• No results found

Nieuw links in de economie: limits to empowerment : de Nieuwe Economische Agenda van Links (8)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuw links in de economie: limits to empowerment : de Nieuwe Economische Agenda van Links (8)"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

53 wantrouwen werd aangenomen tegen uw PvdA-wethouder van Sociale Zaken die een zooitje maakte van uw sociale dienst? Wij niet. Heeft u wel eens een PvdA-minister zien vertrekken om-dat de treinen niet op tijd reden?

Als de PvdA een goed functioneren van de overheid niet tot haar domein rekent, met als ui-terste consequentie dat zijzelf deel uit maakt van die overheid en dus niet in de laatste plaats zich-zelf moet aanspreken, verwordt dit thema tot een speelbal in de handen van rechtse partijen die op een onverantwoorde manier met de botte bijl hakken in het systeem dat met sociaal-demo-cratische handen en gedurende decennia zorg-vuldig is opgebouwd.

Maar zoals gezegd is een efficiëntere en doel-matiger overheid geen panacee, zeker niet op de lange termijn, voor de uitdagingen die op ons af-komen. Wat dan?

empowerment

Een mogelijkheid die de auteurs noemen is: kansgelijkheid in plaats van inkomensgelijk-heid. In deze benadering maakt de (linkse) politi-cus zich geen zorgen om de uitkomsten van ie-mands individuele ontwikkelingspad (herverde-ling van het inkomen) maar om de startpositie van ieder individu (gelijke kansen creëren). Het gaat er dan om dat mensen weerbaarder worden (‘empowerment’).

Wij zijn het niet eens met deze benadering en zullen dit toelichten aan de hand van een analyse Bas Jacobs, Frank Kalshoven en Paul Tang

presen-teerden een ‘nieuwe’ economische agenda voor de linkse politiek naar aanleiding van vier trends in de economie. Zij schetsen drie beleidsrichtin-gen: 1) alles laten zoals het is, 2) de efficiency binnen de overheid vergroten en 3) streven naar kansgelijkheid in plaats van inkomensgelijk-heid. Wij vinden deze beleidsrichtingen niet het beste antwoord op de vier scenario’s en zien bo-vendien nog andere ontwikkelingen waar de linkse politiek haar beleid op moet afstemmen.

Iedereen is van mening dat de overheid effici-ënt moet werken. Het beeld dat geschetst wordt dat de overheid massaal free lunches laat liggen valt echter te betwijfelen. Onder Paars werd on-der de noemer ‘Marktwerking, on-deregulering en wetgevingskwaliteit’ gewerkt aan een efficiën-tere overheid en de bezuinigingen van het hui-dige kabinet gaan zover dat ze raken aan de kern-taken van de overheid, die zelfs liberalen als es-sentieel beschouwen, zoals de jeugddetentie ter voorkoming van een langdurige en kostbare car-rière van criminele jongeren.

Een efficiënte overheid begint bij het hoogste niveau: de politiek. Het gebrek aan een zelfregu-lerend mechanisme binnen de PvdA is ronduit schrijnend te noemen. Bent u wel eens op een af-delingsvergadering geweest waar een motie van Over de auteurs Eddy Bekkers is econoom en als aio

verbonden aan de Erasmus Universiteit, Rotterdam. Michiel Mulder is student economie en werkzaam bij de gemeenteraadsfractie van de PvdA-Amsterdam

De Nieuwe Economische Agenda van Links (8)

Nieuw links in de economie:

limits to empowerment

(2)

54

heid over winst op zo’n lange termijn, afwezig. Ook het creëren van werkgelegenheid wordt vaak gezien als een vorm van empowerment. Uit het proefschrift van Paul de Beer blijkt echter dat dit bij lange na niet het geval is. De werkgelegen-heid groeide in de jaren negentig met 23 procent, maar het aantal huishoudens zonder inkomen uit arbeid bleef stabiel (40 procent in 1990 en 39 procent in 1997). De toename van de werkgele-genheid is vooral zichtbaar in het toegenomen

aantal tweeverdieners. Banengroei leidt niet tot een meer gelijke inkomensverdeling.

Jacobs c.s. geven overigens ook toe dat kansge-lijkheid niet leidt tot gekansge-lijkheid van uitkomsten (inkomensgelijkheid). Zij prolongeren dit als po-litieke keus vóór doelmatigheid ten kostte van rechtvaardigheid. Als zodanig hebben zij dus geen oplossing voor de door henzelf geconsta-teerde trend van een grotere ongelijkheid van in-komens. Ook Wouter Bos verklaarde zich on-langs voorstander van het onzalige idee om te breken met het streven naar inkomensnivelle-ring. ‘Het moet er niet om gaan of iedereen het zelfde krijgt,’ zei hij in juni op het PvdA-forum. Een slecht plan.

rechtvaardige inkomensnivellering

Tien jaar geleden verbaasde Paul de Beer zich in s&derover dat er zo weinig over de principiële keus tussen doelmatigheid (maximale maat-schappelijke welvaart) en rechtvaardigheid (ge-van de ontwikkeling (ge-van inkomensverschillen.

Zoals blijkt uit cijfers van het cbs zijn de inko-mensverschillen gedurende de jaren zestig en zeventig fors kleiner geworden, sterk gestegen in de jaren tachtig en gestabiliseerd in de jaren negentig.

Een belangrijke factor van de ongelijkheid in de inkomensverdeling is de technologische ont-wikkeling en het scholingsniveau, zoals ook Ja-cobs c.s. aangeven. Traditioneel verdienen laag opgeleide mensen minder dan de beter opgelei-den. Er is sprake van een toegenomen verslechte-ring van de inkomenspositie van de groep lager opgeleiden. Het scholingspeil stijgt weliswaar, maar de vraag naar hoger opgeleid personeel stijgt harder. Het fenomeen van ’skill biased technological change’ doet zich voor, waarbij elke aanbodstijging van hoger opgeleiden leidt tot een vraagstijging van hoger opgeleid perso-neel, omdat technologie niet-rivaal is.

Is er een oplossing voor de stijgende inko-mensongelijkheid? Het nastreven van kansge-lijkheid (empowerment) biedt geen soelaas. Als werkelijk elke stijging van het opleidingspeil leidt tot een grotere vraag naar hoger opgeleiden, en daar lijkt het wel op, zal de inkomensongelijk-heid niet afnemen. Maar ook als dit geen wetma-tigheid is zijn er grenzen aan het creëren van ge-lijke kansen (limits to empowerment). Een vorm van het creëren van gelijke kansen is het investe-ren in scholing. Maar vanwege verschillen in aangeboren talenten biedt dit geen soelaas. De ‘kenniscapaciteit’ per individu is begrensd, dit in tegenstelling tot de portemonnaie.

Het cpb heeft met haar model mimic onder-zocht wat het economische rendement is van extra investeringen in de minder getalenteerde groep zodat deze in ieder geval een startkwalifi-catie heeft. De kosten-baten analyse valt pas ge-ring positief uit na 25 jaar met een 1,25 procent hogere arbeidsproductiviteit maar ook een hoger financieringstekort. Deze hogere arbeidsproduc-tiviteit representeert uiteraard een hogere loon-ruimte en hierdoor een hoger inkomen voor deze groep: de inkomensverschillen zijn kleiner. De winst blijkt echter laag of, gezien de

onzeker-Sinds de jaren zeventig nemen

inkomensverschillen significant af

als er een links kabinet aan de

macht is, nemen ze sterk toe onder

rechtse kabinetten en blijven

ze ongeveer gelijk onder een

middenkabinet

(3)

55 en ook Wouter Bos op aansturen wanneer zij

hun keuze voor kansgelijkheid ten kostte van in-komensgelijkheid werkelijk menen.

links pragmatisme of dogmatisme?

Als wij als linkse mensen daadwerkelijk een rechtvaardige samenleving willen, dan is het dus onvermijdelijk dat wij de naakte waarheid onder ogen zien en keer op keer een loopgravenoorlog met rechtse partijen voeren om met traditionele methoden het inkomen te herverdelen.

Belastingheffen op hogere inkomens en vermo-gen en dit als een soort Robin Hood naar de ar-men brengen in de vorm van huursubsidie, be-lastingkortingen en andere vormen van jaar-lijkse procentjes koopkracht. Een cliché? Wel-licht, maar niet minder dan pleidooien voor kansgelijkheid of een efficiënte overheid. Met dit belangrijke verschil dat kansgelijkheid en efficiency binnen de overheid ook door rechtse partijen wordt bepleit. Op grond van haar bij-zondere positie binnen het politieke spectrum moet de PvdA dus pragmatisch omgaan met haar principes, dat is, elke gelegenheid aangrijpen rechtvaardigheid metterdaad te bewerkstelligen. Grappig is het, dat dit vaak als dogmatisch links wordt beschouwd.

Sinds de jaren zeventig nemen inkomensver-schillen significant af als er een links kabinet aan de macht is, nemen ze sterk toe onder rechtse ka-binetten en blijven ze ongeveer gelijk onder een middenkabinet. Het lijkt er op dat de samenstel-ling van het kabinet van doorslaggevend belang is bij de verdeling van het inkomen! De PvdA moet dus na elk rechts kabinet weer corrigerend optreden. En de kiezer is het met ons eens. Uit het Sociaal Cultureel Rapport 2002 bleek dat 62% van de werkenden de inkomensverdeling te scheef vond. 70% van de gepensioneerden vond dit en 85% van de uitkeringsgerechtigden.

Overigens is inkomensnivellering niet alleen uit het oogpunt van rechtvaardigheid nastre-venswaardig. Uit recent onderzoek van Lex Borg-hans en Bas ter Weel blijkt dat in Nederland cri-minaliteit relatief minder voorkomt bij ‘lagere’ lijke welvaart) wordt nagedacht. Hij

onder-scheidt drie verschillende concepten van recht-vaardigheid.

1. compenserende inkomensverschillen: inkomens-verschillen worden alleen geaccepteerd voor-zover ze voortkomen uit de inspanningen waarmee het inkomen wordt verworven (het meest rechtvaardig);

2. ulitarisme: de hoogte van de totale welvaart staat voorop (het meest doelmatig);

3. difference principle: inkomensverschillen zijn alleen gerechtvaardigd als deze uiteindelijk in het voordeel zijn van de minst bevoorrechten zelf (tussen rechtvaardig en doelmatig in, vrij naar John Rawls).

Gedurende de jaren tachtig deed zich de sterkste stijging van de inkomensongelijkheid voor. Het verschil tussen het sociaal minimum en het mo-dale loon nam gedurende deze periode met on-geveer eenderde toe. Volgens het difference princi-ple van Rawls is dit enkel gerechtvaardigd als de laagste inkomens hiervan hebben geprofiteerd. Wat blijkt echter: de koopkracht van ‘modaal’ nam toe met 6 procent, terwijl de koopkracht van de ‘minima’ daalde met maar liefst 8 procent. Ook de extra werkgelegenheid die hier het ge-volg van was leidt niet tot een rechtvaardiging van de inkomensverschillen volgens Rawls’ dif-ference principle. Aangezien de ongelijkheid in de jaren negentig ongeveer onveranderd bleef is dus aan de voorwaarden van het rechtvaardig-heidsbeginsel van John Rawls niet voldaan.

Dan het uiterste van het spectrum: compense-rende inkomensverschillen. Dit betekent dat een bankdirecteur 100 keer zoveel inspanning moet leveren als een minimumloner. Dit lijkt wel erg onwaarschijnlijk en we durven hier dan ook te stellen dat de huidige inkomensverschillen op grond van het concept van de compenserende in-komensverschillen niet rechtvaardig zijn.

Blijft over de ulitaristische benadering, waarin binnen de afruil tussen doelmatigheid en rechtvaardigheid enkel oog is voor het eerste, te weten maximalisering van de totale maatschap-pelijke welvaart. In wezen is dit waar Jacobs c.s.

(4)

56

kere aanzuigende werking heeft, moet de over-heid altijd aan kwaliteit of aan omvang inleve-ren. Tenzij er wordt betaald voor een kwalitatief goede collectieve sector. Wederom is het de soci-aal-democratie die zich geroepen moet voelen deze taak op zich te nemen en binnen elk kabinet opnieuw dit punt moet bevechten op de rechtse partijen. Onder Paars heeft de PvdA deze rol ver-vuld en vele miljarden vrijgespeeld om de nood-zakelijke reparaties in de collectieve sector uit te voeren. Inderdaad slinken de wachtlijsten en het lerarentekort. Uiteraard moet een dergelijke rol gepaard gaan met het punt van efficiency: juist de hoeder en pleitbezorger van de collectieve sec-tor moet kritisch zijn hierop.

recapitulatie

De druk op de collectieve sector zal stijgen door de vijf trends en de sociaal-democratie moet een antwoord hierop geven. Dit antwoord hoeft ech-ter niet eenduidig te zijn. De heech-terogenisering van de samenleving bijvoorbeeld vraagt om een sociaal zekerheidssysteem dat op de moderne le-vensstijl is geënt. Maar dit hoeft niet minder so-ciale zekerheid te zijn. De internationalisering van de economie ondergraaft de mogelijkheden belasting te heffen. Maar als wij hier in Europa minimumnormen over kunnen afspreken is het probleem al veel minder groot. De vergrijzing is een probleem. Maar in de berekeningen van het cpbdie de basis vormen voor het paniekerige ka-binetsbeleid omtrent de vergrijzing stabiliseert de schuldquote (staatsschuld als percentage van het nationaal inkomen) op het absurd lage ni-veau van 10%. Jacobs c.s. schrijven dat om de aowte betalen in 2040 de premiedruk (aow-premie als percentage van het nationaal inko-men) met 4,3 procentpunt gestegen moet zijn. Maar is dit zoveel? De collectieve lasten daalden de afgelopen twintig jaar met 8 procentpunt tot 39% en de collectieve uitgaven daalden met maar liefst 17 procentpunt tot 41% van het nationaal inkomen. Daarmee willen we aangeven dat de collectieve sector momenteel in historisch per-spectief erg klein is. Het idee dat als we niets klassen dan in de Verenigde Staten, doordat de

inkomensverdeling hier meer gelijk is.

Thorstein Veblen betoogde reeds aan het eind van de negentiende eeuw dat elke euro die een rijke uitgeeft minder productief is voor de eco-nomie dan de euro van een arme sloeber. De rijke immers zal veel betalen voor bijvoorbeeld het merk, terwijl een groter percentage van de euro van de minder bedeelde naar de werkzaam-heden zelf gaat die in het product zitten. Door multipliereffecten heeft de economie dus meer aan de euro van de arme.

Daarnaast speelt de inkomensverdeling een rol als het gaat om loonmatiging en topinko-mens. De Nederlandse economie heeft momen-teel baat bij een gematigde loonontwikkeling, maar kom daar maar eens om wanneer de ‘bovenklasse’ zich verrijkt. Het streven naar in-komensnivellering ontslaat de sociaal-democra-tie overigens niet van de plicht om oog te hou-den voor de andere genoemde beleidsrichtingen, zoals wij reeds betoogden. Er is in dit verband een vijfde trend waarneembaar die van groot be-lang is bij het formuleren van een economische agenda voor de linkse politiek.

een vijfde trend

Het gaat dan om het ‘Baumol’-effect. In de dienst-verlenende sector kan niet dezelfde productivi-teitsstijging gerealiseerd worden als in andere sectoren. Toch kijken werknemers in de dienst-verlenende sector bij het stellen van looneisen naar hun collega’s in de andere sectoren. De loonstijgingen zijn dus hetzelfde, maar in de in-dustrie kunnen werkgevers deze betalen uit de gestegen productiviteit, terwijl werkgevers in de dienstverlenende sector deze ‘loonruimte’ niet hebben.

De overheidssector nu bestaat vrijwel geheel uit dienstverlening en de kosten stijgen bij ge-lijkblijvende kwaliteit dus altijd meer in de col-lectieve sector dan in de marktsector. Dit zet de werkdruk in de zorgsector, het lerarentekort en andere knelpunten in de collectieve sector in een ander daglicht. Als de marktsector altijd een

(5)

ster-57 dit zegt niet zoveel over de omvang van deze sec-tor en de mogelijkheden om efficiency te realise-ren zijn, zoals betoogd, uitputtend. Een pleidooi voor kansgelijkheid mag er niet toe leiden dat de PvdA zich van haar kerntaken aangaande de in-komensverdeling kwijt. De PvdA moet alweer in de startblokken gaan staan en haar historische rol blijven vervullen om corrigerend op te tre-den.

doen de nachtwakerstaat onherroepelijk aan-breekt omdat de kosten van ‘onze sociale verwor-venheden’ niet meer op te brengen zijn, behoeft dan ook nuancering. Met name de inkomensver-deling, het effect van ‘Baumol’ op de collectieve sector en de vergrijzing vragen om extra uitga-ven en een groei van de collectieve sector, waar momenteel gelukkig ook ruimte voor is. Binnen deze collectieve sector moet voldoende ruimte zijn voor vraagsturing vanwege de meer hetero-gene samenleving en optimale efficiency, maar

Literatuur

Acemoglu, Daron (2002), ‘Technical Change, Inequality, and the La-bor Market’, Journal of Economic

Literature, volume 40-March, pp.

7-72.

Borghans, L., en B. ter Weel, ‘Crimi-naliteit en etniciteit’, ESB, 14 no-vember 2003.

Bos, W., ‘Gelijkheid moet een stap terug ten faveure van participa-tie’, www.wouterbos.nl, 14 juni 2003.

cbs, statline, www.cbs.nl. cpb, De werkgelegenheid in de jaren

tachtig, Werkdocument nr. 41,

Den Haag, 1991.

De Beer, P.T., Over werken in de

post-industriële samenleving

(proef-schrift), Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2001. De Beer, P.T., ‘Strenge

rechtvaardig-heid? Ontspannen keuzevrij-heid!’, Socialisme & Democratie, 1993, nr. 12.

Rawls, J., A theory of Justice, Oxford University Press, 1972.

Veblen, t., The theory of the leisure

class. An economic study of institu-tions. Dover publications, New

York, 1899.

Interimnota inkomensbeleid, Tweede

Kamer 1974-1975, 13399, nrs. 1-2, p. 6/7.

Sociaal en cultureel rapport 2002,

Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2002.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ondanks verwijten en conflicten bleef Nieuw Links binnen de partij, zoals de auteurs van Tien over rood zich al bij de presentatie van dat geschrift hadden voorgenomen. Dit kwam in

De verbijstering was groot toen bleek dat de leiding van de PvdA in plaats van er vol in te gaan, zich door sociaal voelende kringen binnen de KVP liet lijmen om zonder

Door de bol stress te geven door deze te mis- handelen door mechanische schokken of tem- peratuurverhoging (of combinaties hiervan) verwachten we dat eventuele aanwezige Erwi-

Mijn boeken worden zeker niet gekaft als ik het op de volgende manier vraag aan - mijn vader/moeder:.. - een vriend(in) die erg handig is: • Je wil

Inburgering Over de resultaten van de inburgering zijn de onderzoe- kers gematigd positief: gemeenten hebben de organisatie behoorlijk op orde, het aantal deelnemers aan de

Ik acht het dan ook niet meer dan van- zelfsprekend dat alles in het werk gesteld wordt om private rijkdom beschikbaar te krijgen voor kunst en cultuur.. Niet om bezuinigingen op

De moord op Theo van Gogh is niet het einde maar veeleer het begin van een geweldsspiraal die vooral een internationale dynamiek heeft, maar waarin ook een specifiek

‘Macht heeft de eigenschap om het beoorde- lingsvermogen aan te tasten; mensen en naties die overigens verstandig zijn laten zich begoochelen door grandeur… en de gedachte dat wij