• No results found

Ballingschap der empirici

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ballingschap der empirici"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Karina van Dalen-Oskam

Ballingschap der empirici

De neerlandistiek is in gevaar. Is er al een groot, bijna niet meer goed te maken verschil tussen de taalkunde en de letterkunde, een van de gebieden tussen die twee in is vrijwel onzichtbaar. Ik bedoel de stilistiek, een van de weinige gebie-den waarin taal- en letterkunde van elkaars resultaten kunnen profi teren en elkaar naar nieuwe inzichten en invalshoeken kunnen leiden. En waarin zij juist samen de neerlandistiek als geheel kunnen helpen innoveren (Hinskens en Van Dalen-Oskam 2007: 17-19). Het is het type onderzoek dat we gezien die afstand tussen de taal- en letterkunde in de praktijk ‘interdisciplinair’ moeten noemen, terwijl het juist een dynamisch kerngebied van de neerlandistiek als geheel zou kunnen zijn. Zou kunnen. Want het gebeurt niet. De reden: letterkundigen hebben een grote angst voor empirie, wetenschappelijk onderzoek gebaseerd op waarnemin-gen, vaak inzichtelijk gemaakt met behulp van statistiek.

Het is al heel gewoon dat taalkundig onderzoek een empirische grondslag heeft, terwijl empirie in de letterkunde geen goede naam heeft. Dat laatste is beslist onte-recht. Net als in elke andere onderzoeksdiscipline is empirie in de letterkunde van fundamenteel belang. Stilistisch onderzoek is uit de aard der zaak empirisch. Hier ligt dus een prachtige kans voor gecombineerd taalkundig en letterkundig onder-zoek.1 Taalkundige stijlonderzoekers concentreren zich echter op onderwerpen

die relevant zijn vanuit de studie van de taal als (sociologisch) systeem, en zijn alleen zichtbaar voor hun internationale linguïstische collega’s. Letterkundige onderzoe-kers die zich op een empirische wijze met stijl bezighouden, worden door medelet-terkundigen voor het gemak beschouwd als taalkundigen. Zodra er getallen in een letterkundige publicatie voorkomen lijkt de refl ex van letterkundig georiënteerde lezers opvallend vaak te zijn dat het wel taalkunde moet betreffen. Wegwezen!

Wegwezen is precies wat in de jaren tachtig en negentig werd gedaan door een aantal onderzoekers die literaire teksten wilden bestuderen vanuit een empirische invalshoek.2 Zij gingen in ballingschap aan universiteiten in het buitenland waar

hun innovatieve ideeën wel werden gewaardeerd. Zij constateerden een blijvende anti-empirische instelling in de vaderlandse letterkunde en ‘een decennialang du-rende methodologische identiteitscrisis’, en hadden het opgegeven om hun intra-murale collega’s in Nederland te trachten te overtuigen van de mogelijkheden van een empirische benadering van literaire teksten (Louwerse en Van Peer 2007: 23). Zij exporteerden hun kennis en hun visie, met een negatieve invloed op de handels-1 Het Leidse onderzoeksprogramma ‘Stylistics of Dutch’ onder leiding van Arie Verhagen heeft

zich ten doel gesteld het stilistisch onderzoek in de Nederlandse taal- en letterkunde weer op gang te brengen. Fagel 2008 geeft een aantal mogelijke redenen waarom dit onderzoek in het verleden niet van de grond gekomen is.

2 Ik ga hier niet in op het empirische onderzoek dat door Verdaasdonk c.s. aan de Universiteit van

Tilburg plaatsvond, omdat dit onderzoek niet de literaire teksten zelf tot onderzoeksobject had. Zie voor een interessant overzicht van dit sociologisch-letterkundig onderzoek Verdaasdonk 2008. Het eerste hoofdstuk hiervan, ‘Vormen van literatuurwetenschap’ (p. 21-59), kan goed dienen als een in-leiding op empirisch onderzoek in het algemeen.

(2)

balans van de neerlandistiek. Aan hun nieuwe universiteiten onderzochten zij nog maar zelden Nederlandstalige teksten. En hun internationale publicaties kwamen de achtergebleven neerlandici eigenlijk niet meer onder ogen. Het grootste verlies is niet dat deze onderzoekers minder Nederlandstalige teksten onderzochten dan zij wellicht zouden hebben gedaan als zij in Nederland waren gebleven. Het verlies bestaat eruit dat de vragen die zij aan teksten stelden voor de neerlandistiek verlo-ren zijn gegaan. Het corpus onderzoeksvragen in de neerlandistiek is daardoor in die periode verarmd of op zijn minst te weinig verbreed. Want de winst die inter-nationaal georiënteerd empirisch letterkundig onderzoek juist kan hebben, is het delen van dezelfde vragen met onderzoekers van teksten in andere talen, en daar-door ook het delen van theorieën, methoden, en technieken die de beantwoording van die vragen dichterbij kunnen brengen, die de resultaten zelfs controleerbaar en herhaalbaar maken en idealiter de stap mogelijk maken om bijvoorbeeld stilis-tische aspecten van literaire teksten over taalgrenzen heen op een zinvolle wijze met elkaar te vergelijken. Werkelijk fundamenteel letterkundig onderzoek dus.

Sommige van deze onderzoekers zijn inmiddels teruggekeerd uit ballingschap – maar niet altijd in de neerlandistiek. Om het type vragen en de daarbijbehorende theorieën, methoden, en technieken weer binnen de neerlandistiek op te nemen moeten letterkundige neerlandici zich actief begeven in de internationale onder-zoeksgemeenschappen. Ik denk dan aan de communities die zijn aangesloten bij adho, The Alliance of Digital Humanities Organizations, die onder andere de supervisie heeft over de organisatie van het jaarlijkse congres Digital Humanities (Digital Humanities 2009 vindt plaats aan de University of Maryland, USA) en gelieerd is aan Humanist, ‘an international electronic seminar on the application of computers to the humanities’ dat fungeert als internationaal (e-mail-)discussie-forum, igel (Internationale Gesellschaft für Empirische Literaturwissenschaft), pala: Poetics and Linguistics Association (pala 2009 vindt plaats aan de Roose-velt Academy in Middelburg), en zo meer. Daarin zijn vele onderzoekers verenigd die zich vaak in hun eigen landen en vakgebieden onbegrepen voelen, net als de bovengenoemde zichzelf geëxporteerd hebbende neerlandici. Op de internatio-nale congressen van deze communities vinden zij onderzoekers met vergelijkbare interesses en visies, en luisteren zij gefascineerd naar elkaars uiteenzettingen over de manier waarop zij algemeen geldende letterkundige vragen met nieuwe metho-den en technieken proberen te beantwoormetho-den.

Ook een aantal Nederlandse onderzoekers speelt een rol in deze internationale communities en publiceert in internationale tijdschriften als het aan adho gelieer-de Literary and linguistic computing. De belangstelling voor hun werk vanuit gelieer-de neerlandistiek lijkt te zijn toegenomen. Dat gaat hand in hand met de nieuwe mo-gelijkheden die de informatie- en communicatietechnologie de laatste jaren heb-ben verkregen. Het wordt neerlandici steeds duidelijker dat de computer en alles wat daarmee gedaan kan worden, met name empirisch onderzoek, voor de toe-komst van zowel het taalkundige als het letterkundige onderzoek van groot be-lang is. Dat wat er in deze internationale onderzoeksgemeenschappen wordt ge-daan, dient dus in de neerlandistiek te worden geïmporteerd. Toch zijn er twee zaken die, met name waar het de letterkunde betreft, deze import in gevaar bren-gen en de neerlandistiek van belangrijke innovaties kunnen afhouden.

Het eerste gevaar is de verleiding om als empirisch literatuuronderzoeker

(3)

leen nog internationaal te manoeuvreren. Op de jaarlijkse pala- en Digital Hu-manities-congressen of het tweejaarlijkse igel-congres ontmoeten gelijkgestemde onderzoekers elkaar en kunnen ze van gedachten wisselen zonder al te veel inlei-ding over de door hen gekozen methoden en technieken. De nieuwe mogelijkhe-den kunnen zo in de diepte wormogelijkhe-den doordacht en bediscussieerd. Er ontstaan vele internationale contacten tussen onderzoekers die zich in dezelfde subdiciplines bewegen, bijvoorbeeld in die van de auteursherkenning à la John Burrows of die van de distant reading gebaseerd op het werk van Franco Moretti. De artikelen die hieruit voortkomen gaan ook vrijwel gelijk de diepte in, en zijn om die reden over het algemeen ontoegankelijk voor letterkundigen die zich niet al intensief in deze disciplines hebben verdiept. Dergelijke lezers hebben veel meer informatie nodig over het waarom van de aanpak, en over het hoe van de methoden en tech-nieken. Bovendien moet hen veel beter worden uitgelegd waarom de vragen die in deze artikelen worden gesteld eigenlijk zo interessant zijn en hoe het antwoord de studie van literaire teksten verder kan helpen. Allemaal zaken die in de inter-nationale contacten zo vanzelf spreken dat ze niet aan de orde komen. De conse-quentie van deze situatie is dat de kloof tussen de ‘traditionele’ letterkunde en het internationale empirische en digitale literatuuronderzoek steeds groter wordt. De wereldwijd opgedane kennis vloeit niet terug in de nationale kennis, komt niet ten goede aan de neerlandistiek. Dat betekent dat het steeds moeilijker wordt voor de neerlandistiek om aan te sluiten bij die internationale ontwikkelingen. Bovendien wordt het steeds lastiger om binnen Nederland voldoende reviewers te vinden die artikelen of onderzoek in deze richting goed kunnen beoordelen, waardoor de achterstand eerder groter dan kleiner wordt. De neerlandistiek krijgt te weinig impulsen om zich in nieuwe richtingen te ontplooien en verliest de band met de internationale ontwikkelingen – en gaat uiteindelijk ten onder als niet relevant in internationaal perspectief.

Dit gevaar kan worden bedwongen als internationaal opererende neerlandici zichzelf opleggen om niet alleen voor hun internationale vakgenoten te schrijven en te publiceren, maar ook regelmatig hun nationale vakgenoten op de hoogte brengen van de nieuwe mogelijkheden. Dergelijke nationale publicaties dienen uitvoerig in te gaan op de drijfveren van de onderzoekers waar het de onderzoeks-vragen betreft, en vereisen een gedegen uitleg van de gebruikte methoden en tech-nieken. Dat zal leiden tot heel wat omvangrijker artikelen dan die voor de ingewij-de internationale collega’s, en een aantal van ingewij-de vragen die internationaal intensief worden besproken zal er niet eens een plek in kunnen krijgen, maar dat is nu een-maal een gevolg van het schrijven voor een minder ingevoerd publiek. Zijn de in-ternationale publicaties eerder het verslag van fundamenteel letterkundig onder-zoek, de nationale publicaties proberen die verslagen toegankelijk te maken voor een breder neerlandistisch onderzoekspubliek. Op deze manier krijgen andere neerlandici de kans zich met beperkte inspanningen op de hoogte te stellen van de internationale ontwikkelingen en is het gemakkelijker voor hen om ook zelf op internationaal niveau mee te gaan spelen. Ook voor de auteurs zelf is het schrijven van deze artikelen zinvol. Het kost uiteraard veel meer tijd om twee publieksty-pen te bedienen dan maar één, maar het schrijven van deze artikelen helpt om het onderzoek niet te laten ‘afdwalen’ maar het juist gefocust te houden op de funda-mentele vragen die in de letterkunde spelen. Wel moeten deze auteurs extra stevig

(4)

in hun schoenen staan en goed tegen herhaaldelijke afwijzingen kunnen, want in de praktijk lopen zij aan tegen het al genoemde gebrek aan kennis bij de reviewers van deze artikelen. Goede artikelen worden afgewezen vanwege gebrek aan ken-nis waardoor de innovaties niet op waarde geschat worden – en zo is de vicieuze cirkel overgegaan in een neerwaartse spiraal.

Het tweede gevaar is niet los te zien van het eerste: de academische waardering van publicaties. Ook letterkundigen worden voortdurend aangezet tot het (bij voorkeur uitsluitend) publiceren in internationale, peer-reviewed tijdschriften. Dat telt pas echt. Publiceren in het Nederlands in Nederlandse wetenschappelij-ke tijdschriften wordt in feite ontmoedigd, alhoewel het voorlopig nog wel wordt gedoogd. Deze aansporing vanwege de hoogste academische instanties is dus een concreet gevaar voor de toekomst van de neerlandistiek.

Om uit deze neerwaartse spiraal te komen, dienen er aan de basis belangrijke koerswijzigingen te worden aangebracht: met name in de opleiding van studenten letterkunde moet serieuze aandacht worden besteed aan empirische benaderingen van het letterkundige onderzoek. Onderwijs in empirisch onderzoek hoort in het curriculum van elk vakgebied dat zichzelf als wetenschap serieus neemt.

Bibliografi e

Fagel 2008 – Suzanne Fagel: ‘Structure versus style. The disappearance of stylistics in the Nether-lands 1940-1970’. In: Online Proceedings of the Annual Conference of the Poetics and Linguistics

Association (PALA), http://www.pala.ac.uk/resources/proceedings/2008/fagel2008.pdf.

Hinskens en Van Dalen-Oskam 2007 – Frans Hinskens en Karina van Dalen-Oskam: ‘Kwantitatieve benaderingen in het taal- en letterkundig onderzoek. Een ruwe schets’. In: TNTL 123 (2007), p. 1-21.

Louwerse en van Peer 2007 – Max Louwerse en Willie van Peer: ‘Waar het over gaat in cijfers: lsa als kwantitatieve benadering in tekst- en literatuurwetenschap’. In: TNTL 123 (2007), p. 22-36.

Verdaasdonk 2008 – Hugo Verdaasdonk: Snijvlakken van de literatuurwetenschap, red. Jos Joosten, Wouter de Nooy en Dorothee Verdaasdonk. Nijmegen: Uitgeverij Vantilt, 2008.

URL’s

adho – The Alliance of Digital Humanities Organizations: http://www.digitalhumanities.org/ Digital Humanities 2009 – http://www.mith2.umd.edu/dh09/

Humanist – http://www.kcl.ac.uk/schools/humanities/depts/cch/research/publications/humanist. html

igel – Internationale Gesellschaft für Empirische Literaturwissenschaft / International Society for the Empirical Study of Literature and Media: http://igelweb.org

pala – Poetics and Linguistics Association; http://www.pala.ac.uk/ Stylistics of Dutch – http://www.hum.leiden.edu/research/stylistics/

Adres van de auteur

Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Huygens Instituut

Postbus 90754 nl-2509 lt Den Haag

karina.van.dalen@huygensinstituut.knaw.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Artikel 6: 1939, onder f, sub 2, BW: producten tegen een bepaalde prijs aanbieden maar deze producten vervolgens niet binnen een redelijke termijn leveren;4. Artikel 6: 193c,

“Het geld voor de jeugdzorg komt uit potjes die daar niet voor bedoeld zijn, onze reserves lopen leeg”, beaamt Johan Hamster, namens de ChristenUnie wethouder in Stadskanaal

Zonder vertrouwen is er geen geloof, ze zijn bijna synoniem?. De overtuiging dat er Iemand is die over ons waakt en dat het leven en de liefde altijd sterker zijn, maakt ons

Het fenomeen van Raynaud werd niet gemeld als mogelijke bijwerking, maar de databank bevat wel 21 meldingen van perifere ischemie.. Met een reporting- odds-ratio van 4,9 is

Dat het gebied dat vroeger Mandatory Palestine was al vijftig jaar de facto, uiteindelijk onder Israëlische staats- macht valt, en dat er inmiddels meer dan 600 000 kolonis- ten

© Malmberg, 's-Hertogenbosch | blz 1 van 4 Argus Clou Natuur en Techniek | groep 7/8 | Je ziet het niet, maar het is er wel?. ARGUS CLOU NATUUR EN TECHNIEK | LESSUGGESTIE |

De betrokken partijen hebben te hoge verwachtingen van de eigen kracht van de kwetsbare inwoner met psychische problemen die geen acute zorg meer nodig heef, of die geen gevaar

Als dit waar zou zijn, dan zouden we al- leen door die columns niet te schrijven, die films niet uit te zenden en die schilderijen niet te maken, het terrorismeprobleem of