• No results found

Een opmerkelijke soort uit Miste, ofwel iets over ossetongen en bisontongen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een opmerkelijke soort uit Miste, ofwel iets over ossetongen en bisontongen"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFZETTINGEN WTKG33(1),2012 13

Een

opmerkelijke

soort

uit

Miste,

ofwel

iets

over

ossetongen

en

bisontongen

Jaap

vander Voort

¹

Het hiernaast

(fig. 1) afgebeelde

cir-ca38mmgrote

fragment

van

mijn

exemplaar

uit Miste verdient wel-licht niet de

schoonheidsprijs,

maar

toont

duidelijk

aandat dit onmis-kenbaar een Vitularia is. De

gela-melleerde

mondrand,

ende

‘pukkel-tjes’-structuur zijn typerend,

enook de tanden

opde

binnenzijde

vande mondranden devormvan het ka-naal komen

goed

overeenmetde in

1825 door Basterot uit

Zuid-Frank-rijk

beschrevensoort.

Voor

diegenen

die ooit in de

Aquitaine

verzameld

hebben,

zal

(van

o.a.Pas de

Barreau)

dezesoortuit het

Bur-digalien

geenonbekende

zijn.

Zoals de

afbeeldingen

hieronder

(fig. 2)

la-ten

zien,

komt het

fragment

uit Miste hiermeezeer

goed

overeen.

Opmerkelijk is,

dat in de

soorten-lijst

van Miste vermeld staat, dat zich in de collectieA.F.J. Jansen zo-wel Vitularia

linguabovis (Basterot,

1825) bevindt,

als ook nog een Vi-tularia

sp. Dit laatsteroept

vragen op,en wel-licht lezenwein de

volgende

Afzet-tingen

naar

aanleiding

vandit artikel een verhelderendcommentaar van André. Het is

namelijk

interessant vast te

stellen,

dat in de

loop

der

tij-den meermaals is

geprobeerd

nieu-we Vitularia-soorten of variëteiten

tebenoemen. Laten

wij uitgaan

van de

oorspronkelijk

door Basterotnog

als Murexbeschreven

lingua-bovis (mét streepje!)

-

letterlijk

vertaald dus de

ossetong

-

natuurlijk

naar

aanleiding

vande

gegranuleerde oppervlaktestructuur

die wel watdoet den-kenaande

rasp-achtige

runder- ofossetong.

In 1924

beschrijven

Cossmannen

Peyrot

in hun

‘Concho-logie Néogénique

de

1’Aquitaine’

ookweer Vitularia

lin-gua-bovis,

maarvermelden in de

navolgende

discussie

(de

‘kleine

lettertjes’)

het voorkomenvan Vitularia in het Bek-kenvanWenen,totdantoedoor zowel M. Homes

(1856)

als door Hoernes &

Auinger (1885)

tot

(Murex)

lingua-bovis

gerekend.

Cossmannen

Peyrot

stellen dat de

Ween-se

exemplaren

afwijken

en

schrijven

heel

voorzichtig;

Al vele

jaren ligt

in

mijn

Miste-collectie-ook

keurig

op naam

gebracht

- een

fragment

van een voorhet Noordzee-bekken

nogal

verrassende

gastropodensoort, namelijk

Vi-tularia

linguabovis (Basterot, 1825).

Ook in de collectievanAndré Jansen

(Bovenkarspel)

bevindt zich deze

opmerkelijke

soort,alswedezo

voortreffelijk

door Adri

Burger bij gehouden soortenlijst

vanMiste mogen

gelo-ven

(en

die

geloof

ik dus

bij deze). Overigens,

voorwie het nog niet mochtweten: deze

(en andere!) soortenlijsten zijn

vooriedereen

toegankelijk

viaonzewebsite

www.wtkg.org.

Juist omdat deze soort, wellicht zelfs het genus Vitularia

voor

‘noordelijke’

verzamelaars misschiennietzo

alge-meenbekendis,wil ik hierover graagwat meervertellen.

Figuur 1:Hetca.38mmgrote fragmentvanVitularia linguabovis(Basterot,1825)uit Miste. (Basterot, 1825).Pasde Barreau(F.).Ca. 60mm hoog exemplaar. Figuur2; Vitularialinguabovis

(2)

AFZETTINGEN WTKG 33(1),2012 14

“A cette

mutation,

on

pourrait (sic!)

attribuer lenom vindobonula nobis.” Dat wil zeggen

letterlijk

vertaald: Menzou dus voor deze

vormverandering

de door ons

voorgestelde

naam vindobonula kunnen toepassen.

Vindobonula heeft

betrekking

op de

Latijnse

naam voor Wenen: Vindobona. Niet

bepaald

eenechte

soortbeschrij-ving,

maardesoortnaam wordt

gretig

overgenomendoor L. Strauss

(1966)

in

zijn omvangrijke

werk ‘Die Miozan-Mediterranen

Gastropoden Ungams’ (Strauss

citeert

Coss-mann&

Peyrot

foutief als

1923).

Ook in Tertiarfossilien

Österreichs

vanOrtwin Schulz

(1998)

wordt nogsteeds Vi-tularia vindobonula

(Cossmann

&

Peyrot overigens

zon-der

jaartal)

uit het Weense bekken

genoemd.

En

dit,

hoe-wel daarvoor al in 1960 E.

Kojumdgieva

in de

publicatie

overhet

Bulgaarse

Mioceen dezesoortbeschouwtals Tri-tonalia

(Vitularia) lingua-bovis

var. Vindobonula- dus als variëteitenniet als

zelfstandige

soort.

Nog

even

afgezien

vande

plaatsing

in het

geslacht

Tritonalia.

(Vokes

stelt dat Vitulariaeerdertot de Thaididae

behoort).

Cossmannen

Peyrot beschrijven

bovendien in 1924 nog

eennieuwesoort

Vitularia, namelijk

V.

salbriancensis,

ookweerop

grond

van

afwijkende

vorm en

oppervlakte-structuur.

We doeneen

stapje

overdeAtlantische Oceaan:naar

Ecua-dor, Mexico,

Santo

Domingo

enFlorida. In 1967 beschreef de

Mwrex-specialiste

par

excellence, Emily Yokes,

in vo-lume 5 vande ‘Tulane Studies in

Geology

and

Paleonto-logy’

eennieuwe

(toen

de ‘eerste’

Atlantische)

fossiele

Vi-tularia uit het PlioceenvanFlorida- verrassende naam: Vitularia

linguabison.

In

1977,

in volume 13 van dezelf-de ‘Tulane Studies’ kwam daarvanVokes

nóg

een Cari-bischesoort

bij:

Vitularia dominicana Vokes 1977. Deze beide

genoemde

soorten

wijken volgens

Vokes afvande in 1951 door Marks uit het Pacifische Plioceen

beschre-ven V. ecuadoranaen vande fossielen

nogrecent voorko-mende V. salebrosa

(King

&

Broderip,

1832).

Tja,

en wat

gebeurt

er daar-na? In 1995 haalt Bahik in

zijn publicatie

over het Mi-oceenvan

Korytnica (Polen)

zowel Cossmann &

Peyrot’s

V. salbriancensis als

Kojumd-gieva’s

Tritonalia

vindobonu-laonderuit als

synoniemen

enidentiek binnen de varia-tiebreedtevan V.

linguabo-vis. In 1986enin 1988 keert

Emily

Vokes op haar schre-dentemgenstelt dat haar

ei-gen‘nieuwe’soorten V.

lingu-abisonenV. ecuadorana toch identiek

zijn

aande

plioceen-recente soort Vitularia sale-brosa

waarbij

salebrosa de oudste

geldige

naamis

(haar

V. dominicana

(1977) blijft vooralsnog

alssoort

gehandhaafd).

En in Cossmanniananummer3 van2001 maken

Lozou-et,

Lesport

enRenard in hun ‘Révision des

Gastropoda

du

Stratotype

de

1’Aquitanien’

kortemetten metCossman &

Peyrot’s

Vitularia salbriacensis. Wat

blijft

uit dezetwee

groependusaanfossiele Vitularia’s over?

Vitularia salebrosa

(en voorlopig

V.

dominicana)

ver weg

overdeAtlantischeOceaan,en Vitularia

linguabovis

(Bas-terot,

1825)

ineen

groot gebied

van

(nu)

het

Noordzeebek-ken,

via

Polen,

via

Zuid-Frankrijk,

het Weenseenhet

Kar-patische bekken,

tot

jawel

ook in het BekkenvanKaraman in

Turkije,

waarvanik hierboventotslot nogeen

exemplaar

afbeeld

(fig. 3).

Dit is inderdaadeen vorm

(‘forma’!!!)

die

lijkt

afte

wijken

dooreen

hoekigere

vormmetsterker

ge-pronoceerde knobbels,

maar ook deze Vitularia’s vallen toch volkomen binnen de variatiebreedtevande vele

exem-plaren

die ik in

Turkije gevonden

heb.

Zo zie

je

datmetalle

bijna

chauvinistische intentieseen ‘lokale’soort tecreëren,vanAmerikaanse

Bisontongen

tot Franse slakken uit

Saubrigues

entotWeense

vindobonula’s,

er

weinig overblijft

-endat is

goed

zo.In dit hebtmisschien ook de moeite waard nogeenste

kijken

naarAndré Jansen’s

exemplaar

van ‘

Vitularia

sp.’,

dat ik dus niet

gezien

heb.

Geraadpleegdeliteratuur

Baluk, W.,

1995.

Gastropods

from

Korytnica:

p.

229, pl.

30, fig

9.

Cossmann &

Peyrot,

1924.

Conchologie Néogénique

de

1’Aquitaine.

Tomé

4,

Livraison II:p.

516-519,

Pl.

XIV,

figs.

30-34.

Kojumdgieva,

E., 1960. Les fossiles de

Bulgarie:

VII Tor-tonien:

p. 150-151. Pl. XL

fig.

11.

Figuur3. Een ca.75mm hoogexemplaaruit hetvermoedelijkSerravallien vanSeyithasan,Bekken

(3)

AFZETTINGEN WTKG 33(1),2012 15

Lozouet,P. et

al.,

2001. Cossmanniana hors serie n° 3 -Révision des

Gastropoda (Mollusca)

du

Stratotype

de

1’Aquitanien (Miocène inf.):

site de Saucats

“Lariey”,

Gironde,

France: p. 58.

Schulz,

O.,

1998. Tertiarfossilien

Österreichs:

p.

66-67,

Abb. 6.

Strauss, L.,

1966. Die Miozan-Mediterranen

Gastropoden

Ungams:

p.

278, Fig.

126.

Vokes, E.,

1967. Tulane Studies in

Geology

and

Paleonto-logy,

Vol.5,n°. 2; p.

91,

text

fig.

1.

Vokes,

E., 1977. Tulane Studies in

Geology

and

Paleonto-logy,

Vol.

13,

n°. 4: p.

192-195,

text

fig.

1.

Vokes, E.,

1986. Conch. Amer.

Bulletin,

Vol.

14,

no.2: p.

19,

fig.

4.

Vokes, E.,

1988. Tulane Studies in

Geology

and

Paleonto-logy,

Vol.

21,

n°. 1: p.42-44, text

fig.

14.

‘Jaap

vanderVoort,Lutterdamm 19. 49179

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

These principles will include the increased use of alternative dispute resolution in both civil and criminal law processes, the integration of restorative justice into the

As the particle size of the coal affects both the time required for full conversion, and the controlling mechanism involved during combustion, and as this in turn affects

Since in usual group theory Axiom 6 and its dual is true, where the norm function is order function, we have the following direct consequence:.

The primary objective of this study is twofold: firstly to identify the independent variables with regards to Entrepreneurial abilities, the Macro environment, the

The study hypothesised that trust moderates the relationship between state of the psychological contract in a member-union relationship and union commitment and

Initially they thought that the topic was not really relevant to a university library, but during the presentation they realised that students in Nursing Science, Pharmacy,

Dienste moet op grondvloer plaasvind, sodat lawaai dan daar gelokaliseer word en nie deur die Biblioteek versprei word nie.. ʼn Mens beweeg van geraas op die onderste vloer boontoe,

Owing to international emphasis on the arrangement of dedicated research spaces within academic libraries, Prof Amanda Lourens (Deputy Rector: Research and Planning) and Dr