• No results found

Verbondenheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verbondenheid"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Jij en ik, wij horen erbij.

Samen leven is jezelf kunnen

zijn en om anderen denken.

Verbondenheid

12-5-2014

Hogeschool Avans Breda

Studentennummer: 2036805 Klas: 29V4A

Stageschool: .. Groep: 8

Begeleiding: Willy van Pelt-Hilverda Richting: Algemene levensbeschouwing

(2)

1

Inhoud

Voorwoord ... 2

Inleiding ... 3

Wie ben ik als leerkracht? ... 3

Mijn leervraag ... 3

Eigen ervaring ... 3

Onderzoeksvraag ... 4

Hoofdstuk 1. Theoretische verdieping ... 5

1.1 Maatschappelijke invalshoek ... 5

1.2 Levensbeschouwelijk invalshoek ... 6

1.3 Pedagogische invalshoek? ... 8

Hoofdstuk 2. Bijbel verhaal ... 9

Hoofdstuk 3 Conclusie en reflectie tot nu toe ... 11

Hoofdstuk 4. Praktijkactiviteiten ... 12

Theorie over de activiteiten ... 12

Beknopte uitwerking Lessenreeks ... 13

Gehele uitwerking lessenreeks... 15

Les 1 Omgaan met elkaar in de klas: ... 15

Les 2 Bijbels verhaal: ... 16

Les 3 Filosoferen: ... 17

Les 4 omgaan met elkaar in de klas:..……….18

Peerfeedback ... 19

Hoofdstuk 5 Conclusie en reflectie op je eigen identiteit ... 20

Antwoord op de peervragen: ... 21

(3)

2

Voorwoord

Het onderzoek dat voor u ligt is geschreven aan de hand van de kernopgave ‘identiteit’. Het doel van dit onderzoek was voornamelijk bedoeld om erachter te komen wie ik ben als leerkracht en wat ik belangrijk vind. Ik vind het persoonlijk gemakkelijk om te onderzoeken waar ik voor sta en wie ik wil zijn als leerkracht. Met dit onderzoek ben ik hier wat dieper op ingegaan, wat ik nog niet eerder heb gedaan.

Ik ben zelf met het thema verbondenheid gekomen, omdat dit onderwerp mij erg aansprak. Dit heeft ook te maken met mijn verleden waar ik, als kind, soms wat moeite had op de basisschool. Ik was geen ‘slimme’ leerling en sommige leerkrachten wisten toen nog niet hoe je daar mee om moest gaan. Ik weet daardoor vooral hoe ik niet wil zijn als leerkracht, omdat ik de kinderen nooit hetzelfde gevoel wil geven als dat ik toen had.

Dit onderzoek is uitgevoerd op mijn stageschool J.J. .school te Dongen. De lessen zijn uitgevoerd in mijn eigen LIO- groep. Dit is een groep 8 met 29 leerlingen. Deze groep vindt het lastig om als één geheel samen te zijn. Dit was ook het doel van mijn onderzoek, ervoor zorgen dat de klas één geheel wordt.

Zonder hulp van anderen was het niet gelukt om dit verslag te schrijven. Ik wil daarom mijn mentor Annemarie Lafeber bedanken voor de steun en vertrouwen dat zij mij heeft gegeven. Ook was ik zonder begeleiding vanuit het Avans niet zo ver gekomen. Ik wil daarom Willie van Pelt bedanken, voor de tips die ik van haar heb gekregen om er één geheel van te maken.

(4)

3

Inleiding

Wie ben ik als leerkracht?

Ik ben een lerares die alle kinderen op hun eigen niveau wil blijven stimuleren. Ik vind het belangrijk dat de kinderen zich vertrouwd voelen bij mij als leerkracht en zich zelf durven en kunnen zijn. Ik heb zelf erg weinig ervaring en kennis van levensbeschouwing. Ik ben daar nooit veel mee bezig geweest, terwijl ik het wel erg interessant vind, dit omdat het breder is dan de meeste mensen denken. Op mijn stageschool wordt er veel aandacht besteed aan godsdienst. Ik loop stage op een protestantse school en daar staat dus elke dag een half uur godsdienst ingepland. Ik vind het daarom belangrijk dat ik er, als leerkracht, ook het één en ander vanaf weet en aan de kinderen kan

doorgeven.

Ik ben wel van mening dat deze twee onderwerpen; hoe ben je als leerkracht en wat vind je van levensbeschouwing, elkaar continue beïnvloeden.

Ik vind het namelijk erg belangrijk dat kinderen elkaar in hun waarde laten en accepteren hoe ze zijn. Het is namelijk zo dat niet iedereen hetzelfde niveau heeft en dit moeten de kinderen van elkaar accepteren. Als de kinderen dit doen behandelen ze elkaar ook met respect en dit is ook een belangrijk standpunt voor mij in de klas. Het pedagogisch klimaat moet kloppen, alle kinderen moeten zich veilig voelen. Ik denk dat dit komt omdat ik mezelf vroeger niet altijd even veilig voelde in de klas. Voor mij is het een erg belangrijk onderwerp. Daarom wil ik hier veel aandacht aan besteden, als ik ook maar iets van spanning in mijn klas voel, ga ik meteen het gesprek aan met de kinderen. Als de kinderen elkaar niet accepteren zoals ze zijn, respecteren ze elkaar ook niet. Dit kan nare gevolgen hebben zoals pesten of op de langere duur kinderen die faalangst krijgen en bang zijn om te falen. Ik wil dit als leerkracht voorkomen.

Als leervraag zou ik dus graag willen onderzoeken hoe je de klas zo kan organiseren dat iedereen elkaar accepteert en met respect behandeld.

Mijn leervraag

Ik wil er in mijn klas voor zorgen dat alle leerlingen zich op hun eigen niveau kunnen ontwikkelen. De leerlingen hoeven niet boven of onder hun niveau te werken. Ik vind dat je als leerkracht ervoor moet zorgen dat je per leerling weet wat voor behoeftes ze nodig hebben.

Ook moet ik als leerkracht elk niveau accepteren. Als een leerling een opdracht na drie keer uitleggen nog niet begrijpt, mag ik als leerkracht niet geïrriteerd reageren. Als ik dit wel zou doen zou het kind zich gelijk niet meer veilig voelen bij mij in de klas en is de verbondenheid in de klas minder, wat ik persoonlijk erg belangrijk vind.

Eigen ervaring

Wat mij tot dit onderwerp heeft geleid, heeft te maken met mijn eigen ervaringen van vroeger. Ik was vroeger nooit een sterke leerling en zat altijd bij de lagere niveaus. Als leerling had ik het gevoel dat ik nooit iets goed kon doen. Voor mijn gevoel reageerde een aantal leerkrachten ook altijd geïrriteerd als ik een keer iets niet snapte. Het is als leerling erg dat je het gevoel hebt dat je niet geaccepteerd wordt.

Ik ben ook door de basisschool op een lager niveau geplaatst dan dat ik eigenlijk aan zou kunnen. Dit waarschijnlijk omdat de school dacht dat ik geen hoger niveau aan zou kunnen.

(5)

4 Dit alles heeft ervoor gezorgd dat ik tot op de dag van vandaag nog steeds erg veel last heb van faalangst. Vroeger was het vooral als ik voor de klas moest staan, maar dit is snel overgegaan toen ik met de opleiding onderwijsassistent ben begonnen. Ik heb er toen een tijdje geen last meer van gehad, totdat ik naar de PABO ging. Ik moest gaan leren en toetsen maken. Ik was zo bang dat ik het niet zou kunnen en dat ik het allemaal niet zou halen. Ik heb tot nu toe alles gehaald, maar toch heb ik er nog steeds geen vertrouwen in dat ik het allemaal kan. Ik ben nog steeds ontzettend bang om te falen, zelfs nu ik in het laatste jaar zit.

Dit gevoel wil ik voorkomen bij de kinderen bij mij in de klas, doordat ik dit heb meegemaakt heb ik zelf een heel goed beeld hoe ik als leerkracht niet wil zijn.

Ik wil dat de kinderen in mijn klas verbondenheid ervaren, aan dit thema denk ik meteen. Ik heb dat vroeger gemist in mijn schooljaren. Ik wil een leerkracht zijn waarin de klas elkaar accepteert en respecteert. Ook wil ik dat de kinderen zichzelf durven te zijn in mijn klas, ik accepteer iedereen en ik ben trots op elk niveau wat de kinderen halen. Op deze manier probeer ik te zorgen dat alle

leerlingen zichzelf zijn in de klas en open durven te zijn naar mij toe.

Ik denk dat dit ook relevant is voor de maatschappij. Kinderen moeten in de maatschappij op hun eigen benen kunnen staan. Zouden de kinderen dit durven als ze in de klas niet geaccepteerd worden? Hebben ze dan vertrouwen in de medemens. Je kunt in 2014 niet meer alleen de maatschappij in. Iedereen heeft wel iets nodig van elkaar, vandaar dat dit thema ontzettend belangrijk is voor de huidige maatschappij.

Onderzoeksvraag

Onderzoeksvraag:

Hoe kan ik ervoor zorgen dat door levensbeschouwelijke lessen de leerlingen verbondenheid

ervaren en zich daardoor prettig voelen in de klas.

Deelvragen:

Maatschappelijke invalshoek;

-Hoe wordt er in de maatschappij naar verbondenheid gekeken?

Levensbeschouwelijke invalshoek;

- Hoe kijken de geloven christendom en humanisme naar verbondenheid?

- Hoe kan ik een filosofisch gesprek opstarten in mijn klas?

Pedagogische invalshoek;

- Wat betekent het als kinderen zich niet verbonden voelen in de klas?

(6)

5

Hoofdstuk 1. Theoretische verdieping

1.1 Maatschappelijke invalshoek

Vragen die hier worden onderzocht;

Wat is de precieze definitie van verbondenheid?

Hoe wordt er op dit moment naar verbondenheid gekeken in de maatschappij?

Als ik kijk naar de precieze definitie van verbondenheid staat er in de encyclopedie het volgende; het gevoel dat je bij elkaar hoort, voorbeelden daarvan; verbondenheidsgevoel, saamhorigheid (Encyclo, 2013). Als ik zelf denk aan verbondenheid, dan denk ik dat je samen met een ander bent. Je voelt je prettig met die ander en je voelt je veilig bij die ander.

Volgens Jochems (2010) komen die begrippen ook terug, alleen zijn er volgens hem vijf levensdomeinen van belang als het gaat om verbondenheid:

- Band met jezelf

- Band met anderen om ons heen - Band met materiele dingen - Band met de sociale omgeving - Band met de natuurlijke omgeving.

In eerste instantie is het ontzettend belangrijk dat je verbondenheid voelt met jezelf. Je bent zelf degene die gevoelens en verlangens voelt. Je bent zelf het middelpunt van wat je beleeft. Als je wilt werken aan verbondenheid is het daarom van groot belang dat je met jezelf een goede band hebt. Pas als we met ons zelf een goed band hebben kunnen we goed en zelfverzekerd functioneren in de maatschappij. Verbondenheid heeft echter alles met de maatschappij te maken, want de

maatschappij maken we samen. Volgens Peene (2013) dragen wij allemaal bij aan de

verantwoordelijkheid van het goed functioneren van de samenleving. Wij kunnen er allemaal aan meewerken door een praatje met de buren te maken, zorgen voor een schone straat, opstaan voor oudere mensen in de bus of tram etc. Het gaat om de vrijwillige inzet voor de jeugdbeweging, de palliatieve zorg en het eindigt niet.

Dit alles heeft natuurlijk ook met het micro- en meso-niveau van de school te maken. De kinderen moeten micro (in de klas) zich veilig voelen, maar ook meso (in de school). Als leerkracht hebben wij veel invloed op het micro-niveau , wij moeten ervoor zorgen dat we elke leerling als individu zien aldus P. op ’t Eind (2004). Dit was bij mij vroeger op school niet in orde, het micro niveau ontbrak daar.

Maar volgens Adriaanse ( 2013) wordt de maatschappij steeds vaker een individualisme. Hij vindt dat dit al vroeg tot stand komt. Zo wordt het kinderen op de basisschool al aangeleerd om persoonlijke aandacht te krijgen, ze worden aangesproken op hun eigen niveau, gedrag en karakter. Kinderen moeten zich kunnen ontwikkelen op een manier die bij hem of haar past. Als ze ouder worden probeert iedereen de kinderen hun eigen keuzes te laten maken door bijvoorbeeld: beroepskeuze, manier van leven en hun woonplaats Aldus Adriaanse (2013). Hier wil in mijn klas voor waken. Ik wil er persoonlijk voor zorgen dat de leerlingen zich niet ontwikkelen als individualisten. Ze moeten wel voor zichzelf opkomen maar moeten geen individualist worden. Hier wil ik met dit onderzoek aan werken, ik wil dat de saamhorigheid van de kinderen groeit.

(7)

6

1.2 Levensbeschouwelijk invalshoek

Vragen die hier worden onderzocht:

Hoe wordt er gekeken naar verbondenheid bij het humanisme? Hoe wordt er gekeken naar verbondenheid bij he t christendom? Wat is het verschil of de vergelijking tussen deze twee levensvisies?

Vanuit het humanisme wordt gesteld, dat de mens vrijheid heeft om het leven naar eigen inzicht in te richten. Die vrijheid is gebaseerd op de erkenning van de vrijheid van de ander (v.d. Weerd, 1968) Volgens v.d. Weerd (1968) zijn mensen op elkaar aangewezen. In de menselijke verbondenheid komt zowel de nauwe betrokkenheid tot uiting, die mensen tot elkaar kunnen voelen, als de kritische afstand, die wij kunnen houden om onszelf te blijven. Het humanisme vindt ook dat mens en maatschappij elkaar nodig hebben, maar verbondenheid mag personen niet worden opgelegd. Het wordt duidelijk dat verbondenheid een heel belangrijk begrip is in het humanisme.

Volgens stichting HVO (2013) wordt het humanistisch perspectief gekenmerkt door zowel autonomie (vrijheid) als de relatie met anderen (verbondenheid). Iedereen is in staat om het leven individueel vorm te geven, maar toch blijf je op veel vlakken verbonden met elkaar zoals: familie, vrienden etc. Het Humanisme is een levensbeschouwing waarbij het niet alleen gaat over de mensen onderling, maar ook de hele levende natuur, dus ook dieren, planten en de aarde.

Humanisten geloven ook in een vrije wil. Ze worden niet gestuurd door een god of een kracht die buiten hen zelf ligt, ze maken zelf de keuzes. Dit betekend ook dat je zelf verantwoordelijk bent voor die keuzes. Er wordt dus veel waarde gehecht aan de verantwoordelijkheid als individu, als lid van de samenleving en als bewoner van de aarde. (Stichting HVO, 2013)

Volgens J. de Schepper (2006) is wat Christenen onder verbondenheid verstaan het verwantschap beleven en verantwoordelijkheid voelen. Voor de Christenen horen deze twee dingen tot authentiek geloven.

Verwantschap wordt verantwoord als: Iedereen wordt op de wereld gebracht door verschillende

mensen, iedereen heeft dus verschillende verwantschappen. Sommigen voelen de verwantschap sterk met anderen of bepaalde personen. Verwantschap gaat ook verder, alles hangt samen met alles. Je bent zelf een persoon in het samenhangend geheel en dit moet je beseffen. Dit dringt meestal door na een plotselinge ervaring.

Verantwoordelijkheid wordt verstaan als: Je voelt je verantwoordelijk voor mensen. Je wordt

bewogen door mensen en het wel en wee van de mensen raakt je. Verwantschap kan passief blijven, maar met verantwoordelijkheid wordt wat anders bedoeld. Je kunt bewogen worden door mensen met wie je verwantschap voelt, maar ook door vreemden, zelfs door mensen met wie je moeite hebt. De ervaring van je verantwoordelijk voelen is de basis van elke levensechte levensbeschouwing: je ervaart als het waren de andere als een werkelijkheid. Soms kun je een persoon wel of niet begrijpen en toch voel je je verantwoordelijk voor die persoon. Dit kan komen doordat personen van wie je houdt keuzes maakt waar jij niet altijd achter staat. Hier moet je dan, ondanks alles, toch achter blijven staan en je toch verantwoordelijk voelen.

Tegenwoordig komt er ook bij dat we verantwoordelijk zijn voor de natuur. Deze tijd vraagt de natuur om ons heen meer nadrukkelijke aandacht en zorg, aldus J. de Schepper.

(8)

7 Er zijn veel overeenkomsten tussen de twee levensvisies. Beiden vinden het belangrijk dat je je naasten lief hebt. Het grootste verschil is echter dat bij het humanisme niet wordt uitgegaan van een god of een kracht van buitenaf. Alles wordt bepaald vanuit jezelf, je bent zelf verantwoordelijk voor de keuzes die je maakt. Wel wordt er van je verwacht dat je ieder mens gelijkwaardig beschouwd. Gelijkheid betekend volgens het humanisme niet dat je je hetzelfde moet gedragen, maar ieder mens heeft zijn eigen capaciteiten en zij vinden het belangrijk dat ieder mens de kans krijgt om hun eigen capaciteiten en talenten te ontwikkelen (Stichting HVO, 2013)

Bij het Christendom wordt er wel gesproken over een god. Alleen hier is het ook belangrijk dat je je verantwoordelijk voelt voor andere mensen. Dit wordt ook duidelijk uit de verhalen van de

kinderbijbel. Veel wordt er gesproken dat je voor je naasten moet zorgen en je naasten lief moet hebben. (Busser, Schroder, & Winden, 2013). Je kunt na deze theorie wel stellen dat er een verschil is tussen beiden, maar dat er ook zeker een overeenkomst is tussen beiden.

(9)

8

1.3 Pedagogische invalshoek?

Vragen die hier worden onderzocht;

Wat betekent het als kinderen zich niet verbonden voelen in de klas?

Hoe kan ik als leerkracht er voor zorgen dat de leerlingen zich verbonden voelen met mij, maar ook met elkaar?

Leerlingen functioneren beter in een klas waar een veilige sfeer hangt en waarin de kinderen zich veilig voelen. Het is belangrijk dat de kinderen weten waar ze aan toe zijn, dat ze weten dat ze voor hun mening mogen uitkomen en dat iedere mening telt. Alles wat hiermee te maken heeft, is natuurlijk een positieve sfeer. Het hangt van de relaties onderling af of die er ook is. Het is belangrijk dat de leerlingen een relatie hebben met de leerkracht, maar ook een goede relatie onderling hebben. Het is voor de leerkrachten belangrijk dat ze inzicht krijgen in het pedagogisch klimaat in de klas. Het is daarom van belang om regelmatig feedback te vragen over hoe de leerkracht handelt in de klas. Op deze manier kan de leerkracht ervoor zorgen dat hij zijn gedrag afstemt op de

onderwijsbehoeften van de leerlingen. Op deze manier is het voor de leerkracht duidelijk wat er in de hoofden van de leerlingen omgaat. (Leraar 24, 2010)

Het is dus belangrijk om als leerkracht een goede sfeer in de klas te creëren. De kinderen moeten zich veilig voelen in de klas. In gesprekken met kinderen wordt het duidelijk dat de kinderen het ook belangrijk vinden om een goede band te hebben met leraren en medeleerlingen. Het is dus voor de kinderen van groot belang om verbonden te zijn met hen. De kinderen mogen meebeslissen en spelen een rol bij het onderwijs. Het is voor de meeste scholen ook belangrijk dat je uitdagende en activerende onderwijs geeft. Uit onderzoek op mijn stageschool blijkt dat de leerlingen zich erg veilig voelen in de klas. Er is onlangs een vragenlijst afgenomen door de kinderen. Dit ging voornamelijk over de sociaal- emotionele ontwikkeling. Er werden vragen gesteld als; hoe voel je je in de klas, doe jezelf goed mee in de klas, heb je goed contact met de leerkracht en medeleerlingen. Uit dit

onderzoek werd duidelijk dat de leerlingen een goede band hebben met de leerkrachten en dit ook zo voelen. De meeste kinderen voelen zich over het algemeen goed en zitten goed in hun vel. (vragenlijst ZIEN afgenomen oktober 2013).

Hoe kan ik, als leerkracht, ervoor zorgen dat er verbondenheid is in mijn klas. Volgen van Herpen in Goris (2013) kan dit alleen tot stand komen als er wederzijdse vertrouwen is in de klas. Je moet zelf vertrouwen ervaren om vertrouwen te kunnen geven aan anderen. Ook vindt hij het belangrijk dat je een natuurlijke houding hebt. Het hoort niet dat leerkrachten boven de kinderen staan, je moet als leerkracht respect hebben voor de kinderen, alleen dan krijg je het respect van de kinderen terug. De leerlingen moeten het gevoel hebben dat de leerkracht voor hen komt en niet voor de leerstof of de boeken. Alleen dan vertrouwen de leerlingen de leerkracht.

Als ik de theorieën van hierboven bekijk, dan wordt het duidelijk dat het vooral erg belangrijk is om met de kinderen in gesprek te gaan. Je moet als leerkracht een duidelijk beeld hebben hoe de leerlingen zich voelen in de klas. Ik denk dat mijn band met de leerlingen al goed is, ik wil met mijn klas vooral werken aan de band tussen de leerlingen. Niemand wordt gepest in mijn groep maar de saamhorigheid moet groeien.

(10)

9

Hoofdstuk 2.

Bijbel verhaal

Dit verhaal staat in het nieuw testament, Lucas 10, 25-37.

Ik kende dit verhaal nog niet heel lang. Ik heb hier zelf nooit kennis mee gemaakt op de basisschool. Tijdens mijn stageperiode op een protestante school, heb ik steeds meer verhalen gehoord, ook deze. Ik vond dit verhaal erg bij mijn thema passen. Omdat je door elkaar te helpen dichter bij elkaar komt. Het is een verhaal verteld door Jezus. Ik wil, door het verhaal te lezen, te weten komen hoe het verhaal precies gaat. Als ik dit heb gedaan wil ik te weten komen wat ze nu precies bedoelen met het verhaal. Wat is de boodschap van het verhaal en hoe kan ik dit koppelen aan mijn eigen thema verbondenheid.

In het begin van het verhaal verteld Jezus hem, dat je de naasten lief moet hebben (Lucas , Z.J). Dit wil zeggen dat je met mensen om gaat, zoals je zelf ook wil dat mensen met jou om gaan. Het begin van het verhaal is dus al te koppelen aan het thema verbondenheid.

Daarna wordt de Joodse man in elkaar geslagen door rovers. De plek waar hij ligt is niet zomaar een plek, maar de weg tussen Jeruzalem en Jericho. Jeruzalem is een stad waar hij dichtbij god is en hij gaat naar Jericho. Jericho is de stad vierhonderd meter onder de zeespiegel bij de dode zee. De weg loopt dus naar beneden, je komt eigenlijk in het doodsgebied terecht aldus van Bree (2014)

Hij ligt gewond op de grond maar niemand helpt hem. De priester niet en een werknemer van de tempel niet. Hij geeft de moed op. Dan komt er een man met een ezel langs. De gewonde man ziet dat het een Samaritaan is en verwacht dat de man doorloopt, omdat Joodse en Samaritanen mensen niet goed met elkaar kunnen opschieten. Maar dit was echter niet het geval. De Samaritaan stopt en helpt de man. Hij bracht de man naar een veilige plek, waar de man kan worden verzorgd. Ook gaf de Samaritaan geld aan de mensen die de man gaan verzorgen en zei; ’als het niet genoeg is kom ik later terug en krijg je meer geld’. Van Bree (2014) vindt dat de Samaritaan hem wel op zijn eigen manier helpt. Hij had de man ook thuis kunnen opnemen, maar hij laat dit aan een herbergier over. Hij zet vervolgens zijn reis voort en hij laat de goede zorgen over aan de herbergier. Het is dus duidelijk dat de Samaritaan een man zag die hulp nodig had.

Als ik verder ga zoeken naar de dieper betekenis van het verhaal wordt duidelijk dat Welch (2007) het verhaal beschouwd als symbool voor de Christenen. Volgens hem was de Samaritaan en voorspelling van Christus, want een Samaritaan komt niet uit Judea , dus Christus is niet van deze wereld, aldus Welch (2007). Ook lijkt het volgens Welch (2007) dat de Samaritaan bewust op zoek was naar mensen in nood. Er staat niet geschreven dat hij toevallig langsliep, volgens hem liep hij bewust langs om de man te redden en te verzorgen. Volgens Welch (2007) was het probleem niet dat de dragers van het priesterschap, uit het Oude Testament, de man niet wilden helpen, maar dat de wet van Mozes niet de macht had om hem te redden. Ook wilde de Lieviet hem wel helpen, maar hij voelde zich niet waardig en had ook niet de macht om hem te helpen.

Ook zijn er volgens Welch wat symbolen die komen van het vroeg- Christelijke interpretatie. Zo wordt Jeruzalem in het verhaal gezet en is het eigenlijk het paradijs. De priester is eigenlijk de wet van Mozes. Het rijdier waarop de man is gedragen is het lichaam van Christus. Ook wordt de man naar een herberg gebracht, wat eigenlijk kan worden gezien als de kerk.

(11)

10

Heeft het verhaal mij nieuwe inzichten gegeven over het thema?

Als ik het verhaal lees vind ik het zelf een duidelijk verhaal. Ook vind ik het verhaal niet heel raar. God komt niet zichtbaar voor in het verhaal, maar als je naar de symboliek van het verhaal kijkt komt hij daar zichtbaar in voor. Als ik het verhaal lees, roept het verschillende gevoelens bij mij op. Aan de ene kant ben je trots op de Samaritaan, dat hij het durft om de man wel te helpen. Maar aan de andere kant voel ik ook woede, omdat de andere mensen hem niet helpen. Ik vind dat dit verhaal tegenwoordig ook herkenbaar is. Je hoort vaak dat mensen doorlopen, als er iets erg aan de hand is, in de hoop dat iemand anders hem of haar helpt. Ik vind het wel lastig om de diepere betekenis van het verhaal te zoeken. Ik kom veel betekenissen tegen die mij persoonlijk niks zeggen. Dit komt omdat ik zelf niet veel van het geloof af weet. Ik vond het daarom erg lastig om vanuit de diepere betekenis te kijken.

Als ik dit verhaal lees, kan ik er zeker wat mee doen met mijn kinderen in de klas. Zoals ik dit verhaal heb gelezen, kan ik hier op verschillende manier over praten. Ik wil het onderwerp niet voorbereiden en vanuit de kinderen laten komen. Zo denken de kinderen na over het verhaal, zonder tips of inbreng van mij als leerkracht. Ik denk dat op deze manier de kinderen ook nieuwe inzichten krijgen en misschien wel gaan doorvragen en misschien de koppeling maken naar hun eigen leven. Op deze manier kunnen ze misschien voorbeelden noemen die ze in deze tijd tegenkomen. Er zijn op het nieuws vaak berichten over een vechtpartij waar niemand wat tegen doet. Op deze manier wil ik de kinderen duidelijk maken dat iedereen met elkaar is verbonden, ook al ken je elkaar niet.

(12)

11

Hoofdstuk 3

Conclusie en reflectie tot nu toe

Beginsituatie van de klas

Ik ben na deze theorieën al veel te weten gekomen over het thema verbondenheid. Ik weet nu wat er precies mee wordt bedoeld. Ik was me er niet van bewust hoe belangrijk dit onderwerp is in de klas. Als ik ga kijken wat de beginsituatie is van mijn klas, is er al wel wat verbondenheid in de klas. Ik denk dat je dit thema kan blijven gebruiken, want het kan altijd beter. Er wordt in mijn klas niet gepest, maar er wordt wel regelmatig geplaagd. Wat voor sommigen als plagen wordt gezien, voelt voor andere kinderen als pesten. Wel zijn er in mijn klas veel groepjes. Ik zou willen dat de kinderen meer een grote groep vormen, zodat iedereen goed met elkaar om kan gaan. Ze hoeven van mij niet allemaal vrienden te zijn, maar goed met elkaar door één deur kunnen, vind ik erg belangrijk. Mijn doelstelling voor dit onderzoek is dan ook, dat de kinderen niet alleen hun vaste vertrouwde vriendjes of vriendinnetjes kiezen maar ook anderen, waar ze normaal gesproken niet gemakkelijk naar toe zouden stappen. Als ik kan bereiken dat de harmonie in mijn groep één wordt, ben ik ontzettend tevreden. We moeten aan het eind van het jaar toch als één groep eindigen, met de musical en kamp in zicht.

Als ik kijk naar het thema, wat ontzettend goed bij mij als leerkracht past. Ben ik zelf een leerkracht die er voor wil zorgen dat ieder kind zich goed voelt en lekker in zijn of haar vel zit. Ik denk dat dit thema daar alles mee te maken heeft. Ik vind en dit blijkt ook uit de theorieën dat je je pas met anderen verbonden kunt voelen als je jezelf ook verbonden voelt. Toen ik theorieën over dit onderzoek zocht, heb ik ook vaak het pedagogisch klimaat ingevuld. Deze twee onderwerpen zijn nauw met elkaar verbonden. Ik heb gekozen voor dit onderwerp, omdat ik mezelf vroeger niet verbonden voelde met mijn eigen klas en vooral niet met de leerkracht. Ik kon mezelf niet zijn en had het gevoel dat ik altijd op mijn tenen moest lopen. Als ik kijk naar de theorieën van nu dan is dat in deze tijd veel beter in de praktijk geregeld. Het is nu prioriteit nummer 1 dat de kinderen zich op hun gemak voelen, daarna kan er pas verder worden gegaan met schoolse zaken. Als de kinderen zichzelf niet goed voelen dan kan er, vind ik, niet verwacht worden dat de schoolse activiteiten goed worden uitgevoerd. Door deze theorieën ben ik me er wel bewust van geworden, wat er eigenlijk allemaal bij komt kijken voordat je je kunt verbinden met personen. Je moet zelf goed in je vel zitten. Hier ben ik nu al veel mee bezig geweest. Ik heb gesprekken met kinderen gevoerd en iedereen persoonlijke aandacht gegeven. Nu is de volgende stap dat de kinderen zich met elkaar verbinden. Hiervoor wil ik de activiteiten van mijn onderzoek voor gebruiken. Ook heb ik me verdiept in de verhalen van de Bijbel. Ik vind het zelf erg moeilijk om de gewone Bijbel te lezen, maar als ik naar verhalen ga kijken die in de kinderbijbel staan, vind ik het toch jammer dat mijn basisschool vroeger hier geen aandacht aan heeft besteed. Sommigen kinderen vinden het saai, maar ik ben van mening dat je het de kinderen zo leuk mogelijk kunt aanbieden en dit wil ik ook gaan uitvoeren in mijn eigen stageklas.

(13)

12

Hoofdstuk 4.

Praktijkactiviteiten

Theorie over de activiteiten

Als ik zoek naar activiteiten die met verbondenheid te maken hebben krijg ik niet een activiteit, maar veel verschillende. Ik merk, dit komt ook terug in de theorie, dat er verschillende activiteiten bij het thema horen. Dit thema past ontzettend goed bij mij als persoon. Ik vind het ontzettend belangrijk dat de kinderen goed met elkaar omgaan en dat ik als leerkracht ook alle leerlingen gelijk behandel. Ik vind het erg als ik merk dat kinderen niet kunnen genieten van het laatste jaar op de basisschool en ik wil ervoor zorgen dat alle kinderen genieten van het laatste jaar dat ze hier op school zitten. Verder wordt er in deze klas niet echt gepest, maar er zijn wel wat groepjes en ik zou het liever als een geheel willen hebben. De kinderen kiezen toch altijd voor hun vaste vriendinnetjes en ik zou ervoor willen zorgen dat de kinderen ook een keer naar iemand anders toe stappen dan naar degene die ze in eerste instantie zouden kiezen. Ik denk dat de kinderen het veilig voelen bij hun eigen vriendengroep, maar dat sommige kinderen elkaar niet eens heel goed kennen. Hier wil ik tijdens mijn lessenreeks verandering in brengen, zodat iedereen zichzelf is en kan zijn in de klas en dat ook iedereen dit respecteert.

Een activiteit wat ik zeker wil gaan doen met mijn klas is het filosoferen. Waarom heeft dit nu met verbondenheid en met levensbeschouwing te maken? Kinderen verwoorden met filosoferen hun eigen wereldbeeld. De kinderen analyseren op deze manier hun eigen gedachten, hoe ze

bijvoorbeeld verschillen van andere kinderen. Het is eigenlijk kortom de vraag stellen die wij samen de moeite waard vinden aldus Centrum Kinderfilosofie Nederland (2013). Het belangrijkste van een filosofieles is niet het vinden van de juiste antwoorden, maar het ontwikkelen van de

denkvaardigheid en een eigen zienswijze. Op deze momenten leren de kinderen ervaren dat hun argumenten er toe doen en dat ze ook echt serieus worden genomen. Dit heeft dus alles te maken met verbondenheid. Voor het filosoferen, moeten het vragen zijn, die de kinderen interessant vinden en waar ze over na kunnen denken. Het moeten dus echt levensvragen zijn. Ze gaan over ambities, liefde, zingeving, dood, familie, keuzes, of gemoedsrust. Over alles wat het leven de moeite waard maakt en alles wat problemen oplevert (Havermans, 2014)

Op de basisschool waar het onderzoek wordt uitgevoerd wordt al gebruik gemaakt van de methode trefwoord. In deze methode staan ook een aantal activiteiten, deze gaan vooral over ‘liefde’. Zo moeten de kinderen sterke en zwakke eigenschappen van zichzelf en van de klas opschrijven. Op deze manier denken de leerlingen na over zich zelf. Tijdens deze activiteiten worden de kinderen zich er bewust van hoe belangrijk het is dat iedereen geaccepteerd moet worden en hoe belangrijk het is om mensen om je heen te hebben die je lief hebben. Hier wil ik tijdens de lessenreeks mee beginnen en mee eindigen. Op deze manier kan er verschil zijn tussen de eerst en de laatste les. De kinderen denken dieper na over verschillende eigenschappen en worden zich daar bewust van. Op deze manier kan er een duidelijk beeld zijn hoe de kinderen zijn gegroeid. Vier lessen is echter wel te kort om echt een zichtbare groei te zien.

Ook wil ik tijdens het verhaal van de Samaritaan met de kinderen bespreken wat nu verbondenheid is en hoe dit terug komt in het verhaal. Wat vinden de kinderen hiervan. Ik moet ervoor zorgen dat ik dit goed introduceer, want de kinderen in mijn klas vinden het soms lastig om hardop in de klas over hun eigen gevoel te vertellen. Misschien dat het daarom beter is om dit eerst in kleine groepjes te

(14)

13 doen en dan klassikaal te bespreken. Op deze manier zijn de kinderen actief betrokken bij dit thema. Aan de hand van de theorie en koppeling aan de praktijk ben ik tot deze lessenreeks gekomen;

Beknopte uitwerking Lessenreeks

Les 1;

Omgaan met elkaar in de klas

Doel;

De leerlingen bewust laten worden van wat ze in de klas nog zouden willen veranderen en de kinderen bedenken hoe ze dit zouden kunnen doen.

Activiteit

De leerlingen gaan in groepjes van vier bij elkaar zitten en bespreken de sterke en zwakke punten van ons als klas. De sterke punten houden we vast en de zwakke punten proberen we als klas aan te passen.

Liefde; Daarna gaan de

kinderen even nadenken over liefde en of ze dit ook voelen in de klas.

Levensbeschouwelijke vraag

Denk na over je eigen sterke en zwakke eigenschappen en hoe zou je de zwakke kunnen veranderen?

Les 2; Barmhartige Samaritaan.

De leerlingen actief na laten denken over het verhaal de Barmhartige Samaritaan.

Het verhaal wordt voorgelezen (ter Linden, 2009) De kinderen schrijven voor hunzelf om wat hen opvalt aan het verhaal. Wat vinden zo goed/slecht aan het verhaal. Wat zou de schrijver willen overbrengen etc. er wordt gesproken over het verhaal en of het nu ook nog voor zou kunnen komen.

Als je dit verhaal hoort. Wie zijn dan jouw naaste mensen? Noem gelijke

gebeurtenissen die deze tijd nog steeds gebeuren.

Les 3 eventueel een extra les inplannen; Filosoferen. Denken over de eigen positie in de wereld. De kinderen worden tijdens de les ruimdenkend en zelfbewuster. identiteitsontdekking

De kinderen zitten apart van elkaar, zodat ze zichzelf niet kunnen storen aan elkaar. Mijn kinderen vinden het lastig om serieus op

sommige onderwerpen in te gaan. Het moeten dus echt vragen zijn die de kinderen interessant genoeg vinden om over na te denken en ook vragen die voor de kinderen nut hebben. De leerkracht is

gespreksleider en zorgt er voor dat iedereen

voldoende aan het woord komt.

Per klas moet er worden aangevoeld hoe lang je deze

Wat voel, denk, wil en doe je?

Levensbeschouwelijke vragen;

-Waarom stel ik zulke hogen eigen aan mezelf?

-Hoe krijg ik een doel in mijn leven? -Wat wil ik nog bereiken?

(15)

14 activiteit kunt uitvoeren.

Les 4; Omgaan met elkaar in de klas

Verbeteren van klassensfeer.

Er wordt even teruggehaald wat de eerst les besproken is. Is dit verbeterd, wat heb je er aan gedaan om dit te verbeteren.

De zwakke punten worden teruggehaald en er wordt bekeken of dit beter is geworden. Ook wordt er gekeken naar de sterke punten, zijn deze nog steeds aanwezig in de klas.

Denk na over je zwakke en sterke eigenschappen. Zijn je zwakke veranderd nu je dieper bent gaan nadenken over je eigen kunnen en kennen?

(16)

15

Gehele uitwerking lessenreeks

Ik vond het belangrijk om dit onderwerp te behandelen bij mij in de klas. Ik heb een grote groep 8, waarin ontzettend veel niveau verschillen zitten. Het was voor mij dus belangrijk dat alle leerlingen zich gelijkwaardig gingen voelen. Mijn groep houdt er niet van om klassikale lessen mee te doen en zijn erg gehecht aan de structuur die ik hen aanbied. Ik moest dus van te voren goed duidelijk maken wat we gaan doen en wat het doel van de les is. Als de kinderen het nut ervan inzien, dan kunnen ze hun aandacht er goed bij houden anders niet.

Les 1 Omgaan met elkaar in de klas:

Lesdoel:

Samen met de kinderen in beeld krijgen waar de kinderen als klas nog in kunnen verbeteren.

Beginsituatie:

Dit is een groep 8 met 29 leerlingen. De klas bestaat voornamelijk uit verschillende groepjes. De leerlingen zijn wel open naar elkaar. Elke dag wordt er met de kinderen een verhaal voorgelezen uit de methode Trefwoord.

Organisatie:

De leerlingen beginnen individueel met een vraag beantwoorden. Daarna gaan de leerlingen daarop reageren. Als laatste gaan de leerlingen in groepjes zitten, deze groepjes worden gemaakt op moment zelf door de leerkracht.

Opbouw van de les:

De leerlingen krijgen een vraag om sterke punten van zichzelf op te schrijven. Daarna wordt dit besproken en mogen andere kinderen hierop reageren. Vervolgens gaan de kinderen in groepjes zitten en gaan ze samen overleggen wat de tips en tops van deze klas zijn.

Reflectie:

Wat ik tijdens deze les heb ontdekt is dat de kinderen het erg lastig vinden om over goede eigenschappen van zichzelf te vertellen. Kinderen durven dit wel van elkaar, maar toen ze dit van zichzelf moesten doen vonden ze dit erg lastig. De kinderen hebben eerst zelf op moeten schrijven wat zij nou toevoegen aan de klas. Ik heb duidelijk gemaakt dat iedereen wel wat toevoegt in de klas. De kinderen moesten dit eerst van zichzelf opschrijven. Dit vonden de kinderen ontzettend moeilijk, ze zijn zo gewend om negatieve dingen op te schrijven. Met hulp van anderen lukte het bij de meeste kinderen wel. Daarna zijn we met de klas gaan bespreken wat iedereen heeft opgeschreven. Als de andere kinderen nog ideeën hadden bij elkaar, mochten ze dit natuurlijk benoemen, dit was erg prettig in de klas. Dit vooral omdat de kinderen die normaal gesproken niet met elkaar omgaan, juist goede dingen over elkaar zeiden. Daarna heb ik willekeurige groepen gemaakt. De kinderen moesten bij elkaar zitten in groepen die ze in eerst instantie niet zelf zouden kiezen. Je ziet dat een aantal kinderen dit erg moeilijk vinden. Ik ben toen gelijk het gesprek aangegaan met de kinderen en heb gezegd dat ze in het komende leerjaar wel vaker met mensen moeten samenwerken die ze de eerste instantie misschien niet kiezen. Toen de kinderen in groepen zaten moesten ze vier tips op schrijven voor de klas en vier tops opschrijven over de klas. Sommige groepen schreven gelijk veel informatie op en andere groepen moest ik zelf een beetje op gang brengen. Toen we dit gingen bespreken kreeg ik van een aantal groepen te horen dat ze sneller stil moesten zijn en niet door de les moesten praten. Ik wilde eigenlijk dat de kinderen deze dingen niet opschreven, maar wat dieper gingen nadenken. Ik had dit beter moeten aangeven van te voren en duidelijker moeten maken. Gelukkig hebben de kinderen wel de juiste tops opgeschreven. De kinderen vonden dat ze buiten goed konden

(17)

16 samen spelen en elkaar goed kunnen helpen. Bij deze opmerkingen heb ik even stil gestaan, omdat ik benieuwd was of iedereen het hier mee eens was. Dit was echter niet zo. Er zijn ook kinderen die altijd met een groepje bij elkaar zitten en zich niet betrokken voelen bij de les.

Ik heb toen duidelijk verteld wat het doel nu is van deze les. Ik wilde erachter komen wat er nog kan verbeteren in de klas. De kinderen krijgen nu de mogelijkheid om de tips om te zetten in tops. Hier hebben ze vier weken de tijd voor. Dit was voor sommige kinderen een leuke en interessante uitdaging. Dit waren de tips die moesten veranderen in tops:

- Iedereen bij het buitenspelen betrekken, iedereen mag altijd mee doen.

- Rustig reageren op elkaar. Voor sommige kinderen kan het anders overkomen dan wat je eigenlijk bedoeld.

- Als je iets niet leukt vindt van iemand, vraag je rustig of hij daar mee wilt ophouden.

Les 2 Bijbels verhaal:

Lesdoel:

De leerlingen denken individueel na over het verhaal de Barmhartige Samaritaan. Vervolgens gaan de kinderen in gesprek over het verhaal en koppelen dit aan bestaande kennis van nu.

Beginsituatie:

De kinderen kennen al veel verhalen uit de bijbel. Dit omdat er elke dag uit de methode trefwoord wordt voorgelezen. Het kan dus zijn dat de kinderen het verhaal al kennen. De kinderen hebben echter nog nooit op deze manier nagedacht over dit verhaal in samenhang met verbondenheid.

Organisatie:

De leerlingen zitten gewoon op hun eigen plaats.

Opbouw van de les:

Ik bespreek wat we de vorige les hebben gedaan. Dit wordt klassikaal besproken. Ook vraag ik al of de kinderen hier wat aan gedaan hebben. Dan leg ik uit dat ik een verhaal ga voorlezen en dat dit verhaal voor iedereen een andere betekenis kan hebben. Vervolgens wordt er een gesprek aangegaan over het verhaal.

Reflectie:

Toen ik dit verhaal aan het voorlezen was, kwamen er al een aantal kinderen die het verhaal al kenden. Ik ben wel gewoon doorgegaan en heb mijn les gewoon doorgezet. De kinderen waren hierdoor misschien minder gemotiveerd dan wanneer ze een geheel nieuw verhaal hadden. Ik heb een aantal vragen gesteld, waar de kinderen nu aan dachten bij dit verhaal. Het waren voornamelijk dezelfde antwoorden. Dat je elkaar moet helpen en dat je niet moet weglopen bij een gewonde. Ik vroeg de kinderen aan de hand van een aantal voorbeelden of ze dan ook zouden helpen. De kinderen zouden bij alle mogelijkheden elkaar helpen. Dit vond ik als leerkracht erg fijn om te horen. Dit vooral omdat er steeds meer geweld op straat en op de sportvelden wordt gebruikt. Als ik mijn kinderen mag geloven, gaan ze op het voetbalveld nooit het gevecht aan en altijd een oplossing zoeken.

(18)

17

Les 3 Filosoferen:

Lesdoel:

Denken over de eigen positie in de wereld. De kinderen worden tijdens de les ruimdenkend en zelfbewuster.

Beginsituatie:

De leerlingen hebben nog nooit een filosofische les gehad. Hier kunnen sommige kinderen wat moeite mee hebben.

Organisatie:

We gaan in een grote kring zitten om de saamhorigheid groter te maken.

Opbouw van de les:

Ik leg eerst uit wat de bedoeling is van filosoferen en wat het eigenlijk inhoud. Vervolgens stel ik een aantal vragen waar ik antwoord op geef. Daarna laat ik de leerlingen even zelf nadenken en

vervolgens wordt er antwoord gegeven op deze vragen.

Reflectie:

Les a: Ik wilde deze les eigenlijk in één les doen, aangezien het voor mij de eerste keer was en voor

de kinderen ook, heb ik besloten om er een vervolg les aan te geven. Mijn kinderen moeten bij een nieuwe les altijd even wennen en dit duurt meestal wel even. Toen de kinderen allemaal mee deden zaten we al aan het einde van de les.

Veel kinderen vonden het moeilijk om hun gedachten te verwoorden. De kinderen waren gewend om naar hun buurman en of buurvrouw te kijken en dan pas antwoord te geven. Ik wilde met deze les bereiken dat alle kinderen van binnenuit antwoord durven te geven.

Wat mij opviel, bij de vragen die ik stelde, is dat de kinderen die normaal altijd de grootste mond hebben het erg lastig vonden om hun gevoel te verwoorden. Ze konden bijvoorbeeld geen antwoord geven op de vraag waarom ze aan zichzelf zulke hoge eisen stellen bij bijvoorbeeld het voetbal. Hier moest ik gerichte vragen stellen, om echt binnen te komen bij de leerlingen. Dit vond ik zelf in eerste instantie erg lastig, omdat ik dit niet had voorbereid. Ik heb toen vooral vragen er omheen gesteld zoals; als je een proefwerk maakt, moet je dan van jezelf altijd een voldoende halen of ligt dat aan de situatie. Op deze manier lukte het de kinderen wel. Kinderen die normaal erg rustig zijn in de les en waarvan ik totaal niet had verwacht dat ze dit konden, konden dit dus wel. Dit zegt dus ook weer iets over mij als leerkracht. Ik had het vooroordeel dat ik er bij deze leerlingen juist extra aandacht aan moest besteden, wat totaal niet het geval was. Ik heb deze leerlingen veel complimentjes gegeven omdat ik niet wilde dat de andere kinderen het raar zouden vinden. En door middel van deze complimentjes hoopte ik de rest van de leerlingen ook te prikkelen. Toen ik de laatste vraag stelde; heb ik een gericht doel in mijn leven. De meeste kinderen vonden het al makkelijker om hier dieper over na te denken. Met deze vraag ga ik de volgende les verder, omdat niet alle kinderen de mogelijkheid hebben gehad om deze vraag te beantwoorden.

Les b;

De tweede les van het filosoferen ben ik begonnen met het terughalen van de vorige les. Ik heb de kinderen een aantal belangrijke eigenschappen van filosoferen laten benoemen zoals; niets is gek of fout, niemand lacht elkaar uit en iedereen luistert naar elkaar. Ik vond het belangrijk om dit even te benoemen, omdat dit veel invloed kan hebben op de gehele les. Omdat dit mijn tweede les was, wist ik beter hoe ik het wilde aanpakken. Ik heb de leerlingen een vraag gesteld en eerst een paar

(19)

18 gesprek gegaan met de rest van de kinderen. De kinderen reageerde op deze manier of op mijn vraag of ze gaven hun eigen antwoord. Het fijne aan deze twee lessen, vond ik, dat geen één antwoord fout is. Dit is voor de kinderen ook zo fijn, je ziet dat de kinderen antwoord durven te geven. Sommige kinderen blijven het wel moeilijk vinden om diep van binnen te kijken wat ze vinden. Dit zijn vooral de kinderen die zich veel van hun vriendjes aantrekken. Ik ga de komende weken hier nog aandacht aan besteden, maar dit gaat helaas niet lukken in deze korte periode.

Les 4 Omgaan met elkaar in de klas:

Lesdoel:

Erachter komen of aan de hand van de activiteiten de klassensfeer is verbeterd.

Beginsituatie:

De kinderen hebben vorige keer al nagedacht over de sterke en zwakke punten van de klas. Nu gaan de leerlingen hierop terug kijken. Wat hebben zij eraan gedaan om hieraan te werken.

Organisatie:

De leerlingen beginnen net zoals de vorige keer individueel, vervolgens gaan de kinderen weer in dezelfde groepen zitten.

Opbouw van de les:

De leerlingen denken zelfstandig na over de vraag wat de sterke punten van zichzelf zijn. Hier hebben ze de vorige keer ook al over nagedacht. Vervolgens gaan de leerlingen weer in groepjes zitten en bespreken ze de punten van de eerste les. Daarna wordt dit klassikaal besproken en er worden conclusies uit getrokken.

Reflectie:

Wat erg duidelijk was, was dat we zijn begonnen met dezelfde les als dat we zijn geëindigd. Zo wisten de kinderen precies wat ik van hen verwachtte. Ik heb eerst besproken met de kinderen wat wij de eerste les hebben gedaan. Dit wisten de kinderen gelukkig allemaal nog goed, want hier moesten ze ook aan werken. De kinderen moesten weer sterke eigenschappen van zichzelf opschrijven. Dit ging beter dan de vorige keer. Dit omdat door de voorgaande lessen de kinderen, dingen op durven te schrijven. Dit is een goede groei natuurlijk. Daarna moesten de kinderen weer bij elkaar gaan zitten in groepen. Deze groepen waren dezelfde als de vorige keer en het zitten in de groepen ging soepeler dan de vorige keer. Deze les konden alle groepen gelijk tips en tops opschrijven. Ze moesten hierbij natuurlijk wel denken aan de tips van vorige keer. De tops waren voornamelijk hetzelfde gebleven. Er is er wel één bijgekomen, want de kinderen vonden dat ze rustig op elkaar hebben gereageerd en als ze iets niet leuks vonden het rustig hebben gezegd tegen de leerling. Dit vonden alle kinderen een fijnere manier, dan gelijk schelden of mij erbij betrekken. Dit was voor mij natuurlijk een goed leermoment, vooral omdat de kinderen het zelf ook fijner vonden als het hen werd verteld als ze andere kinderen irriteerde. Hierbij heeft het mes dus aan twee kanten gesneden. Wat helaas nog niet is veranderd is dat iedereen samen speelt bij het buitenspelen. Nu is echter de vraag voor mij of de kinderen wel mee willen doen met de rest van de klas. Ik heb ze geobserveerd tijdens het

buitenspelen en de groepjes leerlingen doet gewoon hun ding en hebben de andere leerlingen misschien wel niet nodig. Wel was de groep het eens, dat als iemand mee wil doen, diegene ook mee mag doen. Dit was voor mij en de klas al een grote stap. Toen ik met de kinderen de les afsloot heb ik gevraagd wat ze nu hebben geleerd deze leesreeks. Een aantal kinderen vond dat ze niks hadden geleerd, maar de meeste kinderen vonden vooral het filosoferen erg leuk. Dit omdat de kinderen het grappig vonden dat ze over dingen moesten nadenken, wat eigenlijk niet de normaalste zaak van de wereld is. Toen de kinderen dit zeiden, was voor mij de lessenreeks al geslaagd. Ik wist dat het lastig

(20)

19 was om echt iets te veranderen na vier lessen, maar dat ik ervoor het gezorgd dat de kinderen dieper zijn gaan nadenken en echt durven te zeggen wat ze willen, is voor mij al een ontzettend grote stap!

Peerfeedback

Je verslag ziet er duidelijk uit als ik het zo bekijk. Je hebt het duidelijk opgebouwd in verschillende hoofdstukken. Het verslag is overzichtelijk wat erg belangrijk is.

Je hebt duidelijk naar voren laten komen wat de maatschappelijke relevantie is van dit thema. Hierdoor prikkelt het mij gelijk om verder te lezen. Ook de levensbeschouwelijk aspecten vind ik duidelijk naar voren komen. Ik vind dat deze vooral bij het theoretisch deel centraal staat. Misschien had je dit wat vaker terug kunnen laten komen in het praktische deel?

Doordat je alv hebt gekozen, vind ik het erg interessant dat je vanuit het humanistische aspect kijk, maar ook vanuit het christendom. Hierdoor kun je een vergelijking maken en kijk je vanuit

verschillende invalshoeken.

Het verhaal heb je mooi beschreven aan de hand van verschillende bronnen. Door dit stuk te lezen krijg je een totaal ander beeld van het verhaal, wat eigenlijk ook de bedoeling is. Je bent duidelijk in gesprek gegaan met verhaal.

Duidelijk hoofdstuk met het praktische deel. Helder dat je begint met de verantwoording van de lessen. Zo word ik gelijk geprikkeld om de rest van de activiteiten te lezen.

Goed dat je daaronder de lessen nog uitgebreid beschrijft, zodat andere mensen de lessen ook kunnen gebruiken. Aan de hand van de beschrijving zie je dat je de klas goed kent en daar een goed beeld van hebt. De levensbeschouwelijke ontwikkeling van de kinderen kun je bij houden door de levensvragen in je lessenreeks. Misschien had dit wat uitgebreider gekund? Wel staat verbondenheid centraal in je lessenreeks. Dit is helder voor jezelf, maar ook voor de kinderen.

Al met al vind ik dat je goed vanuit jezelf persoonlijk hebt geschreven. Je hebt duidelijk beschreven waar jij vroeger last van had. Jouw doel is nu natuurlijk dit niet zo te doen. Je visie wordt zo duidelijk beschreven. Je hebt goed vanuit de theorie je lessen beschreven en daardoor is er een duidelijke koppeling gemaakt. De laatste vraag die je nu aan jezelf moet stellen; Wat is nu jouw professionele identiteit

(21)

20

Hoofdstuk 5

Conclusie en reflectie op je eigen identiteit

Wat ik heb ontdekt over de onderzoeksvraag:

Hoe kan ik ervoor zorgen dat door levensbeschouwelijke lessen de leerlingen verbondenheid ervaren en zich daardoor prettig voelen in de klas.

Door verschillende activiteiten uit te voeren in de klas. Kan de verbondenheid en de sfeer verbeteren in de klas. Vier weken is echter wel te kort om een zichtbare groei te kunnen zien, maar de kinderen die normaal gesproken niet veel praten in de klas, durven dit nu wel doen.

Er zijn verschillende theorieën die wat vinden over verbondenheid. Ik vind het als leerkracht vooral belangrijk dat alle kinderen zich prettig voelen in de klas. Ik heb dit zelf vroeger anders ervaren en heb hier veel last van gehad. Waar ik in de theorie achter ben gekomen, is dat ik het humanisme verbondenheid erg belangrijk vindt. Ik vind dit zelf ook een mooie stroming, omdat de mensen veel aan elkaar denken en elkaar en de omgeving om de eerste plaats zetten. Het humanisme heeft mij ook in contact gebracht met de praktijkactiviteiten die ik heb gedaan, namelijk het filosoferen. Door de theorie heb ik zelf vanuit de methode trefwoord weer andere invalshoeken bekeken die met verbondenheid te maken hebben. Op deze manier kwam ik erachter dat de verbondenheid groter is dan ik dacht. Wat het mij als leerkracht heeft gebracht is dat ik erachter ben gekomen dat er

kinderen zijn die niet meer vanuit hen zelf denken, maar vanuit vriendjes en ouders. Dit is voor mij een groot leermoment geweest. Ik wil de kinderen van binnenuit horen spreken en niet de

gedachten die het kind allemaal heeft van prikkels van buiten. Door de activiteiten weet ik natuurlijk hoe ik dit grotendeels voor elkaar kan krijgen, zoals het doorvragen en het stellen van filosofische vragen. Dit gaat voor de toekomst zeker betekenen dat ik door een leerling heen wil prikken en dit alles gaat zeker een plekje krijgen in mijn toekomst als leerkracht. Ik denk dat veel leerlingen vaak een schild om zich heen hebben en mijn taak als leerkracht is om daar doorheen te prikken en erachter te komen wat er van binnen zit.

Wat het betekend voor mijn keuze van algemene levensbeschouwing? Ik ben blij dat ik niet alleen vanuit het christelijke aspect heb gekeken, maar ook vanuit andere geloven. Ik ben van mening dat je als leerkracht van alles wat moet weten over verschillende religie en stromingen. Je komt in de klas verschillende culturen tegen en doordat ik over verschillende culturen wat heb geleerd, kan ik de kinderen beter begrijpen. Ik heb vorig jaar op een “zwarte” school stage gelopen en dit jaar op een ”witte” school. Je ziet ontzettend veel verschillen maar een ding heeft iedereen gemeen. Je kunt niet alleen zijn in deze tijd. Dit zie je terug bij beide scholen, ook al zijn de scholen ontzettend anders. Wat wel anders is, is dat op de “zwarte” school het minder moeite kost om van de klas één geheel te maken. Bij mijn groep van dit jaar, waren er veel kinderen die vanaf jongs af aan niet door een deur kunnen en zij hebben ook geen zin om daar nog energie in te stoppen. Dit is als leerkracht erg

frustrerend maar wel een uitdaging omdat door deze lessen bv. filosoferen er juist wel verandering is gebracht in deze groep.

Ik heb zelf veel theorie gezocht op het internet en uit boeken, op deze manier wilde ik antwoord krijgen op mijn leervragen. Ik vond het fijn om de theorie te splitsen in drie verschillende aspecten en vanuit daar, per aspect, vragen te stellen. Op deze manier vond ik dat ik houvast had en juist gericht en goede theorie kon zoeken. Ik vond het fijn om vanuit dit thema informatie te zoeken. Dit thema sprak mij namelijk erg aan en dit is ook iets wat dicht bij mij staat. Wat ik wel lastig vond, is dat ik niet weet of er genoeg wordt gekoppeld aan de levensbeschouwelijk aspecten. Ik blijf het lastig vinden

(22)

21 om die koppeling te maken. Ik heb de praktijk gekoppeld aan de theorie, maar ik weet dan niet of het levensbeschouwelijke er genoeg in terug komt.

Antwoord op de peervragen:

Waarom heb je het levensbeschouwelijke aspect niet meer laten terugkomen in het praktische deel?

Doordat ik er voor wilde zorgen dat mijn lessen aansloten bij de belevingswereld van de kinderen, raakte ik soms het levensbeschouwelijk aspect kwijt. Dit komt doordat mijn klas erg gedemotiveerd kan worden als iets hen niet aanspreekt. Daarom vind ik het als leerkracht belangrijk om activiteiten te zoeken die bij de klas past en vanuit daar er een levensbeschouwelijke draai aan te geven.

Waarom heb je de levensbeschouwelijk vragen beknopt uitgewerkt en niet wat uitgebreider?

Omdat iedere klas anders is, heb ik de vragen beknopt geformuleerd. Op deze manier kan iedereen er een eigen draai aan geven en er zelf voor kiezen om deze te behandelen. Ik vond het wel

belangrijk om per activiteiten levensbeschouwelijke vragen te vermelden. Op deze manier kun je als leerkracht weten hoe je klas er voor staat als het gaat om levensbeschouwelijke vragen.

Wat is nu jouw professionele identiteit?

Wat ik al vaker heb benoemd en niet is veranderd, is dat ik een leerkracht ben die veel waarde hecht aan de klassensfeer. Door dit verslag is dit eigenlijk alleen maar bevestigd. Er zijn wel echter

activiteiten bij gekomen die mij hierbij kunnen helpen zoals het filosoferen. Door deze manier wordt de klas nog meer met elkaar verbonden en leren de kinderen elkaar pas echt goed kennen.

Ook ben ik er achter gekomen dat levensbeschouwing meer is dan alleen het geloof. Het gaat er ook om hoe jij als leerkracht met de kinderen omgaat. Doordat ik hier achter ben gekomen, zal dit ook een plaats innemen in mijn lesgeven. Levensbeschouwing gaat standaard op mijn rooster staan en hiervoor kunnen verschillende activiteiten bij horen. Levensbeschouwing is meer dan alleen een bijbel verhaal of een gebedje! Ik wil de kinderen laten nadenken over wie ze zijn en wat ze belangrijk vinden.

(23)

22

Literatuurlijst

Adriaanse, J. (2013, April 23). Jos adriaanse. Opgeroepen op Oktober 3, 2013, van kennisbank voor advocaten : http://josadriaanse.nl/individualisme/

Bree, v. C. (2014, januari 12). Gelijkenis van de barmhartige samaritaan. Opgeroepen op maart 28, 2014, van ekklesisleiden:

http://www.ekklesialeiden.nl/publicaties/Overwegingen/20140112OverwegingCorBree_Gelij kenisBarmhartigeSamaritaan.pdf

Busser, M., Schroder, R., & Winden, P. v. (2013). Bijbel voor kinderen. Houten: Uitgeverij Uniekboek. Centrum kinderfilosofie nederland . (2013). Kinderfilosofie. Opgeroepen op December 24, 2013, van

kinderfilosofie: http://www.kinderfilosofie.nl/index.php/de-filosofie Encyclo. (2013, Oktober 3). Encyclo. Opgehaald van Online encyclopedie:

http://www.encyclo.nl/begrip/verbondenheid

Goris, M. (2013). Verbondenheid, niet door gezag, maar door relatie. Mensenkinderen, 7. Ham, v. d. (2008, Maart 1). Humanistisch verbond. Opgeroepen op September 26, 2013, van

Humanistisch verbond: http://www.humanistischverbond.nl/humanisme/ben_ik Havermans, M. (2014). Filosofische gesprekken. Opgeroepen op Maart 28, 2014, van filosofische

gesprekken: http://www.filosofischegesprekken.nl/content/2/in-gesprek/13/levensvragen Jochems, P. (2010). Opvoeden in verbondenheid. Mechelen: Jeugd en vrede vzw.

Leraar 24. (2010, Mei 19). Leraar 24. Opgeroepen op November 19, 2013, van Leraar 24: http://www.leraar24.nl/dossier/1685/de-klimaatschaal

Linden, N. t. (2009). Koning op een ezel. Amsterdam: Uitgeverij Balans.

Lucas . (Z.J). Bijbelencultuur. Opgeroepen op December 20, 2013, van Lucas bijbelboek: http://www.bijbelencultuur.nl/bijbelboeken/lucas

Peene, P. (2013, Januari). De maatschappij dat zijn wij. Opgeroepen op Oktober 2013, van de meester: http://www.demeester.com/Ngege30-01-03.htm

Peter, E. o. (2004). Leren doe je nooit alleen: Differientatie als een sociaal gebeuren. Impuls, 4-13. Schepper, J. d. (2006). Wat christenen geloven. In J. d. Schepper, Wat christenen geloven (pp. 60-62).

Lannoo.

Stichting HVO. (2013). HVO. Opgeroepen op November 15, 2013, van humanistisch centruk voor onderwijs en opvoeding:

http://hvo.nl/het-vak-hvo-en-lv/het-vak-hvo-en-lv-2/verbondenheid/

Trefwoord. (2013). Trefwoord. Amersfoort, Utrecht , Nederland: Kwintessens.

(24)

23 Welch, J. W. (2007, Februari). Jesus Christ . Opgeroepen op November 20, 2013, van LSD:

http://www.lds.org/liahona/2007/02/11?lang=eng&clang=nld

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Exacte object- locatie: voor het zelf ervaren van concrete voor- beelden (objectniveau) en delen van ervaringen is de exacte locatie van belang zodat die bezocht kan

Het is voor het ontwerp van de deken belangrijk om te weten of de draden van PTC- of van NTC- materiaal gemaakt moeten worden.

In een datingshow op televisie maken drie jongens (Richard, Sander en Tim) en drie meisjes (Kathy, Lisa en Maaike) kennis met elkaar.. Tijdens de show geven ze antwoord op

Veel gemeenten hebben regelingen in het leven geroepen die de participatie van deze kinderen wel mogelijk maken (voorbeelden zijn de Ooievaarspas, de U-pas, Sociaal

‘Gevangen’ zijn in deze coronatijden ook mensen die ten onder gaan aan eenzaamheid, die geen bezoek meer ontvangen, die niet kunnen skypen of e-mailen.. Ouders die met drukke

„Is er ruzie, hoort iemand niet bij de groep of wordt een kind gepest, dan maken we daar met- een werk van”, vertelt aNNe van basisschool De Buurt.. „Verbondenheid

„Laat ons echter niet het kind met het badwater weggooien”, bepleit Steven Vanackere, „en elkaar ver- rijken en tegelijk alert zijn.” Een stelling waar zijn jonge gespreks-