstream' het idee van de multiculturele samenleving was in die tijd. Hij beweerde dat integratie met behoud van de eigen cultuur niet werkte, want: ‘wie integreert, verliest een deel van zijn identiteit20’ (van der Tol 2011). Hoewel de redenering wankel is, was zijn mening krachtig: ‘immigranten…moeten conformeren aan de essentiële waarden van de Nederlandse cultuur’ (Ibid). Tegenwoordig zijn zulke uitspraken normaal, de uitspraken van Wilders verkennen zelfs steeds nieuwe hoogtes van belediging en racisme. De uitspraak van Bolkestein vond in die tijd echter zeer veel kritiek.

5.2 Een Omslag

Tot eind jaren '90 zag Nederland zichzelf als voorbeeldland qua tolerantie, en het streven was dan ook naar de multiculturele samenleving. Dit betekent echter niet dat er in die tijd geen stemmen waren die hier verandering in wilden zien. Representatief voor de immigratie-pessimistische beweging was lange

19 http://www.inburgering.org/

(21)

21

tijd de politicus Hans Janmaat. Hij legde een grote nadruk op de kosten die immigranten met zich mee zouden brengen, en de ‘verkleuring’ van de steden (Lucassen & Lucassen 2011). Hij werd echter sterk gehekeld, zo blijkt niet het minst uit de aanslag door extreem-linkse actievoerders in 1986. Ook in de Tweede Kamer waren zijn uitspraken en ideeën impopulair21. Daar kwam echter een relatief abrupte verandering in . De politicus Pim Fortuyn, die een sterk negatieve mening over immigratie had en met name over de islam, werd in 2002 vermoord door een dierenactivist. Zijn snelle opkomst zei zowel iets over zijn tactische populisme, maar ook over de vox populi – immigratie kon weer aan de kaak worden gesteld. Bijna drie jaar later wordt Theo van Gogh vermoord, Na een film te hebben gemaakt samen met Ayaan Hirsi Ali waarin de Islam als onderdrukking wordt neergezet wordt hij neergeschoten – door een moslimextremist. Beide publieke figuren waren tegenhangers van de ‘multiculturele samenleving’. Volgens Geschiere zijn het deze gebeurtenissen die een waterscheiding teweeg hebben gebracht in de politiek (Geschiere 2009: 134). Plotseling werd duidelijk hoeveel stemmen er gewonnen konden worden het immigratiebeleid aan te vallen. Na de moord op Fortuyn kiest een nieuw kabinet (in 2002) voor een repressiever beleid ten opzichte van immigratie. Het uitzettingsbeleid wordt sneller en strenger; er komt een sterke en strenge focus op integratie. Een goed voorbeeld is de Wet inburgering. Het woord zegt het al: mensen moeten in-geburgerd worden, ze moeten kunnen aantonen kennis te hebben van Nederlandse taal en cultuur om recht te hebben op burgerschap22. Deze wet gaat uit van ‘de Nederlandse cultuur’, als afgebakend geheel met specifieke waarden en gebruiken. Volgens recente uitspraken van toenmalig Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Donner wordt er door de overheid bewust afstand genomen van het relativistische multiculturele stelsel23. Er heeft zich dus duidelijk een omslag voorgedaan in het overheidsdiscours te opzichte van immigratie en relativisme.

Immigratie-pessimisten zoals Paul Scheffer werden nu niet langer beschimpt, maar gehoord. In artikelen als 'Het Multiculturele Drama' (2000) betoogt hij dat de multiculturele periode – de titel zegt het – een mislukking is geweest. Hij wijst op de achterstand die ‘allochtonen’ hebben ten opzichte van autochtonen qua taal en dus werk. Scheffer komt tot ‘een ontnuchterende conclusie: werkloosheid, armoede, schooluitval en criminaliteit hopen zich op bij etnische minderheden’ (Scheffer: 2000). Hij maakt zich echter niet zorgen over deze problemen op zich, maar meer over de immigranten zelf, ze zijn een ‘belasting voor de samenleving’. Het komt er in het artikel op neer dat Moslimimmigranten onverzoenbare waarden hebben die niet stroken met Nederlandse waarden. Scheffer pleit voor een duidelijk afgebakende definitie van de Nederlandse cultuur. Met name Nederlandse historische 'hoogtepunten' moeten als voorbeeld dienen: het 'canon'. Onder andere in reactie op artikelen van

21 http://www.groene.nl/2002/24/einde-van-een-tragische-slechterik 22 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/inburgering/vraag-en-antwoord/wat-is-de-wet-inburgering-en-voor-wie-geldt-de-inburgeringsplicht.html 23 http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2011/06/16/waarden-nederlandse-samenleving-centraal-in- integratiebeleid.html

(22)

22

Scheffer heeft de overheid een krachtig integratiebeleid ingevoerd en een restrictie van immigratie. Bovendien wordt de canon in het leven geroepen, een selectie van de meest 'Nederlandse' teksten en gebeurtenissen, die jonge kinderen (in het bijzonder autochtone) kunnen internaliseren (Geschiere 2009: 137).

Het lijkt er volgens auteurs als Geschiere en de Lucassens op dat er meer uiting wordt gegeven aan ongenoegen over immigranten. Indicatoren hiervan zijn de populariteit van politici als Fortuyn en Wilders, maar ook groeiende intolerantie en xenofobie (Coenders, Lubbers & Scheepers 2006: 89) Een recente uiting hiervan is het Meldpunt Midden en Oost Europeanen24, een initiatief van de PVV. Hierbij worden mensen opgeroepen de overlast die ze ervaren van immigranten uit Midden en oost Europa te melden: ‘…bent u uw baan kwijtgeraakt aan een Pool, Bulgaar, Roemeen of andere Midden- of Oost Europeaan? Wij willen het graag horen’. Een omslag heeft plaatsgevonden, van cultuurrelativisme naar cultuurabsolutisme: de Nederlandse waarden zijn weer de norm geworden.

5.3 De Nederlandse Cultuur en de Culturalisatie van Burgerschap

Voor de Nederlandse cultuur echter als lichtend voorbeeld voor integrerende immigranten kon dienen, moest deze gedefinieerd worden. Zowel de eigen cultuur als die van de 'ander' worden voortdurend gevormd en gerepresenteerd in “policies, state institutions, the media, and everyday perceptions surrounding key categories such as borders, illegality, and the law” (Vertovec 2011: 241). Een voorbeeld hiervan, als onderdeel van de nieuwe benadering tot immigratie en integratie, is de in 2006 door de Nederlandse overheid ingevoerde 'naturalisatieceremonie’ (Verkaaik 2010: 69). Deze ceremonie is een ‘feestelijke bijeenkomst over de Nederlandse identiteit’ (Rijksoverheid25

). De ceremonie is verplicht voor mensen die de Nederlandse nationaliteit willen hebben. Volgens Verkaaik is dit een voorbeeld van de 'culturalisatie van burgerschap'. Daarmee bedoeld hij dat burgerschap niet enkel meer een legale status is waardoor economische en politieke participatie mogelijk wordt gemaakt, maar ook een acceptatie en overname van de Nederlandse normen, waarden, en cultuur. Integratie is iets meer gaan betekenen dan kennis hebben van de taal en mee kunnen draaien in Nederland. De naturalisatieceremonie doet net als het Canon en de inburgeringscursus een poging: ‘…to redefine Dutch national culture as in terms of autochtony and belonging’ (Ibid.: 70). Zoals duidelijk is geworden in hoofdstuk drie heeft de autochtonisering van nationaliteit en burgerschap sterke en beargumenteerbaar kwalijke gevolgen. Zoals Geschiere duidelijk maakt is het problematisch door de uitsluitende werking en de neiging een ‘pure’ vorm van Nederlanderschap te behouden (Geschiere 2009: 224). Zowel bij het Canon en de naturalisatieceremonie, als bij de inburgeringscursus wordt de Nederlandse identiteit geformuleerd door culturele kernwaarden en historische hoogtepunten te benadrukken. Het succes van de constructie van de Nederlandse cultuur

24 http://www.meldpuntmiddenenoosteuropeanen.nl/

25 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/integratie/vraag-en-antwoord/wat-is-een-naturalisatieceremonie-en-wat-is-de-nationale-naturalisatiedag.html

(23)

23

blijkt uit de waterval van protest die ontstond na de uitspraak van immigrant en lid van het koningshuis Máxima Zorreguieta, namelijk: ‘De Nederlandse identiteit bestaat niet26. In deze uitspraak stelde zij vast dat er niet een vastomlijnde blauwdruk bestaat van wat het Nederlands zijn precies in houdt. De zwarte school is een ander voorbeeld van een institutie die de categorie allochtoon-autochtoon oproept en in stand houdt. Er wordt gesproken van een ‘zwarte school’ wanneer het merendeel van de leerlingen allochtoon is. In bepaalde Nederlandse wijken is er een opdeling gekomen tussen autochtone en allochtone scholen.

Via deze instituties en beleid worden de zowel de Nederlander als immigrant een raciale categorie. Hierbij wordt de puurheid en onveranderlijkheid van de Nederlandse cultuur continu vastgesteld. Zo zijn migranten komen te staan voor 'vreemde' culturen, die een zuivere nationale cultuur aantasten. In dit proces wordt cultuur op een specifieke manier geconstrueerd; het wordt verzonnen (historisch succes door autochtone inzet in de Gouden Eeuw) , opgeroepen en beoordeeld.

5.4 Een Analyse van Cultuur in het Debat, Instituties en Beleid

De manier waarop over cultuur gedacht wordt is te zien in het immigratiedebat, instituties en beleid. In het boek van Lucassen en Lucassen wordt er een naam gegeven aan de verschillende ‘kampen’ die zich in het immigratiedebat hebben gevormd. Enerzijds zijn er de ‘immigratie-pessimisten’, zij dragen in het debat de negatieve aspecten van immigratie aan om bijvoorbeeld aan te tonen dat de multiculturele samenleving is mislukt, of dat er een strenger uitzettingsbeleid moet komen. Daar voeg ik hier de immigratie- optimisten aan toe: zij die de positieve effecten van immigratie aandragen en voorvechters zijn van de multiculturele samenleving. Het idee dat het debat verdeeld is over politiek linkse en rechtse georiënteerden gaat misschien deels, maar niet geheel op. Zo was Scheffer actief PvdA politicus, een vrij linkse partij, en ook Geert Wilders' PVV kan als middenpartij worden aangemerkt. Of ideeën over cultuur verschillen tussen optimisten en pessimisten lijkt op het eerste gezicht wel deels zo te zijn. Optimisten representeren een geloof in de multiculturele samenleving, en geloven niet dat de coherentie van de maatschappij wordt aangepast door culturele diversiteit. Pessimisten zien liever een streng toelatings- en uitzettingsbeleid, immigranten staan voor hen voor aantasting van de coherentie door culturele en economische achterstand en verschil.

Het debat zal als eerste onder de loep genomen worden. In een artikel van Paul Scheffer, 'Het Multiculturele Drama'(2000), betoogd Scheffer dat de multiculturele samenleving mislukt is. Scheffer wordt door de Lucassens geplaatst als één van de belangrijke bijdragers aan het immigratiedebat. Dit was niet alleen door dit korte artikel, maar ook door het boek 'Het land van aankomst' (2007), wat een zelfde thematiek heeft. Conform het publieke en overheidsvertoog gebruikt hij de classificatie autochtoon allochtoon om een onderscheid te maken tussen Nederlanders en immigranten. Volgens Scheffer is de mislukking onder andere te zien aan het achterblijven van hele generaties allochtonen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De taal is immers het cultureel bepaalde symbolenstelsel waarin de culturele identiteit is uitgedrukt en studie van de kernbegrippen van onze cultuur kan leiden tot een beter begrip

Een onderzoek naar hoe Friese kinderen Friesland en Friezen zien zou echter uitgevoerd moeten worden om meer inzicht te krijgen in wat de representaties in deze

Het gebruik van historische bronnen, taal en cultuur bepaalt het proces van wording, dus het gaat niet om de simpele vragen ‘wie zijn we’ of ‘waar komen we vandaan’, maar om wat

It followed the previous works of the first SIMPAR 2008 in Venice, Italy, the second SIMPAR 2010 in Darmstadt, Germany, and the third SIMPAR 2012 in Tsukuba, Japan and provided a

model in finance research on bank business models Conceptualize unit of analysis: business model; research context: commercial banks and a priori construct: integrated business

september sucrose, maar in de andere rassen komt geen sucrose meer voor (Tabel 9).. De refractie is in september hoger, maar de gehaltes fructose en sucrose zijn

Abbreviations AU African Union ADB African Development Bank ASEAN Association of Southeast Asian Nations CADFund China-Africa Development Fund CCP

Hierbij is gekeken naar het verschil in woordassociaties in een tweede taal wanneer de L2 taal een omgevingstaal is (Duitse participanten die in Nederland